Palestijnse Kinderen

28
rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie April 2014 Een rapport van de Nederlandse multidisciplinaire expertgroep ter zake van de praktijken en gevolgen van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Israëlische militaire autoriteiten. April 2014 De expertmissie is georganiseerd door: Mede mogelijk gemaakt door: Dit rapport heeft tot doel bijzondere aandacht te vragen van de Nederlandse regering, in het bijzonder de Minister van Buitenlandse Zaken, voor de praktijken van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Israëlische militaire autoriteiten op de Westelijke Jordaanoever. Hiermee beoogt het rapport de Minister ertoe aan te zetten om, in diens betrekkingen met de Israëlische en Palestijnse autoriteiten, en waar mogelijk in Europese Unie- verband, te bevorderen dat arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse  kinderen door de Israëlische militaire autoriteiten uitsluitend plaatsvindt in overeenstemming met de internationaal erkende rechten van het kind en de daarbij  behorende standaarden. rapport palestijnse kinderen enmilitaire detentie Een rapportvan de Nederlandse multidisciplinaire expertmissie overde praktijken en gevolgen van arrestatie,verhoor,detentie en be rechting van Palestijnse kinderen door de Israëlische militaire autoriteiten. April 2014

description

Oud-voorzitter van het VN Kinderrechtencomité Jaap Doek, emeritus hoogleraar Familie- en Jeugdrecht, onderzocht samen met andere wetenschappers op de bezette Westelijke Jordaanoever de arrestatie, het verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Israëlische militaire autoriteiten.

Transcript of Palestijnse Kinderen

  • rapportpalestijnse kinderen en militaire detentie

    rapportpalestijnse kinderen en militaire detentie

    April 2014

    Een rapport van de Nederlandse multidisciplinaire expertgroep ter zake van

    de praktijken en gevolgen van arrestatie, verhoor, detentie en berechting

    van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten.

    April 2014

    De expertmissie is georganiseerd door: Mede mogelijk gemaakt door:

    Dit rapport heeft tot doel bijzondere aandacht te vragen van de Nederlandseregering,inhetbijzonderdeMinistervanBuitenlandseZaken,voordepraktijkenvan arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door deIsralischemilitaireautoriteitenopdeWestelijkeJordaanoever.HiermeebeoogthetrapportdeMinisterertoeaantezettenom,indiensbetrekkingenmetdeIsralischeenPalestijnseautoriteiten,enwaarmogelijkinEuropeseUnie-verband,tebevorderendatarrestatie,verhoor,detentieenberechtingvanPalestijnsekinderen door de Isralische militaire autoriteiten uitsluitend plaatsvindt inovereenstemmingmetdeinternationaalerkenderechtenvanhetkindendedaarbijbehorendestandaarden.

    rapportpalestijnse kinderen en militaire detentie

    Een rapport van de Nederlandse multidisciplinaire expert missie over de praktijken en gevolgen van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten.

    April 2014

  • 2 3rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    rapportpalestijnse kinderen en militaire detentie

    Een rapport van de Nederlandse multi disciplinaire

    expertgroep ter zake van de praktijken en gevolgen

    van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van

    Palestijnse kinderen door de Isralische militaire

    autoriteiten.

    VoorwoordDit rapport heeft tot doel bijzondere aandacht te vragen van de Nederlandse regering, in het bijzonder de Minister van Buitenlandse Zaken, voor de praktijken van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten op de Westelijke Jordaanoever. Hiermee beoogt het rapport de Minister ertoe aan te zetten om, in diens betrekkingen met de Isralische en Palestijnse autoriteiten, en waar mogelijk in Europese Unieverband, te bevorderen dat arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten uitsluitend plaatsvindt in overeenstemming met de internationaal erkende rechten van het kind en de daarbij behorende standaarden.

    3rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    Illustraties omslag en p.2: Josefi en VersteegVormgeving en realisatie: AzimDezign.nl

  • 4 5rapport palestijnse kinderen en militaire detentierapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    Afkortingen 4

    Samenvatting 5

    1. Inleiding 8

    2. Werkwijzevandeexpertgroep 10

    3. Palestijnsekindereninhet 12 Isralischemilitairerechtssysteem3.1 Een inleiding3.2 Arrestatie3.2.1 Nachtelijke arrestaties3.2.2 Willekeurige arrestaties3.2.3 Arrestaties van jonge kinderen3.2.4 Dagvaardingen als alternatief?3.3 Verhoor3.4 Voorarrest3.5 Berechting3.5.1 De militaire jeugdrechtbank3.5.2 Onderhandelen over schuld en straf3.5.3 Bestraffing3.6 Tenuitvoerlegging van militaire

    detentie3.7 Nazorg 4. Decontext:diepgeworteldconflict 26

    enlangdurigebezetting4.1 Een beknopte schets van de

    historische context4.2 De dagelijkse realiteit voor Palestijnse

    kinderen op de Westelijke Jordaanoever4.3 De rol van de militaire rechtbank

    5. Isstenengooieneenvorm 31vanterrorismedanweleenvoorbodedaarvan?

    5.1 Stenengooiers en het belang van hun motieven

    5.2 Van zero naar hero5.3 Ontregelend gedrag en het

    serieus nemen ervan

    Op verzoek van gate48 Platform voor Kritische Isralis in Nederland en Palestine Link heeft een Nederlandse multidisciplinaire expertgroep van 23 november tot 1 december 2013 een bezoek gebracht aan Isral en de Bezette Palestijnse Gebieden op de Westelijke Jordaanoever. Het doel van het bezoek was om, mede naar aanleiding van zorgwekkende rapporten van Israelische, Palestijnse en internationale organisaties, waaronder UNICEF, een actueel beeld te krijgen van de praktijken van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen die door de Isralische militaire autoriteiten worden beschuldigd van strafbare feiten. De expertgroep was daarbij in het bijzonder genteresseerd in de gevolgen die deze praktijken hebben voor de

    kinderen zelf, hun families en hun gemeenschappen. Dit alles met het meer specifieke doel om concrete aanbevelingen te doen aan de Nederlandse regering voor acties die, in goed overleg met de Isralische regering en Palestijnse Autoriteit, kunnen leiden tot een bejegening van Palestijnse kinderen die hun internationaal erkende rechten respecteert.

    De expertgroep heeft gesprekken gevoerd met kinderen en hun ouders, met leerkrachten op scholen, met advocaten die proberen Palestijnse kinderen van passende rechtsbijstand te voorzien, met professionals die geestelijke gezondheidzorg verlenen aan Palestijnse kinderen, met vertegenwoordigers van UNICEF, de Palestijnse Autoriteit, Isralische,

    Inhoudsopgave Samenvatting6. Degevolgen 346.1 Gevolgen van conflict en bezetting

    voor opgroeiende kinderen6.2 Dehumanisering van de ander6.3 Gevolgen van arrestatie, verhoor, detentie

    en berechtingspraktijken 6.3.1 Gevolgen voor de kinderen6.3.2 Terugkeer van de kinderen in de

    samenleving6.3.3 Gevolgen voor de ouders

    en het gezin6.3.4 Gevolgen voor de gemeenschap

    7. Conclusiesenaanbevelingen 41

    Bijlagen I Overzicht personen/instanties 45

    waarmee de expertgroep heeft gesproken

    II Overzicht benaderde Isralische 47 (overheids)instanties

    III Leden van de expertgroep 48IV Organisatie en ondersteuning 51

    van de expertmissieV Cijfers Palestijnse kinderen in 52

    Isralische militaire detentieVI Literatuurlijst 53

    AfkortingenDCI Defence for Children International (ngo)IDF Israeli Defence Force (Isralische leger)IVRK Internationaal Verdrag inzake de Rechten

    van het Kindngo nongouvernementele organisatieVN Verenigde NatiesYMCA Young Men Christians Association (ngo)

    Foto: Karin Arts

  • 6 7rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    Palestijnse en internationale non gouvernementele kinder en mensenrechten organisaties en van de Nederlandse regering (in Ramallah en Tel Aviv). Ook heeft de groep een aantal zittingen van de militaire rechtbank in Ofer op de Westelijke Jordaanoever bijgewoond en aldaar gesproken met een woordvoerder van de Isralische militaire autoriteiten (IDF). Diverse inspanningen en verzoeken van de expertgroep om ook gesprekken te hebben met vertegenwoordigers van de Isralische regering of leden van het Isralische parlement hadden geen succes.

    De expertgroep komt op grond van haar eigen waarnemingen, de gesprekken die zij heeft gevoerd, de Concluding Observations van het VN Kinderrechtencomit met betrekking tot Isral,1 het recente rapport van UNICEF,2 en vele andere publicaties3 en informatiebronnen tot de conclusie dat de bejegening van Palestijnse kinderen die worden beschuldigd van het plegen van strafbare feiten door de Isralische militaire autoriteiten een ernstige, systematische en stelselmatige schending dan wel veronachtzaming van de rechten van deze kinderen met zich brengt. Deze wijze van bejegening heeft bovendien een aanzienlijke negatieve invloed op de levens van de betreffende kinderen, hun familie en hun directe leefomgeving. Ook dt roept vele vragen op in het licht van de rechten van kinderen en hun families.

    De praktijk van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten kan niet los gezien worden van haar algemene context en in het bijzonder van de inmiddels bijna vijftig jaar durende militaire bezetting van de Palestijnse Gebieden door Isral. Verschillende gezaghebbende internationale organen hebben zowel die bezetting als zodanig, als de nederzettingen en een aantal specifieke andere Isralische activiteiten in de Bezette Palestijnse Gebieden (zoals het bouwen van de Muur) in strijd met internationaal recht bevonden. Onder meer de Veiligheidsraad, het Internationaal Gerechtshof, het Internationale

    1 VN Kinderrechtencomit 2013.2 UNICEF 2013.3 DCI 2013; DCI 2012; Britse onderzoeksdelegatie 2012; DCI 2011;

    BTselem 2011; No Legal Frontiers 2011.

    Rode Kruis, en zowel de Mensenrechtenraad als mensen rechtencomits van de Verenigde Naties hebben zich hier uitdrukkelijk over uitgesproken.4

    Een structurele oplossing ligt dan ook in de beindiging van de bezetting, waartoe Isral door de VN uitdrukkelijk is opgeroepen.5 Dit zal dan onderdeel moeten zijn van een (vredes)overeenkomst tussen de Isralische regering en de Palestijnse Autoriteit. De expertgroep stelt zich op het standpunt dat de Nederlandse regering, waar mogelijk in Europese Unieverband, aandacht zou moeten vragen voor de bejegening van Palestijnse kinderen door Isralische militairen in het kader van de huidige vredesbesprekingen.

    Veranderingen op de korte termijn zullen moeten worden nagestreefd binnen de bestaande kaders van arrestatie, verhoor en detentie van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten, en hun berechting door Isralische militaire rechtbanken, en het daarop van toepassing zijnde internationale recht, zoals het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en de Vierde Geneefse Conventie.

    De primaire verantwoordelijkheid voor de beindiging van de kinderrechtenschendingen ligt bij de Isralische regering. Naar het oordeel van de expertgroep dient de Nederlandse regering in haar contacten met de Isralische regering en de Palestijnse Autoriteit, waar mogelijk in Europese Unieverband, maximale inspanningen te leveren die kunnen bijdragen aan die beindiging.

    De expertgroep roept de Nederlandse regering allereerst op om, waar mogelijk in Europese Unieverband, uitdrukkelijk haar bezorgdheid uit te spreken over de ernstige kinderrechtenschendingen die gepaard gaan met de praktijken van arrestatie, verhoor, detentie

    4 Zie bijvoorbeeld: VN Veiligheidsraad, Resolutie 242 (S/RES/242), 22 november 1967; VN Veiligheidsraad, Resolutie 446 (S/RES/446), 22 maart 1979; Internationaal Gerechtshof 2004, p. 136; Internationaal Comit van het Rode Kruis 2001; VN Mensenrechtenraad, Resolutie 19/17, 10 april 2012; VN Kinderrechtencomit 2013, para. 7.

