Ontwikkelingsvoorsprong en nu? - Hoogbegaafd en nuhoogbegaafdennu.nl/userfiles/pdf...
Transcript of Ontwikkelingsvoorsprong en nu? - Hoogbegaafd en nuhoogbegaafdennu.nl/userfiles/pdf...
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 1
Ontwikkelingsvoorsprong en nu?
Een inleiding over mogelijke oorzaken en gevolgen van ontwikkelingsvoorsprong
en de samenhang met hoe we denken en leren.
Waarom moeten ouders en professionals daar bij stil staan, ook als goed lijkt te gaan?
Oorzaak en gevolgen, over denken en leren.
Mogelijke gevolgen voor de sociale en emotionele ontwikkeling.
Wat is de relatie tussen hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit?
Mogelijke gevolgen voor de motoriek, motivatie en werkhouding.
Je kind passende begeleiding bieden, waar let je vooral op?
Onderwijsaanpassingen en schoolkeuze, de belangrijkste aandachtspunten.
Wanneer testen en hulp zoeken?
Een uitgave van “Hoogbegaafd en nu?”
Henny van Hal Duiven 2012
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 2
Waarom aandacht besteden aan een kind met ontwikkelingsvoorsprong, zelfs als het goed gaat?
Er is in onze maatschappij en in ons onderwijs de afgelopen decennia heel erg veel geïnvesteerd in achterstanden. En terecht,
extra aandacht helpt en onderzoek heeft uitgewezen hoe we dat aan kunnen pakken. Daarmee krijgen veel kinderen betere
kansen en worden waar mogelijk problemen voorkomen. Het heeft het onderwijs wel veranderd en er de taak van de leerkracht
niet eenvoudiger op gemaakt. Strak sturende methodes, veel tijdsinvestering in basale taal- en rekenvaardigheden en
differentiatie door extra instructies helpen hen daarbij. Afstemmen op voorsprong is helaas minder vanzelfsprekend!
Kinderen van nu zijn een bewuste keuze, veel ouders willen voor hen het allerbeste. Er wordt niet gauw genoegen genomen
met minder, mislukkingen van hun kind rekenen ouders zich persoonlijk aan. We nemen het ouders zelfs kwalijk als ze
problemen signaleren en daarmee niet aan de slag gaan. Bij kinderen met ontwikkelingsvoorsprong ligt dat toch een beetje
anders. Ouders mogen daar niet mee te koop lopen. Ouders hebben het idee dat het een probleem van school is, en wachten
met spanning af hoe hun kind het daar gaat doen. Op school wordt er nog veel van uit gegaan dat deze kids het vanzelf wel
redden. De tegemoetkomingen aan kinderen met achterstanden pakken voor hen soms nadelig uit. Hun ouders durven niet
goed om meer aandacht vragen en wordt nogal eens verweten dat ze hun kind pushen. Ook voelen ouders zich tekort schieten
als het opvoeden van deze kinderen niet zo gladjes verloopt. Als slimme kinderen op een of meer aspecten achterblijven wordt
het kind snel luiheid, desinteresse of gemakzucht verweten. Het is nodig dat daarover goede voorlichting komt, want de
begeleiding van deze kinderen vraagt meer afstemming dan we denken. Zowel thuis als op school. Zelfs als het op school
ogenschijnlijk heel goed gaat en je kind foutloos door de leerstof schiet, moet je je zorgen maken!
Leren hangt wellicht meer af van fouten maken en motivatie dan van intelligentie.
Kinderen met een flinke ontwikkelingsvoorsprong, komen soms met wel 2 jaar cognitieve voorsprong de basisschool in. Zo heeft
het kind al andere interesses en een andere verwachting van school, spel en regels. Gelukkig voor de leerkracht zien deze
kinderen scherp wat de bedoeling is en passen zich vaak snel aan. Ze pikken de afspraken op, maken geduldig de opdrachten en
stellen meestal niet teveel moeilijke vragen. Soms leggen kinderen zich er niet bij neer, proberen toch aandacht te krijgen of
ontwikkelen oppositioneel gedrag. Dan vragen ouders en leerkrachten zich af wat er aan de hand is en zoeken naar oplossingen.
Maar er zou in alle gevallen iets moeten gebeuren, al te veel aanpassen is funest voor de ontwikkeling! Het kind wordt niet
gezien in zijn behoeften, interesses, uitdagingen en gevoelens. Als het kind de frustratie daarover thuis bot viert, is dat nog een
reden waarom ouders het met deze kinderen moeilijk kunnen hebben.
En er speelt meer: leren gaat niet alleen over leerstof maar ook over te ontwikkelen vaardigheden. Dan hebben we het over
strategie, plannen, doorzetten en praktische keuzes. Dat lijkt vanzelfsprekend samen te gaan maar dat is niet zo. Uit onderzoek
is vastgesteld dat je vaardigheden ontwikkelt door aan passende uitdagingen te werken. Niet te moeilijk, want dan haak je af.
Maar ook niet te makkelijk, want dan zet je geen vaardigheden in. En dat is een belangrijk probleem bij kinderen die alles maar
aan komt waaien. Niet alleen op school, waar een opdracht alleen van hen vraagt te laten zien wat ze al weten. Het kan zelfs al
veel jonger thuis spelen. Als je slim genoeg bent om direct te snappen en kunnen wat van je gevraagd wordt, leer je niet wat
stap voor stap iets aanpakken en doorzetten is. Soms komen slimme kinderen gedurende de basisschool zelden voor een echt
probleem te staan. Wellicht komen deze kinderen zich zelf tegen, als ze op het VO moeite krijgen met talen of wiskunde.
Mogelijk ook pas tijdens verdere studie of bij het vinden van een passende werkplek.
Nu we weten dat dit ligt aan een gebrek aan passende ervaringen en vaardigheden, kunnen en moeten we dat proberen te
voorkomen. Het is goed dat ouders hier zelf op letten; de school kan het niet alleen oplossen en niet alle scholen weten of
kunnen voldoende. Menig basisschool gaat met uitdagingen aan de slag, maar merkt dat dit nog niet zo eenvoudig is. Niet alleen
omdat de leerkracht al zoveel andere kinderen heeft, die om aandacht vragen. Ook omdat scholen vaak te weinig kennis van
zaken hebben. Bijvoorbeeld pas in groep 5 beginnen met afstemmen, waardoor het simpele gegeven van voorsprong inmiddels
tot faalangst, storend gedrag of onderpresteren heeft geleid. Als afstemmen wel goed gebeurd, zal menig kind met meer plezier
aan de gang gaan en van de zich ontwikkelende vaardigheden later veel profijt hebben. ……..
Als je je al eerder verdiept hebt in deze materie zal het je niet verbazen dat een flinke groep kinderen niet goed aan de slag gaat
met extra aangeboden opdrachten. Ze hebben er zo veel hulp en stimulans bij nodig, dat leerkracht en ouders met de handen in
het haar zitten. Wat is hier toch aan de hand, waarom grijpen ze hun kansen niet dankbaar aan? Ouders zijn vaak nog wel in
staat om te zien dat hun kind het niet expres doet, dat hen geen onwil is maar onkunde. Leerkrachten twijfelen daar vaker aan.
Om antwoord te geven op die vraag, is het nodig meer uit te leggen over de aspecten die een rol kunnen spelen bij de
ontwikkeling van kinderen met een flinke cognitieve voorsprong.
