Ouders waar het kan, hulp als het moet

15
HOOFDSTUK 3 Ouders waar het kan, hulp als het moet Wat Amsterdam vraagt van de nieuwe jeugdprofessional Douwe van den Berg, Renske Emmelkamp en Nies Medema 1 3.1 Actieonderzoek en een nieuwe visie op hulpverlening De gemeente Amsterdam heeft in de afgelopen jaren uitgebreid actieonderzoek gedaan naar het functioneren van de hulpverlening aan gezinnen. Dat onderzoek gaf inzicht in belemmerende én stimulerende mechanismen in het systeem van hulpverlening. Het verklaart waarom professionals onvoldoende bij machte zijn geweest om de zorg zelf te regisseren. Met het opstellen van een nieuwe visie op het jeugddomein is de gemeente van start gegaan met de reorganisatie van de jeugdzorg. Dat heeft consequenties voor organisaties en professionals. De nieuwe professional moet meer ruimte krijgen om zijn vak uit te oefenen, hij krijgt een grotere eigen verantwoordelijkheid. Dit artikel start met een kort overzicht van de nieuwe gemeentelijke visie, gevolgd door de belangrijkste resultaten van enkele Amsterdamse praktijkonderzoeken. Daarna geven we aan hoe we samen met de betrokken instellingen werken aan verbeteringen. Tot slot het belangrijkste: wat betekent dit alles voor de nieuwe jeugdprofessional? 3.1.1 Naar een nieuwe visie In de zomer van 2011 heeft de gemeente Amsterdam een nieuwe beleidsvisie voor kinderen en jongeren ontwikkeld. Volgens deze visie wordt inmiddels al zo veel mogelijk gewerkt. We willen hier de basisprincipes van deze nieuwe visie uiteen- zetten. Maar eerst willen we kort ingaan op de noodzaak een nieuwe visie te ontwikkelen. 1 Douwe van de Berg is procesmanager en adviseur bij de gemeente Amsterdam. Renske Emmel- kamp is X. Nies Medema is X. 21

Transcript of Ouders waar het kan, hulp als het moet

Page 1: Ouders waar het kan, hulp als het moet

HOOFDSTUK 3

Ouders waar het kan, hulp alshet moetWat Amsterdam vraagt van denieuwe jeugdprofessional

Douwe van den Berg, Renske Emmelkamp en Nies Medema1

3.1 Actieonderzoek en een nieuwe visie op hulpverlening

De gemeente Amsterdam heeft in de afgelopen jaren uitgebreid actieonderzoekgedaan naar het functioneren van de hulpverlening aan gezinnen. Dat onderzoekgaf inzicht in belemmerende én stimulerende mechanismen in het systeem vanhulpverlening. Het verklaart waarom professionals onvoldoende bij machte zijngeweest om de zorg zelf te regisseren. Met het opstellen van een nieuwe visie ophet jeugddomein is de gemeente van start gegaan met de reorganisatie van dejeugdzorg. Dat heeft consequenties voor organisaties en professionals. De nieuweprofessional moet meer ruimte krijgen om zijn vak uit te oefenen, hij krijgt eengrotere eigen verantwoordelijkheid.

Dit artikel start met een kort overzicht van de nieuwe gemeentelijke visie, gevolgddoor de belangrijkste resultaten van enkele Amsterdamse praktijkonderzoeken.Daarna geven we aan hoe we samen met de betrokken instellingen werken aanverbeteringen. Tot slot het belangrijkste: wat betekent dit alles voor de ‘nieuwejeugdprofessional’?

3.1.1 Naar een nieuwe visie

In de zomer van 2011 heeft de gemeente Amsterdam een nieuwe beleidsvisie voorkinderen en jongeren ontwikkeld. Volgens deze visie wordt inmiddels al zo veelmogelijk gewerkt. We willen hier de basisprincipes van deze nieuwe visie uiteen-zetten. Maar eerst willen we kort ingaan op de noodzaak een nieuwe visie teontwikkelen.

1 Douwe van de Berg is procesmanager en adviseur bij de gemeente Amsterdam. Renske Emmel-kamp is X. Nies Medema is X.

21

Page 2: Ouders waar het kan, hulp als het moet

Aanleiding om deze visie op te stellen was onder meer een onderzoek van degemeente zelf naar de effectiviteit van de zorg voor multiprobleemgezinnen. Ditonderzoek, Systeem in Beeld geheten, toonde onder meer aan hoe ingewikkeld de zorgzelf in elkaar zat.

Wat de onderzoekers zagenwas eenwoud van verschillende financieringsstromenmet verschillende eisen die aan organisaties werden gesteld. Ze troffen ook eenprojectencarrousel aan die soms te pas, maar ook te onpas werd ingezet in gezinnen.De hulp die werd geboden leek soms ingesteld op de aanwezige projecten, niet ophet gezin. Bovendien leverden al die projecten en financieringsstromen eenimmense administratie op, waardoor er nog minder tijd was om met een gezin bezigte zijn. Voor professionals werd het daardoor wel erg moeilijk om adequate hulp tebieden.

