Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

50
Onderzoeksrapport Koen Wegstapel Facility Management Groningen, 8 juli 2013 De organisatiecultuur van bureau NoorderRuimte ‘Een onderzoek naar de binnenkant van de organisatie’

Transcript of Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

Page 1: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

Onderzoeksrapport

Koen Wegstapel

Facility Management

Groningen, 8 juli 2013

De organisatiecultuur van bureau NoorderRuimte

‘Een onderzoek naar de binnenkant van de organisatie’

Page 2: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

Organisatiecultuur: ‘de binnenkant van

een organisatie’

Auteur: Koen Wegstapel

Studentnummer: 341680

E-mail: [email protected]

Telefoonnummer: 06-53797556

Opleiding: Facility Management

School: Hanzehogeschool Groningen

Docentbegeleider: Stella Tjemkes

Plaats: Groningen

Datum: 8 juli 2013

Versie: Definitief

Page 3: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

Management samenvatting

Bureau NoorderRuimte (bNR) is een nieuw concept ontstaan uit de ateliers ‘duurzaam, de werf en

mens en omgeving’ en is onderdeel van het kenniscentrum NoorderRuimte. In februari 2013 is bNR

gestart in een unieke multidisciplinaire samenstelling waar studenten, docenten, onderzoekers en

lectoren samenwerken aan verschillende praktijkgerichte onderzoeken. Dit onderzoek richt zich op de

organisatiecultuur van bNR, omdat de organisatiecultuur een hoofdrol speelt in het functioneren van

een organisatie. De probleemstelling luidt als volgt: In hoeverre ondersteunt de huidige

organisatiecultuur de visie die Bureau NoorderRuimte voor ogen heeft, volgens de junior en senior

medewerkers?

Het doel van dit onderzoek is om de coördinator van bNR (mevrouw Post), inzicht te verschaffen in de

organisatiecultuur. Dit inzicht wordt geboden ten behoeve van de ontwikkeling van bureau

NoorderRuimte. Een andere doelstelling is het doen van aanbevelingen op basis van de resultaten.

De onderzoeksvragen en de daarbij behorende subvragen zijn beantwoord doormiddel van het

uitvoeren van zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek, het primaire onderzoek genaamd. Het

combineren van deze beide onderzoeksmethoden wordt triangulatie genoemd. Het kwalitatieve

onderzoek heeft bestaan uit het houden van een brainstormsessie met de coaches van bNR (het

vaste team), een brainstormsessie met de junior medewerkers van bNR en het houden van vijf

semigestructureerde interviews met zowel de junior als met de senior medewerkers. Het

kwantitatieve onderzoek heeft bestaan uit twee verschillende enquêtes, één voor de junior en één

voor de senior medewerkers. In totaal zijn er 28 enquêtes ingevuld door de junior en 20 door de

senior medewerkers. Het secundaire onderzoek heeft bestaan uit een verdiepend

literatuuronderzoek.

Op basis van het verdiepende literatuuronderzoek is geconstateerd dat er binnen een

organisatiecultuur gesproken kan worden over een zichtbaar en een onzichtbaar gedeelte. Het

zichtbare gedeelte uit zich in zaken binnen een organisatie waarbij direct een emotie wordt

opgeroepen. Dit kan zich uiten in een logo, type bedrijfskleding of bijvoorbeeld de inrichting van het

pand. Het onzichtbare gedeelte van een organisatiecultuur wordt gevormd door de waarden die

leidend zijn binnen een organisatie. Deze waarden zijn wat betreft ‘jonge organisaties’ (zoals bureau

NoorderRuimte) opgesteld door de oprichters.

De brainstormsessie met de junior medewerkers heeft de zichtbare facetten van een

organisatiecultuur geschetst. De semigestructureerde interviews hebben de persoonlijke betekenis

betreffende de waarden van bNR van zowel de junior als senior medewerkers in kaart gebracht.

Doormiddel van de enquêtes zijn de waarden waarvan bNR zegt dat deze belangrijk zijn, getoetst

binnen beide groepen. De enquêtes hebben zowel de huidige organisatiecultuur als de gewenste

organisatiecultuur in kaart gebracht.

Dit onderzoek toont aan dat de huidige organisatiecultuur niet volledig ondersteunend is aan de visie

van bureau NoorderRuimte. Er is geen logo voor bureau NoorderRuimte terwijl het wel een

zelfstandige organisatie is. Volgens 64,3% van de junior en 75% van de senior medewerkers zijn er te

weinig professionele werkplekken. De junior medewerkers (63,3%) voelen zich niet gelijkwaardig aan

de senior medewerkers, terwijl gelijkwaardigheid een belangrijke waarde is voor bureau

NoorderRuimte. Maar liefst 70% van de senior medewerkers vindt dat er onvoldoende kennis wordt

gedeeld binnen bNR. Multidisciplinair samenwerken is een belangrijk onderdeel van het werken

binnen bNR, maar 64,3% van de junior medewerkers vinden dat er te weinig mogelijkheden zijn om

multidisciplinair samen te werken.

Page 4: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

Zowel de junior medewerkers (71,45%) als de senior medewerkers (55%) vinden dat ze te weinig

gebruik maken van de verschillende disciplines die actief zijn binnen bureau NoorderRuimte. Op dit

moment ontbreekt het aan voldoende structuur binnen bNR volgens de junior medewerkers (75%).

De reeds opgebouwde kennis door het kenniscentrum NoorderRuimte is volgens de junior

medewerkers (67,9%) en senior medewerkers (70%) niet goed toegankelijk.

Om de visie en de organisatiecultuur van bNR in de toekomst beter op elkaar te laten aansluiten,

wordt er het volgende aanbevolen:

Een logo te creëren. Momenteel heeft bNR geen eigen logo. De mogelijkheid bestaat om een

wedstrijd te starten waarin diverse grafische ontwerpers het logo gaan ontwerpen. De

opdrachtgever kiest het beste logo en bepaalt zelf het budget. Gemiddeld wordt er €250,-

betaald voor het ontwerpen van een logo.

Te investeren in professionele werkplekken door het meubilair aan de Arbowetgeving te laten

voldoen. Een ergonomische bureaustoel is te koop vanaf €200,- en een ergonomisch bureau

is te koop vanaf €209,94. De totaalprijs voor de 30 aanwezige werkplekken bedraagt:

€12298,20 incl. BTW.

Een permanente bedrijfsborrel te organiseren (iedere twee weken), waardoor de onderlinge

betrokkenheid vergroot wordt en er op een informele manier kennis kan worden gedeeld.

Hierdoor wordt de interactie tussen de verschillende disciplines vergroot en dit zal resulteren

in een betere samenwerking. Het organiseren van een borrel bedraagt €113,49.

De onderzoeken verplicht in multidisciplinaire samenwerkingsverbanden te doen laten plaats

vinden. Men maakt dan vaker gebruik van de verschillende disciplines van verschillende

mensen, waardoor er meer kennis wordt opgedaan.

De structuur te vergroten binnen bNR door het aantal fte te verhogen en door wederzijdse

verwachtingen uit te spreken tijdens de sollicitatiegesprekken. De kosten voor het verhogen

van 1,3 fte per week naar 2 fte bedragen op jaarbasis €83694,50.

De opgebouwde data beschikbaar te stellen in een databank. Tevens moet er in de databank

beschreven worden wie welk onderzoek aan het uitvoeren is. Men kan daardoor eerder een

aanspraak doen op andermans expertise.

Wanneer bovenstaande aanbevelingen zullen worden toegepast binnen bureau NoorderRuimte, dan

zal de organisatiecultuur een betere ondersteuning zijn van de visie. Het kennisdelen tussen de

verschillende disciplines zal toenemen en de professionele individuele ontwikkeling van de

medewerkers zal beter tot zijn recht komen.

Page 5: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

Voorwoord

De binnenkant van een organisatie’, dat is letterlijk de plek waar ik de laatste periode van mijn studie

heb doorgebracht. Na vier jaar te hebben gestudeerd aan de Hanzehogeschool te Groningen, brak in

de februari 2013 de laatste periode aan van mijn bachelor Facility Management.

Het onderzoeksrapport dat voor u ligt heb ik zelfstandig geschreven, maar er zijn een aantal mensen

die ik in het bijzonder wil bedanken, omdat zij hebben bijgedragen aan de inhoud van mijn rapport.

Allereerst wil ik de heer Doezé bedanken voor zijn bijdrage aan mijn onderzoek. Hij heeft samen met

mij de interviews afgenomen en hij heeft mij voorzien van feedback tijdens het opstellen van de

enquêtes voor de zowel de junior en senior medewerkers. Tevens heeft hij gedurende mijn onderzoek

vaak opgetreden als sparringpartner. Ten tweede wil ik mijn opdrachtgever mevrouw Post bedanken

voor de begeleiding tijdens het onderzoeksproces. Haar ondersteuning en feedback waren op

bepaalde momenten erg belangrijk voor de te bepalen koers. Verder wil ik alle junior medewerkers

bedanken voor het delen van kennis en het continue beschikbaar zijn voor vragen of sparringsessies.

Door de diversiteit van de achtergronden van de verschillende junior medewerkers, werden vragen

vaak vanuit een andere hoek belicht.

Tevens wil ik mijn afstudeerbegeleidster mevrouw Tjemkes bedanken voor haar begeleiding en voor

het geven van feedback. De heer Neuijen wil ik ook bedanken voor het feit dat ik hem heb mogen

interviewen. Hij heeft mij meer handvatten geboden en zijn visie is mede bepalend geweest voor de

keuzes binnen mijn onderzoek. Alle medewerkers van het kenniscentrum NoorderRuimte en bureau

NoorderRuimte ben ik ook dankbaar voor de moeite die zij hebben genomen om mijn enquête in te

vullen.

Tot slot wil ik mijn vriendin, mijn familie en naaste vrienden bedanken voor alle steun die zij hebben

gegeven ten tijde van het afstuderen.

Heel erg veel leesplezier gewenst,

Koen Wegstapel

Groningen, juli 2013

Page 6: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

Inhoudsopgave

1 Inleiding ........................................................................................................................................... 6

1.1 Aanleiding ................................................................................................................................ 6

1.2 Doelstelling en vraagstelling ................................................................................................... 6

1.3 Relevantie ................................................................................................................................ 7

1.4 Leeswijzer ................................................................................................................................ 7

2 De organisatie .................................................................................................................................. 8

2.1 Bureau NoorderRuimte ............................................................................................................ 8

3 Methode van onderzoek ............................................................................................................... 10

3.1 Onderzoeksontwerp ............................................................................................................... 10

3.2 Verantwoording methoden ................................................................................................... 11

3.3 Onderzoeksinstrumenten ....................................................................................................... 11

3.4 Onderzoeksmateriaal ............................................................................................................ 12

3.5 Onderzoeksproces .................................................................................................................. 13

4 Resultaten literatuur ...................................................................................................................... 15

4.1 Wat is een organisatiecultuur? .............................................................................................. 15

4.2 Facetten van een organisatiecultuur ..................................................................................... 16

4.3 Verschillende methoden om een organisatiecultuur in kaart brengen ................................. 19

4.4 Visie bureau NoorderRuimte ................................................................................................. 21

4.5 Analyse en deelconclusie literatuur ....................................................................................... 23

5 Resultaten kwalitatief onderzoek .................................................................................................. 24

5.1 Brainstormsessie artefacten .................................................................................................. 24

5.2 Semigestructureerde interviews ............................................................................................ 25

6 Resultaten kwantitatief onderzoek ............................................................................................... 27

6.1 Enquêteresultaten junior medewerkers ................................................................................. 27

6.2 Enquêteresultaten senior medewerkers ................................................................................ 34

7 Conclusie ....................................................................................................................................... 40

7.1 Literatuur ............................................................................................................................... 40

7.2 Huidige organisatiecultuur junior medewerkers ................................................................... 40

7.3 Gewenste organisatiecultuur junior medewerkers ................................................................ 41

7.4 Antwoord op hoofdvraag ...................................................................................................... 43

7.5 Discussie ................................................................................................................................ 43

8 Aanbevelingen ............................................................................................................................... 45

Referenties ............................................................................................................................................. 48

Page 7: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

6

1 Inleiding Dit onderzoeksrapport is tot stand gekomen in het kader van de afstudeerperiode aan de

Hanzehogeschool te Groningen, voor de bachelor opleiding Facility Management. Dit onderzoek is

uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling van bureau NoorderRuimte binnen het kenniscentrum

NoorderRuimte. Het onderzoek valt onder het thema ‘het fundament van kennisdelen’, wat

momenteel een actief thema is binnen bureau NoorderRuimte. Er is onderzocht of de visie die vooraf

geformuleerd is voor bureau NoorderRuimte, wordt ondersteund door de huidige organisatiecultuur.

In de eerste paragraaf wordt dieper op de aanleiding van het onderzoek ingegaan. De tweede

paragraaf geeft de doelstelling en de vraagstelling binnen dit onderzoek weer. De derde paragraaf

gaat in op de relevantie en het hoofdstuk wordt afgesloten met een leeswijzer.

1.1 Aanleiding

Afgelopen februari is bNR gestart in een unieke multidisciplinaire samenstelling waar studenten,

docenten, onderzoekers en lectoren van de Hanzehogeschool samenwerken aan verschillende

praktijkgerichte onderzoeken. Deze onderzoeken worden door zowel het kenniscentrum zelf als door

de externe omgeving geïnitieerd.

Mevrouw Post, coördinator van bNR, wil inzicht krijgen in de organisatiecultuur binnen bNR. Dit

inzicht is nodig om te kunnen beoordelen of men een goede start heeft gemaakt met bureau

NoorderRuimte, of dat er zaken ten aanzien van de huidige situatie aangepast dienen te worden.

Hoeveel invloed een cultuur heeft op de gang van zaken binnen een organisatie, hangt af van het feit

in welk stadium de organisatie zich in bevindt. Een jong en groeiend bedrijf probeert de cultuur die

het als basis van zijn succes beschouwt, te stabiliseren en uit te breiden (Schein, 2001, p.22).

1.2 Doelstelling en vraagstelling

Om tot een relevante, goede probleem- en vraagstelling te komen, is er uitvoerig vooronderzoek

gedaan. Dit vooronderzoek begon met oriënterende interviews binnen de organisatie, een

uitgebreide literatuurstudie (zie hoofdstuk vier) en een interview met organisatiecultuur expert de

heer J.A. Neuijen om het onderzoek van meer diepgang te voorzien.

Het onderzoek spitst zich toe op de organisatiecultuur van bureau NoorderRuimte, binnen de muren

van het kenniscentrum NoorderRuimte. De doelstelling die centraal staat binnen het onderzoek luidt

als volgt:

Het gehele onderzoek staat in het teken van ‘inzicht verschaffen’. Een andere doelstelling van dit

onderzoek is het doen van aanbevelingen op basis van de onderzoeksresultaten. Wanneer de

doelstellingen zijn behaald, zal de coördinator van bureau NoorderRuimte handvatten tot haar

beschikking hebben om te reflecteren op de afgelopen periode en kunnen eventuele verbeteringen

worden doorgevoerd. De doelstelling is de basis geweest voor de te formuleren hoofdvraag van het

onderzoek. De vraag die aan het eind van het onderzoek beantwoordt zal worden op basis van de

resultaten luidt als volgt:

In hoeverre ondersteunt de huidige organisatiecultuur de visie die Bureau

NoorderRuimte voor ogen heeft, volgens de junior en senior medewerkers?

Binnen een periode van vier maanden inzicht verschaffen in de organisatiecultuur van

bureau NoorderRuimte, binnen de muren van het kenniscentrum NoorderRuimte.

Page 8: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

7

In overleg met de opdrachtgever is er gekozen om de mening van de junior en senior medewerkers te

peilen. Deze keuze is gebaseerd op het feit dat de junior en senior medewerkers het vaakst aanwezig

zijn binnen bureau NoorderRuimte.

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn er een aantal onderzoek en subvragen opgesteld.

Deze vragen luiden als volgt:

1: Wat is een organisatiecultuur?

Subvragen:

ü Uit welke facetten bestaat een organisatiecultuur?