    5 Zie: VN Veiligheidsraad, Resolutie 242 (S/RES/242), 22 november 1967.

    en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische autoriteiten en deze dringend te verzoeken zich te gaan houden aan hun verplichtingen onder het, ook door Isral geratificeerde, Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.De expertgroep stelt concrete maatregelen voor die door de Nederlandse regering zouden moeten worden aanbevolen en waarvoor zij desgewenst

    1. Waarborg dat aanhouding, inhechtenisneming en gevangenhouding van Palestijnse kinderen slechts wordt toegepast als uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke duur;

    2. Vervang de praktijk van nachtelijke arrestaties door een systeem van dagvaarding. Zorg ervoor dat in geval van arrestatie van het kind de ouders binnen 24 uur op de hoogte worden gebracht van haar/zijn verblijfplaats en de bezoekmogelijkheden, en worden voorzien van een permit om hun kind gedurende de detentie frequent te kunnen bezoeken;

    3. Zorg voor audiovisuele opnamen van alle verhoren van Palestijnse kinderen en voor de aanwezigheid bij die verhoren van een advocaat en van n van de ouders of een door hen aangewezen vertrouwenspersoon. Indien dit niet wordt nageleefd, dan wel indien de audiovisuele opname blijk geeft van misstanden tijdens het verhoor, dient belastende informatie die uit dit verhoor voortvloeit als bewijs te worden uitgesloten;

    6 Voor een uitgebreider overzicht van aan te bevelen maat regelen wordt verwezen naar hoofdstuk 7.

    4. Ontwikkel alternatieven voor het voorarrest om er voor te zorgen dat deze vorm van vrijheidsbeneming een uiterste middel is;

    5. Neem maatregelen om de bestaande praktijk van berechting door militaire jeugdrechtbanken in overeenstemming te brengen met daarvoor geldende internationale standaarden;

    6. Zorg ervoor dat de leefomstandigheden van Palestijnse kinderen in detentie voldoen aan internationale standaarden met bijzondere aandacht voor passend onderwijs, medische en psychische zorg, sport en recreatie, en onafhankelijk toezicht op de bejegening van deze kinderen;

    7. Ondersteun en versterk de bestaande programmas bedoeld voor lichamelijk en psychisch herstel en sociale reintegratie van Palestijnse kinderen die na arrestatie, verhoor, detentie en berechting door de Isralische militaire autoriteiten terugkeren in de samenleving, alsook programmas die de families van deze kinderen ondersteunen en begeleiden.

    De expertgroep vraagt de Nederlandse regering om de Isralische autoriteiten te verzoeken zich

    aangaande deze concrete maatregelen toetsbaar op te stellen.

    concrete ondersteuning kan aanbieden. Het gaat onder andere om de volgende maatregelen die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten uitsluitend plaatsvindt in overeenstemming met de internationaal erkende rechten van het kind en de daarbij behorende standaarden:6

  • 8 9rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    Foto: Alrowwad Cultural and Theatre Center for Children

    1. Inleiding

    In de afgelopen jaren zijn er vanuit verschillende hoeken ernstige zorgen geuit over de bestaande praktijken van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten op de Westelijke Jordaanoever. Zo heeft het Kinderrechtencomit van de Verenigde Naties (hierna: VN Kinderrechtencomit) recentelijk diens ernstige bezorgdheid uitgesproken over de kinderrechtenschendingen die met deze praktijken gepaard gaan.1 Ook is in februari 2013 een zorgwekkend rapport van UNICEF verschenen, getiteld Children in Israeli Military Detention. In dit rapport wordt geconcludeerd dat er sprake is van een wijdverspreide, stelselmatige en genstitutionaliseerde slechte behandeling ( illtreatment)

    1 VN Kinderrechtencomit 2013, par. 73 en 74.

    van Palestijnse kinderen in het Isralische militaire detentie systeem.2 Eerder constateerde een Britse delegatie, bestaande uit negen gezaghebbende juristen uit het Verenigd Koninkrijk, naar aanleiding van een bezoek aan Isral en de Bezette Palestijnse Gebieden3 op de Westelijke Jordaanoever in 2012, dat de praktijken van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten diverse schendingen van het Internationaal Verdrag inzake de 2 UNICEF 2013, p. 13. In het rapport spoort Unicef de Isralische

    autoriteiten door middel van concrete aanbevelingen aan om de situatie van kinderen in Isralische militaire detentie zo spoedig mogelijk te verbeteren.

    3 In dit rapport wordt gesproken van de Bezette Palestijnse Gebieden, zijnde een vertaling van de door Verenigde Naties algemeen erkende en gehanteerde benaming Occupied Palestinian Territories (OPT).

    Rechten van het Kind (hierna: IVRK) en andere internationale verdragen met zich brengt.4 Voorts zijn er in de afgelopen jaren diverse rapporten van Isralische en Palestijnse nongouvernementele kinder en mensenrechtenorganisaties verschenen, waarin telkens een zorgelijk beeld wordt geschetst van de rechtspositie en het welzijn van Palestijnse kinderen in het Isralische militaire detentie systeem.5Naar aanleiding van deze breed geuite zorgen, heeft een Nederlandse delegatie van experts (hierna: de expertgroep) tussen 23 november en 1 december 2013 een bezoek gebracht aan Isral en de Bezette Palestijnse Gebieden op de Westelijke Jordaanoever om de praktijken van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten nader onder de loep te nemen.6 De expertgroep bestond uit deskundigen uit verschillende disciplines, waaronder kinderpsychologie, kinderpsychiatrie, ( jeugd)criminologie, jeugdstrafrecht en kinder en mensenrechten.7 Dit rapport is het resultaat van deze expertmissie. Ten opzichte van de bovengenoemde eerdere rapportages, is de toegevoegde waarde van de Nederlandse expertmissie en het onderhavige rapport hoofdzakelijk gelegen in de specifieke focus op de psychologische en sociale impact van de arrestatie, verhoor, detentie en berechtingspraktijken op de betrokken Palestijnse kinderen, hun families en de gemeenschap als geheel. Een tweede toegevoegde waarde van dit rapport is dat het zich specifiek richt tot de Nederlandse regering. Door te voorzien in concrete,

    4 Britse onderzoeksdelegatie 2012, p. 30.5 DCI 2011; DCI 2012; DCI 2013; BTselem 2011; No Legal Frontiers

    2011.6 De expertmissie werd georganiseerd en ondersteund door

    gate48 en Palestine Link. Zie bijlage IV voor meer informatie over deze organisaties.

    7 De expertgroep bestond uit: prof. mr. dr. Jaap Doek (voorzitter), prof. mr. dr. Karin Arts, prof. dr. Peter van der Laan, drs. Linda Vogtlnder en prof. dr. Micha de Winter, ondersteund door secretaris mr. drs. Yannick van den Brink. Prof. mr. dr. Ton Liefaard is als deskundige betrokken geweest bij de voorbereiding van de missie en de inhoudelijke totstandkoming van het rapport. Zie bijlage III voor korte biografien van de leden van de expertgroep.

    onderbouwde beleidsaanbevelingen, beoogt de expertgroep in dit rapport de verantwoordelijkheden van de Nederlandse regering met betrekking tot de Isralische praktijken van militaire arrestatie, detentie en berechting van Palestijnse kinderen inzichtelijk te maken en inhoud te geven. De expertgroep dringt er bij de Nederlandse regering op aan in haar betrekkingen met de Isralische en Palestijnse autoriteiten, waar mogelijk in Europese Unieverband, deze aanbevelingen te gebruiken in haar streven om te bevorderen dat arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten uitsluitend plaatsvindt in overeenstemming met de internationaal erkende rechten van het kind en de daarbij behorende standaarden.

    Het rapport is als volgt opgebouwd. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 de werkwijze van de expertgroep inzichtelijk gemaakt. In hoofdstuk 3 volgt een thematische beschrijving van de bevindingen van de expertgroep over de praktijken van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten. Vervolgens worden deze praktijken in hoofdstuk 4 in de bredere context van het IsralischPalestijnse conflict en de voortdurende Isralische militaire bezetting van de Palestijnse gebieden op de Westelijke Jordaanoever geplaatst. Hierop volgt in hoofdstuk 5 een beschouwing van het stenengooien door Palestijnse kinderen als zijnde de meest voorkomende aanklacht bij de militaire jeugdrechtbank. In hoofdstuk 6 wordt specifiek aandacht besteed aan de gevolgen van de Isralische arrestatie, verhoor, detentie en berechtingspraktijken voor de betrokken Palestijnse kinderen, hun families en de gemeenschap als geheel. Tot slot worden in hoofdstuk 7 de conclusies en aanbevelingen voor de Nederlandse regering gepresenteerd.

  • 10 11rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    2. Werkwijze van de expertgroepDe expertgroep heeft van 23 november tot 1 decem ber 2013 een bezoek gebracht aan Isral en de Bezette Palestijnse Gebieden op de Westelijke Jordaanoever om zich te laten informeren over de praktijken van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten en de impact daarvan op de kinderen, hun families en de gemeenschap als geheel. Tijdens dit bezoek heeft de expertgroep met een groot aantal betrokkenen gesproken, waaronder kinderen en ouders die deze praktijken zelf hebben ondervonden, maar ook leerkrachten van scholen, advocaten, wetenschappers, vertegenwoordigers van Isralische en Palestijnse kinder en mensenrechtenorganisaties en van UNICEF, overheidsfunctionarissen van de Palestijnse Autoriteit, een vertegenwoordiger van het Isralische leger (IDF) en een Isralische militaire rechter.7

    Daarnaast heeft de expertgroep onder meer een bezoek gebracht aan de stad Hebron, het Palestijnse vluchtelingenkamp Aida in Bethlehem en de Isralische militaire rechtbank in Ofer (een plaats nabij Ramallah op de Westelijke Jordaanoever), alwaar een aantal zittingen zijn bijgewoond. Ook heeft de expertgroep een bezoek gebracht aan zowel de Nederlandse ambassadeur in Tel Aviv als de Nederlandse vertegenwoordiger in Ramallah.

    De Isralische autoriteiten waren, ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe door de organisatoren van de expertmissie, niet bereid om de expertgroep te woord te staan en verdere medewerking te verlenen.8 Wel heeft de expertgroep tijdens het bezoek aan de militaire rechtbank in Ofer gesproken met een woordvoerder van het Isralische leger. Ook is de expertgroep tijdens dit bezoek in de gelegenheid gesteld om, na afloop van de bijgewoonde zittingen,

    7 Zij bijlage I voor een compleet overzicht van personen en instanties met wie de expertgroep heeft gesproken.

    8 Zie bijlage II voor een overzicht van Isralische (overheids)instanties die door de organisatie van de expertmissie zijn benaderd.

    enkele vragen te stellen aan de dienstdoende militaire rechter. Behoudens de informatie die de expertgroep tijdens deze ontmoetingen heeft verkregen, zijn de in dit rapport aangehaalde standpunten van de Isralische autoriteiten gebaseerd op eerdere onderzoeksrapporten waaraan de autoriteiten wel medewerking hebben verleend, dan wel op officile reacties op eerdere rapportages.

