ORTEGA Y GASSET EN DE PHILOSOPHIE VAN HET LEVEN · ortega y gasset en de philosophie van het leven...

108
BIBLIOTHEEK VOOR WETEN EN DENKEN NORBERT LOESER ORTEGA Y GASSET EN DE PHILOSOPHIE VAN HET LEVEN H. P. LEOPOLDS UITGEVERS MU. N.V. - DEN HAAG

Transcript of ORTEGA Y GASSET EN DE PHILOSOPHIE VAN HET LEVEN · ortega y gasset en de philosophie van het leven...

  • BIBLIOTHEEK VOOR WETEN EN DENKEN

    NORBERT LOESER

    ORTEGA Y GASSET EN DE PHILOSOPHIE VAN HET LEVEN

    H. P. LEOPOLDS UITGEVERS MU. N.V. - DEN HAAG

  • ORTEGA Y GASSET ENDE PHILOSOPHIEVAN HET LEVEN

    DOOR

    NORBERT LOESER

    H. P. LEOPOLDS UITGEVERS MU N.V. • DEN HAAG1941

  • BIBLIOTHEEK VOOR WETEN EN DENKEN*

    Nummer 23

    *

  • INHOUD

    I. De grondslagen van de philosophie vanhet leven 5

    II. Ortega y Gasset. Zijn persoonlijkheid enzijn werk 20

  • L DE GRONDSLAGEN VAN DE PHILOSOPHIEVAN HET LEVEN

    Er heeft zich in den laatsten tijd een groote en.diepgaande verandering in het denken — of pre-cieser gezegd — in het philosopheeren van deEuropeesche menschheid voltrokken, voorname-lijk in de regionen, waar de geest den inhoud vanhet leven bepaalt en zijn stempel op de geheeleexistentie van den mensch drukt: in de regionender wijsbegeerte. Deze nieuwe beweging, wieromvang en invloed voorhands nog niet te over-zien valt — want wij zijn op 't oogenblik slechtsgetuigen van het begin dezer geestelijke omwen-teling — kunnen wij, indien wij genoodzaakt wor-den, haar van een naam te voorzien, het treffendstde philosophie van het leven noemen.

    Ontstaan is deze nieuwe richting in de wijs-begeerte als reactie op de idealistische philoso-phie, en in haar eerste periode, in haar prillejeugd, kleefden haar al de fouten van een reactieaan: de neiging tot overdrijving, de wil, om prin-cipieel alle resultaten van haar tegenstander tenegeeren en zin en beteekenis van haar wezenronduit te loochenen. In deze vroege periode washet de leuze van de „Umwertung aller Werte",die het sein gaf tot een vernieuwing van ons medi-teeren over het lot van de menschheid, over het

    5

  • wezen der wereld, over den weg van den enke-ling en den weg der volkeren, over het waarvan-daan en waarheen van het menschelijk geslacht.De allereerste wortels, de kiemcel, kunnen wijreeds bij Goethe ontdekken, maar pas sindsNietzsche is deze nieuwe richting in het denkeneen feit geworden, waarmee iedereen, die dezeproblemen wil benaderen, rekening heeft tehouden.

    Deze eerste periode van volstrekte vijandschaptegenover het idealisme behoort echter reedsweer tot het verleden. In haar tegenwoordigegedaante manifesteert zich de philosophie van hetleven als een grootsch opgezette poging tot eenalomvattende synthese, als een tot nu toe nogniet ondemomen experiment, om de waarden vangisteren met de waarden van morgen te verzoe-nen. Niet de „Umwertung" alleen vormt meer deninhoud dezer wijsbegeerte, haar taak is ruimeren daardoor nog moeilijker geworden. Dezemoeilijkheden en gevaren beletten echter de lei-dende figuren dezer beweging niet — en hebbenhet nooit belet — om door te gaan op den een-maal gekozen weg.

    Het woord experiment duidt het gevaarlijke enproblematische karakter dezer onderneming aan— en hoe zou een taak, die uitsluitend van pro-blemen leeft, anders dan problematisch kunnenzijn? Het weten echter, dat er gevaren dreigen,is het beste middel om ze te trotseeren en te over-

    6

  • winner'. De meesters van de philosophie van hetleven zijn voorzichtig zonder scepticisme, be-hoedzaam zonder lafheid, aarzelend zonder lang-zaamheid, moedig zonder roekeloosheid, vast-beraden zonder verstarring, nauwkeurig zonderzich in het onwezenlijke detail te verliezen.

    Maar — ik zie deze vraag op de lippen en inde oogen van den lezer wat beteekent dezeterm „philosophie van het leven"? Is het nietau fond een spel met woorden, een goochelaars-trucje, een ophef maken van niets? Heeft men ooitiets anders gedaan dan over het leven philoso-pheeren? Is niet alle wijsbegeerte — ipso facto,bewust of onbewust, opzettelijk of tegen wil endank — philosophie van het leven? Om deze alles-zins begrijpelijke vraag te beantwoorden, is hetnoodig, wezen en doelstelling van dit nieuweinzicht in het menschelijk bestaan nader toe telichten. Het zal weldra blijken, dat deze onder-neming, het leven als een probleem sui generisop te vatten, het leven zelf tot uitgangspunt vanhet wijsgeerig onderzoek te maken, iets geheelnieuws beteekent en reeds thans tot van het ver-leden afwijkende ontdekkingen geleid heeft.

    Het is immers niet juist te beweren, dat men tealien tijde over het menschelijk leven gephiloso-pheerd heeft. Alle wijsbegeerte sinds Plato wasideeenphilosophie, men dacht na over de ideednen hun samenhang met ons bestaan, men poogde,onze aardsche dagen aan de eischen van een ge-

    7

  • leidelijk aan steeds abstracter wordende idealiteitaan te passen: het voornaamste instrument, waar-mee men het leven geestelijk bewerkte, was hetbed van Procrustes. De echte „werkelijkheid" lagachter de „realiteit", waarin wij gedoemd warenonze jaren door te brengen, een schijn-realiteit,een pseudo-wereld, die ons misleidde en verwar-ring bracht en zinsbedrog, een wereld, waartoewij veroordeeld waren bij wijze van straf. Wanthet idealisme was van begin af aan ten opzichtevan het aardsche leven pessimistisch gestemd.Zijn verwachtingen omtrent onze levensmoge-lijkheden waren niet groot. De werkelijke reali-telt, achter het bedriegelijke schimmenspel dezerwereld, was eeuwig, onveranderlijk, steeds zich-zelf gelijk. Het bonte panorama der wisselendeverschijningen, de eindelooze stoet der genera-ties was — gemeten aan de absolute realiteit, aanhet rijk der ideedn — slechts zinsbedrog engoochelarij. De werkelijke waarden van het levenlagen buiten en boven het aardsche bestaan, dejaren van ons leven waren een kort en meestalsmartelijk intermezzo tusschen de perioden vaneeuwigheid voor onze geboorte en na onzendood. Deze idealistisch-pessimistische houding,in de Oudheid geboren, later in het Christendom,een religieus gewaad aannemend, werd als denk-richting in de Renaissance herboren, om tenslottein het transcendentaal idealisme van Kant haarhoogtepunt te bereiken. Na Kant was de Euro-

    8

  • peesche wijsbegeerte in een impasse geraakt, ennergens was meer een uitweg te vinden. HetHegelianisme, materialisme en positivisme, hetpragmatisme en een te nauw genomen empirismekonden geen vemieuwing brengen, want al dezerichtingen waren in de kern van hun wezen meerof min uitloopers van het Kantianisme. De grooteen gedenkwaardige prestatie van Kant, de onop-losbaarheid van de problemen der metaphysicamet de tot nu toe gebruikte denkmethodes aante toonen, had tevens het domein der wijsbegeertesterk doen krimpen. De echte philosoof — hetvoorbeeld van Schopenhauer bewijst het — werdeen buitenstaander, een afzijdige figuur. De„eigenlijke" philosophie was niet langer meer eendenkavontuur, zij was een wetenschap, een uni-versiteitsvak geworden, en vaak niet meer dancommentaar of historisch-chronologisch overzichtder wijsbegeerte. De stagnatie, die zich van hetleven in Europa in al zijn aspecten meester hadgemaakt, had ook het wijsgeerig denken aange-tast. Slechts de exacte wetenschappen en de bio-logie mochten nog op successen bogen. En degroote, alles beheerschende vraag was: Zou hetden Europeeschen mensch nog een keer lukken,uit eigen beweging deze stagnatie te boven tekomen zou hij nog een keer erin slagen, eennieuwe levenshouding te scheppen ... of zoudenwij definitief in een tijdperk van decadentie gera-ken, gedoemd, slechts de erfenis van het roemrijk

    9

  • verleden op te teren, zonder in staat te zijn,nieuwe waarden aan ons innerlijk bezit toe tevoegen?

    Wat het denken aangaat, is het experiment derlevensphilosophie een poging om deze vraag be-vestigend te beantwoorden. Dat is haar doel ende diepste laag van haar wezen. Zij heeft zoo-als gezegd — haar ontstaan te danken aan hetfeit, dat een reactie op de idealistische wijsbe-geerte noodzakelijk geworden was, zij wil nietmeer en niet minder dan tweeduizend jaarabstract idealisme overwinnen. Maar zij is meerdan slechts de negatie van het verleden, meerdan de ontkenning van de waarden van gisterenen eergisteren. Zij heeft zich tot taak gesteld, eennieuwe levensbeschouwing, een nieuwe meta-physica op te bouwen, een nieuw antwoord op devragen, die den mensch onophoudelijk bezig hou-den, te geven — en zij gaat daarbij uit van deinhaerente waarden van het leven zelf.

    Voor een nauwkeurigen opmerker van de inner-lijke situatie, waarin zich de geestelijk georiên-teerde mensch in de afgeloopen eeuw gedrongenzag, spreekt het haast vanzelf, dat dit uitgangs-punt de eenige nog niet beproefde mogelijkheidwas, die zich dezen denkers aanbood. Al deandere wegen waren waardeloos geworden. Hetgeestelijke en religieuze leven was in een cari-catuur van zichzelf ontaard, al de verheven leu-zen van het idealistisch verleden waren goed-

    10

  • koope phrases geworden. De rede, het rationa-lisme, had zich de rol van wereldschepper aan-gematigd en was in deze ondememing gestrand.De pogingen, een wereldbeeld more mathema-tico, volgens de eischen van de zuivere rede, teconstrueeren, waren op een mislukking uitgeloo-pen. Het scepticisme van Descartes was tot eendiep ingeworteld pessimisme geworden, het rea-lisme, het naturalisme, de erfgenamen van ditpessimisme, waren uit een smartelijke wanhoopgeboren. De menschen bewust of voor hetgrootste gedeelte onbewust — hunkerden naareen nieuw licht. „Der Untergang des Abendlan-des", „de opkomst van het nihilisme" — wars vanal deze leuzen, die hem slechts van verval en vanhet naderende einde spraken wekte in denEuropeaan het verlangen naar een levensinhoud,die op positievere inzichten gegrondvest was.

    In deze behoefte tracht de nieuwe wijsbegeertete voorzien, door de geestelijke overwinning derwereldbeschouwing van het abstract idealisme.Maar — er werd reeds de nadruk op dit felt ge-legd — de philosophie van het leven is niet slechtsanti-idealistisch, zij verspilt haar krachten niet ineen negatieve anti-houding, haar streven is ophet scheppen van nieuwe waarden gericht. Zelfswaar zij zich zooals b.v. bij Nietzsche, — vol-strekt anti-platonisch, anti-Kantiaansch gedraagt,dient deze onderstreping slechts, om haar eigenstandpunt duidelijker af te bakenen, het zwaarte-

    11

  • punt ligt overal in het geven van nieuwe, niet inhet weerleggen van vroegere oplossingen. Hetis echter onvermijdelijk, dat in het rijk van dengeest, zooals Hegel het formuleerde, iedere over-winning een negatie is. Inzoover maar ookslechts binnen het kader van het noodzakelijke —draagt deze levensphilosophie een negatief karak-ter. Want de denkers dezer nieuwe wijsbegeertebeseften al te goed, dat het idealisme een grooteen niet te vervangen kracht vertegenwoordigde,dat deze kracht den mensch omhoog had getrok-ken, dat zij hem geleerd had, zich te verheffenboven het peil van het slechts existentieele, datzij het leven op aarde een zin had willen geven:een zin weliswaar, die het zwaartepunt van hetleven in een andere wereld verplaatste, die onsaardsch bestaan slechts een indirecte waarde toe.kende, maar die toch op weergalooze prestatiesmocht terugzien. Deze transcendentale richtingvan het idealisme moest bestreden worden, niethet idealisme zelf, de neiging tot abstractie, diede rede kenmerkte, moest in de vragen, die hetleven zelf betroffen, uitgebannen worden, niet derede zelf. De verwijten, dat de nieuwe wijsbe-geerte idealisme en ratio verfoeide, zijn onrecht-vaardig. Integendeel, deze kentering in het den-ken zou met veel recht en een ietwat geleerdeterminologie de inversie van het transcendentaalidealisme genoemd kunnen worden. De idealekracht, die vroeger naar boven wees, is van rich-

    12

  • ting veranderd. Zij keert op de aarde terug, zijstelt belang in dit vluchtige en vergankelijkebestaan op aarde, het leven, vroeger slechts alsinstrument gebruikt, om de hoogere waardenvan het ideale te winnen, ziet zich plotseling opden troon geheven en in het middelpunt van deaandacht der groote denkers geplaatst.

