Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en...

31
Doorn akkers Oog voor de buurt Oog voor Klaren dal Stations buurt Poelen burg Trans vaal Croos wijk Lely laan Zomer zone Ontwerpkracht in de aandachtswijken Oog voor Oog voor Oog voor Oog voor Oog voor Oog voor Oog voor

Transcript of Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en...

Page 1: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Doornakkers

Oog voor de buurt

Oog voor

Klarendal

Stationsbuurt

Poelenburg

Transvaal

Crooswijk

Lelylaan

Zomerzone

Ontwerpkracht in de aandachtswijken

Oog voor

Oog voor

Oog voor

Oog voor

Oog voor

Oog voor

Oog voor

Page 2: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Oog voor de buurt

Ontwerpkracht in de aandachtswijken

Doornakkers Eindhoven

Klarendal Arnhem →

Crooswijk Rotterdam ↑

Page 3: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Bestelezer

3

Na 2 jaar werken met ontwerpteams in de aan-dachts wijken ben ik verheugd u deze publicatie aan te bieden. In dit magazine vindt u verhalen van wijkbewoners, ontwerpers, wethouders en corporatiedirecteuren waarin zij hun ervaringen met ontwerpteams in de aanpak van lee�aarheids-problemen in wijken beschrijven. Ik hoop dat dit magazine u als ontwerper, projectleider wijken-aanpak, bewoner, student aan een ontwerp-opleiding, of als andere betrokkene bij de wijken-aanpak inspireert om na te denken over de bijdrage die ontwerpers kunnen leveren aan de aanpakken van gebieden met lee�aarheidsproblemen.

Acht ontwerpteams zijn er de afgelopen 2 jaar actief geweest, nadat de toenmalig Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol in 2008 aanbood om zich voor de aandachtswijken in te ze�en. Dit omdat zij geloo� dat ontwerpers waarde toe kunnen voegen aan de integrale aanpak van complexe problemen in aandachtswijken. Wijken waar een ontwerp vraag-stuk speelde kwamen in aanmerking voor de inzet van ontwerpkracht. De huidige Rijksbouwmeester Frits van Dongen zal de ontwerpteams voortze�en. Zo staan er inmiddels ontwerpteams in krimp-gebieden, maar ook in de aanpak van Ro�erdam-Zuid op stapel. Ik wil hen beiden heel erg bedanken voor hun inzet in de aandachtswijken en inmiddels ook in gebieden met bevolkingsdaling. De maat-schappelijke opgaven zijn er groot en het helpt enorm dat zij ‘oog voor de buurt’ hebben.

De vraagstukken die in het magazine terugkomen variëren van het geven van advies over het verbeteren van de connectie tussen Station Amsterdam Lelylaan en de wijk Slotervaart tot het vinden van oplossingen voor het lee�aar houden van sloopgaten in Ro�erdam Crooswijk. Na twee jaar is het tijd voor het delen van de geleerde lessen. In dit magazine vertellen we niet alleen welke producten zijn opgeleverd en wat daarmee is gebeurd. Nadrukkelijk besteden we ook aandacht aan het proces, zodat dit magazine ook in de praktijk kan worden gebruikt als gereedschaps-kist vol mogelijke werkwijzen.

Wat mij is opgevallen is de enorme betrokkenheid én bescheidenheid waarmee ontwerpers in de wijken hebben gewerkt. Er was geen blauwdruk in de aanpak. Vragen als ‘Wat is in deze wijk aan de hand?, ‘Wat willen bewoners hier in de buurt?’ en ‘Wat gebeurt er eigenlijk allemaal al om de wijk te verbeteren?’ vormden vaak de basis.

Deze ingrediënten benu�en de ontwerpers om vast te stellen wat hun toegevoegde waarde kon zijn. Op basis daarvan kwamen ze in actie. Ze werkten daarbij aan oplossingen voor zowel sociale als fysieke problemen. Precies zoals dat in de wijk-aanpak werkt: Niet de organisaties, maar de bewoners staan centraal.

Wat ik zie als meerwaarde van de ontwerpteams in de wijken is de vaardigheid om complexe en gelaagde problemen te vertalen naar concrete oplossingsrichtingen. Die ook nog eens visueel aantrekkelijk zijn gepresenteerd. Door hun ona�ankelijke positie hadden de ontwerpers boven dien een bijzondere rol in de wijk. Hun frisse blik werd erg gewaardeerd. Verschillende ontwerpers uit de ontwerpteams zijn wegbereiders voor een andere verhouding tussen ontwerpers en burgers. Veel gemeenten zijn bezig met een kanteling van burgerparticipatie bij overheids-projecten naar overheidsparticipatie bij maat-schappelijke initiatieven. Een aanpak die burgers centraal stelt betekent een andere rol van de ontwerper. Het proces met de bewoners is daarin belangrijk en ontwerpers hebben een minder richtinggevende en meer faciliterende rol. Binnen de ontwerpteams zijn daar goede voorbeelden van, zoals bijvoorbeeld in Den Haag Stationsbuurt, waar het ontwerpteam is geïnitieerd door bewoners. Of in Zaanstad, waar de ontwerpers ouders en kinderen intensief hebben betrokken bij het kind lint. Het is goed om te zien dat er na vertrek van de teams verder is gegaan met de adviezen. Het ontwerpteam was daarmee startpunt en vliegwiel voor een grotere ontwikkeling.

Ik wens u veel leesplezier toe en ik kijk vol verwachting uit naar de nog te starten ontwerpteams! Inge VossenaarDirecteur Woon- en leefomgeving

DG Wonen, Bouwen en IntegratieMinisterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Page 4: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

InhoudAandachtswijken

5

6Frits van Dongeninterview

14SUBo£ceinterview

44ZomerzoneHaarlem

28CrooswijkRo�erdam

55ColumnCees Anton de Vries

8Luuk Tepeinterview

16DoornakkersEindhoven

48In gesprek met…

Simon Franke

32LelylaanAmsterdam

56Colofon

10Corry Noominterview

20KlarendalArnhem

50In gesprek met…

Wouter Veldhuis

36TransvaalAmsterdam

12Koj Koninginterview

24PoelenburgZaandam

52In gesprek met…

Hansde Jonge

40StationsbuurtDen Haag

PoelenburgZaandam

→ p. 24

LelylaanAmsterdam

→ p. 32

CrooswijkRo�erdam

→ p.28

TransvaalAmsterdam

→ p. 36

StationsbuurtDen Haag

→ p. 40

Zomer zoneHaarlem

→ p. 44

KlarendalArnhem

→ p. 20

Doorn akkersEindhoven

→ p. 16

Page 5: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

interview

Frits van Dongen is sinds augustus 2011 Rijksbouwmeester. Hij treedt in de voetsporen van Liesbeth van der Pol en zal samen met het Atelier Rijksbouwmeester de door haar opgeze�e ontwerponderzoeken in de aandachtswijken continueren.

FritsvanDongen

7

Tipping points en vliegwielen In 2009 is het Atelier Rijksbouwmeester begonnen met het uitvoeren van ontwerp-onderzoeken in de aandachtswijken met behulp van multidisciplinaire teams. Van Dongen legt uit: ‘Het Atelier zet in opdracht van het Directoraat Generaal Wonen, Bouwen en Integratie ontwerp-pilots uit in de aandachtswijken. Dat betekent dat waneer een wijk geïnteresseerd is in een ontwerpteam, een intakegesprek plaats vindt en een goede vraag geformuleerd wordt. Het Atelier stelt daarna, a�ankelijk van de opgave, een team samen uit verschillende disciplines. Denk aan antropologen, stedenbouw-kundigen, architecten, sociologen, ecologen, economen, sociaal geografen. Vervolgens gaan twee of drie teams aan de slag om te onderzoeken en advies uit te brengen, of een gereedschapskist te creëren; alles wat maar nodig is om zo’n wijk te doen kantelen. We zijn eigenlijk op zoek naar een soort ‘tipping points’, katalysatoren, vliegwielen, waardoor de hele boel in beweging komt. Het gaat niet om het maken van totaalplannen maar eerder om adviezen waar gemeenten zelf weer verder mee kunnen. We hebben dit nu in acht wijken gedaan. Steeds vanuit het idee dat de aanpak zowel sociaal als fysiek zou moeten zijn, niet een van de twee, anders hee� het geen zin.’

Kleine interventiesOver de resultaten zegt Van Dongen: ‘Het gaat om multidisciplinaire projecten met multidisciplinaire uitkomsten. Zo komen er soms hele concrete plannen uit zoals de kindroute in de wijk Poelenburg in Zaandam, óf we behoeden een gemeente voor verkeerde investeringen van enkele miljoenen.

Weer een andere keer wordt een bijdrage geleverd aan een proces of laten we de gemeente op een heel andere manier naar een straat kijken. Dat laatste gebeurde bijvoorbeeld in Den Haag in de Stations-buurt. De gemeente zat met de vraag of de Stationsstraat ontwikkeld zou kunnen worden tot een leuke straat met olijf-winkeltjes en Turkse bakkers. Bureau Stedelijke Planning hee� dit onderzocht en de uitkomst was dat Den Haag slechts een kritische massa hee� voor één zo’n straat.

Dus moet de wethouder Stadsontwikkeling kiezen. Dat soort inzichten zijn ook waar-de vol al levert het niet direct zichtbare resultaten op.

Wat tot nu toe is opgevallen is dat het overal maatwerk is en overal anders moet. Generieke aanpak van wijkproblematiek, daar geloof ik niet in.

De tijd van de inspraakVan Dongen ziet een aantal parallellen met het begin van zijn eigen carrière en vertelt: ‘Het was de tijd van de inspraak en eigenlijk was het toen niet anders. Er was een enorme beweging in de stadswijken om te renoveren en te verbeteren. Er moest van alles gebeuren maar niemand wist precies wat. Je had de opkomst van allerlei bewonersgroepen en de zogenaam-de inspraakbegeleiders. In die tijd heb ik eigenlijk geleerd wat de essentie van het ontwerpen is. Op de TU leer je technisch ontwerpen, maar je leert niet hoe het echt in elkaar zit. En zeker niet wat woningbouw betre�. De essentie van het ontwerpen is het luisteren naar mensen en zoveel mogelijk van hun input verwerken in jouw visie als architect. Ik vond die inspraak-avonden fascinerend. Het gaat namelijk ook om hoe je communiceert. Ik heb wel eens een maque�e gebouwd met behulp van suikerblokjes, sigare�en en rommel van de vergadertafel, om het gebouw uit te leggen. En toen begrepen ze pas hoe het in elkaar stak. Ik werd na een half uur al opgebeld dat ik de opdracht kreeg want de mensen hadden geconcludeerd dat als je op zo’n manier met de bewoners kon communiceren, je een goede architect moest zijn.’

Doorpakken en loslaten ‘Het mooie van dit project is dat we een paar maanden aanwezig zijn in de wijk en dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek en dat moet iedere keer weer leiden tot nieuwe activiteiten en acties van derden. Je moet niet vervallen in oude geïnstitutionali-

seerde inspraakbegeleiders-systemen, dat is de dood in de pot. In het proces worden namelijk heel veel mensen wakker geschud en commi�eren mensen zich: buurt-bewoners, wethouders, corporaties, wijkmanagers, de gemeente, de politiek, de vakwereld. Het gaat erom dat je de mensen vindt die het project verder gaan trekken als je weer weg bent. Je moet ambassadeurs kweken.’

LeermomentenInmiddels zijn in acht van de veertig aandachtswijken ontwerponderzoeken gedaan. Van Dongen bevestigt dat het Atelier Rijksbouwmeester ermee doorgaat. ‘Ik denk dat het heel erg goed is. De geschiedenis herhaalt zich in bepaald opzicht want ook in de jaren zestig en zeventig vond er herstructurering in de wijken plaats. De wijkaanpak moet nu echter zo zijn dat we er over vijfentwintig jaar niet weer staan. Daarom is dit initiatief ook zo goed, omdat we niet alleen revitaliseren met woningbouw maar de problemen op een veel meer integrale manier aanpakken.’

Van Dongen vervolgt: ‘We proberen het bij iedere wijk net even anders te doen zodat we iedere keer net iets anders leren. En er moet altijd iets zijn wat we nog nooit gedaan hebben maar waarvan we verwachten dat het voor meerdere partijen interessant zal zijn. Het gaat om faciliteren en inspireren. En daarom is dit tijdschri� er ook, om wijken meer keuzes te bieden en om te kijken wat bij hen werkt.

Een voorwaarde blij� dat het initiatief vanuit de wijk zelf komt. Anders werkt het niet. Die verbreding komt ook voort uit de brief aan de kamer van minister Donner (BZK) over de toekomst van de Wijken-aanpak (januari 2011). Daarin wordt het stimuleren van lee�aarheid en de eigen kracht van bewoners in de steden, dorpen en krimpregio’s en in de aandachtswijken benoemd tot speerpunt van het beleid. De wijkaanpak wordt breder ingezet en de eigen kracht van bewoners krijgt een grotere rol. Ik voorspel dan ook een verbreding van onze aanpak, meer variatie in wat we gaan doen en in de disciplines die we gaan betrekken.’

Kleine interventies met groot e³ect

Page 6: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

interview

Luuk Tepe werkt sinds 2007 als Stadsbouw meester Openbare Ruimte bij de gemeente Arnhem. Sindsdien is hij betrokken bij de vernieuwing van de wijk Klarendal.

Deze tekst is een bewerking van een gesprek met Luuk Tepe en Marjolein Peters (Studio Scale).

LuukTepe

9

Van arbeiderswijk tot ModekwartierDe Arnhemse wijk Klarendal is een negentiende-eeuwse arbeiderswijk met het karakter van een soort buurtschap net buiten de binnenstad. Het is een wijk in verandering. Na de jaren zestig kreeg te buurt te maken met problemen als werke loosheid, lage inkomens en drugs-overlast. De wijk raakte in verval. In die tijd is besloten om de buurt op te schroeven. Tepe: ‘Ik heb het gevoel dat pas de laatste jaren, met de introductie van het Mode-kwartier-project, echt een verandering in gang is gezet. Uit onderzoek van de gemeente bleken er veel kunstenaars en modeontwerpers in deze wijk wonen. Met onder meer een cursus voor startende ondernemers hebben we geprobeerd om juist hen – aanhakend op de mode-opleidingen in Arnhem – een kans te geven om hier een eigen modezaak te openen, en daarmee deze wijk een nieuwe identiteit te geven. Gelijktijdig was er vanuit de wijk een verlangen naar de oude levendigheid van de straat met kleine winkeltjes. Die twee initiatieven zijn aan elkaar gekoppeld en ingezet als middel om de Klarendalseweg, de ruggengraat van de wijk, het karakter van een modestraat te geven. Op dit moment is al een ver schuiving zichtbaar. Her en der verschijnen wat hippere tentjes en steeds meer mensen van buiten de wijk weten Klarendal te vinden. Ik beschouw dit als een signaal dat Klarendal niet alleen meer een arbeiders wijk is maar ook een plek voor studenten en yuppen. Dat het een gemixte wijk aan het worden is.’

SamenwerkingWat als een paal boven water staat is dat de samenwerking tussen de gemeente en de corporatie Volkshuisvesting goud waard is. Tepe: ‘Je kan samen tien keer meer doen dan ieder afzonderlijk. De gemeente en de corporatie hebben drie dingen gedaan. Eerst zijn de panden opgeknapt. Ten twee-de hebben we ondernemers ondersteund met het opze�en van eigen bedrij¶es en gezorgd voor een goede mix. Ten derde hebben we de openbare ruimte opgeknapt. Alles om sociale en econo mische verbete-ring te bewerkstelligen. Samen is dit voor mij een hele krachtige formule gebleken want het imago van de wijk is in een redelijk korte tijd enorm verbeterd, terwijl er praktisch niets gesloopt is.‘

Juist op het moment dat deze eerste belang rijke stappen waren gezet en deze hun vruchten begonnen af te werpen, kwam de vraag hoe dit alles te verduurzamen voor de wijk. Met deze vraag hee� de gemeente het Atelier Rijksbouwmeester benaderd en zijn Studio Scale en Stipo aan de slag gegaan. Samen hebben zij het rapport De nieuwe kracht van Klarendal uitgebracht dat in april 2011 aan de wethouder is over handigd.

Het gaat vooral om goed observeren en uitgaan van wat er is, en dat transformeren zonder het fysiek te veranderen.

Marjolein Peters: ‘Samen met Stipo is van het begin af aan voor een integrale en onderzoekende benadering gekozen. Als ontwerper ben je snel geneigd om een nieuw stedebouwkundig plan te maken maar wij denken dat het in dit soort wijken beter is om goed te kijken naar wat er is, en wat je er mee kan. De corporatie constateert nu samen met ons dat er inderdaad meer variatie in het aanbod moet komen om ook andere doelgroepen aan te trekken. De buurt zou bijvoorbeeld heel geschikt kunnen zijn voor gezinnen. Het is een mooie wijk met veel parken in de buurt. Wij hebben geadviseerd om de buurt kindvriendelijker te maken.

Je kan samen tien keer meer doen dan ieder afzonderlijk.

Niet door programma toe te voegen of door woningen te slopen en grotere huizen terug te bouwen, maar simpelweg door de openbare ruimte beter in te richten, woningen samen te voegen, dat soort dingen. Het is meer de so�ware dan de hardware.’ Luuk Tepe: ‘Wat we in Klarendal hebben bereikt is juist niet het resultaat van een masterplan, of een planmatige aanpak. Het is het resultaat van een geleidelijk, bijna organisch proces, waarin steeds nieuwe dingen gebeuren en ontstaan.’

Integrale benaderingDe integrale benadering van het ontwerp-team werd door de gemeente zeer gewaardeerd. Tepe: ‘Het gaat om een nieuwe manier van stadsontwikkeling die vooral voor dit soort wijken goed lijkt te werken. In Klarendal had je niet willen slopen en nieuw bouwen, zoals dat bijvoorbeeld in de wijk Presikhaaf wel is gebeurd. Bovendien was het voor de gemeente heel ·jn dat de gevoelens en ideeën die hierover al bestonden, door een extern team werden onderschreven en bovendien ook nog eens werden gestaafd met harde feiten en gedegen onderzoek. Het is een cadeautje maar je moet als gemeente natuurlijk wel je vraag helder hebben. Ook daarbij hee� het ontwerp-team ons geholpen en de vraag voor ons scherper geformuleerd. Stipo en Studio Scale hebben samen voor een hele analytische benadering gekozen. Ze hebben de wijk in detail, bijna pandsgewijs in kaart gebracht en goed gekeken naar het type bebouwing en bedrijvigheid. Op basis van die feiten hebben ze ons geadviseerd. Het hee� ons te denken gegeven, want dit doen we als gemeente eigenlijk te weinig en teveel in gescheiden afdelingen.’

Ontnuchterend Tepe: ‘Het advies bevat in ons geval ook ontnuchterende constateringen. Bijvoor-beeld dat we niet moeten proberen om mensen met behulp van allerlei dure ruimtelijke ingrepen vanuit de binnenstad naar de wijk te leiden. Het advies luidt: geef de wijk zo’n eigen onderscheidend karakter dat ze toch wel komen. We moeten ons ook realiseren dat we in deze wijk niet dezelfde winkeldichtheid en bedrijvigheid als in de binnenstad gaan halen. Het gaat vooral om goed observeren en uitgaan van wat er is, en dat trans-formeren zonder het fysiek te veranderen. Het is mooi om te zien hoe kleine inter-venties veel kunnen betekenen voor de buurt. Het e³ect van het rapport reikt bovendien verder dan Klarendal alleen. Het hee� een andere manier van denken in gang gezet bij veel van onze mensen. Wat dat betre� is dit voor Arnhem een echte eyeopener geweest.’

Lees meer over Arnhem Klarendal

op → p. 20

Observeren en transformeren

Page 7: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

interview

Corry Noom werkt sinds 2005 als wethouder in de gemeente Zaanstad en is onder meer verantwoordelijk voor de porte feuilles welzijn, jeugd, gezondheidszorg en grote-stedenbeleid.

11

Successen vierenCorry Noom hee� nog maar kort geleden de ballonnen in Poelenburg opgelaten. Want op 16 oktober jl. werden in de wijk twee vernieuwde speeltuinen geopend. Ze maken deel uit van de zogenaamde ‘Kindroute’, een idee van het ontwerpteam dat namens het Atelier Rijksbouwmeester een ontwerponderzoek uitvoerde in Poelenburg. Corry Noom typeert de wijk niet direct als een hele slechte wijk. Poelenburg bevindt zich echter wel altijd onderaan het lijstje. Noom: ‘Dat betekent dat je hier te maken hebt met de laagste inkomens, de meeste inwoners met een lage opleiding, de meeste mensen met een uitkering, de geringste doorstroming naar HAVO/VWO. Ook komen we hier een hoog huisartsenbezoek tegen. Dus de proble-matiek bevindt zich op verschillende niveaus en is bovendien geconcentreerd in een strook langs de straat Poelenburg, vooral in een aantal ¹ats die daar staan. Juist daar is ook een vrij grote doorstroom te zien. Dat kan komen doordat mensen niet tevreden zijn, of doordat ze een sociale stijging doormaken waardoor ze verhuizen naar een net iets grotere woning in een andere wijk. De behaalde successen worden dus niet in de wijk gevierd, en dat is jammer. Het is tevens zo dat bewoners te kort in de wijk wonen om zich er verant-woordelijk voor te voelen, of voor het opbouwen van relaties. Er zullen meer mogelijkheden moeten komen om bewoners te laten stijgen.’