ü Welke methoden zijn er om een organisatiecultuur in kaart te brengen?

2: Wat is de visie van bureau NoorderRuimte?

3: Wat is de huidige organisatiecultuur binnen Bureau NoorderRuimte?

Subvraag

ü Wat zijn de verschillende subculturen binnen bNr?

4: Is er sprake van een gewenste organisatiecultuur?

Subvraag

ü Wat is het verschil tussen de gewenste en heersende organisatiecultuur

1.3 Relevantie

Dit onderzoek biedt de coördinator en de coaches van bNR (team docenten die studenten begeleiden

binnen bNR) inzicht over wat er daadwerkelijk speelt binnen de organisatie op het gebied van de

organisatiecultuur. Na dit onderzoek heeft de organisatie een helder zicht op zaken die zowel

‘positief’ als ‘negatief’ in de organisatie aan de orde zijn. Wanneer de ‘negatieve’ zaken worden

verbeterd zal er in de toekomst een effectievere organisatie ontstaan waarbij de organisatiecultuur

de visie beter ondersteund. Dit rapport tracht op een heldere manier het zicht van zowel de junior als

de senior medewerkers op de belangrijkste cultuur elementen weer te geven.

1.4 Leeswijzer

In het hoofdstuk twee wordt in het kort de organisatie ‘bureau NoorderRuimte’ beschreven.

Hoofdstuk drie geeft een beschrijving van de onderzoeksmethodiek en het onderzoeksproces.

Hoofdstuk vier beschrijft de resultaten uit het literatuuronderzoek. In hoofdstuk vijf worden de

resultaten van het kwalitatieve onderzoek weergegeven en de resultaten van het kwantitatieve

onderzoek komen aan bod in hoofdstuk zes. Uit deze onderzoeksresultaten zal in hoofdstuk zeven

een conclusie getrokken worden, wat vervolgens een antwoord zal bieden op de hoofdvraag en

onderzoeksvragen. Het hoofdstuk eindigt met de discussie. De aanbevelingen zijn te vinden in

hoofdstuk acht. Alle bijlagen zijn opgenomen in het bijlagenrapport.

Page 9: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

8

2 De organisatie Dit hoofdstuk geeft een beeld van de organisatie bNR waar het onderzoek is uitgevoerd.

2.1 Bureau NoorderRuimte

De organisatie bureau NoorderRuimte fungeert sinds februari 2013 als onderdeel van het

kenniscentrum NoorderRuimte. Het is een leerwerkplaats, waar men de mogelijkheid biedt aan

studenten, docenten, onderzoekers en lectoren om samen te werken aan praktijkgericht onderzoek.

Deze onderzoeken worden zoals eerder vermeld in dit onderzoeksrapport geïnitieerd door het

kenniscentrum zelf of door de externe omgeving. De externe omgeving bestaat uit professionals

vanuit het werkveld. Sommige onderzoeken worden in opdracht van bureau NoorderRuimte zelf

uitgevoerd. Binnen de muren van bNR werken de junior medewerkers van verschillende schools

samen in een multidisciplinair verband aan de verschillende onderzoeken. De schools die zijn

aangesloten bij het kenniscentrum en bureau NoorderRuimte zijn: het Instituut voor Engineering

(SIEN) , Academie voor Architectuur Bouwkunde en Civiele Techniek (SABC), Instituut voor

Bedrijfskunde (IBK) en Facility Management (FM). In totaal zijn dit semester 30 junior medewerkers

aangenomen. Zowel de junior als senior medewerkers moeten solliciteren en de selectie vindt plaats

op basis van een functieprofiel.

Alle junior medewerkers binnen bureau NoorderRuimte worden zowel op persoonlijk vlak als op

professioneel vlak begeleid door het vaste team van bureau NoorderRuimte. Figuur één hieronder;

‘Bureau NoorderRuimte in de praktijk’, schetst bureau NoorderRuimte in de praktijk. De horizontale

lijn geeft het leer- en werkproces weer van de junior medewerker waarin hij of zij wordt ondersteund

door zijn of haar coach. De verticale lijn staat voor de verschillende opdrachten die vanuit het

kenniscentrum en het werkveld worden geïnitieerd.

Figuur 1: Bureau NoorderRuimte in de praktijk. (Bureau NoorderRuimte)

Page 10: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

9

De junior medewerkers worden onderverdeeld in zogenaamde COI groepen, dat staat voor

community of interest. Aan deze COI groep is een medewerker van het vaste team (coach) gekoppeld.

Deze COI groepen plannen diverse bijeenkomsten, waarbij de professionele ontwikkeling van ieder

individu wordt besproken. Deze momenten zijn ideaal om met elkaar te sparren over de voortgang

van de onderzoeken en geeft de ruimte om persoonlijke struikelblokken te bespreken.

De junior medewerkers komen ook individueel samen met hun coach. Tijdens deze gesprekken staat

de persoonlijke ontwikkeling centraal en worden persoonlijke leerdoelen besproken. De professionele

ontwikkeling speelt een belangrijke rol binnen bureau NoorderRuimte. Dit uit zich onder andere in

het feit dat er diverse colleges op het gebied van onderzoek gegeven worden.

Doordat bureau NoorderRuimte nog in de kinderschoenen staat, kan de organisatie volgens Schein

(2001) getypeerd worden als een jonge organisatie. Volgens Schein (2001), is de organisatiecultuur

van een dergelijke jonge organisatie, vaak een weerspiegeling van de waarden en overtuigingen van

de oprichters. Een organisatiecultuur is erg belangrijk, omdat binnen een organisatiecultuur de

betrokkenheid van de medewerkers binnen de organisatie een erg prominente rol speelt voor het

goed functioneren van de organisatie, aldus van Meuijen (1996). Van Meuijen (1996) stelt dat binnen

de organisatiecultuur de accenten vooral moeten liggen op het nemen van verantwoordelijkheid.

Medewerkers moeten open staan voor kritiek en beschikken over een pioniersmentaliteit.

Page 11: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

10

3 Methode van onderzoek De gebruikte methodiek van het onderzoek wordt in dit hoofdstuk beschreven. In de eerste paragraaf

worden het onderzoeksontwerp en de gekozen methoden die een antwoord geven op de

onderzoeksvragen toegelicht. Daarnaast volgt een gevisualiseerde weergave van het onderzoek in

een onderzoekmodel met daaronder een toelichting op het model. De tweede paragraaf betreft de

verantwoording van de gemaakte keuzes. De daaropvolgende paragraaf geeft de

onderzoeksinstrumenten weer. Vervolgens wordt er ingegaan op het onderzoeksmateriaal, de

steekproef en de afbakening. De laatste paragraaf geeft het onderzoeksproces weer en eindigt met

een beschrijving van de manier waarop de data zijn geanalyseerd.

3.1 Onderzoeksontwerp

Het onderzoek dat is uitgevoerd kan volgens Verhoeven (2010) worden geschaard onder de noemer

‘praktijkgericht onderzoek’. Het onderzoek draagt bij aan het oplossen van het ‘probleem’ van bureau

NoorderRuimte, namelijk dat men geen zicht heeft op de betreffende organisatiecultuur. De

resultaten van het onderzoek resulteren in aanbevelingen, waardoor facetten van de

organisatiecultuur geoptimaliseerd kunnen worden.

3.1.2 Gekozen methoden

Om de verschillende onderzoek- en subvragen te kunnen beantwoorden, zijn er verschillende

onderzoeksmethoden toegepast. De eerste twee onderzoeksvragen en de daarbij behorende

subvragen zijn beantwoord doormiddel van literatuuronderzoek. Literatuuronderzoek is het zoeken

naar relevante wetenschappelijke literatuur en andere type documentatie om de vragen te kunnen

beantwoorden, aldus Verhoeven (2010).

Zowel de derde als vierde onderzoeksvraag met de daarbij behorende subvragen zijn beantwoord

doormiddel van praktijkgericht onderzoek, bestaande uit twee brainstormsessies,

semigestructureerde interviews en het houden van een enquête. In figuur twee hieronder staat een

gevisualiseerde weergave van het onderzoek met daaronder een toelichting op het model.

Figuur 2. Onderzoeksmodel (eigen ontwerp)

Allereerst is er een uitvoerige literatuurstudie uitgevoerd. Deze literatuur is geanalyseerd en uit deze

analyse is een conclusie getrokken. Met de kennis vanuit de literatuur is er volgens een brainstorm

gehouden met het vaste team van bNR. Tijdens deze brainstorm zijn de cultuurwaarden die eerder

zijn opgesteld door de organisatie definitief vastgesteld.

Page 12: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

11

Deze waarden zijn als input gebruikt voor de interviews met de junior en senior medewerkers.

Tijdens deze interviews is de persoonlijke betekenis achterhaald van de medewerkers betreffende

deze waarden. Ook is er onderzocht hoe deze waarden terug zouden moeten komen in de ideale

situatie. De uitkomsten van de interviews zijn geanalyseerd en overeenstemmende antwoorden van

de geïnterviewde vormen de basis voor de vragen in de enquêtes voor zowel de junior als senior

medewerkers. Deze enquêtes zijn vervolgens geanalyseerd en deze uitkomsten resulteren vervolgens

in aanbevelingen. Op het moment dat de enquêtes zijn verstuurd, is er tevens een brainstorm

gehouden met de junior medewerkers. Deze uitkomsten zijn geanalyseerd en deze resultaten

resulteren ook in aanbevelingen.

3.2 Verantwoording methoden

Binnen dit onderzoek vindt er triangulatie plaats. Dit betekent dat verschillende

onderzoeksmethoden zijn gecombineerd om de betrouwbaarheid van de resultaten te vergroten.

Betreffende dit onderzoek wordt kwalitatief onderzoek gekoppeld aan kwantitatief onderzoek. Het

kwalitatieve onderzoek heeft geleid tot de input voor het kwantitatieve onderzoek.

Het onderzoek achterhaalt doormiddel van semigestructureerde interviews de persoonlijke betekenis

van zowel de junior als de senior medewerkers betreffende de verschillende cultuurwaarden van

bNR. Het kwalitatieve onderzoek is dieper ingegaan op de achterliggende gedachten.

De keuze voor kwantitatief onderzoek is gebaseerd op het feit dat er onderzoek gedaan kan worden

naar een grotere populatie dan wanneer er alleen kwalitatief onderzoek zou worden toegepast. Ook

geeft kwantitatief onderzoek de mogelijkheid om resultaten statistisch weer te geven. Gezien het feit

dat er een grotere populatie is onderzocht, is de representativiteit, nauwkeurigheid en

betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot.

3.3 Onderzoeksinstrumenten

De vragen binnen dit onderzoek zijn beantwoord door middel van zowel primair als secundair

onderzoek. Het primaire onderzoek bestaat uit zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Het

kwalitatieve gedeelte bestaat uit het houden van een brainstormsessie met het vaste team, een

brainstormsessie met de junior medewerkers en het houden van tien semigestructureerde

interviews. Het kwantitatieve onderzoek bestaat uit twee enquêtes. Het secundaire gedeelte van het

onderzoek bestaat uit literatuuronderzoek.

3.3.1 Literatuuronderzoek

Tijdens het literatuuronderzoek is achterhaald wat er gepubliceerd is over het onderwerp

organisatiecultuur. Er blijkt veel geschreven te zijn over organisatiecultuur. Vervolgens is er

deskresearch uitgevoerd om algemene stukken te lezen over de organisatie bureau NoorderRuimte/

kenniscentrum NoorderRuimte. Het visiedocument van bNR is een belangrijk document om de visie

en de ondersteunende cultuurwaarden te achterhalen. In hoofdstuk vier wordt dieper ingegaan op de

resultaten uit de literatuur.

3.3.2 Brainstormsessie vaste team

Aan de hand van de resultaten uit het literatuuronderzoek (hoofdstuk vier), is er een

brainstormsessie gehouden met het vaste team van bNR. De brainstormsessie is gehouden om te

bepalen of de opgestelde cultuurwaarden nog steeds actueel zijn. Er werd de mogelijkheid geboden

om aanvullingen te geven op de bestaande waarden. Doormiddel van de brainstormsessie is er

cohesie bereikt onder het vaste team van bNR over de cultuurwaarden. (zie bijlage I, p.2).

Page 13: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

12

3.3.3 Brainstormsessie junior medewerkers

Er is voor deze vorm van onderzoek gekozen omdat de literatuur geschreven door Edgar H. Schein (zie

hoofdstuk vier) aangeeft dat nieuwe medewerkers betrokken moeten worden om tot relevante

antwoorden te komen. Deze brainstorm dient expliciet met nieuwe werknemers gehouden te

worden, omdat zij het meeste binnen een organisatie opmerken. Medewerkers die er langer werken

zijn vaak vastgeroest en zijn minder alert om bepaalde alledaagse zaken vast te stellen. Het doel van

deze brainstormsessie is het in kaart brengen van zichtbare organisatiestructuren en processen. Er is

geen checklist gebruikt van eventuele zichtbare organisatiestructuren of processen, om zo de

antwoorden van de medewerkers niet te beïnvloeden.

3.3.4 Semigestructureerde interviews

De keuze voor semigestructureerde interviews met zowel de junior als senior medewerkers is

gebaseerd op het feit dat er aan de hand van deze methode kan worden ingehaakt op de antwoorden

van de respondenten, om desgewenst meer diepgang te bereiken. De input voor deze interviews zijn

de cultuurwaarden opgesteld door bureau NoorderRuimte. Tijdens de interviews is er onderzocht

wat de medewerkers zelf onder deze verschillende waarden verstaan.

3.3.5 Online enquête voor junior en senior medewerkers

Er is een online enquête gehouden om zo alle junior en senior medewerkers te kunnen benaderen.

De respondenten blijven anoniem om zo de kans op eerlijke antwoorden te vergroten. Wanneer de

enquête face-to-face zou worden afgenomen, zou dit wellicht eerder sociaal wenselijke antwoorden

opleveren. Een ander argument voor een online enquête is dat er in een relatief korte tijd (circa 10

minuten) een groot aantal vragen beantwoord wordt. De vragen van de enquête voor zowel de junior

als senior medewerkers zijn tot stand gekomen op basis van de antwoorden die gegeven zijn tijdens

de semigestructureerde interviews.

3.4 Onderzoeksmateriaal

De onderzoekspopulatie bestaat uit de junior en senior medewerkers van bNR. De populatie is in

overleg met de opdrachtgever vastgelegd. De junior medewerkers zijn studenten die, zoals eerder

vermeld in dit onderzoeksrapport, afkomstig zijn van verschillende schools. De groep senior

medewerkers bestaat uit het vaste team van bNR, onderzoekers, lectoren en interne opdrachtgevers.

In februari 2013 zijn in totaal 30 junior medewerkers en 43 senior medewerkers werkzaam voor

bureau NoorderRuimte en of het kenniscentrum NoorderRuimte. In het onderzoek wordt er vanuit

gegaan dat iedereen werkzaam is vanuit bureau NoorderRuimte.

3.4.1 Steekproef

Gezien de beperkte tijdsperiode voor dit onderzoek, is er bij de semigestructureerde interviews

gekozen voor een aselecte steekproef. Zo hebben alle junior medewerkers evenveel kans om

benaderd te worden voor het interview.

Voor de interviews met de senior medewerkers is er binnen dit onderzoek gebruik gemaakt van een

selecte steekproef. Er is voor deze methode gekozen vanwege praktische redenen. Veel senior

medewerkers hebben geen vaste werkplek en zijn niet fulltime werkzaam voor het kenniscentrum. Er

is gezorgd voor diversiteit betreffende de functies van de ondervraagden (onderzoekers, vast team,

coördinator etc.).

Page 14: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

13

3.4.2 Afbakening

Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling van bureau NoorderRuimte.

Bureau NoorderRuimte is gevestigd aan het Zernikeplein 11, in A1.03 evenals het kenniscentrum

NoorderRuimte. Het onderzoek wordt echter uitgevoerd vanuit het gegeven dat bNR een zelfstandig

opererende organisatie is, binnen de kaders van het kenniscentrum NoorderRuimte. Zoals in de

hoofdvraag geformuleerd wordt er onderscheid gemaakt tussen junior en senior medewerkers. Het

onderzoek bedraagt in totaal vier maanden.