    Dit is dus de kern van dit grootsche gebeuren,dit het nieuwe fundament, waarop de wijsbe-geerte van het leven steunt. Zoo duidelijk bijDescartes, bij Spinoza e.a. de samenhang tusschenhun stelsel en de wiskunde is, zoo duidelijk wordthet bij Nietzsche, bij Bergson, bij Ortega y Gasset,dat zij zich voor de biologie en haar ontdekkin-gen interesseeren. Inplaats van de meest nauw-keurige, maar ook meest abstracte wetenschap,de meest concrete, die zich met de substantie vanons wezen zelf onledig houdt. Maar misschienzijn al deze trekken nog niet duidelijk en over-tuigend misschien zal nog steeds het antwoordop dit betoog luiden: alles goed en wei — maarheel het probleem is slechts een schijnprobleem.Het leven als zijn eigen probleem, het leven beleven terwille van het leven zelf: heeft men —al was het dan onbewust — ooit anders gehan-deld? Hebben de menschen niet te alien tijde hunleven vol smart, teleurstelling, ontgoocheling, enaf en toe wat vreugde, genot en geluk geleefd?Het antwoord moet, indien men het probleemnauwkeurig bekijkt — en wat is philosophie

    13

  • anders dan de dingen nauwkeurig zien ont-kennend luiden. Een van de meest elementaireeigenschappen van het leven is zijn behoefte aaninnerlijke rechtvaardiging. Belangrijker nog dande stijl, waarin men zijn leven leefde, is de vraag,waardoor, door welke ideedn, gedachten, gevoe-lens de mensch zijn eigen leven gerechtvaardigdachtte, voor welken rechter hij verantwoordingaflegde: deze rechter is thans, zooals Nietzschehet formuleerde, de god Dionysos, d.w.z. het levenzelf. Zooals bij Kant de rede tegenover zichzelfkwam te staan, om zichzelf te critiseeren, zoostaat thans het leven tegenover zichzelf, om depraktijk van onze levenshouding aan onze theore-tische inzichten over het menschelijk bestaan tetoetsen.

    Want hierop komt tenslotte deze veranderingvan richting in het denken neer: het leven zelftot hoogsten waardemeter te nemen, en bij iederverschijnsel te vragen: welke beteekenis heefthet voot het menschelijk leven? Om deze vragenechter duidelijk en grondig te beantwoorden,was het noodzakelijk, eerst het wezen van ditleven te doorgronden en zijn grenzen en moge-lijkheden nauwkeurig af te bakenen. De slavinvan gisteren, de asschepoetster, zag zich plotse-ling tot den hoogsten top opgeheven en met derijkste kroon getooid. In het begin leek dezeonderneming weinig succesvol: zij was — zooalsvele verstrekkende ontdekkingen — uit wanhoop,

    14

  • teleurstelling en een zekere verlegenheid gebo-ren, en de eerste schreden op een onontgonnenterrein waren nogal moeilijk, het gevaar, iederoogenblik te verdwalen of ergens hopeloos vastte loopen, was groot. Maar na de overwinning vande perikelen van het begin openden zich plot-seling nieuwe perspectieven. Menschelijk levenwas ipso facto in hooge mate geestelijk en psy-chisch leven, en verre daarvan, de hoogere gees-telijke en metaphysische waarden uit den ge-zichtskring van den mensch definitief te verwij-deren, kwam het onomstootelijk vast te staan, datdeze hoogere functies herontdekt werden en op-nieuw hun plaats in ons leven konden innemen,maar in andere gedaante en in een andere belich-ting. Het leven reikte veel verder, veel hoogeren dieper dan men aanvankelijk geneigd was tevermoeden. Het behelsde mogelijkheden, die totnu toe verwaarloosd waren — het was geenszinsde schamele tijd van enkele decennia: mensche-lijk leven was een stuk kosmos, op aarde levenbeteekent deel hebben aan de geheele schep-ping. De metaphysische en religieuze behoeftevan den sterveling, zijn dorst naar onsterfelijk-heid, zijn verlangen, om de grenzen van zijn be-staan voortdurend verder te verruimen — al dezeessentieele factoren konden in eere hersteld wor-den en vonden een nieuw antwoord. Leven waseen onafgebroken scheppende ontwikkeling, deoerkracht, waar alle leven van uitstraalt, was een

    15

  • onophoudelijke beweging, zich telkens vernieu-wend. Dit inzicht vormde den overgang van hetstatische naar het dynamische wereldbeeld. Hetwaarachtige Zijn, de Eeuwigheid was geen staren onveranderlijk wezen, het verkeerde in dentoestand van permanente wording, onoverzien-baar zelfs voor een bovenmenschelijk intellect.Een nieuwe denkmethode, de intuitie, zal ons instaat stellen, de geheimen der metaphysischevraagstukken te benaderen en op te lossen. Wanthet intellect, de ratio, zooals wij haar tot nu toegebruikten, was ons gegeven ter beheerschingen doordringing van de materie, en moest daaromfalen, zoodra zij haar aandacht op de verschijn-selen van het leven zelf gericht had. Kant's ont-dekkingen beteekenden: of van de metaphysicaaf te zien — Of nieuwe wegen te zoeken, om dezeproblemen te onderzoeken. De philosophie vanhet leven zag haar doel niet meer in het optrek-ken van een gesloten en afgerond stelsel, datbeoogde, de heele wereld als het ware in eenformule samen te vatten — neen, ieder verschijn-sel van het leven behelsde ook zijn eigen pro-bleem, en moest telkens weer langs bijzonderewegen benaderd worden. Er waren twee vormenvan menschen: de open ziel en de gesloten ziel,in eeuwige worsteling met elkander sinds de eer-ste dagen van den mensch. De overwinning vande open ziel zal de heerschappij van het levenop aarde voorgoed bestendigen. Zoo sprak de

    16

  • stem van een der meesters, die aan de vormingvan dit nieuwe wereldbeeld gewerkt hebben.

    De andere stem — meer profeet dan wijsgeer —verkondigde, dat de mensch in zijn tegenwoor-dige gedaante slechts een brug en overgang toteen hoogere trap in de ontwikkeling van ons rasvormde: dat er nog tallooze mogelijkheden voorhem weggelegd, tallooze wegen nog niet begaanwaren. Deze stem leerde, dat wij onze taak opaarde niet in een andere wereld moeten volbren-gen, dat dit leven zijn belooning en zijn straf inzichzelf draagt, dat het leven zelf de rol vanoppersten rechter op zich heeft genonlen, en datalien en alles voor zijn troon verantwoordingmoeten afieggen. Deze stem leerde de opkomstvan een nieuwe elite, van menschen, ruimer vanziel en wijder van geest dan tot nu toe, met meermoed, zielskracht en ondernemingslust begaafddan de groote figuren uit vroegere tijden. Het waseen profetische stem, dreigend, jubelend, fanatieken bezield van een vurig en onwrikbaar geloof inde toekomst van den mensch.

    En een derde stem — die van een groot en diepreligieus kunstenaar opende onze zintuigenvoor den rijkdom en de schoonheid der wereld enleerde ons de zachte bekoring, die van iederding, ieder dier, iedere plant uit kan stralen, diepin ons op te nemen. Deze stem verkondigde dehoogere eenheid van leven en dood, zij gaf onshet inzicht, dat wij — of wij in het rijk der leven-

    17

  • den of der dooden vertoeven — steeds enoveral opgenomen zijn in het geheel van het Zijn.Deze stem leerde, dat ons leven de vervulling isvan een kosmische taak, en gaf daarmee — weerin een andere richting — de grond- en richtlijnenvoor een nieuwe ethica aan. Want ook dit be-hoorde tot het domein van de nieuwe wijsbegeer-te: een nieuw ethos, een nieuwe moraal te vor-men, los van de tot nu toegepaste, „Jenseits vonGut und Boese." Deze stem liet ons God hoorenIn het middelpunt der schepping, niet boven ons,maar binnen in de kosmos. Deze stem gaf onsde verzekering, dat met den mensch nog veel tebeginnen valt, maar dat wij ook emstig en mettoewijding een begin dienen te maken met dewaarachtige vorming van den mensch.

    Dit zijn — heel in het kort en sterk gecompri-meerd — de hoofdlijnen en meest karakteristiekewezenstrekken der levensphilosophie. Zij vormennog geenszins een afgesloten en overzichtelijkgeheel, ja, het kan niet verzwegen worden, zijstaan soms elkaar in den weg en spreken elkan-der tegen. Aileen de oorspronkelijke impuls, degrondrichting van hun zoeken en streven is gelijk.Zij leveren de omtrekken, de methodes, de grond-leggende axiomata, waarop het mogelijk is ver-der te bouwen. Een vierde stem was noodig, diedeze verschillende stroomingen en richtingenpoogde samen te vatten, die tevens duidelijk ophet doel afstuurde, het oude en het nieuwe met

    18

  • elkander te verzoenen, en bovendien het begon-nen werk: het openen van nieuwe perspectieven,voort te zetten. Enkele problemen, b.v. de kwestievan den vrijen wil en de individueele verantwoor-delijkheid, waren nog geenszins bevredigendopgelost.

    Deze stem is die van Ortega y Gasset. Ook hijeen eigenaardige verschijning onder de philo-

    sophen is nog een overgang, een tusschensta-dium, een voorlooper, nog niet het einddoel enslotpunt dezer nieuwe wijsbegeerte, een situatie,waarover hijzelf ook geen twijfel koestert. Tochteekenen zich bij hem sommige trekken duide-lijker af, weg en richting zijn beter zichtbaargeworden — en soms slaagt hij erin, een voor-loopige samenvatting van het tot nu toe bereiktete geven. Onderzoeken wij, wie Ortega y Gassetis, luisteren wij naar zijn stem, wat zij ons te ver-kondigen heeft. Er zijn velen, die onzeker gewor-den zijn in de fundamenten van hun bestaan,velen, die ijverig naar nieuwe horizonten zoeken:misschien dat zij in het werk van den Spaanschenwijsgeer elementen vinden, waaruit zij troost ennieuwe krachten kunnen putten.

    19

  • II. ORTEGA Y GASSET. ZIJN PERSOONLIJKHEIDEN ZIJN WERK

    Het is een moeilijke en subtiele taak, overJose Ortega y Gasset te schrijven. Willen wij eenportret van zijn werk en zijn wezen schetsen, danmoeten wij bij iederen stap op dit terrein degrootste voorzichtigheid in acht nemen. De driestemmen, die wij geciteerd hebben, behooren totmenschen, die de dood uit ons midden heeft weg-genomen. Hun leven en hun werk liggen als eenafgesloten geheel voor ons, en alleen over dewerkingen, die van hun oeuvre uitstralen, kunnenwij ons misschien vergissen. Maar het blijft tealien tijde een hachelijke en niet ongevaarlijkeonderneming, over het werk van iemand te oor-deelen, die nog leeft en ons iederen dag met eennieuwen arbeid verrassen kan, die ons noodzaakt,ons vaak moeizaam verworven inzicht grondigte herzien. Waar immers de levendige ontwikke-ling aan een voortdurende verandering onder-hevig is, behoort het tot de bijkans onoplosbareopgaven, iets definitiefs over een nog aan dengang zijnde ontwikkeling te zeggen. Onze kennisomtrent de menschheid in haar geheel en overden enkelen mensch is thans noch diepgaand nochomvangrijk genoeg, om ons het recht te gevenvoorspellingen te doen, die een redelijke kans

    20

  • hebben, met de later gerealiseerde werkelijkheidvan het leven in overeenstemming te zijn. Het„mouvement retrograde du vrai" doet de onder-neming, de toekomst met een zekere mate vanbeslistheid te omlijnen, bij voorbaat kansloos enals onbegonnen werk schijnen.