    Overigens geldt voor het gehele rapport dat hiermee wordt voortgebouwd op eerdere rapportages. Om deze reden heeft de expertgroep bestaande literatuur en onderzoeken uitvoerig bestudeerd, waaronder rapporten van kinder en mensenrechten organisaties, VN organisaties en eerdere onderzoeks delegaties en de officile reacties daarop van de Isralische autoriteiten.9

    Dit rapport richt zich primair op de Isralische militaire arrestatie en detentiepraktijken in de Bezette Palestijnse Gebieden op de Westelijke Jordaanoever. Deze gebieden vallen binnen de rechtsmacht van de aldaar ingestelde Isralische militaire rechtbanken. De expertgroep heeft echter ook een bezoek gebracht aan Silwan in OostJeruzalem. Dit gebied is door Isral geannexeerd, hetgeen door de VN herhaaldelijk als onrechtmatig is bestempeld.10 Dit gebied valt echter buiten de rechtsmacht van de militaire rechtbanken op de Westelijke Jordaanoever11 en dus in beginsel buiten de reikwijdte van dit rapport. Niettemin heeft de expertgroep vernomen dat ook hier een praktijk bestaat van arrestaties van Palestijnse kinderen door het Isralische leger. Het is de expertgroep duidelijk geworden dat veel van de in dit rapport gepresenteerde bevindingen ook relevant zijn voor de situatie van gearresteerde Palestijnse kinderen in OostJeruzalem.

    9 De voor dit rapport verrichte literatuurstudie omvat publicaties die voor 1 maart 2014 zijn verschenen.

    10 Zie onder meer: VN Veiligheidsraad, Resolutie 476 (S/RES/476), 30 juni 1980; VN Veiligheidsraad, Resolutie 478 (S/RES/478), 20 augustus 1980.

    11 Sinds de annexatie van OostJeruzalem door Isral is in dit gebied de Isralische civiele wetgeving van kracht.

    In dit rapport worden de internationaal erkende rechten van het kind, zoals neergelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) van de Verenigde Naties, als uitgangspunt en referentiekader gehanteerd. Zowel Isral als Nederland is partij bij dit verdrag. De Palestijnse Autoriteit onderzoekt naar verluid de mogelijkheden tot ratificatie van het IVRK. In aansluiting op artikel 1 van dit Verdrag wordt in dit rapport met kinderen

    gedoeld op personen die (ten tijde van het vermeende delict) de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt.12

    12 Zie ook: VN Kinderrechtencomit 2007, par. 31.

    Foto: Alrowwad Cultural and Theatre Center for Children

  • 12 13rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    3. Palestijnse kinderen in het Isralische militaire rechtssysteem

    3.1 Een inleiding

    Sinds 1967 worden de Palestijnse gebieden op de Westelijke Jordaanoever bezet door het Isralische leger. Al bijna vijftig jaar wordt het dagelijks leven van miljoenen Palestijnse burgers op de Westelijke Jordaanoever beheerst door Isralische militaire verordeningen, die worden gehandhaafd door het Isralische leger, politie en veiligheidsdiensten. Overtredingen van deze militaire verordeningen vallen binnen de jurisdictie van de speciaal daarvoor ingestelde Isralische militaire rechtbanken. Formeel zijn de militaire verordeningen van toepassing op eenieder die zich bevindt op de Westelijke Jordaanoever. In de praktijk wordt dit militaire recht echter uitsluitend toegepast ten aanzien van Palestijnen. Kolonisten die zich op de Westelijke Jordaanoever hebben gevestigd vallen, als zijnde Isralisch burgers, onder het commune Isralisch rechtssysteem.13

    Naar Isralisch militair recht zijn de Isralische militaire autoriteiten bevoegd om Palestijnse kinderen, vanaf een leeftijd van twaalf jaar, te arresteren en detineren in het geval zij worden verdacht van feiten die in militaire verordeningen strafbaar zijn gesteld.14 In de afgelopen tien jaar zijn er naar schatting 7.000 Palestijnse kinderen gedetineerd, verhoord, vervolgd en/of gevangen gezet door het Isralische leger, politie of veiligheidsdiensten.15 Nog altijd komen jaarlijks 500 tot 700 Palestijnse kinderen in contact met het Isralische 13 Isralisch recht voorziet de Isralische civiele rechtbanken

    van rechtsmacht over Isralische burgers die strafbare feiten plegen in de Palestijnse Gebieden op de Westelijke Jordaanoever. Zie: Law for Amending and Extending the Validity of Emergency Regulations (Judea and Samaria Jurisdiction in Offenses and Legal Aid), 2007, hoofdstuk B, sectie 2. Voorts volgt uit de reactie van de advocaatgeneraal van de Isralische militaire rechtbank op een rapport van de Isralische mensenrechtenorganisatie Yesh Din (2007, p. 59) dat het sinds de jaren 80 vast beleid is dat geen Isralische burgers worden berecht door militaire rechtbanken.

    14 Vgl. Militaire verordening, nr. 1651, sectie 191. 15 UNICEF 2013, p. 9.

    persoon veroorzaakte en drie gevallen waarin een voertuig was beschadigd. In de overige 85 gevallen was er geen sprake van verwonding of beschadiging als gevolg van het gooien van stenen.25 Toch lijken ook in dergelijke gevallen geregeld zware represailles door de Isralische militaire autoriteiten te volgen, waaronder nachtelijke, gewelddadige arrestaties en detentie van mogelijk betrokken Palestijnse kinderen.26 Dit roept serieuze vragen op over de proportionaliteit van dit ingrijpen, mede in het licht van de internationaal erkende rechten van het kind.27

    In de volgende paragrafen volgt een thematische beschrijving van de bevindingen van de expertgroep met betrekking tot de praktijken van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten op de Westelijke Jordaanoever. Deze bevindingen zijn onderbouwd aan de hand van bevindingen uit andere rapportages.

    25 No Legal Frontiers 2011.26 No Legal Frontiers 2011; Unicef 2013; DCI 2013; DCI 2012;

    BTselem 2011; DCI 2011.27 Zie: artikel 40 lid 4 IVRK.

    militaire strafrechtssysteem.16 In november 2013 de maand waarin de expertmissie plaatsvond verbleven 173 Palestijnse kinderen in Isralische militaire detentie, waaronder 16 kinderen in de leeftijd van twaalf tot en met vijftien jaar.17 De meeste Palestijnse kinderen die worden gearresteerd door de Isralische militaire autoriteiten op de Westelijke Jordaanoever worden verdacht van het gooien van stenen richting (voertuigen van) Isralische soldaten of kolonisten. Dergelijke incidenten vinden voornamelijk plaats bij zogenoemde frictiepunten, zoals langs verkeerswegen waarvan veel Isralische kolonisten en soldaten gebruik maken (en waartoe Palestijnen de toegang is ontzegd), rondom nederzettingen van kolonisten en bij militaire checkpoints. Ook komen zulke incidenten voor in situaties waarin Palestijnen en het Isralische leger direct met elkaar in contact komen, bijvoorbeeld tijdens demonstraties van Palestijnse burgers of militaire operaties van het Isralische leger.18

    De Isralische autoriteiten beschouwen het gooien van stenen richting objecten, personen of voertuigen als een zeer ernstig misdrijf gericht tegen de veiligheid (security offence). Dit feit is middels een specifieke strafbepaling in een militaire verordening expliciet strafbaar gesteld.19 Op grond van deze bepaling kan de maximale gevangenisstraf voor dit feit, ook voor kinderen,20 oplopen tot twintig jaar.21 Opvallend is dat het commune Isralische strafrecht niet voorziet in een dergelijke specifieke strafbaarstelling van dit feit.22

    16 DCI 2013, p. 3; UNICEF 2013, p. 9.17 http://www.dcipalestine.org/content/childdetainees.

    Zie bijlage V voor een cijfermatig overzicht van Palestijnse kinderen in Isralische militaire detentie.

    18 BTselem 2011, p. 5.19 Militaire verordening nr. 1651, sectie 212.20 Vanaf de leeftijd van veertien jaar.21 Militaire verordening nr. 1651, sectie 212(3).22 BTselem 2011, p. 5.

    De expertgroep onderkent zonder meer dat het gooien van stenen gericht op personen en voertuigen gevaarlijk kan zijn en mogelijk tot ernstig letsel kan leiden. Toch lijken er niet veel gevallen bekend te zijn waarbij personen daadwerkelijk zijn verwond door stenen die door Palestijnse kinderen zijn gegooid. De Isralische mensenrechtenorganisatie BTselem en de Britse onderzoeksdelegatie hebben de Isralische autoriteiten verzocht inzicht te geven in het aantal zaken waarin er daadwerkelijk personen gewond zijn geraakt door het gooien van stenen door Palestijnse kinderen.23 De reactie van de Isralische autoriteiten bleef beperkt tot n incident waarbij twee personen zijn gedood als gevolg van gegooide stenen, maar waarbij niet duidelijk is of de steen door een kind was gegooid. Ook werden zes gevallen gemeld waarin voertuigen zijn beschadigd door stenen. In deze zaken was echter geen sprake van verwonding van personen.24 De Isralische mensenrechtenorganisatie No Legal Frontiers kwam na bestudering van 89 gevallen van stenen gooien door Palestijnse kinderen tot n geval waarbij dit lichamelijke verwondingen van een 23 BTselem 2011, p. 5; Britse onderzoeksdelegatie 2012, p. 13.24 Britse onderzoeksdelegatie 2012, p. 13.

    Foto: Galit Saporta

  • 14 15rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    3.2 Arrestatie

    3.2.1NachtelijkearrestatiesDe expertgroep heeft geconstateerd dat arrestaties van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten in veel gevallen in de nachtelijke uren plaatsvinden en gepaard gaan met geweld en intimidatie.

    UNICEF en verschillende lokale kinder en mensenrechtenorganisaties hebben hierover op basis van een aanzienlijke hoeveelheid (gezworen) verklaringen van Palestijnse kinderen uitgebreid gerapporteerd.28 In deze rapporten komt een verontrustend beeld naar voren van een praktijk waarin Palestijnse kinderen in de nachtelijke uren door zwaar bewapende Isralische soldaten van hun bed worden gelicht,29 waarbij het gebruik van fysiek en verbaal geweld door de soldaten niet wordt geschuwd.30 Veel kinderen hebben verklaard dat tijdens de arrestatie hun polsen op een pijnlijke wijze met een plastic tierap aan elkaar werden gestript.31 Ook verklaarden veel kinderen te zijn geblinddoekt.32 Gearresteerde kinderen worden vervolgens vaak voor de ogen van hun ouders en overige gezinsleden in een legervoertuig

    28 UNICEF 2013; DCI 2013; DCI 2012; BTselem 2011. Zie ook: Britse onderzoeksdelegatie 2012, p. 1416.

    29 BTselem (2011) constateerde dat in hun sample van 50 zaken 60% van de arrestaties van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren tussen 22.00 en 07.00 uur. DCI (2013) stelde vast dat in 45,4% van de 108 door hen bestudeerde zaken de arrestatie in het holst van de nacht heeft plaatsgevonden, in de uren tussen middennacht en 05.00 uur in de ochtend. In een eerder sample van DCI (2012) was in 60% van de 311 bestudeerde zaken sprake van arrestaties tussen middennacht en 05.00 uur in de ochtend.

    30 UNICEF 2013, p. 10.31 DCI (2013) rapporteerde dat hier in maar liefst 97,2% van de

    108 door hen bestudeerde zaken sprake van is geweest. In een eerder sample van DCI (2012) was in 95% van de 311 door hen onderzochte zaken gebruik gemaakt van tieraps om de handen van gearresteerde kinderen vast te binden. Zie ook: UNICEF 2013, p. 10 en BTselem 2011, p. 27.