Toen dat eenmaal duidelijk was, werd de inzet van de nieuwe beleidsvisie van degemeente Amsterdam, om vooral het kind en gezin centraal te stellen. Daardoorkunnen professionals sneller ingrijpen en wordt onnodig beroep op dure en zwarezorg verminderd. De maatschappelijke effecten en de kosten als gevolg van te laatsignaleren, diagnosticeren en handelen zijn nu nog onnodig hoog. De dienstverleningaan jeugdigen en volwassenen is nog steeds te sterk versnipperd. Er is chaos in hetaanbod: hulpverleners en organisaties met ieder hun eigen specialisme, regels,protocollen, verantwoordingseisen en coördinatiemechanismen. Nu het Rijk definanciering van de jeugdzorg over gaat hevelen naar gemeenten, biedt dit kansenom de zorg aan kinderen, jongeren en gezinnen te verbeteren.

3.1.2 Basisprincipes nieuwe visie

De basisprincipes van de nieuwe hulpverlening zijn:1. ouders zijn primair verantwoordelijk;2. snelle hulp door sterk pedagogisch klimaat;3. effectieve zorg dichtbij, aangepast aan de behoeften in het gezin;4. eigen kracht.

Ad 1. Ouders zijn primair verantwoordelijk:Kinderen en jongeren horen veilig en gezond op te kunnen groeien, hun talenten teontwikkelen en maatschappelijk volwaardig en verantwoordelijk te kunnen partici-peren. Dat is eerst en vooral een taak van de ouders. Maar ook van het bredere socialenetwerk, vrijwilligers en beroepsopvoeders zoals leerkrachten en leidsters in dekinderopvang. En waar nodig ook van de huisarts, het Ouder- en kindcentrum enandere professionele hulp.

Ad 2. Snelle hulp door sterk pedagogisch klimaat:De gemeente heeft de plicht te zorgen voor een sociale en ruimtelijke infrastructuurwaarin ouders zelf hun kinderen kunnen opvoeden. Soms voorzien van tijdelijke lichtehulp bij opvoed- en ontwikkelvragen. Vertrekpunt van de pedagogische infrastructuuris de eigen verantwoordelijkheid en de eigen kracht van ouders, jongeren en directeomgeving, inclusief vrijwilligers. Een laagdrempelig Ouder- en kindcentrum helpt

3.1.2 De Jeugdprofessional in ontwikkeling

22

Page 3: Ouders waar het kan, hulp als het moet

daarbij. Zo’n centrum kan functioneren als netwerk en is aanwezig in de buurt, in dekinderopvang en op school.

Ad 3. Effectieve zorg dichtbij, aangepast aan de behoeften in het gezin:Wanneer zich ernstige problemen voordoen die niet meer opgelost kunnen wordendoor kind, gezin en sociale omgeving, moet er goede specialistische hulp komen. Ookin crisissituaties. Vroegtijdig, snel, en liefst in de eigen omgeving van kind en gezin.Specialistische hulp dient bij voorkeur kortdurend, methodisch en op een passendniveau te worden ingezet.

In sommige gevallen kan het nodig zijn dat hulp en steun blijvend moet wordenaangeboden. Als er méér problemen spelen, en de zelfredzaamheid van de ouder(s) isgering, dan heeft het gezin recht op een vertrouwenspersoon die hen helpt een planop te stellen en om snelle en professionele hulp te regelen. En als het écht moet, datwil zeggen als kind of omgeving gevaar lopen of ouders zorg vermijden, dan grijpt degemeente in met maatregelen die de autonomie van de ouders tijdelijk opschorten.

Ad 4 Eigen kracht:Eigen kracht is een belangrijk element van onze beleidsvisie. Wij zien niet alleen deeigen kracht van burger/cliënt, maar ook die van de professional. Voor ambtenaren enpolitiek bestuur betekent dit ‘loslaten’. Als gemeente moet je kunnen vertrouwen opde deskundigheid van de professional. Dat betekent echter niet dat we onverschilligworden. Nee, zoals eerdergenoemd is het juist zaak dat we meer en betere feedbackorganiseren. We willen graag werken met organisaties die breed/integraal werken(opvoedpoli, buurtzorg), dat biedt de mogelijkheid om een integrale aanpak voorgezinnen te ontwikkelen. Professionals lopen daardoor minder het risico langs elkaarheen te werken. Natuurlijk blijven specialisten nodig. Autisme of anorexia of hech-tingsproblemen vereisen speciale kennis. Maar gespecialiseerde hulp moet wordeningepast in een integraal plan.

3.1.3 Veranderingen bij gemeente en bij instellingen

Om deze visie te realiseren is er een grote omslag nodig bij de gemeente zelf en bij debetrokken organisaties. Het hele systeem moet minder gericht zijn op de organisatiesen hun functioneren en voortbestaan en meer op het uiteindelijke resultaat voorouders en kinderen.

Die stappen ontwikkelenwe graag gezamenlijk met de organisaties. Als gemeentenemen we de taak op ons om rust uit te stralen. Instellingen en professionals mogenverwachten dat we de gekozen koers langere tijd aanhouden. In ons opdrachtgever-schap aan de instellingen hebben we een aantal voornemens.– de ‘projectencarrousel’ gaat tot het verleden behoren;– we willen aansturen en financieren op een manier waarbij het resultaat voor het

kind en het gezin centraal staat;– wewillen goede feedback organiseren tussen ambtenaren enwerkvloer, zodat we

betere opdrachtgevers worden. Een voorbeeld is het oprichten van focusgroepenvan Amsterdamse ouders die we regelmatig spreken over hun ideeën en ver-wachtingen.

Ouders waar het kan, hulp als het moet 3.1.3

23

Page 4: Ouders waar het kan, hulp als het moet

Op basis van feedback blijven we nadenken en de koers die we hebben uitgezetverbeteren en aanscherpen. Samen met de instellingen zetten we leerlijnen op voorprofessionals in de uitvoering, maar ook voor leidinggevenden en managers vaninstellingen én gemeente.