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 3
Samenhang van ontwikkelingsvoorsprong en de persoonlijkheidsontwikkeling
Bij ontwikkelingsvoorsprong denken we met name aan een flinke cognitieve voorsprong. Die uit zich het meest in een snelle
taalontwikkeling, scherp waarnemen en een goed begrip. Iedere ouder zou dat wensen voor zijn kind, ware het niet dat de
ontwikkeling toch niet altijd gladjes verloopt. Ouders van deze kinderen hebben dan het idee dat ze het hopeloos fout
aanpakken en omstanders bevestigen dat nogal eens.
In deze reader wordt de term ontwikkelingsvoorsprong veel gebruikt. Dit zijn de eerste signalen die ouders en ook scholen
kunnen opvangen, zonder dat er direct altijd gedacht wordt aan bijvoorbeeld hoogbegaafdheid. Niet alleen kan de voorsprong
weer afnemen, (Nederlandse) ouders willen in deze niet makkelijk op de feiten vooruit lopen. Je zou aan hoogbegaafdheid
moeten denken als de voorsprong zich op een flink aantal aspecten laat zien en steeds sneller lijkt toe te nemen. Pas op
ongeveer 8-jarige leeftijd is een eventuele hoogbegaafdheid goed vast te stellen. Waarom zouden we de ontwikkeling dan niet
op zijn beloop moeten laten, in plaats van ons voor die tijd te verdiepen in ontwikkelingsvoorsprong en hoogbegaafdheid?
Omdat specialisten hoogbegaafdheid hebben ontdekt dat de ontwikkeling al vroeg anders verloopt en dat andere begeleiding in
die eerste jaren kan helpen latere problemen te voorkomen!
Signalen van ontwikkelingsvoorsprong, over welke kinderen hebben we het:
Vroeg alert, aandacht kunnen focussen, lijkt minder slaap nodig te hebben, behoefte aan prikkels.
Ongebruikelijke grote woordenschat, begrip van taalnuances, vaak eerder zelf lezen of rekenen met grote getallen.
Intense beleving, gedetailleerd waarnemen, een sterke behoefte aan autonomie.
Lange aandachtsspanne, volharding en intense concentratie op eigen interesses.
Hoge nieuwsgierigheid, erg veel vragen, neiging dingen op een andere manier te doen en combineren.
Vermogen om grote hoeveelheid informatie te onthouden en te bevatten.
Het zijn niet altijd de kinderen die het later op school heel goed doen. De meest succesvolle kinderen profiteren optimaal van
ons onderwijs, dat goed bij hen aansluit. Kinderen met echt voorsprong niet, die kunnen zich soms slecht op hun werk
concentreren om dat het hen helemaal niet meer boeit; geven niet het verwachte antwoord omdat ze niet bedoelde, andere
mogelijkheden zien; missen informatie omdat 95% al bekend was en hun aandacht niet lang genoeg kon vasthouden.
Als we literatuur hierover nader bekijken, blijkt dat er de nodige samenhang is tussen de oorzaken en gevolgen van de grote
voorsprong en de zich aandiende problemen op school. Voor ouders is het belangrijk om hiervan meer te weten. Niet alleen om
hun kind zelf beter te kunnen begeleiden, ook omdat goede samenwerking met school belangrijk is voor de kans van slagen.
Voor leerkrachten en andere professionals die met kinderen werken, helpt inzicht in oorzaak, gevolg en samenhang bij
voorsprong om deze kinderen te begrijpen en te kunnen helpen.
Om in beeld te brengen hoe belangrijk achtergrondkennis en inzicht kunnen zijn, eerst de twee volgende voorbeelden:
Lisa Tijdens de werkles heeft Lisa een doos” logisch denken” met verschillende kleuren kaartjes. Het is de bedoeling dat ze een logische reeks legt met kaartjes van dezelfde kleur. Lisa werkt intensief en er ontstaat een prachtig lang verhaal Ze stoot haar buurvrouw aan. Die ziet de reeks met verschillende kleuren en roept: ”O suffie, helemaal fout”. Zij pakt de kaartjes op en legt een bedoelde korte reeks. Lisa kijkt beteuterd, nu Maaike zegt dat haar mooie verhaal niet goed is. Ze zal de andere verhaaltjes die ze al in haar hoofd had maar niet maken. En Maaike, die vraagt ze nooit meer iets. De leerkracht heeft het voorval van een afstand gadegeslagen en neemt zich twee dingen voor: Lisa moet maar eens vaker oefenen met de oorzaak-gevolg relatie èn oefenen in samenwerken om hulp beter te leren accepteren. Martijn Martijn mag eindelijk naar school. Na een paar keer kennismaken is dit zijn eerste echte schooldag. Tijdens het speelwerkkuur mag hij zelf iets kiezen en hij weet het direct. Tijdens de kennismaking had hij in de kast mooie puzzels gezien met veel stukjes. Thuis maakt hij ze wel met 100 stukjes, op de crèche hadden ze die niet. Hij pakt een puzzel die uit 2 lagen van 50 stukjes bestaat, samen ook 100 weet Martijn. Als hij Niels tegen komt, zegt die “je mag geen puzzel uit de kast van groep 2”” en de juf schiet te hulp. Ze wil graag dat hij zich op zijn gemak voelt en helpt hem kiezen. Ze pakt een puzzel van 20 stukjes en vraagt “Vind je dit plaatje mooi? Martijn knikt, het plaatje is wel mooi. Jammer dat er zo weinig stukjes zijn en de juf daar niet naar vraagt. Aan zijn tafel keren ze samen de puzzel om en dan de juf vervolgt haar ronde. Later ziet ze dat hij nog niets heeft gedaan en helpt hem op weg met de hoekjes. Als hij na een tijdje nog niet verder is, vraagt ze Niels om Martijn te helpen. Niels gaat enthousiast aan de gang en Martijn kijkt het aan. Als Niels de puzzel leuk vind, mag hij hem wel maken, hij gaat wat anders zoeken. Als Martijn wordt opgehaald vertelt de juf dat hij hard gewerkt heeft aan een moeilijke puzzel van wel 20 stukjes. Martijn vertelt moeder wat hij vandaag heeft geleerd: welke puzzels je in groep 1 mag pakken.
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 4
Als specialist hoogbegaafdheid geef je aan beide voorbeelden een hele andere uitleg, dan menig leerkracht. Zowel Martijn als
Lisa hebben niet alleen te weinig ruimte gekregen om materiaal naar hun mogelijkheden te gebruiken. Zij hebben ook een deuk
opgelopen in hun zelfvertrouwen, gaan dergelijke “fouten” mijden en zich aanpassen. In de onderbouw van de basisschool
wordt maar een klein deel van de potentieel hoogbegaafde leerlingen gesignaleerd. Op de meeste scholen wordt er, zeker in de
onderbouw, weinig tegemoet gekomen en afgestemd op kinderen met een voorsprong. Uit onderzoek is gebleken dat slimme
kinderen zich binnen 6 weken aanpassen (tekenen zoals de anderen doen, geen moeilijke vragen stellen en weten wat de
bedoeling is van materialen). Vaak is dat wel makkelijk op school, het kind valt niet op en de leerkracht heeft er geen last van.
Maar voor de ontwikkeling van het kind is het desastreus. Het volgende verhaal illustreert dat:
Van de adelaar die dacht dat hij een kip was: Een man haalt een adelaarsei uit een nest en legt het bij zijn kippen. De jonge
adelaar groeit op tussen de kippen en leeft het leven van een kip. Pikt zijn eten van de grond en gedraagt zich zoals de kippen.