    32 DCI (2013) stelde vast dat in 95,4% van de 108 door hen bestudeerde zaken het kind is geblinddoekt tijdens de arrestatie. Een eerder sample van DCI (2012) toonde dat dit in 90% van de 311 door hen onderzochte zaken het geval was. BTselem (2011) kwam op basis van een studie van 50 zaken zelfs tot 100%. Zie ook: UNICEF 2013, p. 10.

    afgevoerd.33 Ouders worden nauwelijks genformeerd over de reden voor de arrestatie en blijven in angst en onzekerheid achter.34 Tijdens het transport naar het verhoorcentrum blijven veel kinderen vastgebonden en geblinddoekt.35 Veel kinderen hebben verklaard dat zij tijdens het transport werden onderworpen aan fysiek en verbaal geweld door de soldaten, zoals schoppen, slaan, uitschelden en beledigen van familieleden.36 Er zijn veel gevallen gerapporteerd waarin kinderen op de metalen bodem van een legervoertuig zijn getransporteerd.37 Eenmaal aangekomen bij het politiebureau of verhoorcentrum moeten kinderen soms uren wachten sommigen zijn dan nog steeds vastgebonden en geblinddoekt tot het verhoor in de ochtend aanvangt.38 Een aantal kinderen hebben verklaard dat zij in deze periode bewust wakker zijn gehouden door de soldaten.39

    De expertgroep heeft tijdens het bezoek aan de Westelijke Jordaanoever ook zelf gesproken met Palestijnse kinderen en ouders die een arrestatie door Isralische soldaten hebben meegemaakt. Hun ervaringen kwamen sterk overeen met het zojuist geschetste beeld dat voortkomt uit verschillende rapportages. De kinderen en ouders gaven aan de nachtelijke arrestatie als een zeer angstig moment te hebben ervaren. Ouders stelden dat zij zich enorm machteloos voelden tijdens de arrestatie van hun kind. Een aantal kinderen gaf aan dat zij maanden na hun arrestatie nog steeds moeite hadden met slapen.

    33 UNICEF 2013, p. 10; BTselem 2011, p, 2628.34 UNICEF 2013, p. 10; BTselem 2011, p. 2628.35 DCI 2013, p. 7.36 DCI (2013) rapporteerde op basis van 108 verklaringen dat in

    74,1% fysiek geweld en in 67,6% verbaal geweld is toegepast door soldaten tijdens arrestatie, transport of verhoor. In een eerder sample kwam DCI (2012) op basis van 311 verklaringen tot de conclusie dat in 75% van de gevallen fysiek geweld en in 54% van de gevallen verbaal geweld is toegepast. Zie ook: UNICEF 2013, p. 10 en DCI 2011, p. 15 e.v.

    37 In het onderzoek van DCI (2013) betrof dit 45,4% van de 108 bestudeerde zaken. In een eerder sample van DCI (2012) betrof dit 32% van de 311 bestudeerde zaken. Zie ook: UNICEF 2013, p. 10.

    38 DCI 2013, p. 7; BTselem 2011, p. 28.39 BTselem 2011, p. 28.

    In een aantal rapporten van kinder en mensenrechtenorganisaties wordt gesteld dat deze nachtelijke arrestatiepraktijk een bewuste strategie is van het Isralische leger om gearresteerde kinderen zo angstig en labiel mogelijk aan het verhoor te laten beginnen, hetgeen de kans op bekentenissen en verklaringen vergroot.40 Ook zou het een bewuste strategie zijn om angst te zaaien binnen de Palestijnse gemeenschap.

    De woordvoerder van het Isralische leger, met wie de expertgroep in de militaire rechtbank in Ofer heeft gesproken, liet weten dat arrestaties in de nacht plaatsvinden om de veiligheid van de soldaten en de stabiliteit in de regio te bewaken. Indien Isralische soldaten overdag arrestaties zouden verrichten in Palestijnse dorpen, zou er volgens de woordvoerder onrust ontstaan en mogelijk onveilige situaties voor de soldaten. Voorts benadrukte de woordvoerder dat het gebruik van ernstig geweld tijdens arrestaties tegen de wet is. Dit gebeurt volgens hem ook niet vaak. Verklaringen van voormalig soldaten die hebben gediend in het Isralische leger op de Westelijke Jordaanoever, zoals gebundeld in rapporten van de Isralische nongouvernementele organisatie Breaking the Silence, geven evenwel blijk van een praktijk waarin het gebruik van grof geweld tegen Palestijnse kinderen niet wordt geschuwd.41

    Rapporten van de Verenigde Naties bevestigen dat tijdens arrestaties sprake is van systematisch en ernstig geweld tegen Palestijnse kinderen door Isralische soldaten.42 Het VN Kinderrechtencomit heeft in 2013 zijn ernstige bezorgdheid uitgesproken over de arrestatiepraktijken van het Isralische leger waarbij Palestijnse kinderen systematisch onderworpen zijn aan een vernederende behandeling en zelfs aan daden die het Comit kwalificeert als marteling. Het Comit heeft de Isralische autoriteiten opgeroepen deze praktijken zo spoedig mogelijk te staken.43

    40 DCI 2011, p. 10; BTselem & Hamoked 2010, p. 4046.41 Zie onder meer: Breaking the Silence 2011.42 UNICEF 2013; VN Kinderrechtencomit 2013, par. 35, 36 en 7343 VN Kinderrechtencomit 2013, par. 35, 36 en 73, aanhef en

    onder d.

    3.2.2WillekeurigearrestatiesVerschillende vertegenwoordigers van kinder en mensenrechtenorganisaties hebben, tijdens ontmoetingen met de expertgroep, erop gewezen dat geregeld sprake is van willekeur in de Isralische militaire arrestatiepraktijk. Dit kan ook worden afgeleid uit door de Isralische nongouvernementele organisatie Breaking the Silence verzamelde verklaringen van voormalig soldaten die hebben gediend in het Isralische leger op de Westelijke Jordaanoever.44

    Een vertegenwoordiger van de mensenrechtenorganisatie Military Court Watch stelde, tijdens een gesprek met de expertgroep, dat als reactie op incidenten waarbij bijvoorbeeld Palestijnse kinderen stenen hebben gegooid richting voertuigen van kolonisten of militairen, soms willekeurige arrestaties van Palestijnse kinderen worden verricht door het Isralische leger in het dichtstbij zijnde Palestijnse dorp. Hij noemde als belangrijkste reden voor deze willekeurige arrestatiepraktijk dat het voor het Isralische leger vaak lastig is om de daders naderhand te identificeren en op te sporen, terwijl vanuit Isralisch militair perspectief wel een directe vergeldende reactie noodzakelijk wordt geacht om een signaal af te geven dat dergelijke incidenten niet worden geaccepteerd. Voorts werd er door hem op gewezen dat de willekeurige arrestatiepraktijk vanuit Israelisch militair perspectief het bijkomend voordeel heeft dat het zorgt voor angst, onzekerheid en onderlinge spanningen (bijvoorbeeld tussen daders en onschuldig gearresteerden) binnen de Palestijnse gemeenschap, hetgeen het een effectief middel maakt om orde te handhaven in bezet gebied.

    Het VN Kinderrechtencomit laat er geen twijfel over bestaan dat willekeurige arrestaties van kinderen pertinent strijdig zijn met de internationaal erkende rechten van het kind.45 Het Comit heeft dan ook aangegeven zich ernstig zorgen te maken over de praktijk van willekeurige arrestaties van Palestijnse kinderen door het Isralische leger op de Westelijke Jordaanoever.46

    44 Zie: Breaking the Silence 2011.45 VN Kinderrechtencomit 2007, par. 79. Zie: artikel 37, aanhef

    en onder b IVRK.46 VN Kinderrechtencomit 2013, par. 73, aanhef en onder a.

  • 16 17rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    3.2.3 ArrestatiesvanjongekinderenDe expertgroep heeft van kinder en mensenrechtenorganisaties vernomen dat er gevallen bekend zijn waarbij Palestijnse kinderen jonger dan 12 jaar zijn gearresteerd door het Isralische leger. Dit zou voornamelijk dienen als een vorm van intimidatie. Deze kinderen kunnen, vanwege hun jonge leeftijd, namelijk niet worden vervolgd door een militaire rechtbank en worden daarom meestal na enkele uren weer in vrijheid gesteld. Verklaringen van voormalig soldaten van het Isralische leger die zijn verzameld door de Isralische nongouvernementele organisatie Breaking the Silence bevestigen dat soms jonge Palestijnse kinderen (onder de twaalf jaar) worden gearresteerd en voor een korte tijd worden vastgezet.47

    De expertgroep heeft zelf met een elfjarige Palestijnse jongen gesproken die, ondanks zijn jonge leeftijd, reeds tweemaal werd gearresteerd door Isralische militairen. Hij verklaarde in de nacht te zijn

    47 Zie bijvoorbeeld: Breaking the Silence 2011, verklaring 6.

    gearresteerd en na enkele uren van verbale en fysieke intimidatie weer te zijn vrijgelaten. Volgens de vader van deze jongen is zijn zoon sindsdien zo angstig dat hij s nachts zijn schoenen aanhoudt tijdens het slapen zodat hij kan vluchten als de militairen hem komen halen. Ook gaat het sindsdien slecht op school en vertoont hij agressief gedrag tegen medeleerlingen.De expertgroep vindt de praktijk van het arresteren en kortdurend vasthouden van Palestijnse kinderen die jonger zijn dan twaalf jaar uitermate zorgelijk, omdat dit een zeer kwetsbare groep kinderen betreft. Bovendien heeft deze arrestatiepraktijk geen grondslag in de Isralische militaire verordeningen, waardoor het kind geen enkele rechtsbescherming geniet en volledig is overgeleverd aan de grillen van de betreffende militaire bevelvoerder. Het VN Kinderrechtencomit stelt zich uitdrukkelijk op standpunt dat arrestatie en detentie van kinderen zonder wettelijke grondslag daarvoor strijdig is met de internationaal erkende rechten van het kind.48

    48 VN Kinderrechtencomit 2007, par. 79. Zie: artikel 37, aanhef en onder b IVRK.

    3.2.4 Dagvaardingenalsalternatief?In oktober 2013 rapporteerde UNICEF in haar first periodic progress report49 dat de Isralische autoriteiten hebben ingestemd met een pilot, waarbij dagvaardingen worden gebruikt als alternatief voor (nachtelijke) arrestaties van Palestijnse kinderen. Het achterliggende idee van de pilot is dat Palestijnse kinderen die worden verdacht van een strafbaar feit per brief worden verzocht zich op het politiebureau te melden, waardoor arrestaties in de meeste gevallen niet meer noodzakelijk zullen zijn. UNICEF geeft aan dat met dit systeem de voor Palestijnse kinderen en hun families doorgaans traumatische ervaring van een nachtelijke arrestatie kan worden voorkomen.50

    De expertgroep stelt voorop dat een systeem van dagvaardingen als alternatief voor arrestaties in lijn is met internationale kinderrechtenstandaarden. Niettemin heeft de expertgroep twijfels over de slaagkans van de bovengenoemde pilot.

    Vertegenwoordigers van kinder en mensenrechtenorganisaties, met wie de expertgroep heeft gesproken, gaven namelijk aan dat praktische problemen in de weg kunnen staan aan de haalbaarheid van de pilot. Zo hebben veel Palestijnse huizen op de Westelijke Jordaanoever geen adres en functioneert het postsysteem niet altijd naar behoren. Daarbij komt dat politiebureaus vaak gelegen zijn op locaties die voor Palestijnen niet toegankelijk zijn, waardoor het voor een Palestijns kind feitelijk onmogelijk wordt om zich daar te melden. Voorkomen moet worden dat het om dergelijke praktische redenen falen van de pilot de Isralische militaire autoriteiten de legitimatie geeft om de praktijk van nachtelijke arrestaties voort te zetten.

    Bovendien is er veel onduidelijkheid over de aanvangsdatum en de precieze inhoud van de pilot.51

    49 Dit followup rapport betreft de eerste periodiek update van de ontwikkelingen naar aanleiding van het in maart 2013 gepubliceerde UNICEF rapport Children in Israeli Military Detention.

    50 UNICEF 2013(b).51 Op 18 februari 2014 heeft de hoofdaanklager van de

    militaire rechtbanken op de Westelijke Jordaanoever in de Isralische media bekend gemaakt binnenkort te zullen starten met een pilot. Zie: http://www.jpost.com/Defense/

    Vertegenwoordigers van UNICEF, met wie de expertgroep heeft gesproken, gaven aan dat het Isralische leger aan zet is om de pilot te gaan starten, maar dat duidelijk is dat het leger de mogelijkheid tot (nachtelijke) arrestaties in elk geval open wil houden. Zo worden door het leger uitzonderingsclausules aangedragen, waardoor de pilot bijvoorbeeld alleen zal gelden voor lichtere vergrijpen. In de praktijk zou dit de situatie kunnen verslechteren, als dit zou resulteren in zwaardere aanklachten tegen Palestijnse kinderen met als oogmerk hen niet onder de pilot te laten vallen.