3.2 Naar toepassing: het slechten van blokkades in de jeugdhulpverlening

Beleid maak je idealiter vanuit de praktijk en om de professionals in die praktijk zogoed mogelijk te bedienen. Hoe ziet de praktijk van de hulpverlener eruit? Watgebeurt er als verschillende vakgebieden en professionals bij elkaar komen rondéén gezin (politie, huisarts, school, jeugdzorg, psychiatrie, jongerenwerk, schuldhulp-verlening, consultatiebureau, enz.). Wat zijn in het dagelijks leven van deze profes-sionals de dilemma’s, de successen en waar lopen ze op vast? En wat zijn deonderliggende mechanismen?

Met het onderzoek Systeem in Beeld in 2008, en daarna met Vakmanschap aan Zet(2009 t/m 2011) kreeg de gemeente een goed beeld van de praktijk van de hulp-verlener in het jeugddomein. De onderzoekers spraken op een open en waarderendemanier met veel professionals – zo’n 750 uit verschillende vakgebieden – over hunwerk, hun dilemma’s, hun successen, hun manier van werken, hoe ze wordenaangestuurd, welke beperkingen en mogelijkheden zij ervaren. En hoe ze samenmet elkaar en met ouders tot resultaten proberen te komen. Dit gaf veel inzicht in hoehet werk van professionals wordt mogelijk gemaakt of juist gehinderd. Elders in ditboek gaan we nader in op beide onderzoeken en de onderliggende methode.2

Hierna geven we twee voorbeelden van blokkerende en stimulerende mechanis-men. Daarna gaan we in op een aantal basisinzichten die onderzoek ons brachten.

3.2.1 Blokkerende mechanismen: geschiedenis blijft niet hangen

De hulpverlening blijkt vaak niet over adequate informatie over cliënten te beschik-ken. Centraal toegankelijke dossiers beperken zich meestal tot hulpverleningsin-formatie. Ze vertellen niet hoe het werkelijk met het gezin gaat en geven dus geenhandelingsperspectief. Vaak schrijft de werkwijze voor dat informatie alleen kanbestaan uit harde feiten en is er geen ruimte voor vermoedens of een ‘niet-pluis-gevoel’. Hulpverleners houden hun eigen aantekeningen bij over hun observatiesbinnen het gezin, die niet in een dossier belanden. De visie op het gezin wordt dusniet overgedragen.

Soms is er wel informatie maar wordt deze niet gebruikt. Zo schreef een therapeutMulti Systeem Therapie een plan hoe de resultaten die ze met een gezin had geboektbehouden konden blijven. Ze had zes maanden lang intensief met het gezin gewerkt.De gezinsvoogd die een jaar later met het gezin werkte, kende haar rapport niet. Datwas na een aantal overdrachten verloren gegaan.

2 Zie in dit handboek artikel X: Douwe van den Berg & Simen van der Goot, ‘Actieonderzoekdoorbreekt ingesleten patronen jeugdzorg’, p. X (red); en in dit handboek artikel X: Douwe van denBerg & Wilma Wentholt, ‘Inzicht, overtuiging en een doorbraak. Wat vakmanschap aan Zetoplevert voor probleemgezinnen, hulpverleners en hun organisaties’, p. X (red).

3.2 De Jeugdprofessional in ontwikkeling

24

Page 5: Ouders waar het kan, hulp als het moet

In een ander geval weten hulpverleners uit rapportage wel dat er ooit eenonderzoek is geweest waaruit bleek dat een jongen licht verstandelijk gehandicapt(LVG) is, maar toch wordt er pas tot actie overgegaan wanneer het JongerenOpvangcentrum (JOC) (de jongen is inmiddels 15 jaar) een psychologisch onderzoekafneemt en vaststelt dat de jongen inderdaad zwak begaafd is.

Anderzijds zijn professionals soms onzeker of ze op oude informatie kunnenvertrouwen. Een raadsonderzoeker zegt: “De vele hulpverlening en het gebrek aanzicht op dochter A. leidde tot veel ruis en allerlei vermoedens en paniek over haarsituatie. Er stonden vergaande dingen in de papieren die achteraf niet klopten. Hetkostte me moeite om uit te zoeken hoe het nu echt met moeder en A. ging.”

Figuur 1 Negeren van de geschiedenis

Problemen verergeren, starthulpverleningstraject

HV: wij sluiten af

HV: cliënt niet gemotiveerd, geen inzicht,probleem blijft ongrijpbaar. Er is meer

diagnose + informatie nodig

Onvoldoende effect zichtbaarof problemen verergeren

Dominante werkwijze(inzet op

deelprobleem)

HV gaat werken op ‘goed geluk’opnieuw eigen informatie

verzamelen’

1. Informatie niet beschikbaar 2. HV wil blanco starten

3. Gestelde doelen staan op zichzelf(de analyse is verdwenen)

3.2.2 Stimulerend mechanismen: de kracht van persoonlijke interventie

Multiprobleemgezinnen zijn voor hulpverleners taai.3 Als doelen al gehaald worden,zie je het gezin na afloop van de hulp vaak terugvallen. Frustratie en machteloosheidliggen op de loer, waardoor hulpverleners zich, soms tegen beter weten in, terug-trekken en verschansen achter hun standaardaanpak. Er zijn veel redenen waaromhet zo loopt: de instrumenten, de beschikbare tijd of de bevoegdheid ontbreekt om tedoenwat werkelijk nodig is om de cirkel van teleurstelling, onbegrip, onvermogen enwantrouwen bij het gezin effectief te doorbreken.