Toch is het geen geweldige kip. In alle pogingen tot aanpassing zit aard en aanleg in de weg. De man heeft medelijden met de
adelaar en laat hem uit het hok. Maar de adelaar blijft op het gaas zitten en keert later terug in het hok. Ook overvliegende
arenden kunnen hem niet op andere gedachten brengen. Pas als de man de arend terug brengt naar de bergen en van een grote
hoogte de diepte in werpt, slaat de adelaar zijn vleugels uit en ontdekt wat vliegen is. Om te weten wat hij wel is, moet hij
kennismaken met zijn eigen leefomgeving en adelaars ontmoeten. Daar kan hij niet alleen passende ervaringen opdoen maar
vooral ook zwevend op de wind zichzelf worden. Laten wij geen kippen proberen te maken van onze arenden!
Het anders zijn van een kind met een flinke voorsprong valt op, bijvoorbeeld door een moeilijker taalgebruik, verdergaande
interesses en vriendschapsverwachtingen van een ouder kind. Mogelijk hoogbegaafdheid uit zich al vroeg door logisch denken,
sterke autonomie behoefte, observeren, intens beleven en doorvragen. Zo’n jong kind kan onmogelijk begrijpen hoe de
kinderen van zijn leeftijd denken, het wordt onzeker en zoekt een rol. Het kind kan zich afzijdig gaan houden of “in de aanval
gaan”. Dit komt niet omdat het kind hoogbegaafd is, maar omdat het zich onbegrepen en afgewezen voelt!
Dat het anders zijn gevolgen heeft voor de totale ontwikkeling mag uit deze inleiding al duidelijk zijn. Niet alleen cognitief, zeker
ook sociaal en emotioneel. Ouders hoeven zich dus niet altijd schuldig te voelen en aan zichzelf te twijfelen als zij de opvoeding
van hun kind met ontwikkelingsvoorsprong niet gemakkelijk vinden. Maar zouden zich er wel in moeten verdiepen, hoe hun kind
beter te kunnen ondersteunen en aansturen. En zeker niet afwachten of een en ander zich mogelijk vanzelf op lost. Ook niet als
de omgeving dat adviseert, zelfs jeugdartsen en consultatiebureaus hebben helaas nog zelden voldoende expertise.
Elders wordt er door de maatschappij wel anders aangekeken tegen uitblinken en vooroplopen. Dan wordt aandacht voor
(hoog)begaafdheid minder beladen en meer geaccepteerd. Met name in de Verenigde Staten gaat al vele jaren aandacht en
onderzoek naar dit onderwerp. Deze kennis en ervaring heeft de specialisten in Nederland geholpen in korte tijd de nodige
expertise op te bouwen. Veel wetenschappers hebben zich ermee bezig gehouden, met het volgende model is de meerderheid
het eens: figuur 1 “Meerfactorenmodel” van F. Mönks.
Bij jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong
nemen we een bijzonder potentie waar. Mogelijke
buitengewone capaciteiten zullen zal zich alleen
optimaal ontwikkelen als het individu daarnaast
beschikt over een uitzonderlijke motivatie èn creatief
vermogen. Ook externe factoren als gezin, school en
vriendenkring ( peers) spelen een grote rol. Het is dus
een ontwikkeling met kansen en bedreigingen! Een
goede samenloop van omstandigheden kan zeer gunstig
uitpakken. Maar heel vaak loopt het anders......
Inmiddels is het een en ander bekend over het hoe;
over de werking van de hersenen, het geheugen, het
denken en het leren. En ook over de invloed van een
grote ontwikkelingsvoorsprong op het denken en leren
en daarmee op de totale persoonlijkheidontwikkeling.
Figuur 1
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 5
Wat er kan gebeuren als het bewustzijn sterk en vroeg aanstuurt.
Ons handelen wordt aangestuurd vanuit onze hersenen, het brein omvat daarvoor 3 niveaus. Het 1e niveau is compleet
ontwikkeld bij geboorte (onbewuste automatische processen als spijsvertering en ademhaling). Na de geboorte is het de eerste
jaren vooral het 2e niveau, de subcortex, die het
verdere handelen aanstuurt. Daarmee worden
ervaringen ook daar opgeslagen en het hele leven
profiteer je van alle handelingen die van daaruit
dan min of meer automatisch worden verricht.
Denk daarbij aan eten en lopen, maar ook
emotionele expressie en auto rijden. Het 3e
niveau , de cortex, ontwikkelt zich na de geboorte
gaandeweg en krijgt een steeds belangrijkere rol in
het handelen. Zodra je nadenkt over je handelen
wordt dit handelen aangestuurd vanuit de cortex,
het bewustzijn, en stel je een doel. Deze
ervaringen worden ook daar, in cortex / korte
termijn geheugen, opgeslagen. Je kunt vanuit je
bewustzijn/cortex maar een handeling tegelijk
aansturen, daar moet de aandacht bij blijven.
Als het bewustzijn eerder en sterker aanstuurt, ga
je vroeg doelgericht handelen. Het jonge kind gaat
op zijn goed ontwikkelde bewustzijn vertrouwen. Door het vroege handelen vanuit het bewustzijn wordt niveau 2, voor
automatisch handelen, minder getraind. Ook handelt het jonge kind met een doel voor ogen. In plaats van te genieten van het
resultaat van het effect van een min of meer onbewuste beweging doet het kind een aantal te vergeefse pogingen. Zodra het
kind wel slaagt is het doel bereikt en stopt het handelen. Er wordt maar één positieve ervaring opgedaan tegenover een aantal
negatieve. Veel negatieve emoties kunnen een blokkade van de subcortex ( niveau 2) tot gevolg hebben, van hier uit worden
ook de emoties aangestuurd. Bij een blokkade van niveau 2 rest reageren op niveau 1 ( schelden) of op niveau 3 ( piekeren)
Bovendien belanden ervaringen vanuit bewuste handelingen niet in het automatische geheugen (niveau 2). Voorbeeld daarvan
is het stoten van je hoofd als je onder een tafel door kruipt. Door herhaald te ervaren dat je je hoofd stoot, als je onbehoedzaam
onder een lage tafel doorkruipt, zul je op den duur je hoofd automatisch intrekken als je er onder door gaat. De hoogbegaafde
bedenkt dat hij zijn hoofd kan stoten en past zijn kruipen aan. Hij zal zijn hoofd niet stoten door zijn juiste inschatting van het
risico, maar daardoor zijn hele leven meer kans lopen dat wel te doen als hij er zijn aandacht niet bij houdt. Hoogbegaafden
houden hun voorkeur voor het handelen vanuit het bewustzijn, de cortex, via denken. Hun subcortex, niveau 2, ontwikkelt zich
minder en er worden minder automatische
vaardigheden opgedaan.
De gevolgen van deze voorkeur van
handelen vanuit het bewustzijn op de
ontwikkeling kunnen heel divers zijn. De
belangrijkste aspecten zijn hiernaast
weergegeven.
De cognitieve voorsprong is met betrekking
tot hoogbegaafdheid het meest bekend.
Snel en complex denken, gedetailleerd
waarnemen. Indrukken komen voluit
binnen en het kind filtert weinig. Er is vanuit
het vroege (en bij voorkeur) handelen
vanuit het bewuste ook een lijn door te
trekken naar de motorische, sociale en
emotionele ontwikkeling. Ook daarbij is het
resultaat van minder herhalen en
automatiseren merkbaar,soms zelfs sterker.