    Met deze stand van zaken is de expertgroep geenszins overtuigd dat de pilot op korte termijn een oplossing zal zijn voor de misstanden in de huidige arrestatiepraktijk. De expertgroep meent dat er in elk geval onafhankelijk toezicht door een gezaghebbende instantie op de inhoud en uitvoering van de pilot noodzakelijk is, waarbij onder andere aandacht moet worden besteed aan de vraag onder welke criteria de pilot wel of niet als geslaagd moet worden bestempeld.

    3.3 Verhoor

    Op basis van een aanzienlijke hoeveelheid verklaringen van Palestijnse kinderen stellen verschillende Isralische en Palestijnse kinderrechten organisaties en UNICEF vast dat er op grote schaal sprake is van intimidatie, bedreiging en fysiek geweld tijdens verhoor.52 Kinderen zijn vaak geboeid of vastgebonden en soms geblinddoekt tijdens het verhoor.53 Veel kinderen hebben verklaard dat zij tijdens het verhoor, door middel van fysiek geweld of bedreigingen daarmee, onder druk zijn gezet om een bekentenis of een belastende getuigenis over anderen af te

    EXCLUSIVEChiefWestBankProsecutorsaysIDFmayendlongstandingnightarrestsofPalestinians341749.

    52 UNICEF 2013, p. 11; DCI 2013, p. 8; DCI 2012, p. 3440; BTselem 2011, p. 3639; DCI 2011. Zie ook: Britse onderzoeksdelegatie 2012, p. 1617.

    53 In een sample van DCI (2012) verklaarde 57% van de 311 ondervraagde kinderen dat zij geboeid of vastgebonden waren tijdens het verhoor. Zie ook: UNICEF 2013, p. 11; DCI 2013, p. 7; DCI 2011, p. 17 e.v.Foto: Micha de Winter

  • 18 19rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    leggen.54 Ook de dreiging met arrestatie, verkrachting of de dood van familieleden lijkt als pressiemiddel te worden gebruikt.55 Hierbij komt dat veel gearresteerde kinderen, door de eerder beschreven praktijk van nachtelijke arrestaties, reeds angstig en labiel aan het verhoor beginnen.56

    Voorts volgt uit deze verklaringen dat kinderen tijdens het verhoor stelselmatig formele rechten worden onthouden die hen op basis van het IVRK toekomen en essentieel zijn voor een eerlijk proces.57 Kinderen worden voorafgaand aan het verhoor zelden gewezen op hun rechten.58 Een advocaat of ouder is vrijwel nooit aanwezig tijdens het verhoor.59 Ook verklaren kinderen dat zij documenten, waaronder hun eigen verklaringen, hebben moeten ondertekenen die waren opgesteld in het Hebreeuws, terwijl zij deze taal niet machtig zijn.60

    De expertgroep heeft ook zelf met enkele kinderen gesproken die na arrestatie door het Isralische leger een verhoor hebben moeten ondergaan. Ook zij gaven aan dat daarbij geen advocaat of ouder aanwezig was. Ook verklaarde een kind dat hij tijdens het verhoor onder druk werd gezet en een bekentenis heeft afgelegd om het op te laten houden. In een rapport van de Isralische mensenrechten

    54 Zo rapporteerde DCI (2013) dat in 56,5% van de 108 bestudeerde zaken het kind heeft verklaard tijdens het verhoor te zijn bedreigd. In een eerder sample van DCI (2012) was hier in 52% van de 311 bestudeerde zaken sprake van. Zie ook: UNICEF 2013, p. 11.

    55 UNICEF 2013, p. 11.56 BTselem 2011, p. 28.57 Vgl. Artikel 40 lid 2 IVRK.58 DCI (2013) rapporteerde dat in 95,4% van de 108 bestu

    deerde gevallen het kind voorafgaand aan het verhoor niet is gewezen op zijn rechten. Zie ook: UNICEF 2013, p. 11.

    59 DCI (2013) rapporteerde dat in 99,1% van de 108 bestudeerde gevallen geen advocaat aanwezig was tijdens het verhoor. In een eerder sample van DCI (2012) was dit zelfs in 100% van de 311 bestudeerde zaken het geval. In dit laatstgenoemde sample van DCI (2012) was in 99,4% van de 311 bestudeerde zaken ook geen ouder aanwezig tijdens het verhoor. Zie ook: UNICEF 2013, p. 11; BTselem 2011, p. 3135.

    60 DCI (2013) rapporteerde dat in 15,7% van de 108 bestudeerde gevallen het kind een in het Hebreeuws opgestelde verklaring is voorgelegd. In een eerder sample van DCI (2012) was dit in 29% van de 311 bestudeerde zaken het geval. Zie ook: UNICEF 2013, p. 11.

    organisatie No Legal Frontiers wordt geconcludeerd dat de overgrote meerderheid van de veroordelingen van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire rechtbanken in de Westelijke Jordaanoever is gebaseerd op bekentenissen van het kind (de verdachte) tijdens het verhoor en incriminerende getuigenissen van andere kinderen (de medeverdachten) die zich in dezelfde situatie bevinden.61 Dit is ook de ervaring van verschillende advocaten die dagelijks kinderen bijstaan in de militaire rechtbanken. Zo gaf n van de advocaten, met wie de expertgroep tijdens het bezoek aan de militaire rechtbank in Ofer heeft gesproken, uitdrukkelijk aan dat de bewijsvraag tijdens de zitting nauwelijks een rol speelt. Sporenonderzoek en andere vormen van bewijsvergaring worden nauwelijks verricht. Deze constatering vindt steun in de bevindingen van een Britse onderzoeksdelegatie. Uit het door deze delegatie opgestelde rapport blijkt dat ook Isralische militaire aanklagers aangaven dat bekentenissen, bewijs uit verhoren van andere kinderen en verklaringen van soldaten veruit de belangrijkste bronnen van bewijs vormen.62

    In 2013 heeft het VN Kinderrechtencomit de Isralische militaire verhoorpraktijk scherp veroordeeld.63 Het gebruik van intimidatie, bedreiging en geweld tijdens een verhoor is pertinent strijdig met diverse internationaal erkende rechten van het kind. Het Comit heeft Isral dan ook opgeroepen daar onmiddellijk mee te stoppen.64 Het Comit beveelt de Isralische autoriteiten voorts aan te waarborgen dat gearresteerde Palestijnse kinderen onmiddellijk toegang krijgen tot gratis en onafhankelijke rechtsbijstand en contact kunnen opnemen met hun ouders.65 Ook beveelt het Comit de Isralische autoriteiten aan ervoor zorg te dragen dat documenten die in het Hebreeuws geschreven verklaringen bevatten

    61 No Legal Frontiers 2011. Hierin werd onder meer gerapporteerd dat in 65 van de 70 onderzochte zaken verklaringen van getuigen (vaak kinderen die ook gearresteerd zijn) als bewijs zijn gebruikt.

    62 Britse onderzoeksdelegatie 2012, p. 16.63 VN Kinderrechtencomit 2013, par. 73, aanhef en onder c en

    d.64 VN Kinderrechtencomit 2013, par. 73, aanhef en onder d en

    par. 74.65 VN Kinderrechtencomit 2013, par. 74, aanhef en onder b.

    en door een Palestijns kind zijn ondertekend niet als bewijs mogen worden gebruikt door de militaire rechtbank.66

    Om misstanden tijdens het verhoor tegen te gaan onderstrepen het VN Kinderrechtencomit, UNICEF en lokale kinder en mensenrechtenorganisaties het belang van onafhankelijk toezicht op het verhoor.67 Dit kan gewaarborgd worden door aanwezigheid van een advocaat en een familielid van het kind tijdens het verhoor en door het maken van een audiovisuele opname van het verhoor.68 Audiovisuele opname van het verhoor beschermt het verhoorde kind tegen een slechte behandeling tijdens het verhoor en voorkomt een wellesnietes discussie over wat er tijdens het verhoor is gezegd en heeft plaatsgevonden.69 Kinder en mensenrechtenorganisaties wijzen erop dat in de huidige militaire verordeningen geen bepaling is opgenomen die verplicht tot het audiovisueel opnemen van het verhoor van kinderen.70

    Een woordvoerder van het Isralische leger stelde, tijdens een ontmoeting met de expertgroep, dat de meeste verhoren audiovisueel worden opgenomen. Een advocaat, met wie de expertgroep heeft gesproken, verklaarde dat er soms audio opnames worden gemaakt van een verhoor, maar voegde daaraan toe dat militaire rechters in de praktijk nooit tijd hebben om deze opnames te beluisteren, waardoor ze het bewijsoordeel alsnog uitsluitend baseren op het geschreven transcript van het verhoor. Het is voor een effectieve bescherming dan ook niet voldoende dat audio(visuele) opnames van het verhoor worden gemaakt. Het is essentieel dat de advocaat toegang heeft tot de opnames en dat de rechter gehouden is deze opnames te bekijken/beluisteren en te betrekken in het bewijsoordeel in het geval van vermoedens van geweld of andere misstanden tijdens het verhoor. Indien de opnames of andere betrouwbare informatie dit bevestigen

    66 VN Kinderrechtencomit 2013, par. 74, aanhef en onder d.67 VN Kinderrechtencomit 2007, par. 58; UNICEF 2013, p. 11; DCI

    2013, p. 11; No Legal Frontiers 2011. Zie ook: Britse onderzoeksdelegatie 2012, p. 20.

    68 UNICEF 2013, p. 11; DCI 2013, p. 11.69 UNICEF 2013, p. 11; DCI 2013, p. 11.70 DCI 2013, p. 3; No Legal Frontiers 2011,

    dient belastende informatie die uit dit verhoor voortvloeit als bewijs te worden uitgesloten.71

    Tot slot verdient aandacht dat de expertgroep gedurende het verblijf op de Westelijke Jordaanoever informatie heeft ontvangen die er op wijst dat Palestijnse kinderen tijdens het verhoor niet alleen onder druk worden gezet om een bekentenis of verklaring af te leggen in een concrete zaak, maar soms ook om als informant voor het Isralische leger te gaan fungeren.72 Volgens vertegenwoordigers van kinder en mensenrechtenorganisaties, met wie de expertgroep heeft gesproken, heeft de praktijk van het werven van informanten grote gevolgen voor het onderlinge vertrouwen binnen de Palestijnse gemeenschap. Zodra binnen de gemeenschap het vermoeden bestaat dat een kind als informant fungeert voor het Isralische leger zal hij mogelijk worden bestempeld als collaborateur, hetgeen er zelfs toe kan leiden dat het kind en zijn familie worden verstoten door de lokale gemeenschap (en daardoor worden gedwongen om te verhuizen).

    3.4 Voorarrest

    Op basis van de recente rapporten en de informatie die de expertgroep ontving moet worden geconstateerd dat het voorarrest van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten niet met terughoudendheid wordt toegepast. Weinig kinderen die worden vervolgd mogen hun proces in vrijheid afwachten. Ook zijn er nauwelijks alternatieven voor voorarrest voorhanden.

    Wel hebben de Isralische militaire autoriteiten recentelijk de duur van de periode waarin gearresteerde Palestijnse kinderen zonder rechterlijke toetsing kunnen worden vastgehouden verkort. Sinds april 2013 mogen twaalf en dertienjarigen na arrestatie niet langer dan 24 uur in voorarrest verblijven zonder een rechtelijke toetsing van de rechtmatigheid daarvan. Veertien en vijftienjarigen moeten tegenwoordig binnen 48 uur aan een rechter worden

    71 Zie ook: DCI 2013, p. 11.72 Zie onder meer: YMCA & Save the Children Sweden 2012, p.

    50.