    Maar — al blijft de laatste en diepste waarheiddoor de macht der natuur voor ons in dit gevalontoegankelijk, er bestaat een zwakkere, een min-der besliste vorm van voorspelling, wier hulp wijin kunnen roepen: waar de waarheid misschienfaalt, kan de waarschijnlijkheid haar rol over-nemen. Het staat echter te vreezen, dat zelfs dezevriendelijke en welwillende godin ons in het gevalOrtega y Gasset geen al te groote diensten be-wijzen kan. Bij de meeste philosophen is de kans,dat zij ons op lateren leeftijd door een nieuwe enonvoorziene zwenking van hun geest nieuweraadsels opgeven, vrij gering. Hun werk wordtover 't algemeen door bepaalde trekken gekarak-teriseerd, die deze gebeurtenis bij voorbaat bui-tensluiten. Het ontstaan van een wijsgeerig stelselvindt gewoonlijk in verschillende etappes plaats,en wel zOO, dat een complex van fundamenteelegedachten in den loop der jaren in verschillenderichtingen verder ontwikkeld wordt, dat uit decentrale ideedn van een denker een reeks vangespecialiseerde problemen oprijst, die met be-hulp van deze fundamenteele gedachten tot op-lossing gebracht moeten worden. Het avontuur

    21

  • van den geest, dat wij overeengekomen zijn phi-losophie te noemen, speelt zich meestal in tweestadia af: de man, die erop uittrekt, om kennis enwijsheid te vergaren, moet zich eerst een instru-ment vormen, een net, waarin hij zijn kostbarebuit kan vangen. Dit is de eerste 6tappe, de vor-ming van het fundament van centrale en nieuwegedachten. De rest hangt geheel af van de matevan levendigheid en innerlijke bewegelijkheidvan den mensch, die met dit net de wereld door-kruist. Of hij veel zal vangen of weinig, of zijnbuit edel wild zal zijn of alledaagsch gedierte,dat is het resultaat van de tweede 6tappe, waarinniet meer het feit, dat de gedachten nieuw zijn,maar de menigvuldigheid der aan een onderzoekonderworpen problemen de hoofdzaak vormt.

    Aldus is de ontwikkeling bij de meeste wijs-geeren. Om een voorbeeld te geven: Schopen-hauer schrijft zijn hoofdwerk op vrij jeugdigenleeftijd. Alles, wat hij na „Die Welt als Wille undVorstellung" publiceert, is slechts commentaar enspecialiseering — het fundament van zijn centraalwereldinzicht ondergaat geen wijziging. Zoo ishet te verklaren, dat iedere echte philosoof, zoo-als Ortega y Gasset opmerkt, slechts over 66ntheorie beschikt. In de artistieke ontwikkeling isde situatie eenigszins anders; ofschoon ook bijden echten kunstenaar deze twee etappes: devorming van een nieuwen stip en zijn toepassingop wereld en menschen, duidelijk te onderkennen

    22

  • zijn, blijft de variabiliteit toch grooter. De redenenvan dit typisch verschijnsel liggen in het felt, dathet tempo van het zuivere, „belangelooze" den-ken langzamer is dan het scheppend rhythme vanden kunstenaar, het is een andante sostenuto. Degeest is op aarde de meest zeldzame materie, hijis onder de menschelijke eigenschappen, wat hetradium is onder de metalen: reeds een kleinekwantiteit beteekent een groot en onschatbaarbezit. De geest heeft een zeer geringe zwaarte-kracht, hij voelt zich niet aan de aarde gebonden,een factor, die het ons niet gemakkelijk maakt,hem te benaderen en vast te houden. Hij heeft eenaangeboren neiging om zich zoodra hem de gele-genheid geboden wordt, als het ware in het nietsop te lossen, alsof hij van aether was, en dezeneiging dwingt ons, hem sterker aan ons te bin-den, hem met een massa te begiftigen, die hethem door haar gewicht belet te ontvlieden. Ditgewicht is de herhaling. Door de telkens weervernieuwde formuleering, in afwijkingen, dievaak onbeduidend zijn en hun ontstaan meer aande behoefte van den stip dan van den inhoud tedanken hebben, verkrijgt een gedachte vastereen duidelijker gedaante niet slechts in de her-senen van den mensch, die hem voor het eerstheeft gedacht, maar ook in de hoofden van lezersen toehoorders, die voor de eerste keer met eengedachte, met een idee in aanraking komen. Ookhier valt een parallelisme met de artistieke acti-

    23

  • viteit te constateeren: ook in de muzikale archi-tectuur b.v. is de herhaling, zelfs een meervou-dige herhaling, een natuurlijke en elementairebehoefte — en dit om precies dezelfde redenenals in de philosophie — en slechts de willekeurvan de nieuwste en meest modeme „stipprinci-pes" heeft het aa.ngedurfd, tegen deze innerlijkenoodzakelijkheid te zondigen. Daarom is het ookzonder moeite begrijpelijk, dat de meeste wijs-geeren slechts over een beperkten voorraad vanideedn beschikken, vaak slechts over een enkeleidee, die in dit geval het instrument vertegen-woordigt, waarmede alle verschijnselen van dewereld en van het leven gemeten zullen worden.Ja — wanneer wij ons in een uur van rustige over-peinzing afvragen, hoe groot nauwkeurig be-keken — de voorraad aan ideeen onder de heelemenschheid zou kunnen zijn, zullen wij aan heteinde van deze rekensom de verrassende ontdek-king doen, dat wij slechts tot een klein getal vanechte, oorspronkelijke ideedn komen.

    Indien wij, op dit inzicht vertrouwend, met eenmate van waarschijnlijkheid, die met de feitenvrijwel overeenstemt, mogen veronderstellen,dat de geestelijke ontwikkeling van den wijsgeerover 't algemeen op meer gevorderden leeftijdafgesloten is — van Ortega y Gasset, die pas58 jaren telt, kunnen wij dit niet met zekerheidbeweren. De overgang van de zesde tot de zeven-de dekade is in het leven van vele illustre figuren

    24

  • een beslissend keerpunt geweest, ten goede often kwade. De poging, jets definitiefs over denSpaanschen wijsgeer te zeggen, is dus bij voor-baat tot mislukking gedoemd. Alles, wat op hetoogenblik over hem te berde gebracht wordt,kan morgen of overmorgen door hemzelf en dengang van zijn ontwikkeling grondig weerlegdworden wat op zichzelf slechts een aanleidingtemeer is, deze vluchtige beelden van het levenvan een bijzonder mensch vast te houden.

    Want voor onze onderneming komt er nog debezwarende factor bij, dat wij in ons geval meteen zeer gecompliceerde natuur te maken heb-ben, met een natuur van vele lagen boven elkan-der — en ook daarin vormt Ortega y Gasset eenuitzondering onder de philosophen, die meestaleen betrekkelijk eenvoudige en overzichtelijkeinnerlijke structuur hebben. Ortega y Gassetdaarentegen is reeds in zooveel beroepen tijdelijkgehuisvest geweest — journalist, professor in dewijsbegeerte, politicus en lid van het parlement

    dat wij zelfs tot de vraag gerechtigd zijn, of hijtenslotte philosoof zal blijven — of dat hij onsdoor een nieuwe phase van zijn ontwikkeling zalverrassen, waarop niemand ter wereld voorbe-reid is. Het valt ook niet gemakkelijk te onder-scheiden, of deze talrijke metamorphosen bij heminnerlijke veranderingen op weg naar het centrumvan zijn eigen 1k zijn, „Haeutungen", zooals bijNietzsche, of dat het hier om een uiterlijke weer-

    25

  • spiegeling van een bewust aangenomen innerlijkehouding gaat. Ligt achter deze steeds wisselendeaspecten van zijn bezigheden een innerlijke een- -held verborgen, of behoort Ortega y Gasset totde talrijke categorie van menschen, die opper-vlakkig en overbewegelijk op iedere plaats tevinden zijn, maar nergens werkelijk thuis, ner-gens vastgegroeid en ingeworteld, en daaromook nergens in de diepte reikend? De gebeurte-nissen, die hem van zijn geboorteland beroofdhebben, dragen er nog toe bij, hem wispelturigerte doen schijnen, dan hij vermoedelijk in waar-heid is.

    De vraag naar de innerlijke eenheid van zijnwezen is belangrijker dan zij misschien op heteerste gezicht lijkt. Want zij behelst tegelijk devraag naar de echtheid, naar de „oorspronkelijk-held" van zijn philosophie, die eveneens — zoo-als wij zoojuist betoogd hebben — noodzakelij-kerwijze een eenheid moet vormen. Ortega yGasset is, ondanks alle helderheid van zijn stijl,ondoorzichtig, hij is zwijgzaam en zeer weiniggeneigd, mededeelzaam over zichzelf te zijn, hijbehoort tot de „grooteThamen, die men in maan-den in krant noch tijdschrift zal vinden. Hij hultzich in een beschermenden mantel van onzicht-baarheid, hij houdt er van, zich zoo onopvallenden gewoon mogelijk voor te doen. Deze „stir inden dagelijkschen omgang is zonder twijfel hetresultaat van een met overleg gekozen en ge-

    26

  • vormde levenshouding, waarover hij ook eenkeer — in zijn essay „Over de reform der intel-ligentsia" — indirecte toespelingen maakt, dieons in staat stellen, enkele conclusies over hetinnerlijk verloop van de ontwikkeling van dezenwijsgeer te trekken. In zijn geval is het noodig,geen al te groote beleefdheid toe te passen enhet masker, dat hij draagt, af te nemen, wij1hem de samenhang tusschen zijn wezen en hetkarakter van zijn denken beslissend is. Wij moe-ten den vorm, de richting, den stig van zijn den.ken uit zijn persoonlijkheid verklaren — of er vanafzien, tot positieve inzichten te geraken. SindsNietzsche is het geoorloofd het woord van Bouf-fon „le style, c'est nommen te verruimen tot deformule „la philosophie, c'est l'homme."

    Maar, is Ortega y Gasset werkelijk een wijs-geer? Vele menschen weigeren ernstig en hard-nekkig, hem dezen eeretitel te gunnen. Is het nietveel juister te verklaren, dat hij een journalistmet wijsgeerigen inslag is, een veelzijdig ontwik-kelde causeur, een brillante en tintelende geest,een overbluffende vechter, een elegante en char-mante hersen-virtuoos, die een zeer omvangrijkdilettantisme ten toon spreidt — iemand, die vanalle schotels gegeten, uit alle glazen gedronken,aan iedere bloem geroken heeft, een zeer begaaf-de tijdgenoot van de oppervlakkigheid, die juistdaarom den naam „wijsgeer" tenslotte niet waar-dig is, die als doelbewuste, als stelselmatige den-

    27

  • ker niet heelemaal au sèrieux genomen magworden?

    Verschillende omstandigheden werken inder-daad samen, om deze vraag, die — het zij bij voor-baat gezegd ontkennend beantwoord moetworden, bij velen te doen opkomen. Ortega yGasset heeft het ongeluk gehad, door een enkelboek „De opstand der horden" in breedere krin-gen bekend te worden, waarentegen de rest vanzijn geschriften — en dat is ongeveer heel zijnoeuvre — nog geenszins tot geestelijk bezit zelfsvan een kleine schare geworden is. De laatst ver-schenen uitgave van zijn „Obras completas" uithet jaar 1936 is door de toestanden in Spanje zelfsvoor iemand, die de taal beheerscht, nauwelijkstoegankelijk, in een wereldtaal zijn de verzameldewerken tot op heden nog niet vertaald.