Niveau 1 hersenstam
Autonome zenuwstelsel
Niveau 2 subcortex
Automatisch handelen op grond van ervaringen
Niveau 3 cortex:
Bewustzijn, denken, taal details
handelen
repro
reflex
denken
Naar Bosch Sthijns 2005
H
A
N
D
E
L
E
N
onhandig? introvert?
minder spontaan
valt op, minder soepel
vaak toeschouwer
weinig oefening/aansluiting
doorziet regels / bedoeling
minder reflex - automatisme
denkt eerst
verder dan leeftijd
intenser, veel indrukken
sociaal-emotioneel
niet te volgen,
hiaten, faalangstig ?
weinig geautomatiseerd
veel denken / creëren
top down, vanuit geheel
vanuit einddoel werken
perfectie, snel, ruimtelijk
complex, geïntegreerd
verder dan leeftijd
veel kijken, details
cognitief
ongelukjes, houterig?
denkt over beweging
en risico's
niet geautomatiseerd
vraagt aandacht
slaat oefenen over
wil direct naar elegant
beweegt doelgericht
overziet risico's
motorisch
ontwikkelingsvoorsprongbewuste overheerst
heeft doel voor ogenhennyvanhal 2013
3
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 6
De snelle en bijzondere ontwikkeling wordt ook ondersteund door een aantal andere kenmerken die onlosmakelijk verbonden
lijken aan hoogbegaafden: erg opmerkzaam, een intens gevoelsleven, meer behoefte aan prikkels en uitdagingen.
Dabrowski gebruikt daarvoor de termen overexcitabilities, sterke emoties, overweldigende energie, verbeeldingskracht, passie,
opwinding, gedrevenheid. Vanaf de geboorte beschikkend over een hogere prikkelgevoeligheid, alle zintuigen op scherp. Dat
kan zich uiten in grote beweeglijkheid, snel praten, irritatie aan huid, sterk genieten van schoonheid of muziek, veel fantasie,
imaginaire vriendjes, zoeken naar dé waarheid, sterk bewust van eigen gevoelens, erg verlegen, lichamelijke klachten, bezig met
de dood. Deze kinderen nemen perfect waar en streven dat voorbeeld dan ook na. En nemen zich nogal eens iets voor waarvoor
hen de vaardigheden nog ontbreken, waardoor er meer kans is op negatieve ervaringen en frustraties. Met een intens
gevoelsleven, heel blij of diep bedroefd, maken ervaringen diepe indruk en laat je je niet gauw van je doel af leiden. Aan de
andere kant vergeet hun goede geheugen de ervaring niet en is het kind slim genoeg om vervelende terreinen te gaan mijden.
Ze worden daarin dan nog minder geoefend, bouwen weinig strategie en doorzettingsvermogen op om moeilijkheden te leren
overwinnen. Zo kan hun frustratietolerantie minder worden evenals beheersing van emoties. Het is belangrijk het kind niet te
dwingen zichzelf in te houden, wel te leren het gedrag te moduleren. Alle kenmerken zullen niet altijd aanwezig zijn bij
hoogbegaafden, enigen zullen bij hen zeker worden herkend. Menig onderzoeker legt ook rechtstreeks verband van
hoogbegaafdheid naar hooggevoeligheid. Intens waarnemen en onvoldoende leren filteren resulteert dan in hoogsensitiviteit.
Hoe helpt ons deze kennis , om kinderen beter te begeleiden?
De voorafgaande informatie zal het beeld van kinderen met een flinke voorspong, die we gerust potentieel begaafd mogen
noemen, hopelijk hebben verruimd. Het gaat bij problemen rond voorsprong en hoogbegaafdheid niet om die paar kinderen die
zichtbaar tot uitzonderlijke prestaties komen. Het betreft een veel grotere groep, waarbij de potenties alleen tot uitzonderlijk
prestaties zullen leiden als begeleiding, aanbod en een portie geluk de ontwikkeling optimaal ondersteunen. Als
hoogbegaafdheid samen gaat met hoogsensitiviteit, wordt duidelijk wat hen zoal parten kan spelen. Daarnaast kunnen zich ook
bij deze kinderen leerstoornissen voordoen als dyslexie. Door de hoge intelligentie zijn zij vaker in staat dit te compenseren en
wellicht te verbloemen. Ook kan de stoornis er oorzaak van zijn dat de bijzondere capaciteiten niet worden gezien.
Het is belangrijk te beseffen dat we een aantal zaken niet kunnen veranderen. De voorkeur voor het handelen vanuit het
bewuste is blijvend, dus het vele denken,
overwegen en intens beleven heb je te
accepteren. Onze uitdaging is de kinderen zich
daarvan bewust te maken en er goed mee te
leren omgaan.
Daarvoor moeten we de kinderen (h)erkennen en
zij zich geaccepteerd weten. Het allerbelangrijkste
is dat we ze niet afremmen; afremmen dwingt
hen tot aanpassen. Het kind kan dan sociaal en
emotioneel niet zichzelf worden, wellicht zelfs
geen veilige basis ervaren. En daarmee zouden
we niet voldoen aan de belangrijkste basis voor
leren en ontwikkeling.
Voor ouders is het van het grootste belang jonge
kinderen wat extra te stimuleren en
ondersteunen bij wat hen minder af gaat. Probeer
te achterhalen wat je kind weerhoudt in handelen en bewegen. Welk tussenstapje kan hen verder helpen, welk zetje helpt hen
over de drempel? Hoe meer er vroegtijdig bewogen wordt en handelingen worden herhaald, hoe meer kans op automatisering
van die handelingen. Bedenk een variatie, maak een koppeling met de actuele interesse, betrek het kind bij de dagelijkse
activiteiten. Natuurlijk zal dat niet altijd even gemakkelijk zijn. Je moet je daar bewust mee bezig houden, alert worden op
kansen. Bij achterstanden is het volledig geaccepteerd dat ouders alles doen voor hun kind wat in hun vermogen ligt. Ook deze
kinderen zijn het waard je in te zetten en hen te helpen zich sociaal, emotioneel en motorisch zo soepel mogelijk te ontwikkelen.
Help ze contact aangaan, bespreek gevoelens, toon ze vooral ook zelf. Laat ze ervaren dat fouten maken mag en hulp vragen
soms juist slim is. Stimuleer het handelend bezig zijn, met klei, mozaïek, blokken, klimmen, stoeien.
geen 2 dingen tegelijk kan
oogcontact soms lastig vindt
beweeglijk is (helpt hen focussen)
intens beleeft (leer er mee om gaan)
hulp nodig heeft als het simpel lijkt
een sterke eigen wil toont
maar door blijft vragen
te veel dingen opvangt
Help hen aan een positief zelfbeeld !
Figuur 4
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 7
Als er echt problemen ontstaan in praktisch
handelen zijn er wellicht ideeën op te doen
vanuit de kennis over sensorische integratie.
Therapeuten adviseren bijvoorbeeld om
kinderen die stoppen met eten en aankleden
als er tegen hen gesproken wordt, daar niet
op aan te spreken. Op het moment dat je taal
gebruikt, handelen ze weer vanuit bewustzijn.
