Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

30
De bomen en het bos Rede uitgesproken door Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard

Transcript of Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Page 1: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Debomenenhetbos

Rede uitgesproken door

Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard

Page 2: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

‘Het kan verkeren’ (G.A. Bredero, 1585-1618)

Page 3: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard

Oratie in verkorte vorm uitgesproken op 16 oktober 2014 bij de openbare aanvaarding van het

ambt van hoogleraar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen aan de University of Curaçao

mr. dr. Moises Frumencio da Costa Gomez.

Opgedragen aan mijn ouders

Page 4: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014
Page 5: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Inhoudsopgave

Pagina

Inleiding

Als de vos de passie preekt…

Combineren en integreren

De bomen en het bos

Uniform maatkostuum

…und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben

Literatuuroverzicht

Dankwoord

Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard

1

3

7

9

11

15

19

21

23

Page 6: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014
Page 7: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Mijnheer de Rector Magnificus, zeer gewaardeerde toehoorders

Inleiding

p vrijdag 13 juni 2014 werd door de Rijksuniversiteit Groningen een eredoctoraat

uitgereikt aan tien personen die – naar het oordeel van het College van Bestuur van de

universiteit – van bijzondere betekenis zijn geweest voor onderzoek en wetenschap.

Tussen deze tien personen bevond zich één ondernemer: Paul Polman, de chief executive officer

van Unilever. Zijn voordracht voor het eredoctoraat vond zijn oorsprong in Paul Polman’s

bijzondere bijdrage aan ondernemerschap en duurzame ontwikkeling. Als prelude op zijn

benoeming tot eredoctor verzorgde Paul Polman die zelfde vrijdag in de ochtend een lezing

waarmee hij zijn toehoorders een inkijk gaf in zijn motivatie en keuzes op het gebied van

duurzaam ondernemen. Als vertrekpunt voor zijn betoog zette hij kort drie ontwikkelingen neer.

Als eerste noemde hij het inmiddels algemeen bekend veronderstelde fenomeen van de

exponentieel groeiende wereldbevolking en de bijbehorende groei van de consumptie als

belangrijke oorzaken voor de ernstige problemen op milieutechnisch, sociaal en economisch

gebied. De tweede door hem geschetste ontwikkeling vindt plaats in de digitale wereld.

Informatie (al dan niet betrouwbaar) wordt voor een ieder toegankelijk, meningen en ideeën

kunnen real time online worden gemobiliseerd en de aanschaf van goederen is niet meer

plaatsgebonden. Beide voorgaande ontwikkelingen vragen om een mondiale visie op de

beheersing van de impact daarvan. De derde ontwikkeling die echter kan worden

waargenomen, is het gebrek aan mondiale governance. Wereldleiders en regeringen benaderen

vraagstukken vanuit het veronderstelde belang van het land dat zij vertegenwoordigen en door

de grote tegenstellingen worden mondiale vraagstukken niet opgelost, maar eerder versterkt.

Een belangrijke speler binnen het mondiale krachtenveld is de onderneming. Ondernemingen

maken keuzes ten aanzien van producten, productiemethoden en de inzet van

productiefactoren (mensen, geld en natuur). Natuurlijk is de onderneming niet de enige speler,

maar wel een belangrijke. Paul Polman sprak van de onvermijdelijke vraag naar de business

case. Natuurlijk kan een onderneming voordeel behalen uit duurzaam ondernemen, maar hij

ging een paar stappen verder. Ten eerste is het in veel situaties zo, dat niets doen op de langere

termijn de duurste optie is en ten tweede is een onderneming er voor het nut van de mensen,

waarmee waardecreatie beduidend meer omvat is dan het maken van winst.

Terwijl ik naar hem luisterde en om mij heen de zaal in keek, zag ik dat Paul Polman een zeer

aandachtig gehoor had. Er zaten veel jonge mensen – studenten – in de zaal. Maar ook stelde ik

vast dat een variëteit aan gevoelens zich van mij meester maakte. Een lichte ergernis,

teleurstelling, een beetje verdriet. Ik zat hier in een zaal met studenten en collegae naar mijn

eigen verhaal te luisteren! Maar toch voelde het ook goed om dit verhaal te horen uit de mond

van de bestuurder van een zeer grote multinationale onderneming die deze onderneming en

O

1

Page 8: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

zichzelf zeer ambitieuze doelen heeft gesteld die eindelijk gericht waren op echte

waardecreatie. En deze universiteit – mijn universiteit – had dit opgemerkt en droeg hem voor

een eredoctoraat voor. Ik zat toch in het goede kamp.

Ook Unilever publiceert jaarlijks een duurzaamheidsverslag. Dat doet een nog steeds groeiend

aantal ondernemingen1. Op basis van de ambitieuze doelstellingen van de CEO van Unilever zou

men kunnen verwachten dat Unilever een zeer goed en zeer transparant duurzaamheidsverslag

publiceert. Des te opmerkelijker is de plaats van Unilever in de Transparantiebenchmark2 van

het ministerie van Economische Zaken ( tabel 1).