Niet iedereen legt zich daarbij neer. Sommige professionals slaan hun eigen pad inop zoek naar een oplossing die werkt. Soms lukt dat binnen de eigen taakomschrij-ving, vaak ook door daarbuiten te treden. “Ik merkte dat moeder gemotiveerd wasom te solliciteren. Er moesten brieven worden geschreven, maar als ik haar daarbij

3 Zie in dit handboek artikel x: Chris van Lenteren, ‘Professionele betrokkenheid bij de hulp aanzogenoemde multiprobleemgezinnen’, p. X (red.).

Ouders waar het kan, hulp als het moet 3.2.2

25

Page 6: Ouders waar het kan, hulp als het moet

zou helpen, ging ik buiten mijn boekje”, vertelt een gezinsvoogd BJAA. “Ik heb er ookeigenlijk geen tijd voor. Toch kon ik het niet loslaten omdat ik zag dat ze meer nodighad. Ik ben met moeder een hele middag naar uitzendbureaus gegaan. Aan het eindvan de dag had ze een baan aangeboden gekregen. Ze was trots. Ik heb niet aan mijnbaas gemeld wat ik die middag deed.”

“Ik schuif wel eens aan de keukentafel aan met avondeten”, vertelt een professional van NieuwePerspectieven. “Ik bied moeder en kinderen praktische hulp en steun bij het vinden van eenbijbaantje, een opleiding. Ze bellen me als er problemen zijn, ze vertrouwen me.”

Niet de procedure en vooraf gedefinieerde doelen, maar het praktische probleem vanhet gezin vormt hier het aanknopingspunt voor de hulpverlening. En dat werkt! Deprofessionals die deze rol nemen zijn het best geïnformeerd over ‘hun’ gezin. En zeveroveren ook een vertrouwenspositie waarmee ze in staat zijn om een patstellingvan jaren te doorbreken met de juiste aanpak.

Figuur 2 Positief patroon: ‘als je eenmaal binnen bent’

HV regelmatig ophuisbezoek

HV scherper,samenhangend idee

van wat nodig is

HV kan direct kleinestapjes zetten samen

met cliëntVertrouwen in HV door

concrete, zichtbare resultatenzelfvertrouwen cliënt groeit

3.2.3 Vier basisvragen

Het onderzoek legde vele patronen en mechanismen bloot. Vanuit het perspectiefvan het gezin en het kind bekeken zijn veel patronen terug te brengen tot vierbasisvragen, waarop ‘het jeugddomein’ (jeugdzorg, maatschappelijke dienstverle-ning, politie, onderwijs) vaak geen adequaat antwoord heeft.

3.2.3 De Jeugdprofessional in ontwikkeling

26

Page 7: Ouders waar het kan, hulp als het moet

Figuur 3 Vier basisvragen

• We bieden: veem verschillende professionals met uiteenlopende eisen Nodig:

gemeendeaandacht envertrouwen

Indirectevraag:

grenzen enduidelijkheid

Nodig: hand-in-hand

praktischesteun

Nodig:langdurige

steun• We bieden: kortlopende trajecten, 3-6 maanden

• We bieden: hulp gericht op cognitie

• We bieden: veel en ‘wissellende’ professionals

Bij 1. Langdurige steun nodigVeel multiprobleemgezinnen hebben langdurige ondersteuning nodig. Dat hoeft hele-maal niet zo intensief te zijn. De huidige programma’s zijn vaak gericht op het sneloplossen van de ergste verschijningsvormen van een vraagstuk. Zo zijn de program-ma’s ook gefinancierd: met een vooraf vastgestelde doorlooptijd en tijdsbesteding. Hetis vaak alles of niets: intensieve steun in een korte periode, daarnawordt het losgelatenen moet het gezin of kind het verder zelf ‘kunnen’. We zien dat veel gezinnenvervolgens toch weer vastlopen, en er opnieuw (dezelfde) hulp wordt aangeboden.

Voorbeeld

Een vicieuze cirkelStel, een gezin heeft vier vraagstukken: ze wonen met zes kinderen op eentweekamerwoning, ze hebben schulden, beperkte opvoedingsvaardigheden, ener is veel schoolverzuim van de kinderen. Deze vier vraagstukken bestaan vaak aljaren, in een mix van wisselende intensiteit: soms komen de kinderen niet ofnauwelijks op school, soms komen ze wel op school maar zonder eten, dan weerdreigt een uithuiszetting vanwege huurachterstand, enzovoort.Hulpverlening is gericht op het oplossen van de verschijningsvorm van datmoment (huurschuld, schoolverzuim in dit voorbeeld). Zodra dat is opgelost,moet het programma worden afgesloten. De verschijningsvorm is opgelost,maar niet de oorzaak. Gevolg: het wachten is op een volgende crisis, waarbijeen nieuwe professional de nieuwe verschijningsvorm van dezelfde vraagstukkengaat oplossen. Dit is erg frustrerend, voor zowel het gezin als voor de professional.

Ouders waar het kan, hulp als het moet 3.2.3

27

Page 8: Ouders waar het kan, hulp als het moet

Bij 2. Gemeende aandacht stimuleertOnderzoek toont aan dat aansluiting van de professional met het gezin en de jongerevan grote invloed is op het succes van de hulpverlening, zelfs vele malen groter dan demethodiek die wordt gekozen.