    Maar het is niet slechts het gebrek aan kennisvan zijn compleet werk, die velen aan de philoso-phische waardigheid van Ortega y Gasset doettwijfelen. Het is de aard van zijn wezen en zoo-doende ook de manier, de stij1 van zijn philo-sopheeren, die er toe leiden, dat velen over ditnieuwerwetsche, van het bekende afwijkendekarakter van zijn denken hun hoofd schudden —nl. allen, die hun vastomlijnde, door niets aan hetwankelen te brengen overtuigingen omtrent hetwezen van een denker hebben en die iedere vers.schijning, die zich niet in het kader van deze cate-gorie voegen wil, den toegang tot den tempel

    28

  • van Pallas Athene willen ontzeggen. Ortega yGasset is een meer gecompliceerde natuur, eenpersoonlijkheid, die moeilijk in 6en formulesamen te vatten is — ofschoon deze formule, diede kern van zijn natuur onder woorden zoukunnen brengen, er zijn moet. Hij is een menschmet vele achterdeuren, met zorgzaam geheimgehouden toegangen, met labyrinthen, die on-danks alle helderheid van licht den lezer in hope-looze verwarring brengen. Het zijn niet enkel zijnnieuwe gedachten, die in het begin het begripbemoeilijken, ook de manier, waarop Ortega yGasset zijn gedachten voordraagt, heeft ten ge-volge, dat velen zich eigenaardig aangedaan voe-len, om den tuin geleid, voor den gek gehoudendoor een superieuren, maar speelschen geest.Ortega y Gasset houdt van vermomming, hi) ver-schanst zich gaarne, niet alleen, omdat, zooalsNietzsche zegt, „ieder genie een masker draagt",maar ook omdat volgens zijn eigen definitie dewaarde van het menschelijk leven afhankelijk is„van de mate van eenzaamheid, die het in staatis te dragen." De veranderde positie, die hi) alsphilosoof in het maatschappelijk leven inneemt,maakt het niet gemakkelijker zijn wereld te be-naderen. Want ondanks alle doorzichtige helder-heid en nauwkeurigheid van zijn stip is het on-vermijdelijk, dat deze neiging tot vermommingen verschansing ook op zijn denken invloed uit-oefent, zoodat ook zijn gedachten soms gemas-

    29

  • kerd ten tooneele verschijnen, of dat zij, dronkenvan een soort champagne d'esprit, op hun kopstaande, als paradoxie den lezer tegemoetkomen.

    Er wordt een anecdote verteld, dat de jongeJose oorspronkelijk toreador had willen worden.Se non 6 vero, 6 ben trovato. Want inderdaad, dedenkstip van Ortega y Gasset heeft vele hoedanig-heden, die den toreador kenmerken. Wij vindenbij hem de fascineerende vermenging van agres-siviteit en opmerkzame behoedzaamheid, hetlenige, bewegelijke, een stalen souplesse ook inde manier, waarop hij den lezer zijn gedachtenpresenteert. Wij zien, dat hij van verrassendevoltes, van verwarrende schijnmanoeuvres houdt.Hij is onverschrokken en stoutmoedig, gaarnepakt hij de koe bij de horens, hij is te alien tijdebereid, ieder, ook het moeilijkste probleem,versaagd te lijf te gaan, het te overwinnen, zoo-als de toreador den stier, die woedend op hemafstormt. Hij heeft zelfs een duidelijke voorkeurvoor ingewikkelde vraagstukken, voor subtieleproblemen, hij ontwikkelt in dit opzicht een waar-lijk halsbrekende vermetelheid. Hij vat het philo-sopheeren geheel en al als avontuur op, niet alsbehagelijk-wetenschappelijke bezigheid.

    Het verbazingwekkende in zijn verschijning ishet feit, dat deze avonturen zonder voelbare in-spanning geschieden, dat hij zijn denkstiji meteen onnavolgbare grandezza en elegantie han-

    30

  • teert, met een speelsche en dartele luchtigheid,die in de wijsgeerige literatuur zonder weergais. Ortega y Gasset verstaat, zooals zeer weini-gen, de zeldzame en moeilijke kunst, ernstigedingen, problematische dingen op een superieuremanier — un poco scherzando — te zeggen, enhij toont zich in dit opzicht de geestverwant vanNietzsche. Alleen trilt bij den schepper van„Zarathustra" soms in de luchtigheid een toonvan verbeten toorn mede, die bij den Spaanschendenker ontbreekt. Meer nog dan de wijze vanSils-Maria heeft Ortega y Gasset zijn gedachtenop ijs gelegd, voordat hij ze ons opdient. Daar-door echter dreigt hem voortdurend het gevaar,dat reeds anderen verderfelijk geweest is, nl. nieternstig genomen te worden. Zijn lichte en lenigepols is verbazend, hij hanteert de taal als eenfloret, hij heeft den welhaast „taenzerischen"stijl, dien Nietzsche in zoo enthousiaste bewoor-dingen geprezen heeft.

    De geschiedenis-wijsgeer J. Huizinga heeft nietlang geleden een boek „Homo ludens" doen ver-schijnen, waarin hij tracht aan te toonen, hoe grooten verstrekkend de invloed van de speeldrift inalle takken en aspecten van het menschelijk levenIs, hoe sterk het spelelement zich overal doet gel-den. Bij Ortega y Gasset is deze invloed zeer sterkte bespeuren. Wij hebben reeds de aandacht ophet felt gevestigd, dat voor hem de philosophiezelf een avontuur, een spel, een sublieme sport is.

    31

  • Maar misschien is deze fascineerende speelsch-heid, die hem kenmerkt, eerder nog dan van zijnaanleg als toreador, van zijn sterk ontwikkelderotisch temperament afkomstig. Het is niet testerk uitgedrukt, wanneer wij beweren, dat hijmet den lezer flirt. Hij vangt hem als het ware,trekt hem tot zich en hult hem geheel in de sfeervan zijn gedachten, om plotseling, juist op hetoogenblik, waar wij gelooven hem zeker en vastte houden, als een mooie vrouw met een verras-sende wending te ontduiken, alles weer in hetonzekere latend.

    Wij hebben in deze speelschheid het voorbeeldvan een erotiek voor ons, die geheel en al in hetgeestelijke getransformeerd is, een erotiek vanhoogen rang en fascineerende bekoring, en hetis waarschijnlijk, dat onder deze vreugde in despiritueele flirt nog een andere bedoeling schuilgaat: nl. de geestelijke activiteit van den lezer testimuleeren. Wij ontdekken hier, wat wij vaak bijgroote persoonlijkheden kunnen opmerken, dateen in het begin zuiver persoonlijke, zelfs intiemehoedanigheid in het algemeene en geestelijkeovergebracht wordt, dat de individueele aanlegals werktuig moet dienen, waarmee de wereldbegrepen en gevormd zal worden. Dikwijls houdtOrtega y Gasset — het is duidelijk te merken —midden in zijn betoog op, om verder alles, watsoms nog over het onderwerp in kwestie gezegdzou kunnen worden, aan den lezer over te laten.

    32

  • Vandaar, dat hij zijn problemen dikwijls met eenluchtigen, maar ondoorzichtigen sluier omkleedt,die, precies als bij een vrouw, tot werving moetprikkelen, met een sluier, die de geestelijke span-ning van den lezer verhoogen en verborgen capa-citeiten in hem wakker moet maken. Zoodoendewordt de erotische spanning getransformeerd ineen hoogeren vorm der paedagogiek, een pro-cèclè, dat ons bijna Grieksch aandoet. Maar ookhier heeft, behalve de Ou.dheid, het nieuwerevoorbeeld van Nietzsche zijn werking uitge-oefend.

    Ortega is een veel meer vertakte natuur danvele andere wijsgeeren. Dat wil niet zeggen, dathij ooit ter zake zelf onoprecht zou kunnen zijn:het is niet geoorloofd, zijn geestelijke integriteit intwijfel te trekken. Zijn sterk artistiek getint tem-perament brengt hem nooit, zooals somwijlenfiguren uit het rijk der kunst, in de verleiding metde problemen te spelen terwille van het spel zelf.Tegenover de „normale" philosophische houdingechter, die emaar streeft, de dingen onomwondenen eerlijk uit te spreken, doet Ortega y Gasset'staktiek veel listiger, vindingrijker, wij mogen ge-rust zeggen, geraffineerder aan. Niet, om dewaarheid te vertroebelen, integendeel, om onsjuist dichter bij haar te brengen. Want de menschis van nature traag en dit beseft de Spaanschedenker maar al te goed, en niet weinig kunstgre-pen zijn noodig, om den mensch tot activiteit, en

    33

  • bovendien zelfs tot een hoogeren en veeleischen-den vorm van activiteit, nl. tot het nadenken aante sporen. Zelfs het meest omvangrijke en in zich-zelf gesloten werk van hem, „De opstand derhorden", draagt duidelijk de sporen van dit om-sluieren en middenin-ophouden, zonder het laat-ste mede te deelen. Dit boek eindigt met hethoofdstuk, dat den titel draagt: „Het onderzoeknadert het eigenlijke probleem." Waar het vraag-stuk zelf begint, waar wij aan zijn kern raken,houdt Ortega y Gasset zijn pen in, waar anderenin de verleiding komen, een lang betoog neer teschrijven, plaatst hij het slotpunt. En dat gebeurtbij hem herhaaldelijk.

    Voor een oppervlakkigen lezer ligt het haastvoor de hand, uit deze opeenhooping van vraag-teekens, die deze abrupte slotcadenzen blijkente zijn, de conclusie te trekken, dat misschien deauteur zelf om een ondubbelzinnig en definitiefantwoord verlegen is, dat de schrijver zelf hetau fond ook niet weet. En veronderstel, dat delezer, om zekerheid te verkrijgen, Ortega y Gas.set zelf zou kunnen ondervragen, dan zou zijnverbazing vermoedelijk haar toppunt bereiken,wanneer de ondervraagde zijn onwetendheldglimlachend en zonder omhaal zou toegeven. Enna dit gesprek zou in den lezer de overtuigingdefinitief wortel vatten, met een charlatan temaken te hebben, met een geval van een zeergecultiveerde en fascineerende goochelarij.

    34

  • Want den normalen boekenvriend imponeerthet ondubbelzirmige Ja en Neen, het definitieveen een vraagstuk „afdoende" antwoord veel meerdan dit vraagteeken vol van geheime beteekenis,dan dit slotaccoord op de dominant, waarmeeOrtega y Gasset dikwerf zijn essays besluit, —in den lezer een gevoel van knagende onzeker-heid achterlatend. De redenen voor deze houdingvan den gemiddelden lezer zijn voldoende be-kend: wanneer een vraagstuk „afdoende" beant-woord is, heeft het ook voorgoed afgedaan enheeft verder geen oplettendheid meer noodig. Enjuist deze verslapping van de geestelijke span-ning wil Ortega y Gasset voorkomen. (Bovendienzijn er problemen, die wel gesteld, maar zonderverzaking van de intellectueele zindelijkheidnauwelijks beantwoord kunnen worden). Hetvraagteeken is voor den gemiddelden lezer onge-makkelijk, en in dezen tijd, waar het zich latengaan haast algemeen geworden is, in dit tijds-gewricht, waar het „onvoorname leven", het„leven der traagheid" een zoo groote, te grooteplaats inneemt, beschouwt de toreador van dengeest het als zijn voornaamste taak, ongemakke-lijk te zijn, daarbij het gevaar loopend, dat velelezers zich van hem zullen afkeeren. Als com-pensatie koestert de Spaansche denker de hoop,dat de weinigen, die hem als zijn lezers trouwblijven, niet tot de trage naturen behooren, maartot de menschen, die aan een „voornaam leven",

    35

  • aan een „leven vol energie" de voorkeur boveniederen bestaansvorm zullen geven.

    Wij komen aldus tot de conclusie — en dezeconclusie bevat reeds een belangrijk inzicht —dat Ortega y Gasset de taak van den denker nietzoozeer in de oplossing, maar in het nauwkeurigstellen van problemen ziet. Want alles „leeftslechts, zoolang het nog probleem is." Daaromis voor hem de wetenschap sensu stricto geenarsenaal van feiten, maar een werkplaats van pro-blemen. Volgens zijn opvattingen kan een pro-bleem, zoolang het levend blijft, in verschillendetijden door verschillende menschen uiteenloo-pend beantwoord worden, zonder dat slechts 6envan deze antwoorden aanspraak op juistheid kanmaken, waartegen de rest slechts een droevigeverzameling van vergissingen zou moeten zijn.En wij zullen nog zien, waarom Ortega y Gassetdeze opvatting aanhangt. Deze zienswijze brengthet met zich mede, dat voor hem het vraagstukzelf van bijzonder groot belang is, dat het, zoo-lang het een actieve factor van ons leven blijft,tot telkens nieuwe antwoorden aanspoort, wanthet verhoogt door dezen prikkel de energie vanhet leven. En juist daarop, op de verhooging vande vitale activiteit, komt het Ortega y Gasset ineerste instantie aan.