Het wij-gevoelNet als veel andere gemeenten wil Zaanstad graag meer variatie aanbrengen, zowel in bewonersgroepen als in de woningen die er staan. Noom: ‘We proberen dat te bereiken door een sociaal programma neer te ze�en zodat mensen een sociale stijging kunnen maken, maar we weten dat het zeker niet zonder een fysiek programma kan.

Dat betekent dat we er naar streven een aantal ¹ats te vervangen door grond-gebonden eengezinswoningen zodat er meer mogelijkheden zijn de wooncarrière ook in de eigen omgeving te maken. Zo ontstaat er ook meer balans tussen hele goedkope woningen en de iets duurdere woningen. Als mensen er langer wonen

worden ze ook ne�er, trotser op hun buurt en gaan ze meer relaties aan. In het hart van de wijk willen we een multi functioneel centrum (MFC) neerze�en met een school, een buurthuis en een kinder opvang. Dat gebouw wordt een samen bindende plek en draagt bij aan dat ‘wij-gevoel’.

Duwtje in de rugNoom legt uit hoe het proces verliep. De gemeente Zaanstad klopte aan bij het Atelier Rijksbouwmeester ‘omdat ze wel een duwtje konden gebruiken’. De gemeente was al een heel eind op weg wat betre� de samenwerking met de betrokken corporaties, het opstellen van verbeterprogramma’s en afspraken met het Rijk. Noom: ‘Een van de punten waarvoor we verbetering zochten, betrof de aanpak van speelplekken. We hebben contact gezocht met de Rijksbouwmeester om te kijken hoe we de omgeving voor kinderen uitdagender zouden kunnen maken. We hebben eerst gekeken naar verbeterpunten voor de route die de kinderen het meeste a¹eggen, tussen het winkelcentrum en de toekomstige plek van het MFC. De speelplekken liggen aan deze route. In samenwerking met de leden van het ontwerpteam, Jeanne van Heeswijk, Stipo en Tanja Karreman, zijn vervolgens bijeenkomsten georganiseerd waar de kinderen bewust aan hebben mogen bijdragen. Ze keken naar de veiligheid in de wijk en wezen ons op ongure plekken en onveilige oversteekplaatsen. Samen met Jeanne van Heeswijk werkten ze aan hun eigen zichtbaarheid op straat en ontwier-pen ze bijvoorbeeld een lichtgevende Poelenburg-sjaal’. De adviezen van het ontwerpteam zijn gebundeld in de publicatie PLB to go.

Zelfvertrouwen aanwakkerenDe gang van zaken in Poelenburg laat zien dat niet alle adviezen ontwerpend van aard zijn of gericht op een fysieke uitwerking. Noom: ‘Je zou kunnen zeggen dat wij een proces hebben doorgemaakt. Wij wilden de kinderen zel�ewuster maken, ze op een leuke manier betrekken. Ze mochten een reisbureau oprichten en de volwassenen rondleiden om te laten zien hoe zij naar de wijk kijken. Er zijn kinderbuurtconciërges gekomen om de vervuiling van de buurt tegen te gaan. Hiermee konden de

kinderen ook een diploma halen. De winst is dat zel�ewust zijn en zelfvertrouwen wat het teweeg brengt; de ontwikkeling van de kinderen. Via hen zijn de ouders betrokken en zo bouw je aan dat zelfvertrouwen van de wijk. Hier doe je het voor.’ ‘Dit traject dwingt je ook als overheid om vervolgstappen te ze�en want je kunt die kinderen niet meenemen in zo’n proces als er vervolgens niets mee gebeurt. Dus we hebben er bewust voor gekozen om die betrokkenheid vast te houden en te kijken naar wat we nu alvast kunnen doen, want de sloop/nieuwbouw laat nog wel even op zich wachten. Vandaar dat we de speel-plekken alvast een nieuwe inrichting hebben gegeven.’

Winst voor Rijk en gemeente Noom onderschrij� de waarde van het multidisciplinaire karakter van de teams. Noom: ‘Juist daardoor kunnen ze je wijzen op mogelijkheden die je niet kent. Als ik alleen met stedenbouwkundigen zou werken dan zouden ze gaan tekenen, reacties verwerken en bouwen. Dan zouden we kansen gemist hebben in de ontwikkeling van die kinderen. Het kost meer tijd maar ik ben alleen maar blij dat we het zo hebben gedaan.’

Ze vervolgt: ‘Het Rijk hee� de rol van aan jager en de gemeente leert daar ontze�end veel van. Ik denk wel dat je zo’n project om de vijf jaar zou moeten aan -zwengelen want wij zi�en als gemeente weer heel snel in ons oude denk patroon. Dat extra zetje met geld en inspiratie is heel welkom. Het voordeel van deze aanpak is dat je met nieuwe mensen te maken hebt die niet belast zijn met het verleden. Ik geloof zeer in het aanjagende en verfrissende karakter van de teams. En het is de rol van de gemeente en onze ambtenaren om hiervoor open te staan. Het resultaat is dat wij als overheid zowel in proces als in uitvoering veel integraler zijn gaan denken. We hebben geleerd op een andere manier naar processen te kijken. Bovendien blijkt zo’n traject heel veel nevene³ecten te hebben. Denk aan het zel�ewustzijn van de jongeren, en het wij-gevoel in de wijk. Over een paar jaar staat Poelenburg niet meer onderaan die lijst, daar ben ik van overtuigd.’

CorryNoom

Lees meer over Zaandam

Poelenburg op → p. 24

Het wij-gevoel bevorderen

Page 8: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

interview

Koj Koning zet zich al jaren in voor de wijkvernieuwing in Eindhoven. Eerst bij de gemeente en sinds 2005 als districtmanager bij de corporatie Woonbedrijf. Zoekend naar een integrale aanpak voor de wijk Doornakkers klopte ze aan bij het Atelier Rijksbouwmeester.

13

Problemen achter de voordeurKoning kan levendig vertellen over de Eindhovense wijken in Tongelre; Lakerlopen en Doornakkers, waar ze al jarenlang actief is. Ze typeert Doornakkers als een vroeg naoorlogse wijk met een lief, dorps karakter. Een wijk met verschillende gezichten. Zo zijn er tuindorpachtige subbuurtjes met hele aardige “Oosten-rijkse” Philips-woningen. Maar ook vroeg naoorlogse woningbouw, prachtige portiek etage¹ats en een aantal bijzondere losstaande gebouwen. Daar bovenop hee� de wijk een mooie groenstructuur en zijn de woningen er betaalbaar. Over het algemeen zou je kunnen zeggen: een buurt waar vraag naar is. Ruim 40% van de woningen is in bezit van Woonbedrijf.Koning: ‘Toen ik bij Woonbedrijf kwam werken heb ik vrij snel een districtsplan gepresenteerd in de vorm van een glossy met Doornakkers als kandidaat voor een ‘Extreme Makeover’. Want we wilden het gezicht van de wijk niet slopen, maar wel mooier maken en onderdelen toevoegen die op dat moment misten. Het voorzieningenniveau was bijvoorbeeld slecht. En hoewel de wijk op het eerste gezicht niet zo slecht oogt, zit de proble-matiek achter de voordeur. Denk aan werke loosheid, armoede, ongezondheid, een hoog percentage ouderen dat eigenlijk in een seniorenwoning zou moeten wonen, eenzaamheid en ga zo maar door.

Wij houden het overeind‘Wij hebben als corporatie altijd de waarde van de gebouwen en de structuur van de wijk ingezien en hebben besloten niets te slopen. Want als je kijkt naar de straat-pro·elen, de parken en de hoeveelheid openbare ruimte, besef dat je zoiets nooit meer terugbouwt. Er is ook nog eens een rijk verenigingsleven en veel familie-relaties, dus er is al heel veel kostbaars aanwezig. Je moet je wel voorstellen dat ik hier jarenlang busladingen vol mensen door de wijk heb moeten rijden om maar te laten zien waarom we dit niet wilden slopen. Dat is een lang proces.’ De gemeente en Woonbedrijf zijn begonnen met het vormen van een alliantie waarbij ieder vanuit zijn eigen expertise en rol opereert. Beslissingen worden steeds samen genomen. Koning: ‘We hebben ons eerst gericht op

de voorzieningen; er kwam een multi-functio neel gebouw met een school en heel veel verschillende functies en appartementen: De Toeloop. Vervolgens werden 83 senioren woningen gebouwd en een winkelcentrum met koopapparte-menten erboven. Toen drong zich de vraag op wat te doen met leeggekomen panden, waaronder twee schoolgebouwen. Ook staat er nog een oud klooster dat klaar is voor een nieuwe invulling. We realiseer-den ons dat als je kiest voor een scenario van behoud je wel een plan moet hebben om die wijk te verlossen van het negatieve imago, de gezondheidssituatie te verbeteren en de groenstructuur beter te onderhouden. Daar moet je met z’n allen de schouders onder ze�en. We vroegen ons af hoe we in dat kader een integraal duur zaam plan zouden moeten maken. Met die vraag zijn we te rade gegaan bij het Atelier Rijksbouwmeester.’

Het resultaat van de pilot is vooral zichtbaar in de imagoverbetering van de wijk, een nieuw zel�ewustzijn.

Imagoverbetering Samen met het Atelier Rijksbouwmeester kwam de woningcorporatie tot de conclu sie dat er in Doornakkers een visie nodig was op de herbestemming van leegstaande gebouwen, de duurzame aanpak van het groen en de openbare ruimte, en vooral: het versterken van het imago van de wijk.

Koning: ‘Het Atelier hee� aan de alliantie drie bureaus toegewezen om met ons mee te denken over deze punten. Het bureau 5F10 ging aan de slag met de groen-structuur, Bureau Wijkwiskunde met imagoverbetering en Stadsherstel (Paul Morel) met de inventarisatie van het erfgoed. Het aardige was dat zij met afstand naar de wijk keken en met precies dezelfde aandachtspunten kwamen als waar wij al mee zaten: het was een feest van herkenning. Zij hebben ons laten zien wat we moesten behouden maar hebben ons ook tikjes op de vingers en duwtjes in de goede richting gegeven. Het resultaat van de pilot is vooral

zicht baar in de imagoverbetering van de wijk, een nieuw zel�ewustzijn. En daar hebben we kleine dingen voor gedaan met een groot e³ect. Zo hebben we bijvoor-beeld gevels schoon gestraald. Het klinkt raar maar dat doet iets tussen de oren bij mensen. Mensen zijn trots op hun woning en op het nieuwe wijkcentrum. Kleine gebaren doen heel veel. Zo hebben we er voor gekozen om heel herkenbare originele gemetselde Del�se School-tuinmuurtjes terug te brengen omdat er een wildgroei aan houten hekjes in de wijk plaats vond. Doordat Paul Morel en 5F10 zo lyrisch waren over die oorspronkelijke erf-afscheidingen zijn we anders gaan kijken naar dit soort kleine elementen. Het gaat veelal om bewustwording. Ook is er veel meer aandacht gekomen voor groen, voor het behoud van volwassen bomen en waardevolle historische elementen in de wijk. Zo is er een klok op het dak van een school waar van buurtbewoners willen dat hij het weer gaat doen. Mensen willen zich verknopen met een herinnering, met rituelen. Het is ook zo belangrijk om mensen te betrekken bij het vernieuwings-proces van hun buurt. De werkwijze van Bureau Wijkwiskunde liet vooral zien dat zij het zo mooi kunnen vertalen naar een systeem, naar een ruimtelijke aanpak. Er is veel kennis aanwezig bij de bewoners zelf en bij de wijkbeheerders, maar dat vertalen is moeilijk. De ontwerpbureaus hebben laten zien wat de grote gemene deler is in de wijk en waar de kansen liggen.’

Verrommeling van de wijkHardop denkend over de toekomst zegt Koning: ‘Ik maak me wel zorgen over het fenomeen ‘Right to buy’, het verkopen van huurwoningen aan bewoners. Je ziet namelijk dat deze wijk juist zo’n mooi geheel is gebleven omdat het grootste deel van de woningen in beheer is bij een corporatie. Niet dat wij het altijd allemaal zo fantastisch gedaan hebben maar als de eigendomsverhoudingen vervallen, en we nemen in ogenschouw dat de gemeente Eindhoven de welstand af wil scha³en, dan vraag ik me af hoe je de waarde van dit gebied overeind houdt. De verrommeling slaat geheid toe. Als je de waarde in dit soort wijken overeind wil houden dan moet je hier niet mee experimenteren.’

KojKoning

Lees meer over Eindhoven

Doornakkers op → p. 16

Een nieuw zel�ewustzijn

Page 9: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

interview

Like Bijlsma en Eireen Schreurs vormen samen SUBo£ce architecten, een bureau dat zich onderscheidt door een kritische en analytische houding en het aangaan van multidisciplinaire samenwerkings verbanden. Dat weerspiegelt zich in gevarieerde projecten. Zo hee� het bureau naast een aantal kleinere bouwprojecten deelgenomen aan kunst-manifestaties, tentoon stellingen en onder zoeken en hee� het in opdracht van Atelier Rijksbouwmeester gewerkt aan een visie voor de wijk Zomerzone in Haarlem.

15

Opgave in ZomerzoneDe opgave voor Atelier Rijksbouwmeester in de wijk Zomerzone in Haarlem Oost bestond uit twee delen. Enerzijds ging het heel speci·ek om het oplossen van de barrièrewerking van de Prins Bernhardlaan, en anderzijds om een meer algemene visie op de wijk Zomerzone. Eireen: ‘We werkten samen met twee andere bureaus, het landschapsbureau 5F10 en Citythoughts. Ieder bureau ging vrij automatisch op een speci·ek schaalniveau zi�en. Zo onder-zocht Citythoughts het hogere, regionale schaalniveau en bekeek 5F10 vooral de middenschaal. Wij hielden ons met het kleine schaalniveau bezig’. De visie voor de wijk Haarlem Oost is in april 2011 gepresenteerd aan de stads-bouw meester en de wethouders van Haarlem. Eireen: ‘Opvallend is dat onze visie afwijkt van de plannen van de gemeente. In plaats van verder verstede-lijken van de wijk met groot schalige appartementen langs de uitvalswegen aan de oostzijde van Haarlem, stelt ons team voor om juist de groene kwaliteiten aan te grijpen voor het gefaseerd opwaarderen van de wijk. In onze ogen kan met behulp van kleine ingrepen op het kruispunt van routes en groenstructuren gewerkt worden aan de lee�aarheid. Ook stellen we voor de wijk te zien als toegangspoort tot het groene hart in plaats van als bu³er. Door vaar- en ·etsroutes door te trekken en recreatief programma aan de oevers van de Liede te leggen, kan de stad Haarlem aan de oostzijde een nieuw stads gezicht krijgen, met een geheel eigen waterfront.’

Bestaande kwaliteitEireen beschrij� hoe het bureau eerst vooral naar de bestaande kwaliteiten van de wijk hee� gekeken: ‘We waren niet zo op zoek naar grote gebaren maar wilden eerst kijken naar dingen die je direct kan doen, die meteen e³ect sorteren, en die ook betekenis hebben voor de bewoners. Die houding was vooral een reactie op de bestaande plannen, waarbij een enorm woningbouwprogramma de aanleg van de Mariatunnel ten zuiden van de wijk mogelijk moest maken. Alle ontwikkelin-gen waren op de komst van deze tunnel geënt terwijl realisatie onzeker was.’ Like vervolgt: ‘Wij hebben ons afgevraagd wat

Haarlem Oost eraan hee� als je de Prins Bernhardlaan transformeert tot een stedelijke stads straat. Het gaat in onze ogen om een kleinschalig groen gebied met een vrij rommelig karakter. Het niet-stedelijke hee� hier juist waarde. Van daaruit zijn we gaan werken. We hebben ons vooral laten inspireren door de boten cultuur die hier heerst, en hebben dat bijvoorbeeld verwerkt in voorstellen voor een kanohotel aan de Liede.’

Sociaal-maatschap pelijke problemen kun je niet oplossen met ruimtelijke ingrepen, maar het gaat om het herkennen van de potenties en het pakken van kansen.

Samenwerking & nevene�ectenHet is voor SUBo£ce niet nieuw om met meerdere disciplines te werken. Eireen: ‘Het is interessant op zo’n manier aan een dergelijke opgave te werken die heel complex is. Je hebt elk je eigen inbreng vanuit verschillende kennisvelden. Wat zo leuk en leerzaam is aan de samenwerking met andere bureaus, is dat je in een open discussie veel kennis kan ordenen en verbinden. Dat maakt je argumentatie scherper.

Je pakt al ontwerpend zaken aan die je niet voorzag. En dat gee� aan dat het proces minstens zo belangrijk is als de uitkomst.

Ontwerpers zijn niet zo gewend op een brede manier na te denken over de opgave. Wij hadden in ons team best wat menings-verschillen, bijvoorbeeld of je wel of niet moet bouwen in de groene bu³er van Haarlem Oost. Omdat het in feite al een toegeëigende rommelzone is, vonden wij dat dat best moest kunnen, mits je het goed landschappelijk inkadert met stevige bomenrijen of windsingels. Het is even puzzelen maar die wrijving brengt je wel verder.’ Like: ‘Een ander belangrijk nevene³ect van deze manier van werken is dat duidelijk

wordt voor gemeenten waar de problemen nou eigenlijk liggen. Vaak is de vraag bij aanvang helemaal niet duidelijk. Het probleem zit vaak op een ander vlak dan dat zij aanvankelijk formuleren. Je pakt al ontwerpend zaken aan die je niet voorzag. En dat gee� aan dat het proces minstens zo belangrijk is als de uitkomst. Eigenlijk biedt je de gemeente met zo’n visie een second opinion op hun eigen beleid.’

Ontwerpend aanpakkenLike: ‘Er wordt in aandachtswijken vooral gestuurd op sociale programma’s. Dat is prima, maar deze worden vaak te klakke-loos vertaald naar generieke ingrepen, zoals je bijvoorbeeld ziet bij brede scholen. Er wordt eigenlijk weinig gekeken naar de speci·eke kwaliteiten van de lokatie, zowel in sociale als fysieke zin. Dat vinden wij juist een taak voor de ruimtelijke discipline, om deze naar boven te halen. Daarvoor moet je goed kunnen kijken en luisteren. Je kunt sociaal-maatschappelijke problemen niet oplossen met ruimtelijke ingrepen, maar je kunt wel potenties herkennen en kansen pakken.’

Eireen: ‘Het is onze professie om te kijken naar de mogelijkheden van een plek. Een socioloog kijkt naar sociale structuren; wij kijken naar wat zo’n wijk speci·ek maakt en hoe je met kleine dingen een groot verschil kan maken. Bijvoorbeeld door een park herbergzaam te maken, of een stoep goed laten functioneren, of een plein voor meer dan alleen hangjongeren geschikt maken, daar gaat het om. Hierbij moet je je eigen discipline natuurlijk niet vergeten. Uiteindelijk ben je gewoon architect. Je kunt met behulp van andere invalshoeken meer richting geven aan je eigen werk, maar we moeten niet het werk van de socioloog gaan overnemen. Deze tijd vraagt om een gevoeliger houding van de architect en een scherp oog voor aanwezige potenties in de bestaande context.’

SUBo£ce

Lees meer over Haarlem

Zomerzone op → p. 44

Herkennen van potentie

Page 10: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Besloten werd om drie onder-zoeksbureaus ieder vanuit een andere invalshoek te laten kijken naar de wijk: naar het imago, het openbaar groen en de historische gebouwen.

21

3

6.780 inwoners2.945 woningen3.530 huishoudens2,3 groo�e huishouden

Doornakkers hee� heterogene wijken en scoort een -33 op overlast en veiligheid en -22 op de publieke ruimte t.o.v. het landelijke gemiddelde.

16 17

1 → Bureau Wijkwiskunde in gesprek met buurtbewoners. 2 → Projectenkaart van 5F10 met verschillende

stedenbouwkundige eenheden, belangrijke gebouwen en

plekken, knelpunten en zwakke gebieden.

3 → Het franciscaner Klooster ligt centraal in de wijk en krijgt

een nieuwe bestemming.

De gemeente Eindhoven en woning corporatie Woon bedrijf waren in 2009 de eersten die zich meldden toen bekend werd dat het Atelier Rijksbouw-meester interdisciplinaire teams wilde gaan inze�en om een ontwerpende aanvulling te bieden op de wijkactie plannen van diverse gemeenten. Het ging om Doornakkers, een wijk met een negatief imago veroor zaakt door een hoge werk loosheid, relatief veel crimi naliteit en een gespannen sfeer tussen verschillende bevolkings groepen. In eerste instantie valt er weinig op aan de wijk; de meeste problemen bevinden zich achter de voordeur.

ImagoverbeteringDe gemeente, de woningcorporatie en de Rijksbouwmeester kozen in samenspraak met lokale partijen voor een integrale stedenbouwkundige visie op de ontwikkeling van Doornakkers. Besloten werd om drie onderzoeksbureaus ieder vanuit een andere invalshoek te laten kijken naar de wijk: naar het imago, het openbaar groen en de historische gebouwen.