  • 20 21rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    voorgeleid.73 Voorheen gold voor alle Palestijnse minderjarigen die door de Isralische militaire autoriteiten gearresteerd waren een voorgeleidingstermijn van 96 uur.74 Deze termijn geldt thans nog steeds voor zestien en zeventienjarigen.

    Vanuit kinderrechtenperspectief kan het verkorten van de voorgeleidingstermijn door de Isralische militaire autoriteiten als een positieve ontwikkeling worden beschouwd. Diverse vertegenwoordigers van kinder en mensenrechtenorganisaties waarmee de expertgroep heeft gesproken wezen er echter op dat het verkorten van deze termijnen een relatief eenvoudige en vooral symbolische tegemoetkoming is aan internationale kritiek over de gebrekkige naleving van kinderrechten door de Isralische militaire rechtbanken. Met deze wijzigingen worden de meest ernstige kinderrechtenschendingen niet aangepakt. Deze vinden namelijk plaats binnen de eerste 24 tot 48 uur; tijdens de arrestatie, het transport en het verhoor van het kind.75

    Overigens wijst het VN Kinderrechtencomit er op dat een voorgeleidingstermijn van 96 uur ook voor zestien en zeventienjarigen veel te lang is.76 Het Comit beveelt Isral uitdrukkelijk aan te waarborgen dat alle minderjarigen die van hun vrijheid zijn beroofd binnen 24 uur voor de eerste maal voor een rechter worden gebracht.77

    Uit diverse rapporten van kinder en mensenrechtenorganisaties is af te leiden dat een rechterlijke toetsing van het voorarrest er in de praktijk niet vaak toe leidt dat Palestijnse kinderen hun proces in (voorwaardelijke) vrijheid mogen afwachten. De overgrote meerderheid van de kinderen wordt invrijheidstelling op borgtocht ontzegd en hangende hun proces in voorarrest gehouden.78 Behalve de borgsom zijn er

    73 De wijzigingen zijn het gevolg van de inwerkingtreding van een nieuwe verordening. Zie: Militaire verordening, nr. 1711.

    74 Tot augustus 2012 was deze termijn zelfs 8 dagen (ofwel 192 uur).

    75 Zie onder meer: DCI 2013, p. 11.76 VN Kinderrechtencomit 2013, par.73, aanhef en onder c.77 VN Kinderrechtencomit 2013, par.74, aanhef en onder b.78 No Legal Frontiers (2011) rapporteerde dat in 94% van de 71

    bestudeerde zaken het kind gedurende het gehele proces in voorarrest verbleef; slechts 6% was op borgtocht in vrijheid

    binnen het Isralische militaire rechtssysteem in de Westelijke Jordaanoever niet of nauwelijks alternatieven voor voorarrest van kinderen ontwikkeld.

    Het VN Kinderrechtencomit en UNICEF hebben vastgesteld dat deze praktijk op gespannen voet staat met het kinderrechtelijke uitgangspunt dat vrijheidsbeneming van minderjarigen, zeker als het voor arrest gedurende het proces betreft, slechts als uiterste middel en voor de kortst mogelijke duur mag worden toegepast.79

    3.5 Berechting

    3.5.1DemilitairejeugdrechtbankIn 2009 hebben de Isralische militaire autoriteiten de militaire jeugdrechtbank opgericht, met speciale waarborgen voor de berechting van kinderen jonger dan zestien jaar. De Isralische militaire jeugdrechtbank wordt beschouwd als de eerste en enige militaire jeugdrechtbank ter wereld.80 Sinds 2011 is de minimumleeftijd voor volwassenheid verhoogd van zestien naar achttien jaar, waardoor ook zestien en zeventienjarigen binnen de competentie van de jeugdrechtbank vallen.81 Hierbij moet worden opgemerkt dat voor zestien en zeventienjarigen nog wel het reguliere sanctiestelsel van toepassing is, waardoor zij nog steeds dezelfde straffen kunnen krijgen als volwassenen.82

    DCI en UNICEF plaatsen kritische kanttekeningen bij het functioneren van de militaire jeugdrechtbank. Zij wijzen er allereerst op dat de militaire jeugdrechtbank feitelijk weinig verschilt van de militaire rechtbank voor volwassenen. Zo wordt gebruik gemaakt van dezelfde faciliteiten en is ook het

    gesteld. Eerder rapporteerde DCI (2011) dat in 87,5% van 164 zaken invrijheidstelling op borgtocht werd geweigerd.

    79 Vgl. Artikel 37, aanhef en onder b IVRK. Zie: VN Kinderrechtencomit 2013, par 74, aanhef en onder c, en UNICEF 2013, p. 1213. Zie ook: VN Kinderrechtencomit 2007, par. 80.

    80 UNICEF 2013, p. 7.81 The Military Courts Unit (Judea and Samaria), updated

    April 2013 (dit document werd ter beschikking gesteld van de expertgroep tijdens hun bezoek aan de militaire rechtbank in Ofer op 27 november 2013), p. 3.

    82 UNICEF 2013, p. 8; DCI 2013, p. 4.

    personeel niet anders dan in de reguliere militaire rechtbank.83 Dit komt overeen met de observaties van de expertgroep tijdens het bezoek aan de militaire rechtbank in Ofer, alwaar de jeugdzittingen plaatsvinden in barakken in hetzelfde zwaar beveiligde militaire complex als waar de zittingen met volwassenen plaatvinden en waar het personeel gekleed is in legeruniformen. Ook zijn door UNICEF zorgen geuit over de waarborgen van een kindspecifieke en/of kindvriendelijke rechtsgang voor minderjarigen in de huidige militaire verordeningen. Zo kan de reguliere militaire rechtbank, zij het in bijzondere gevallen, een zaak tegen minderjarigen behandelen als ware zij een jeugdrechtbank. Dit doet geen recht aan de passende training die militaire rechters volgens diezelfde verordening moeten krijgen om jeugdzaken te mogen behandelen. Ook blijft de verordening ruimte bieden om, indien niet anders mogelijk, kinderen in dezelfde ruimte als volwassenen te berechten en om kinderen samen met volwassenen van en naar de rechtbank te vervoeren.84

    Tot voor kort waren zittingen waarin wordt beslist over (het voortduren van) het voorarrest, dan wel het op borgtocht vrijlaten van minderjarige verdachten, uitdrukkelijk uitgesloten van de jeugdrechtbank.85 Voor deze zittingen was de reguliere militaire rechtbank bevoegd. Sinds juni 2013 is hier volgens de Isralische militaire autoriteiten verandering in gekomen. Op basis van een mondelinge overeenkomst tussen militaire rechters en aanklagers zouden deze zittingen voor kinderen thans gescheiden van volwassenen moeten plaatsvinden.86 Dit is echter niet in een verordening vastgelegd. Ook heeft UNICEF erop gewezen dat voor beslissingen over het op borgtocht vrijlaten van minderjarige verdachten nog steeds dezelfde richtlijnen gelden als voor volwassenen.87

    83 UNICEF 2013, p. 6; DCI 2013, p. 4.84 UNICEF 2013, p. 7.85 Ibid.86 UNICEF 2013(b).87 UNICEF 2013, p. 7.

    3.5.2 Onderhandelenoverschuldenstraf

    De expertgroep heeft vernomen dat vrijwel alle zaken in de militaire jeugdrechtbank worden afgedaan door middel van zogenaamde plea bargains.88 Dit houdt in dat het kind schuld bekent in ruil voor een lagere straf. Veelal betreft het een vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het tot dan toe uitgezeten voor arrest, waardoor het kind in ruil voor een bekentenis na de veroordeling direct in vrijheid wordt gesteld.89

    Een advocaat, met wie de expertgroep tijdens het bezoek aan de militaire rechtbank heeft gesproken, legt uit dat het in de praktijk zoveel tijd kost om een zaak te winnen om de onschuld van een clint te bewijzen dat een bekentenis leidt tot eerder vrijkomen dan wanneer het kind blijft ontkennen en de uitkomst van zijn zaak in voorarrest moet afwachten. Om deze reden adviseren advocaten de kinderen die zij bijstaan vaak om te bekennen. Ondanks dat kinderen hiermee in feite afstand doen van hun recht op een eerlijk proces, is het volgens de betreffende advocaat vaak toch in het belang van het kind om te bekennen en een deal te sluiten. De kinderen en hun ouders willen dit vaak zelf ook, want ze willen een zo spoedig mogelijke invrijheidstelling.90

    Voorts heeft de expertgroep ervan kennis genomen dat plea bargains in de praktijk ook vaak neerkomen op onderhandelingen over de strafmaat tussen advocaat en aanklager. Gelet op het grote aantal bekentenissen en belastende verklaringen tijdens de eerste verhoren, speelt de bewijsvraag in veel zaken nauwelijks een rol. De rechter hoeft in deze zaken in feite alleen de straf vast te stellen.

    88 BTselem (2011, p. 52) constateerde, op basis van data aangeleverd door het Isralische leger, dat 97% van 642 zaken door middel van een plea bargain werd afgedaan. No Legal Frontiers (2011) rapporteerde dat 98% van de 71 door hen onderzochte zakenwerd afgedaan middels een plea bargain. Uit de jaarcijfers van de Isralische militaire rechtbank over 2010 bleek dat 99,14% van alle zaken zowel volwassenen als jeugd die in dat jaar voor de militaire rechtbank werden gebracht werd afgedaan door middel van een plea bargain. Zie: Addameer 2011; Haaretz 2011.

    89 BTselem 2011, p. 52.90 Een Britse onderzoeksdelegatie (2012, p. 22) heeft hetzelfde

    geconstateerd.

  • 22 23rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    Een advocaat, met wie de expertgroep heeft gesproken, legt uit dat deze straf in de praktijk vaak voortkomt uit onderhandelingen tussen advocaat en aanklager. De rechtbank en de aanklager hebben, gelet op het grote aantal zaken, belang bij een snelle en efficinte afdoening van de zaak en de advocaat bij een zo kort mogelijke straf voor zijn clint. Vaak wordt voorafgaand aan de zitting een deal gesloten over de straf. Een zitting betreft volgens deze advocaat vaak niet meer dan een rechterlijke bevestiging van een dergelijke deal, behalve als de rechter meent dat de straf hoger zou moeten uitvallen.

    Er lijkt dus sprake te zijn van een praktijk waarin onderhandelen over schuld en straf de basis vormt voor de berechting en bestraffing van kinderen. Een vertegenwoordiger van de Palestinian Prisoners Society maakte, tijdens een gesprek met de expertgroep, een vergelijking tussen de Isralische militaire rechtbank en de dagelijkse groentemarkt, waar ook op basis van onderhandelingen deals worden gesloten.

    De expertgroep constateert dat deze praktijk van onderhandelen over schuld en straf niet in lijn is met het recht op een eerlijk proces, zoals dit door het IVRK wordt voorgeschreven.91 Dit blijkt ook uit de aanbeveling van het VN Kinderrechtencomit aan de Isralische autoriteiten om ervoor zorg te dragen dat veroordelingen van kinderen door de militaire jeugdrechtbank niet uitsluitend worden gebaseerd op bekentenissen.92

    3.5.3BestraffingHet veroordelingspercentage van de Isralische militaire jeugdrechtbank is enorm hoog. DCI kwam, op basis van een sample van 89 kinderen die in 2012 zijn vervolgd bij de militaire jeugdrechtbank, tot een veroordelingspercentage van 98%.93 No Legal Frontiers rapporteerde op basis van 71 bestudeerde

    91 Vgl. Artikel 40 lid 2 IVRK.92 VN Kinderrechtencomit 2013, par. 74, aanhef en onder d.93 DCI 2013, p. 3.

    zaken zelfs een veroordelingspercentage van 100%.94 Uit de jaarcijfers van de Isralische militaire rechtbank over 2010 bleek een veroordelingspercentage van 99,74%.95 Dit hoge veroordelingspercentage kan uiteraard niet los kan worden gezien van de hierboven beschreven praktijk van de plea bargains.