3.5 Onderzoeksproces

3.5.1 Literatuuronderzoek

De mogelijkheid bestaat om een organisatiecultuur in kaart brengen aan de hand van bijvoorbeeld

het OCAI model van Cameron en Quinn (2011). Doormiddel van een vragenlijst wordt er een beeld

geschetst over de organisatiecultuur. Er wordt dan een beeld geschetst van de organisatiecultuur op

basis van punten waarvan zij vinden dat deze belangrijk zijn voor de cultuur. Maar er wordt dan niet

gekeken naar wat er daadwerkelijk gebeurt binnen de organisatie. Om daadwerkelijk te ontdekken

wat er aan de hand is binnen een organisatie, kan er niet alleen gebruik worden gemaakt van een

standaard vragenlijst. Omdat bureau NoorderRuimte een erg jonge organisatie is, wordt er in de

literatuur gezocht naar een theorie die het mogelijk maakt om zelfs bij een hele jonge organisatie de

organisatiecultuur in kaart te brengen. De verschillende theorieën over organisatiecultuur die

gevonden zijn worden geanalyseerd op het feit welke theorie de grootste toegevoegde waarde is

voor bureau NoorderRuimte. Welke theorie geeft het beste weer wat er daadwerkelijk speelt in de

organisatie en welke theorie probeert maatwerk te leveren voor de organisatie. De theorie die het

meest geschikt is voor bureau NoorderRuimte wordt vervolgens leidend binnen de rest van het

onderzoek. In hoofdstuk vier wordt hier dieper op ingegaan.

3.5.2 Kwalitatief onderzoek

De eerste brainstormsessie is gehouden met het vaste team van bNR, om vast te stellen of de cultuur

waarden (zie hoofdstuk vier), nog actueel zijn of eventueel dienen te worden aangepast. De tweede

brainstormsessie is gehouden met alle nieuwe junior medewerkers van bNR. Voorafgaand aan de

brainstormsessie is de groep in vier verschillende groepen verdeeld om zo meer overzicht te creëren.

In kleinere groepen komt men ook vaker aan het woord. Tijdens de brainstormsessie zijn de zichtbare

aspecten van een organisatiecultuur (zie hoofdstuk vier) in kaart gebracht (zie bijlage II, p.3).

Tijdens de semigestructureerde interviews is de persoonlijke betekenis van de medewerkers

achterhaald omtrent de cultuurwaarden van bNR. Van te voren is het onderwerp van het interview

niet kenbaar gemaakt, zodat men zich niet heeft kunnen voorbereiden (interviewuitwerkingen bijlage

III, p.4).

3.5.3 Analyse

De semigestructureerde interviews zijn opgenomen en vervolgens volledig uitgeschreven. Op deze

manier is de kans om bruikbare data te missen geminimaliseerd. Alle interviews zijn volledig anoniem

verwerkt en men heeft toestemming verleend om de gegevens te gebruiken voor dit onderzoek. Na

het uitschrijven van de interviews, is er gestart met de analyse. De antwoorden zijn tijdens de analyse

gereduceerd tot kleinere fragmenten. Binnen de kleine fragmenten is er getracht hiërarchie te vinden

binnen de antwoorden van de respondenten (zie bijlage IV, p.72). De antwoorden waarbij raakvlakken

geconstateerd zijn, zijn vervolgens gecodeerd. Deze manier van analyseren heet open coderen. De

code die aan een antwoord is gegeven is gebaseerd op de raakvlakken die de antwoorden met elkaar

gemeen hebben. Deze manier van coderen heet axiaal coderen.

Page 15: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

14

De gevonden overeenkomsten zijn in een matrix geplaatst (zie pagina 26). Deze manier van coderen

en analyseren zorgt ervoor dat er continu het overzicht wordt bewaard. De gevonden

overeenkomsten vormen de basis voor de vragen binnen de twee enquêtes. De enquêtevragen zijn

gebaseerd op de antwoorden uit de semigestructureerde interviews en hierdoor zijn de vragen

relevant voor zowel de junior als senior medewerkers.

3.5.4 Kwantitatief onderzoek

De twee verschillende enquêtes (zie bijlage V, p.89) voor zowel de junior als senior medewerkers, zijn

twee weken lang digitaal uitgezet via de website: http://www.netq-enquete.nl/nl. De junior en senior

medewerkers zijn via de webmail van de Hanzehogeschool benaderd met een link naar de

desbetreffende enquête. Na een week is er naar alle respondenten een herinneringsmail gestuurd.

Drie dagen voor het sluiten van de enquête van de senior medewerkers, is er een tweede herinnering

gestuurd om de respons te verhogen. De website van Net-q geeft tevens de mogelijkheid om de

resultaten te analyseren (voor tabellen en enkele grafieken bijlage VI, p.93).

3.5.5 Betrouwbaarheid en validiteit

Om de betrouwbaarheid van het onderzoeksrapport te vergroten zijn alle methoden en stappen

nauwkeurig vastgelegd. De interviews zijn allemaal opgenomen met een voicerecorder en zijn op een

aparte cd-rom gebrand, zodat er een eventuele her analyse kan plaatsvinden.

Om de validiteit van het onderzoek te vergroten is er een objectieve houding aangenomen tijdens het

interviewen, om de ondervraagden niet te beïnvloeden. Bij eventuele onduidelijkheden is de topic

lijst (zie bijlage VII, p.108) gade geslagen. De enquêtes zijn door vier verschillende junior en

medewerkers nagekeken. Deze controle heeft plaatsgevonden om eventuele grammaticale

onjuistheden of onjuiste vraagstellingen tot een minimum te bepreken.

Page 16: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

15

4 Resultaten literatuur De resultaten uit de literatuur geven een antwoord op de eerste onderzoeksvragen. In de eerste

paragraaf wordt dieper ingegaan op de verschillende definities van een organisatiecultuur en de

definities worden met elkaar vergeleken. De tweede paragraaf geeft de facetten van een

organisatiecultuur weer volgens verschillende theorieën en de derde paragraaf gaat dieper in op de

verschillende methodes om een organisatiecultuur in kaart te brengen. In de vierde paragraaf wordt

een conclusie getrokken op basis van de eerste drie paragrafen. De vijfde paragraaf beslaat de

verschillende visies en cultuurwaarden van bureau NoorderRuimte.

4.1 Wat is een organisatiecultuur?

De organisatiecultuur wordt door wereldwijd gezien als een belangrijke factor, die er mede bepalend

voor is of een organisatie succesvol zal zijn of niet. Het is dan voornamelijk van belang, dat de

organisatiecultuur ondersteunend is aan de te behalen doelstellingen. In de ideale situatie

ondersteunt een organisatiecultuur het behalen van de gestelde doelen, maar in het slechtste geval

werkt de organisatiecultuur dit proces juist tegen.

Volgens Edgar Schein is een organisatiecultuur ‘de som van alle gemeenschappelijke en als

vanzelfsprekende ervaren veronderstellingen die een groep in de loop van haar bestaan heeft

geleerd’(Schein, 2001, p.37).

Schein is van mening dat een organisatiecultuur erg belangrijk is, omdat de cultuurelementen

bepalend zijn voor de strategie, doelstellingen en de werkwijzen van een organisatie. Een

organisatiecultuur is niet gemakkelijk te begrijpen en al helemaal niet gemakkelijk te doorgronden.

Schein (2001) geeft te kennen dat het grootste gevaar schuilt in het simplificeren van het begrip

organisatiecultuur. Cultuur bestaat zowel uit de manier waarop er gewerkt wordt binnen een

organisatie, als uit de fundamentele waarden.

Volgens Sanders en Neuijen (1999), kan een organisatiecultuur worden beschreven als het geheel van

gemeenschappelijke verstandhoudingen van de medewerkers en alle belanghebbenden van een

bedrijf. De gemeenschappelijke verstandhouding heeft betrekking op hoe het er dagelijks binnen de

organisatie aan toegaat. De gemeenschappelijke verstandhouding is opgebouwd uit twee

verschillende kernelementen. Het eerste gedeelte wordt gevormd door de ‘verstandhouding’. De

organisatiecultuur is in eerste instantie niet direct waarneembaar, maar het wordt wel gelinkt aan de

manier waarop mensen zich gedragen binnen een organisatie. Deze beschrijving van het begrip

organisatiecultuur is vergeleken met wat Schein doet, wat kort door de bocht. Schein geeft aan dat de

waarden binnen een organisatie bepalend zijn voor hoe er gewerkt wordt binnen een organisatie,

terwijl Sanders en Neuijen de organisatiecultuur ( het eerste kernelement) simplificeren door te

stellen dat het gewoon het gedrag binnen een organisatie is.

Het tweede element van een organisatiecultuur is volgens Sanders en Neuijen (1999), het woord

‘gemeenschappelijk’. Men kan alleen van een organisatiecultuur spreken, wanneer men deze

organisatiecultuur deelt. Meningen en opvattingen die slechts gelden voor een enkel individu, zijn

geen onderdeel van de organisatiecultuur, maar behoren tot zijn of haar individuele bagage.

Evenals Schein geven Sanders en Neuijen aan dat de organisatiecultuur een belangrijke factor is voor

het succes van een organisatie.

Page 17: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

16

Cameron en Quinn (2011) schrijven dat een organisatiecultuur uit twee verschillende fundamenten

bestaat, namelijk een sociologische (een organisatie heeft een cultuur) en een antropologische (een

organisatie is een cultuur) (Cameron & Quinn, 2011, p.36). Een groot gedeelte van de literatuur dat is

verschenen over organisatiecultuur, deelt echter de mening dat een organisatiecultuur verwijst naar

de verschillende waarden binnen een organisatie die als logisch worden ervaren.

Alblas en Wijsman (2009) vinden dat het bij een organisatiecultuur gaat om het feit hoe de interactie

tussen verschillende mensen plaatsvindt. Deze definitie komt overeen met Sanders en Neuijen

(gedrag van mensen binnen organisatie) en met een gedeelte van de definitie van Schein (de manier

van werken binnen een organisatie). Zowel het gedrag, als de manier van werken binnen een

organisatie heeft te maken met interactie.

Volgens Hofstede, Pedersen en Hofstede (2004) is een organisatiecultuur niet te typeren voor een

individueel persoon, maar iets wat toegewijd wordt aan een grotere groep mensen. Deze groep heeft

gemeen dat men deelt in gezamenlijke eigenschappen. Zowel Sanders en Neuijen, Hofstede en

Schein zijn het er over eens dat de organisatiecultuur gevormd wordt door een groep personen en

niet door een individu.

4.2 Facetten van een organisatiecultuur

Alblas en Wijsman (2009), geven in de literatuur aan dat een organisatiecultuur bestaat uit symbolen,

mythen, rituelen en volksverhalen. Dit komt overeen met Sanders en Neuijen.

Volgens Schein (2001), is cultuur op drie verschillende niveaus binnen een organisatie aanwezig. Deze

cultuurniveaus worden omschreven als zichtbaar en onzichtbaar. In figuur drie hieronder, worden de

verschillende cultuurniveaus volgens Schein weergegeven.

Figuur 3. Cultuurniveaus (Schein, Organizational culture and leadership, 2010)

Het meest zichtbare cultuurniveau, wordt gevormd door de artefacten. De artefacten zijn het

gemakkelijkst waar te nemen in een organisatie; alles wat je ziet, hoort en voelt als je rondloopt in

een organisatie worden artefacten genoemd. Aan de hand van de artefacten is direct het verschil te

zien in de manier van handelen tussen verschillende organisaties. Wanneer er bijvoorbeeld in een

organisatie een kledingvoorschrift wordt gehanteerd of wanneer de kantoordeuren gesloten zijn, zal

er anders gehandeld worden dan wanneer men in open ruimtes werkt en er muziek uit de boxen

klinkt ter inspiratie voor de werknemers. Volgens Schein (2001), hebben de artefacten een direct

effect op de emoties.

Page 18: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

17

Een belangrijk gegeven is dat men niet weet waarom de medewerkers van een organisatie zich

gedragen op de manier zoals ze dat doen. Men weet dus niet wat de verschillende artefacten

betekenen. Ze zijn gemakkelijk in kaart te brengen maar er kan geen oordeel gegeven worden over de

artefacten.

Het tweede niveau volgens de theorie van Schein (2001), zijn de beleden waarden. Bij de beleden

waarden krijgen werknemers van een organisatie te horen waar een organisatie in gelooft en voor

elke waarden een organisatie staat. Schein (2001) geeft aan dat de beleden waarden vaak door de

oprichter van de organisatie zijn vastgesteld. Deze waarden vormen een belangrijk onderdeel van de

heersende cultuur binnen een organisatie. In de ideale situatie komen de artefacten die vastgesteld

zijn overeen met de waarden die zijn opgesteld door het de organisatie.

Het derde en laatste niveau bestaat volgens Schein (2001) uit de onderliggende

basisveronderstellingen. Om inzicht te krijgen op dit niveau, moet er in de historie van een

organisatie worden gegraven. Schein (2001) geeft te kennen dat men moet kijken naar de waarden,

overtuigingen en veronderstellingen van de oprichters die de organisatie gedurende haar hele

bestaan verschillende successen heeft gebracht. Medewerkers krijgen de waarden en

veronderstellingen opgelegd door de oprichters van een organisatie. In de ideale situatie nemen de

medewerkers deze verschillende veronderstellingen en waarden aan en beschouwen deze als hun

eigen veronderstellingen en waarden. Langzamerhand zullen de verschillende waarden als

gemeengoed en als vanzelfsprekend beschouwd worden. De theorie van Schein (2001) geeft te

kennen dat wanneer er successen binnen een organisatie geboekt worden, dat overtuigingen en

veronderstellingen als vanzelfsprekend zullen worden ervaren. Bureau NoorderRuimte is een erg

jonge organisatie en er zijn tot op heden nog geen succesverhalen van bNR ontstaan. Dit heeft er

mee te maken dat de organisatie pas bestaat vanaf februari 2013. Het derde niveau is daarom nog

niet aanwezig binnen bNR.

Subcultuur

Binnen organisaties heerst er nooit één dezelfde cultuur volgens Schein (2001). Er zijn binnen

organisaties altijd verschillende culturen, men spreekt dan van verschillende subculturen. Deze

verschillen worden veroorzaakt door het feit dat verschillende groepen werknemers, verschillende

functies bekleden. Schein (2001) erkent dat bepaalde medewerkers meer met elkaar omgaan dan dat

andere dat doen. De subcultuur binnen een organisatie kan dus worden veroorzaakt door

verschillende rangen. Uiteindelijk is het wel mogelijk om over één en dezelfde cultuur te spreken,

omdat er wel dezelfde artefacten en beleden waarden gedeeld worden.

Sanders en Neuijen (1999) vinden dat een organisatiecultuur en het begrip cultuur in het algemeen,

de software van een organisatie vormen. Volgens Schein (2001) wordt dit gedrag bepaald door

aangeleerde impliciete veronderstellingen.

Naast de software is er ook nog de hardware van de organisatie. Volgens Sanders en Neuijen (1999),

is de hardware een uitingsvorm van de organisatiecultuur. Deze hardware komt tot uiting in de vorm

van gebouwen, uniformen of bijvoorbeeld auto’s van de zaak. De drie organisatiecultuur niveaus van

Schein geven overeenkomsten met de hard- en software van Sanders en Neuijen. De hardware kan

vergeleken worden met de artefacten en de software met de beleden waarden.

Sanders en Neuijen (1999) hebben deze hard- en software verduidelijkt in een model, gebaseerd op

een ui, zie figuur vier op de volgende pagina. Zij hebben gekozen voor de vorm van een ui, omdat niet

iedere categorie van een organisatiecultuur even diep in een organisatie zit.

Page 19: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

18

Figuur 4. Het UI-model (Sanders & Neuijen, 1999)

Sanders en Neuijen (1999) geven aan dat de uitingsvorm van een cultuur bestaat uit symbolen,

helden en rituelen. De medewerkers van een organisatie kunnen deze drie categorieën gemakkelijk in

kaart brengen. Deze uitingsvormen verwijzen vervolgens naar patronen van waarden en

grondbeginselen. Deze waarden en grondbeginselen liggen veel dieper in de organisatie, die tevens

het hart vormen van de organisatiecultuur.