Bureau Wijkwiskunde – een bureau samen gesteld uit antropologen en ontwerpers – onderzocht de sociaal-maatschappelijke identiteit van de wijk. De teamleden deden literatuuronderzoek, observeerden in de wijk en interviewden buurtbewoners. Met deze input hebben ze vervolgens aangegeven welke kansen er liggen om het imago van de wijk te kunnen verbeteren. Hun visie spitst zich toe op een drietal fysieke locaties in de wijk waar verschillende groepen bewoners elkaar ongedwongen en/of noodzakelijk ontmoeten. Juist die locaties kunnen als ‘identiteitsdragers’ bijdragen aan

imagoverbetering, niet alleen van de wijk maar ook van de bewonersgroepen zelf. Het advies luidt: geef historische panden weer een publieke functie, laat mensen zich weer verbinden met de historie zodat ze trots worden op hun buurt en hun betrokkenheid groeit. Zo zou een monumentaal klooster in de wijk bijvoor-beeld kunnen dienen als expositieruimte met onder andere een vaste tentoon-stelling over de historie van Doornakkers.

Bureau Wijkwiskunde adviseert voorts om in te ze�en op het creëren van klein-schalige netwerken, op ongedwongen ontmoetingen tussen verschillende groepen, bijvoorbeeld door het onder-brengen van een Turks winkeltje in het nieuwe buurtcentrum ‘De Toeloop’. En de huidige armoede en werkloosheid zouden kunnen worden aangepakt door kleine bedrijvigheid in de wijk te stimu leren, maar ook door de herintroductie van ‘de klussendienst’ en een sociale buurt-werkplaats - bij voorkeur in een oud leegstaand gebouw - waar mensen hun kansen op een baan kunnen vergroten.

Merlijn Michon

Bureau wijkwiskunde‘Wij vinden dat de ‘ontwerppilot’ van de Rijksbouwmeester ons de gelegenheid en ruimte hee� gegeven om te kunnen dromen en verder te kijken dan het negatieve imago dat het label krachtwijk met zich mee brengt. De pilot hee� Wijkwiskunde, Stadsherstel en 5F10 bij elkaar gebracht als bijzonder en e�ectief team, zonder dat de resultaten moesten voldoen aan een politiek of bestuurlijk programma. Dat deze nu wel zijn meegenomen in de langetermijnvisie Doornakkers gee� alleen maar aan dat het wel op waarde is geschat door de uitvoerders, maar dat het nu wel weer in handen van de uitvoerders ligt wat ze ermee doen en hoe dat ge�nancierd moet worden.’

Cultureel erfgoed en groenDoornakkers hee� een waardevolle stedenbouwkundige structuur, gebaseerd op het Algemeen Uitbreidingsplan van Eindhoven (1930) van J.M. de Casseres. Een opvallende enclave in de wijk wordt gevormd door een buurtje met nood-woningen van kort na de Tweede Wereld-oorlog met een afwijkend lensvormig stratenpatroon; de zogenaamde Philips-woningen. Ook elders in de wijk bevinden zich veel historische panden. Paul Morel, cultureel erfgoedspecialist en restauratie-medewerker bij Stadsherstel Amsterdam, bracht ze in kaart en deed aanbevelingen voor herbestemming. Vaak bleken historisch waardevolle gebouwen te staan op locaties die door Bureau Wijkwiskunde werden aangewezen als logische ontmoetings plekken voor bewoners. Landschapsbureau 5F10 deed onderzoek naar het maximaal benu�en van bestaand groen in de wijk en naar het optimaliseren van ‘de Omloop’; de verbinding tussen de

oudere bebouwing en de recent opgeleverde nieuwbouw. Een aantal van de door Morel aangewezen kansrijke panden bevinden zich langs deze ‘Omloop’. Ook schreef 5F10 een langetermijnvisie met betrekking tot groen in de wijk en wat de mogelijkheden zijn van al aanwezige maar onbenu�e elementen. Tijdens een gezamenlijke eindpresentatie bleken de adviezen goed op elkaar aan te sluiten en elkaar te kunnen versterken.

DoornakkersEindhoven

Page 11: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Het is volgens het ontwerp team van groot belang om bij fysieke ingrepen in het gebied eerst te kijken wat de restauratieve mogelijkheden zijn voor de bebouwing of de openbare ruimte.

4 5

6 7

18 19

6 → Doornakkers hee� een waardevolle stedenbouwkundige

structuur. Een opvallende enclave wordt gevormd door een

buurtje met naoorlogse noodwoningen, de zogenaamde

‘Philips-woningen’.

7 → Bureau Wijkwiskunde neemt straatinterviews af.

Heiko Misko�e

5F10 ‘Het samenwerken in een multidisciplinair team, een plan ontwikkelen voor een interessante wijk met veel potentie, in korte tijd veel werk verze�en en een eindproduct leveren, het leggen van nieuwe contacten met andere bedrijven, instanties en gemeenten: allemaal goed. Het was en is voor ons een mooie kans die we met beide handen hebben aangegrepen. Er zijn wel kan�ekeningen te plaatsen. Ons multidisciplinaire team is kortstondig in de materie gedoken, hee� voorstellen en aan-bevelingen gedaan, maar van blijvende betrokkenheid lijkt vooralsnog geen sprake. Als 5F10 hebben we nog wel een projectvoorstel gedaan om in ieder geval te proberen een aantal onderdelen uit onze studie verder uit te werken maar dat bleek niet haalbaar. In onze beleving is juist continuïteit in de personele beze�ing over een langere periode heel belangrijk om gedane voorstellen en onderzoeken uiteindelijk te vertalen naar een succesvol plan.’

Michel Driessen

programmamanager Gemeente Eindhoven (tot december 2010) ‘De pilot hee� drie zeer interessante rapporten voor Doornakkers opgeleverd. De wens van de gemeente is nu dat de mensen uit de wijk het zelf gaan overnemen. Dat is een valkuil. De meer waarde van de frisse blik moet je juist vasthouden. De expertise en kennis van die drie bureaus moet je vertalen naar een uitwerkings-plan. Het was mooi geweest als ze ook een stukje procesbegeleiding hadden mogen doen. Nu moeten andere mensen het verder gaan brengen maar zij zullen op z’n minst een deel van het proces opnieuw moeten doen. Hoewel in Doornakkers de gemeente en de corporatie heel goed samenwerken heb ik wel deze opmerking. De gemeente moet durven niet zelf de regie in handen te houden. Soms zijn anderen nodig om het proces sterker te maken.’

OntwikkelingsmogelijkhedenDe drie studies complementeren elkaar en schetsen een samenhangend beeld van de ontwikkelingsmogelijkheden voor Doornakkers, zowel op ruimtelijk als sociaal vlak. Een belangrijke conclusie uit alle drie de studies is dat Doornakkers veel (historische) kwaliteit hee� die veel beter benut kan worden. Doornakkers is een tuindorp met veel stedenbouwkundige kwaliteit, met kwalitatief hoogwaardige gebouwen die zeer geschikt zijn voor herbestemming. En de wijk hee� een sterke eigen identiteit, met wortels in het verleden. Met oog voor de (historische) context kan in Doornakkers de al aanwezige kwaliteit verder worden ‘geactiveerd’ en uitgebouwd. Het is volgens het ontwerpteam dus van groot belang om bij fysieke ingrepen in het gebied eerst te kijken wat de restauratieve mogelijkheden zijn voor de bebouwing of de openbare ruimte. In de praktijk lijkt dit advies al helemaal opgepikt te zijn: zo

hee� de woningcorporatie geïnvesteerd in het terugbrengen van originele heggen, tuinmuurtjes en erfafscheidingen, en is er veel meer aandacht voor het duurzaam omgaan met het groen in de wijk. Ook is er veel aandacht voor de waarde van de monumentale panden en wordt er met zorg nagedacht over herbestemming. De al in gang geze�e ontwikkelingen in de wijk hebben mede door de intensieve samenwerking die is voortgekomen uit de ontwerppilot een belangrijke impuls gekregen.

Jan van de Ven

wijkprojectmanager Doornakkers gemeente Eindhoven‘Met de aandacht voor behoud van cultureel erfgoed hee� het Atelier Rijksbouwmeester een belangrijke bijdrage geleverd aan de koers die voor de toekomst van de wijk is ingeslagen. Onderzocht is hoe cultuurhistorisch waardevolle objecten zinvol kunnen worden herbestemd met als doel erfgoed in te ze�en ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de sociale en economische structuur. Het onderzoek naar imago en identiteit uitgevoerd aan de hand van gesprekken met bewoners in de buurt (Wijkwiskunde), naar de kansen van het gebouwde erfgoed (Stadsherstel Amsterdam) en een stedenbouwkundige analyse met een schetsplan openbare ruimte (5F10) hee� zeker in zijn samenhang, waardevolle bouw-stenen opgeleverd voor de visie Doornakkers 2030.’

4 → Imago-onderzoek door Wijkwiskunde. 5 → De woningcorporatie hee� geïnvesteerd in het

terugbrengen van originele heggen, tuinmuurtjes en

erfafscheidingen en er is veel meer aandacht voor het duurzaam

omgaan met het groen.

Page 12: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

De zoektocht naar een impuls voor het imago van de wijk in combinatie met de aanwezigheid van veel startende kunstenaars en modelie�ebbers in de stad, leidde tot een gouden greep: Klarendal werd omgedoopt tot Modekwartier.

1

20 21

Luuk Tepe

Stadsbouwmeester Openbare Ruimte gemeente Arnhem‘De integrale benadering van het ontwerp team werd door de gemeente zeer gewaardeerd. Het gaat om een nieuwe manier van stads-ontwikkeling die vooral voor dit soort wijken goed lijkt te werken. In Klarendal had je niet willen slopen en nieuw bouwen. Bovendien was het voor de gemeente heel �jn dat de gevoelens en ideeën die hierover al bestonden, door een extern team werden onderschreven en bovendien ook nog eens werden gestaafd met harde feiten en gedegen onderzoek. Het is een cadeautje maar je moet als gemeente natuurlijk wel je vraag helder hebben. Ook daarbij hee� het ontwerp-team ons geholpen en de vraag voor ons scherper geformuleerd.’  

Katalyseren met niet-woonfunctiesDe eerste stappen waren gezet, Klarendal had een positieve impuls gekregen. De vraag bleef echter hoe de wijk op de lange termijn van deze acties zou kunnen pro·teren. Welke ruimtelijke en program-ma tische maatregelen zouden nodig zijn om de dragers van de wijk (de Sonsbeek-singel en de Klarendalseweg) ook op langere termijn te versterken? Met deze vragen klopte de gemeente Arnhem aan bij het Atelier Rijksbouwmeester. Vervolgens hebben Stipo en Studio Scale met een bewust integrale visie naar de vraag-stukken gekeken. De wijk werd cultuur-historisch, stedebouwkundig, program-matisch en economisch geanalyseerd. Ook werden interviews afgenomen en werd de wijk vergeleken met andere wijken in Nederland, en qua modefactor met een soortgelijke aanpak in Antwerpen.

Opvallend is de keuze voor dialoog, zowel met de opdrachtgever als met de bewoners zelf. Ook het advies aan de gemeente om – in tegenstelling tot de meer gangbare sloop-nieuw bouw-mentaliteit – te focussen op het bestaande en te katalyseren met niet-woonfuncties is opmerkelijk. De historische kwaliteiten van de wijk en de sociaal-economische structuur blijven zo beter voor de wijk behouden.

1 → Klarendalseweg en omgeving: hier zijn startende

modeondernemers ondergebracht in de plinten en is

geïnvesteerd in wijkoverschrijdende functies zoals een

restaurant (rechts) en binnenkort een modehotel en een

multifunctioneel centrum, allen in historische panden.

Mode als aanjager voor stedelijke vernieuwing: in de wijk Klarendal in Arnhem bracht de woningcorporatie modeateliers onder in de plinten aan de Sonsbeek-singel en de Klarendalseweg. Studio Scale en Stipo analyseerden vervolgens in opdracht van de Rijksbouw-meester en de gemeente Arnhem de hoofdas van de wijk, de Klarendalseweg. De hamvraag was: hoe kunnen we deze inzet op de langere termijn bestendigen?

Van arbeiderswijk tot modekwartierKlarendal is een negentiende-, vroeg twintigste-eeuwse wijk, vlakbij het historische centrum van Arnhem. Een echte volkswijk met een grote variatie aan vooral kleinere woningen plus een aantal waardevolle historische monumenten en omliggende parken. Tot de jaren zestig was het een arbeiders-wijk waarvan de bewoners werkten bij de grote industrieën in Arnhem. Daarna begon de wijk te verloederen en braken roerige tijden aan getekend door armoede, verval en drugsproblemen. Sinds 2006 zijn de woningcorporatie Volkshuisvesting (bezi�er van de meeste woningen in de wijk) en de gemeente bezig een structu-rele vernieuwing in de wijk door te voeren. Voor die vernieuwing werd een bijzonder concept gekozen: Klarendal als Modekwartier. En met succes want de wijk hee� een positief imago gekregen.

Investeren in de plintenDe aanpak was vooral gericht op de Sonsbeeksingel en de Klarendalseweg: voorheen belangrijke economische wijk-assen. Bewoners bleken hier de levendig-heid van vroeger te missen. De zoektocht naar een impuls voor het imago van de wijk in combinatie met de aanwezigheid van veel startende kunstenaars en modelie�ebbers in de stad, leidde tot een gouden greep: Klarendal werd omgedoopt tot Modekwartier en er werden rond de veertig startende modeondernemers ondergebracht in de plinten van de Klarendalseweg en de directe omgeving. Ook werd geïnvesteerd in functies die mensen vanuit de hele stad trekken: een restaurant en binnenkort een nieuw modehotel en een multifunctioneel centrum, beide ondergebracht in historische, karaktervolle panden. Ook hee� de gemeente ingezet op de herinrichting van de openbare ruimte, training voor ondernemerschap en winkelstraatmanagement.

KlarendalArnhem

6.170 inwoners3.070 woningen3.520 huishoudens2,0 groo�e huishouden

Klarendal hee� heterogene wijken en scoort een -39 op overlast en veiligheid en -13 op de publieke ruimte t.o.v. het landelijke gemiddelde.

Page 13: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Opvallend is de keuze voor dialoog, zowel met de opdracht gever als met de bewoners zelf.

De wijk werd cultuurhistorisch, stedebouwkundig, programmatisch en economisch geanalyseerd. Ook werden interviews afgenomen en werd de wijk vergeleken met andere wijken in Nederland, en qua modefactor met een soortgelijke aanpak in Antwerpen.

3

2 4

22 23

Berry Kessels

Manager Wonen bij woningcorporatie Volkshuisvesting Arnhem‘Wij zien het rapport De nieuwe kracht van Klarendal als een goede dieptestudie naar wat wij daar gedaan hebben en zijn onder de indruk van de manier waarop en de secuurheid waarmee het rapport gemaakt is. Onze rol als corporatie is vooral die van investeerder maar onze aanpak in Klarendal is veel breder. In het Modekwartier hebben we slecht onderhouden panden aangekocht en opgeknapt. We verhuren ze tegen marktprijzen, die in Klarendal laag zijn, aan modeontwerpers, vaak in combinatie met een sociale huurwoning erboven. De straat is daardoor weer gaan leven. De waardering van de bewoners is spectaculair gestegen. We laten niet los. We zullen in de toekomst mondjesmaat wat woningen verkopen en volgend jaar opent een modehotel in de wijk.’

De kracht van KlarendalHet rapport van Stipo en Studio Scale, De nieuwe kracht van Klarendal; mode als startpunt van vernieuwing, is op 6 april 2011 door de Rijksbouwmeester aan de wijk Klarendal aangeboden. Uit het rapport komt naar voren dat het modeconcept veel interesse hee� aangewakkerd en zeker hee� bijgedragen aan een positiever imago van de wijk. Om dit echter op de lange termijn vast te houden adviseren Stipo en Studio Scale een wijkoverstijgende publieksfunctie toe te voegen, bijvoorbeeld in het geplande multifunctionele centrum in een oude kazerne. Structurele verandering van een wijkimago treedt volgens hen pas werkelijk op als mensen ook daadwerkelijk in de wijk komen. Een tweede advies van het team is om Klarendal als kind vriende-lijke wijk te ontwikkelen. Dit vraagt om een aantal ingrepen zoals samen voeging van boven- en benedenwoningen, het kindvriendelijker inrichten van de openbare ruimte, het vergroten van sociale veiligheid door meer voorkanten aan de straat te situeren, het beter benu�en van de omliggende parkengordel en het verhogen van de kwaliteit van het basis onderwijs.

Marjolein Peters

Studio Scale ‘Onze pilot werkte goed omdat we de opgave al in een vroege fase met de gemeente samen hebben geformuleerd. Vervolgens hebben we veel mensen van de gemeente, maar ook onder-nemers, de corporatie, bewoners en andere betrokkenen kunnen raadplegen. Uiteindelijk hebben we de stedebouwkundige analyse, het ontwerp, en de programmatische studie als één verhaal in elkaar laten vloeien. We hebben daarbij alle vrijheid gehad om onze expertise op een kritische manier te kunnen inze�en en zo de gemeente van een frisse blik op Klarendal kunnen voorzien. Het is wel zo dat een dergelijke studie alleen succes hee� als de gemeente in zijn volledige breedte achter de vraagstelling staat, en ook open staat voor onverwachte oplossingen.’

Toekomstscenario’sHet rapport sluit af met twee mogelijke ontwikkelingsscenario’s. De eerste wijst erop dat als het de woningcorporatie lukt om een deel van de sociale huurwoningen verkopen, een hogere koopkracht de huren zal doen stijgen, en dat de modeateliers zonder ondersteunende investeerder, uit de wijk zullen verdwijnen. Dat hoe� niet erg te zijn, mits er nieuwe, specialistische functies voor in de plaats komen.

Tweede mogelijkheid is het uitbouwen van de modefunctie in Klarendal. Daarvoor, benadrukt het team, moet een dragende en investerende coalitie ontstaan met andere partijen dan alleen de woning-corporatie. Aansluiting bij andere mode-instituten en -initiatieven is nodig. Zo kan Klarendal naast alle mode-initiatieven en de bijzondere winkels in de binnenstad een belangrijke schakel blijven in de infra-structuur voor Arnhem als modestad, én

een geliefde, kleinschalige wijk worden met een mix van mode ontwerpers, ateliers, winkels en woningen.

Hans Karssenberg

Stipo ‘Het was in meerdere opzichten een cadeau om vanuit ons interdisciplinaire team voor stedelijke ontwikkeling Stipo samen met Studio Scale aan dit project van de Rijksbouwmeester deel te kunnen nemen. Een cadeau voor gemeente en corporatie, die enkele belangrijke maar niet gebruikelijke vragen konden uitze�en. Maar ook een cadeau voor ons, een nieuwe vermenging van strategie, gebruik en ontwerp in de praktijk te kunnen brengen. In Arnhem is deze aanpak voor Modekwartier Klarendal ontvangen als ‘de nieuwe manier van werken’ en het is goed te zien dat de resultaten er nu in de praktijk lijken te landen.’

3 → Klarendal hee� alles in zich om een populaire (woon)

bestemming te worden. Op de kaart zijn de typerende

kwaliteiten van de wijk aangegeven. Dit zijn de ligging dichtbij

het centrum, het vernieuwende karakter van het Modekwartier,

de groene kwaliteiten van de Leuke Linde en de stadsparken,

het aanwezige cultureel erfgoed en de transformatie van het

voormalig postkantoor en de kazerne tot (bovenwijkse)

trekkers.

4 → Het project Modekwartier hee� zijn zwaartepunt in de

driehoek Klarendalse weg – Sonsbeeksingel – Koolstraat.

Verderop langs de Klarendalseweg neemt de intensiteit van het

programma af. Het door de gemeente geplande “rondje

strijkijzer”schampt slechts aan het Modekwartier. Vanaf station

Velperpoort zou een route door de Paulstraat of de

Hovenierstraat directer aansluiten op het Modekwartier.

Vanwege de aanwezige functies en type bebouwing ligt meer

Mode-programma hier echter niet voor de hand.

2 → Op het terrein van de Menno van Coehoorn-kazerne komt

het ‘Multifunctioneel Centrum Klarendal’. Doel is het creëren

van een bruisende locatie aan de ruggengraat van de wijk, de

Klarendalseweg, door verschillende wijkfuncties samen te

brengen en elkaar te laten versterken.

Page 14: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Er wordt gewerkt aan het aan-brengen van meer variatie in het woningaanbod, meer sociale cohesie en veiligheid op straat. De ‘Kindroute’ is een van de eerste zichtbare resultaten van de plannen.

21

24 25

1-2 → Onlangs vernieuwde speeltuin langs de Kindroute.

Kinderen uit de wijk hebben zelf bijgedragen aan de vormgeving

van de speeltuin.

In opdracht van de gemeente Zaanstad en het Atelier Rijks-bouwmeester is in de wijk Poelenburg in Zaandam een ontwerp onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van een kindvriendelijke ·ets- en wandelroute door de wijk. Resultaat: in oktober 2011 is de zogenoemde ‘Kindroute’ feestelijk geopend door de Wethouder Corrie Noom. De tools voor de route werden geleverd door Stipo in samen-werking met Jeanne van Heeswijk en Tanja Karreman.

Achtergrond De wijk Poelenburg ligt in Zaandam Zuidoost, vlakbij de Rijksweg A8, en is in de jaren zestig gebouwd volgens de herken-bare en logische principes van de na-oorlogse bouw. Aan de rand schermen middelhoge ¹ats de wijk van de drukke weg af, terwijl richting het centraal gelegen Darwinpark in toenemende mate laag-bouw te vinden is. Poelenburg telt ruim 8.000 inwoners die zijn ondergebracht in ruim 3.100 woningen; het overgrote deel huurwoningen in de sociale sector. Hoewel de wijk veel positieve kanten hee�, zijn er ook sociale en ruimtelijke problemen. Zo is het bewoners verloop in de wijk groot waardoor de binding met de buurt beperkt is. ‘Sociale stijgers’ kunnen er niet terecht en er spelen sociaal-maatschappelijke problemen waaronder schooluitval, gevoelens van onveiligheid, gezondheids-problemen en verslechtering van de kwaliteit van de woningen en de woon-omgeving.