    Deze omkeering van de opvatting omtrent deeigenlijke taak van den denker vormt den eerstenfactor, die velen er toe brengt, Ortega y Gasset

    36

  • de officieele waardigheid van den wijsgeer teontzeggen. Deze door hem aangenomen houdingverklaart het fragmentarische, dat vele van zijngeschrif ten kenmerkt, het ophouden vd•Or hetlaatste station, het feit, dat hij vaak een definitieveuitspraak tracht te ontwijken. Vermoedelijk steltde Spaansche denker weinig belang in de offi-cieele erkenning als wijsgeer. Nergens en nooitheeft hij iets van den professor, die ex cathedraphilosopheert, niets van arrogantie en van dezeonverdragelijke gelijkhebberij, die dikwips hetstigma van middelmatige geesten is, die steedshet recht voor zich opeischen — en zij goon ernog prat op — de wijsheid der we-reld in pachtte hebben. Zijn houding mist iedere ceremonieeleplechtstatigheid, hij houdt meer van caprices danvan stichtelijke en hoogdravende phrases. Mis-schien denkt hij met Nietzsche: „Ik zou nog lievereen nar dan een heilige willen zijn." Steeds is hijbereid vergissingen toe te geven, vaak is hij deeerste, die, voordat de lezer hem mocht betrap-pen, ronduit verklaart, dat het een of andere vanzijn essays misschien niets dan foutieve conclu-sies behelst. Hij beseft, dat de weg naar de waar-heid dikwijls langs het pad der vergissingenloopt. Het feit, dat de mensch zich kan vergissen,is voor hem geen weerlegging van de betrouw-baarheid van ons denkvermogen. Hij is niet apo-diktisch noch bekrompen. Hij deinst er desnoodsniet voor terug, opzettelijke vergissingen of over-

    37

  • drijvingen te plegen, wanneer hij gelooft, langsdezen omweg tot de opheldering van een vraag-stuk bij te kunnen dragen.

    Deze houding moet natuurlijk vele lezers voort-durend en in hooge mate irriteeren. Tot op hedenwas het de hoogste ambitie van iederen wijsgeer,een totale interpretatie van de wereld en hetleven te geven, de formule op te speuren, waarinzich heel de kosmos laat samenvatten. Zoodoen-de had hij de faam van absolute betrouwbaarheid,hij werd in staat geacht, het geheim van alle ge-beuren doorgrond te hebben. Een denker, wienswerk door de tegenovergestelde impulsen en op-vattingen gedragen wordt, moet noodzakelijker-wijze wantrouwen opwekken. Bovendien misleidtvelen in het geval Ortega y Gasset de nonchalantegrandezza, waarmee hij de meest ingewikkeldeen subtiele problemen voordraagt, en daar eriedere mistroostige, zwaarwichtige, zwartgalligeernst aan ontbreekt, meenen velen, in den Spaan-schen denker een genialen grappenrnaker temoeten zien, een geestrijken charmeur „of noimportance."

    Dit tweede, eenigszins vreemd aandoende feitdraagt er niet minder toe bij, Ortega y Gasset'swijsgeerschap te discrediteeren. De „Obras com-pletas" zijn een lange reeks van op zichzelfstaande essays, tevergeefs zoeken wij naar eengemeenschappelijk fundament, naar een boek, dateindelijk de definitieve, alomvattende formule

    38

  • voor alle verschijnselen van het leven en dewereld zal brengen. Wil hij het niet, of is hetinnerlijke onmacht? Er mogen menschen zijn, dievan het laatste overtuigd zijn, wij persoonlijk zijnvan meening, dat hier opzet in het spel is. Of-schoon wij niet weten, of de toekomstige ont-wikkeling van Ortega y Gasset ons in dit opzichtnog voor verrassingen zal plaatsen, lijkt het tochniet overdreven lichtvaardig de voorspelling teriskeeren, dat in dezen stiji van philosopheerenbij den Spaanschen denker geen beslissende ken-tering meer te verwachten is. Want de eenheid,ofschoon van buiten onzichtbaar, is immanentaanwezig. De in de verzamelde werken bijeen-gebrachte essays bewegen zich op ieder denk-baar terrein — de wijsbegeerte, de geschiedenis,muziek, podzie, literatuur, architectuur, politiek,psychologie er bestaat haast geen domein vande menschelijke existentie, waarop Ortega yGasset niet vroeger of later zijn aandacht gecon-centreerd heeft. Deze verbazingwekkende veel-zijdigheid, die bovendien op het eerste gezichtnergens in een hoogere eenheid samengevatwordt, moet den indruk van een zeer beschaafddilettantisme nog versterken. Bij de meeste wijs-geeren leeren wij een in zichzelf gesloten stelselkennen, en bij Nietzsche wordt algemeen ver-ondersteld, dat slechts de plotseling invallendenacht van den waanzin hem belet heeft, zijnsamenvattend werk, de „Wille zur Macht", dat de

    39

  • „Umwertung aller Werte”, de „Interpretatie vanalle gebeuren" moest brengen, te voltooien.

    Vermoedelijk zag Ortega y Gasset scherper envoelde hij zich door Nietzsche's ondervindinggewaarschuwd. Bovendien mag hij nog op tweeandere doorluchtige voorbeelden wijzen. De tweegrootste philosophen, die ooit geleefd hebben,Plato en Kant — zoo betoogt hijzelf — hebben onsgeen samenvattend werk achtergelaten. Zij zijnbeiden niet zoo ver gekomen, om het boek teschrijven, dat hun definitieve opvattingen verkon-digt. Heeft Ortega y Gasset dit geschreven in dehoop, gelukkiger te zijn dan zij, of is het eenindirecte verklaring voor zijn eigen houding?Wij weten het niet, maar het is niet waarschijnlijk,dat Ortega y Gasset een nog zoo verheven voor-beeld wenscht na te bootsen. Niet de mislukkingvan Plato en Kant noch de tragische ondervindingvan Nietzsche bepalen zijn eigen weg, het is zijneigen aanleg en aard, die hem dezen stiji vanphilosopheeren noodzakelijk opleggen. Het isvoor hem en voor ons een groot geluk, dat hetwezen van den huidigen tijd zijn eigen natuurhooge mate tegemoet komt en opnieuw de moge-lijkheid schept, een individueelen aanleg tot eenalgemeen geldige houding te verruimen.

    Het fragmentarische en wijdvertakte karaktervan zijn denken spruit voort uit een heroiekeresignatie, of — om het in een positieve formuleuit te drukken uit zijn groot en diep ontzag

    40

  • voor de overweldigende veelvuldigheid van dewerkelijkheid. Of — om deze houding heelemaaltot op den grond te peilen — uit zijn wereldver-liefdheid. Hier pas raken wij aan de diepste laag enden oorsprong van zijn denkstijl, hier pas beseffenwij den vollen omvang van zijn erotisch tempe-rament, van zijn erotischen aanleg. Niet onmacht,geen gebrek aan begaafdheid weerhouden Ortega.y Gasset ervan, een stelselmatige gedachten-architectuur op te trekker', neen, hij wil in het netvan zijn gedachten heel de realiteit opvangen, hijwil werkelijk en letterlijk — heel de wereldomhelzen. Ortega y Gasset is Spanjaard, en wijzijn gerechtigd, in hem den Don Juan van dengeest te zien, wat ook reeds van Nietzsche be-weerd werd. Wij zullen ontdekken, dat het pro-bleem van Don Juan hem ook onafgebroken bezighoudt. Hij wil niet, gelijk deze trotsche hidalgo,in een algemeene waarheid alle tegelijk grijpenen liefhebben, hij wil niet, dat een wijsheid al deandere vertegenwoordigt, hij wil alle realiterbezitten. Eon vermetele, eon matelooze onderne-ming, een onderneming, die boven de kracht vanden enkelen mensch uitgaat, eon roekeloosheidzonder weerga, eon Don Quichotterie in de liefde.

    Inderdaad heeft Ortega y Gasset ook wezens-trekken gemeen met doze andere figuur, waarinzich het genie van Spanje vereeuwigd heeft, onhet verrast ons niet, dat hij eon van zijn „medi-taties" ook aan den ridder van de droevige figuur

    41

  • heeft gewijd. Don Quichotte en Don Juan — demeest kuische en meest begeerlijke mensch, deeen geheel van een gefingeerde liefde levend, deandere zich opterend in zijn verlangen naar dealomvattendheid van de liefde. Hoe zeer beidenook van elkander verschillen, er zijn toch ookovereenstemmende wezenstrekken te constatee-ren, nl. de neiging tot een bestendige ironie, deroekeloosheid en mateloosheid van hun onder-nemingen, en vooral de reusachtige poging omde oneindigheid van hun idealistische eischen inhandtastelijke realiteit om te zetten. Een Duitscheidealist a la Don Quichotte b.v. was thuis geble-ven, want hij had reeds meer dan voldoeninggevonden in de lectuur van zijn ridderboeken, inzijn fantasie had hij alles doorleefd, wat de edelejonker van La Mancha aan eigen lijf moest onder-vinden. Bij hem was vermoedelijk tenslotte allesnog tot een voorspoedig einde gekomen, hij wasinderdaad — in zijn droomen natuurlijk ergenskeizer geworden en had in geluk en in het voilebezit van de macht heel de wereld geregeerd.Een Duitsche Don Juan, zelfs verondersteld, dathij, zooals dokter Faust, een tooverdrank had ge-dronken, waarmee hij „Helenen in jedem Weibe"moest zien een Duitsche Don Juan had ten-slotte met de eene Helena genoegen genomen.En zoo handelt Faust ook werkelijk, die weliswaareveneens heel de wereld omhelzen, de „Onein-dige natuur" grijpen wil, maar die tenslotte toch

    42

  • genoegen neemt met Gretchen en Helena, met detwee vormen der liefde, die de man gewoonlijkleert kennen. Zooals Don Juan reeds in Spanjealleen mule e tre te verleiden, zou hem nooitinvallen, want de nuttigheid en de daadwerke-lijke bezigheid trekken hem meer nog dan debekoringen van den Eros. Tenslotte, al is ook alletheorie „grijs" en „groen" slechts „de guldenboom van het leven", zegeviert toch bij Faust degedachte. Zelfs de meest plastische dichter vanDuitschland huldigt tenslotte de Idee als de hoog-ste macht. De neiging om het gedroomde in wer-kelijkheid om te zetten, niet theoretisch, maarmetterdaad, deze matelooze roekeloosheid isSpaansch. Door dit inzicht zal ons ook Ortega yGasset's weloverwogen en koene uitval tegenGoethe begrijpelijker worden. De droom, wan-neer wij wakker zijn, de „Wachtraum", is een vanonze meest belangrijke en meest invloedrijkeinnerlijke organen. En of hij als visioen optreedtof in de gedaante van den waan, die Hans Sachsin alle gebeuren, als getrouwe leerling vanSchopenhauer, waarneemt, hij heeft bij den Duit-scher en bij den Spanjaard een geheel anderebeteekenis. Voor den Duitscher is deze droom hetsteeds toegankelijke oord, waarheen hij door dewereld gewond en teleurgesteld kan vluchten,voor den Spanjaard is hij de prikkel, die hem metgroote en niets ontziende stoutmoedigheid doorde wereld jaagt.

    43

  • Uit dit inzicht valt tevens het verrassende feit teverklaren, dat het juist voor een Spaanschendenker weggelegd was, de leiding in de philo-sophie op zich te nemen. De grootste wijsgeervan het Iberische schiereiland, Spinoza, heeft,zooals bekend, in de Nederlanden geleefd, ensinds eeuwen had men niets meer uit dezen hoekvan Europa vernomen. De 19de eeuw toont afwis-selend Duitschland, Frankrijk en Engeland als deleidende krachten van het Europeesche denken.Maar plotseling duikt thans een vreemdeling op,die het niet alleen verstaat, zich al deze stroo-mingen in verrassend korten tijd te assimileeren,maar die zelfs nog daarboven uitgroeit en op-klimt tot princeps van het hedendaagsche den-ken. De constellatie, nog afgezien van Ortega yGasset's persoonlijke, uitzonderlijke begaafdheid,moest wel gunstig zijn voor dezen aard van levenen denken.