De eerste categorie van het ui-model zijn de symbolen. Deze symbolen zijn voorwerpen, woorden of

handelingen die uiteindelijk visualiseren wat de organisatie wil bereiken. Naast de uitingsvormen van

symboliek is er ook wat te zeggen over de symbolische zeggingskracht. Te denken is aan de inrichting

van een kantoorpand, het onderhoud en het soort humor wat op de werkvloer aanwezig is.

De tweede categorie van het ui-model zijn de helden of antihelden. Sanders en Neuijen (1999)

typeren deze mensen als personen die op handen worden gedragen of juist worden verafschuwd

binnen de organisatie. De wijze waarop een held invulling geeft aan zijn werkvorm, zal uiteindelijk als

een voorbeeld worden gezien. De oudere werknemers binnen een organisatie zijn vaak de personen

die de verhalen over helden en antihelden doorvertellen aan nieuwe werknemers. Deze verhalen zijn

de uiteindelijke basis voor het ontstaan van een mythe van een organisatie.

De volgende categorie van het ui-model bestaat uit de rituelen van een organisatie. Deze rituelen zijn

sociale handelingen die voor medewerkers belangrijk zijn. Deze handelingen geven een bepaalde

context aan verschillende zaken binnen een organisatie. Volgens Sanders en Neuijen (1999) zijn

rituelen verbonden aan vergaderingen, gedragspatronen tijdens de pauzes en begroetingen. Ook het

vieren van een verjaardag kan behoren tot een ritueel. Binnen rituelen worden machtsverhoudingen

vaak onderstreept, er wordt verwacht dat men zijn plaats kent (Sanders & Neuijen, 1999).

De laatste categorie van het ui-model beslaat de waarden en grondbeginselen. Het betreft het

denken, voelen en handelen van de werknemers van een organisatie. Zij oordelen vervolgens over

wat men goed of slecht vindt. Grondbeginselen vormen het geen wat men stilzwijgend voor waar

aanneemt. In de grondbeginselen wordt een antwoord gegeven vragen op een vraag als: ‘Zijn

mensen wel of niet te vertrouwen?’.

Page 20: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

19

4.3 Verschillende methoden om een organisatiecultuur in kaart brengen

Het concurrerende-waardenmodel

Het concurrerende-waardenmodel, zoals op de volgende pagina afgebeeld in figuur vijf, is een model

waarop veel meetinstrumenten voor organisatieculturen gebaseerd. Het model is ontwikkeld door

Quinn (1988) om verschillende waarden van een organisatie te beschrijven, die volgens hem de basis

vormen voor verschillende effecten op organisatorisch gebied. Quinn (1988) beschrijft dat

organisatorische effectiviteitcriteria aan de hand van twee verschillende dimensies beschreven

kunnen worden. De eerste dimensie is de interne versus de externe focus van een organisatie. Dit

wordt ook wel de primaire focus genoemd. De tweede dimensie is flexibiliteit versus beheersing.

Figuur 5. Concurrerende-waardenmodel (Van Meuijen,Koopman & De Witte, 1996)

De horizontale as geeft de interne en de externe focus weer. Het interne gedeelte van deze focus

betekent dat de organisatie centraal staat, zowel alle interne processen als de mensen die er werken.

Het externe gedeelte van de focus betekent dat er wordt gekeken naar de relatie van de organisatie

met de buitenwereld. Op de verticale as staat flexibiliteit en beheersing. Flexibiliteit geeft de relatie

aan tussen decentralisatie en differentiatie, terwijl beheersing de relatie tussen centralisatie en

integratie weergeeft. Beiden assen vormen vier kwadranten die gekoppeld zijn aan verschillende

modellen. Deze modellen vormen samen diverse waarden die een weerspiegeling zijn van diepere

betekenissen.

Het model links boven in figuur vijf ‘het human relations model’ betreft de waarden discussie,

participatie, openheid, inzet en moreel (Van Muijen et al., 1996, p.43). In de rechterhoek (bovenaan)

binnen figuur vijf, het ‘open-systeem-model’ wordt gekenmerkt door de waarden inzicht, innovatie,

aanpassing, externe steun en middelen. Het rationele-doelmodel wordt gevormd door de waarden

resultaten, productiviteit, winst en doelverduidelijking. Het interne procesmodel kent als waarden

documentatie, stabiliteit controle en continuïteit. Quinn (1988) heeft het concurrerende-

waardenmodel verder ontwikkeld en heeft het vervolgens doorontwikkeld tot een model wat

geschikt is voor het typeren van een organisatiecultuur. Dit cultuurmodel wordt getypeerd door vier

verschillende cultuurtypen. De hiërarchiecultuur focust zich op de stabiliteit van een organisatie

waarbij regelgeving een belangrijke rol speelt. Binnen een marktcultuur spelen de resultaten van een

organisatie een belangrijke rol. Vervolgens is er de familiecultuur waarbij de betrokkenheid op basis

van waarden en normen het belangrijkste zijn. Tot slot is er de adhocratiecultuur waarbij de focus ligt

op innovatie binnen de organisatie. Cameron en Quinn (2011) leggen de link tussen de

hiërarchiecultuur met het interne proces model, de familiecultuur correspondeert met het human

relationsmodel, de adhocratiecultuur met het open systeemmodel en de marktcultuur met het

rationele doelmodel.

Page 21: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

20

Organizational Culture Assessment Instrument (OCAI)

Een meetinstrument voor het meten van een organisatiecultuur dat is gebaseerd op het

concurrerende-waardenmodel, is het OCAI model van Cameron en Quinn (2011). Het OCAI model

geeft twee fasen weer van een organisatiecultuur. De eerste fase is gericht op het beoordelen van de

organisatiecultuur in de huidige situatie. De tweede fase van het model is gericht op de toekomstige

situatie van de organisatiecultuur. Cameron en Quinn (2011) noemen de gewenste cultuur ook wel de

cultuur die volgens de medewerkers ontwikkeld zou moeten worden, zodat deze beter aan de eisen

van de omgeving zal voldoen. Het OCAI model heeft een organisatiecultuur verdeeld in zes

verschillende dimensies: dominante kenmerken, leiding van de organisatie, personeelsmanagement,

het bindmiddel, strategische accenten en dimensie ‘succescriteria’.

Om een beeld te vormen van een organisatiecultuur met betrekking tot het OCAI model, is er een

vragenlijst ontwikkeld. Deze vragenlijst is samengesteld op basis van de zes verschillende dimensies.

Per dimensie worden er vier uitspraken gedaan over de organisatie. Over deze vier uitspraken dienen

er 100 punten te worden verdeeld door de respondent. De uitspraak die het beste bij de organisatie

past volgens de respondent, krijgt de meeste punten en de uitspraak die het minst bij de organisatie

past, het minste aantal punten. Het OCAI model schetst de situatie dat er één en dezelfde

organisatiecultuur binnen een organisatie heerst en doet dus uitspraak over de gehele organisatie.

Focus-vragenlijst

Een ander instrument dat is gebaseerd op het concurrerende-waardenmodel, is de focus-vragenlijst.

Deze vragenlijst is ontwikkeld door een groep onderzoekers uit Europa en uit de VS. Deze groep

onderzoekers hadden een gezamenlijk doel, namelijk het ontwikkelen van een bruikbaar instrument

om een organisatiecultuur te kunnen meten. Deze groep onderzoekers wordt samen geschaard onder

de naam onderzoeksgroep Focus 2.

Deze vragenlijst wordt ook verdeeld in twee verschillende fasen, een descriptief gedeelte en een

evaluatief gedeelte. In het descriptieve gedeelte wordt er gekeken naar de zichtbare gedeelte van een

organisatiecultuur. Dit kan vergeleken worden met de artefacten van Schein (2001) en de buitenste

lagen van het ui-model (figuur 4). Het evaluatieve gedeelte is gefocust op de meer onzichtbare

facetten van een organisatiecultuur. Dit is te vergelijken met de binnenste laag van het Ui-model en

de beleden waarden en de onderliggende basisveronderstellingen van Schein (2001).

Er wordt een beschrijving gemaakt binnen deze onderzoeksmethode door vier verschillende cultuur

oriëntaties gekoppeld aan een verschillend cultuurtype. De ondersteunde oriëntatie wordt gekoppeld

aan een familiecultuur, de innovatieve oriëntatie aan een adhocratiecultuur, de doeloriëntatie aan

een marktcultuur en de regeloriëntatie is gekoppeld aan een hiërarchiecultuur. In het descriptieve

gedeelte van de vragenlijst, wordt per oriëntatie verschillende stellingen genoemd die wel of geen

betrekking hebben op de organisatie. Deze stellingen kan men beoordelen aan de hand van een zes

puntschaal. Het evaluatieve gedeelte van de vragenlijst, wordt vormgegeven door een aantal

uitdrukkingen die wel of niet typerend zijn voor de organisatie. Van Meuijen et al. (1996) benoemen

een aantal tekortkomingen voor de focus-vragenlijst. Zij stellen dat de vraagstelling verschillend

geïnterpreteerd kan worden. Wanneer de betekenis als verschillend wordt ervaren zou men het

zelfde antwoord kunnen geven, maar wat anders bedoelen.

Om nadelen van een bepaalde methode te beperken, zeggen van Meuijen et al. (1996) dat er

verschillende methoden gecombineerd dienen te worden om een organisatiecultuur in kaart te

brengen.

Page 22: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

21

Schein model

Volgens Schein is het van essentieel belang dat, wanneer er binnen een bedrijf een organisatiecultuur

in kaart gebracht wordt, de opbouw van een organisatiecultuur aan alle medewerkers wordt

uitgelegd. Alle drie de niveaus dienen te worden toegelicht.

Na de uitleg moeten de artefacten van een organisatie worden vastgesteld. De artefacten moeten

met alle nieuwe medewerkers van een organisatie in kaart worden gebracht, omdat het de nieuwe

medewerkers zijn die juist op deze zaken goed zicht hebben. Dit in tegenstelling tot werknemers die

al jaren binnen een zelfde organisatie werken, aldus Schein(2001). Een volgende stap is dat men moet

vaststellen welke waarden er binnen een organisatie belangrijk zijn. Vaak zijn deze waarden een

onderdeel van de visie die een organisatie heeft opgesteld en zijn deze dus een belangrijk onderdeel

van het functioneren van een organisatie. Wanneer deze waarden worden gedeeld door de

werknemers, is een organisatie levensvatbaarder.

Het is volgens Schein (2010) erg belangrijk dat de onderzoeker naar de cultuur geaccepteerd wordt

door de organisatie. Wanneer de onderzoeker geaccepteerd wordt door de organisatie, kan hij of zij

binnen de organisatie zoeken naar een persoon die ondersteuning verleend aan het onderzoek, de

insider. De insider dient het belang van het blootleggen van een organisatiecultuur te erkennen.

Schein (2001) geeft echter ook te kennen dat het onderzoek uitgevoerd kan worden door een eigen

medewerker wanneer een organisatie beschikt over een interne professional die als ‘externe’

adviseur kan fungeren. Een volgende stap om data te verzamelen is volgens Schein (2010) het houden

van interviews. Na het houden van interviews kan deze data gebruikt worden voor het creëren van

een vragenlijst. Volgens Schein (2010) is een organisatiecultuur niet als één geheel te meten. Wel

kunnen een aantal losse aspecten van de organisatiecultuur gemeten worden, die de

organisatiecultuur in kaart brengen.

Schein (2010) werpt een kritisch blik op de verschillende methodes om een organisatiecultuur in

kaart te brengen. Vooral het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten is volgens hem geen goede

methode. De vragen die opgesteld zijn kunnen nooit op iedere willekeurige organisatie van

toepassing zijn.

4.4 Visie bureau NoorderRuimte

Bureau NoorderRuimte is een leer en werkomgeving waarbij visies op leren, kennisontwikkeling en op

persoonlijk ontwikkeling een belangrijke rol spelen.

Visie op leren

Bureau NoorderRuimte streeft een samenwerking na tussen studenten en docenten. De student

dient op de werkplaats aanwezig te zijn om hier uitgedaagd te worden om te leren. Men vindt dat het

leren bestaat uit drie verschillende dimensies; interactie, inhoud en drijfveer.

De inhoud is de specifieke kennis die wordt opgedaan, de drijfveer is de drijfkracht van de lerende

persoon en de interactie bepaalt de plaats binnen de community waarbij kennis gedeeld wordt.

Visie op kennisontwikkeling

Bureau NoorderRuimte pretendeert een organisatie te zijn, waarbij een open en professionele

cultuur heerst. Een professionele cultuur is volgens Hekman et al. (2012) een cultuur waarbij

communicatie, interactie en het creëren en delen van kennis een belangrijke rol spelen. Bureau

NoorderRuimte wil functioneren als een COL (community of learners) of leergemeenschap. Dit

betekent dat iedere discipline die betrokken is bij bureau NoorderRuimte, erkent dat hij of zij aan het

leren is.

Page 23: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

22

Binnen de organisatie creëert men een plek waar onderzoekers, werkveld en het leerproces elkaar

ontmoeten. Deze unieke combinatie zorgt voor een unieke vorm van kenniscreatie volgens Hekman

et al. (2012).

Visie op persoonlijke ontwikkeling

Volgens Hekman et al. (2012) staat persoonlijke ontwikkeling centraal binnen bureau NoorderRuimte.

Een belangrijk streven is dan ook om het zelfbeeld te bevorderen. Persoonlijke ontwikkeling is pas

mogelijk, wanneer doormiddel van feedback zelfkennis wordt opgedaan. Men wil dat de

projectgroepen van de onderzoeken bestaan uit verschillende disciplines. Dit zorgt voor een grote

mate van diversiteit op het gebied van opleidingstype, persoonlijkheidskenmerken en achtergronden.

Naast deze visie van bureau NoorderRuimte zijn er ook een aantal waarden opgesteld. De waarden

vallen onder het tweede organisatiecultuurniveau van Schein ‘de beleden waarden’ en horen een

ondersteuning van de visie te zijn. Deze waarden zijn erg belangrijk voor bNR, omdat deze de basis

vormen van de manier van werken. Volgens Hekman et al. (2012) zijn de volgende ‘beleden waarden’

opgesteld voor bureau NoorderRuimte:

· Gelijkwaardigheid, samenwerken met leren als doel

Elke deelnemer, student, docent of externe deskundige, welke een rol vervult binnen bNR is

gelijkwaardig. Door samen te leren en te werken wordt een ieder zijn ervaring toegevoegd en

kan een meerwaarde betekenen voor het bouwen van kennis.

· Diversiteit als kracht

Het leren samenwerken met een diversiteit aan achtergronden, ervaringen en Schools en/of

bedrijven is een van de doelstellingen van het bNR. Juist de inzet van al die kennis maakt het

concept van bNR sterk en de ervaring rijker. Immers binnen het toekomstige werkveld is er

ook sprake van een grote diversiteit aan professionele capaciteiten.

· Gemeenschapszin

Om de diversiteit als kracht optimaal te kunnen benutten is het van belang dat respect en

openheid en aandacht voor elkaars belangen wordt gegarandeerd.

· Bedrijfsomgeving

Het functioneren van het bNR heeft een bedrijfsmatig karakter waar constante aandacht voor

het leveren van kwaliteit en verbetering daarvan een van de aandachtspunten is. Er zal in dit

handboek aandacht worden besteed aan de procesmatige aanpak van de werkzaamheden.

· Duurzaamheid, ethisch bewustzijn, professioneel handelen

Leidend bij het handelen zijn niet alleen de belangen van de medewerkers en de organisatie,

maar ook die van de omgeving en de maatschappij. Dit komt tot uiting in de waarden

duurzaamheid, ethisch bewust handelen en professionaliteit.

· Lerende Organisatie(s)

Er zal worden gestreefd naar het zogenaamde drieslag leren waarbij het domein van leren ‘de

principes’ zijn, het leren zich richt op ‘wie we willen zijn’, en het resultaat zich richt op

ontwikkeling van alle betrokkenen. Dit kan geldt zowel op individueel niveau als

organisatieniveau.