Probeer hen door te laten eten, door een tikje
tegen de hand of lepel. Aankleden kan
geoefend worden in combinatie met
voorlezen. Spreek af dat je stopt met lezen als
het kind vergeet door te gaan met aankleden.
En tafels automatiseren door ze ondertussen
een tweede actie te geven die hun aandacht
nodig heeft, touwtje springen bijvoorbeeld.
Een van beide activiteiten mòet je kind dan op
de automatische piloot gaan uitvoeren.
Problemen thuis ( en op school) met hun gedrag komen regelmatig voor. Heftig reageren, een sterke eigen wil, het niet willen
meewerken aan (onverwachte) plannen en eeuwig argumenteren zijn lastige noten om te kraken. Toch is het nodig daarin actie
te ondernemen, het gaat meestal niet vanzelf over. Allereerst moet geaccepteerd worden dat het kind niet uit onwil handelt
maar uit onkunde. Om je kind te helpen moet je je richten op het functioneringsniveau. Dat betreft zowel vaardigheden als
gedrag. Op veel punten heeft het kind een voorsprong, maar in deze zgn."executieve functies" wellicht juist een achterstand
opgebouwd. Op welke momenten kan het kind het wel, wat zou een tussenstap zijn voor je kind in zijn poging goed gedrag te
laten zien? Je zult het als ouder planmatig aan moeten pakken als je eerdere pogingen tot verbetering zijn gestrand. Bepaal je
strategie vooraf, niet in de emoties van een botsing. Wat ga je doen, wanneer, hoe? Wees kort en duidelijk met afspraken,
wordt niet boos, niet argumenteren. Straal vertrouwen uit dat het nu wel gaat lukken, moedig aan en prijs de inzet en elk (klein)
resultaat! Gebruik boekjes om met je kind over emoties te praten. Help emoties (h)erkennen en beheersen, geef een gericht
compliment (en leer ontvangen). Schroom niet om hulp te zoeken als serieuze pogingen geen resultaat opleveren.
De rol van ouders en hun eigen ontwikkeling………..
Kinderen lijken in meerdere opzichten op hun ouders.
Zij erven niet alleen kenmerken, hun gedrag wordt
sterk beïnvloed door dat van de ouders. De kenmerken
van ouders spelen hun rol, het is belangrijk dat zij zich
daarvan in ieder geval bewust zijn. Als we willen dat het
kind leert fouten te durven maken, gepast risico nemen
en stapjes bedenken, is het goede voorbeeld van
ouders de eerste stap. Probeer daarin goed naar jezelf
te kijken. Durf fouten maken, streef niet naar perfectie!
Het is natuurlijk helemaal niet uitzonderlijk dat de
ouder zelf ook een dergelijke ontwikkeling heeft
doorgemaakt en kenmerken ontwikkeld. Heel
begrijpelijk en niets om je voor te schamen. Wel
belangrijk om te (h)erkennen en er rekening mee te
houden! Veel vergelijkbare ervaringen in eigen jeugd,
kunnen de ouder helpen hun kind te doorzien en
begrijpen. Maar zijn wellicht toch een meespelende factor in de problematiek! Onze opvattingen bepalen ons handelen en zij
zijn ook diep geworteld. Het valt al niet mee daar zelf zicht op te krijgen, laat staan gedrag willen veranderen om je kinderen te
helpen. Er zijn boeken en cursussen die kunnen helpen, zoals Gordon, NLP, How2talk with Kids. Je kind is die moeite waard!
Vele beredeneren: lichaam minder instrument,
en meer motorische onrust.
Stimuleren lichaamsontwikkeling, m.n. kruipen.
Accepteer “friemelen”, zoek oplossing.
Automatiseren indirect oefenen: Automatiseer beweging door tikje / variaties,
haal beweging uit bewuste
Executieve functies helpen ontwikkelen zoals:Response en emoties regulerenAandacht, taak, planning, tijd organiserenDoelgericht, efficiënt en flexibel gedragMetacognitie, inzicht, overzien, zelfreflectie
de lat hoog leggen, zelf perfectionist zijn.
opmerkzaam zijn, vanuit bewuste handelen.
gevoelig zijn voor gevoelens van hun kind
en minder laten ervaren en zelf oplossen.
hulp vragen een teken van zwakte vinden,
zichzelf weinig fouten toestaan.
veel cognitieve bagage aanreiken, taal.
sociaal minder handig zijn, of introvert.
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 8
Een belangrijk detail in het goed begeleiden van deze kinderen is goede kritiek geven. Slimme kinderen vooral niet prijzen om
iets wat hen aan is komen waaien. Wellicht doorzien ze dat ze het niet echt verdienden en voelen ze zich niet serieus genomen.
Erger is dat ze daarmee het idee zouden kunnen krijgen dat slim zijn geen inspanning vraagt. En ook dat iets niet weten en je
ergens voor inspannen betekent dat je niet slim bent. Aanmoedigen is beter dan prijzen, en als we prijzen doen we dat op de
inzet, juist als het resultaat wellicht wat tegen
valt. Laat hen hun eigen rol en kansen
ontdekken. Leer ze gepast risico nemen.
Onderzoek heeft aangetoond dat onze reactie,
reflectie, op het handelen van een kind van
wezenlijk belang is voor de persoonlijkheids-
ontwikkeling. Hiernaast is in beeld gebracht
waartoe een verkeerde reflectie en kritiek kan
leiden. In onze begeleiding , zowel thuis als op
school, moeten we aansturen op een “growth
mind-set”. Slim zijn is iets wat je moet
ontwikkelen en waar je aan kunt werken! Het
is een belangrijk aandachtspunt in de strijd
tegen faalangst.
Falen ligt aan de strategie, daar kun je dan aan werken.
Nu we weten hoe de ontwikkelingsvoorsprong invloed heeft op de totale persoonlijkheidontwikkeling, begrijpen we beter dat
het met deze kinderen niet altijd vanzelf goed komt. Het vraagt van ouders extra inzet en afstemmen, hetgeen door hun
omgeving helaas veelal niet wordt gezien. Op school worden eventuele problemen vaak versterkt, omdat van de kinderen dan
nog meer wordt gevraagd van hun aanpassingsvermogen en zij minder ruimte krijgen zich bezig te houden met wat hun
interesseert. Er wordt dan nog meer motivatie, doorzettingsvermogen en strategie gevraagd en daar gaat het mis.
Het is voor scholen net zo min makkelijk deze kinderen goed te helpen, zeker als faalangst en de neiging zich aan te passen of af
te zetten zich al heeft ontwikkeld. Voor de school is het bij aanvang signaleren het belangrijkste punt van een goede aanpak.
Alleen dan worden de kinderen vanaf de eerste dag erkend in hun zijn en behoeften. Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen
zich binnen 6 weken kunnen aanpassen. Zij maken dan tekeningen zoals de kinderen van de groep dat doen, weten welk
materiaal voor hen beschikbaar is en welke vragen in de kring kunnen worden gesteld. Verwacht dus als ouder (en leerkracht)
niet dat deze kinderen er in de loop van de eerste maanden wel uitgepikt worden. Iets van 15 % van de hoogbegaafde kinderen
wordt herkend in de onderbouw van de basisschool. In de loop van verdere de jaren wordt nog steeds ongeveer 40% nooit
herkend gedurende hun tijd op de basisschool! En zie in dat de rol van ouders in de begeleiding, liefst vooraf, essentieel is.