De sterke versnippering in de (maatschappelijke en jeugd)hulpverlening maakthet voor professional en gezin/jongere onmogelijk een band op te bouwen. Dit maakthet voor ouders en professionals onmogelijk om samen een heldere vraag teformuleren. Gevolg is dat de hulpverlening niet scherp gericht is op de kern vanhet vraagstuk. Daardoor wordt er onvoldoende resultaat geboekt en worden ervervolgens meer en nieuwe programma’s ingezet, vaak door nieuwe professionals.Die ook weer niet de tijd krijgen een band op te bouwen.

Hulp kan te zwaar belastenUit een voorzichtige schatting op basis van de informatie uit de Vakmanschapaan Zet-sessies blijkt dat ongeveer 60% van de ingezette programma’s zonderresultaat is afgerond. Dat komt bijvoorbeeld door:– ongelukkige timing (wachtlijsten);– gebrek aan samenhang (of zelfs in tegenstrijd) met andere interventies;– te kortlopend programma, zodat geboekt resultaat vervliegt;– het doel dat onvoldoende scherp gesteld is.

Terugkijkend concluderenwe dat hulpverlening, door de huidige regulering enfinanciering, in een aantal gevallen gezinnen en kinderen meer belast heeftdan geholpen.De figuur hierna geeft het verschil aan tussen enerzijds het huidige systeem vanregulering en financiering, en anderzijds het goed functionerende systeem.

Figuur 4

nazorg

programma

nodig

intake

gezin

overbodig

3.2.3 De Jeugdprofessional in ontwikkeling

28

Page 9: Ouders waar het kan, hulp als het moet

Veranderingen voor de hulpverlening

Huidige systeem versus Verbeterd systeem

Vele intakes pervakgebied/programma

Één stevige analyse van problemen, moge-lijkheden en netwerk

Vele geïsoleerdedeelprogramma’s

Één samenhangend programma,afgestemd, goed getimed

Geïsoleerde nazorg perdeelprogramma

Één nazorgtraject, maar wel langdoorlopend.

Bij 3. Hand-in-hand praktische steun is nodigVeel programma’s in de hulpverlening zijn cognitief, gericht op ‘zitten en praten’ enhet creëren van inzicht van de cliënt in de eigen situatie om deze te kunnenveranderen. De hulp is dan gericht op het ‘leren’. Dit blijkt vaak een extra belastingvoor een gezin met problemen. Zij hebben behoefte aan concrete acties, zoalsbijvoorbeeld samen schoonmaken of koken. Deze acties worden meestal niet alshulpverlening gewaardeerd. Bovendien is het overnemen van taken van een gezindoor hulpverleners een taboe.

Hierdoor wordt er geen last weggenomen bij gezinnen en komt er de ‘last’ van hetleerproces bij. Een effectieve insteek zou zijn om, bijvoorbeeld, als een gezin vier grotevraagstukken heeft, er drie – tijdelijk – over te nemen en te zorgen dat op de vierdegeleerd wordt. Van daaruit kan dan weer verder gewerkt worden. Echter, dat kanalleen als er sprake is van langdurig contact; niet als de afrekening in maanden gaat.

Bij 4. Grenzen stellen en duidelijkheid biedenDoordat vanuit elk vakgebied (politie, onderwijs, jongerenwerk) andere voorwaardenworden gesteld, blijven de grenzen voor kinderen en ouders onduidelijk. Daardoorwordt het lastiger om problemen en vragen met ze op te lossen. Om als professionalgrenzen te kunnen stellen, heb je overzicht nodig. Je moet weten wat andereprofessionals doen, en vanuit welke opdracht ze werken met een gezin of kind. Metde andere professionals, of met de ouders, moet je een gezamenlijke strategieopbouwen: wat is er nodig, wat is het belangrijkste om nú te doen, wie is het meestgeschikt om het contact met het kind/ouder te onderhouden, wat is toegestaan enwaar ligt de grens? We zien dat het in de praktijk vaak heel lastig is om grenzen aante geven én te bewaken, voor hulpverleners zelf ook.

Ouders waar het kan, hulp als het moet 3.2.3

29

Page 10: Ouders waar het kan, hulp als het moet

Voorbeeld

Patstelling doorbreken door samenwerkingEen medewerker van een Ambulant Team bezoekt op verzoek van Bureau Jeugd-zorg een paar keer per week ‘hun’ probleemgezin. Hij ziet een huis met mooiespullen terwijl er geen geld is. Hij ziet de ontredderde toestand van de kinderen enmoeder. Hij doorziet haar manipulatieve gedrag, waarmee ze de hulpverleningaan het lijntje houdt, en de ernst van de situatie waarin het gezin gevangen zit,met mogelijk zelfs prostitutie. Samen met de leerplichtambtenaar dringt hij aan opgeïndiceerde hulp en mogelijke uithuisplaatsing. Ook andere professionals be-seffen nu dat moeder grenzen nodig heeft. Zij gaan in deze zaak nu regelmatig metelkaar om de tafel, om een gezamenlijke lijn uit te stippelen.“Als we, met de kennis die we nu hebben, eerder in dit gezin hadden ingezet oplangdurige begeleiding, hadden we veel leed kunnen voorkomen,” luidde deconclusie achteraf. “Als we eerder een gezamenlijke strategie hadden gehad, wasdit allemaal niet nodig geweest,”was de conclusie van een andere bespreking. Eencompleet beeld is de basis voor een effectieve aanpak. Dat complete beeld is gebaatbij minder hulpverleners en kortere lijnen.