De toelichting op de verschillende waarden zijn ook opgesteld door Hekman et al. (2012) en komen

uit het visiedocument van bureau NoorderRuimte.

Page 24: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

23

4.5 Analyse en deelconclusie literatuur

Een belangrijke conclusie is dat iedere organisatie een organisatiecultuur heeft. Deze

organisatiecultuur is bepalend voor de manier van werken van de organisatie en bepaalt mede of de

gestelde doelen worden behaald of niet. Wanneer deze doelen behaalt dienen te worden, dan

moeten de medewerkers binnen de organisatie een zelfde kant op kijken. Schein formuleert dit als de

‘gemeenschappelijke uitgangspunten’. Binnen iedere organisatie ontstaat altijd groepsvorming. Er kan

dus worden geconcludeerd dat er subculturen aanwezig zijn binnen organisaties.

In de literatuur zijn diverse methoden te vinden om een organisatiecultuur in kaart te brengen.

Diverse methoden zijn gebaseerd op het concurrerende-waardenmodel van Quinn. De methoden die

erg vaak genoemd worden in de literatuur zijn het OCAI model en de Focus-vragenlijst. Wanneer men

kijkt naar de organisatie bNR en naar het doel van dit onderzoek, kan er worden geconcludeerd dat

deze twee methoden minder goed bij dit onderzoek passen dan de theorie van Schein.

Binnen het OCAI model wordt de situatie geschetst dat er één dezelfde organisatiecultuur heerst

binnen een organisatie. Aangezien er met de opdrachtgever is afgesproken dat er duidelijk twee

subgroepen binnen de organisatie aanwezig zijn, is deze methode minder geschikt. Een ander nadeel

van het OCAI model is dat de vragen die gesteld worden doormiddel van de gestandaardiseerde

vragenlijst, anders geïnterpreteerd kunnen worden door de verschillende medewerkers.

Een belangrijke conclusie is dat er kan worden vastgesteld dat de mogelijkheid bestaat dat

medewerkers het zelfde antwoord geven maar iets heel anders bedoelen. De Focus-vragenlijst doet

ook uitspraak over de organisatiecultuur als een dezelfde cultuur. Ook bij deze vragenlijst bestaat het

gevaar dat men er verschillende interpretaties op na houd.

Aangezien bureau NoorderRuimte nog in de kinderschoenen staat, zijn een aantal vragen binnen het

OCAI en de Focus-vragenlijst niet goed te beantwoorden voor de medewerkers. Dit heeft er mee te

maken dat alle junior medewerkers nieuw zijn binnen de organisatie en geen goed zicht hebben op

alle processen binnen de organisatie. Ze hebben eenvoudig weg nog niet genoeg ervaring binnen de

organisatie om een helder beeld te kunnen vormen. Om dit te vermijden worden de beleden

waarden van Schein op een kwalitatieve manier voor bureau NoorderRuimte in kaart gebracht.

Volgens de organisatie spelen deze waarden binnen de organisatie en dus zijn deze waarden relevant

voor alle medewerkers.

Geconcludeerd kan worden dat Schein een meer kwalitatieve manier hanteert om een

organisatiecultuur in kaart te brengen. Om verkeerde interpretaties te vermijden van onderwerpen in

een vragenlijst, wordt er gekozen voor de theorie van Schein. Volgens de theorie van Schein dienen

de artefacten in kaart te worden gebracht met nieuwe medewerkers binnen een organisatie.

Aangezien alle junior medewerkers nieuw binnen de organisatie zijn, past deze theorie goed bij de

organisatie.

Deze theorie sluit het beste aan bij de behoefte van de opdrachtgever, omdat deze theorie uitgaat

van de waarden die daadwerkelijk aanwezig zijn binnen de organisatie en zo dus uitermate relevant

zijn voor de organisatie. Zowel de zichtbare facetten van een organisatiecultuur als de onzichtbare

facetten worden in kaart gebracht.

Wanneer er wordt onderzocht wat deze waarden betekenen voor de medewerkers zelf en hoe deze

waarden vervolgens terugkomen binnen de organisatie, wordt er het best voldaan aan het leveren

van maatwerk. Op deze manier levert dit onderzoek een grote toegevoegde waarde voor de

organisatie.

Page 25: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

24

5 Resultaten kwalitatief onderzoek Dit hoofdstuk geeft inzicht in de artefacten van bureau NoorderRuimte. In de eerste paragraaf wordt

dieper ingegaan op de resultaten van de brainstormsessie met de junior medewerkers. De tweede

paragraaf verwijst naar de uitkomsten van de semigestructureerde interviews (bijlage III, p.4).

5.1 Brainstormsessie artefacten

De artefacten die in alle groepen naar voren komen en dus het meeste opvallen worden hier

weergegeven. De volgorde is geheel willekeurig opgesteld (zie bijlage II, p.3 voor alle genoemde

artefacten).

Artefacten huidige situatie:

Geen logo voor bNR

Flexibele werktijden

Informele sfeer

Niet te reguleren klimaat (warm/koud)

Casual kleding werknemers

Werkvoorzieningen van onvoldoende niveau ( stopcontacten, internetverbinding)

Geen professionele werkplekken

Flexwerkplekken

Iedere dag koffie halen in de grote kannen voor alle medewerkers

Print ritueel

Afwassen

Hiërarchie op de werkvloer

Rumoerigheid

Rommelig

Geen goede inrichting van het pand

De drie artefacten die de junior medewerkers het liefst veranderd zouden willen zien in de ideale

situatie zijn:

Het klimaat

Het klimaat is niet te reguleren. Dit zorgt voor veel temperatuursveranderingen binnen de ruimte.

Rumoerigheid

Het is in de ruimte erg rumoerig volgens de junior medewerkers. In de ideale situatie zouden zij de

rumoerigheid het liefst zien verdwijnen.

Inrichting

De junior medewerkers zijn niet tevreden met de inrichting van het pand. In de ideale situatie zou de

inrichting anders moeten.

Page 26: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

25

5.2 Semigestructureerde interviews

De persoonlijke betekenis van zowel de junior als senior medewerkers betreffende de ‘beleden

waarden’ van bureau NoorderRuimte, zijn doormiddel van semigestructureerde interviews

achterhaald. Tevens is onderzocht wat volgens de medewerkers de waarden voor bNR betekenen,

hoe de bepaalde waarden op dit moment terug te vinden zijn binnen de organisatie en hoe dit in de

ideale situatie er uit zou moeten zien. De antwoorden die door de junior en senior medewerkers zijn

gegeven zijn te vinden in bijlage III (p.4).

Er zijn zowel vijf junior als vijf senior medewerkers geïnterviewd. Wanneer er per beleden waarde

overeenkomsten gegeven werden qua antwoord, dan is deze overeenkomst gebruikt als definitie voor

de hele groep junior of senior medewerkers en is deze definitie gebruikt in de enquêtes die zijn

opgesteld voor de junior en senior medewerkers. Bij een gelijke stand qua aantal overeenkomsten is

er een keuze gemaakt betreffende welke overeenkomst meegenomen is naar de enquêtes.

De vragen die gesteld zijn in de enquête, zijn gebaseerd op de overeenkomsten die gevonden zijn

tijdens de interviews per beleden waarden. Op de volgende pagina staat een interviewmatrix waarin

de antwoorden die gegeven zijn in de interviews beschreven. Deze antwoorden zijn gecodeerd en

gelabeld door de onderzoeker, de uitkomsten zijn te vinden in de matrix.

Page 27: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

26

5.2.1 Interviewmatrix

Page 28: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

27

6 Resultaten kwantitatief onderzoek In dit hoofdstuk worden de enquêteresultaten beschreven van zowel de junior als de senior

medewerkers. Bij een enquête is het gebruikelijk om een betrouwbaarheidspercentage van 95% te

hanteren. Bij de junior medewerkers bestaat de populatie uit 30 medewerkers. In totaal hebben 28

medewerkers gereageerd en dat betekend dat de steekproef 28 is. Om 95% betrouwbaarheid te

behalen bij een steekproef van 28 medewerkers dient er rekening gehouden te worden met een

steekproefmarge van 5%. Dit betekend dat er binnen de populatie van de junior medewerkers, de

kans aanwezig is dat de antwoordpercentages met 5% afwijken met het gerealiseerde resultaat.

Bij de senior medewerkers bestaat de populatie uit 43 medewerkers. In totaal hebben 20

medewerkers gereageerd en dat betekend dat de steekproef op 20 medewerkers ligt. Om 95%

betrouwbaarheid te behalen bij een steekproef van 20 medewerkers dient er rekening gehouden te

worden met een steekproefmarge van 16%. Dit betekent dat er binnen de populatie, de kans bestaat

dat betreffende de antwoorden met 16% wordt afgeweken van het gerealiseerde resultaat.

De berekeningen zijn gemaakt met de steekproefcalculator op www.allesovermarktonderzoek.nl.

6.1 Enquêteresultaten junior medewerkers

Per enquêtevraag zijn er twee vragen gesteld betreffende de huidige en de gewenste situatie. De vijf

verschillende antwoordmogelijkheden: geheel mee oneens, mee oneens, neutraal, mee eens en

geheel mee eens zijn aangeduid met een kleur, die zijn af te lezen in de legenda naast de grafiek. Op

de verticale as staat het aantal procenten en op de horizontale as staat A,B,C en D die verwijzen naar

de gestelde vraag onder aan de grafiek. De volledige enquêteresultaten in de vorm van tabellen zijn

te vinden in bijlage VI (p.93 tot en met 107).

Gelijkwaardigheid ‘samenwerken met leren als doel’

De junior medewerkers vinden dat er niet voldoende gelijkwaardigheid heerst tussen de junior en

senior medewerkers (63,3%). In de ideale situatie geeft 71,4% van de junior medewerkers aan dat er

meer gelijkwaardigheid zou moeten heersen dan dat het nu het geval is. Momenteel vindt de

meerderheid (53,6%) dat er niet genoeg momenten zijn om kennis te delen met de senior

medewerkers. Het overgrote deel (78,6%) geeft aan dat er in de toekomst meer momenten moeten

zijn om kennis te kunnen delen met senior medewerkers. In grafiek één hieronder een weergave van

het resultaat (zie ook bijlage VI, tabel 1, p.93).

Grafiek 1. A= Op dit moment vind ik dat er voldoende gelijkwaardigheid heerst tussen junior en senior medewerkers. B= In de ideale situatie vind ik dat er meer

gelijkwaardigheid moet heersen tussen junior en senior medewerkers. C= Op dit moment vind ik dat er voldoende momenten zijn om kennis te delen met

senior medewerkers. D= In de ideale situatie vind ik dat er meer momenten moeten zijn om kennis te delen met senior medewerkers.

%

Page 29: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

28

Diversiteit als kracht

De junior medewerkers geven aan dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om multidisciplinair samen

te werken binnen het onderzoek wat door hen wordt uitgevoerd (64,3%). In de ideale situatie geeft

het overgrote deel van de medewerkers aan, dat er binnen het eigen onderzoek meer mogelijkheden

moeten zijn om multidisciplinair samen te werken dan dat het nu het geval is (75%). De grootste

groep (71,4%) vindt dat hij of zij niet genoeg gebruik maakt van de verschillende disciplines van de

verschillende mensen die werkzaam zijn binnen bureau NoorderRuimte. 82,1% van de medewerkers

geeft aan dat men in de ideale situatie meer gebruik wil maken van de verschillende disciplines van

de verschillende mensen om hen heen. In grafiek twee hieronder zijn de resultaten weergegeven (zie

ook bijlage VI, tabel 2, p.93).

Grafiek 2. A= Op dit moment vind ik dat ik voldoende multidisciplinair kan samenwerken binnen mijn onderzoek. B= In de ideale situatie vind ik dat ik meer

multidisciplinair moet kunnen samenwerken binnen mijn onderzoek. C= Op dit moment vind ik dat ik voldoende gebruik maak van de verschillende disciplines

van de mensen om mij heen. D= In de ideale situatie vind ik dat ik meer gebruik moet maken van de verschillende disciplines van de mensen om mij heen.

%

Page 30: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

29

Gemeenschapszin

Iets meer dan de helft van de junior medewerkers (53,6%) vindt dat er onvoldoende betrokkenheid

heerst tussen alle medewerkers. Het overgrote gedeelte van de junior medewerkers (85,7%) geeft

aan dat er in de ideale situatie een grotere onderlinge betrokkenheid zou moeten heersen. Men acht

zichzelf wel onderdeel van de bureau NoorderRuimte ‘community’ (39,2%).De meerderheid van de

medewerkers (89,3%) vindt dat iedereen onderdeel moet zijn van de bureau NoorderRuimte

‘community’. Hieronder het resultaat in grafiek drie (zie ook bijlage VI, tabel 3, p.94).

Grafiek 3. A= Op dit moment vind ik dat er voldoende onderlinge betrokkenheid heerst tussen alle medewerkers. B= In de ideale situatie vind ik dat er een grotere mate

van onderlinge betrokkenheid moet heersen tussen alle medewerkers. C= Op dit moment voel ik me voldoende onderdeel van de bNR community. D= In de

ideale situatie vind ik dat iedereen onderdeel moet zijn van de bNR community.

Bedrijfsomgeving

Binnen de huidige situatie is de grootste groep respondenten van mening, dat de werkomgeving

binnen bureau NoorderRuimte geen bedrijfsmatig karakter kent (89,3%). 68,6% van de junior

medewerkers is van mening dat in de ideale situatie de werkomgeving een groter bedrijfsmatig

karakter zou moeten hebben. Daarnaast is men niet tevreden over het aantal professionele

werkplekken dat aanwezig is (64,3%). In de ideale situatie vindt 67,9% dat er meer professionele

werkplekken zouden moeten zijn. In grafiek vier hieronder zijn de resultaten weergegeven (zie ook

bijlage VI, tabel 4, p.94).

Grafiek 4. A= Op dit moment vind ik mijn werkomgeving een bedrijfsmatig karakter hebben. B= In de ideale situatie vind ik dat mijn werkomgeving een groter

bedrijfsmatig karakter moet hebben. C= Op dit moment vind ik dat er voldoende professionele werkplekken zijn. D= In de ideale situatie vind ik dat er meer

professionele werkplekken moeten zijn.

%

%

Page 31: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

30

Duurzaamheid

De meerderheid van de junior medewerkers (64,3%) is positief gestemd over het duurzame karakter

van de projecten die worden uitgevoerd. In de ideale situatie vindt de grootste groep medewerkers

(42,8%) dat de projecten die worden uitgevoerd, meer oog voor de toekomst moeten hebben dan nu

het geval is. Daarnaast vindt men dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de materialen die iedereen

tot zijn beschikking heeft (42,9%). In de ideale situatie vindt 46,4% dat er zorgvuldiger moet worden

omgegaan met materialen. Grafiek vijf op de volgende pagina geeft de resultaten weer (zie ook

bijlage VI, tabel 5, p.95).

%

Grafiek 5. A= Op dit moment vind ik dat de projecten die worden uitgevoerd voldoende oog hebben voor de toekomst. B= In de ideale situatie vind ik dat de projecten die

worden uitgevoerd meer oog voor de toekomst moeten hebben. C= Op dit moment vind ik dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de materialen die we tot

onze beschikking hebben. D= In de ideale situatie vind ik dat er zorgvuldiger moet worden omgegaan met de materialen die we tot onze beschikking hebben.

Ethisch bewustzijn

Op dit moment oordeelt men dat er voldoende bewust wordt nagedacht over het eigen handelen

(50%). Toch is de grootste groep junior medewerkers van mening, dat er in de ideale situatie vaker

bewust wordt nagedacht over het eigen handelen (57,1%). De meerderheid (53,6%) geeft aan dat er

genoeg gesproken wordt over ethische kwesties. In de ideale situatie zou men nog vaker willen

spreken over ethische kwesties (50%).In grafiek zes hieronder worden de resultaten weergegeven (zie

ook bijlage VI, tabel 6, p.95).