    Het reeds gezegde maakt tevens duidelijk,waarin deze gunst des tijds gezien moet worden.Het oogenblik was rijp voor den vorm van hetidealisme, die in de figuren van Don Quichotte enDon Juan belichaamd is. Al kant zich ook Ortega.y Gasset, gelijk zijn voorloopers, tegen het tra-ditioneele idealisme en realisme, van een ver-zaking van het idealisme op zichzelf kan bij hemreeds daarom geen sprake zijn, wig de idealen,volgens zijn eigen definitie, een essentieel en niette vervangen element van het menschelijk bestaan

    44

  • vormen. Het ideaal is, gelijk de droom, een inner-lijk orgaan, dat, zooals ieder lichamelijk orgaanook, verkommerd, misvormd of overontwikkeldkan zijn — en deze afwijkingen kunnen evenveelof eerder nog meer schade berokkenen dan iedereandere organische ziekte. Het idealisme in dephilosophie van Ortega y Gasset verschilt echterIn zooverre van het traditioneele, als het bij hemom een concreet, levendig, aan de werkelijkheidaangepast idealisme gaat. De vorm van het ab-stracte, naar boven gerichte, „puntvormige" idea-lisme is overwonnen, en in zijn plaats is een hou-ding gekomen, die alle verschijnselen tracht teomvatten en te doordringen. Was het ouderwet-sche idealisme uitsluitend naar boven gericht,leefde het in het luchtledige, had het de werkelijk-heid in den rug en onder zich, het nieuwe, con-crete, extensieve idealisme heeft de realiteit voorzich. Het staat achter, niet langer vd•Or haar.

    Dit is de groote en beslissende kentering, waar-van reeds in de inleiding sprake geweest is. Deoneindigheid van het menschelijk verlangen, dengrenzeloozen wil van het visioen, van den schep-penden droom op aarde te realiseeren, deze diep-ste aandrift van de Spaansche ziel vindt eindelijkde voor haar passende wereld- en levenssituatie.Uit de abstractie in de taal van het gevoel over-gebracht, kunnen wij zeggen, dat in de plaats vanhet pessimisme, dat de psychische expressie vanhet transcendentaal idealisme was, een meer op-

    45

  • timistische wereldopvatting gekomen is. Doch niethet „ruchlose" optimisme van Schopenhauer, voorwien iedere positieve instelling ten opzichte vandeze wereld een onvergeeflijke intellectueele na-latigheid en slordigheid was, maar een levensge-voel en een wereldbeschouwing, die wij het bestdoor de benaming „tragisch optimisme" kun-nen kenschetsen. Want dit optimisme wil nietsverfraaien of verdoezelen, het kent de „roos-kleurige" bril niet, het wil ook het wezen derdingen niet kleineeren, daarvoor behoedt het zijnzin voor de realiteit, het wil de werkelijkheid aan-vaarden. Juist het geloof in de „werkelijkheid"stempelt dit gevoel tot optimisme, het besef vande moeilijkheden, lijden en gevaren, waaraan hetleven blootgesteld is, maakt dit optimisme tra-gisch. Deze tragiek, die men niet langer ontwijkenwil, wordt verzacht en in haar aangeboren pathosbeteugeld door een ironie, die wij juist in de figu-ren van Don Quichotte en Don Juan reeds voor-gevormd vinden en die aan de vermaarde „roman-tische ironie" diametraal tegenovergesteld is.Deze vindt immers haar oorsprong in het pessi-misme. Niets is kenschetsender dan dat de Deen-sche philosoof Soeren Kierkegaard, over DonJuan sprekend, meent, dat de Spaansche edelmanfeitelijk op zoek was naar de eene vrouw, naarde „idee vrouw", bij wijze van spreken, waarinhij dan tegelijk al de anderen mocht omheizen.Maar Don Juan weet, dat geen enkele gelijk is

    46

  • aan de andere, hij wil alien de facto, niet slechtsin de voorstelling, bezitten• en het geheim van hungeaardheid opspeuren. Voor hem ligt de grootstebekoring juist in het telkens vernieuwde verschil,niet in de trekken, waarin alien overeenstemmen.Hij zoekt niet steeds hetzelfde, maar dit Eenesteeds volmaakter (dit is het standpunt van hettranscendentaal idealisme), hij zoekt de totaliteit,waarvan ieder slechts een deel vormt, dat zoo enniet anders moet zijn, om zich harmonisch in hetgeheel te voegen. Want anders moest hij tenslottedoor walging en vermoeidheid gegrepen worden,zijn leven moest, volgens de romantisch-pessimis-tische definitie, een schommelen tusschen smarten verveling worden, hij moest vurig naar heteinde van zijn dagen verlangen. Maar de steenengast ontvoert Don Juan zeer tegen wil en dankvan deze aarde. Zijn levenshonger is nog geens-zins verzadigd, hij wil niet, gelijk Faust, tegenhet oogenblik zeggen „verweile doch, du bist soschOn", want hij vermoedt achter iedere kostbaar-heid van het bestaan, die hij genoten heeft, nogeen andere, nog niet beproefde. Als het ging, zoo-als hij wenschte, zou hij dit rustelooze zwervenen zoeken zoo lang mogelijk voortzetten, en nieteerder tot rust komen, voordat hij van iederevrouw, van iedere heerlijkheid van het leven,ondervinding had opgedaan.

    Hier echter rijst de vraag, of Don Juan, ver-ondersteld, dat hij zijn voornemens ten uitvoer

    47

  • had kunnen brengen, tenslotte niet toch tot eeneender resultaat gekomen was, nl. tot de „ideevrouw". Misschien wel; in het uiteindelijke doel,in de teleologie zal misschien per slot van reke-ning niet al te veel anders worden. De onomstoo-telijke voorwaarden van het bestaan zal geenenkele theorie van hun plaatsen wegrukken. Maarzooals het meer op het probleem aankomt danop zijn uiteindelijke oplossing, is ook in dezekwestie de weg belangrijker dan het doel. Hetmaakt als doel geen verschil, of ik een top perbergspoor bereik of te voet. De ervaringen onder-weg echter zullen sterk van elkander afwijken.De reiziger zal slechts gezien hebben, wat despoorweg hem veroorlooft te zien, waarentegende voetganger overal geweest kan zijn, en iederestap hem nieuwe perspectieven geopenbaard kanhebben.

    Gericht op de werkelijkheid dus, die in haarvollen omvang aanvaard en doorleefd moet wor-den, moet deze kentering van het levensgevoelbegrepen worden. Dit is de richting, die zich alsinversie van het idealisme als de meest belang-rijke weg in de toekomst manifesteert. En het isniet moeilijk te begrijpen, dat deze gunstige tijds-constellatie het Ortega y Gasset mogelijk gemaaktheeft, zich aan de spits van het hedendaagschedenken te plaatsen. Zijn persoonlijke, op hetSpaansche wezen berustende aanleg deed hem

    48

  • ook betrekkelijk gemakkelijk over invloedenzegevieren, die b.v. een Duitschen denker metgelijke doeleinden verderfelijk hadden kunnenworden, of tenminste zijn ontwikkeling haddenmoeten vertragen. Want Ortega y Gasset heeftzijn philosophische opvoeding aan de school vande Neo-Kantia.nen en Positivisten te danken; hijheeft in Berlijn en in Marburg gestudeerd. Dezeopvoeding was op zichzelf met het oog op zijndoeleinden zoo ongunstig mogelijk. Hij heeft ookinderdaad moeite gehad, zich van het Kantianismelos te maken, en deze gang van zijn ontwikkeling,die voor anderen remmend had kunnen worden,heeft voor Ortega y Gasset het onschatbaar voor-deel gehad, de leer van Kant dubbel, van binnenen van buiten, doorleefd te hebben. Vermoedelijkhebben hem bij deze bevrijding de lectuur vannieuwere wijsbegeerte en de invloed van anderestroomingen in de Duitsche philosophie, de in-vloed van mannen als Heidegger, Simmel e.a. ge-holpen. Maar Ortega y Gasset moet niet als epi-goon, doch als zelfstandige figuur gezien worden,waarvan wij ons zonder moeite kunnen over-tuigen.

    Is het dus onmogelijk, door deze fragmenta-rische en schijnbaar verbrokkelde methode vanhet philosopheeren in het werk van Ortega yGasset gemeenschappelijke, fundamenteele ge-dachten te ontdekken? Wij komen tot de belang-rijke vraag naar de innerlijke eenheid en dus

    49

  • echtheid van zijn philosophie. Een nader ingaanop zijn werk zal aantoonen, dat deze centraleideedn bij hem geenszins ontbreken. Het nieuweligt echter in het feit, dat zij slechts indirect inzijn talrijke essays verwerkt zijn en dus voor hetoog van den lezer niet zoo open liggen als bijandere denkers. De omstandigheid, dat Ortega yGasset bij de uitgave van zijn tot nu toe ver-schenen geschrif ten met den neutralen titel„Obras completas" genoegen heeft genomen, dathij ook bij deze gelegenheid van een generali-seerende benaming niets heeft willen weten, ver-sterkt nog het vermoeden, dat het hem op eenduidelijker kenschetsing van zijn werk ook nietaankomt, of dat hij dit werk voor een nog teschrijven boek wil bewaren. Voor ons echter ishet van het grootste belang, reeds heden te weten,van welke veronderstellingen Ortega y Gassetin zijn bespiegelingen over leven en wereld uit-gaat.

    Wij hebben reeds gesproken over de invloe-den, die op hem ingewerkt hebben. Aan de totnu toe genoemde namen moeten wij thans nogdie van Nietzsche en Goethe toevoegen, detweede evenwel op een betamelijken afstand.Van Nietzsche echter heeft Ortega y Gasset veelovergenomen, ook in zijn houding en zelfs in zijnstijl, ofschoon hij geen aphorismen, maar kortereof langere in zichzelf afgesloten opstellen schrijft.Doch Nietzsche's ontdekking van het leven als

    50

  • probleem sui generis, zijn vermetelheid, zijnheroieke en onpathetische levenshouding moes-ten den Spaanschen denker met groote bewon-dering vervullen. Wij hebben hem reeds eentoreador, een Don Quichotte en Don Juan van dengeest genoemd, wij kunnen met evenveel rechtde benaming philosophus militans, de krijgshaf-tige philosoof, op hem toepassen. Want inderdaad,met een vechter, die den degen van zijn scherpengeest onvermoeibaar, virtuoos en altijd raak han-teert, hebben wij hier te maken. Eerbied voor dewerkelijkheid gaat bij hem samen met een grooten stoutmoedig gebrek aan ontzag voor uitge-bleekte en stoffig geworden overleveringen, vooralle klakkeloos aanvaarde tradities. En juist daar-om is hij in dezen tijd van gelijkmakerij de eerste,die bereid is, menschelijke grootheid te respec-teeren. Want zijn wezen en houding zijn aristo-cratisch, adellijk in de meest oorspronkelijkebeteekenis van het woord. Zijn gebrek aan ont-zag voor tallooze verschijnselen van het tegen-woordige leven heeft niets uit te staan met decynische onverschilligheid en het ongebreideldegebrek aan eerbied, dat heden meer en meer ter-rein wint.