3.3 Gezamenlijk op zoek naar verandering

Het actieonderzoek leverde het inzicht op, dat de overheid het zelf moeilijk kanmaken voor professionals om succesvol te zijn. Nu is de vraag hoe we belemmerendepatronen kunnen doorbreken en hoe we de professionals in het jeugddomein zo goedmogelijk kunnen faciliteren.

Een van de manieren waarmee we deze vragen willen beantwoorden, is met hetzoeken naar ‘hefbomen’. Een hefboom is een activiteit waarmee je met relatief weiniginspanning veel bereikt, een patroon doorbreekt en een stimulerend mechanisme ingang zet. Een voorbeeld. Als gezin of kind zelf een hulpverlener kiezen is de ‘klik’sterker, is er meer onderling vertrouwen. Daardoor wordt de hulp scherper gebodenén ontvangen, wat de kans op succes sterk vergroot. Gezin/kind en professionalkomen in een opgaande spiraal.

3.3.1 Hefbomenteam

Het zoeken en vinden van hefbomen kan alleen in samenwerking met mensen dieeen rol spelen in de uitvoering van het werk. Daarom is een team samengesteld vansleutelfiguren uit ‘het veld’, die een goed zicht hebben op de werkpraktijk, op dewerkvloer én goed inzicht hebben in hun eigen organisatie. Bovendien is het belang-rijk dat deze mensen ideeën hebben over hoe het beter kan, openstaan voor verande-ring, en niet primair hun organisatiebelang op het netvlies hebben. Gelukkig lopener in het jeugddomein heel veel van deze mensen rond. Met het zoeken naar‘hefbomen’ levert dit team een bijdrage aan de gezamenlijke veranderopgave in hetjeugddomein.

3.3 De Jeugdprofessional in ontwikkeling

30

Page 11: Ouders waar het kan, hulp als het moet

3.3.2 Patronen

De eerste stap van het Hefbomenteam was het zoeken naar verbanden tussen deverschillende patronen. Een voorbeeld: de overheid financiert hulpprogramma’s opbasis van indicatie. De financiering zorgt ervoor dat managers van instellingen zichrichten op de hoeveelheid programma’s en niet de resultaten voor het gezin. Ook deprotocollen worden hierop ingericht: de productienorm wordt leidend in de aanstu-ring van de professional. Deze wordt dus, zacht gezegd, niet gestimuleerd om eenvraagstuk van een cliënt mee op te lossen, maar om met die cliënt een programma afte werken. Het vraagstuk van de cliënt wordt daarmee ingepast in het aanbod van deinstelling. De kern van een vraagstuk wordt daarmee vaak gemist, en het programmamislukt. Daardoor blijft het vraagstuk bestaan, ook nadat het programma is afge-sloten. En daarmee is er weer ruimte voor een nieuwe indicatie, met nieuwefinanciering, opnieuw uitgevoerd in een (kortdurend) programma dat sterk beïnvloedwordt door productietargets, enzovoort.

Figuur 5 Voorbeeld samenhang belemmerende patronen

Positiefve invloed

Negatieve invloed

Financiering veroorzaakt focus op procesbeheersing managers instellingenFinanciering

Patroon managers

Protocol dwingt

Productienormen leidraad in protocol

Intake, diagnose, plan van aanpak -

geld

HV sluit af (verstuurt de rekening)

Wachten op nieuw of zelfde probleem

HV zet in op input, uren, doorlooptijd, Niet in de opdracht: check op resultaat, feedback cliënt

Voortbestaan van de organisatie

Bypass projectors + concurrentie

Focus op procesbeheersing

Gezinnen worden onvoldoende geholpen

Hv sluit niet aan(probleem aanpassen

aan protocol)

terugtrekken

protocol

frustatie

nieuwe oplossingen uit standaardmodules

Hulpverieningloopt vast

hulpverlening mislukt

Productie is norm

Op dit moment, januari 2012, werkt het Hefbomenteam aan het uitwerken envormgeven van de volgende hefbomen.

– Brede diagnoseTe doorbreken patroon: verschillende professionals maken individueel, vanuit heteigen vakgebied, hun analyse en aanpak. Gevolg: geïsoleerde aanpakken.

Ouders waar het kan, hulp als het moet 3.3.2

31

Page 12: Ouders waar het kan, hulp als het moet

Hefboom: breng samenmet gezin enprofessionals de (hulpverlenings)geschiedenis inkaart. Maak gezamenlijk een analyse van het netwerk, een SWOT-analyse, en formuleerde belangrijkste ingesletenpatronen. Formuleer gezamenlijk een haalbaar perspectief, enbouw daaruit gezamenlijk een strategie op om dat perspectief te behalen.

In Amsterdam wordt regelmatig een ‘Vakmanschap aan Zet’ georganiseerd:professionals rond een multiprobleemgezin maken gezamenlijk een brede diagnoseen delen dit met de ouders. Het zorgt ervoor dat de professionals ook voor anderegezinnen effectievere teams vormen.

– Nabijheid: ken het gezinTe doorbreken patroon: de sterke versnippering in de hulpverlening maakt het voorprofessional en gezin onmogelijk een band op te bouwen. Gevolg is dat de profes-sional geen scherpe analyse kan maken, niet de juiste grenzen kan benoemen en eronvoldoende resultaat geboekt wordt.