Maar er zijn ook goede dingen. Zo is Poelenburg de groenste wijk van Zaandam, is de bevolking jong (60% van de allochtone bewoners en 20% van de autochtone bewoners is jonger dan 30 jaar) en zijn er belangrijke voorzieningen binnen handbereik, waaronder een ziekenhuis, een moskee en een aantal scholen aan de rand van wijk. De gemeente Zaanstad hee� aangegeven dat het ‘groene, leven-dige en gastvrije’ karakter van de wijk in de toekomst nog sterker naar voren zou moeten komen en dat Poelenburg nadrukkelijk als kind- en jeugdvriendelijke wijk herkenbaar moet worden. De gemeente werkt sinds een aantal jaren samen met de woningcorporaties Rochdale, Parteon en ZVH aan een reeks stedenbouwkundige ingrepen in de wijk. Er wordt gewerkt aan het aanbrengen van meer variatie in het woningaanbod, meer sociale cohesie en veiligheid op straat. De ‘Kindroute’ is een van de eerste zichtbare resultaten van de plannen.

Corry Noom

wethouder gemeente Zaanstad ‘Het Rijk hee� de rol van aanjager en de gemeente leert daar ontze�end veel van. Ik denk wel dat je zo’n project om de vijf jaar weer zou moeten aanzwengelen want wij zi�en als gemeente weer heel snel in ons oude denk-patroon. Dat extra zetje met geld en inspiratie is heel welkom. Het voordeel van deze aanpak is dat je met nieuwe mensen te maken hebt die niet belast zijn met het verleden. Ik geloof zeer in de aanjagende en verfrissende waarde van dit soort initiatieven. En het is de rol van de gemeente en onze ambtenaren om hiervoor open te staan.’

De kindrouteIn samenspraak met de gemeente hee� Atelier Rijksbouwmeester Stipo, Jeanne van Heeswijk en Tanja Karreman gevraagd om de gemeente Zaanstad te helpen bij het vormgeven van de kindroute. Het moest een veilige, duidelijke route van huis naar school worden, die de school verbindt met de speelplekken in de buurt. De partijen werden uitgedaagd om een soort ‘gereedschapskist’ te bedenken waarmee de gemeente en ontwerpers verder zouden kunnen. De input werd onder andere verkregen door te inventariseren hoe kinderen de wijk gebruiken en door bewoners en professionals enthousiast te maken. Ook werd aandacht besteed aan de kansen en bedreigingen voor het ontwerp en het beheer van de kindroute. Bovendien lag er een uitdaging om de route niet alleen als inrichtingskwestie te beschouwen, maar ook als middel om bij kinderen en jongeren aan talentontwikkeling en zelfvertrouwen

te werken. Van begin af aan zijn zoveel mogelijk partijen, waaronder ook ouders en kinderen zelf, intensief bij het proces betrokken zodat ze niet alleen mede-eigenaar van het ontwerp zouden worden maar ook medeverantwoordelijk om het project te laten slagen.

PoelenburgZaandam

7.870 inwoners2.949 woningen3.280 huishoudens2,7 groo�e huishouden

Poelenburg hee� open bouwblokken/stempels en scoort een -31 op overlast en veiligheid en +14 op de publieke ruimte t.o.v. het landelijke gemiddelde.

Page 15: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Van begin af aan zijn zoveel mogelijk partijen waaronder ouders en kinderen intensief bij het proces betrokken.

Er lag een uitdaging om de route niet alleen als inrichtingskwestie te beschouwen, maar ook als middel om bij kinderen en jongeren aan talent ontwikkeling en zelfvertrouwen te werken.

3

4 5 6

26 27

6 → Wethouder Corry Noom opende op 16 oktober twee

vernieuwde speeltuinen aan de Kindroute.

3-4 → Onder begeleiding van Jeanne van Heeswijk hebben de

kinderen gewerkt aan een lichtgevende kledinglijn en hun

zichtbaarheid op straat.

5 → Stipo inventariseerde de looproutes in de wijk: kinderen

nemen de kortste routes die overzichtelijk en herkenbaar zijn.

Een van de nevene³ecten van de aanpak is dat tijdens gesprekken met stedebouwers en verkeerskundigen bleek dat een geplande verkeerswijziging zou leiden tot het uitmonden van een drukke straat op de kindroute. Een aanpassing in het liggende stedebouwkundig plan wordt nu over-wogen. Het toont aan dat een ontwerppilot ook als vliegwiel voor andere ontwikke-lingen kan dienen.

Jeanne van Heeswijk

kunstenaar‘Met de Kindroute worden kinderen uitgedaagd om door hun gedrag en beweging, individueel en als groep, zichtbaar te worden in het gebied. Voor mij als kunstenaar was dit een verrassende, maar wel erg uitdagende opgave. Er is een serie ontwerpen gekomen die samen met de deel nemende scholen is geproduceerd en in de praktijk is getest. Voor mij was deze pilot een interessante en e�ectieve manier om te laten zien hoe de aanwezigheid van kinderen in het straat beeld zichtbaar en beleeªaar te maken is.’

Motor van vernieuwingDe kindroute is zo op het eerste gezicht wellicht niet de meest noodzakelijk ingreep in tijden van crisis, maar het is wel een middel om draagvlak en betrokkenheid te creëren voor verduurzaming van de wijk, zowel bij professionals als bij bewoners. Uiteindelijk staat de kindroute vooral symbool voor coalitievorming, voor mensen weer met elkaar aan tafel ze�en. Met de realisering van de kindroute wordt een signaal afgegeven dat juist in tijden van crisis de wijk nog steeds de moeite waard is om in te investeren. De realisatie kan in de ogen van de ontwerpers van de route juist de motor zijn van de vernieuwing. ‘Niet stilstaan anders slaat hij af!’

Anne Langenesch

projectleider integrale gebiedsvernieuwing gemeente Zaanstad‘Het interactieve proces met de kinderen in de wijk, scholen en maatschappelijke instellingen hee� een gedegen analyse van de wijk opgeleverd. We hebben hierbij de wijk door en met de ogen van kinderen bekeken. In de conceptfase zijn veel ideeën ontwikkeld, sociaal, fysiek, cultureel. De kinderen hebben hier creatief aan meegewerkt, bijvoorbeeld door veilige kleding voor de donkere jaargetijden te ont werpen. Hoewel niet alle resultaten van de ontwerp sessie uitgevoerd kunnen worden, kunnen we wel zeggen dat hiermee het startsein is gegeven voor de uitvoering van de fysieke wijkvernieuwing in de openbare ruimte. We zijn begonnen met een project dat de leefomgeving direct verbetert.’

Ester Heiman

Stipo‘De opdracht hee� het mogelijk gemaakt om de inzichten uit de ‘geplande stad’ over een kindvriendelijke wijk aan te vullen met inzichten uit de ‘geleefde stad’, in dit geval over hoe kinderen hun wijk Poelenburg gebruiken en beleven. Hier is heel vaak geen tijd voor, terwijl die afstemming tussen deze twee werelden juist leidt tot kwaliteit en betrokkenheid van professionals én bewoners. Ondanks de vertraging van de grotere herstructurering van de wijk door de crisis, zorgde het traject voor een gedeeld enthousiasme bij verschillende partijen om wél te blijven investeren in een kind vriende-lijke wijk. Een coalitie die er al was voor dit traject kreeg nieuw elan.‘

Straat voor de kinderenGedurende het traject is veel gepraat over de veiligheid van de route en leuke speelplekken. Maar er was ook veel aandacht voor de rol van de kinderen zelf, hun rol in het verkeer. Zo zijn ze volop aan de slag geweest met de manier waarop ze bewegen en zichtbaar zijn in het verkeer en hebben ze samen met Jeanne van Heeswijk een lichtgevende kledinglijn ontworpen en lichtgevende sjaals gemaakt. De kindroute verbindt een aantal speel- en ontmoe-tings plekken. Deze speelplekken zijn opnieuw ingericht met hulp van de kinderen uit de buurt. Op termijn wordt de straat autovrij gemaakt en zullen de oversteekplekken beter worden vormgegeven.

Page 16: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Het probleem in Crooswijk is dat de relatie tussen de rivier en wijk onduidelijk is. Zo toont de Ro�ekade met het voorbijrazende verkeer een opeenvolging van drempels naar het water toe.

3

21

28 29

1 → Crooswijk mist een relatie met de rivier de Ro�e. 2 → Tijdens de stedelijke vernieuwing zorgen braakliggende

terreinen voor een onveilig gevoel. Jeanne van Heeswijk deed

een aantal voorstellen voor tijdelijk gebruik.

3 → Het langsrazende verkeer bemoeilijkt het bereiken van

het water.

Toen deelgemeente Kralingen met aandachtswijk Crooswijk aan de slag ging, liep zij tegen diverse ruimtelijke problemen aan. Jonge ontwerpers hebben in opdracht van het Atelier Rijksbouwmeester onderzoek gedaan naar drie daarvan en daarmee input gegeven voor tijdelijke programmering van de sloopgaten, het aanpakken van de parkeerproblematiek en de rommelige zone langs de rivier de Ro�e.

Crooswijk stond vroeger bekend als een echte Ro�erdamse volksbuurt, met zijn veemarkt, slachthuis en een brouwerij. Later maakte die bedrijvigheid plaats voor woningbouw en kreeg de stadswijk te kampen met problemen op zowel fysiek als sociaaleconomisch vlak. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw werd een begin gemaakt met stadsvernieuwing in Oud Crooswijk en ook nu staat de wijk weer aan de vooravond van een groot-scheepse herstructurering, die door de beoogde sloop van meer dan tachtig procent van de woningen echter op groot verzet stui�e onder de huidige bewoners. Het Atelier Rijksbouwmeester nam in 2009 in samenwerking met de gemeente en woningcorporatie PWA drie opgaven in Oud Crooswijk onder de loep. Jonge architecten van Beroepservaring ‘Het Experiment’ scherpten tijdens een masterclassweekend onder leiding van professionals de opdrachten en hun vooronderzoek aan om tot vol waar dige voorstellen te komen.

Saskia Oranje

architect‘Soms vragen we onszelf af: ‘Zijn we nu kunste naar, sociaal werker, strateeg, fabrieks-arbeider, kinderjuf, idealist, concept-ontwikke-laar, tangoleraar, vrijwilliger, bouwer, steden-bouwkundige of architect?’ Maar wat we hier in Crooswijk doen is relevant, daar twijfelen we nooit aan. Met de voeten in de aarde en de handen uit de mouwen in een multidisciplinair team, ik zou het iedere jonge architect aanbevelen om een keer te doen.’

Sloopgaten uit het slopTijdens stedelijke vernieuwingen ontstaan er soms tijdelijke gaten in het stedelijke weefsel. De leegstaande gebouwen en bouwhekken langs braakliggend land bieden een mistroostige aanblik en creëren een onveilig gevoel. Tijdelijke fysieke oplossingen kunnen die negatieve beleving tegengaan en daarmee de lee�aarheid van de wijk verhogen. Kunstenares Jeanne van Heeswijk is met haar bureau al langer actief in aandachtswijken en werd gevraagd ook voor Crooswijk een aantal voorstellen te maken. Haar onderzoeks-team hee� de vrijkomende plekken en de wijkstructuur in kaart gebracht en door middel van straatinterviews aangetoond dat de bewoners vooral behoe�e hebben aan ‘zacht en groen’, naast de veelal verharde openbare ruimte. De overige wensen lopen uiteen van een zwembad, ruige speelplaatsen tot een mobiele danstent, buiten·tness, een ‘carpark’ en een culturele ontmoetingsplaats.

Als vervolg op het onderzoek is een aantal deelnemers in de zomer van 2011 met het initiatief ‘Spotlicht’ gestart. Daar waar in de wijk donkere gaten vallen, verschijnen nu groene lichten die wijzen op nieuwe mogelijkheden voor de ultrakorte termijn.

Lucas de Boer

voorzi�er deelgemeente Kralingen – Crooswijk‘Ik heb er een inspirerend gevoel aan over gehouden. Het is erg leuk om van jonge ontwerpers, of beter ‘jonge honden’, te vernemen waar kansen liggen om Crooswijk beter in te richten binnen de bestaande fysieke, maar ook sociale structuren. De combinatie van sociaal en fysiek kwam erg goed tot uitdrukking in de invulling die werd gegeven aan de sloopgaten in de wijk. Het was voor mij bijvoorbeeld een eyeopener dat de vaak als ‘zwak’ getypeerde stedenbouwkundige opzet van Crooswijk tegelijkertijd een (te koesteren) kracht kan zijn. Inmiddels hebben we er als deelgemeente al op enkele plekken in de wijk uitvoering aan gegeven.’

CrooswijkRo�erdam

9.980 inwoners4.800 woningen5.100 huishoudens2,1 groo�e huishouden

Crooswijk hee� gesloten bouwblokken en stedelijke vernieuwing en scoort een -48 op overlast en veiligheid en +14 op de publieke ruimte t.o.v. het landelijke gemiddelde.

Page 17: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Het advies om de jaren zeventig structuur van de wijk te omarmen en te verbetren was een grote eyeopener voor de wethouder.

Stedenbouw- kundigen onderzochten op welke wijze de rivier bij de wijk betrokken kan worden.

6 107 11

4 85 9

30 31

8 → Spotlicht bij een leegstaand pand. 9-11 → De wijk ontbeert een heldere structuur en de straten

zijn rommelig en vol geparkeerde auto’s. Vanuit de gedachte

dat ruimtelijke verbeteringen kunnen bijdragen aan het

gevoel van veiligheid en geborgenheid van bewoners, richt het

ontwerp onderzoek van DaF-architecten zich op de verbetering

van de openbare ruimte en deed het bureau suggesties voor

interventies ter versterking van Crooswijk als stedelijk woonerf.

4 → Jeanne van Heeswijk verzon tijdelijke fysieke oplossingen

voor sloopgaten, waaronder een openluchtbioscoop.

5 → Als vervolg op het onderzoek is een aantal deelnemers in

de zomer van 2011 het initiatief ‘Spotlicht’ gestart. Daar waar in

de wijk donkere gaten vallen, verschijnen groene lichten die

wijzen op nieuwe mogelijkheden voor de ultrakorte termijn.

6 → De Ro�e als dé stadsgracht van Ro�erdam die naar buiten

toe geleidelijk ‘vergroent’.

7 → Maque�e uitwerking ‘Ro�e gracht’ van Florian Boer en

Christine Dijkstra.

Florian Boer en Christine Dijkstra

‘De opgaven in Crooswijk waren goed gekozen en het werken met afgestudeerden op locatie in een snelkookpan werkte zeer goed. Hierdoor ontstond een hoge productie en een veelheid aan oplossingen. Dat stakeholders vervolgens langs kwamen om te re®ecteren motiveerde zeer. Te meer omdat de portefeuillehouder van Kralingen/Crooswijk bevlogen en enthousias-merend was. De uitwerking die wij als begeleiders na a®oop mochten doen was met name bevredigend naar de deelnemers toe: een mooi product te kunnen maken waar hun bijdragen goed tot hun recht kwamen. Als leertraject voor jonge professionals is “het experiment” geslaagd.’

Terug naar de Ro¥eDe rivier de Ro�e scheidt de wijken Crooswijk en het Oude Noorden. Probleem in Crooswijk is dat de relatie tussen de rivier en wijk onduidelijk is. Zo toont de Ro�ekade met het voorbijrazende verkeer een opeenvolging van drempels naar het water toe, dat ver weg lijkt en slecht zichtbaar is. Stedenbouwkundigen Christine Dijkstra en Florian Boer (de Urbanisten) onderzochten op welke wijze de rivier bij de wijk betrokken kan worden en hoe de Ro�ekade een aantrekkelijke verblijfsplek kan worden. Singel- en gracht varianten kwamen bij de masterclass als kanshebbers uit de bus. De ‘Ro�esingel’ kenmerkt zich onder meer door gescheiden

rijbanen met parkeren in de middenberm, een glooiend grastalud naar het water toe, een laag aan het water gesitueerd ·etspad en minimaal een dubbele bomenrij aan de kade. De ‘Ro�egracht’ toont een gemengd straatpro·el voor auto’s, tram en ·etsers, nieuwe grachtenhuizen op de kade, bijzondere plekken dicht bij het water en een extra oversteek voor voetgangers. De gemeente, die in samenwerking met corporatie PWS al van plan was om de woonmogelijkheden en openbare ruimte langs de kade verbeteren, zag deze laatste variant als meest interessante optie.

Daan Bakker

Daf Architecten‘In het project Crooswijk, een stedelijk woonerf zijn de creativiteit en expertise van het team ingezet om de trots van de plek, de impliciete waardes van de locatie, naar boven te halen. Uit deze visie op de locatie vloeien pragmatische en respectvolle interventies voort, gericht op de verblijfswaarde van de openbare ruimte en dus op het parkeren. Zo wordt de wijk herschreven als een intiem stedelijk woonerf met een gelaagde structuur. Deze aanpak, gericht op de waarde van het bestaande, hee� bijgedragen aan een meer positieve beeldvorming over deze legendarische volkswijk, waar corporaties en gemeente tot dan toe vooral gericht waren op structureren, saneren en ontwikkelen (…). Wellicht had een actievere betrokkenheid van de gemeente en de corporatie het project minder vrijblijvend kunnen maken.’

Een nieuwe blik op blikNa de invoering van het betaald parkeren is het parkeerprobleem in Crooswijk opgelost. Maar net zoals in andere Nederlandse stadswijken vergt het parkeren veel ruimte en verslechtert daardoor het gebruik van de openbare ruimte. DAF architecten kreeg de opdracht om voorstellen te ontwikkelen om het ‘blik’ in de openbare ruimte terug te dringen en daarmee de lee�aarheid van de wijk en kansen voor andere functies te vergroten. Oud Crooswijk laat een meanderende structuur van straten, pleinen, en collectieve binnenhoven zien: een stedelijk woonerf. Het ontwerpteam stelt voor die kenmerkende gelaagde structuur te behouden, maar de verblijfs-kwaliteit met groen en inrichting te

versterken door minder te parkeren op straat en het parkeren te concentreren. Bijvoorbeeld in parkeerhavens, of (half verdiept) in de binnenterreinen, die verder multifunctioneel en groen ingericht kunnen worden. Het advies om de jaren zeventig structuur van de wijk te omarmen en te verbeteren was een grote eyeopener voor wethouder De Boer.

Page 18: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

‘De stedelijkheid van station Lelylaan schuilt in de diversiteit aan mensen, niet in de hoeveel heid mensen, het gedrag of gebruik. Het station is dan ook niet direct gebaat bij mooie materialen en een prachtig ontwerp.’

2 3

1

32 33

1-3 → Foto’s van Lard Buurman. Samen met Anne Hemker

onderzocht hij wat er lee� onder de huidige gebruikers van het

station. Zijn foto’s laten de diversiteit in gebruikers zien.

Station Lelylaan in Amsterdam is dringend aan verbetering toe. De nieuw bouw plannen en bouwgrond liggen klaar, maar de uit voering is deels vertraagd door de bouwcrisis en bezuinigingen. Drie onder-zoeken in opdracht van het Atelier Rijksbouwmeester dienen als impuls voor Lelylaan, en inspiratie voor andere stations in stedelijke vernieuwingsgebieden. De resultaten zijn gebundeld in de krant ‘Next stop Lelylaan’, die eind 2010 verscheen.

Station LelylaanMet de ingebruikname van de recht-streekse spoorverbinding tussen Schiphol en Amsterdam Centraal werd in 1986 Station Lelylaan geopend en tien jaar later uitgebreid met een metrolijn. Het perron van het station ligt op een viaduct dat drie straten overspant. Hoewel functioneel, hee� het station een slecht imago en voelen veel reizigers zich er onveilig. De komende jaren zal het dan ook ingrijpend worden aangepast, met een nieuw busstation, een vernieuwde stationshal met horeca en winkels, herinrichting van de openbare ruimte, een zeventig meter hoog hotel en een woontoren van negentig meter.

Zo moet op deze plek de nieuwe ‘Poort van West’ ontstaan. Het plan maakt deel uit van een grotere ontwikkeling met als doel ‘de sprong over de ring’ te maken en het centrum van Amsterdam te verbinden met de Westelijke Tuinsteden. Maar zover is het nog niet. De omgeving van het station oogt momenteel ongezellig, onaantrek-kelijk en versnipperd. Hoe kan dit getrans-

for meerd worden in een aantrekkelijk gebied? Drie teams, twee ontwerpend en één onderzoekend, hebben zich gebogen over mogelijke oplossingen.