Het is dus van belang dat ouders én school zich verdiepen
in ontwikkelingsvoorsprong, om tijdige herkenning en
aanpassing te realiseren. Zowel voor school als ouders is
het nodig zich te verdiepen in onderwijs dat wel aansluit.
Voor scholen om daar aan te kunnen werken, voor ouders
om goed afgestemd onderwijs te kunnen herkennen en
bijdragen aan verbeteringen.
Ook de verschillen in figuur 8 helpen school en ouders de
kinderen te herkennen waar het hier om gaat. Het zijn
zeker niet de meest succesvolle, sociaal vaardige en op alle
gebieden beste leerlingen. Ook roepen zij door hun gedrag
nogal eens frustratie en weerstand op bij leerkrachten!
Waar moeten ouders op letten bij schoolkeuze, hoe ziet
een goede school voor deze kinderen eruit?
Fixed mindset Dweck Growth mindset
moeite doen=ben niet goed
wil slim overkomen
vermijdt fouten
vragen bewijs onvermogen
opgeven bij hindernis
inspanning nutteloos
negeren kritiek
voelt zich bedreigt door
succes anderen
leren = fouten maken
verlangt te leren
omarmt uitdaging
vragen is normaal
hindernis daagt uit
inspanning hoort erbij
open voor kritiek
wordt geïnspireerd
door succes anderen
kent de antwoorden > heeft altijd vragen
beantwoord vraag > gaat in discussie
maakt werk af > begint projecten
begrijpt ideeën > bewerkt ideeën
houdt van school > geniet van leren
tevreden over leren > hoogst zelfkritisch
toont interesse > diep betrokken
of helemaal niet
Figuur 8
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 9
Een goede school kiezen
Het belangrijkste wat u op school zoekt is (h)erkenning voor uw kind en zijn behoeften. Als we kijken naar kinderen met een
grote ontwikkelingsvoorsprong, dan kan dat toch nog heel divers zijn. Is je kind onderzoekend en wat uitdagend, dan is ruimte
en enig zins tegemoetkomen essentieel. Maar een kind dat naar perfectionisme streeft of faalangst laat zien heeft meer aan een
veilig klimaat waar het gepast leert risico nemen.
En dergelijke kenmerken zijn niet gemakkelijk
vooraf te overzien.
Of de school voldoende wil en kan tegemoet
komen aan voorsprong kun je bij de eerste
kennismaking opmaken uit informatie en reactie
van de school. Niet zozeer uit prachtige
materialen in de kast en de beschrijving van de
aanpak in de schoolgids. Een school die
voldoende kennis van zaken heeft, vraagt naar
mogelijke voorsprong bij inschrijven, staat open
voor uw inbreng over uw kind. Juist bij deze
kinderen is samenwerking van school en ouders
belangrijk. Zoals uit de inleiding mag blijken, is
gezamenlijke aanpak van problemen die zich
voordoen ook vaak nodig voor echt resultaat.
Verder gaat het net als thuis vooral om de
begeleiding, het hoe van het aanbod in plaats van het materiaal. Dus centraal staat de vraag “hoe kan en wil de leerkracht
tegemoet komen aan de begeleidingsbehoeften van dit kind”. Een aantal aspecten ven schoolbeleid ondersteunen de leerkracht
daarbij. Het gaat dan om structurele aanpak, die een doorgaande lijn laat zien door de hele school. Een goed onderwijsconcept
is al heel belangrijk. Met name Daltonscholen hebben, als zij het concept goed uitwerken, veel handvatten ter afstemming
paraat. Dat kan ook het geval zijn bij Montessori-, Jenaplanscholen en modernere vormen van vernieuwingsonderwijs. Toch
moet daarnaast integratie van kennis en inzet voor hoogbegaafdheid zichtbaar zijn, zonder dat kan men de plank nog flink mis
slaan. In ieder geval mag het goed afstemmen niet te veel afhankelijk zijn van die ene leerkracht. Een krachtige aansturing van
een deskundige interne begeleider of coördinator hoogbegaafdheid helpt wel.
Vermijd scholen die misplaatste uitspraken hanteren als: “Laat het kind eerst maar inzet tonen voor we extra werk zoeken”. “Er
ligt extra werk, maar het wordt niet gekozen”, “Zolang er nog fouten zitten in toetsen, is extra oefenen nodig”,”Eerst maar eens
aan de strategie werken met de standaard opdrachten”,”Je kind heeft wel cognitieve voorsprong, een extra jaar kleuteren helpt
het sociaal oefenen“. ”Je kind moet beter leren luisteren, het pikt de essentiële informatie uit de uitleg niet op”. Dit zijn bekende
problemen die zich pas oplossen met passend aanbod en begeleiding, andersom gaat het niet werken.
Signaleren van voorsprong kan via het inschrijfformulier, kan
door observatie, met simpele lijsten en hele uitgebreide
protocollen. Belangrijker dan het signaleren is het daarop
ook afstemmen. Maar het ís een begin, een goed
leerlingvolgsysteem draagt ook bij. Daarnaast helpt het deze
kinderen als de school een volgsysteem gebruikt voor de
sociale en emotionele en ontwikkeling en hiaten daarin
structureel afgestemd aanpakt. Geen enkel kind wil een
uitzondering zijn, dus het helpt zeker als meer kinderen een
aangepaste week of dagtaak hebben. Het is
wetenschappelijk vastgesteld dat voor deze kinderen zowel
versnellen als verdiepen nodig kan zijn. Aangezien reflectie
op het werk (meer op proces dan op resultaat) van cruciaal
belang is, moet het aangepaste werk niet vrijblijvend en
zonder begeleiding blijven. De school moet structureel
werken aan vaardigheden, waarvoor het nodig is dat de
zoek een school die:
open staat voor achtergrondkennis, wil leren
bereidt is deze kinderen te (h)erkennen
samenwerkt met ouders, hen serieus neemt
pedagogische aanpak aanvult, afstemt
Let op bij binnenkomst in het PO:
wees bedacht op snel aanpassen aan groep
wees bedacht op negatief gedrag als reactie
maak voorsprong onderdeel van intake ouders
passend onderwijs gaat meer over leerkracht
dan materiaal, welke hulp past bij dit kind?
Figuur 9
signalering HB, liefst beginkenmerken
sociaal-emotioneel volgen en oefenen
zijn gewend te differentiëren
verrijking èn versnellen een optie
werken planmatig aan vaardigheden
aangepast werk verplicht en beoordeeld
accent op passende begeleiding, reflectie!
Figuur 10
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 10
opdracht het kind voor een passende uitdaging stelt: “Zelfvertrouwen ontwikkelt een kind door positieve ervaringen op te doen,
waarbij inspanning een goed resultaat oplevert”( van Gerven 2002). Bereidheid is heel belangrijk, maar bij weinig aanwezige
kennis en ervaring heeft de school nog wel een lange weg te gaan!
Het afstemmen op school vorm geven
Heel essentieel is dus het afstemmen op voorsprong in de kleutergroepen. In de inleiding is al gemeld dat de aanpassingen op
achterstanden het de kinderen met voorsprong moeilijker kan maken. Veel aandacht aan woordenschat en de basiskennis als
kleuren en tellen geeft dit kind weinig kans iets nieuws te leren. En vaak is juist zo reikhalzend naar school uitgezien! Als er in
opdrachten en kleine kring aanpassingen worden gedaan, krijgt ook dit kind ruimte om zich te ontwikkelen. Materiaal bewaren
tot het kind er de juiste leeftijd voor heeft is niet handig, sluit liever aan bij dat waar dit kind nu door wordt gefascineerd.