Hefboom: zorg ervoor dat een gezin gekendwordt door de professionals, waardoorbelangrijke informatie, ervaringen en patronen niet gemist worden:• per gezin maximaal twee professionals tegelijkertijd actief, zodat er overzicht kan

ontstaan;• regie door meest geschikte persoon, niet per se gekoppeld aan organisatie; de

regisseur is altijd bereikbaar voor gezin; gezin heeft een belangrijke stem in dekeuze van de professional die regisseur wordt;

• regisseur beschikt over eigen budget, besteedbaar naar eigen inzicht;• inhoud hulp: meer praktisch, om aansluiting op gang te brengen.

Figuur 6 Ruimte voor contact

Het lukt de hulpverlening niet om structurele

problemen op te lossen

Gezinnen worden onvoldoende

geholpen

Minder samenwerking, fragmentering, reguliere

hulpverlening onder druk, terugtrekken op kerntaken

Gezinnen moeten worden geholpen: Actie, actief

Aanmelding cliënt

Intake opdeelprobleem

Vertrouwen winnen cliënt inzicht geven

in eigen probleem

HV gaat regelmatig op huisbezoek

HV scherper, samenhangend beeld van wat

nodig is

Door scherpe hulpverleningminder coördinatie nodig

Meer ruimte voor contactmet cliënt

Politiek kanmeer ruimtegeven

Versterkendeffect ophulpverling

Minder bypasses nodig

Patroon van depolitiek

Positief patroon: ‘als je eenmal binnen bent’

HV kan direct kleine stapjes zetten samen

met cliënt

Vertrouwen in HV door concrete zichtbare

resultaten. Zelfvertrouwen cliënt

groeit

Bypass projecten + concurrentie

Probleem in uitvoering(opgelost

met coördinatiemechanisme)

Positiefve invloed

Negatieve invloed

3.3.2 De Jeugdprofessional in ontwikkeling

32

Page 13: Ouders waar het kan, hulp als het moet

– Ruimte voor contactTe doorbreken patroon: politieke bestuurders willen dat structurele problemen snelworden opgelost en zetten grote projecten en pilots in, waar de beste professionalsvoor worden ingezet. Dit veroorzaakt het wegdrukken van de reguliere professionalsen concurrentie tussen instellingen. Als het project eindigt is het reguliere veldverzwakt in plaats van versterkt.

Hefboom: door meer contacttijd te geven aan de professional, kan deze zijn hulpbeter inzetten. Daardoor is er beter resultaat voor het gezin, en ontstaat meeropenheid naar de hulpverlener, die daardoor weer scherpere hulpverlening kangeven, waardoor beter resultaat ontstaat, enzovoort.

– Grenzen stellen en handhavenTe doorbreken patroon: doordat vanuit elk vakgebied (politie, onderwijs, jongeren-werk) andere voorwaarden worden gesteld, blijven de grenzen voor kinderen enouders onduidelijk enworden professionals soms tegen elkaar uitgespeeld. Het wordtdaardoor lastiger om problemen en vragen met ze op te lossen.

Hefboom: professionals leren herkennen wanneer grenzen gesteld moeten wor-den, ze leren die grenzen te benoemen en handhaven. Daarbij hoort ook het eisen vaneen (realistische) inzet van het gezin. Professionals moeten in staat gesteld wordengedrag en inzet van het gezin te belonen en te bestraffen, ook financieel.

– Verantwoording op resultaten voor het gezinTe doorbreken patroon: de financiering ‘per aangeboden programma’ zorgt ervoor datmanagers van instellingen zich richten op de hoeveelheid programma’s en niet deresultaten voor het gezin. Het vraagstuk van de cliënt wordt daarmee ingepast in hetaanbod van de instelling, waardoor de kern van een vraagstuk wordt gemist en hetprogramma mislukt.

Hefboom: het werk in de uitvoering voortdurend bijstellen op de resultaten die hetvoor het gezin oplevert:• minimaal tweemaal per jaar organiseren de professionals een gezamenlijke

reflectie op het dossier, ook samen met het gezin en het netwerk rond het gezin;• stel haalbare (kleine) doelen op. Dit vergroot de kans op succes aanzienlijk, wat

sterk stimuleert om de volgende stap te zetten;• spreek regelmatig verwachtingen uit naar gezin én professionals onderling. Dit

zorgt voor scherpte, teamgeest en versterkt de strategie.

– Versterken professionalsTe doorbreken patroon: professionals worden te veel ingezet vanuit het eigen vakgebied.Samenwerken met andere professionals wordt meestal niet gestimuleerd en nietgefinancierd. Gevolg: hulpprogramma’s zonder samenhang en met beperkt resultaat.

Hefboom: professionals moeten in staat worden gesteld om hun gezichtsveld teverbreden en wérkelijk teamwerk aan te gaan met andere professionals:• plaats de beste hulpverleners op een voetstuk, geef ze een hogere status (meester-

professional);• investeer meer in opleiden van professionals: brede diagnose stellen, strategische

vaardigheden, patronen herkennen, grenzen stellen;

Ouders waar het kan, hulp als het moet 3.3.2

33

Page 14: Ouders waar het kan, hulp als het moet

• leidt hulpverleners op via het gezellenmodel: tijdens een leerperiode bij een‘meester’ bouw je je vaardigheden op;

• geef als instellingen realistische opdrachten (doelen) aan je professionals, zodat zijsuccesvol kunnen zijn. Zet ze niet klem met te veel of onhaalbare doelen.