Tabel 1

Notering Unilever in de Transparantiebenchmark sinds 2010 jaar notering punten

2010 8 165

2011 30 161

2012 70 147

2013 63 161

Unilever eindigde in 2013 op de 63e plaats. Opmerkelijk daarbij is, dat de puntenscore in de

benchmark redelijk stabiel is (met uitzondering van een dipje in 2012), maar dat de notering

daalt. Dan zou de conclusie kunnen worden getrokken, dat Unilever blijkbaar consistent is in

haar verslaggeving en dat de jaarverslagen van de overige ondernemingen zich meer in de

richting van de criteria van de benchmark ontwikkelen. Stilstand is achteruitgang? Hoe is dit te

rijmen met de ambitieuze doelen die de CEO van Unilever zichzelf en zijn onderneming oplegt?

Wat zegt zijn betoog en wat zegt deze notering in de Transparantiebenchmark ons eigenlijk?

Unilever is maar één waarneming uit meer. Het gaat in dit betoog dan ook niet over Unilever. De

navolgende analyses en beschouwingen zijn tot stand gekomen op basis van de bestudering van

relevante literatuur en uitkomsten van onderzoeken, maar vooral ook op basis van mijn

ervaringen opgedaan gedurende de voorbije 20 jaar tijdens de advisering van ondernemingen

bij de totstandkoming of de controle van hun duurzaamheidsverslagen namens EY Accountants,

de bestudering van ontelbare duurzaamheidsverslagen en de begeleiding van de vele

onderzoeken die rondom duurzaamheidsverslaggeving door studenten van de Rijksuniversiteit

Groningen zijn gedaan.

1 KPMG Survey of Corporate responsibility reporting 2013

2 De Transparantiebenchmark wordt jaarlijks uitgevoerd namens het Ministerie van Economische Zaken. In deze

benchmark worden de circa 500 grootste Nederlandse ondernemingen gerangschikt op de mate van transparantie

in hun verslaggeving omtrent duurzaamheid.

2

Page 9: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Alsdevosdepassiepreekt…

p 11 januari 2011 mocht ik in het kader van mijn benoeming tot hoogleraar aan de

Rijksuniversiteit Groningen mijn oratie uitspreken. In deze oratie – die vooral inzoomde

op de mogelijkheden om assurance bij duurzaamheidsverslagen te verstrekken – heb ik

naar de stand van dat moment een overzicht geschetst van de ontwikkeling van

duurzaamheidsverslaggeving. Ik vat dit overzicht hier nog een keer kort samen. In het begin van

de jaren 90 van de vorige eeuw ontstonden milieujaarverslagen naast de reeds bestaande arbo-

en sociale jaarverslagen. Mede geholpen door wetgeving3 nam in Nederland de kwaliteit van

deze milieujaarverslagen jaarlijks toe. In een complex proces met isomorfistische4 kenmerken

ontwikkelde milieujaarverslaggeving zich tot duurzaamheidsverslaggeving. In

duurzaamheidsverslaggeving geeft een onderneming inzicht in haar prestaties en haar

toekomstperspectief op het gebied van mens, milieu en financiën (people, planet, profit).

Niet alleen de relevante aspecten van isomorfisme spelen bij de ontwikkeling van

duurzaamheidsverslaggeving een belangrijke rol, maar ook het belang dat de

ondernemingsleiding zelf hecht aan deze vorm van verslaggeving. Dit belang wordt enerzijds

gevoed door de wens om periodiek verantwoording af te leggen aan de maatschappij

(accountability) en anderzijds door de wens om de legitimiteit van de onderneming te bewijzen

(license to operate).

Grafiek 1 Relatie motief duurzaamheids-

verslaggeving en kwaliteit

Kwaliteit

License Accountability

to operate

3 Wet milieubeheer 1 maart 1993

4 Volgens de institutionele theorie is sprake van coërcief isomorfisme bij de beïnvloeding van ondernemingen door

regelgeving van overheden of door pressie vanwege bijvoorbeeld niet-gouvernementele organisaties. Memetisch

isomorfisme betreft de invloed van onder meer de ‘peer group’ (kopieergedrag). Tenslotte kan sprake zijn van

normatief isomorfisme bij gelijkgestemdheid binnen groepen mensen of in een branche.

O

3

Page 10: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Het is niet eenvoudig, zo niet ondoenlijk om op basis van de vele gepubliceerde

duurzaamheidsverslagen vast te stellen wat het echte motief van de leiding van de

ondernemingen is geweest om het verslag op te stellen zoals het is opgesteld. Het is ook niet

eenvoudig om door middel van gericht onderzoek daar inzicht in te verkrijgen. Ik ben echter in

de gelukkige omstandigheid geweest dat ik gedurende een periode van ongeveer 20 jaren actief

betrokken ben geweest bij de controle van of advisering op het gebied van

duurzaamheidsverslaggeving door ondernemingen. Tijdens deze vele controle- en

adviesopdrachten is duidelijk zichtbaar geworden dat een streven naar legitimiteit over het

algemeen afbreuk doet aan de kwaliteit van het duurzaamheidsverslag en dat de wens om

verantwoording af te leggen de kwaliteit van het duurzaamheidsverslag ten goede komt, met

dien verstande dat ook vanuit het verantwoordingsperspectief een overdaad aan informatie de

kwaliteit niet ten goede komt (grafiek 1).