Handelend bezig zijn is extra belangrijk, zoek bouwdozen (of mozaïek, tangram, kralenplank, knutselwerk) met opdrachten in
oplopende moeilijkheidsgraad. Geef het kind (met afgestemde hulp) hiermee de gelegenheid zijn eigen niveau te ontdekken, in
stappen te werken én zichzelf te zien groeien. Laat ontdekken waar het kind goed in is, en waar niet. Voorkom dat een kind iets
moeilijk noemt, omdat de leerkracht het moeilijk noemde. Wat ervaart het kind zelf? Leer ze op eigen oordeel af gaan. Prijs de
inspanning en doorzetting, meer dan het resultaat. Juist waar een kind minder goed is liggen kansen, mits goed begeleid.
Materialen met voorbeelden in opbouwende moeilijkheidgraad kunnen juist deze kinderen op weg helpen, leer hen zo van
dergelijke strategieën gebruik te maken. Maak gebruik van wat hen op dat moment boeit. Het lijkt zo van zelfsprekend, maar in
de praktijk blijkt van niet. In principe zou er voor elk kind iedere dag wel iets te leren moeten zijn, zou elk thema opdrachten
voor ieder moeten bevatten. Voor ondernemende kinderen hebben open opdrachten met ruimte voor eigen keuzes, variaties
en creativiteit sterk de voorkeur. En ook hier is zo nodig tips geven, aanmoedigen en bespreken van het proces essentieel. Praat
met het kind, waarom het zo handelde en wat het dacht, wat het kan leren van ervaring en resultaat. Zorg dat het kind vooral
onthoudt wat wel lukte en waarom. Laat ze onderzoekend, nieuwsgierig en betrokken blijven!
De overgang naar groep 3 is een aandachtspunt. Afgestemd onderwijs zorgt voor een doorgaande lijn. Enerzijds (spel)materiaal
van groep 3 inzetten in groep 1 en 2 en anderzijds kinderen in groep 3 verder laten gaan op het eigen niveau. Juist deze kinderen
verlangen naar leren, afremmen leidt tot onderpresteren. Kinderen die in de kleuterperiode goed zijn opgevangen en zelfstandig
hebben leren werken met materiaal dat aansluit bij hun ontwikkeling, kunnen dan in groep 3 goed op eigen niveau aan de slag!
Het is wel mogelijk dat dit kind zich minder soepel beweegt, sociaal onvaardig is en niet houdt van herhaling. Allemaal
aandachtspunten waar ook de ouders al mee zullen hebben geworsteld. Op school zijn er andere mogelijkheden om daar aan te
werken. Veel variaties bedenken, bewegen in spelvorm, klauteren in kleine groepjes, stoeien en begeleidde rollenspelen kunnen
de kinderen helpen zich handvatten eigen te maken en zich veiliger te voelen in de groep. Aan de andere kant moeten ouders
begrip hebben voor de beperkte mogelijkheden van de school. Het is niet mogelijk bij elke activiteit uitgebreid individuele
aandacht te geven, er moeten keuzes worden
gemaakt. Regelmatig contact helpt begrijpen,
schept reële verwachtingen. En ouders, kom
de school tegemoet door onderdelen zelf aan
te pakken en door op school hulp aan te
bieden op onderdelen waarbij dat kan.
Wees alert op signalen van al te veel
aanpassen, onbehagen en het “uitzitten van
de schooldag”. Als een kind op school vooral
bezig is met zich aan de regeltjes te houden,
laten zien wat het al weet en vermijden
waarmee fouten gemaakt kunnen worden, is
het mis! Onderpresteren, faalangst en zich
afzetten tegen school ontstaan vaak al vroeg.
Wat scholen soms wel doen is een plusgroep
formeren in groep 5 voor kinderen die extra
uitdagingen aan kunnen. Maar dat is dweilen
met de kraan open, als niet vanaf het begin
wordt aangepast.
afnemende betrokkenheid
vroeg uitgespeeld op peuterzaal en kleutergroep
groep 3 biedt wat kind zich al heeft aangeleerd
buikpijn , boze buien , aandacht vragen
de baas spelen / terugtrekken / rol spelen
aanpassen (perfectie) òf probleemgedrag
wordt onderpresteerder:
krijgt verkeerd beeld over eigen capaciteit
gaat verantwoordelijkheid uit de weg
legt probleem en oplossing buiten zichzelf
hulp is moeilijk, mijdt valkuilen! (zoek expertise)
Figuur 11
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 11
Passend onderwijs voor deze kinderen houdt rekening met hun wijze van denken en leren.
Vanaf groep 3 gaan andere aspecten een rol spelen.
Kinderen met voorsprong hebben zichzelf vaak al leren
lezen en/of hebben zich al ver bekwaamd in rekenen. Het
is niet genoeg om uit te zoeken op welk niveau het kind
nu is en daar met de stof bij aan te sluiten. Snel denken
en overheersen van bewustzijn, met minder vermogen
tot automatiseren, efficiëntie en tussenstappen vraagt
om passende begeleiding. In figuur 12 is een aantal
aspecten in beeld gebracht dat opvalt als het om het
denken van (potentieel) hoogbegaafden gaat. Tegemoet
komen is dan bijvoorbeeld: extra aandacht voor het
efficiënt maken van keuzes, signaleren en aanpakken van
hiaten en ineffectieve eigen maniertjes, hulp bij
uitvoering en afwerking. Kansen bieden om hun sterke
kant te laten zien is ook belangrijk, geef ze bijvoorbeeld
eens de ruimte bij brainstormen!
Verder speelt er een ander aspect bij het leren van begaafden een grote rol, zij leren “top down” en ons onderwijs is vooral
“bottum up”. Dat wil zeggen dat we de kinderen losse onderdelen voorleggen, waarmee we ze zonder veel samenhang eerst aan
het werk zetten. Als bouwstenen past de methode die later
weer aan elkaar, zodra kinderen meer inzicht hebben
verkregen en het overzicht aan lijken te kunnen.
Hoogbegaafden hebben een dusdanig complexe manier van
nieuwe feiten onderzoeken en onthouden, dat dit systeem
bij hen niet werkt. Als niet duidelijk is waarmee het nieuwe
element in verband gebracht moet worden, blijven er allerlei
vragen op komen, is er geen motivatie aan de slag te gaan.
De losse onderdelen worden niet goed in verband gebracht
met eerdere lessen, ze worden niet opgeslagen.
Een oplossing ligt in het bieden van een kader; waar wordt
dit onderdeel toegepast, wat weten we er al van, waarom
zou ik dit moeten kunnen? Een voorbeeld hiervan is ons
metriek stelsel. De rekenmethode legt de kinderen af en toe
een nieuwe maat voor, met de bedoeling ze langzamerhand
begrip van maten te laten opbouwen. Betreffende kinderen
kun je beter direct een plaatje van het hele metriek stelsel voor leggen. Een paar dagen zijn ze dan druk met kijken, denken en
vragen en dan snappen ze de maten en verbanden. Het overzicht van het metriek stelsel geeft hen het kader dat ze nodig
hebben. Potentieel begaafde kinderen zijn vaak beelddenkers, ruimtelijk, visueel. Het gevolg: sneller en meer tegelijk, talige info
beklijft niet, wel zijn geheel nieuwe combinaties mogelijk. We kunnen hen tegemoet komen door meer beelden te gebruiken
(tafelkaart, overzicht spellingregels, mindmap). Anderzijds zal het kind zelf moeten leren omgaan met zijn manier van denken en
leren, en leren hoe tegemoet te komen aan de eigen behoefte. Met ander woorden “wat werkt bij mij?”