3.3.3 En verder…

Nogmaals: dit is allemaal erg vers. De komende periode worden de hefbomen verderuitgewerkt, en er worden al experimenten opgezet. Er worden werkconferentiesgeorganiseerd om de inzichten in de patronen breder bekend te maken bij profes-sionals en managers. In een aantal programma’s kunnen ouders de professionalkiezen waarmee zij de beste ‘klik’ hebben. Er worden buurtgebonden teams opge-richt, bestaande uit professionals van uiteenlopende vakgebieden (jeugdzorg, op-bouwwerk, leerplicht, politie, DWI). Op basis van de ervaringen die we hiermee in destad opdoen, worden de visie en de aansturing van het jeugddomein bijgesteld.

3.4 Wat verwacht de gemeente van ‘de nieuwe professional’?

De visie van de gemeente is toegelicht, we herkennen een aantal belemmerendepatronen, we zien mogelijke hefbomen om echte verandering te bewerkstelligen.Maar wat betekent dit alles voor hulpverleners? Wat verwachtenwe als overheid vande ‘nieuwe professional’? We eindigen dit artikel met een direct tot de professionalsgericht appel.

3.4.1 Appel

De nieuwe visie geeft jou als professional de ruimte en de gemeente vraagt daarmeeeen verandering in houding en gedrag. Je moet in staat zijn de eigen verantwoorde-lijkheid en de eigen kracht van het gezin centraal te stellen in je werk. Met het gezin ofde jongere, verhelder je de ‘vraag achter de vraag’, en daarmee geef je je werk scherpvorm. Daarbij ben je in staat om ‘breed’ te kijken en te handelen, ook als desucceskansen buiten je oorspronkelijke vakgebied liggen.

De omslag naar ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘ruimte geven aan de eigen kracht’vragen om een grote verandering in het denken: van het diagnostisch model (‘ik zaluw situatie onderzoeken, aangeven wat er aan de hand is en wat er aan te doen is’),naar echte vraagsturing (‘u geeft aan dat u een probleem heeft, dat u bepaaldeondersteuning nodig heeft bij het zelf oplossen daarvan’). We verwachten dat julliedie omslag gaan maken, de komende periode. En van de instellingen verwachten wedat ze jullie hierin ondersteunen.

Daarnaast willen we één aspect nader belichten, omdat we zien dat professionalser in de praktijk vaak te weinig aandacht voor hebben: strategisch denken enhandelen. De focus van de professional is vaak sterk inhoudelijk gericht: het is heelverleidelijk om direct aan de slag te gaan. Wat vaak ontbreekt is de aandacht om dehulp maximaal effectief te laten zijn. Wat daarbij niet helpt, is dat jullie vaak ondergrote tijdsdruk moeten werken.

3.3.3 De Jeugdprofessional in ontwikkeling

34

Page 15: Ouders waar het kan, hulp als het moet

Toch is het, zeker bij ingewikkelder vraagstukken, de moeite waard de tijd tenemen om gezamenlijk met andere professionals en/of ouders/kinderen een strategieop te bouwen: welke vragen zijn er, welke zijn het meest urgent, wie heeft daar eentaak in, wat moeten de anderen daarvoor toeleveren, wat betekent onze actie voor hetgezin/de jongere, hoe zwaar worden zij ermee belast, enzovoort. Met een goedestrategie neemt de kans op succes enorm toe.

Wat hoort thuis in een goede strategie– inzicht in het geheel van vraagstukken;– overeenstemming over de prioriteiten;– inzicht in de kwaliteiten van een gezin of kind;– overzicht van actoren en hun beweegredenen;– inzicht in de geschiedenis van het gezin/kind;– inzicht in belemmerende en stimulerende patronen;– benoemen en omgaan met dilemma’s;– inzicht in wat werk bij dit gezin/kind, wat niet;– het besef dat zienswijze vanuit een ander vakgebied (politie, jongerenwerk)

aanvullend is op de analyse (en deze verrijkt) in plaats van concurrerend;– plan voor korte termijn, hoe kleiner de stappen, hoe meer kans op succes;– van problematiserend naar waarderend: kansen en mogelijkheden van

cliënten meer benutten, in plaats van focus op problemen.

Het nieuwe hulpverlenen vraagt ook van je dat je krachtige beslissingen neemt endaarnaar handelt. Niet meer (alleen) op grond van protocollen, maar op grond vaninzicht en ervaring. In veel gevallen betekent het dat je minder ‘het boekje volgt’, enveel meer aandacht besteedt aan wat er nodig is ‘in dit specifieke geval in dezespecifieke opdracht’.

Dat kan inhouden dat je soms werkt op basis van onvrijwilligheid.Ook kan het betekenen dat je soms letterlijk taken overneemt (bijv. helpen

schoonmaken of koken, of kinderen opvangt na school), zodat het gezin/kind/ouderop een andere taak (bijv. schuldenwegwerken en vervolgens voorkomen). Tenminste,als dat past in de strategie die je hebt ontwikkeld met de andere professionals en/ofouders.

We vragen dus nogal wat als gemeente. We zijn bereid om zelf ook te investeren,in een nieuwe structuur, in nieuwe aansturing. We proberen zo veel mogelijk eenvinger aan de pols te houden met het werkveld. Maar het echte werk doen jullie, dusblijf de gemeente bewerken en voorzien van feedback. Pas je niet aan aan ons, maarkommet voorbeelden, verhalen, laat zien wat je werk voor jou betekent, enwat jouwinzet betekent voor de mensen waarmee je werkt. Want dat is wat jouw vak zo mooimaakt.

Ouders waar het kan, hulp als het moet 3.4.1

35