Dries Drogendijk

projectmanager stationslocatie Lelylaan‘Stadsdeel Nieuw-West was verheugd dat de Rijksbouwmeester met de vernieuwing van Station Lelylaan inspiratie wil bieden voor andere stations in stedelijke vernieuwingsgebieden. Dat de Rijksbouwmeester het belang van de stationsontwikkeling benadrukt, stimuleert het stadsdeel en de samenwerkende partijen om de stationsplannen een ®inke impuls te geven. Na jaren van planvorming wordt het ook de hoogste tijd dat er ook daadwerkelijk iets gaat gebeuren op Station Lelylaan. De studies van de ontwerpteams naar het imago van station Lelylaan en de aansluiting van het station op de Westelijke Tuinsteden hebben voor het stadsdeel verrassende en inspirerende ideeën opgeleverd. Met de huidige crisis is het lastig om de de�ni tieve stap naar ontwikkeling te ze�en. Portefeuille houder Paulus de Wilt hee� aan gegeven de beste ideeën te willen verwerken in de plannen voor het station en de naastgelegen lege kavel als tijdelijke invulling.’

Oog voor het gebruikSocioloog Anne Hemker (Stadstij) en fotograaf Lard Buurman onderzochten wat er lee� onder de huidige gebruikers van het station en de omwonenden. Zij hebben de focus, al is het maar voor even, verlegd van ontwerp naar gebruik. Dat resulteerde in beelden van het gebruik en een socio-logisch essay. Het uitwerkingsplan van de gemeente richt zich voornamelijk op de stedenbouw en architectuur, maar Hemker pleit er juist voor de vernieuwing aan te gaan als een emancipatieproces in plaats van een ‘make-over’. De stedelijkheid van Station Lelylaan schuilt volgens haar in de diversiteit aan mensen, niet in de hoeveelheid mensen, het gedrag of gebruik. Het station is dan ook niet direct gebaat bij mooie materialen en een prachtig ontwerp, maar wel bij het creëren van pre�ige verblijfsplekken met diverse sferen. Juist nu, in deze tussentijd tussen plan en uitvoering. Input voor dit ’coulissenlandschap’ is heel goed bij de gebruikers, bewoners en lokale ondernemers te halen, en met weinig middelen te realiseren.

Anne Hemker

stadsocioloog Stadstij ‘We hadden als teams een vergelijkbare kijk op het gebied en de plannen. Maar de aanpak was totaal anders. Lard, de fotograaf met wie ik heb samengewerkt, en ik hebben vooral gekeken vanuit het huidige sociaal-ruimtelijke gebruik, terwijl de andere bureaus meer ruimtelijk strategisch te werk gingen. Het mooie van werken met Lard was dat hij mij remde in het analyseren. Terwijl de ontwerpende bureaus juist al snel in die fase zaten. Die werkwijze gee� weer andere inzichten. Om blindstaren op artist impressions het hoofd te bieden hebben wij de resultaten van de drie teams gebundeld in een krant, niet glossy en veel belovend maar aanraakbaar en vergankelijk.’

LelylaanAmsterdam

10.570 inwoners4.762 woningen5.270 huishoudens2,2 groo�e huishouden

Lelylaan hee� stads vernieu wing en scoort een -43 op overlast en veiligheid en +8 op de publieke ruimte t.o.v. het landelijke gemiddelde.

Page 19: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

LelylaanLelylaanLelylaanLelylaanLelylaanLelylaan

nextnextstopstopstopnextstopnext

Anne Hemker (Stadstij) & Lard Buurman 2

Eker en Schaap & Drive! 3d 16

NL Architects 28

In opdracht van Atelier Rijksbouwmeester en het stadsdeel Amsterdam Slotervaart/ Nieuw West hebben drie teams - twee ontwerpend en een onderzoekend - zich gebogen over de mogelijkheden voor de ontwikkeling van stationsomgeving station Amsterdam Lelylaan in het licht van de het huidig slechte imago en de op stapel staande stedenbouwkundige plannen.

Drie studies en voorstellen voor de ontwikkeling van stationsomgeving Amsterdam Lelylaan november 2010

‘Het is ongelofelijk spannend om te zien hoeveel mogelijkheden er zijn voor een klein stukje braakliggend terrein in een overvolle stad, op het moment dat de obligate bouwstroom tot stilstand komt.’

6 7 9

4 85

34 35

8-9 → NL Architects onderzocht hoe met tijdelijke ingrepen van

het station en omgeving een ‘magneet’ gemaakt kan worden;

een aantrekkelijke verblijfsplek en locatie waar lokale

ondernemers hun bedrijf willen starten.

4 → Socioloog Anne Hemker en fotograaf Lard Buurman

bekeken het station vooral vanuit het sociaalruimtelijke

gebruik. Hemker schreef een sociologisch essay dat ze samen

met de andere resultaten bundelden in de krant: Next Stop

Lelylaan.

5 → De ruimte onder het station is rommelig en

onoverzichtelijk.

6 → Eker en Kalfsbeek schetsen mogelijkheden voor het gebied

rondom het station. Ze scheppen condities voor grootschalig en

®exibel gebruik van de openbare ruimte: voor tijdelijke

interventies, de ‘Bouwplaats Lelylaan’, evenementen en

een ambulante markt.

7 → In de visie van Eker en Kalfsbeek draait alles om verbinden.

Zo moet Lelylaan als poort van West de plaats zijn waar West

met de regio wordt verbonden en waar binnen- en buitenstad

elkaar ontmoeten.

Gebied rondom het stationMark Eker (Eker & Schaap landschaps-architecten) en Jaco Kalfsbeek (Drive! 3D) bestudeerden de mogelijkheden voor gebruik van het gebied rondom het stationOok zij signaleerden het gebrek aan repre-sentatie en participatie van de veelkleurige bevolking in de gemeentelijke plannen. Hiervoor liggen volop kansen in de open_bare ruimte rond het station. Hoe kan op deze plek, voorlopig zonder de bouw van dure projecten, nieuwe stedelijk heid georganiseerd worden? De visie van de ontwerpers is samen te va�en onder de noemer verbinden. Van de binnenstad met de exotische buitenstad, west met de regio, de verschillende groepen bewoners en werkers, lokaal ondernemerschap, energie en cultuur met de locatie, alle vervoersmodaliteiten en het zuidelijk en noordelijk deel van de locatie opschalen maakt het mogelijk Lelylaan en het

omringende gebied te ontwerpen als een stadsensemble op een grotere schaal. In de openbare ruimte kunnen in de tussentijd bijvoorbeeld tijdelijke interventies met mobiele projecten of een ambulante markt plaatsvinden. Op het bouwbord prijkt dan het logo ‘I Amsterdam West’. Hier kun je zelf je toekomst maken.

Jaco Kalfsbeek en Mark Eker

‘Het stadsdeel vroeg een visie op tijdelijk gebruik van de bouwkavel naast het station om uit straling voor publiek en marktpartijen te verbeteren. Onze visie gaat breder: analyse van de ligging in de metropool, onderzoek naar de omgeving als bestemming en de mogelijkheden van een gefaseerd ontwikkelingsmodel. Wij geloven dat met geringe investeringen een proces op gang kan worden gebracht waarmee de locatie uitgroeit tot een alternatieve plek die zich als bestemming kan meten met de binnenstad. In de gemeentelijke planvorming ontbrak een analyse en visie op de functie en betekenis van het station als belangrijke stadsentree van de metropool Amsterdam. Wij hebben gekeken naar de potenties van de plek door deze te zien als plaats waar binnen- en buitenstad elkaar ontmoeten en verschillen gevierd worden onder het mo�o ‘I Amsterdam-west’.

De omgeving als magneetKamiel Klaasse (NL Architects) hee� onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om met tijdelijke inrichting van het station en de omgeving een ‘magneet’ te maken. Een aantrekkelijke verblijfsplek en een locatie waar lokale ondernemers hun bedrijf willen starten. Het braakliggend terrein dat ontstaan is met de sloop van gebouwen kan op tal van manieren ingevuld worden. Wat te denken van een pluktuin, windmolenpark, vrijmarkt, sportveld, pretpark, urban farming of een graafmachinespeelveld voor volwassenen? Tegelijkertijd kan door het busstation te verplaatsen de ruimte onder het viaduct positiever worden benut, bijvoorbeeld met een bazaar. Daarmee kan Lelylaan echt een bestemming worden.

Kamiel Klaasse

NL Architects‘Een interessant bijverschijnsel van de crisis en de daaruit voortvloeiende bouwstop is de contem platie over wat zou kunnen zijn. Het is ongelofelijk spannend om te zien hoeveel mogelijkheden er zijn voor een klein stukje braakliggend terrein in een overvolle stad, op het moment dat de obligate bouwstroom tot stilstand komt. Verblu�end hoeveel er geprojecteerd kan worden op een ongeschreven blad… Station Lelylaan kan wel een opknapbeurt gebruiken. Wij zijn heel enthousiast over de mogelijkheden van een bazaar bij het station, onder de opgetilde perrons: een speci�eke grootschalige functie die het locale overstijgt. Door het vaak genoeg herhalen van het betonnen gewelf, een op zichzelf niet erg mooi element van de bestaande draagconstructie, blijkt een fantastische ruimte te ontstaan die samenhang brengt en nieuwe inhoud gee�.’

I Amsterdam WestNa de presentatie bleek dat het goed is dat de gemeente gewezen is op het belang van de huidige gebruikers en omwonen-den. Wat betre� het busstation volgt de gemeente haar oorspronkelijke plannen, maar ze ziet wel iets in het logo ‘I Amsterdam West’. Zoals de ontwerpers al aangaven zijn de uitkomsten van de ruimtelijke voorstellen ongewis, maar gaat het hier ook meer om het in gang ze�en van het proces van trans-formatie dan om resultaat. Dat de onder-zoeken ook inspiratie opleverden, is wel bewezen door de bloemen die gezaaid zijn op een braakliggend stuk grond.

Page 20: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

TransFERMasterclass Transvaal

Straatinterviews en een wijkanalyse resulteerden in zowel een top-down als bo�om-up benadering. Die laatste resulteerde in het idee van de ‘Straat van de Toekomst’, bekroond door een Talenthotel. Een plek in de wijk waar talentvolle jongeren begeleid worden bij leren, werken en wonen.

1

2

36 37

1 → De Transvaalbuurt met het spoortalud en

onderdoorgangen.

2 → Urban Creatives bedacht samen met jonge architecten en

middelbare scholieren de ‘Straat van de Toekomst’ bekroond

door een ‘Talenthotel’.

De Transvaalbuurt in Amsterdam Oost: een relatief onbekend stedenbouw kundig pareltje van de hand van H.P. Berlage, maar ook een wijk met aanzienlijke sociaal-economische problemen. Het Atelier Rijks bouwmeester vroeg drie bureaus om samen met jonge architecten hier drie vraag stukken te bestuderen. Transform, Transactie en Transfer: ontwerpvoorstellen voor een Talenthotel, Yuppen-kerk, digitaal netwerk, het spoortalud en de onder-doorgangen.

De TransvaalbuurtIngeklemd tussen de Transvaalkade, Wibautstraat, spoorlijn en Linnaeusstraat ligt de Amsterdamse Transvaalbuurt. In de eerste decennia van de twintigste eeuw gebouwd als stadsuitbreidingswijk naar ontwerp van Berlage. De arbeiders-woningen in de Amsterdamse Schoolstijl werden voor de Tweede Wereldoorlog voornamelijk bewoond door Joodse diamantwerkers, en een aantal daarvan zijn van grote cultuurhistorische waarde. De Transvaalbuurt is één van de dichtst-bevolkte en meest kinderrijke wijken van Amsterdam, hee� relatief veel kleine woningen en is economisch zwak. De wijk wordt nu vernieuwd met aandacht voor de verbetering van de sociaal economische situatie. Daarbij ziet de gemeente een belangrijke opgave in het ontwikkelen van aantrekkelijke voorzieningen met ruimte voor extra werkgelegenheid en opleidings-plaatsen voor de buurtbewoners. Ook het herstructureren van de plinten en de openbare ruimte moeten zorgen voor een aantrekkelijke en levendige buurt. Jonge ontwerpers gingen in 2009 tijdens een masterclass in samenspraak met de deelgemeente, met drie speci·eke ruimtelijke problemen aan de slag.

Pieter Klapwijk

gebiedsmanager gemeente Amsterdam, Stadsdeel Oost‘Het ontwerpteam hee� goed werk gedaan, en hoewel we ons realiseren dat de begeleiding vanuit ons stadsdeel sterker had gekund, zien we inmiddels de eerste resultaten. Zo wordt het tunneltje onder het spoor bij de Tugelaweg aangepakt en komt er een interactief lichtkunst-werk (een ‘Moodwall’). De corporatie Ymere toont zich zeer betrokken en is bezig om het idee van een talentenhuis verder te brengen. Ook hee� betrokken architect Bas Liesker van Heren 5 zelf een nieuwe onderneming, de KrugerKamer, geopend aan het Krugerplein. Je ziet dat kunstenaars en mensen met ideeën de wijk weer weten te vinden en hier een bijdrage willen leveren. Dat kleine economieën en initiatieven herleven biedt mensen weer perspectief. Daar hee� het project zeker aan bijgedragen.’

TransformHet Krugerplein is het centrum van de Transvaalbuurt, maar fungeert allerminst als levendig hart van de buurt. Het zal worden vernieuwd, om er een aantrekkelijk plein met publieksfuncties van te maken en het een levendige schakel te laten vormen tussen het dynamische Beuken-plein in de naastgelegen Oosterparkbuurt en de bedrijvige Pretoriusstraat met het Steve Bikoplein. Onder leiding van Fatima Mzallassi van Urban Creatives rich�e een groep jonge architecten en middelbare scholieren zich op het ontwikkelen, opwaarderen en programmeren van deze verbindingen en het plein. Straatinterviews en een wijkanalyse resulteerden in zowel een top-down als bo�om-up benadering. Die laatste resulteerde in het idee van de ‘Straat van de Toekomst’, bekroond door een Talenthotel. Een plek in de wijk waar talentvolle jongeren begeleid worden bij leren, werken en wonen. Top-down hee�

de groep als creatieve hotspot een yuppen ‘kerk’ op het Krugerplein ontwikkeld, waar ‘mindfull ontstressen’ met onder meer welness en yoga het nieuwe geloof is. De gemeente ziet veel kansen in het Talenthotel en zou dit kunnen realiseren in één van de vrijkomende schoolgebouwen in de buurt.

Fatima Mzallassi

‘Ik vond het een unieke ervaring om op deze wijze aan de slag te gaan met de buurt waar ik ben opgegroeid. Voor mij alleen bekend als buurt met de warme hechte gemeenschap waar ik �jne kinderjaren heb doorgebracht. Door met Urban Creatives de Masterclass Transform te verzorgen ben ik na vele jaren de buurt weer in gegaan, dit keer met een groep jonge enthousiaste ont werpers en tieners uit de buurt zelf. In duo’s zijn deze jonge mensen de buurt in gedoken, hebben gesnu�eld en geroken en veel tegenstrijdigheden gezien en gehoord. In plaats van hier een consensus voor te vinden hebben zij de tegenstrijdigheden vertaald in twee visies voor de as Krugerplein – Beukenplein. Twee extremen: Top-down en Bo�om-Up, twee spiegels om het debat over voor wie de Transvaalbuurt vernieuwd wordt, te stimuleren. Met als eindresultaat het ambitieuze project Talentenhuis, dat op dit moment ook daadwerkelijk ten uitvoer wordt gebracht door Ymere.’

TransvaalAmsterdam

8.860 inwoners4.263 woningen4.850 huishoudens2,1 groo�e huishouden

Transvaal hee� stedelijke blokken uit de vorige eeuw en scoort een -48 op overlast en veiligheid en +11 op de publieke ruimte t.o.v. het landelijke gemiddelde.

Page 21: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Bas Liesker opende in november 2011 ‘De Krugerkamer’ op het Krugerplein, een plek waar ontmoeten en werken gecombineerd kunnen worden met lekker eten. Hier werd de ‘Social Cash Machine’ als fruitautomaat onthuld. Met de opbrengsten wil de Krugerkamer buurtinitiatieven ondersteunen en stimuleren.

4 85 9

63 7

38 39

6 → Kamiel Klaasse (NL Architects) stelt met het Transfer-team

dat wanneer de sporen op het talud tegen elkaar worden gelegd

een zee van ruimte aan de noordzijde ontstaat, ruimte voor

talud-woningen of volkstuinterrassen.

7 → De donkere tunnels onder het spoor kunnen verlicht

worden door perforaties tussen de sporen te maken.

Door de lichthapper te programmeren als skateramp wordt

de onderdoorgang geactiveerd en kan de sociale controle

vergroot worden.

8-9 → Het ‘Transfer-team’ ziet een enorme potentie in de

ruimte tussen de sporen: ruimte voor tijdelijk programma, een

park, volkstuinen, een zwemparadijs, evenementen, concerten?

3 → De Transvaalbuurt is in de eerste decennia van de

twintigste eeuw gebouwd als uitbreidingswijk naar ontwerp

van H.P. Berlage en kent veel arbeiderswoningen in

Amsterdamse Schoolstijl.

4 → De groep onder leiding van Bas Liesker (Heren 5

architecten) bedachten de ‘Social Cash Machine’, een digitaal

netwerk dat vraag en aanbod in de wijk zichtbaar maakt en

bijdraagt aan trots en identiteit van de wijk.

5 → De onlangs geopende Krugerkamer aan het Krugerplein.

Bas Liesker

Heren 5 architecten‘Hoe kunnen bewoners de Transvaalbuurt op de kaart ze�en? Die vraag hee� in onze masterclass geleid tot de Social Cash Machine. Een laag-drempelig en kleinschalig netwerk voor de buurt. De cases die we bedachten om de kracht van dit netwerk te tonen illustreerden de verbindende kwaliteiten. Zo groeide een idee voor het aanleggen van moestuinen uit tot een ®orerende buurteconomie. Door luisteren en samenwerken kunnen architecten in de wijken verbindingen leggen met aspecten als sociale duurzaamheid en buurteconomie. Maar het zijn ook eigenschappen die bijdragen aan het streetwise maken van onze beroepsgroep. Voor het binnenstedelijk bouwen is dit een belangrijke eigenschap. Ga hier als Rijksbouwmeester dus vooral mee door! Voor mij was deze masterclass een van de redenen om samen met mijn partner aan het Krugerplein de Krugerkamer te starten: een ruimte waar buurtbewoners kunnen ontmoeten, eten en werken.’

TransactieEen groep ontwerpers onder leiding van Bas Liesker van Heren 5 architecten deed onderzoek naar de sociale kanten van Transvaal. Hoe kunnen de bewoners van Transvaal hun buurt weer op de kaart ze�en? Het onderzoek resulteerde in een inspirerend verhaal over hoe de wijk in de Lonely Planet opgenomen zou kunnen worden door middel van de Social Cash Machine; een laagdrempelig digitaal net-werk dat vraag en aanbod in de wijk zicht-baar maakt. Dit platform motiveert mensen om aan de slag te gaan en de daarmee ontstane opwaartse spiraal zorgt voor trots en identiteit voor de wijk. Zo kan de Transvaalbuurt als place of interest in de Lonely Planet opgenomen worden. Liesker opende in november 2011 ‘De Kruger kamer’ op het Krugerplein, een plek waar ontmoeten en werken gecombineerd kunnen worden met lekker eten. Hier werd de ‘Social Cash Machine’ als fruitautomaat onthuld. Met de opbrengsten wil de Kruger kamer buurtinitiatieven onder-steunen en stimuleren.

Kamiel Klaasse

NL Architects‘De opgave om te onderzoeken of de verbinding van Transvaal met zijn omgeving kan worden verbeterd leidde al gauw naar de onderdoorgang bij de Parool-driehoek. Deze tunnel is laag, donker en lang. Er blijkt een reusachtig spoor talud te liggen dat de wijk scheidt van de stad. We ontdekten dat deze dijk wordt gebruikt voor maar twee sporen. Terwijl er een rangeer-terrein op zou passen! Een tabula rasa midden in de stad. Wat een ontdekking! Dus naast een onderzoek naar hoe we de tunnels zouden kunnen verlevendigen of programmeren, dient zich een nieuwe vraag aan: hoe kunnen we deze onverwachte binnenstedelijke vlakte activeren? Kunnen we deze ‘woestijn’ programmeren? Beplanten? Bebouwen? Tot zwembad om-vormen? Volkstuinen aanleggen? Het lijkt er overigens op dat het spoor eenvoudig zou kunnen worden verlegd. Kunnen we het talud dan niet tot publiek park bombarderen, een fantastische voortuin aanleggen voor Transvaal?’

TransferHet meest duidelijke, ruimtelijke probleem de Transvaalbuurt is het treintalud. De wijk wordt door deze omvangrijke barrière aan twee zijden ingesloten en afgesneden van zijn omgeving. Sommige onderdoorgangen zijn erg lang, donker en unheimisch. Kamiel Klaasse (NL Architects) en zijn groep kregen de opdacht om voorstellen te doen voor verlevendiging van de tunnels, van concreet en direct toepasbaar tot speculatief en utopisch. Tijdens het onderzoek bleek dat de spoordijk gebruikt wordt voor twee sporen, terwijl er een heel rangeerterrein op zou passen. Door de sporen tegen elkaar aan te leggen ontstaat een zee van ruimte aan de noordzijde van de wijk. Deze kan worden gebruikt voor tijdelijk programma of een park. Het eenvoudige voorstel om de donkere onderdoorgangen te verlichten door perforaties tussen de sporen te maken is verder onderzocht en de ideeën voor het talud zijn voorgelegd aan ProRail.