Het is in dit kader dan wel van belang om in kaart te brengen waardoor de kwaliteit van een

duurzaamheidsverslag wordt bepaald. Daarvoor zijn door verschillende organisaties criteria

uitgewerkt. In Nederland heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving in RJ 400 criteria vastgelegd

die zijn onderverdeeld naar: relevantie, duidelijkheid, betrouwbaarheid, betrokkenheid

belanghebbenden en contextuele samenhang. Internationaal heeft de Global Reporting

Initiative in haar verslaggevingsraamwerk de volgende criteria vastgelegd: balans,

vergelijkbaarheid, nauwkeurigheid, tijdigheid, helderheid en betrouwbaarheid. In de

Transparantiebenchmark ten slotte worden de volgende criteria gehanteerd: betrouwbaarheid,

duidelijkheid, relevantie, responsiviteit en samenhang. In onderstaande tabel 2 is niet-limitatief

en afgeleid van de hiervoor genoemde criteria een aantal karakteristieken van de in de

duurzaamheidsverslagen gepresenteerde informatie weergegeven. De aard van de informatie

en de wijze waarop deze wordt gepresenteerd zijn van invloed op de kwaliteit van het

duurzaamheidsverslag.

Tabel 2 Karakteristieken van informatie die

de kwaliteit van een duurzaamheidsverslag

te bepalen

Karakteristiek van de gepresenteerde informatie

in balans

Negatief Positief

Retrospectief Prospectief

Zonder assurance Met assurance

Kwalitatief Kwantitatief

Vaag Concreet

Gedetailleerd Op hoofdlijnen

Volledig Gefocust

Per thema Geïntegreerd

Separaat verslag Geïntegreerd verslag

Eenvoudig taalgebruik Academisch

Doelen Resultaten

Acties Impact

Stakeholdersbelang Ondernemingsbelang

Meetbaar Niet meetbaar

4

Page 11: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Het is niet zo dat te allen tijde sprake is van een voorkeur voor links of rechts, de uitersten. Vaak

ligt het optimum daar ergens tussen in. Het gaat om de balans in de informatie die per

verslaggevingsthema – met rekening houdend met de relevantie – moet worden vastgesteld.

Kwaliteit is een beleving. Dat wordt ook zichtbaar in de analyse van de kwaliteit van

duurzaamheidsverslagen door de teamleden die betrokken zijn bij de uitvoering van de

Transparantiebenchmark of in de analyses van studenten die in Groningen onderzoek op

duurzaamheidsverslagen uitvoeren. Individuen maken verschillende afwegingen. Zo maken ook

de schrijvers van duurzaamheidsverslagen afwegingen ten aanzien van de aard en wijze van

presenteren van informatie. De schrijvers van het duurzaamheidsverslag kunnen intrinsiek

gemotiveerd zijn om transparant te rapporteren, maar ook kan sprake zijn van strategieën om

de lezer gericht te beïnvloeden. In de laatste situatie gaat een oud spreekwoord op: “Als de vos

de passie preekt, boer let op uw kippen”. Want, als een onderneming vrijwillig verslag doet van

haar prestaties op het gebied van duurzaamheid en daarbij eveneens op basis van vrijwilligheid

een accountant inschakelt om bij het duurzaamheidsverslag een assurance rapport af te geven,

dan zou je achterdochtig kunnen worden. En als sprake is van een hang naar transparantie blijft

de vraag boven tafel hangen: “Wat maakt een duurzaamheidsverslag transparant?”.

5

Page 12: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

6

Page 13: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Combinerenenintegreren

edurende het eerste decennium van deze eeuw groeide bij ondernemingen het besef

dat duurzaamheid een onlosmakelijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Dit zou dan

ook moeten gelden voor de verslaggeving daarover. Zo ontstonden de eerste reguliere

jaarverslagen waarin op enigerlei wijze ruimte was gecreëerd voor verslaggeving over

duurzaamheid. Dit resulteerde vervolgens in een variëteit aan manieren waarop deze informatie

werd samengevoegd met de bestaande jaarverslaggeving.

- Het duurzaamheidsverslag en jaarverslag nog wel in twee boekwerkjes, maar in één

mapje bij elkaar gevoegd.

- Een apart hoofdstuk in het jaarverslag waarin beleid en prestaties op het gebied van

duurzaamheid worden toegelicht.

- Een jaarverslag waarin bij de diverse thema’s en onderwerpen ook aandacht wordt

besteed aan de duurzaamheidsaspecten.

- Een jaarverslag in drie delen: het verslag van de raad van bestuur, de jaarrekening en

het duurzaamheidsverslag.

De samenvoeging van deze informatie met de inhoud van het reguliere jaarverslag, betekende

in de praktijk ook dat het duurzaamheidsverslag op dezelfde datum werd gepubliceerd als het

jaarverslag/de jaarrekening van een onderneming. Dat had vergaande consequenties voor het

interne proces van informatieverzameling (meer data en een strakkere planning, dus verhoging

van de werkdruk). Aansluitend hierop legt nu een groeiend aantal ondernemingen zijn

accountant de vraag voor om de verificatie van het (geïntegreerde) verslag geïntegreerd aan te

pakken en een geïntegreerde verklaring daarbij af te geven. Ik schakel nu qua terminologie

bewust over van ‘combineren’ naar ‘integreren’, waarmee ik een brug creëer naar een korte

toelichting bij de inhoudelijke discussie over de typering van deze samengevoegde

verslaggevingsvormen.