    Bij een veroordeling van een kind door de militaire jeugdrechtbank wordt in de meeste gevallen een gevangenisstraf opgelegd, vaak in combinatie met een geldboete.96 Op grond van militaire verordeningen bedraagt de maximale gevangenisstraf voor twaalf en dertienjarigen zes maanden.97 Voor veertien en vijftienjarigen is dit twaalf maanden, tenzij het een misdrijf betreft waarop een maximale gevangenisstraf van vijf jaar of meer is gesteld.98 In dat geval geldt voor deze leeftijdsgroep het sanctierecht voor volwassenen. Voor zestien en zeventienjarigen gelden in alle gevallen dezelfde sancties als voor volwassenen.99

    Het meest voorkomende delict waarvoor Palestijnse kinderen door de Isralische militaire jeugdrechtbank worden veroordeeld is het gooien van stenen richting objecten, personen of voertuigen. Op grond van een militaire verordening kan een persoon die een steen gooit op een wijze die mogelijk het verkeer op een verkeersweg schade toebrengt, dan wel richting een object of persoon met de intentie om schade toe te brengen, een maximale gevangenisstraf van tien jaar krijgen opgelegd.100

    94 Het betrof een studie van 71 zaken die tussen april 2010 en maart 2011 zijn behandeld bij de militaire jeugdrechtbank in Ofer. Zie: No Legal Frontiers 2011.

    95 Zie: Addameer 2011; Haaretz 2011. Dit betrof het veroordelingspercentage over alle zaken zowel volwassenen als jeugd die in 2010 voor de Isralische militaire rechtbank zijn gebracht.

    96 No Legal Frontiers (2011) constateerde op basis van een sample van 71 jeugdzaken dat in 98% een gevangenisstraf werd opgelegd. In 96% van de zaken werd tevens een geldboete opgelegd, die zou worden vervangen door een verlenging van de gevangenisstraf indien deze niet zou worden betaald.

    97 Militaire verordening nr. 1651, sectie 168(B).98 Militaire verordening nr. 1651, sectie 168(C).99 UNICEF 2013, p. 8.100 Militaire verordening nr. 1651, sectie 212(1) en (2).

    Indien het doelwit een bewegend voertuig betreft, bedraagt de maximale gevangenisstraf zelfs twintig jaar.101 Het feit dat op stenengooien een maximale gevangenisstraf van meer dan vijf jaar is gesteld betekent dat in de praktijk voor veel veertien en vijftien jarigen die in de militaire jeugdbank worden berecht dezelfde strafmaxima gelden als voor volwassenen. Het is op basis van de huidige militaire wetgeving dus mogelijk dat veertien en vijftienjarigen die worden veroordeeld wegens het gooien van stenen een gevangenisstraf van tien of zelfs twintig jaar krijgen opgelegd. Dit lijkt in de praktijk echter niet te gebeuren. Doorgaans variren de gevangenisstraffen waartoe kinderen worden veroordeeld wegens het gooien van stenen tussen twee weken en tien maanden.102

    Het VN Kinderrechtencomit heeft de Isralische autoriteiten dringend verzocht om de wetgeving waardoor Palestijnse kinderen vanwege het gooien van stenen tot twintig jaar gevangenisstraf kunnen worden veroordeeld te herzien. Ook heeft het Comit Isral opgeroepen tot invrijheidstelling van kinderen die op basis van deze bepalingen tot een (langdurige) gevangenisstraf zijn veroordeeld.103

    3.6 Tenuitvoerlegging van militaire detentie

    Vrijheidsstraffen die door de Isralische militaire jeugd rechtbank worden opgelegd, alsook het daaraan voorafgaande voorarrest, worden doorgaans tenuitvoergelegd in gevangenissen die worden beheerd door de Isralische Gevangenis Dienst (Israeli Prison Service).104 Twee van de drie gevangenissen waar de meeste Palestijnse kinderen worden gedetineerd zijn gevestigd op Isralisch grondgebied.105

    101 Militaire verordening nr. 1651, sectie 212(3).102 DCI 2011. In zaken die door middel van plea bargaining zijn

    afgedaan is de duur van de opgelegde gevangenisstraf vaak gelijk aan de tijd die het kind reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Zie: BTselem 2011.

    103 VN Kinderrechtencomit 2013, par. 74, aanhef en onder a.104 Dit betreffen de gevangenissen in Ofer, Megiddo en Rimonim.

    Zie: BTselem 2011, p. 56 e.v. Zie ook: UNICEF 2013, p. 13.105 UNICEF 2013, p. 13. De gevangenissen in Megiddo en

    Zowel het VN Kinderrechtencomit als UNICEF wijzen erop dat het overbrengen van Palestijnse kinderen naar gevangenissen in Isral strijdig is met artikel 76 van de Vierde Geneefse Conventie.106 Deze bepaling waarborgt dat personen die, in een situatie van bezetting, op verdenking van een strafbaar feit gevangen worden genomen door de Bezettende Macht, het recht hebben om het voorarrest en de eventueel daarop volgende vrijheidsstraf uit te zitten in een gevangenis in hun eigen (bezette) land of gebied.

    Een praktische implicatie van het detineren van Palestijnse kinderen in gevangenissen in Isral is dat bezoek door ouders of andere familieleden vaak niet of nauwelijks mogelijk is.107 De belangrijkste reden hiervoor is gelegen in de restricties die gelden voor Palestijnen met een IDkaart van de Westelijke Jordaanoever om naar en binnen Isral te reizen en de lange duur van de procedures om hiervoor een vergunning te krijgen.108 Verschillende Palestijnse kinderen, met wie de expertgroep heeft gesproken, verklaarden dat zij gedurende hun detentie soms maandenlang geen contact hebben gehad met hun ouders. UNICEF wijst erop dat kinderen in detentie op grond van het IVRK het recht hebben om contact te onderhouden met hun familie door middel van correspondentie en bezoeken.109

    De expertgroep heeft van de Isralische autoriteiten, ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe, geen toestemming gekregen om een gevangenis te bezoeken.

    Rimonim liggen in Isral. De mensenrechtenorganisatie Military Court Watch wijst er in diens nieuwsbrief van januari 2014 op dat van de 154 Palestijnse kinderen die eind december 2013 gedetineerd waren in Isralische gevangenissen, 49% verbleef in een gevangenis op Isralisch grondgebied. Uit een sample van DCI (2012) volgde dat 63% van de 311 door hen ondervraagde Palestijnse kinderen heeft verklaard gedetineerd te zijn geweest in een gevangenis op Isralisch grondgebied.

    106 VN Kinderrechtencomit 2013, par. 73, aanhef en onder g; UNICEF 2013, p. 13.

    107 UNICEF 2013, p. 13; DCI 2013, p. 9; BTselem 2011, p. 6162.108 UNICEF 2013, p. 13.109 Vgl. artikel 37, aanhef en onder c IVRK.

  • 24 25rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    waarin Palestijnse kinderen samen met volwassen gedetineerden in een cel zijn geplaatst.112

    Op de scheiding tussen minderjarige en volwassen gedetineerden lijkt een algemene uitzondering te worden gemaakt voor het verzorgen van onderwijs. De expertgroep heeft tijdens gesprekken met Palestijnse kinderen, advocaten en vertegenwoordigers van kinder en mensenrechtenorganisaties kennis genomen van de ogenschijnlijk vaste praktijk dat Palestijnse kinderen in Isralische gevangenissen geen officieel curriculum volgen, maar onderwijs krijgen van volwassen Palestijnse gedetineerden. Het is de expertgroep kenbaar gemaakt dat aan deze praktijk een overeenkomst tussen de Isralische en Palestijnse autoriteiten ten grondslag ligt.113 112 DCI 2013, p. 2; BTselem 2011, p. 5860; DCI 2011, p. 3. Zie ook:

    Britse onderzoeksdelegatie 2012, p. 27.113 Vanuit het Palestijnse perspectief lijkt het achterliggende

    idee van deze overeenkomst te zijn dat deze volwassen Palestijnse gedetineerden als een mentor kunnen fungeren voor Palestijnse kinderen in Isralische gevangenissen. Zie: BTselem 2011, p. 5960.

    Duidelijk is in elk geval dat het onderwijs van Palestijnse kinderen in Isralische gevangenissen te wensen overlaat. Zo verklaarde een aantal kinderen, met wie de expertgroep heeft gesproken, dat zij gedurende hun verblijf in een Isralische gevangenis slechts anderhalf uur per dag onderwijs kregen en uitsluitend geschoold werden in Arabisch en wiskunde. Ook verklaarden zij dat alle kinderen hetzelfde onderwijs krijgen, ongeacht leeftijd en niveau. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat uit een rapport van de Isralische mensenrechtenorganisatie BTselem volgt dat er, voor wat betreft het systeem en de kwaliteit van het onderwijs, grote verschillen lijken te bestaan tussen de gevangenissen.114 Het VN Kinderrechtencomit dringt er bij Isral op aan om te waarborgen dat alle door de Isralische militaire autoriteiten gedetineerde Palestijnse kinderen verblijven in gevangenissen of inrichtingen die zijn gelegen in de Bezette Palestijnse Gebieden. Ook moet ervoor zorg worden gedragen dat deze kinderen gescheiden verblijven van volwassen gedetineerden, onder passende omstandigheden en met toegang tot onderwijs.115

    3.7 Nazorg

    Het is de expertgroep duidelijk geworden dat door de Isralische autoriteiten niet wordt voorzien in enige vorm van nazorg voor Palestijnse kinderen die na een periode in Isralische militaire detentie in vrijheid worden gesteld. De Isralische mensenrechtenorganisatie BTselem heeft gerapporteerd dat sommige kinderen bij hun vrijlating zelfs letterlijk op straat worden gezet, zonder dat hun ouders op de hoogte worden gebracht, waardoor deze kinderen zelf maar moeten zorgen dat zij thuis komen.116

    Ook de Palestijnse Autoriteiten bieden geen adequate voorzieningen voor Palestijnse kinderen die zorg en hulp nodig hebben na hun vrijlating uit Isralische militaire detentie.117

    114 BTselem 2011, p. 56 e.v.115 VN Kinderrechtencomit 2013, par. 74 aanhef en onder e.116 BTselem 2011, p. 6364. Zie ook: Britse onderzoeksdelegatie

    2012, p. 28.117 Save the Children Sweden & YMCA 2008, p. 50.

    De nazorg van deze kinderen wordt feitelijk overgelaten aan lokale nongouvernementele organisaties. Met name de East Jeruzalem Young Men Christians Association Rehabilitation Program (YMCA) en de Treatment and Rehabilitation Centre for Victims of Torture (TRC) hebben een voorname rol als nazorgverleners.118 De expertgroep heeft een bezoek gebracht aan YMCA in Beit Sahour. Deze organisatie biedt een rehabilitatieprogramma waaronder hulp met terugkeer naar school en loopbaanorintatie en traumatherapie voor Palestijnse kinderen die in Isralische militaire detentie hebben gezeten en voor hun families.119 De vertegenwoordiger van YMCA, met wie de expertgroep heeft gesproken, schat dat zijn organisatie ongeveer de helft van de Palestijnse kinderen die vrijkomen uit Isralische militaire detentie bereikt.

    Op basis van informatie zoals deze is verschaft door het Palestijnse Ministerie van Gevangenen Zaken, YMCA en andere kinder en mensenrechtenorganisaties constateert de expertgroep met bezorgdheid dat een aanzienlijk deel van de Palestijnse kinderen na hun arrestatie en detentie zonder enige vorm van nazorg terugkeert in de samenleving en dat ook hun families vaak geen enkele ondersteuning krijgen.