%

Grafiek 6. A= Op dit moment vind ik dat er over het eigen handelen, voldoende bewust wordt nagedacht. B= In de ideale situatie vind ik dat er vaker bewust moet worden

nagedacht over het eigen handelen. C= Op dit moment vind ik dat er voldoende gesproken wordt over ethische kwesties. D= In de ideale situatie vind ik dat er

meer gesproken moet worden over ethische kwesties

Page 32: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

31

Professioneel handelen

Momenteel gaat men goed om met gemaakte afspraken (53.6%). Toch vindt men in de ideale situatie

(42,8%) nog beter moet worden omgegaan met gemaakte afspraken.

De respondenten aan dat het binnen bureau NoorderRuimte ontbreekt aan structuur (75%). Het

overgrote deel van de junior medewerkers (78,5%) is het er over eens dat er in de ideale situatie

meer structuur aanwezig moet zijn. In grafiek zeven hieronder zijn de resultaten gevisualiseerd (zie

ook bijlage VI, tabel 7, p.96).

Grafiek 7. A= Op dit moment vind ik dat er goed wordt omgegaan met gemaakte afspraken. B= In de ideale situatie vind ik dat er beter moet worden omgegaan met

gemaakte afspraken. C= Op dit moment vind ik dat er voldoende structuur aanwezig is binnen kenniscentrum NoorderRuimte/ bureau NoorderRuimte. D= In de

ideale situatie vind ik dat er meer structuur aanwezig moet zijn binnen kNR/ bNR.

Lerende organisatie

De kennis die de afgelopen jaren is opgebouwd door kenniscentrum NoorderRuimte, is volgens de

respondenten niet goed toegankelijk (67,9%). Iedereen is het er over eens dat in de meest ideale

situatie, de opgebouwde kennis beter beschikbaar moet zijn. Men vindt echter wel dat bureau

NoorderRuimte genoeg inspeelt op actuele ontwikkelingen (60,7%).

In de ideale situatie geeft men aan (67,8%) dat er nog meer moet worden ingespeeld op actuele

ontwikkelingen. Grafiek acht hieronder geeft de resultaten weer (zie ook bijlage VI, tabel 8, p.96).

%

Grafiek 8. A= Op dit moment vind ik dat de opgebouwde kennis door kNR/ bNR goed toegankelijk is. B = In de ideale situatie vind ik dat de opgebouwde kennis door

kNR/ bNR beter toegankelijk moet zijn. C= Op dit moment vind ik dat kenniscentrum NoorderRuimte/ bureau NoorderRuimte inspeelt op actuele

ontwikkelingen. D= In de ideale situatie vind ik dat kNR/ bNR meer moet inspelen op actuele ontwikkelingen.

%

Page 33: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

32

Rangschikken waarden

Op de vraag welke waarde de junior medewerkers het belangrijkste vinden, antwoordde de grootste

groep junior medewerkers met lerende organisatie. Op een tweede plaats komt professioneel

handelen en op een derde plaats eindigt gelijkwaardigheid. In grafiek 9 hieronder een overzicht van

de gerangschikte waarden (zie ook bijlage VI, tabel 9, p.97/ p.98 en voor de berekening van de top 3

p. 99). Om te berekenen welke waarde als belangrijkste wordt ervaren, is er voor gekozen om per

waarde te kijken hoeveel medewerkers de waarde op positie 1, positie 2 etc. heeft gezet. De

uitkomsten zijn bij elkaar opgeteld en zo is de waarde met het minst aantal punten de belangrijkste

waarde. Op de verticale as zijn het aantal gegeven punten te vinden en op de horizontale as de

verschillende beleden waarden van bureau NoorderRuimte.

Punten aantal

Grafiek 9. Waarden gerangschikt van belangrijk (1) tot minst belangrijk(7).

6.1.1 Deelconclusie beleden waarden junior medewerkers

Gelijkwaardigheid ‘samenwerken met leren als doel’:

Huidige situatie: 63,3% vindt dat er momenteel geen gelijkwaardigheid heerst.

Ideale situatie: 71,4% vindt dat er meer gelijkwaardigheid zou moeten heersen.

Huidige situatie: 53,6% vindt dat er niet genoeg momenten zijn kennis te delen.

Ideale situatie: 78,6% wil meer momenten om kennis te delen.

Diversiteit als kracht:

Huidige situatie: 64,3% vindt dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om multidisciplinair samen te

werken.

Ideale situatie: 75% wil meer mogelijkheden om multidisciplinair samen te werken.

Huidige situatie: 71,4% geeft aan te weinig gebruik te maken van de disciplines om zich heen.

Ideale situatie: 82,1% wil meer gebruik maken van verschillende disciplines om zich heen.

Gemeenschapszin:

Huidige situatie: 53,6% vindt dat er onvoldoende betrokkenheid heerst tussen de medewerkers.

Ideale situatie: 85,7% wil meer betrokkenheid tussen de medewerkers.

Huidige situatie: 39,2% voelt zich onderdeel van de bNR community.

Ideale situatie: 89,3% vindt dat iedereen onderdeel van de bNR community moet zijn.

Page 34: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

33

Bedrijfsomgeving:

Huidige situatie: 89,3% vindt dat de werkomgeving geen bedrijfsmatig karakter heeft.

Ideale situatie: 68,6% wil dat de werkomgeving een groter bedrijfsmatig karakter krijgt.

Huidige situatie: 64,3% vindt dat er te weinig professionele werkplekken zijn.

Ideale situatie: 67,9% wil meer professionele werkplekken.

Duurzaamheid:

Huidige situatie: 64,3% vindt de projecten duurzaam.

Ideale situatie: 42,8% wil dat de projecten duurzamer worden.

Huidige situatie: 42,9% vindt dat er zorgvuldig wordt omgegaan met materialen.

Ideale situatie: 46,4% wil dat er zorgvuldiger wordt omgegaan met materialen.

Ethisch bewustzijn:

Huidige situatie: 50% vindt dat er bewust wordt nagedacht over het eigen handelen.

Ideale situatie: 57,1% wil dat er vaker wordt nagedacht over het eigen handelen.

Huidige situatie: 53,6% vindt dat er voldoende over ethische kwesties wordt gesproken.

Ideale situatie: 50% wil dat er vaker gesproken wordt over ethische kwesties.

Professioneel handelen:

Huidige situatie:53,6% vindt dat er goed wordt omgegaan met gemaakte afspraken.

Ideale situatie: 42,8% wil dat er beter wordt omgegaan met gemaakte afspraken.

Huidige situatie: 75% vindt dat het ontbreekt aan structuur binnen bNR.

Ideale situatie: 78,5% wil dat de structuur wordt vergroot binnen bNR.

Lerende organisatie:

Huidige situatie: 67,9% vindt dat de opgebouwde kennis niet goed beschikbaar is.

Ideale situatie: 100% wil dat de opgebouwde kennis beter beschikbaar is.

Huidige situatie: 60,7% vindt dat er goed wordt ingespeeld op actuele ontwikkelingen.

Ideale situatie: 67,8% wil dat er meer wordt ingespeeld op actuele ontwikkelingen.

De junior medewerkers vinden de beleden waarde ‘ lerende organisatie’ de meest belangrijke

waarde. Op een tweede plaats is geëindigd ‘professioneel handelen’ en op een derde plaats

‘gelijkwaardigheid’.

Page 35: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

34

6.2 Enquêteresultaten senior medewerkers

Gelijkwaardigheid ‘samenwerken met leren als doel’

De respondenten vinden dat zij niet genoeg samenwerken met de junior medewerkers (55%). In de

ideale situatie geven de respondenten aan dat ze meer willen samenwerken met junior medewerkers

(65%). Het grootste gedeelte (75%) vindt ook dat hij of zij niet genoeg feedback vraagt aan een junior

medewerker. In de ideale situatie wil de grootste groep (65%) meer feedback vragen aan de junior

medewerkers. In grafiek 10 hieronder zijn de resultaten weergegeven (zie ook bijlage VI, tabel 10,

p.100).

%

Grafiek 10. A= Op dit moment vind ik dat ik voldoende samenwerk met junior medewerkers B= In de ideale situatie vind ik dat ik meer moet samenwerken met junior

medewerkers. C= Op dit moment vind ik dat ik voldoende feedback vraag op mijn werkzaamheden aan junior medewerkers. D= In de ideale situatie vind ik dat

ik meer feedback moet vragen op mijn werkzaamheden aan junior medewerkers.

Diversiteit als kracht

Het overgrote deel van de respondenten (70%) is het erover eens dat er momenteel voldoende

disciplines actief zijn binnen bNR en kenniscentrum NoorderRuimte en men is neutraal gestemd over

het feit dat er meer disciplines aanwezig zouden moeten zijn (50%). De meerderheid (55%) stelt

echter ook dat zij op dit moment niet voldoende gebruik maken van de verschillende disciplines van

de verschillende mensen om zich heen, in de ideale situatie geeft 75% dit wel te willen gaan doen. In

grafiek 11 hieronder staan de resultaten weergegeven. (zie ook bijlage VI, tabel 11, p.100).

Grafiek 11. A= Op dit moment vind ik dat er voldoende mensen van verschillende disciplines aanwezig zijn. B= In de ideale situatie vind ik dat er meer mensen van

verschillende disciplines aanwezig moeten zijn.C= Op dit moment vind ik dat ik voldoende gebruik maak van de verschillende disciplines van de mensen om mij

heen. D= In de ideale situatie vind ik dat ik meer gebruik moet maken van mensen met verschillende disciplines.

%

Page 36: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

35

Gemeenschapszin

Onder de respondenten is de grootste groep het erover eens dat er voldoende onderlinge

betrokkenheid heerst tussen de verschillende medewerkers (70%). In de ideale situatie wil men

echter wel dat de onderlinge betrokkenheid vergroot wordt ten opzichte van de huidige situatie

(45%).De senior medewerkers vinden dat er momenteel niet genoeg informele contactmomenten

gepland zijn (55%) en de respondenten geven aan dat er in de ideale situatie meer informele

contactmomenten ingepland dienen te worden (70%). In grafiek 12 hieronder staan de resultaten

weergegeven (zie ook bijlage VI, tabel 12, p.101).

Grafiek 12. A= Op dit moment vind ik dat er voldoende onderlinge betrokkenheid heerst tussen alle medewerkers. B= In de ideale situatie vind ik dat er een grotere mate

van onderlinge betrokkenheid moet heersen tussen alle medewerkers. C= Op dit moment vind ik dat er voldoende informele contactmomenten zijn tussen alle

medewerkers D= In de ideale situatie vind ik dat er vaker informele contactmomenten moeten zijn tussen alle medewerkers.

Bedrijfsomgeving

40% van de medewerkers vindt de werkomgeving een bedrijfsmatig karakter hebben, terwijl een

andere 40% hier neutraal over is. Men is neutraal gestemd (60% over het feit over het bedrijfsmatige

karakter vergroot dient te worden. De grootste groep respondenten (75%) is van mening dat er niet

voldoende professionele werkplekken aanwezig zijn. De meerderheid van de respondenten willen in

de ideale situatie meer professionele werkplekken (70%). In grafiek 13 hieronder zijn de resultaten

weergegeven (zie ook bijlage VI, tabel 13, p.101).

Grafiek 13. A= Op dit moment vind ik dat mijn werkomgeving een bedrijfsmatig karakter heeft. B= In de ideale situatie vind ik dat mijn werkomgeving een sterker

bedrijfsmatig karakter moet hebben. C= Op dit moment vind ik dat er voldoende professionele werkplekken zijn. D= In de ideale situatie vind ik dat er meer

professionele werkplekken moeten zijn.

%

%

Page 37: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

36

Duurzaamheid

In de huidige situatie is men van mening dat de huidige projecten voldoende oog voor de toekomst

hebben (80%). In de ideale situatie is de grootste groep (60%) neutraal gestemd over het feit dat

projecten nog meer oog voor de toekomst moeten hebben. 35% van de respondenten vindt dat er

zorgvuldig met de materialen wordt omgegaan terwijl een andere 35% dit niet het geval vindt. In de

ideale situatie vindt 45% vindt dat er beter moet worden omgegaan met de materialen terwijl een

andere 45% neutraal van stem is. Grafiek 14 hieronder geeft de resultaten weer (zie ook bijlage VI,

tabel 14, p.102).

Grafiek 14. A= Op dit moment vind ik dat de projecten die worden uitgevoerd voldoende oog hebben voor de toekomst. B= In de ideale situatie vind ik dat de projecten die

worden uitgevoerd meer oog voor de toekomst moeten hebben. C= Op dit moment vind ik dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de materialen die we tot

onze beschikking hebben. D= In de ideale situatie vind ik dat er zorgvuldiger moet worden omgegaan met de materialen die we tot onze beschikking hebben.

Ethisch bewustzijn

De groep respondenten vindt dat er voldoende wordt nagedacht over het eigen handelen binnen de

organisatie (40%). In de ideale situatie wil 60%, dat er vaker wordt nagedacht over eigen handelen.

De respondenten (70%) zijn het er over eens dat er momenteel niet genoeg gesproken wordt over

ethische kwesties en 75% wil dat er in de ideale situatie vaker gesproken wordt over deze kwesties.

Grafiek 15 hieronder geeft de resultaten weer (zie ook bijlage VI, tabel 15, p.102).

Grafiek 15. A= Op dit moment vind ik dat er voldoende bewust wordt nagedacht over het eigen handelen. B= In de ideale situatie vind ik dat er vaker bewust moet worden

nagedacht over het eigen handelen. C= Op dit moment vind ik dat er voldoende gesproken wordt over ethische kwesties. D= In de ideale situatie vind ik dat er

meer moet worden gesproken over ethische kwesties.

%

%

Page 38: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

37

Professioneel handelen

De senior medewerkers zijn gelijkgestemd over het feit dat er momenteel goed wordt omgegaan met

gemaakte afspraken (90%). In de ideale situatie is men neutraal gestemd over het feit dat er beter

moet worden omgegaan met afspraken (65%). De grootste groep medewerkers (40%) is van mening

dat men zich bewust is van zijn of haar rol binnen het kenniscentrum. Toch hopen de senior

medewerkers (50%) dat men zich bewuster van hun rol wordt. Zie grafiek 16 hieronder voor de

resultaten (zie ook bijlage VI, tabel 16, p.103).

Grafiek 16. A= Op dit moment vind ik dat er goed wordt omgegaan met gemaakte afspraken. B= In de ideale situatie vind ik dat er beter moet worden omgegaan met

gemaakte afspraken. C= Op dit moment vind ik dat mensen zich bewust zijn van hun rol binnen kenniscentrum NoorderRuimte/ bureau NoorderRuimte. D= In

de ideale situatie vind ik dat mensen zich meer bewust moeten zijn van hun rol binnen kenniscentrum NoorderRuimte/ bureau NoorderRuimte.

Lerende organisatie

In de huidige situatie is men van mening dat er niet voldoende kennis wordt gedeeld (70%)en in de

ideale situatie vindt 85% dat er meer kennis gedeeld moet worden. 70% vindt dat de opgebouwde

kennis door het kenniscentrum niet goed toegankelijk is en dat de vooraf opgebouwde kennis beter

toegankelijk moet zijn (90%). Grafiek 17 hieronder geeft de resultaten weer (zie ook bijlage VI, tabel

17, p.104).

Grafiek 17. A= Op dit moment vind ik dat er voldoende kennis wordt gedeeld. B= In de ideale situatie vind ik dat er meer kennis moet worden gedeeld. C= Op dit moment

vind ik dat opgebouwde kennis door kenniscentrum NoorderRuimte/ bureau NoorderRuimte goed toegankelijk is. D= In de ideale situatie vind ik dat de

opgebouwde kennis door kenniscentrum NoorderRuimte/ bureau NoorderRuimte beter toegankelijk moet zijn.

%

%

Page 39: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

38

Rangschikken waarden

De senior medewerkers hebben ook een top drie samengesteld van de waarden. Het begrip lerende

organisatie werd verkozen tot het belangrijkste begrip. Op een tweede plaats staat het begrip

professioneel handelen en op een derde plaats eindigde het begrip gelijkwaardigheid samen met

diversiteit als kracht.. In grafiek 18 hieronder een overzicht van de gerangschikte waarden (zie ook

bijlage VI, tabel 18, p.105/ p.106 en voor de berekening van de top 3 p.107).