Eric van Kaam

regiodirecteur Ymere Oost‘De groep jonge ontwerpers en studenten was in staat om op onconventionele wijze en als buitenstaander met heel nieuwe en inspirerende perspectieven op de Amsterdamse Transvaalbuurt te komen. Zie bijvoorbeeld de ideeën voor het spoor-talud als de begroeide grens van de wijk, of als danceparty-ruimte. Door van buiten naar binnen te kijken, dagen we elkaar uit en komen we gezamenlijk met nieuwe ideeën. Het Talenten huis is er daar ook één van. Bijeenkomsten als deze geven ons de inspiratie en energie om de Transvaalbuurt steeds beter te maken!’

Page 22: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Echte verblijfsruimte ont-breekt. In Den Haag moet, net zoals bij goede voor-beelden van stads vestibules als Leuven en Maastricht, ademruimte komen, een schakeling tussen stations-plein en nevenruimtes.

3

21

40 41

1-2 → Het stationsplein voor station Holland Spoor. Bureau

Wijkwiskunde stelt dat het aantrekkelijker maken van het

stationsplein passanten kan uitnodigen om de wijk in te

trekken.

3 → De Stationsweg doet verlaten en verloren aan maar hee�

alle kaarten in huis om te ontwikkelen tot entree van Den Haag

en verbindingsas tussen Hollands Spoor en de binnenstand.

De buurt rond het trein station Holland Spoor (Den Haag) kampt al lange tijd met diverse problemen en de bewoners klopten in 2009 zelf bij de Rijksbouwmeester aan voor advies. Drie onder zoeken van verschillende bureaus resulteerden in diverse aanbevelingen en ontwerp-voorstellen. Een welkome inspiratiebron voor de gemeente en bovendien zeer positief ontvangen door de wijk.

De stationsbuurt Station HS is van oudsher één van de hoofdentrees van de stad Den Haag. Dagelijks maken zo’n 35.000 reizigers gebruik van het station, dat op loopafstand ligt van de binnenstad en de schakel tussen het oude stadshart en Laakhaven vormt. Het monumentale stationsgebouw is prachtig, maar de buurt rond het trein-station kampt met fysieke problemen en een negatief imago. Na het verzoek van en overleg met Bewonersgroep Buurtstation gaf het Atelier Rijksbouwmeester, in samenwerking met de enthousiaste wethouder Bouwen en Wonen Marnix Norder, drie teams opdracht om het stationsgebied verder te onderzoeken op het vlak van het imago, het winkelaanbod en het stationplein zelf.

Pieter van der Heijde

Bureau Stedelijke Planning‘Het initiatief van het Atelier Rijksbouwmeester om een ruimtelijk economische visie voor de Stationsweg in Den Haag op te stellen was heel verfrissend. In de eerste plaats vanwege het feit dat het gaat om het oppakken van een project dat al jaren op een doodlopend spoor zit. Daarnaast vanwege de interdisciplinaire aanpak. Het werken met verschillende bloedgroepen was interessant, maar niet altijd e�ectief. Lastig is ook dat gemeenten er over het algemeen moeite mee hebben als het Rijk zich direct bemoeit met stedelijke ontwikkeling. De gemeente hee� het project uiteindelijk wel weer geagendeerd, dus per saldo lijkt deze aanpak te werken. Mijn advies is om deze aanpak voort te ze�en, maar wel met adviesbureaus die zijn gespecialiseerd in stedelijke ontwikkeling.’

Werken aan een beter imagoBureau Wijkwiskunde hee� onderzocht wat bewoners, studenten en passanten van de Stationsweg en het Stationsplein vinden en welke mogelijkheden er zijn om het imago van de wijk te veranderen. Door gebruik te maken van reeds aan-wezige potenties en (verborgen) kwali tei-ten van de locatie, te luisteren naar de ideeën van bewoners en experts en door eigen creatieve verbindingen en invals-hoeken toe te passen kan het imago van de wijk verbeteren. Aan de hand van vier clusters zijn aanknopingspunten gevonden en aanbevelingen gedaan om het imago van de Stationsbuurt positief te verande-ren: de entree, de verbinding, cultureel buiten en wereldplein. Zo kan het aantrekkelijker maken van het stations-plein passanten uitnodigen om de wijk in te trekken en zullen door een divers aanbod meer doelgroepen zich thuis voelen in de wijk. Ook is het goed om activiteiten te stimuleren, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van de Bazaar nieuw leven in te blazen.

Welkom in Den HaagDe Stationsweg zou een belangrijke functie kunnen vervullen als entree van Den Haag en als verbindingsas tussen station Hollands Spoor en de binnenstad. Met de sterke stedenbouwkundige en architec-tonische kwaliteiten, de ligging in een veelkleurige wijk, de positie als aanloop-straat naar de binnenstraat en de potentiële diversiteit aan gebruikers-groepen hee� de Stationsweg alle kaarten in huis om zich te ontwikkelen tot een onderscheidende winkelstraat. Maar de Stationsweg maakt nu grotendeels een verloren indruk en doet in de avonduren onveilig aan. Bureau Stedelijke Planning is gevraagd om te onderzoeken hoe de ruimtelijk-economische positie van de Stationsweg kan worden verbeterd en zo een bijdrage kan leveren aan de lee�aar-heid van de buurt en de uitstraling van de stad. Volgens het bureau dient de Stations-weg zich bij voorkeur te ontwikkelen tot de belangrijkste verbindingsas tussen Hollands Spoor en de binnenstad voor voetgangers en ·etsers. Het vernieuwen

van de openbare ruimte, versterken van het historische karakter, situeren van publiekstrekkers op strategische locaties (zoals de AH, Blokker en McDonald’s) en een invulling van de plint met bijzondere, internationale winkels, horeca en culturele functies en winkelstraatmanagement dragen hieraan bij.

StationsbuurtDen Haag

11.590 inwoners5.066 woningen6.130 huishoudens2,3 groo�e huishouden

Stationsbuurt hee� stedelijke blokken uit de vorige eeuw/ gesloten bouwblokken/stadsvernieuwing/stedelijke vernieuwing en scoort een -48 op overlast en veiligheid en -5 op de publieke ruimte t.o.v. het landelijke gemiddelde.

Page 23: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Door gebruik te maken van reeds aanwezige potenties en (verborgen) kwaliteiten van de locatie, te luisteren naar de ideeën van bewoners en experts en door eigen creatieve verbindingen en invalshoeken toe te passen kan het imago van de wijk verbeteren.

5 9

4 8

42 43

8 → Bureau Wijkwiskunde gebruikte zijn ‘foto-elicitatie-

methode’; bewoners maakten foto’s met wegwerpcamera’s

van hun leefomgeving waarna ze werden besproken.

9 → Bureau Wijkwiskunde adviseert onder andere om De

Bazaar aan de Hoe³ade nieuw leven in te blazen. Het principe

van een Bazaar past goed in het multiculturele karakter van de

Stationsbuurt. Een herinrichting zou de ruimtelijke samenhang

van de Bazaar, het plein en de omliggende horeca goed doen.

De Bazaar zou een kleurrijke ontmoetingsplek kunnen worden,

en zou de samenwerking tussen de ondernemers kunnen

versterken.

4 → Visualisatie van gemeentelijke gebiedsvisie door Jaco

Kalfsbeek en Mark Eker.

5 → Visie van Eker en Kalfsbeek met een verbreed voorplein als

fraaie stedelijke ruimte, in combinatie met groen en grotendeels

onbebouwd talud als aantrekkelijke verblijfsplek.

Gebiedsvisie tot aan het meest optimale model met een verbreed voorplein als fraaie stedelijke ruimte, in combinatie met een groen en grotendeels onbebouwd talud als aantrekkelijke verblijfsplek.

Jaco Kalfsbeek en Mark Eker

‘Waar is eigenlijk behoe�e aan in de Stations-buurt? Hoe kan de buurt geleidelijk trans-formeren? De gebiedsvisie van de gemeente hee� een eenzijdige scope op alleen de Stationsweg. De kwetsbaarheid ligt echter vooral in de aangrenzende stadsbuurten, in het gevaar van een anonieme, zich verder verdichtende en door verkeer gedomineerde stationsomgeving. Er is meer focus op kwaliteit nodig, op steden-bouwkundige samenhang en verblijfs kwaliteit: een fraai stationsensemble, goede openbare ruimte met minder verkeersdruk, aantrekkelijke routes, nieuw woonprogramma, een levende straatplint. Er mist een ruimtelijk coherente visie met alternatieve scenario’s als plannen onverhoopt niet doorgaan. Het wordt tijd voor een vraaggestuurde planvorming, meer ruimte voor experiment, meer ontwerp vanuit de context, meer aandacht voor een geleidelijke ontwikkeling van de tussentijd naar de lange termijn.’

Hier hebben we jaren op gewachtDe kruisbestuiving tussen verschillende disciplines hee� ook in Den Haag een meerwaarde laten zien, en de wat bredere blik van de teams werd erg goed ont-vangen bij de bewoners. Zoals het Algemeen Dagblad een bewoner citeerde: ‘hier hebben we jaren op gewacht’. De gemeente nam de resultaten als welkome inspiratie bron tot zich, waarbij vooral de voorstellen voor de routes voor langzaam verkeer goed vielen. Inmiddels zijn er diverse projecten gaande in het Stationsgebied, een deel van de Stationsweg wordt gerenoveerd en de gemeente hee� het schetsontwerp voor een nieuw Stationsplein eind februari 2011 gepresenteerd aan de buurt.

Merlijn Michon

Bureau Wijkwiskunde ‘Interessant was het dat het dit keer de bewoners waren die aanklopten bij Atelier Rijksbouw-meester. Zij waren de gemeentelijke visies, gekenmerkt door uitdrukkingen als ‘Quartier Latin’, ‘Rode Loper’ en ‘Avenue Culinaire’, meer dan zat. In hun ogen was het jarenlang slechts ‘de rode deurmat’ zoals zij cynisch het Stationsplein noemden. De actieve bewoners van Buurtstation begrepen dat wij als antropologen ons volledig willen onderdompelen in de te bestuderen cultuur, en organiseerden voor ons een kantoortje op de Stationsweg. Ze verwelkomden ons met open armen, brachten ons in contact met ‘gate-keepers’ en we liepen samen met hen en andere buurtbewoners mee in de buurtschouw. Concluderend: het is belangrijk om initiatieven die vanuit de buurt zelf komen te stimuleren. Dit is vaak e�ectiever dan het verwezenlijken van plannen van bovenaf.’

Joke Komen en Madeleine Steigenga

bewoners en leden van de werkgroep Bouw & Visie Stationsbuurt Den Haag‘Drie adviesbureaus hebben vanuit de eigen professie naar de Stationsbuurt gekeken. De stedelijke ruimte, de bewoners en de ontwikkeling van bedrijvigheid kwamen aan bod in presentaties naar alle betrokken partijen. Dat hee� zeker bijgedragen aan het nu ontwikkelde plan van het Stationsplein. De aanstelling van een winkelstraatmanager en aandacht voor de Bazaar (de overdekte buurtmarkt) staan nu op de agenda. Al met al hebben de adviezen bijgedragen aan een enthousiasmerende houding. Jammer genoeg hee� de �nanciële crisis de opgewekte energie wat afgezwakt. We verwachten echter dat de extra aandacht en daarmee de bewustwording van de kwaliteiten van de Stationsbuurt blijvend zijn.’

Een aantrekkelijke openbare ruimteJaco Kalfsbeek (Drive! 3D) en Mark Eker (Eker & Schaap landschapsarchitecten) verbreedden hun vraag voor verbetering van de openbare ruimte vanuit voet-ganger- en ·etserperspectief tot een onderzoek naar de stadsentree Hollands Spoor. Hier is integraal stadsontwerp noodzakelijk, dat volgens de ontwerpers gemist wordt in de gebiedsvisie ‘Hollands Spoor en omgeving’. Wie nu uit het station komt, krijgt een chaotische eerste indruk. Auto’s, trams, voetgangers, een veelheid aan materialen en geluiden. Echte verblijfsruimte ontbreekt. In Den Haag moet, net zoals bij goede voor-beelden van stadsvestibules als Leuven en Maastricht, ademruimte komen, een schakeling tussen stationsplein en nevenruimtes en de ruimte bepaald of begrensd worden door bebouwing. Verschillende combinaties van voorstellen kunnen nog verder onderzocht worden: van het discutabele maximaal uitnu�en van bebouwingsmogelijkheden uit de

Page 24: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Een lappendeken van buurten met ieder hun eigen kwaliteiten en problemen. Door in overleg met bewoners zowel op het ruimtelijke als sociale vlak plannen te ontwikkelen wil de gemeente deze opgaven aanpakken.

2

1

44 45

1 → Langs de Liede ligt een groen buurtje met woonboten

verscholen.

2 → Visie van 5F10 op de Prins Bernardlaan Zuid/Reinaldapark.

De problematiek in Haarlem Oost wordt door de gemeente groots aangepakt. Diverse plannen zijn gemaakt en in samenwerking met stadsbouw-meester Max van Aerschot hee� het Atelier Rijksbouwmeester in 2010 een interdisciplinair ont-werpteam gevraagd aanvullend onderzoek te doen. De lan-ge termijnaanbevelingen en c oncrete voorstellen die hieruit voortvloeiden dienen als input voor de diverse gebiedsvisies van de gemeente.

De ZomerzoneDe Zomerzone in Haarlem Oost dankt zijn naam aan de Zomervaart en wordt begrensd door het Spaarne, de Liede, de Amsterdamsevaart en de Schipholweg. Het gebied bestaat uit vroeg twintigste eeuwse arbeiderswijken, de Amsterdamse buurten en de Slachthuisbuurt, en latere uitbrei-dingen als het naoorlogse Parkwijk en de Zuiderpolder uit jaren negentig van de vorige eeuw. Een lappendeken van buurten, met ieder hun eigen kwaliteiten en problemen. Door in overleg met bewoners zowel op het ruimtelijke als sociale vlak concrete plannen te ont-wikkelen en deze op korte termijn uit te voeren wil de gemeente deze opgaven aanpakken. Daarnaast wordt gewerkt aan een langetermijnvisie voor het gebied.

Eireen Schreurs en Like Bijlsma

SUBo¶ce‘Het is interessant om aan een dergelijk complexe opgave te werken. Je hebt elk je eigen inbreng vanuit verschillende kennisvelden. Wat zo leuk en leerzaam is aan de samenwerking met andere bureaus, is dat je in een open discussie veel kennis kan ordenen en verbinden. Dat maakt je argumentatie scherper. Ontwerpers zijn niet zo gewend op een brede manier na te denken over de opgave. Wij hadden in ons team best wat meningsverschillen, bijvoorbeeld of je wel of niet moet bouwen in de groene bu�er van Haarlem Oost. Het is even puzzelen maar die wrijving brengt je wel verder. Een ander belangrijk nevene�ect van deze manier van werken is dat duidelijk wordt voor gemeenten waar de problemen nou eigenlijk liggen. Vaak is de vraag bij aanvang helemaal niet duidelijk. Het probleem zit vaak op een ander vlak dan dat zij aanvankelijk formuleren.’

Genoeg potentieHaarlem Oost hee� alle potentie maar de kwaliteiten van het gebied worden momenteel nauwelijks benut. Zo ligt de wijk op een strategische plek tussen het centrum van Haarlem en Schiphol, zijn de verschillende buurten kleinschalig en informeel van opzet en is er veel groen en water. Een aantal structurele verbeteringen met betrekking tot het verkeerssysteem van Haarlem staat in de (nabije) toekomst op stapel. Deze kunnen de wegen in en rondom de wijk een andere verkeersdruk en betekenis geven. Hoe beïnvloedt dit het gebied nu precies, en welke ingrepen zijn noodzakelijk om het karakter van het gebied te versterken, de lee�aarheid te vergroten en het imago te verbeteren? Ieder vanuit hun eigen expertise zochten Citythoughts, SUBo£ce en Bureau 5F10 antwoorden op deze vragen, om daarna gezamenlijk een visie te presenteren.

Beter bereikbaarHaarlem is moeilijk bereikbaar, maar met de bestaande plannen voor de aanleg van de Oostweg en de Mariatunnel wordt een ringweg gecreëerd. Is dat wel wenselijk vroeg bureau Citythoughts zich af. Hoewel het goed is dat de Amsterdamsevaart door de Oostweg zal worden ontzien, moet er voor gewaakt worden dat de Prins Bernhardlaan geen ontbrekende schakel van de Ring wordt. Door te kiezen voor een U-vormige ring en de toekomstige Maria tunnel te verlengen, kan het verkeer gerichter de stad in komen en een enorme winst aan openbare ruimte en kwaliteit in de Zomerzone ontstaan.

Wim Hendriks

5F10‘Quick and dirty’ en ‘2030 als horizon’ luidde de beknopte opdrachtomschrijving voor Zomerzone. Vrijblijvend, en daardoor voldoende kansen biedend voor een eigen interpretatie van de opgave. Wellicht een te vrijblijvende opdracht omschrijving gezien de groo�e van het plan gebied, de complexiteit van de opgave en het relatief korte tijdsbestek waarin een product verlangd werd. Veel tijd is besteed aan het grip krijgen op de problematiek, de analyse en het de�niëren van de opgave. De speci�eke samen -stelling van het team - gericht op verschillende schaalniveaus - hee� uiteindelijk geresulteerd in een coherente ruimtelijke visie, met een aantal aanbevelingen uiteenlopend van strategische keuzes tot concrete projecten gericht op het verbeteren van de directe leefomgeving op de korte termijn. Deze is gepresenteerd aan de Gemeente Haarlem, buurtbewoners en ontwikke-laars. We hopen nu voor de buurtbewoners en alle betrokkenen dat er snel duidelijkheid komt en concrete vervolgstappen worden genomen.’

ZomerzoneHaarlem

19.752 inwoners9.086 woningen10.550 huishoudens2,15 groo�e huishouden

Page 25: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

53 6

4

46 47

6 → Visie van SUBo¶ce op Haarlem Oost. Door middel van

kleine ingrepen op zes strategische plekken in de bu�ers tussen

de buurten kan gewerkt worden aan de leeªaarheid in de wijk.

Ook stelt het team voor de wijk te zien als toegangspoort tot

het groene hart in plaats van een bu�er.

Door routes door te trekken en recreatief programma aan de

randen te leggen kan Haarlem aan de oostzijde een nieuw

stadsgezicht krijgen met een eigen waterfront.

3 → Haarlem Oost in kaart gebracht door Citythoughts: de

transformatie en ontwikkeling van Zomerzone zijn cruciaal voor

de ontwikkeling van Haarlem als geheel en de aansluiting van

de stad op de dynamiek van Schiphol en de MRA.

4 → Uitwerking Schalkwijkerweg door 5F10. 5 → Visie van 5F10 op het Slachthuiscomplex.

Max van Aerschot

stadsbouwmeester Haarlem‘Bij mijn intreerede (college B&W, 2008) is Haarlem gepresenteerd als ‘duale stad’: de rivier met een linker -en rechteroever. Met name de rechteroever (lees: Haarlem Oost als eiland) vroeg om herbeschouwing op alle domeinen en een toekomstbestendige oplossing voor een robuust mobiliteitsnetwerk verankerd in de Metropool-regio Amsterdam. Het aanbod van Rijksbouw-meester Liesbeth van der Pol om middels ontwerpend onderzoek voor sociaal maat-schappelijke problemen een bijdrage te leveren aan de oplossingsrichtingen in ruimtelijk ontwerp kwam dan ook als een geschenk uit de hemel. Inmiddels zijn ook de resultaten van de NAI-Ymere ontwerpprijsvraag voor Haarlem Oost bekend en gaan we met werkateliers in het NAI en politieke en publieke deba�en in stad en regio vaststellen wat de langetermijnvisie zou kunnen/moeten zijn. De studies die in het kader van het Atelier Rijksbouwmeester zijn gemaakt vormen belangrijke input voor het nu voorliggende traject.’

Goede verbindingenDe Prins Bernardlaan kan een stadsstraat worden met geconcentreerde winkel-voorzieningen in plaats van de huidige doorgaande verkeersader, stelt Bureau 5F10. Daarmee zou ook het Prinses Beatrixplein, in samenhang met het Van Zeggelenplein, getransformeerd kunnen worden tot het kloppende hart van het noordelijke deel van Zomerzone. Het Burgemeester Reinaldapark en het Slachthuisterrein zouden een ruimtelijke relatie moeten krijgen, met betere voor-zieningen voor het park en een uitbreiding tot aan de Slachthuisbuurt. Het voormalige Slachthuis kan dan een brede publieks-functie gaan huisvesten. Nieuwe bruggen en ·etsroutes zullen het centrum en Haarlem Oost beter op elkaar aan laten sluiten.

Bastiaan Gribling

Citythoughts Architects‘De opgave die we van de Haarlemse stadsbouw-meester Max van Aerschot meekregen was zeer globaal: hoe krijgen we Haarlem Oost aan de praat? Aanvankelijk hadden we wat moeite met de open vraagstelling die bovendien gericht was op verschillende schaalniveaus. Maar al snel bleek dat het ontleden en vervolgens verbinden van de verschillende schaalniveaus de studie juist buitengewoon interessant en relevant maken. De ruimtelijke visie die we hebben uitgewerkt bevat zowel concrete ontwerpen voor de inrichting van strategische plekken als aanbevelingen voor de organisatie van de verkeerstructuur van de regio. Het is te hopen dat de gemeente de uitkomsten van de studie oppakt. Haarlem hee� dringend een meer integrale benadering van verkeer en stedenbouw nodig. Transformatie en ontwikke ling van de Zomerzone en Haarlem Oost zijn de sleutel tot de ontwikkeling van Haarlem als geheel en de aansluiting van de stad op de dynamiek van Schiphol en de Metropoolregio Amsterdam.’