    Voor welke idealen treedt dus deze onver-schrokken en stoutmoedige hidalgo in het strijd-perk? Voor een fundamenteele vernieuwing vanheel onze levens- en wereldopvatting. Zijn werkis in vele trekken de practische toepassing van

    51

  • theoriedn, die zijn voorgangers ontwikkeld heb-ben. Ook Ortega y Gasset gaat uit van de „vita-listische" biologie. Ook hem is het leven zelf dehoof dzaak. Maar verschillende kenmerken vandeze nieuwe denkrichting komen bij hem duide-lijker uit dan bij vroegere philosophen, dank zijzijn andere geaardheid en instelling. De kennisvan de werkelijkheid staat ook bij hem in de eer-ste plaats, ook hem interesseert in eerste instan-tie de vraag „wat is het leven", ook zijn activiteitis overwegend constateerend, niet oordeelend ofveroordeelend. Want ook dit is een van de carac-teristica van de nieuwe wijsbegeerte, dat deethica, de vraag: „hoe moeten wij ons leven vor-men" op de tweede plaats geraakt tegenover devraag: „wat is het leven." De belangrijkheid vanalles, wat bestaat, is immers a priori toegegeven.Er wordt — in overeenstemming met antieke op-vattingen — door de nieuwe philosophie conse-quent de mogelijkheid geloochend, dat lets onbe-teekenend, onbelangrijk, zinledig zou kunnen zijn.Ook dit is natuurlijk een vorm van ethisch bewust-zijn, deze — wij kunnen haast zeggen, aanbiddingvan de dingen, b.v. bij R. M. Rilke — is niet minderdiep en minder religieus dan de vroegere ver-zaking der wereld.

    Maar plastischer nog komt bij Ortega y Gassetde achter deze aanbidding verborgen opzet naarvoren, de dingen, zoodra zij doorgrond zijn, ver-der te ontwikkelen en te vormen, duidelijker zien

    52

  • wij de „inventaris-opneming" als een voorberei-dende bezigheid, die middel is en niet einddoel.De ontwikkeling, die uit de kennis der werkelijk-heid zal voortspruiten, peteekent niet zooals invroegere tijden een transformeering van hetredele in het bovennatuurlijke, maar een inten-siveering, een sterkere doordringing van de we-reld met leven. Het zijn immers het kan niet vaakgenoeg onderstreept worden — de meest karak-teristieke wezenstrekken van deze kentering, diewij meemaken, dat al de hoogere waarden nietteloor zullen gaan, maar in een nieuwe gedaanteen in andere belichting optreden. Daardoor ver-schilt zij van een verstard conservatisme, dat nietin wil zien, dat de ontwikkeling een nieuwen trapbereikt heeft, zij verwijdert zich aan den anderenkant evenzoo van het revolutionaire rationalisme,dat op de opheffing van vele waarden doelt, dieonveranderlijk tot het leven behooren. De vroe-gere verhouding, waarin ons leven als voorwend-sel voor hoogere doeleinden beschouwd werd,heeft zich omgekeerd. De hoogste waarden, waar-vOOr wij geleefd hebben, en die men thans be-gonnen is over boord te gooien, duiken opnieuwop, maar thans als functies, waarm6e wij moetenleven. Het werd reeds aangeduid, dat door dezecontinuiteit in menig opzicht weinig zal verande-ren. Het is anderzijds vrijwel zeker, dat deze om-keering van de verhouding tusschen 'even enidee, tusschen leven en cultuur, de meest vér-

    53

  • strekkende gevolgen zal hebben, die wij op alleterreinen van ons bestaan zullen ondervinden.Het is daarom noodzakelijk, den nadruk te leggenop het Verschil met vroegere inzichten. Want wijzullen slechts tot de waarachtige kennis van hetzijn komen, indien wij ons naast de gemeenschap-pelijke factoren, die in alle verschijnselen te vin-den zijn, de vaak subtiele verschillen bewustmaken, die ten gevolge hebben, dat, nauwkeurigbekeken, geen enkel ding aan een ander gelijk is.

    Als tweede factor valt in het oeuvre van Ortegay Gasset op, dat bij hem een steeds verdergaandedifferentiatie van denken aan het werk is. Over

    algemeen wordt de philosophie door een sterkeneiging tot generalisatie gekenmerkt, een neiging,ook het concrete nog te abstraheeren. Er teekentzich overal in de wijsbegeerte de wit af, tot al-omvattende definities en begrippen te geraken.De Spaansche wijsgeer denkt gedifferentieerder,het komt hem, zooals wij aan de hand van hetDon Juan-probleem aangetoond hebben, op deverschillen aan, hoe gering deze ook mogen zijn.Een grootere subtiliteit, een gestadig voortschrij-dende verfijning valt bij Ortega y Gasset te con-stateeren, een plastischer vorm van de proble-men zelf en de probleemstelling. Bergson b.v.houdt zich met het oerprincipe van het levenbezig, waarvan de mensch slechts een weliswaarzeer belangrijk en zelfs beslissend element vormt,

    54

  • Ortega y Gasset daarentegen plaatst vastbeslotenhet menschelijk leven in het middelpunt van zijngeestelijke activiteit. Hem interesseert hoofd-zakelijk de vraag „wat is het menschelijk leven?"Daamaast vinden wij echter ook pogingen, detweede cardinale vraag: „hoe moet de menschdus leven?" te beantwoorden. De klemtoon ligtop het „dus", want vroeger waren de opvattingenomtrent het leven haast altijd negatief gekleurd,en de vraag naar de doeleinden der menschelijkeexistentie leidde steeds op de een of anderemanier van het leven af. De rangorde, die aidusontstond, was een hierarchie in de meest waar-achtige beteekenis van het woord, die zich methaar spits in de wolken verloor als de kerktorensvan de Gothiek. Ook bij Ortega y Gasset vindenwij een neiging, om waarden vast te stellen, eenpoging, een rangorde te scheppen. Aileen berustdeze rangorde niet op aprioristische constructies,maar op de inzichten, die in het onderzoek vanhet leven verkregen worden.

    Het is tenslotte ook niet anders mogelijk, wanthet voortrekken en afkeuren, dus het vaststellenvan waarden, een neiging, alle verschijnselen vol.gens een bepaalde orde te rangschikken, is vol-gens zijn eigen definitie een elementaire aandriftvan de menschelijke natuur. Reeds het feit, dathet leven zelf het middelpunt van het denken ge-worden is, beteekent een „Umwertung". Pas opde basis van deze perspectivische verschuiving

    55

  • is het weer mogelijk geworden, in de wereld omte zien. En bovendien spreekt het voor den ge-boren aristocraat Ortega y Gasset haast vanzelf,dat voor hem de rangorde een brandend pro-bleem moest worden.

    Om echter deze nieuwe rangorde te kunnenbepalen, is het volstrekt noodzakelijk, van tevo-ren de essentieele kwaliteiten van het leven, zijn„vitale waarden" te ontdekken. Het middel, dezewaarden geestelijk te benaderen, is Ortega yGasset's „razOn vital", de levendige, op het be-staan en de werkelijkheid gerichte rede. Wij zienhier, hoe het begrip van het intultieve denken,dat in de nieuwe wijsbegeerte een groote rolspeelt, in veranderde gedaante verschijnt. Deze„razOn vital" is immers in haar wezen niets andersdan een meer concrete vorm van de „intuition",die ons in staat stelt, de metaphysische problemente bestudeeren. Daarnaast blijft echter bij den,Spaanschen wijsgeer het „geometrische", het ab-stracte denken als werkmethode gehandhaafd.Als hulpmiddel, om gedachtenschema's te con-strueeren, waarmee wij ons oogmerk op de wer-kelijkheid richten, kan het abstracte denken ookverder een belangrijke functie vervullen, maar deeigenlijke geestelijke doordringing van de wer-kelijkheid is slechts langs den weg van de „leven-dige", de „vitale" rede mogelijk.

    Uit deze centrale positie, die het menschelijkbestaan bij Ortega y Gasset inneemt, spruit nog

    56

  • een andere bijzonderheid van zijn philosophievoort: haar ongewoon groote „actualiteit". Hetstandpunt „sub specie aeternitatis" is uit zijn werkgebannen. Wij kunnen zijn geschriften in tweeafdeelingen verdeelen, die natuurlijk onderlingeen groot aantal gemeenschappelijke factorenhebben, maar toch op een cardinaal punt vanelkaar afwijken. De tegenwoordige tijd, het heden,zijn gevaren, problemen en opgaven hebben bijden Spaanschen denker onder alle omstandig-heden den voorrang. Daarom onderzoekt hij aanden eenen kant algemeene problemen, in verbandgebracht met onze tegenwoordige situatie, ander-zijds zuivere problemen van het heden, „actueelevraagstukken". Zijn actueele bijdrage tot de pert-kelen van den tegenwoordigen tijd, zijn boek„De opstand der horden" heeft hem dan ook eenzekere populariteit bezorgd. Hij behandelt daarinhet vraagstuk van de overwinning van het thansheerschend nihilisme. „Actueel" in dezen zin isook zijn essay „Espana invertebrada", „opbouwen verval van een natie" (letterlijk „Spanje zonderruggegraat"), waarin hij met het oog van denziener jaren van te voren de catastrophe be-schrijft, die later ook prompt en zonder dat mennaar zijn waarschuwing wilde luisteren, plaatsheeft gehad. Het gemeenschappelijk element vandeze twee geschriften is het inzicht, dat de maat-schappij te allen tijde en onder alle omstandig-heden uit massa en elite samengesteld is, dus

    57

  • aristocratisch van karakter, en dat de complemen-taire factor tot den opstand der horden de plichts-verzaking der elite vormt. Heden heerscht overalde aristophobie, de vrees voor de besten, waarsoms een doorluchtige verschijning opstaat. Zoo-doende gaat Ortega y Gasset ook in de behan-deling van deze vraagstukken ver boven het nietsdan actueele uit, ook in deze geschriften over-schrijdt zijn denken de nauwe grenzen van hetthema, en overal openen zich perspectieven, dieons een blik in verre verschieten toestaan.

    Wat is voor Ortega y Gasset het leven? Ook zijnwereldbeeld is dynamisch; ook hij ziet in hetleven een onafgebroken beweging, een voort-durende activiteit van vitale energie, een per-manente spanning. Ook voor hem is het levennaar voren gericht en wordt door de toekomst,niet door het heden noch door het verleden bepaald. Bovendien wordt ons leven, waar het zichbestendig in de richting van een onzekere toe-komst beweegt, door een gevoel van verloren-zijn beheerscht, het is een voortdurend strandenen schipbreuklijden. Deze gedachten herinnerenaan de „Evolution creatrice" en aan conceptiesvan Nietzsche. Het leven, op ieder oogenbliknieuw en onoverzienbaar, wordt dus door eenmetaphysische onzekerheid gekenmerkt. Pas inden nood, pas in het oogenblik van stranding ont-plooien zich de innerlijkste en machtigste krach-ten van den mensch, pas waar hij zich verloren

    58

  • waant, ontwaken zijn hoogste bekwaamheden,dan pas wordt hij productief, pas in de ure desgevaars scheppend. Het menschelijk antwoord opdeze permanente onzekerheid, zijn wil, den drei-genden schipbreuk te ontgaan, uit zich in deschepping van de cultuur, die voor Ortega yGasset een scheppend procede en niet slechtshet opstapelen van reeds verworven cultureelbezit is. Deze opvatting wordt door een levens-gevoel gedragen, dat wij gevoegelijk tragisch op-timisme mogen noemen. De scheppende krachtvan het leven vraagt als het ware, dat wij onsonafgebroken blootstellen aan gevaren en aan demogelijkheid van het stranden. Het leed, de noodvormen niet langer meer verwijten tegen dewaarde van het leven, zij worden integendeelbeslissende factoren van de menschelijke pro-ductiviteit. En uitsluitend de mate van produc-tiviteit bepaalt de waarde van ons bestaan. Eenvan de cardinale vraagstukken, het probleem,een zin te geven aan het leed, wordt op dezemanier beantwoord.

    Hier zien wij de richting van de nieuwe levens-houding zich duidelijk en scherp afteekenen. Ookhet christelijk geloof, door de voorstelling vande erfzonde en het bestendige dreigement vaneeuwige straffen, gaf den mensch, die deze religiewerkelijk beleefde, een permanent gevoel vannood, een levenslange onzekerheid. Daardoorverhoogde het zijn productieve vermogens. De

    59

  • voorstelling van den mensch als geboren zondaaris niet langer vol te houden, maar de onzekerheid,het gevaar, worden als metaphysische elementenvan ons bestaan begrepen. Tegelijk valt ons ooknog een nieuw inzicht omtrent doel en richtingvan Ortega y Gasset's stip ten deel. Hij vindt,de geschiedenis der volkeren en der individuendoorvorschend, zijn zienswijze overal bevestigd.Hij begrijpt, dat de hooge mate van tenslotteslechts schijnbare zekerheid, die ons leven hedenten dage kenmerkt, een groot gevaär vormt, dateen verslapping van alle productieve vermogensten gevolge zou kunnen hebben. Daarom past hijde stimuleerende tactiek toe, overal vraagteekenste plaatsen, daarom irriteert hij den lezer en wilhij de waarheidsliefde tot verliefdheid opvoeren,om zijn publiek uit zijn zekerheden op te jagen.Hij wordt daarbij geleid door de geheime hoop,dat het fangs dezen weg zou kunnen lukken, deverstarde en taaie vorm van de in zelfverzekerderust levende „massamenschen" losser te maken,haar weer in beweging te brengen en zoodoendeeen hergeboorte van het scheppend leven voorte bereiden. Deze hoop heeft voor hem haast hetkarakter van onomstootelijke zekerheid, wantvolgens zijn overtuiging zal deze eeuw den dagbrengen, waarop de massa's onherroepelijk besef.fen, wat heden slechts in het bewustzijn van wei-nigen leeft, dat zij hun aanspraak op heerschappijverbeurd hebben.