Punten aantal

Grafiek 18. Waarden gerangschikt van belangrijk (1) tot minst belangrijk(7).

6.2.1 Deelconclusie beleden waarden senior medewerkers

Gelijkwaardigheid ‘samenwerken met leren als doel’:

Huidige situatie: 55% vindt dat hij of zij niet genoeg samenwerkt met junior medewerkers.

Ideale situatie: 65% wil meer samenwerken met junior medewerkers.

Huidige situatie: 75% vindt dat hij of zij te weinig feedback vraagt aan junior medewerkers.

Ideale situatie: 65% wil meer feedback vragen.

Diversiteit als kracht:

Huidige situatie: 70% vindt dat er voldoende disciplines aanwezig zijn.

Ideale situatie: 50% is neutraal over het feit dat er meer disciplines moeten komen.

Huidige situatie: 55% vindt dat hij of zij te weinig gebruikt maakt van verschillende disciplines.

Ideale situatie: 75% wil vaker gebruik maken van andere disciplines.

Gemeenschapszin:

Huidige situatie: 70% vindt dat er voldoende betrokkenheid heerst.

Ideale situatie: 45% vindt dat er meer betrokkenheid moet heersen.

Huidige situatie: 55% vindt dat er te weinig informele contactmomenten zijn.

Ideale situatie: 70% wil meer informele contactmomenten.

Bedrijfsomgeving:

Huidige situatie: 40% vindt dat de werkomgeving een bedrijfsmatig karakter heeft, 40% is neutraal.

Ideale situatie: 60% is neutraal gestemd over het feit dat de werkomgeving een groter bedrijfsmatig

karakter zou moeten krijgen.

Page 40: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

39

Huidige situatie: 75% vindt dat er niet genoeg professionele werkplekken zijn.

Ideale situatie: 70% wil meer professionele werkplekken.

Duurzaamheid:

Huidige situatie: 80% vindt dat de projecten oog voor de toekomst hebben.

Ideale situatie: 60% is neutraal gestemd over het feit dat projecten meer oog voor de toekomst

moeten krijgen.

Huidige situatie: 35% vindt dat er zorgvuldig wordt omgegaan met materialen terwijl een andere 35%

dit niet het geval vindt.

Ideale situatie: 45% wil dat er zorgvuldiger wordt omgegaan terwijl een andere 45% hier neutraal

over gestemd is.

Ethisch bewustzijn:

Huidige situatie: 40% vindt dat er voldoende wordt nagedacht over het eigen handelen.

Ideale situatie: 60% wil dat er meer wordt nagedacht over het eigen handelen.

Huidige situatie: 70% vindt dat er niet genoeg wordt gesproken over ethische kwesties.

Ideale situatie: 75% wil dat er meer gesproken gaat worden over ethische kwesties

Professioneel handelen:

Huidige situatie: 90% vindt dat er goed wordt omgegaan met gemaakte afspraken.

Ideale situatie: 65% wil dat er beter wordt omgegaan met gemaakte afspraken.

Huidige situatie: 40% denkt dat men zich bewust is van zijn of haar rol.

Ideale situatie: 50% wil dat men zich bewuster wordt van zijn of haar rol.

Lerende organisatie:

Huidige situatie: 70% vindt dat er niet voldoende kennis wordt gedeeld.

Ideale situatie: 85% wil meer kennis delen.

Huidige situatie: 70% vindt de opgebouwde kennis niet goed toegankelijk.

Ideale situatie: 90% wil dat de opgebouwde kennis beter toegankelijk is.

De senior medewerkers vinden de beleden waarde ‘ lerende organisatie’ de meest belangrijke

waarde. Op een tweede plaats is geëindigd ‘professioneel handelen’ en op een derde plaats

‘gelijkwaardigheid’ en ‘Diversiteit als kracht’.

Page 41: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

40

7 Conclusie In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken op basis van de resultaten, zoals beschreven in de

vorige hoofdstukken. In de eerste paragraaf worden conclusies getrokken uit de belangrijkste

bevindingen uit de literatuur. De conclusie van het onderzoek naar de huidige organisatiecultuur

komt in paragraaf twee aan bod. In de derde paragraaf zijn de conclusies betreffende de gewenste

organisatiecultuur te vinden. De hoofdvraag van dit onderzoek wordt beantwoord in de vierde en het

hoofdstuk eindigt de discussie in paragraaf vijf.

7.1 Literatuur

Op basis van het literatuuronderzoek kan er worden geconcludeerd dat er veel geschreven is over

organisatiecultuur. De theorie van Edgar H. Schein omtrent het in kaart brengen van de

organisatiecultuur, is gekozen binnen dit onderzoek. Na een uitgebreide literatuurstudie blijkt dat hij

de cultuur ziet als de som van gemeenschappelijke en vanzelfsprekende veronderstellingen.

Geconcludeerd kan worden dat hij van waarden uitgaat die door de organisatie zelf zijn opgesteld en

deze waarden blijken een belangrijk onderdeel te vormen van de organisatiecultuur. Volgens de

theorie van Schein bestaat een organisatiecultuur uit drie verschillende niveaus, namelijk; de

artefacten, de beleden waarden en de onderliggende basisveronderstellingen. In de literatuur

worden diverse manieren benoemd om een organisatiecultuur in kaart te brengen. Veel

onderzoekers gebruiken een vooraf opgestelde vragenlijst. De vragen uit deze gestandaardiseerde

vragenlijsten zijn niet allemaal even relevant voor de desbetreffende organisatie. Edgar H. Schein

levert met zijn theorie ‘maatwerk’ voor een organisatie, omdat hij onderzoek doet met waarden die

vanuit de organisatie zijn opgesteld en daardoor specifiek en relevant zijn. Door de beleden waarden

als belangrijk uitgangspunt te nemen, is er gewerkt met waarden die actueel zijn binnen de

organisatie. De uitkomsten van de persoonlijke betekenissen van de medewerkers betreffende de

beleden waarden zijn meegenomen naar de enquêtes. De enquêtes zijn ook een vorm van maatwerk,

omdat deze vragen opgesteld zijn aan de hand van de uitkomsten van de interviews die gehouden

zijn. Het houden van interviews vormt een belangrijk onderdeel voor het ontdekken van de

organisatiecultuur volgens Schein.

Er zijn visies opgesteld door bureau NoorderRuimte betreffende; leren, kennisontwikkeling en

persoonlijke ontwikkeling zoals te lezen in hoofdstuk 4, paragraaf 4. De belangrijkste conclusie is dat

iedereen binnen bNR dient te erkennen dat hij of zij nog iedere dag leert. Samenwerken in

multidisciplinaire teams en interactie tussen de junior en senior medewerkers zijn daarbij de

belangrijkste pijlers. Vanuit deze twee pijlers ontstaat de kennisontwikkeling en kennisdeling binnen

bureau NoorderRuimte.

7.2 Huidige organisatiecultuur junior medewerkers

Uit dit onderzoek is gebleken dat er binnen bureau NoorderRuimte duidelijk sprake is van twee

subculturen, namelijk de junior en senior medewerkers. Dit blijkt uit de verschillende interpretaties

van de beleden waarden door de junior en senior medewerkers. Het verschil wordt tevens verklaard

door het verschil in functie. In de literatuur van Schein worden de subculturen verklaard door het

verschil in functie. Op het niveau van de artefacten kan onder andere geconcludeerd worden dat er

momenteel geen logo bestaat voor bureau NoorderRuimte. Tevens kan er worden geconcludeerd dat

er een slecht klimaat heerst, dat er te weinig professionele werkplekken zijn, dat er een informele

sfeer hangt en dat er flexibele werktijden zijn.

Page 42: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

41

Op het tweede organisatiecultuurniveau (de beleden waarden) is een van de belangrijkste conclusies,

dat 63,3% van de junior medewerkers zich niet gelijkwaardig voelen aan de senior medewerkers. In

de beleden waarden die opgesteld zijn door bureau NoorderRuimte staat duidelijk vermeld dat

iedereen gelijkwaardig zou moeten zijn, maar men voelt dat op dit moment niet zo. Daarnaast zijn er

volgens 53,6% van de junior medewerkers te weinig momenten om kennis te delen met senior

medewerkers. Betreffende multidisciplinaire samenwerking kan er worden geconcludeerd, dat er

volgens 64,3% op dit moment niet genoeg mogelijkheden worden geboden om multidisciplinair

samen te werken. Een belangrijke doelstelling van bureau NoorderRuimte die te lezen is in de

toelichting op de beleden waarden, is dat er geleerd moet worden om samen te werken met

verschillende disciplines. Een andere conclusie die getrokken kan worden is dat 71,4% vindt dat hij of

zij te weinig gebruik maakt van de aanwezige verschillende disciplines binnen bureau NoorderRuimte.

De onderlinge betrokkenheid is volgens 53,6% van de junior medewerkers onvoldoende. Wel is 53,6%

tevreden over de manier waarop er met gemaakte afspraken wordt omgegaan.

Dit onderzoek toont aan dat 64,3% van de junior medewerkers vindt dat er onvoldoende

professionele werkplekken zijn en dat 89,3% vindt dat de werkomgeving geen bedrijfsmatig karakter

heeft. In de beleden waarden die opgesteld zijn door bureau NoorderRuimte staat dat het

functioneren binnen bNR wel een bedrijfsmatig karakter zou moeten hebben.

64,3% van de junior medewerkers zijn tevreden over het duurzame karakter van bureau

NoorderRuimte en 53,6% vindt dat er aan genoeg over ethische kwesties wordt gesproken. Een

andere belangrijke conclusie is dat het volgens 75% van de junior medewerkers momenteel ontbreekt

aan structuur binnen bNR en ook dat de opgebouwde kennis volgens 67,9% niet goed beschikbaar is.

7.2.1 Huidige organisatiecultuur senior medewerkers

Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd, dat er volgens 55% van de senior

medewerkers niet genoeg wordt samengewerkt met junior medewerkers. Daarnaast vindt 75% van

de senior medewerkers dat hij of zij niet genoeg feedback vraagt aan junior medewerkers. In de

beleden waarden van bureau NoorderRuimte is te lezen dat het belangrijk is dat men samenwerkt en

van elkaar leert, omdat dit een meerwaarde betekend voor het bouwen kennis. Op dit moment is dit

dus zeker niet optimaal. Dit onderzoek toont aan dat evenals de junior medewerkers, de senior

medewerkers (55%) te weinig gebruik maken van de kennis van andere disciplines. De onderlinge

betrokkenheid is van een voldoende niveau, maar volgens 55% zijn er te weinig informele contact

momenten. De senior medewerkers (70%) hebben de behoefte om vaker te spreken over ethische

kwesties. Volgens 90% van de medewerkers wordt er goed omgegaan met gemaakte afspraken. Er

zijn volgens 75% van de senior medewerkers te weinig professionele werkplekken. De opgebouwde

kennis door het kenniscentrum is volgens 70% niet goed toegankelijk.

7.3 Gewenste organisatiecultuur junior medewerkers

Geconcludeerd kan worden dat op het artefacten niveau moet worden ingegrepen betreffend het

klimaat binnen de ruimte, de rumoerigheid en de inrichting van de ruimte. Uit dit onderzoek is

gebleken dat er in de ideale situatie, volgens 71,4% meer gelijkheid zou moeten heersen tussen de

junior en senior medewerkers en 53,6% wil dat er meer momenten worden ingepland om kennis te

kunnen delen. Een belangrijke conclusie die getrokken kan worden op basis van dit onderzoek, is dat

er in de ideale situatie volgens 64,3% van de junior medewerkers, meer multidisciplinair

samengewerkt moet kunnen worden. Ook wil maar liefst 82,1% van de medewerkers meer gebruik

maken van de verschillende disciplines om hen heen. 85,7% van de junior medewerkers hoopt dat in

de ideale situatie de onderlinge betrokkenheid vergroot is.

Page 43: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

42

Volgens 67,9% moet het aantal professionele werkplekken t toenemen en 68,6% wil dat de

werkomgeving een groter bedrijfsmatig karakter krijgt.

Geconcludeerd kan worden dat volgens 78,5% de structuur vergroot moet worden en dat er meer

gesproken dient te worden over ethische kwesties (50%). 100% van de medewerkers wil dat de

opgebouwde kennis beter toegankelijk is dan dat het nu het geval is.

7.3.1 Gewenste organisatiecultuur senior medewerkers

Geconcludeerd kan worden dat in de gewenste situatie de interactie tussen junior en senior

medewerkers sterk verbeterd is. 65% van de senior medewerkers wil meer gaan samenwerken met

junior medewerkers en 65% wil meer feedback gaan vragen aan junior medewerkers. Ook gaat 75%

van de senior medewerkers vaker gebruik maken van de verschillende disciplines om hen heen.

Geconcludeerd kan worden dat 70% van de senior medewerkers meer informele contact momenten

wil. Het aantal professionele werkplekken moet volgens 70% toenemen vergeleken met het aantal

nu. Een grote groep (75%) wil vaker spreken over ethische kwesties en 90% van de senior

medewerkers wil dat de opgebouwde kennis beter toegankelijk is.

7.3.2 Rangschikken waarden

Dit onderzoekt toont aan dat zowel de junior als de senior medewerkers dezelfde drie waarden het

belangrijkst vinden. Op de eerste plaats is dat de ‘lerende organisatie’, op de tweede plaats

‘professioneel handelen’ en als derde eindigde ‘gelijkwaardigheid’. Bij de senior medewerkers zijn

twee begrippen op de derde plaats geëindigd, naast ‘gelijkwaardigheid ‘is dit ‘diversiteit als kracht’.

Page 44: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

43

7.4 Antwoord op hoofdvraag

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt:

Dit onderzoek toont aan dat er een aantal zaken binnen bureau NoorderRuimte nog niet zo gaan als

dat men zou willen. Door het grote verschil tussen de antwoorden binnen de huidige situatie en de

antwoorden die gegeven zijn betreffende de ideale situatie, kan geconcludeerd worden dat bNR een

organisatie is die nog aan het leren is. De organisatiecultuur ondersteund de visie van bureau

NoorderRuimte niet in zijn geheel.

Een van de belangrijkste bevindingen is dat de junior medewerkers zich op dit moment niet

gelijkwaardig voelen ten opzichte van de senior medewerkers, terwijl gelijkwaardigheid een

belangrijke waarde is van bureau NoorderRuimte. Er is op dit moment onvoldoende interactie tussen

deze twee disciplines en dit correspondeert niet met de visie op leren (paragraaf 4.4). De interactie

tussen de junior en senior medewerkers zou juist de unieke COL (community of learners) bevorderen,

maar op dit moment is dit niet het geval. Op dit moment maken medewerkers niet genoeg gebruik

van medewerkers met verschillende disciplines, waardoor men minder kennis vergaart dan dat

mogelijk is. Doordat de interactie niet optimaal is en doordat men niet genoeg gebruik maakt van

verschillende disciplines, zijn er minder feedback momenten die de persoonlijke professionele

ontwikkeling zou moeten ondersteunen.

Bureau NoorderRuimte streeft een professionele cultuur na, maar uit de resultaten blijkt dat dit nog

niet is bereikt. Er zijn te weinig professionele werkplekken, men weet de reeds opgebouwde kennis

niet te vinden en volgens maar liefst 75% van de junior medewerkers heerst er te weinig structuur.

De waarde; lerende organisatie, die door zowel de junior als senior medewerker als belangrijkste

waarden wordt ervaren, heeft volledig betrekking op de organisatie bNR. Er zijn nog genoeg zaken

waar men verbeteringen kan doorvoeren en daarom is bNR een organisatie die leert.

7.5 Discussie

Binnen dit onderzoek is er alles aan gedaan om zowel de betrouwbaarheid als de validiteit te

bewaken, toch kunnen er een paar kanttekeningen geplaatst worden. Als eerste is dit het aantal

respondenten van de senior medewerkers. De enquête is slechts ingevuld door iets minder dan de

helft van de senior medewerkers. Dit kan er mee te maken hebben dat men zich niet betrokken voelt

bij de ontwikkeling van bNR of dat men het eenvoudig weg te druk heeft gehad om de enquête in te

vullen. Een tweede punt is dat er binnen dit onderzoek uit wordt gegaan van de theorie van Edgar H.