In 2011 namelijk publiceerde de International Integrated Reporting Council (IIRC) een document

getiteld ‘Towards Integrated Reporting – Communicating Value in the 21st Century’. Met de

publicatie van dit document zet de IIRC een ontwikkelingsproces in beweging om tot

geïntegreerde verslaggeving (Integrated Reporting) te komen, waarbij ondernemingen

geïntegreerd inzicht geven in hun waardecreatie op het gebied van financiën, milieu,

kennisontwikkeling, sociaal, mens en maatschappij. De doelgroep voor deze vorm van

verslaggeving betreft de investeerders en het is dan ook de wens dat de gerapporteerde

waardecreatie zo veel mogelijk wordt uitgedrukt in monetaire waarden. De IIRC is in dit kader

een pilot-project voor de ontwikkeling van Integrated Reporting gestart, waarin naar de stand

van juni 2014 reeds meer dan 100 internationale ondernemingen in participeren.

G

7

Page 14: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

De vraag nu is: “Wat is geïntegreerde verslaggeving?”. Is pas sprake van integratie als de totale

relevante waardecreatie van de onderneming kan worden uitgedrukt in financiële parameters,

of is sprake van integratie als de onderneming in haar jaarverslag inzicht geeft in het totale

spectrum aan relevante activiteiten en resultaten? Het belang van een – vanuit

duurzaamheidsoogpunt – geïntegreerde benadering van de ondernemingsstrategie, de

uitvoering, registratie en meting van de uitkomsten wordt door veel ondernemingen onderkend.

Dat de resultaten vervolgens aan het einde van het jaar samengevoegd of geïntegreerd in één

document worden gepresenteerd lijkt dan ook uit het oogpunt van transparantie een logisch

gevolg. Maar het is mijns inziens niet volstrekt voor de hand liggend dat deze resultaten dan

worden omgezet naar financiële waarden. Het is ook een optie dat de gebruiker van

jaarverslagen leert om niet-financiële prestaties op hun waarde te schatten. Het is dan aan de

onderneming om deze niet-financiële prestaties klip en klaar in haar jaarverslag te presenteren.

8

Page 15: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Debomenenhetbos

ijdens het collegejaar 2013-2014 is door een groep van acht studenten van de

masteropleiding van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit

Groningen vanuit meerdere perspectieven onderzoek gedaan naar de stand van zaken ten

aanzien van Integrated Reporting door de pilot-groep van de IIRC. Het onderzoek is uitgevoerd

op de jaarverslagen 2012 van de betrokken ondernemingen. Eén van de uitkomsten van het

onderzoek was dat de inhoud, opzet en kwaliteit van de geanalyseerde verslagen sterk uiteen

liepen en een andere uitkomst was, dat vrijwel geen enkel verslag de kenmerken van Integrated

Reporting vertoonde en een aantal zelfs nog niet in het stadium van gecombineerde

verslaggeving was aanbeland. Dit werd vermoedelijk mede veroorzaakt doordat het pilot-project

zich nog in een beginstadium bevond. Wel kon worden geconcludeerd dat de ontwikkeling van

Integrated Reporting volgens de definitie van de IIRC nog een lange weg te gaan heeft.

In de zomer van 2014 is door een team van EY Nederland de eerder genoemde

Transparantiebenchmark in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken uitgevoerd,

daarbij geassisteerd door medewerkers van de Rijksuniversiteit Groningen. Ik was één van hen.

Bij de uitvoering van deze opdracht vielen enkele zaken op die in het kader van deze analyse

relevant zijn.

De Transparantiebenchmark is een uitgebreide set met criteria voor de beoordeling van de

kwaliteit van verslaggeving over duurzaamheid. De maximale score – indien aan alle criteria

wordt voldaan – bedraagt 200 punten. Ondernemingen kunnen kiezen. Zij kunnen de

benchmark zelf invullen, of zij doen niets en dan vult het hiervoor genoemde team de

benchmark in. Van de ondernemingen die de benchmark zelfstandig hebben ingevuld, kwam

een aantal uit op de maximale score van 200 punten. Na de review door het team zijn deze

scores omlaag bijgesteld. Dit geeft een indicatie van de mogelijke drive van deze

ondernemingen om hoog in de benchmark te eindigen, maar laat ook zien dat informatie door

de verstrekker en ontvanger verschillend kan worden geïnterpreteerd. Van de ondernemingen

die ‘hoog scoren’ in de benchmark, heeft een aantal van hen zodanig omvangrijke verslagen

geproduceerd dat het een tijdrovende opgave was om de kwaliteit daarvan aan de hand van de

criteria van de benchmark vast te stellen. Daarbij is vooral ook de vrijheid in vorm en inhoud een

belangrijke belemmerende factor. Dit verschijnsel deed zich vergelijkbaar voor bij het onderzoek