Zomerstads waterfrontHet groene karakter van de wijk wordt nu onderbenut en zou juist op diverse manieren een hoogwaardige kwaliteit aan het gebied kunnen toevoegen. SUBo£ce onderzocht dit op het niveau van de stad Haarlem, de Zomerzone en de buurten. De huidige voorzieningen en het groen in de wijk blijken niet op elkaar aan te sluiten en geen wijkoverstijgende betekenis te hebben. Kleine ingrepen op strategische plekken in de groene bu³ers tussen de buurten kunnen de lee�aarheid in de wijk verbeteren. Door groene en blauwe routes door de wijk te trekken en de oevers van de Liede en het Spaarne een functie te geven kunnen het aantrekkelijke woon- en recreatieplekken worden. Met het aan-passen van de Bernhardbrug kunnen gebruikers daadwerkelijk zien dat ze water oversteken. Het recreatieve programma aan de randen gee� Haarlem aan de Oostzijde een nieuw stadsgezicht met een karakteristiek waterfront.

Page 26: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

in gesprek met...

SimonFranke

Een bredere de·nitie van het vak

Enten op wat er wasTerugkijkend op ruim vij�ien jaar herstructurering in vooral naoorlogse wijken vertelt Simon Franke: ‘Ik heb vanaf begin af aan altijd liever over transformatie gesproken omdat het woord herstructu-rering aangee� dat er iets mis zou zijn met de structuur van de wijken, en dat is niet zo. Dat is een misva�ing. Er is te onnadenkend gehandeld en te veel gesloopt. Ook was er te weinig oog voor de bestaande sociale en stedenbouwkundige structuur van de wijken. Zeker de architec-tuur van die wijken is helemaal niet zo slecht en monotoon als wordt gedacht. Als je in Amsterdam Nieuw West kijkt dan staan daar heel interessante dingen. De bijdrage van sloop en nieuwbouw is twijfelachtig. De gedachtegang is om een andere groep bewoners te trekken, waar ik helemaal niet op tegen ben, maar die trek je niet alleen met gebouwen. Die trek je ook met de sociaaleconomische ontwikkeling en voorzieningenstructuur van zo’n wijk. Juist daar had men moeten voortbouwen op wat er al is aan diversiteit van voorzieningen. Helaas is er teveel gekozen voor nieuw programma en dat is natuurlijk niet gelukt. Er zijn in dit soort wijken wel een aantal enclaves of randjes die inderdaad kapitaalkrachtiger mensen huisvesten, wat ook zeker wel een impuls gee� aan een voorzieningenniveau, maar

ik vind dat daarbij teveel sprake is van volstrekt misplaatste gebouwen Gebouwen die zich eigenlijk niet goed enten op de structuren die aanwezig zijn en die niet op een goede manier een interactie aangaan met de stad die er al was en de mensen die er al waren.’

Het juiste programma op de juiste plekFranke vervolgt: ‘Nu we als gevolg van de crisis stoppen met slopen, zie je dat we gaan kijken wat we nog kunnen met de bestaande woningvoorraad en of je daar een kwaliteitsslag kan maken die de boel niet op slot zet. Ik merk weliswaar dat projectontwikkelaars en corporaties wel meegaan in die redenering en woorden gebruiken als ‘natuurlijke wijkvernieuwing’, en ‘ontwikkelend beheren’, maar ik vermoed dat als er ooit weer betere tijden aanbreken, ze toch weer in hun oude patronen schieten en ze het liefst zouden slopen en nieuw bouwen. Ik ben geen principieel tegenstander van sloop maar het gaat mij erom of je een versterking van de bestaande stad aanbrengt, of dat je die bestaande stad negeert. Het maken van de stad hee� niet zo zeer te maken met maken (lees: nieuwbouw), maar met het programma zo maken dat die wijk daar beter van wordt. Dat is veel interessanter. Het gaat om het juiste programma op de

juiste plek krijgen op zo’n manier dat het bijdraagt aan die wijk.’

Onderdeel van het procesMen moet accepteren dat er allerlei dingen belangrijker zijn dan auteurschap, aldus Franke. Want auteurschap is in zijn ogen niet belangrijker dan het resultaat van de opgave. ‘Als ontwerper, stedenbouw-kundige of architect zul je in dit soort wijken moeten accepteren dat je onderdeel bent van een proces, en dat jouw kwalitei-ten als ontwerper niet per de·nitie gericht zijn op het realiseren van een eindproduct wat jij al in je hoofd hebt, want dat is een doodlopende weg. Die route komt niet meer terug.’ Behalve ontwerpers, stelt Franke, moeten ook ontwikkelaars en corporaties hun kwaliteiten inze�en in een proces waarvan niet precies duidelijk is waar de eindstreep ligt. Franke meent dat hierin echter een belangrijke rol voor de stedenbouw-kundige is weggelegd. ‘Een stedenbouwer is in tegenstelling tot wat sommigen beweren, niet slechts ontwerper maar kan ook op het niveau van het proces een belangrijke bijdrage leveren. Als ontwerper is hij de enige die de belangen van alle verschillende partijen ruimtelijk kan vertalen in programma’s en dat kan verbeelden om vervolgens mogelijke alternatieven te tonen. Juist daar ligt de

toekomstige opgave. Ontwerpers zullen moeten leren om in dit soort processen te opereren. De stedenbouwer is een strateeg en procesmanager met ontwerpende kwaliteiten. Hij kan een discussie los trekken door visualisaties te maken, te laten zien wat consequenties van keuzes zijn.’

‘Het zal in de toekomst meer moeten gaan over verbindend vermogen, multidisciplinaire samenwerking en inzicht in veranderingsprocessen’.In feite is dit precies wat met de ontwerp-pilots van het atelier is gebeurd. Franke beaamt dit en voegt toe: ‘Met dit soort multidisciplinaire teams kan je discussies lospeuteren, dingen op gang brengen, zonder dat het direct leidt tot de uitvoering van een van te voren bepaald plan.’

Veranderkunde in de gereedschapskistFranke vervolgt: ‘De stedenbouwkundige ontwerpt op drie niveaus en moet behalve de opdracht die hij uitvoert, ook het systeem en de maatschappelijke context waarbinnen hij opereert begrijpen. Ontwerpen is schakelen tussen dit soort niveaus. Op de opleidingen wordt hij hierin

niet geschoold. De opleidingen leiden op tot ontwerpers, niet tot mensen die aan een proces bijdragen. Naar mijn gevoel hee� de stedenbouw zich ge·xeerd op het eindproduct en zich daarmee in de maatschappelijke context gemarginali-seerd. De kennis die op dit moment uit de organisatiewetenschappen komt, uit de veranderkunde, gaat over vaardigheden en competenties die eigenlijk ook in de gereedschapskist van de stedenbouwer en architect zouden moeten zi�en. Ze zijn zeer bruikbaar in dit soort wijken en bij transformatieopgaven maar worden nog te weinig ingezet.’

Daar waar de energie zit‘Stedenbouw is een publieke taak. Het gaat over een publieke verantwoordelijkheid. Dat betekent dat je moet snappen wat voor processen zich afspelen, dat je heel goed moet kijken wat er al is, wat de behoe�e is, en van daaruit gaan denken. Dat versterken. Maar ook je afvragen: wie is actief, wie gebruiken de wijk en kan je ze daarin tegemoet komen? Je moet niet achter je bureau ideeën ontwikkelen maar op straat gaan kijken. Geert Teisman (Hoogleraar Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Ro�erdam) zegt het eigenlijk heel mooi: Ga op zoek naar waar energie zit! Ga luisteren en kijken naar wat er al is, pik dat op en versterk dat. Als je

alleen met je eigen plan aankomt en als daar de energie niet bij ontstaat en als er geen behoe�e is, gaat het nooit lukken.’

Herde¨niëring stedenbouwDe stedenbouw moet een bredere de·nitie van het vak accepteren en daarbinnen bredere competenties ontwikkelen, en die liggen dus niet alleen op het ontwerpend vlak, meent Franke. Het zal, zo verwacht hij, in de toekomst meer moeten gaan over het ontwikkelen van verbindend vermogen, multidisciplinaire samen-werking en inzicht in veranderings-processen vanuit verschillende invals-hoeken, en een bewuster omgaan met de samenhang van het maatschappelijk programma met de publieke ruimte. Want stedenbouw gaat niet alleen over het ruimtelijke domein maar ook over maatschappelijke transformaties, over zorg, onderwijs en cultuur. Franke: ‘De stedenbouwer moet in zichzelf ook meer multidisciplinair worden, een beetje socioloog, procesbegeleider, inspirator en expert, en in alle complexiteit oog houden voor kleine resultaten.’

Simon Franke is redacteur, uitgever en organisator van publicaties

en studiebijeenkomsten. Hij is initiatief nemer van Trancity

dat met verschillende media re¹ecties biedt op stedelijke

ontwikkeling en vernieuwing. Met het project ‘Stedenbouw

als veranderkracht’ organiseert hij samen met AIR Ro�erdam,

Enno Zuidema Stedenbouw en De Beuk Organisatieadvies een

aantal activiteiten ter verkenning van de toekomst van de

stedenbouw.

48 49

Page 27: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

in gesprek met...Wouter Veldhuis is sinds 1996 partner in het stedebouwkundige

bureau Must. Hij is gastdocent aan verschillende ontwerpopleidingen,

is lid van Stad-Forum Amsterdam en was de afgelopen jaren

supervisor van vernieuwings plannen voor Geuzenveld-Zuid/Buurt5

in Amsterdam. In 2010 schreef hij in Stedenbouw als strategie (in de

serie Stadscahiers van SUN/Trancity/KEI) een bijdrage over nieuwe

rollen in de stedelijke vernieuwing. Samen met Ivan Nio en Arnold

Reijndorp publiceerde hij in 2009 de Atlas van de Westelijke Tuinsteden.

WouterVeldhuis

Sleutelen aan de structuur van de stad

50 51

Stedenbouw is Stedenbouw Stedenbouw moet Stedenbouw blijven, aldus Veldhuis. ‘Ik word moe van mensen die zich ‘veranderkundige’ noemen of het plotseling hebben over ‘spontane Stedenbouw’. Het gee� aan dat mensen heel krampachtig op zoek zijn naar een nieuwe manier om het vak te de·niëren. Ik vind dat je pal voor je vak moet gaan staan. Daar hoort alles bij wat zij beschrijven maar een stedebouwer hee� als enige instrument dat hij tekent en een plan maakt. En als je op de golven van de spontaniteit zegt dat het allemaal niet meer nodig is, dan diskwali·ceer je je vak.

‘Je moet werken aan vergezichten, aan een langetermijnvisie, maar wel zo dat het plan bij wijze van spreken ieder jaar klaar is. Een adaptieve stedenbouw.’De spontane stadsbeweging zorgt er nu bijvoorbeeld voor dat op bestuurlijk niveau mensen menen dat we Stedenbouw kunnen ophe³en. De bevolking gaat het spontaan en met elkaar doen. In het debat speelt nu zelfs de idiote vraag of we nog bestemmingsplannen nodig hebben. Deze zou de ondernemende burger beperken in zijn bewegingsvrijheid. Zo wordt er

langzaam maar zeker getornd aan de zekerheden die een burger nodig hee�. Dat is namelijk de essentie van een bestemmingsplan: dat er geen kernreactor naast je woning wordt gebouwd, dat je niet in je leefomgeving wordt bedreigd. En daar staat de stedebouwkundige voor, voor de publieke zaak.’

Sleutelen aan de stadWe hebben geen visionaire plannen of poëtische architectuur nodig in de bestaande stad, die moet namelijk veel preciezer en veel bescheidener zijn, meent Veldhuis. ‘Je zou kunnen zeggen dat we twintig jaar lang in plaats van aan stadsontwikkeling aan vastgoed ontwik-keling hebben gedaan, op zoek naar maximale rendementen. Nu het vastgoed niet langer de motor van de stad is, zal het moeten gaan over het sleutelen aan de structuur van de stad. Dat is strikt ·nancieel gezien per de·nitie onrendabel. De stedebouwer van de toekomst zal zich meer moeten gaan bemoeien met het publieke domein. Er moeten honderden straatjes met woninkjes met voortuintjes ontworpen worden, iets wat de gemeentelijke diensten steeds minder doen. Terwijl Stedenbouw juist gaat om de overgang tussen architectuur en het publieke domein. Die opgave moet opgepakt worden. Het is juist dat kleine

werk dat zo belangrijk is. Ook zal de stedebouwkundige er aan moeten wennen dat veel plannen een lange adem hebben, soms twintig jaar beslaan. Je moet werken aan vergezichten, aan een langetermijn-visie, maar wel zo dat het plan bij wijze van spreken ieder jaar klaar is. Een adaptieve Stedenbouw.’

Stedebouw zonder ‘n’ ‘Dat is de essentie: plek maken. Toen de taalhervorming kwam en stedebouw veranderde in stedenbouw was er weinig verzet. Iedere ander branche zou zich he�ig verzet hebben maar de stedebouwer niet… En over de toekomst: de stede-bouwer moet zorgen dat hij weer relevant wordt. De tijd van bureaus met vij�ig man is voorbij. Het is tijd voor kleinere, ¹exi-belere bureaus. Dat zijn allemaal handels-reizigers. En al die mensen die ontslagen zijn moeten allemaal weer bij de overheid gaan werken als heremiet! Eigenlijk is dat de oplossing: kleinere bureaus, grotere overheid. Dat is de boodschap.’

De heremiet en de handelsreizigerVeldhuis ziet een belangrijke rol weg gelegd voor de stedebouwer in de huidige samenleving. Nu de overheid zich steeds verder terugtrekt op het gebied van ruimtelijke ordening zou de stedenbouw-kundige zich moeten opstellen als bewaker van het publieke belang, en de gemeente als bewaarder van het collectieve geheugen. Veldhuis: ‘Er zijn twee soorten mensen. Mensen die zorgen voor het geheugen en de continuïteit daarvan, en mensen met een frisse ideeën. Je moet altijd streven naar een mix daarvan. Ik noem ze de heremiet en de handelsreiziger. De gemeente en de corporatie moeten de heremiet zijn. De ontwerperbureau’s, onderzoekers en adviseurs zijn de handelsreizigers, die kan je invliegen. Maar die moeten wel aan-gestuurd worden door mensen binnen de organisaties die het geheugen hebben, en juist daar gaat het mis. Want in Nederland heb je alleen maar handelsreizigers en mensen die opdrachten uitdelen. Er zijn geen mensen die het geheugen vast-houden.’

Verantwoording a«eggen We hebben de rol van de publieke verantwoordelijkheid voor de stad in de afgelopen twintig jaar verwaarloosd meent Veldhuis. ‘We zijn steeds meer naar privaat

gestuurde gebiedsontwikkeling gegaan. Op het moment dat je aan stede lijke herstructurering doet of opereert in bestaand gebied, dan raak je echter het publiek belang van mensen die daar leven. En dan grijp je in mensenlevens. Dat vergeten wij als professionals. Mensen stoppen met behangen totdat ze zekerheid hebben, tot ze weten of hun woning gesloopt wordt of niet. Wij plannen voor een periode van circa twintig jaar, dat is de hele jeugd van een kind! Wie legt die verantwoordelijkheid af? Dat is niet de ontwikkelaar. Ik vind dat de gemeente die verantwoording moet dragen. Je moet dus een hele sterke gemeentelijke dienst hebben die aangee� waar publieke belangen liggen en zich ook bemoeit met het vak Stedenbouw. Het is de enige partij die kan beslissen of we iets wel of niet moeten doen, en dat kan verantwoorden naar zijn bestuurder of de raad. Als burger kan je daar je stem doen gelden, dat kan niet bij een corporatie.’

Integraal ontwerpen is niet nieuwRe¹ecterend op de multidisciplinaire aanpak van het Atelier Rijksbouwmeester in de wijken reageert Veldhuis: ‘Dat de Rijksoverheid zich met de wijkvernieuwing bezig houdt is goed. Partijen in de wijken vinden het namelijk heel lastig om buiten hun eigen wijk en buiten de bewandelde

paden te kijken. Het is goed dat er een extra impuls van buitenaf komt en mensen met een frisse blik naar de wijken kijken. Een integrale benadering is daarbij mooi, vooral in de aandachtwijken. Voor velen is dit een nieuwe ontdekking, het is alleen rijkelijk laat. Het ongeluk is al gebeurd.

‘We hebben geen visionaire plannen of poëtische architectuur nodig in de bestaande stad, die moet namelijk veel preciezer en veel bescheidener zijn’Er waren allang mensen die dat heel goed deden, er was alleen geen aandacht voor. Het is niet meer dan logisch dat je je eerst gaat verdiepen in wat er staat. Je grijpt namelijk in iets in wat al bestaat, dat moet je eerst begrijpen. We hebben vaak gedacht dat de naoorlogse wijken met een hoog percentage allochtonen en portiek-etage¹ats slechte wijken waren. Het hee� twintig jaar geduurd om te bese³en dat het helemaal zo slecht niet is wat er staat. En dat de mensen die er leven het misschien ook niet zo slecht hebben als de statistieken ons doen geloven. Dat we anders moesten kijken.’

Page 28: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

in gesprek met...

Hans deJonge

Hans de Jonge is hoogleraar Vastgoed bij de Faculteit Architectuur

van de TU Del� en directievoorzi�er van Brink Groep, een

organisatie die actief is op het terrein van management, advies

en automatisering voor bouw, huisvesting en vastgoed.

De Jonge houdt een pleidooi voor een andere manier van kijken

in de bouw- en vastgoedwereld.

De vraag van morgen

52 53

plaats is voor andere contractsvormen en ·nancieringsmechanismen. Denk aan het overdragen van woningen met een opknap plicht, cascolevering met doe-het-zelf arrangementen, collectief particulier opdrachtgeverschap bij renovatie, zelf-bouw, maatschappelijk gebonden eigen-dom. De leegstand in kantoren zal met transformatie en sloop en met geduld moeten worden terug gedrongen en daarvoor valt te denken aan regiofondsen voor sanering en transformatie die worden gevoed uit OZB-opbrengsten en bijdragen van beleggers. Of aan coöperatieve beheer- en ontwikke lings bedrijven per wijk of gebied.’‘Bij het herstructureren van een wijk moet je integraal nadenken over de sociale, economische en fysieke structuur. Vandaar dat ik een groot voorstander ben van een multidisciplinaire aanpak.’ Daarbij blij� De Jonge wijzen op het belang van ontwerpend denken. ‘Als de omstandig heden wijzigen en de vraag wordt anders dan je gewend bent, heb je meer dan ooit behoe�e aan ontwerpende denkers. Je moet mensen hebben die de juiste problemen formuleren en in staat zijn om onorthodoxe oplossingen te verzinnen. Ik heb het niet alleen over ontwerpen in fysieke zin maar ook over andere samenwerkingsverbanden, andere structuren en andere contracten.’

The Great ResetDe Jonge hee� niet veel op met gejammer over de crisis. De Jonge: ‘Die crisis betekent dat een aantal aspecten van het bestaande systeem niet houdbaar is. Dat is wat Richard Florida The Great Reset noemt. Hij onderzocht in navolging van economen als Kondratie³ de lange golven in de kapitalistische economie en bestudeerde de veranderingen die er rond de diepte-punten ontstonden. De belangrijkste les: elke crisis creëerde de doorbraak voor grote innovaties. Innovaties worden continue bedacht, maar krijgen pas vleugels als de omstandigheden ons dwingen ze toe te passen.’ Dat vernietiging en creatie inderdaad dicht bij elkaar liggen onderschrij� De Jonge. ‘Je moet soms dingen weghalen om iets nieuws mogelijk te maken. Dat geldt trouwens ook in de ruimtelijke omgeving: soms is het heel goed bouwwerken weg te halen en groen toe te voegen. Ontwikkelen is soms ook weglaten.’ ‘Mensen vragen mij wel eens hoe lang de crisis gaat duren. Dan zeg ik: net zolang als jij nodig hebt om te begrijpen wat je moet doen om in het nieuwe systeem je brood te verdienen. Als jij denkt: ‘de crisis is iets dat mij overkomt en ik moet schuilen tot die voorbij is’ dan geloof je dus dat het systeem zoals het was weer terugkeert. Mijn boodschap is: die markt komt niet

meer terug. Dat zeg ik ook tegen archi-tecten. Het is het ontkennen van een realiteit die zich voordoet.’ De crisis is blijkbaar nog niet diep genoeg om mensen echt aan de gang te ze�en, aldus De Jonge. ‘Nederland behoort nog steeds tot een van de tien rijkste landen ter wereld. We barsten van het geld alleen vindt dat geld zijn weg niet naar maat-schappelijk belangwekkende investeringen als mobiliteit, onderwijs, zorg of ruimte-lijke ordening, omdat het ‘te weinig rendeert’ of ‘te risicovol’ is. Dus dat geld gaat naar beleggingen of naar gebieden waarvan men het risico beter denkt te kunnen taxeren. Zolang die belangen heel groot zijn, gaat niemand veranderen. Conservatisme is le�erlijk het behouden van de belangen zoals ze zijn. Ik denk echter dat je met een groot aantal kleine stappen een waanzinnige draai kan maken.’