    60

  • Deze dag zal het uur der groote kentering bren-gen, die rijk is aan mogelijkheden voor de toe-komstige ontwikkeling van Europa, een kente-ring, die zich over alle terreinen van ons bestaanzal uitstrekken. Want het metaphysisch gevoelvan den mensch, het diepste en innerlijkste ge-voel, gaat een verandering tegemoet: „wij staanaan den drempel van een nieuwe Gods-ondervin-ding." Ook in dit geval deelt ons Ortega y Gassetechter niet mede, waarin deze nieuwe religieuzeondervinding zou kunnen bestaa.n. Maar in iedergeval is het noodzakelijk, op dit oogenblik, waarde massa's tot abdicatie overgaan, voorbereiden ingesteld te zijn. Want indien zij, van hun troongevallen, geen houvast en geen steunpunt vinden,zou deze ontzaglijke lawine door haar zwaarte-kracht alles kunnen verpletteren. Hij citeert dewoorden van den dichter St6phan MaHarm& omde nabijheid van dit beslissende oogenblik tepreciseeren: „La foule, quand elle aura, en tousles sens de la fureur, exaspere sa mècliocrite, sansjamais revenir a autre chose qu'à du n6ant cen-tral, hurlera vers le poke un appel."

    Ortega y Gasset twijfelt er niet aan of dit appélvan de massa's zal gehoor vinden. Apocalyptischevisioenen zijn hem vreemd, den ondergang vanhet Westen acht hij uitermate onwaarschijnlijk.Hij ziet in onzen tijd een periode vol van grootegevaren, maar juist daardoor uiterst waardevol,een periode met buitengewone mogelijkheden.

    61

  • Ook deze kenschetsing getuigt van het optimisme,dat den Spaanschen denker bezielt. Alleen rijsthier de vraag, of deze blijkbaar aangeboren nei-ging tot een positieve zienswijze hem soms niettot te gunstige conclusies verleidt.

    Wat hem in de beantwoording van de vraag,of een definitieve catastrophe in Europa nog tevoorkomen is, tot optimist maakt, is de volgendeoverweging: Hij ziet in het reusachtig gegroeidbevolkingscijfer van ons werelddeel een bewijsvan de verhooging van de Europeesche vitaliteit,en daarmede automatisch een garantie vannieuwe mogelijkheden. Want de vitaliteit is im-mers de kern van alle menschelijke prestaties, enhaar verhooging moet dus ook een verhoogingvan onze prestaties ten gevolge hebben. Eenkorte periode van barbarisme, dat juist daardoor,dat het alles aan het wankelen brengt, alles ookweer nieuw en oorspronkelijk maakt, kan hemniet afschrikken. Toch moet de vraag wel over-wogen worden, of deze groei qua kwantiteit nietmet een ernstig verlies aan kwaliteit betaald is.Of, in 66n woord, de menschelijke vitaliteit tealien tijde en onder alle omstandigheden de ge-lijke hoedanigheid heeft. Er zijn symptomen tenovervloede aanwezig, die een ontkennend ant-woord op deze vraag, die misschien de cardinalekwestie is, waarvan de toekomst van ons alienafhangt, zouden kunnen rechtvaardigen. De on-rustbarende toeneming van de zenuwziekten, het

    62

  • vroeg opgebruikt-zijn van velen, de juist bij dejeugd zoo veelvuldig voorkomende levensangst,die zich uitput in een leeg cynisme of in een evenleeg heroisme, al deze symptomen wijzen erop,dat een al te optimistische houding bedenkelijkkan zijn. De mogelijkheid, dat wij hier met eensoort infectie, met een algemeene kwaliteitsver-mindering van de vitaliteit te maken hebben, kanniet zonder meer afgewezen worden. Daarnaastzijn er ook bemoedigende voorteekens, en — alkan voor de naaste jaren de prognose niet al tegunstig luiden — op langeren termijn is eennieuwe gezondheid niet onmogelijk te achten.

    Ortega y Gasset is in ieder geval vrij van som-ber pessimisme. Hij ziet de situatie aldus: Onzetijd, zegt hij, juist omdat een oude orde ten eindeloopt, is naar alle kanten open en vol van onbe-gane wegen. De huidige mensch gelijkt Heraklesop den tweesprong, hij is weifelend, hij aarzelt,een beslissing voor een van de vele paden tenemen, en blijft liever in een toestand van per-manente gereedheid, zonder op het oogenblik tekunnen zeggen, voor welk doel deze gereedheidgebruikt zou kunnen worden. Maar het is vol-doende, hem een werkelijke taak, nl. de taakvan onzen tijd, aan te wijzen, om in den menschvan heden een uitstorting van de ingehoudenvitaliteit te veroorzaken en daardoor de gewel-dige krachten, die op dit oogenblik slechts alspotentieele energie aanwezig zijn, tot ontplooiing

    63

  • te brengen. Want de hoofdzaak is er: de behoefteaan een nieuwe levensregeling.

    Edoch wat is „el tema del nuestro tiempo",„De taak van onzen tijd"? Over dit vraagstukheeft Ortega y Gasset aan de universiteit vanMadrid lezingen gehouden. Schriftelijk echterheeft hij ons slechts de inleiding (onder boven-genoemden titel) medegedeeld, waaruit wij dusslechts indirect enkele gegevens kunnen ver-zamelen. Het WO in ieder geval hoopvol, dat deSpaansche philosoof een taak ziet en weet aan tegeven in een tijd, waarin de algemeene radeloos-heid openlijk toegegeven wordt of schuil gaatachter welluidende maar leege leuzen.

    Welnu, het kan uitsluitend de taak van onzentijd zijn, met alle krachten mede te helpen aandeze in wording zijnde verandering van hetlevensgevoel, de levende rede haar weg te ver-gemakkelijken en een nieuwen levensstig voorte bereiden, die gegrondvest is op de kennis vanhet wezen en van de voorwaarden van onze exis-tentie. Daarmee zijn wij nader tot de vraag geko-men, hoe deze kennis mogelijk is, in welke vor-men zij zich afspeelt, welk terrein zij te doorgron-den heeft. De definitie, dat ons leven een voort-durende naar voren gerichte beweging is, diedoor de toekomst bepaald wordt en als prikkelvoor zijn scheppende vermogens de bestendigenabijheid van gevaar noodig heeft, moet nog

    64

  • nader aangevuld worden. Het menschelijk levenIs een relatie, is, zooals Ortega y Gasset het for-muleert, een dialoog tusschen het Ik en de buiten-wereld. Het is daarbij noodig, te onderstrepen,dat deze invoering van de relatie in het denkengeen overeenkomst vertoont met het relativismevan vroeger, dat tot de conclusie kwam: alles isbetrekkelijk en niets staat vast — zelfs deze be-wering niet. Dit soort relativisme, dat zijn afkomstvan een droevig pessimisme moeilijk verlooche-nen kan, is door Ortega y Gasset door de simpele,maar rake opmerking weerlegd, dat het zich op-hangt aan zijn eigen strop: want het beweert metapodictische zekerheid, dat er niets zekers be-staat — een onmogelijke, onlogische en vooralweinig philosophische situatie. Deze relatie, diein het moderne denken — ook in de exacte weten-schappen een groote rol speelt, en b.v. bijR. M. Rilke als „Bezug" een groote beteekenisheeft, komt daarop neer, dat mensch-zijn zooveelwil zeggen als in een aan verandering onder-hevige betrekking tot de verschijnselen van onzebuitenwereld te staan. De enkeling is een indivi-dueele druk van bepaalde intensiteit op dewereld, de rest van de wereld minus het eigen Ikis de tegendruk. In deze formule kunnen wij tweekarakteristieke kenmerken van de nieuwe levens-houding onderscheiden: het nieuwe relativisme,dat de relatie als een realiteit in het denken invoert, en de wil, om tot een synthese van oude

    65

  • en nieuwe waarden te geraken. Het 'even is nocheen product van de omstandigheden — dit istegen de milieutheorie gericht, die eenzijdig alleverbetering door een verandering van de om-standigheden wil bereiken, zonder rekening tehouden met het feit, dat ook de „omstandigheden"het resultaat van menschelijke activiteit vormen.Het leven is echter evenmin een in zich geslotenbestaan, onafhankelijk van de buitenwereld —en dit is tegen het excessief en eenzijdig indivi-dualisme gericht. De wereldsituatie, de krachten,die in haar werkzaam zijn, vormen een van delotscomponenten, waaruit het aardsch bestaansamengesteld is. Daarom heeft ook alles een dub-bel aspect, want voortdurend staan twee factoren,het Ik en de wereld, in onderlinge wisselwerking.Daarmee is ons automatisch een dubbele waar-neming, van binnen en van buiten, als taak op-gelegd. Deze dubbele waarneming openbaart onspas volledig de innerlijke eenheid van het leven,die Ortega y Gasset ook hier weer constateert.Hier houdt hij zich aan de woorden van Goethe,die hij gaarne en herhaaldelijk citeert: „Nichtsist drinnen, nichts ist draussen, denn was innen,ist auch aussen." Wij hebben dus een kennis vande realiteit buiten ons en een innerlijke kennisnoodig. „Ik go" — zoo licht Ortega y Gasset ditnader toe — is iets geheel anders dan „hij gaat".Het eerste is een lichaamsgevoel, het tweede eenwaarneming in tijd en ruimte. Hoe echter ver-

    66

  • schaffen wij ons deze dubbele kennis — en is zijvoor ons mogelijk?

    Hier komen wij een zeer vruchtbare conceptievan den Spaanschen denker tegen, waardoor hij,begrippen van Nietzsche verder ontwikkelend,verrassende en verstrekkende resultaten oogst.Reeds ve•Or hem had de philosophie vastgesteld,dat onze kennis van de materie onnauwkeurig is,wiji zij steeds door onzen wil tot actie beheerschtwordt en zoodoende slechts die elementen vande materie onderzoekt, die voor ons in het eenof ander opzicht nuttig kunnen worden. Tot dekennis van het leven zelf kunnen wij slechts dooreen omkeering van de richting van ons denkengeraken, doordat wij het tot nu toe verwaarloosdeintuitieve denken bewust ontwikkelen. Dit inzichtbeteekende een grooten vooruitgang tegenoverde in zwang zijnde opvattingen, die Orgeta yGasset in zijn essay „De twee groote metaphoren"nader beschouwt. In dit opstel verwerpt hij zoo-wel de beeldspraak van het zegel, dat zich in eenwastafel drukt (de antieke wereldopvatting) alsde beeldspraak van het vat en zijn inhoud (demoderne wereldopvatting). Volgens de eerste isbewustzijn de „indruk", die wij van de dingen,wier realiteit niet in twijfel getrokken kan wor-den, ontvangen. Volgens de laatste is bewustzijnschepping, de dingen zijn, wat wij van hen maken,hun realiteit is orizeker, eerder twijfelachtig danonomstootelijk bewezen.

    67

  • Uitgaande van een in de nieuwere wijsbegeertegevonden definitie van de natuur als een „assem-ble d'images" — waarbij onder beeld jets ver-staan moet worden, wat meer is, dan wat deidealist een „voorstelling", maar minder, dan watde realist een „ding" noemt; onder gebruik-making van de begrippen optiek en perspectief,die reeds Nietzsche in het denken had ingevoerd,ontwikkelt Ortega y Gasset zijn „teoria del puntodi vista", de theorie van het standpunt. Hij vo