van de master studenten naar de verslagen van de internationale pilot-groep van de IIRC. Een

aantal ondernemingen produceert jaarverslagen van meer dan 200 pagina’s en daarin is de

gezochte informatie maar moeizaam op te sporen. Daarbij speelde niet alleen de massa aan

woorden een rol, maar ook het gebrek aan concreetheid van de gepresenteerde teksten en de

variëteit in onderneming gebonden thema’s en speerpunten van beleid. Tenslotte gaat ook een

aantal ondernemingen zich te buiten aan de toepassing van kunstzinnige digitale technieken,

waarbij het risico reëel is dat de lezer van het kunstwerk verdwaalt in een labyrint van aan

elkaar geknoopte hyperlinks niet zelden uitmondend in een loop, zodat vertwijfeld naar de

T

9

Page 16: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

home-toets wordt gezocht om er opnieuw in te duiken of om het zoekproces ten langen leste

maar te staken.

Dit alles resulteert bij een aantal ondernemingen in omvangrijke jaarverslagen waarbij dan wel

een redelijk aantal criteria van de Transparantiebenchmark kan worden ‘afgevinkt’, maar die in

een beperkte mate nuttige informatie verschaffen. In de vormgeving en inhoud van deze

verslagen wordt ook de drang naar legitimatie zichtbaar. Daarmee wordt bedoeld dat de

informatie in de duurzaamheidsverslagen in mindere mate het karakter heeft van zuivere,

concrete verantwoordingsinformatie, maar meer het karakter van informatie om de

beeldvorming te beïnvloeden. Door de (te) grote hoeveelheid informatie kan soms het beeld van

rookgordijnen ontstaan. Volledigheid garandeert geen transparantie.

Het is in dit kader interessant om kennis te nemen van de doelstelling van de

Transparantiebenchmark, zoals die in het rapport 2013 is verwoord.

“De Transparantiebenchmark heeft ten doel een beoordeling te geven van de inhoud en

kwaliteit van externe verslaggeving ten aanzien van maatschappelijke aspecten van

ondernemen. (…) De Transparantiebenchmark geeft nadrukkelijk geen oordeel over de

maatschappelijke prestaties.” (pagina 11).

Een instrument als de Transparantiebenchmark dient dus een nobel doel, maar het

allerbelangrijkste – de prestaties van de ondernemingen – kunnen er niet mee worden

vastgesteld. Dat is op basis van een duurzaamheidsverslag – hoe mooi geschreven ook – helaas

dus niet mogelijk. Dit zet de deur open voor in ieder geval twee relevante mogelijke tendensen.

Ten eerste ontwaakt in een aantal bestuurders (zeker als sprake is van een kleine groep

zichtbare concurrenten) het competitieve instinct: “Als we dan toch in die benchmark moeten,

dan in ieder geval hoger geplaatst dan onze concurrent.” Dit is een voedingsbodem voor

omvangrijke verslagen, omdat geen item gemist mag worden (punten sprokkelen). Een tweede

tendentie betreft het waarheidsgehalte van de gepresenteerde teksten en informatie. Als dan

toch is vastgesteld, dat op basis van het verslag geen oordeel kan worden geveld over de

feitelijke maatschappelijke prestaties, blijkt dat tussen de twee uitersten ‘de waarheid’ en ‘de

leugen’ heel veel zaken kunnen worden gepresenteerd die wellicht ‘niet zijn gelogen’.

Dit alles overwegende acht ik het relevant om mij af te vragen: “Dient dit alles een rationeel

doel?”. Natuurlijk kan worden beredeneerd dat het streven naar legitimatie voor

ondernemingen een rationeel doel dient, maar wat is het maatschappelijk nut van de huidige

vormen van duurzaamheidsverslaggeving, als de lezer van deze verslagen door de bomen het

bos niet meer ziet?

10

Page 17: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Uniformmaatkostuum

elevantie is één van de criteria voor de kwaliteit van duurzaamheidsverslaggeving volgens

de RJ 400 en volgens de Transparantiebenchmark. Een opsomming van deze criteria is

eerder in dit betoog gegeven. Bij een nadere bestudering van de criteria van de Global

Reporting Initiative (GRI) blijkt ook dat relevantie één van de uitgangspunten is achter de door

hen gehanteerde criteria. In de wereld van verslaggeving wordt relevantie ook aangeduid met

het begrip materiality ofwel materialiteit.

De Duitse taal kent een mooi gezegde dat van toepassing kan worden verklaard op het begrip

materialiteit: “In der Beschränkung zeigt sich der Meister”5. Dit geldt in sterke mate voor de

hantering van de criteria voor duurzaamheidsverslagen. De GRI vestigt bijvoorbeeld – na

aanvankelijke kritiek op de uitgebreidheid van zijn richtlijnen – in de recente versies van zijn

richtlijnen de aandacht op het belang van materialiteit. Maar toch komen de ondernemingen in

een spagaat. Hoe kan je gefocust rapporteren en toch ook een duurzaamheidsverslag schrijven

dat in overeenstemming is met de GRI richtlijnen en dat goed scoort in de

Transparantiebenchmark? Een onderneming die zich beperkt tot het rapporteren van uitsluitend

zeer relevante informatie voelt zich onbegrepen als dit uitmondt in een lage notering in de

benchmark. De perceptie is namelijk dat dan sprake zou zijn van een onderneming die niet echt

duurzaam handelt. In onderstaande grafiek is inzichtelijk gemaakt dat niet per se sprake hoeft te

zijn van een duidelijke relatie, maar dat elke denkbare combinatie kan voorkomen.