Schein, die aangeeft dat een organisatiecultuur uit drie verschillende niveaus bestaat. Binnen dit

onderzoek zijn er slechts twee van de drie niveaus onderzocht, omdat voor het derde

organisatiecultuurniveau de organisatie nog niet lang genoeg bestaat. De organisatiecultuur moet

zich ontwikkelen en over een aantal jaren zal ook het derde niveau, de onderliggende

basisveronderstellingen, aanwezig zijn binnen de organisatie.

De combinatie van zowel kwalitatief onderzoek als kwantitatief onderzoek (triangulatie) is een sterk

punt van dit onderzoek, omdat de output van het kwalitatieve onderzoek de input is geweest voor

het kwantitatieve onderzoek.

In hoeverre ondersteunt de huidige organisatiecultuur de visie die Bureau NoorderRuimte

voor ogen heeft, volgens de junior en senior medewerkers?

[Cite your source here.]

Page 45: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

44

Vervolgonderzoek

Naar aanleiding van dit onderzoek, is het doen van een vervolg onderzoek een serieuze optie. De

organisatie zal na dit halfjaar een uitgebreide reflectie en analyse toepassen. De uitkomsten van dit

onderzoek bieden daar handvatten voor. Het zal uitermate interessant zijn om te onderzoeken of de

‘knelpunten’ die geconstateerd zijn, in een later stadium verholpen zijn.

Wanneer er een vervolgonderzoek worden uitgevoerd, dient de nadruk weer op de cultuur waarden

van bNR te liggen. De methode die tijdens dit onderzoek is toegepast zal herhaald kunnen worden.

Momenteel beschikt bNR nog niet over alle drie de cultuurniveaus die de theorie van Schein

beschrijft, maar over drie jaar is dit wel het geval. De organisatie heeft dan meerdere semesters

gedraaid en als het goed is heeft de organisatie enkele successen geboekt met verschillende

onderzoeksuitkomsten.

De interpretatie van de verschillende waarden zijn waarschijnlijk geheel verschillend vergelijkend met

de huidige uitkomsten. Er zal een vergelijking gemaakt kunnen worden tussen dit eerste semester en

het semester waarin het vervolgonderzoek wordt uitgevoerd.

Page 46: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

45

8 Aanbevelingen Op basis van de onderzoekresultaten worden binnen dit hoofdstuk aanbevelingen geschreven aan

bureau NoorderRuimte. De volgorde van de aanbevelingen zijn gebaseerd op de conclusies uit

hoofdstuk 7. De aanbevelingen zijn geschreven ten behoeve van de verdere ontwikkeling van bureau

NoorderRuimte.

Creëren logo

Zorg voor een origineel en inspirerend logo voor bureau NoorderRuimte. Momenteel bestaat er geen

logo en wordt er onder het logo van het kenniscentrum geopereerd. Om de naamsbekendheid te

vergroten en om de zichtbare kant van een organisatiecultuur te weerspiegelen, moet er een logo

komen voor bNR. Bij het kiezen van een logo is het prettig wanneer er vergelijkingsmateriaal

beschikbaar is. Er zijn meerdere opties mogelijk wanneer een logo gecreëerd dient te worden. De ene

optie is een goedkoper dan de andere.

De mogelijkheid bestaat om een logo te laten ontwerpen door een bedrijf. Het bedrijf levert een logo

af die zo goed mogelijk voldoet aan de wensen van bureau NoorderRuimte. Na diverse bedrijven te

hebben gegoogled, is het bedrijf ‘Logohuis’ met de website: www.logohuis.com een van de

goedkoopste opties.

Kosten:

de kosten voor het creëren van een logo bedragen bij dit bedrijf: €79,- dit is exclusief BTW.

De BTW bedraagt 21% en dus €16,59. De totale kosten bedragen in totaal €95,59. Voor dit bedrag

wordt er één logo gecreëerd.

Een andere optie is om een wedstrijd te starten betreffende het creëren van een logo op de website:

http://www.wannalogo.nl/. Meerdere grafische ontwerpers ontwerpen een logo en bureau

NoorderRuimte kan zelf bepalen welke het uiteindelijke logo wordt. Er kan op de website een

wedstrijd worden gestart en het budget kan zelf bepaald worden. Het gemiddelde wat aan een logo

gespendeerd wordt op die website is €250, -. De kosten liggen bij deze optie aanzienlijk hoger maar

er is wel vergelijkingsmateriaal aanwezig bij de keuze van het logo.

Professionele werkplek

Een aanvulling op het creëren van meer professionele werkplekken, is door het meubilair te

verbeteren. De bureaustoelen dienen te voldoen aan NEN-EN 1335 (betreffende de maatvoering van

een bureaustoel) en de werktafels/ bureaus dienen te voldoen aan NEN 2449 (afmetingen en

uitvoering van werktafels). Beide houden rekening met ergonomische uitgangspunten, waardoor een

optimale zit –werk houding gecreëerd kan worden. Zorg ervoor dat de medewerkers ook weten hoe

de stoelen en tafels versteld moeten worden, want dit is in de praktijk vaak niet het geval. Binnen

bNR is het nieuwe werken van toepassing, niemand heeft een eigen werkplek. Daarom is het

uitermate verstandig om de medewerker van een ergonomische werkplek te voorzien.

Kosten:

Bureaustoelen: op de website http://www.comforto-bureaustoel.nl/ zijn bureaustoelen te koop die

voldoen aan de juiste eisen. Zij zijn tevens marktleider binnen deze branche. De goedkoopste

bureaustoel kost €200,- incl. BTW. De duurste en volgens de website ‘de beste’ stoel kost: €834,- incl.

BTW. Het verschil in prijs zit in het comfort en in de mogelijkheden om de stoel af te stellen naar de

persoonlijke eisen.

Page 47: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

46

Werktafel/bureau: de website: http://www.inofec.nl is groot aanbieder van werktafels/ bureaus die

voldoen aan de juiste eisen. Het goedkoopste bureau kost €173,50 excl. BTW. De totaalprijs inclusief

BTW bedraagt €209,94. Het duurste bureau kost €329,50 excl. BTW. De totaalprijs inclusief BTW

bedraagt €398,70. De verschillende prijzen worden veroorzaakt door het feit dat het ene bureau met

de hand ingesteld dient te worden, terwijl het andere bureau elektrisch ingesteld kan worden.

Momenteel zijn er 30 werkplekken aanwezig, dus de totale kosten voor alle werkplekken binnen

bureau NoorderRuimte bedragen (uitgaande van de goedkoopste optie):

30*€200,- + 30*€209,94 = €12298,20 incl. BTW.

Baten:

Wanneer de keuze valt op ergonomische werkplekken, dan wordt de kans op ongelukken, letsel of

andere beroepsziekten tot een minimum beperkt. De werkplekken zorgen voor betere resultaten van

de werknemers en dit zorgt er voor dat de productiviteit toe zal nemen. Ook zorgen ergonomische

werkplekken ervoor dat werknemers langer op de werkvloer aanwezig zijn, omdat de

werkzaamheden worden uitgevoerd onder een hoog comfort gehalte (MVKHopleiding, 2013).

Daarnaast is het wettelijk verplicht volgens artikel 5.4 van de ARBO wet, dat de werkplekken dienen

te voldoen aan ergonomische eisen. Wanneer de werkplekken niet voldoen kan er bij een eventuele

inspectie een financiële sanctie worden opgelegd door het ministerie van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid.

Permanente bedrijfsborrel

Plan één keer in de twee weken een bedrijfsborrel. Maak een budget vrij om deze borrel te kunnen

organiseren. Een bedrijfsborrel is een ideale gelegenheid om op een informele manier kennis te

delen. Het kennisdelen zal toenemen door de borrel. Het afgelopen jaar is op initiatief van drie junior

medewerkers, twee maal een borrel georganiseerd. Het doel is om de onderlinge betrokkenheid

tussen de werknemers te vergroten. De interactie tussen de disciplines zal toenemen en dit resulteert

in betere samenwerking. Ook zal deze bijdragen aan het gelijkwaardigheidgevoel dat op dit moment

niet optimaal is binnen bureau NoorderRuimte.

Kosten:

De kosten voor het organiseren van de borrel, bedroegen de eerste keer € 83,78 excl. BTW en de

tweede keer € 103,80 excl. BTW. De totaalprijs inclusief BTW bedroeg de eerste keer €83,78*1,21 =

€101,37 en de tweede keer €103,80*1,21= €125,60.

De gemiddelde kosten voor het organiseren van een borrel bedragen: €101,37+€125,60=€226,97.

€226,97/2= €113,49 inclusief BTW.

Wanneer iedere twee weken een borrel wordt georganiseerd, dan betekend dat de borrel in een half

jaar 12x zal plaatsvinden. Het totaalbedrag bedraagt dan: 12*€113,49= 1361,82 inclusief BTW.

Verplicht stellen multidisciplinaire teams binnen het onderzoek

Zorg dat iedere junior medewerker binnen zijn onderzoek multidisciplinair kan samenwerken.

Momenteel worden enkele onderzoeken solo uitgevoerd. Wanneer aan het begin van de periode

wordt verplicht dat men in multidisciplinaire groepen samenwerkt aan een onderzoek (waarbij

iedereen werkt aan zijn eigen werk maar elkaar wel nodig heeft,) zal de toegevoegde waarde van de

junior medewerkers toenemen. Men zal meer gebruik maken van de verschillende disciplines van de

verschillende mensen en dit zal resulteren in het feit dat de kennis die men op doet tijdens het

afstudeertraject binnen bureau NoorderRuimte zal worden vergroot. Het multidisciplinair

samenwerken, zorgt voor meer interactie en meer kennisdeling.

Page 48: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

47

Vergroten van de structuur

Zorg voor meer structuur binnen bureau NoorderRuimte. De junior medewerkers (75%) vinden dat er

momenteel onvoldoende structuur heerst. Het vergroten van de structuur zal voor meer duidelijkheid

zorgen binnen de organisatie. De structuur kan vergroot worden door:

Het aantal fte te verhogen. Momenteel wordt er 1,3 fte (1,3*38= 49,4 uren) ingezet voor

bureau NoorderRuimte en dat moet worden verhoogd naar 2 fte (2*38= 76 uren). Het aantal

extra uren kan worden verdeeld over het vaste team van bureau NoorderRuimte.

Kosten:

Het gemiddelde uurtarief van een werknemer binnen bureau NoorderRuimte is €50,-. Het aantal uren

die de verhoging van het fte met zich mee brengen, bedragen: 26,6.

Per week bedragen de extra kosten: 26,6*€50= €1330,-.

De extra kosten op jaarbasis bedragen: €1330*52= €69160 excl. BTW. De totale extra kosten inclusief

BTW bedragen: €69169*1,21= €83694,50.

Baten:

De kwaliteit van de begeleiding binnen bureau NoorderRuimte zal enorm verbeteren. Momenteel

heeft het vaste team vaak weinig tijd om junior medewerkers te begeleiden. Door de extra uren zal

de kwaliteit van de output van de junior medewerkers toenemen en zal de toegevoegde waarde van

de student in het uiteindelijke werkveld vergroot worden.

Duidelijkheid verschaffen tijdens sollicitatiegesprekken. Wees tijdens de sollicitatiegesprekken

duidelijk over de wederzijdse verwachtingen. Wanneer beide partijen het

verwachtingspatroon uitspreken, kan daar een mogelijk akkoord op gegeven worden.

Wanneer voor beide partijen de wederzijdse verwachtingen helder zijn, zal dit resulteren in

een grotere onderlinge betrokkenheid en zal dit de structuur vergroten.

Databank creëren

De onderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd en de opgebouwde kennis dienen in een

overzichtelijk databank beschikbaar te zijn voor alle medewerkers. Het wiel hoeft niet opnieuw

uitgevonden te worden en door het goed toegankelijk maken van data kan men zich snel en

gemakkelijk nieuwe kennis toe eigenen. Iedere werknemer krijgt toegang doormiddel van een

wachtwoord. Ook de huidige werknemers dienen opgenomen te worden in de databank, zodat men

kan zien wie welk onderzoek uitvoert. Men kan op deze manier sneller gebruik maken van iemand

zijn expertise.

Page 49: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

48

Referenties

Alblas, G., & Wijsman, E. (2009). Gedrag in organisaties. Groningen: Wolters.

Baarda, D., & De Goede, M. (2000). Methoden en technieken. Praktische handleiding voor het

opzetten en uitvoeren van onderzoek. Houten: Stenfert Kroese.

Cameron, K. S., & Quinn, R. E. (2011). Onderzoeken en veranderen van organisatiecultuur. Den Haag:

Sdu Uitgevers.

De Maat, C. D. (2004). Mensen maken het verschil 'De relatie tussen persoonlijkheid,waarden en

organisatiecultuur'. Assen: Koninklijke Van Gorcum.

Emans, B. (2002). Interviewen. Groningen: Wolters-Noordhoff.

ergonomiespecialist. Opgehaald van:

http://www.ergonomiespecialist.nl/subpages.php?f=racozijnsen&pageid=29812

Geraadpleegd op 26 mei 2013

Fischer, T., & Julsing, M. (2009). Onderzoeksvaardigheden. Groningen: Noordhoff Uitgevers bn.

Goor, J. v. (2011). Hartelijk georganiseerd 'organisatiecultuur begrijpen en ontwikkelen'. Den Haag:

Sdu uitgevers bv.

Grit, R. (2011). Projectmanagement. Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V.

Hanze kenniscentrum NoorderRuimte. Opgehaald van:

http://www.hanze.nl/home/Onderzoek/Kennisportal/Kenniscentra/Kenniscentrum+Gebieds

ontwikkeling+NoorderRuimte/ Geraadpleegd op 18 april 2013

Hekman, E., Boer, S. d., & Post, M. (2011). Een visiedocument voor een inspirerende

leerwerkomgeving. Groningen.

Hofstede, G. J., Pedersen, P. B., & Hofstede, G. (2004). Werken met cultuurverschillend. Amsterdam:

Business Contact.

Kempen, P., & Keizer, J. (2011). Competent afstuderen en stagelopen, Een advieskundige benadering.

Groningen: Noordhoff Uitgevers.

Page 50: Organisatiecultuur: 'de binnenkant van een organisatie

49

Logohuis. Opgehaald van: http://www.logohuis.com/ Geraadpleegd op 1 juli 2013

Marktonderzoek. Opgehaald van: http://www.allesovermarktonderzoek.nl/Steekproef-

algemeen/steekproefcalculator. Geraadpleegd op 1 juli 2013

Meuijen, J. J. (1996). Organisatiecultuur en organisatieklimaat. De ontwikkeling van een

meetinstrument op basis van het 'competing values' model. Amsterdam: Jaap J. van Meuijen.

MVKHopleiding. Opgehaald van: http://www.mvkhvkopleiding.nl/artikelen/optimaal-presteren-met-

ergonomische-werkplek/ Geraadpleegd op 1 juli 2013

Quinn, R. (1988). Beyond Rational Management: Mastering the paradoxes and Competing Demands

of High Performance. San Francisco: Jossey-Bass.

Sanders, G., & Neuijen, B. (1999). Bedrijfscultuur: Diagnose en beinvloeding. Assen: Van Gorcum &

Comp. B.V.

Schein, E. H. (2001). De bedrijfscultuur als ziel van de onderneming; zin en onzin over

cultuurverandering. Schiedam: Scriptum.

Schein, E. H. (2010). Organizational culture and leadership (4th ed.). San Francisco: Jossey-Bass.

SIFM. (2012). Handleiding afstudeertraject en afstudeerportfolio. Groningen: HanzeHogeschool.

Van Muijen, J., Koopman, K., & De Witte, K. (1996). Focus op de organisatiecultuur. Schoonhoven:

Academic Service.

Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek? Den Haag: Boom onderwijs.

Wannalogo. Opgehaald van: http://www.wannalogo.nl/ Geraadpleegd op 2 juli 2013

Xplorelab. Opgehaald van: Xplorelab: http://www.xplorelab.drenthe.nl/xplorelab/ Geraadpleegd op

19 april 2013.