Er is een directe relatie te leggen met hun denken en problemen met automatiseren. Door hun voorkeurstijl van denken vanuit
het bewuste, bedenken ze steeds opnieuw het antwoord, in plaats van hun weinig getrainde subcortex te gebruiken om een
automatisch antwoord te genereren. Daar zal extra aandacht voor moeten zijn, met name om hen daarvan bewust te maken.
Allereerst kan het dus helpen door met jonge kinderen automatiseren van handelen extra te oefenen. Ouders, bedenk bij
kruipen en lopen al allerlei variaties en spelletjes om de beweging in te slijpen, maar ook om het geheugen meer te trainen.
Vervolgens zijn daar de ontwikkelingsmaterialen voor, waarbij het kind handelend leert. Om het aantrekkelijk te houden, moet
het materiaal vaak eerder worden aangeboden en vaker gewisseld. Gebruik “de gevoelige periode”, zou Maria Montessori
zeggen! En sluit als herhaling aan bij de interesse: computer, competitie, geld, sterren of de natuur. Maar het blijft een kind dat
handelt vanuit zijn cognitie, dus toch wellicht steeds opnieuw het antwoord bedenkt!
Eerder abstract, bereikt hoger niveau,
daardoor communicatie vaker probleem.
Divergent, via zoveel mogelijk oplossingen
Stelt keuzes uit (alle opties open houden).
Rationeel, logica hoog ontwikkeld, weegt af.
Intuïtief:
voelt stemming aan (neemt over), doorziet vertoon
brengt onbevangen in verlegenheid
weet antwoord, kan niet direct uitleggen
Conceptueel; ontwerpt, vind uit.
sterk in start, minder in uitvoering,
slecht in afwerking
Figuur 12
ziet en zoekt verbanden / relaties
denkt ruimtelijk, zeer groot geheugen
gaat zeer snel, als bliksemflits
denkt èn leert niet lineair (stap voor stap)
kan denkspoor niet lineair navertellen!
info kan zoekraken in vele circuits
eigen systeem om leerstof plek te geven
tijd èn inzicht geven goed kader te vormen
via vragen als waarvoor? hoezo? waardoor?
figuur 13
w w w . h o o g b e g a a f d e n n u . n l
Pagina 12
De omschreven suggesties en tips zijn erg summier. Het valt buiten het kader van deze inleiding er dieper op in te gaan. Voor
scholen is dit hopelijk een stap in een leerproces en een stimulans om breder en structureel aan de slag te gaan. Een cursus of
studiedagen en literatuur als “Slim beleid” en ”Handboek hoogbegaafdheid“ van E. van Gerven zijn een goed vervolg.
Wat maakt het signaleren van voorsprong en begaafdheid nog eens extra moeilijk?
Omdat kinderen met een grote ontwikkelingsvoorsprong bepaalde vaardigheden minder ontwikkelen en daarnaast nogal
creatief zijn, hebben zij voor vele situaties een eigen oplossing bedacht en hun gedrag daar op afgestemd. Lang niet altijd is het
effectief en helpt compensatiegedrag hen juist verder van huis. Vooral als dat al op jonge leeftijd gebeurd, kan later gedrag door
de omgeving heel verkeerd worden uitgelegd en
aangepakt. Figuur 14 geeft daarvan de meest
voorkomende voorbeelden. In de kenmerken van het
bijzondere gedrag van begaafde kinderen zit
bijvoorbeeld wel overlap met ADHD en aan autisme
verwante stoornissen. Belangrijk verschil is dat een
begaafd kind dit gedrag dan alleen in bepaalde
situaties laat zien, als overlevingsstrategie. Kinderen
worden soms niet alleen onjuist gediagnosticeerd, zij
krijgen dan ook niet de hulp die hen past. Anderzijds
kàn het wel zo zijn dat bepaalde onderdelen van die
aanpak ook de hoogbegaafde kinderen ondersteunt.
Toch is het uiteraard van groot belang de juiste
diagnose te stellen. Zoek daarom bij echte problemen
of twijfel de expertise op van een hulpverlener of
organisatie die tevens goed bekend is met
hoogbegaafdheid.
Ouders hechten erg veel belang aan het vaststellen van de hoogbegaafdheid door testen. Zolang een kind zich goed ontwikkelt,
is dat niet terecht. Een IQ test is in dit kader weinig zeggend, zelfs af te raden als er onvoldoende rekening wordt gehouden met
mogelijke hoogbegaafdheid. Een slecht uitgevoerde test kan tot een verkeerde uitslag leiden, een goede test is niet goedkoop!
Ook de uitslag van gewone toetsen op school vragen om
aandacht. Deze kinderen scoren nogal eens onder de
maat omdat ze de vragen anders oppakken. Vragen zijn
soms te gemakkelijk waardoor de aandacht verslapt of
het kind meer zoekt achter de vraag dan bedoeld.
Ga ervan uit dat testen alleen nodig is als adviezen en
begeleiding niet blijken te werken. Voor scholen is het
advies: geef kinderen goede begeleiding bij passende
opdrachten en daarmee zet je als het goed is een
positieve ontwikkeling in gang. Verwacht niet
onmiddellijk grote resultaten, wel stapjes vooruit. Ook
hier gaat het weer om de samenwerking. Als ouders zich
optimaal inzetten en hun kind goed begeleiden, kunnen
dagelijkse negatieve ervaringen op school hun
inspanningen tevergeefs maken. Andersom zullen alle
aanpassingen op school onvoldoende opleveren als
thuis gedrag en zelfvertrouwen geen aandacht krijgt.
Meer weten? Deze inleiding wil ouders en scholen aanzetten tot actie. Nog vragen? mail [email protected] Internet en literatuur kunnen ons verder op weg helpen, deze reader is slechts een eerste aanzet. Zoek op termen als “zelfbeeld”, “hoogsensitief”, “onderpresteren”, “fixed mindset”, “top down”en “executieve functies”. Deskundige hulp vind je op www.echanetwerk.nl. Deskundig testen o.a. (met advies over aanpak) bij CBO Nijmegen. Ouderverenigingen geven info via de site www.lich.nl. Voor de scholen is er het SLO: www.hoogbegaafdheid.slo.nl
Autisme / PDD-NOS
Strategie van terugtrekken.
Toont gedrag alleen in
bepaalde omstandigheden.
ADHD
Impulsief en heftig gedrag.
Toont gedrag alleen in
bepaalde omstandigheden.
Perfectionisme /
faalangst
Laat zich niet zien,
krijgt te weinig kansen.
Hoogsensitiviteit
Hoogbegaafdheid onzichtbaar
door overheersende
problematiek vanuit HS.
Figuur 14
IQ pas te testen als het (te) laat is
Normale intelligentietest niet voor HB
Verbaal/performaal”kloof” geen probleem!
Passende test beschikbaar: bijv. IST via CBO
Niet goedkoop, meestal niet vergoed
Is begeleiding thuis (liefst tijdig) aangepast?
Is het onderwijsaanbod aangepast?
Heeft het kind passende hulp gehad?
Geen goed resultaat dan testen
figuur 15