Grafiek 2 Combinaties mate van

duurzaam ondernemen en de

hoeveelheid informatie in de

verslaggeving

Hoeveelheid informatie

Mate van duurzaam ondernemen

5 Johann Wolfgang von Goethe (1802): “Das Sonett“.

R

Veel

Gemiddeld

Weinig

Gemiddeld Laag Hoog

11

Page 18: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Een Italiaans spreekwoord luidt: “Tra il dire e il fare c'è di mezzo il mare6”. Dit spreekwoord sluit

treffend aan bij de doelstelling van de Transparantiebenchmark, althans bij dat deel van de

doelstelling dat geen doel is: “De Transparantiebenchmark geeft nadrukkelijk geen oordeel over

de maatschappelijke prestaties”. Op basis van de duurzaamheidsverslagen kan dus niet worden

vastgesteld hoe duurzaam een onderneming feitelijk is. Daarmee kan men meerdere kanten op

en daarbij is in ieder geval sprake van twee uitersten: de onderneming doet zich op het vlak van

duurzaamheid in haar verslag mooier voor dan zij in werkelijkheid is, of de onderneming is

duurzaam tot in haar genen, maar doet daarvan geen verslag (grafiek 2).

De oplossing van dit dilemma is eenvoudiger dan het lijkt en is ook niet echt verrassend. Het is

namelijk al enige jaren gangbaar om belanghebbenden (stakeholders) binnen en buiten de

onderneming te raadplegen teneinde de voor hen relevante thema’s en informatie in kaart te

brengen. De input die uit deze zogenaamde stakeholder analyse wordt verkregen kan worden

gerangschikt in een zogenaamde materialiteitsmatrix (grafiek 3). In deze materialiteitsmatrix

wordt inzicht gegeven in het belang van (duurzaamheids)thema’s voor de onderneming en haar

stakeholders.

Grafiek 3 Voorbeeld van een

materialiteitsmatrix

Belang van de

Stakeholders

hoog

laag

beperkt groot

impact voor de onderneming

Met behulp van dit instrument kan een stevig fundament worden gelegd onder het proces van

onderwerpselectie voor het duurzaamheidsverslag. Zorgvuldigheid in de selectie van

belanghebbenden, de aansturing van de raadpleging van belanghebbenden en de weging van de

door hen en door de onderneming aangedragen onderwerpen en thema’s is van groot belang.

Onderwerpen die qua score in het donkerste deel van de grafiek terecht komen, zijn van

essentieel belang en zullen door de onderneming als key performance indicator worden

aangemerkt. Daarmee veroveren deze onderwerpen een prominente plaats in de strategie en in

6 Midden tussen het zeggen en het doen, ligt de zee.

12

Page 19: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

het duurzaamheidsverslag. Zo zal aan de onderwerpen die in de middelste vlakken scoren wel

aandacht worden besteed in de strategie van de onderneming, maar met minder gewicht. Dit zal

resulteren in een minder uitgebreide toelichting in het duurzaamheidsverslag. De informatie die

een score heeft die uitkomt in het lichtste vlak in de matrix zal niet in het beleid en het

duurzaamheidsverslag worden opgenomen, tenzij bijzondere situaties daar wel om vragen.

Het proces van bepaling van de relevantie van thema’s en onderwerpen voor de strategie en

verslaggeving door ondernemingen is al in 2003 door Account Ability uitgewerkt (Zadek &

Merme, 2003). Volgens het model van Account Abitity zijn onderwerpen van belang voor de

onderneming indien:

- sprake is van directe financiële impact als gevolg van prestaties op het sociale of

milieuvlak,

- ze zijn opgenomen in de ondernemingsstrategie en gedragscode,

- normen hiervoor zijn ontwikkeld binnen de peer-group,

- de stakeholders hieraan belang hechten, of

- sprake is van normen en verwachtingen in de samenleving.

Op basis van dit raamwerk is de onderneming in staat om heel concreet en gemotiveerd uiteen

te zetten, welke onderwerpen in het duurzaamheidsverslag zijn opgenomen. Natuurlijk blijft dan

altijd nog de vormgeving van het jaarverslag van grote invloed op de wijze waarop de informatie

wordt aangeboden en wordt gelezen. Dat blijft voorlopig maatwerk. Wel kan door deze

werkwijze te volgen worden nagestreefd dat echt relevante informatie in het jaarverslag wordt

opgenomen en dat dan binnen branches toch een zekere uniformiteit in het aangebodene zal

ontstaan.