    118 Save the Children Sweden & YMCA 2008, p. 5253.119 Zie: Save the Children Sweden & YMCA 2012.

    Wel heeft de expertgroep met Palestijnse kinderen gesproken over hun verblijf in een Isralische gevangenis. Het beeld dat uit deze gesprekken naar voren komt is dat gedetineerde kinderen een cel delen met ongeveer negen andere kinderen; dat er nauwelijks communicatie is tussen het Isralische gevangenispersoneel en de gedetineerde kinderen; dat de kinderen onderwijs krijgen van volwassen Palestijnse gedetineerden; dat er nauwelijks faciliteiten zijn voor sport of vermaak en dat de verveling onder de kinderen enorm is.110

    Uit de Isralische militaire verordeningen volgt dat minderjarigen in gevangenissen gescheiden moeten verblijven van volwassen gedetineerden.111 Dit voorschrift lijkt in de praktijk doorgaans te worden nageleefd door kinderen in de gevangenis op aparte afdelingen te plaatsen, gescheiden van volwassenen. Niettemin rapporteren kinder en mensenrechtenorganisaties dat er wel degelijk gevallen bekend zijn 110 Zie ook: BTselem 2011, p. 56 e.v.111 Militaire verordening nr. 1651, sectie 149.

    Foto: Karin Arts

  • 26 27rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    4. De context: diepgeworteld conflict en langdurige bezetting

    4.1 Een beknopte schets van de historische context

    De huidige situatie op de Westelijke Jordaanoever kan niet los worden gezien van haar historische context. Deze paragraaf beperkt zich tot een zeer kort overzicht van de meest direct relevante historische gebeurtenissen.120

    Op 27 november 1947 nam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties een resolutie aan die strekte tot de opdeling van het grondgebied van het toenmalige Britse mandaat Palestina in een Joodse Staat, een Arabische Staat en een neutraal gebied rondom Jeruzalem.121 Onenigheid over deze verdeling deed de reeds aangevangen gevechten tussen Joodse en

    120 Voor uitgebreidere analyses zie bijvoorbeeld: De Waart 1994; Handmaker 2011.

    121 VN Veiligheidsraad, Resolutie 181, 29 november 1947.

    Arabische inwoners van dit gebied in alle hevigheid losbarsten. Na de beindiging van het Britse mandaat in 1948 mondde de situatie uit in de ArabischIsralische Oorlog tussen de nieuwe staat Isral, die in mei 1948 middels een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring werd gesticht, en omliggende Arabische landen. Dit bloedige conflict eindigde in 1949 met een wapenstilstand, waarbij de Palestijnse Gebieden op basis van bilaterale overeenkomsten werden verdeeld tussen Isral, Jordani (de Westelijke Jordaanoever) en Egypte (Gaza).122

    Na bijna twintig jaar van oplopende spanningen, veroverde Isral in 1967 tijdens de Zesdaagse Oorlog de Palestijnse Gebieden die in handen waren van Jordani en Egypte. Isral bezette de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook en OostJeruzalem. Nog in datzelfde jaar nam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties een resolutie aan waarin het de Isralische verovering van deze gebieden onrechtmatig verklaart en Isral uitdrukkelijk verzoekt om diens militaire strijdkrachten uit de bezette gebieden terug te trekken.123 Isral heeft aan dit dringende verzoek, althans voor wat betreft de Westelijke Jordaanoever en OostJeruzalem, tot op heden geen gehoor gegeven.

    Vanaf eind jaren zeventig zijn Isralische burgers (kolonisten) zich gaan vestigen in nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Als reactie hierop werd in 1979 door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties een resolutie aangenomen waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat het Isralische beleid en de praktijk van het vestigen van nederzettingen in de Bezette Palestijnse Gebieden onrechtmatig is en een serieuze belemmering vormt voor het bereiken van een duurzame vrede in het Midden Oosten.124

    Hoewel van meet af aan sprake is geweest van Palestijns verzet tegen de Isralische bezetting, volgde tussen 1987 en 1993 een periode van intensief Palestijns verzet (de Eerste Intifada), waartegen het Isralische leger keihard optrad. Hierbij vielen

    122 De hierbij getrokken grenzen worden aangeduid als de Groene Lijn en zijn erkend door de Verenigde Naties.

    123 VN Veiligheidsraad, Resolutie 242 (S/RES/242), 22 november 1967.

    124 VN Veiligheidsraad, Resolutie 446 (S/RES/446), 22 maart 1979.

    zowel aan Palestijnse als Isralische zijde slachtoffers. Deze periode van grootschalig en actief verzet eindigde (tijdelijk) met het sluiten van de Oslo Akkoorden, waarbij de Palestijnse Autoriteiten het dagelijks bestuur kreeg over delen van de Westelijke Jordaanoever, maar de Isralische bezetting onveranderd bleef. Een aantal jaren later laaide het geweld echter weer in alle hevigheid op tijdens de Tweede Intifada (20002005).

    Sinds de Tweede Intifada zijn de Isralische veiligheidsmaatregelen ten aanzien van Palestijnen verder opgevoerd, hetgeen een diepgaande invloed heeft op het dagelijks leven van miljoenen Palestijnse burgers (zie de navolgende paragraaf 4.2). De populatie Isralische kolonisten in de Bezette Palestijnse Gebieden op de Westelijke Jordaanoever is blijven groeien en het Isralische leger is er nog altijd prominent aanwezig. De gevolgen van de inmiddels bijna vijftig jaar voortdurende Isralische bezetting zijn ook anno 2014 dagelijks voelbaar voor Palestijnse kinderen die daar opgroeien.

    4.2 De dagelijkse realiteit voor Palestijnse kinderen op de Westelijke Jordaanoever

    Door de jaren heen heeft Isral het steeds moeilijker gemaakt voor Palestijnen om zich vrij te kunnen verplaatsen binnen de Bezette Palestijnse Gebieden op de Westelijke Jordaanoever en om deze gebieden te verlaten, dan wel er naar toe terug te keren. Al lange tijd wordt de bewegingsvrijheid van Palestijnen ernstig ingeperkt door middel van een uitgebreid systeem van identiteitskaarten en vergunningen die vereist zijn om ergens aanwezig te mogen zijn of om van de ene locatie naar de ander te reizen. Dit heeft ook grote gevolgen voor Palestijnse kinderen. Zo kunnen zieke of gewonde Palestijnse kinderen zonder de daarvoor vereiste vergunning niet terecht in ziekenhuizen die zich op Isralisch grondgebied bevinden. Een ander, eerder aangehaald voorbeeld is dat Palestijnse ouders vaak geen bezoeken kunnen brengen aan hun kinderen die verblijven in gevangenissen op Isralisch grondgebied.125

    125 Zie paragraaf 3.6.

    De praktijken van arrestatie, verhoor, detentie en berechting van Palestijnse kinderen door de Isralische militaire autoriteiten kunnen niet los gezien worden van hun algemene context. Deze context is er n van diepgeworteld conflict over onder meer zelfbeschikking, land en natuurlijke hulpbronnen zoals water, en van een inmiddels bijna vijftig jaar durende militaire bezetting van de Palestijnse Gebieden door Isral. Dit onderdeel van het rapport biedt een korte achtergrondschets van de situatie op de Westelijke Jordaanoever (4.1), geeft informatie over de aard en gevolgen van de bezetting, met name voor het dagelijks leven van Palestijnse kinderen (4.2) en zoomt in op de rol van de militaire rechtbank in deze context (4.3).

    Foto: Micha de Winter

  • 28 29rapport palestijnse kinderen en militaire detentie rapport palestijnse kinderen en militaire detentie

    Een ander obstakel dat een grote invloed heeft op het leven van veel Palestijnse kinderen op de Westelijke Jordaanoever is de Muur die Isral sinds 2002 bouwt. Volgens Isral is de Muur noodzakelijk om haar burgers te beschermen tegen Palestijns geweld. Desalniettemin ligt deze Muur voor een groot deel niet op de internationaal erkende officile grenslijn van 1949 (de Groene Lijn), maar vooral binnen de Westelijke Jordaanoever. De Muur scheidt Palestijnse gemeenschappen fysiek van elkaar en ontzegt vele Palestijnse families toegang tot hun landbouwgronden.129 Het Internationaal Gerechtshof heeft in 2004 bepaald dat de bouw van de Muur door Isral onrechtmatig is.130 Niettemin wordt de bouw van de Muur nog altijd voortgezet.

    Ook een realiteit is dat, zoals onder meer blijkt uit factsheets van het VN Bureau voor de Cordinatie van Humanitaire Zaken,131 door de jaren heen vele Palestijnse gezinnen zijn gedwongen om Oost Jeruzalem en ander Palestijns bezet gebied te verlaten, doordat hun huizen zijn gesloopt of het leven hen anderszins ernstig werd bemoeilijkt door de Isralische autoriteiten.132 Tegelijkertijd bouwden vele Isralische kolonisten een bestaan op in nederzettingen in de Bezette Palestijnse Gebieden.133

    129 VN Bureau voor de Cordinatie van Humanitaire Zaken 2013(b).

    130 Internationaal Gerechtshof 2004. p. 136.131 Zie: VN Bureau voor de Cordinatie van Humanitaire Zaken

    2013(c).132 Ibid.133 Volgens de Association of International Development

    Agencies (AIDA), een internationaal forum van meer dan 80 internationale nongouvernementele en nonprofit organisaties die betrokken zijn bij ontwikkelingswerk en humanitaire hulp activiteiten in de Palestijnse Gebieden), die zich mede baseert op bronnen van de Verenigde Naties en de Isralische en Palestijnse Bureaus voor de Statistiek, heeft de Isralische kolonistenpopulatie in Palestijns gebied (inclusief OostJeruzalem) zich verdubbeld sinds 1993, tot een huidig aantal van meer dan 500,000. Volgens dezelfde bron werden sinds 1993 minstens 11,000 Palestijnen gedwongen om Jeruzalem te verlaten en zijn er, ook sinds 1993, 53,000 huizen voor kolonisten gebouwd in bezet gebied en 15,000 Palestijnse huizen vernield. Zie: AIDA 2013. Zie ook: het rapport over deze kwestie van de SecretarisGeneraal van de Verenigde Naties (VN SecretarisGeneraal 2013).

    Directe gewelddadige confrontaties tussen kolonisten en/of Israelische militairen en Palestijnen komen voornamelijk voor rondom dergelijke nederzettingen en andere frictiepunten, zoals belangrijke delen van het alleen voor Israelis toegankelijke wegennet op de Westelijke Jordaanoever.

    De toenemende kolonistenpopulatie in de Bezette Palestijnse Gebieden op de Westelijke Jordaanoever heeft directe implicaties voor de Isralische militaire aanwezigheid in deze gebieden, aangezien het Isralische leger primair is belast met het waarborgen van de veiligheid van Isralische burgers (waaronder ook de kolonisten vallen). Dit heeft er mede toe geleid dat Isral vaak de veiligheid van haar burgers inroept als rechtvaardiging voor het opleggen van (preventieve) beperkingen ten aanzien van Palestijnen, zoals de bovengenoemde fysieke en bureaucratische beperkingen op de bewegingsvrijheid, alsook voor het harde optreden tegen Palestijnen die de veiligheid van de Isralische burgers in gevaar brengen, inclusief stenen gooiende Palestijnse kinderen.

    De huidige situatie op de Westelijke Jordaanoever heeft onvermijdelijk ook ernstige gevolgen voor de Palestijnse economie en het inkomensniveau van de Palestijnse inwoners van de Bezette Gebieden. Uit een in juli 2012 gepubliceerd rapport van de VN Conferentie voor Handel en Ontwikkeling volgde dat de impact van de bezetting op de Palestijnse landbouwproductie desastreus is.134 Ook zijn de werkloosheidscijfers hoog (30% in 2010 en 26% in 2011) en worden de lonen steeds lager, waardoor de armoede onder Palestijnen in bezet gebied zich verspreid en verdiept.135 Dit heeft vanzelfsprekend ook grote invloed op de levensstandaard van Palestijnse kinderen die opgroeien op de Westelijke Jordaanoever.

    Bovenstaande omstandigheden hebben een enorm ingrijpende invloed op h