Inbedden in het bestaande systeemDe aanpak van het Atelier Rijksbouw-meester in de aandachtswijken bevalt De Jonge zeer vanwege het multidisciplinaire karakter en omdat de schijnwerper gezet wordt op een zeer complexe situatie. De Jonge: ‘Ontwerpend denken kan hier heel goed helpen, mits goed ingebed in een gevoel voor hoe het totale systeem werkt. De vraag is of degene die gaat

Tijdsgewricht We zi�en in een interessante periode van de geschiedenis omdat het economisch systeem tegen grenzen oploopt en verandering behoe�. Dat hee� grote gevolgen voor de bouw- en vastgoed-sector, meent De Jonge, omdat de ·nanciering van ruimtelijke investeringen problematisch is, zowel aan de publieke als de private kant. ‘We hebben een woningvoorraad van zeven miljoen woningen, een grote voorraad utiliteits gebouwen en een uitgebreide infrastructuur. We hebben zo veel gebouwd in de afgelopen decennia, dat we eigenlijk te weinig hebben na ge-dacht over de staat en dynamiek van die voorraad. Negentig procent van onze aandacht is uitgegaan naar nieuwbouw, terwijl die in volume ongeveer 1% aan de voorraad toevoegt. Dus het is alsof je een wastafel vult met water en de kraan een klein beetje open zet: wat uit de kraan komt is nieuwbouw. Vervolgens trek je de stop er een klein beetje uit: dat is sloop. Verreweg de meeste aandacht is gegaan naar dat kleine straaltje water, maar het echte probleem is de inhoud van die wastafel.’

De HamvraagDe Jonge: ‘De voorraad vastgoed ver-tegen woordigt een enorm vermogen dat

we als samenleving hebben opge bracht. Door de veranderingen in demo gra·e, economie en technologie is de vraag zo veranderd dat de hamvraag van de komende decennia vooral zal zijn: hoe accommoderen we de toekomstige vraag in de bestaande voorraad? Een voorbeeld: de Nederlandse voorraad woningen is vooral gebaseerd op gezinnen, maar meer dan de hel� van de huishoudens in Nederland bestaat niet uit gezinnen. Er wordt niet alleen scheef gewoond, er wonen ook veel mensen niet in de woning van hun voorkeur. Velen kunnen de volgende stap niet maken, omdat die woningen er niet zijn of omdat ze niet ·nancierbaar zijn.

‘Hoe accommoderen we de de toekomstige vraag in de bestaande voorraad?’Bestuurders van grote steden willen verdichten in stedelijke gebieden, omdat er anders straks geen draagvlak meer voor voorzieningen is (zorg, onderwijs, mobiliteit, cultuur). Veel consumenten laten daarentegen weten dat ze dat heel anders zien want die willen nog steeds wonen in het groen bij de grote stad. Mensen verwijzen echter altijd naar de voorbeelden die ze al kennen. De politiek blij� roepen dat het zo niet moet, maar de

markt dirigeert een andere beweging. Je moet dus nadenken over wat op termijn maatschappelijk houdbaar is en daar een product bij verzinnen dat ook past bij de behoe�e van de consument. Dat hoe� niet de oplossing te zijn die hij in zijn hoofd had. De iPhone is ook niet uit onderzoek naar consumentenbehoe�en voort-gekomen. De vraag is dus hoe je nieuwe ruimtelijke oplossingen bedenkt die antwoord geven op de vraag naar verdichting en die de voor delen van wonen met privé buiten-ruimte bieden. Dat betekent een herstruc-tureringsopgave van het bestaande stedelijk gebied met vernieu wende concepten. Natuurlijk blijven we vervan-gende nieuwbouw plegen, maar de aandacht zal drastisch verschuiven naar renovatie, transformatie en her ontwikke-ling en we zullen veel meer functies integreren (wonen, werken, recreëren, leren, zorgen). Al met al dus een heel uitdagende opgave voor de komende decennia waar ontwerpers een grote rol in moeten spelen’.

Nieuwe oplossingenDe Jonge: ‘Het zoeken naar nieuwe oplossingen moet gebeuren in een situatie waarin er weliswaar genoeg geld is, maar de traditionele ·nancieringsmechanismen niet meer werken. Dat betekent dat er >>>

Page 29: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

in gesprek met...

54 55

interveniëren dat systeem begrijpt. Dat is in het verleden niet altijd goed gegaan. Vaak is er gesloopt in dit soort buurten en is de sociale infrastructuur weggeslagen. Het moet goed integraal neergezet worden, met oog voor de sociale, economische en culturele aspecten.’ Wat volgens De Jonge echter tegenwerkt, is een enorme wil om dingen te maken. ‘Nederland is een land dat heel graag alles aangeharkt wil zien. Als wij ergens een rommelig stuk stad zien komt er al snel een legertje deskundigen aangehold dat graag wil revitaliseren en herontwikkelen. Terwijl als je heel goed kijkt er vaak vitaliteit in de wijken aanwezig is. Juist die moet worden benut. Een ander gevaar is dat als de aanpak in de buurt niet goed verankerd is, het bij een incident blij�. Je wilt dat het beklij�, dat het wordt van degene die het probleem hee�. Ik vind een paar workshops houden, een boekje maken en weer weghollen niet zo zinvol. Waar ik wel achter sta is met een multi-disciplinair ontwerpend team analyseren, alterna tieven bedenken, de actoren in het spel daarmee confronteren en aangeven hoe je dit zou kunnen implementeren. Pas daarna kan je weglopen.’

A®lijven mag De Jonge hecht grote waarde aan principes als zelfredzaamheid en verantwoorde-lijkheid in de samenleving. De Jonge: ‘Je moet als overheid op een zachte manier interveniëren om te voorkomen dat de situatie heel slecht wordt. De gemeen-schap zelf moet en kán hier ook een grote rol spelen. De overheid is er in principe voor het voorkomen van excessen en het faciliteren van initiatieven die de samen-leving op eigen kracht kan leveren. De kunst is: waar grijp je in en waar blijf je af. De kunst van het a�lijven hebben we nog niet goed in de vingers.’ Bovendien is er ook zo iets als individueel recht en samenlevingsplicht. De Jonge: ‘Als het woord samenleving een karikatuur wordt en eerder een optelsom is van ‘alleen-levingen’, dan legt men het publieke belang te vondeling. Ik geloof juist heel erg in de kracht van lokale gemeenschappen, lokale verenigingen, mensen die iets samen regelen zonder tussenkomst van welke overheid dan ook.’

Opleiding Dat de geschetste veranderingen gevolgen dienen te hebben voor onderwijs en onderzoek is voor De Jonge geen vraag: ‘Ontwerpers worden nu nog teveel opgeleid als bedenkers van concepten en oplossingen in de ruimtelijk zin. Zij dienen

beter te begrijpen hoe in multi disciplinaire teams gewerkt wordt aan complexe vraagstukken waar behalve ruimtelijke en technische ook sociale, organisatorische, economische en politieke aspecten vitaal zijn voor het bereiken van goede oplossingen. Het accommoderen van de toekomstige vraag in de bestaande voorraad zal daarbij veel meer aandacht moeten krijgen. Dat betekent dat trans-formatie, renovatie en herstruc tu rering op het schaalniveau van object en gebied een grotere plaats moeten krijgen in het onderwijs op alle niveaus. Daartoe zijn al initiatieven aan universiteiten, hoge-scholen en in de praktijk gestart en dat is heel stimulerend.

‘Ontwerpers worden nu nog teveel opgeleid opgeleid als bedenkers van concepten en oplossingen in de ruimtelijke zin’

Ook op het terrein van onderzoek is al veel eerder grote inspanning gepleegd om bovenstaande problematiek inzichtelijk te maken en van instrumenten te voorzien. Er is dus werk aan de winkel!’

De economische realiteit dicteert herstructurering in kleine stapjes. Ook in de wijken die in dit tijdschri� aan de orde komen.. Tegelijk doet zich de kans voor om juist nu structuurinterventies te plegen. Is het mogelijk een strategie te ontwerpen, die met een aanhoudende reeks kleine, haalbare ingrepen de wijk, of misschien zelfs de stad als geheel, beter doet functioneren? Dat is de vraag die het Atelier Rijksbouwmeester keer op keer voorlegt aan diverse ontwerpers.

In de aandachtswijken zijn vele partijen betrokken. Elke partij hanteert eigen logica waarom bij bepaalde zaken wel en andere zaken niet belangrijk of verant woord zijn. De woningcorporatie hee� eigen kaders en spelregels; de school, het buurtwerk en de afdeling groen van de gemeente ook. Zo ook de huishoudens en de buurtwinkeliers, die ieder voor zich steeds de afweging maken of iets de moeite waard is of niet. Hoe hanteer je in de praktijk deze complexiteit en weerbarstigheid?

Een directeur stadsontwikkeling van een middelgrote gemeente zei onlangs: ‘Tot recent hebben we allemaal gewerkt met een boterbrie¶e van iemand anders. De ontwerper had een vastgesteld programma, de ·nancier vastgestelde ·nanciële producten, de ambtenaar vastgestelde procedures en de aannemer werkte met het bestek, enzovoorts. We legden al onze boterbrie¶es bij elkaar en onderhandelden tot een aanvaardbaar compromis. Maar die tijd is echt voorbij. We kunnen de vraagstukken niet meer aan met ieder onze eigen instrumenten en spelregels. En we kunnen ook niet meer de andere kant op kijken.’ Deze uitspraak is herkenbaar. Maar wat betekent dat in de praktijk van alledag? Wat doe je wanneer de ernst en de verwevenheid van de problemen dermate indrukwekkend is dat je geen idee hebt waar te beginnen? Elke keer als je er met collega’s over begint, dan verwachten die van jou ‘een boter-brie¶e’. Je manager kan het ook niet overzien en vraagt je vooraf om een plan van aanpak met waarborgen dat je niet

je boekje te buiten zult gaan. Andere betrokkenen kijken raar op als je een vraag stelt die ze niet gewend zijn van je. En je voelt je buiten de gebaande paden zelf ook tamelijk onzeker. Kortom het is helemaal niet zo aantrekkelijk om je nek uit te steken. Je kunt duidelijk veel verliezen en het is nog maar de vraag of er iets te winnen valt.

Het ‘werken met een boterbrie¶e van iemand anders’ noemen we ‘modus 1’. Je werkt dan op basis van inhoud (het boterbrie¶e) en elders vastgestelde procedures om pas daarna de ruimte te de·niëren die je zelf als professional neemt om je bijdrage te leveren. Het gaat bij de ‘modus 1’ ook vooral om plannen, beheersen en verantwoorden. De bestaande taart wordt verdeeld. De verantwoording voor wat je doet ligt bij iemand anders en ‘kwaliteit’ is het beperken van kosten- en tijdsover-schrijding. Professionaliteit is uitblinken in handelingen die je collega’s van je verwachten. Het beperken van risico’s staat centraal.

Een andere manier van werken, zoals ‘projectmatig creëren’, ‘ontwikkelings-gericht werken’ of bijvoorbeeld ‘waarderend vernieuwen’ noemen we ‘modus 2’. Daarbij staat niet de bestaande procedure centraal, of dat wat anderen van je verwachten, maar je eigen persoonlijke focus en de waarde die je kunt toevoegen aan de situatie die je aantre�. Dit betekent dat je resultaat boekt op basis van het proces dat je realiseert. Het gaat om de manier waarop je je verhoudt tot andere betrokkenen en de mate waarin je in deze relaties een vorm van wederkerige aantrekkelijkheid zichtbaar kunt maken. Procedures komen pas aan het eind van het project in zicht om je resultaat te borgen. Je neemt dus niet een formeel onderdeel, of een stukje van de procedure als uitgangspunt, maar het gehele systeem, of de integrale situatie. En je werkt met wat er is. Het is de uit-daging om met andere betrokkenen de taart groter en aantrekkelijker te

maken. En ‘kwaliteit’ is het vergroten van samenhang en betrokkenheid. Enthousiaste mensen vormen het succes.

Terwijl je bij ‘modus 1’ steeds op zoek bent naar zekerheden en je dus het ‘weten’ centraal stelt, ben je je bij ‘modus 2’ vooral bewust van de beperkingen en onzeker-heden. Je maakt dan het ‘niet weten’ tot basis van je handelen, om samen met andere betrokkenen tot een ‘nieuw weten’ te komen.

In de praktijk blijkt steeds opnieuw dat een bestaande organisatie, zoals een gemeente of een woningcorporatie heel moeilijk ruimte maakt voor ‘modus 2’. Elke keer als zich een weerbarstig vraagstuk aandient dat met bestaand instrumentarium en binnen de bekende denkkaders niet kan worden opgelost, treden allerlei mechanis-men in werking ten gunste van ‘modus 1’. Het weerbarstige vraagstuk wordt dan inhoudelijk aan de orde gesteld en er wordt vervolgens ‘over’ gesproken. Maar niets verandert in wát de betrokkenen ‘doen’. Om ‘modus 2’ te introduceren, er ruimte voor te maken en het te legitimeren, is een derde partij nodig. Een ondersteuner die helpt ‘anders naar dezelfde zaken te kijken’, om de opgave ook daadwerkelijk e³ectief aan te pakken. Een ondersteuner met statuur en zonder belang bij de opgave.

In de in dit tijdschri� behandelde wijken is het Atelier Rijksbouwmeester tijdelijk de ondersteuner. Die maakt het mogelijk de complexe herstructureringsopgave in nieuwe denkramen te plaatsen waardoor nieuwe strategische ingrepen mogelijk worden. En de speci·eke oplossingen die voor deze situatie gegenereerd worden, kunnen ook ingezet worden als prototypen voor opgaven elders.

Twee manieren

van kijken,

twee manieren

van werken

Cees Anton de Vries is partner, concept ontwikkelaar en procesverrijker bij RnR Group, werkzaam op het gebied van organisatie-, gebied- en gebouw ontwikkeling, verkeer, communicatie en bedrijfsvoering.

column

>>>

Page 30: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

Colofon

56

Samenstelling → Marlies Buurman i.s.m. Allard Jolles en Nicoline Kok (Atelier Rijks bouw meester) m.m.v. alle betrokken ontwerpers, onderzoekers, corporaties, gemeenten en opdrachtgevers

Interviews & eindredactie → Marlies Buurman

Tekstbijdragen → Else Serindou-Wissink

Fotogra¨e portre¥en → Johannes Abeling: p. 2-14 en p. 48-54

Fotogra¨e wijken → Johannes Abeling: p. 17 nr 3; p. 18; p. 21 nr 1-2; p. 22; p. 25; p. 27; p. 29; p. 31 nr 10-11; p. 34 nr 5; p. 38; p. 41; p. 42; p. 45; p. 46→ Merlijn Michon: p. 17 nr 1; p. 19 nr 7; p. 43 nr 8-9De overige a�eeldingen zijn verstrekt door de betre³ende (ontwerp)bureaus.

Ontwerp → Enchilada

Drukwerk → Pantheon Drukkers

Oplage → 2.500

Uitgave → ‘Oog voor de buurt’ verscheen in januari 2012 in opdracht van Directoraat Generaal Wonen, Bouwen en Integratie (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). De samenstellers hebben getracht aan alle auteurs rechte lijke verplichtingen te voldoen. Voor zover iemand meent alsnog rechthebbende te zijn kan deze zich wenden tot Atelier Rijksbouwmeester. www.rgd.nl/onderwerpen/Rijksbouwmeester

Met dank aan Liesbeth van der Pol, bedenker en inspirator

van de ontwerppilots in de aandachts wijken, Bianca Lubbers

en Ali Rabarison (DG Wonen Bouwen en Integratie), en

iedereen die hee´ bijgedragen aan deze uitgave en in het

bijzonder alle deelnemers aan de ontwerppilots:

Crooswijk, Ro¥erdam → Sloopgaten: Jeanne van Heeswijk

(Jeanneworks) met: Janneke van Bergen, Juliet Castellani, Karin

Dorrepaal, Erin Hoogenboom, Stefan van Nederpelt, Saskia

Oranje, Thijs van de Straat, Annet van O�erloo; Aan de Ro�e:

Christine Dijkstra (Vista) en Florian Boer (De Urbanisten) met:

Richard Gouverneur, Chris Wa�el, Widy Heuver, Reinder Douwes,

Joost Moolenburgh, Jenny Ritskes; Parkeren: Daan Bakker en

Catherine Visser (DaF architecten) met Marina Vos, Bart Erens en

Ron Bruin, deelnemers aan ‘Het Experiment’ Beroepservaring

voor Jonge Architecten van het Atelier Rijksbouwmeester

Doornakkers, Eindhoven → Heiko Misko�e, Wim Hendriks,

Chris  van Gent (5F10); Hannah Bonjer, Ester Heiman, Feye van

Olden, Merlijn Michon (Bureau Wijkwiskunde), Paul Morel

(Stadsherstel Amsterdam)

Klarendal, Arnhem → Marjolein Peters, René Kuiken,

Stef Heijnen (Studio Scale); Hans Karssenberg, Marieke

Nagelkerke (Stipo)

Lelylaan, Amsterdam → Anne Hemker (Stadstij) en Lard

Buurman; Mark Eker (Eker & Schaap landschapsarchitectuur)

en Jaco Kalfsbeek (Drive! 3D Bureau voor omgevingsontwerp);

Kamiel Klaasse, Walter van Dijk, Pieter Bannenberg

(NL Architects) m.m.v. Gen Yamamoto, Thijs van Bijsterveldt,

Daniel Mikolajcak, Tan Gaofei, Jasper Selen, Shuichiro Mitomo

Poelenburg, Zaandam → Ester Heiman, Sander van der Ham,

Jeroen Laven (Stipo); Jeanne van Heeswijk, Nadia Troeman,

Dennis van Dorem, Farida Moultmar (Jeanne van Heeswijk);

Tanja Karreman

Stationsbuurt, Den Haag → Pieter van der Heijde, Karin Blokzijl

(Bureau Stedelijke Planning); Jaco Kalfsbeek (Drive! 3D Bureau

voor omgevingsontwerp) en Mark Eker (Eker & Schaap

Landschaps architectuur); Hannah Bonjer, Feye van Olden,

Merlijn Michon (Bureau Wijkwiskunde)

Transvaalbuurt, Amsterdam → Transform: Fatima Mzallassi,

Tarik Yousif, Suzanne Visser (Creative Urbans) met: Corine

Dikkers, Feye van Olden, Marieke van den Dungen, Naomi

Hoogervorst, Okke van den Broek, Renee Appelo, Jalesa Carter,

Hanan Barghouti, Nou·ssa Mzallassi, Soumia Belhacen;

Transactie: Bas Liesker (Heren 5 architecten) met: Janne Bacchini,

Jasper Druijven, Femke Hägen, Femke Kamp, Toon van Schijndel,

Patrick de Weerd; Transfer: Kamiel Klaasse, Thijs van Bijsterveldt

(NL Architects) met: Joost Brand, Robbert Bron, Thomas Dieben,

Tibor Kis, Menno Top, Oscar Vos, Me�e Bos, Niels Walters,

deelnemers aan ‘Het Experiment’ Beroepservaring voor Jonge

Architecten van het Atelier Rijksbouwmeester.

Zomerzone, Haarlem → Bastiaan Gribling (Citythoughts);

Like Bijlsma, Eireen Schreurs (SUBo£ce architecten);

Heiko Misko�e, Wim Hendriks, Chris van Gent (5F10).

Voor meer informatie: Atelier Rijksbouwmeester, Nicoline Kok,

[email protected]

Van vraag tot ontwerpteam: hoe gaat het in zijn werk?Bewoners, corporatiemedewerkers en ambtenaren die bemoeienis hebben met een aandachts-wijk, anticipeerregio, krimpgebied enerzijds of anderzijds leeªaarheidskwesties in meer algemene zin hebben, kunnen zich melden met een vraag of probleem bij de accountmanagers van het ministerie van Binnenlandse Zaken of bij het Atelier Rijksbouwmeester. Na een verkennend gesprek bepaalt het Atelier of het een probleem betre� dat aan de volgende criteria voldoet: het leent zich voor een ontwerpoplossing, er vindt een koppeling van verschillende domeinen plaats (sociaal en fysiek), de vraag is actueel en er is bestuurlijk commitment voor inzet van ontwerpteams. Ook is het van belang dat de opgedane ervaringskennis overdraag-baar is, zodat ook andere wijken of gebieden kunnen leren van de aanpak en de geleerde lessen. Na wederzijdse goedkeuring worden – bij voorkeur jonge – ontwerpers, planologen, imago-deskundigen, economen, ecologen of welke andere passende discipline die nodig is om de vraag goed te beantwoorden, ingeschakeld. Die bureaus worden benaderd en betaald door het Atelier en vormen gezamenlijk het ontwerpteam voor een bepaalde wijk. De wijk bepaalt, in overleg met teams en Atelier, wat de de�nitieve opdracht wordt. De teams gaan vervolgens aan de slag vanuit de gedachte dat multidisciplinair werken tot oplossingen van betere kwaliteit leidt. Tot slot, en dat is mogelijk de crux van het succes van deze aanpak, biedt de Rijksbouw meester de zo verkregen oplossingsrichtingen en implementatie- en borgingsvoorstellen aan de plaatselijke wethouder in wiens portefeuille het probleem zit aan. Daar is altijd pers bij aanwezig: communicatie is onmisbaar in deze strategie.

Stationsbuurt Den Haag ↓

Lelylaan Amsterdam

Zomerzone Haarlem

Transvaal Amsterdam ↑

Page 31: Oog voor - Gebiedseconomie · dan ook weer weg zijn. De wethouder krijgt het advies overhandigd en gaat er mee spelen, zoals je dat doet met cadeautjes. Het is inspirerend onderzoek

www.rgd.nl/onderwerpen/rijksbouwmeester