13

Page 20: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

14

Page 21: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

…unddasGesetznurkannuns

Freiheitgeben

et in het voorgaande hoofdstuk gebruikte gezegde “In der Beschränkung zeigt sich der

Meister…”, is een fragment uit Das Sonett van Johann Wolfgang von Goethe (1802). Dit

is echter het eerste deel van een zinsnede die wordt vervolgd met: “…und das Gesetz nur

kann uns Freiheit geben.” Nu is het zo, dat wetgeving door velen als knellend wordt ervaren.

Toch kan ditzelfde fenomeen – zoals deze dichter opmerkt – ook zeer bevrijdend werken.

Op basis van de uitkomsten van de grote aantallen onderzoeken die zijn gedaan naar de

kwaliteit van duurzaamheidsverslaggeving, kan de conclusie worden getrokken dat

duurzaamheidsverslaggeving voor velen (opstellers en lezers van de jaarverslagen) een

worsteling kan zijn. Wat moet er wel in en wat niet en met welke intensiteit en in welke balans

en met welke woordkeuze? Staat in het jaarverslag nu werkelijk beschreven hoe duurzaam de

onderneming is?

Een belangrijk deel van de oplossing kan mijns inziens toch worden gevonden in het uitwerken

van aanvullende voorschriften voor de jaarverslaggeving. Het totale jaarverslag kan in een te

ontwikkelen raamwerk uit drie hoofdstukken bestaan: (1) het jaarverslag, (2) de financiële

jaarrekening en (3) de niet-financiële jaarrekening.

In het eerste hoofdstuk – het jaarverslag – is het verslag van de directie opgenomen. Daarin

wordt conform de bestaande praktijk inzicht gegeven in de belangrijke ontwikkelingen

gedurende het jaar, de stand van de onderneming per balansdatum, de risicoanalyse en de

verwachting voor de toekomst. Met name in dit hoofdstuk kan een grote mate van integratie

van toelichtingen bij financiële en niet-financiële informatie plaatsvinden. In het tweede

H

15

1. Jaarverslag 2. Financiële

jaarrekening

3. Niet-

financiële

jaarrekening

a. Verslaggevingsbeleid

b. Rapporterings-

grondslagen

c. Uitkomsten

d. Overige gegevens

Page 22: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

hoofdstuk – de financiële jaarrekening – wordt conform de reeds bestaande wet- en regelgeving

de jaarrekening gepresenteerd inclusief de overige gegevens en de controleverklaring van de

accountant. Het derde hoofdstuk – de niet-financiële jaarrekening – krijgt ter bevordering van

de vergelijkbaarheid net als de jaarrekening een voorgeschreven indeling: (a)

verslaggevingsbeleid, (b) rapporteringsgrondslagen, (c) uitkomsten en (d) overige gegevens

In het deel ‘verslaggevingsbeleid’ zijn de stakeholder analyse, met daarop volgend de

materialiteitsanalyse opgenomen. Deze beide onderdelen monden uit in een beschrijving van

het verslaggevingsbeleid, waarmee de onderwerpkeuzes gemotiveerd zijn toegelicht: de norm

voor de niet-financiële jaarrekening. Aansluitend wordt in het tweede deel

‘rapporteringsgrondslagen’ inzicht gegeven in de reikwijdte en afbakening van het verslag en in

de toegepaste meet- en registratiemethoden. In het derde deel ‘uitkomsten’ wordt concreet

inzicht gegeven in de doelstellingen en uitkomsten van de relevante prestatie-indicatoren.

Daarbij wordt aandacht besteed aan relatieve waarden, aan de relatie tussen input, output en

impact (waardecreatie) en worden opvallende ontwikkelingen en uitkomsten kort toegelicht. In

het vierde deel ‘overige gegevens’ worden het assurance rapport van de accountant en

verwijzingen naar relevante bijlagen als de GRI tabel opgenomen. Gezien het feit dat veel

ondernemingen al een duurzaamheidsverslag of geïntegreerd verslag publiceren – zo blijkt uit

de uitkomsten van de Transparantiebenchmark – is de impact van dergelijke wet- en regelgeving

mijns inziens beperkt. Indien ondernemingen op een adequate wijze inhoud geven aan het

proces van onderwerpselectie, betreft de hier voorgestelde invoering van een wettelijke richtlijn

puur de omzetting naar een bepaald model waarmee enige vorm van uniformiteit kan worden

gerealiseerd. Dan behoudt het management binnen de kaders van het Jaarverslag (hoofdstuk 1)

de ruimte om naar eigen inzicht onderwerpen en thema’s te rangschikken en toe te lichten.

Daarmee biedt het jaarverslag ruimte om de onderneming te etaleren en kan in de beide

jaarrekeningen de relevante informatie concreet, meetbaar en vergelijkbaar worden

gepresenteerd.

Ik heb gezegd!

16

Page 23: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

17

Page 24: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

18

Page 25: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Literatuuroverzicht

C. Bader: “The evolution of a corporate idealist: When girl meets oil”, Bibliomotion Inc, 2014.

N. Brown en C. Deegan: “The public disclosure of environmental performance information – a

dual test of media agenda setting theory and legitimacy”, Accounting and Business Research,

1998.

C. Deegan: “the legitimacy effect of social and environmental disclosure – a theoretical

foundation”, Accounting, Auditing & Accountability Journal, Vol 15, no 3, 2002, pp 282-311.

Ernst & Young: “Keep the balance steady”, Ernst & Young, januari 2009.

Global Reporting Initiative (GRI): “G3 Sustainability Reporting Guidelines”, GRI, 2003.

International Integrated Reporting Committee (IIRC): “Towards integrated reporting -

Communicating value in the 21st century”, IIRC, 2011.

International Integrated Reporting Council (IIRC): “Consultation draft of international <IR>

framework – Integrated Reporting, IIRC, 2013.

KPMG: “Survey of corporate responsibility reporting 2013”, KPMG 2013.

Ministerie van Economische Zaken: “Transparantiebenchmark 2013”, MvEZ, 2013.

M.E. Porter en M.R. Kramer: “Creating shared value - How to reinvent capitalism – and unleash a

wave of innovation and growth”, Harvard Business Review, januari - februari 2011, pp 62-77.

P. Sukdev: “Corporation 2020 – Transforming business for tomorrow’s world”, Island Press,

2011, hoofdstuk 3, 4 en 5.

D.A. de Waard: “Als de vos de passie preekt… De rol van de accountant bij

duurzaamheidsverslaggeving”, Rijksuniversiteit Groningen, 2011.

S. Zadek en M. Merme: “Redefining Materiality - Practice and public policy for effective

corporate reporting, AccountAbility, juli 2003.

19

Page 26: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

20

Page 27: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Dankwoord

Rest mij nog een groot aantal mensen te bedanken. Om er zeker van te zijn dat ik daarbij

niemand over het hoofd zie, bedank ik iedereen die op enigerlei wijze – wellicht zonder het te

weten – een bijdrage heeft geleverd aan mijn ontwikkeling als accountant en als docent

auditing. Ik heb mijn best gedaan, maar wie ik ben en wat er van mij is geworden, is vooral de

resultante van dat wat anderen mij hebben gegund.

Ik wil u bedanken, zeer gewaardeerde toehoorders, dat u de moeite hebt genomen om hier naar

toe te komen en naar mijn oratie te luisteren. Sommigen van u hebben er ver voor moeten

reizen. Ik hoop dat u heeft genoten van de prachtige tropische ambiance waarin ik heb getracht

inzicht te geven in een actueel vraagstuk.

Het College van Bestuur van de University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez dank ik voor

mijn benoeming en het in mij gestelde vertrouwen. Ik dank mijn nieuwe collegae bij de

universiteit voor de prettige samenwerking en het warme welkom.

Door de jaren heen heb ik veel verschillende collegae gekend bij de Vakgroep Accountancy van

de Rijksuniversiteit Groningen, waar de basis onder mijn docentschap is gelegd. Het is goed

toeven tussen zoveel positieve en creatieve geesten. Een speciaal woord van dank gaat daarbij

uit naar Anna, Anja, Inez en Ingrid.

Ik dank ook mijn collegae bij Ernst & Young Clean Tech and Sustainability Services voor de

hechte samenwerking en bijdrage aan mijn ontwikkeling op het gebied van klimaatverandering

en duurzaamheidsverslaggeving.

Ik ben zeer verheugd dat mijn ouders hebben kunnen meemaken dat ik ben benoemd tot het

ambt van hoogleraar aan de University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez, ook al kunnen zij

door de grote afstand niet meer fysiek hierbij aanwezig zijn. Zij hebben mij van jongs af aan

begeleid en de kansen geboden, die ik op jeugdige leeftijd niet altijd op de juiste waarde wist te

schatten.

Lieve Anita, Heilke en Francien, ik ben jullie vooral dankbaar voor jullie nimmer aflatende liefde,

zorg en belangstelling. Jullie geven mij de ruimte om dit alles te doen. Maar – hoe mooi dit ambt

ook moge zijn – het zou geen glans hebben zonder jullie aanwezigheid in mijn leven.

21

Page 28: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

22

Page 29: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard

Ick de Waard is hoogleraar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen aan de

University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez. Hij promoveerde in 2008 aan de

Rijksuniversiteit Groningen op basis van zijn proefschrift getiteld: “Toezicht op

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen”. Sinds 1992 is hij verbonden aan de

Rijksuniversiteit Groningen, alwaar hij in 2011 het ambt van hoogleraar Auditing heeft aanvaard.

Sinds 2010 is hij voorzitter van de Vakgroep Accountancy bij de Rijksuniversiteit Groningen.

Van 1977 tot 2013 is hij als openbaar accountant werkzaam geweest bij EY Nederland LLP (en

haar rechtsvoorgangers), waar hij in 1995 is toegetreden tot de maatschap. Vanaf dat moment

heeft hij zich gespecialiseerd in duurzaamheidsvraagstukken en de verslaggeving daarover. Hij

heeft voor EY Nederland met zijn team de controle- en adviespraktijk op het gebied van

duurzaamheidsverslaggeving ontwikkeld, heeft daarbij een groot aantal (inter)nationale

ondernemingen geadviseerd en heeft aan deze specialistische groep tot 2013 leiding gegeven.

Op dit moment is hij lid van de stuurgroep Integrated Reporting en Integrated Assurance van de

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants.

D

23

Page 30: Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

16 oktober 2014