Onkruidbestrijdingsproef biet met 50% driftreducerende doppen...2017/06/14 · de...
2
P r a k t i s c h e s t u d i e d a g e n B i e t - C i c h o r e i B e r e d e n e e r d e g e w a s b e s c h e r m i n g v a n d a a g e n m o r g e n Onkruidbestrijdingsproef biet met 50% driftreducerende doppen Bufferzones en driftreductie- een reglementering die evolueert De uitdaging Nationaal niveau Regionaal niveau De vervuiling van water door gewasbeschermingsmiddelen minimaliseren is van cruciaal belang voor de toekomst van onze landbouw. De gewasbescherming in de bietenteelt heeft een effect op onze waterbronnen. De voornaamste bronnen van contaminatie van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater zijn afspoeling, erosie, puntvervuiling en drift. Het respecteren van bufferzones en het gebruik van drift reducerend materiaal zijn efficiënte methodes om deze contaminaties te verminderen. Een bufferzone voor elk GBM wordt gedefinieerd op basis van een risicoanalyse. Ze varieert tussen de 1 en 200 m. Ze kan verminderd worden in functie van het gebruik van driftreducerend materiaal (doppen, luchtondersteuning,…). In het kader van IPM moet men vanaf januari 2017 50% driftreducerende doppen gebruiken. De specifieke bufferzones moet steeds gerespecteerd worden. Men dient een goede werkzaamheid te behouden en tegelijk aandacht hebben voor de milieuproblematiek. In dit kader is het spuitbeeld bij een herbicide behandeling een sleutelelement. Het gebruik van driftreducerende spuitdoppen die grovere druppels produceren heeft een directe impact op de spuitbeeld tijdens de behandeling. Echter, afhankelijk van de werkingswijze van het product (bodemwerking, systemisch of contact), kan de bedekking een belangrijke rol spelen bij het slagen van de behandeling. De bedekkingsgraad en de densiteit van het aantal druppels zijn de twee belangrijkste parameters om te respecteren. Werkingswijze Impacts/cm² bodemwerking - systemisch 30 ± 10 Contact 50 ± 20
Transcript of Onkruidbestrijdingsproef biet met 50% driftreducerende doppen...2017/06/14 · de...
P r a k t i s c h e s t u d i e d a g e n B i e t - C i c h o r e i
B e r e d e n e e r d e g e w a s b e s c h e r m i n gv a n d a a g e n m o r g e n
Onkruidbestrijdingsproef biet met 50% driftreducerende doppen
Bufferzones en driftreductie- een reglementering die evolueert
De uitdaging
Nationaal niveau
Regionaal niveau
De vervuiling van water door gewasbeschermingsmiddelen minimaliseren is van cruciaal belang voor de toekomst van onze landbouw.
De gewasbescherming in de bietenteelt heeft een effect op onze waterbronnen. De voornaamste bronnen vancontaminatie van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater zijn afspoeling, erosie, puntvervuiling endrift. Het respecteren van bufferzones en het gebruik van drift reducerend materiaal zijn efficiënte methodes omdeze contaminaties te verminderen.
Een bufferzone voor elk GBM wordt gedefinieerd opbasis van een risicoanalyse. Ze varieert tussen de 1en 200 m. Ze kan verminderd worden in functie vanhet gebruik van driftreducerend materiaal (doppen,luchtondersteuning,…).
In het kader van IPM moet men vanaf januari 201750% driftreducerende doppen gebruiken. Despecifieke bufferzones moet steeds gerespecteerdworden.
Men dient een goede werkzaamheid tebehouden en tegelijk aandacht hebben voorde milieuproblematiek. In dit kader is hetspuitbeeld bij een herbicide behandeling eensleutelelement.
Het gebruik van driftreducerende spuitdoppen die grovere druppels produceren heeft een directe impact op despuitbeeld tijdens de behandeling. Echter, afhankelijk van de werkingswijze van het product (bodemwerking,systemisch of contact), kan de bedekking een belangrijke rol spelen bij het slagen van de behandeling. Debedekkingsgraad en de densiteit van het aantal druppels zijn de twee belangrijkste parameters om te respecteren.
Werkingswijze Impacts/cm²
bodemwerking -
systemisch 30 ± 10
Contact 50 ± 20
Proef onkruidbestrijding biet met 50% driftreducerende doppen
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekkings-graad
(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekkings-graad
(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekkings-grad(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
97 485 24 61 98,5 456 23 67 100 483 31 86
Dominante onkruidsoorten : melganzenvoet (12 planten/m²)
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekkings-graad
(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekkings-graad
(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekkings-graad
(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
83,5 595 19 36 91 516 23 52 100 480 26 70
XR11003VS2,2 bar
8 km/h – 150 L/ha
DG11003VS2,2 bar
TT11003VP2,2 bar
AIXR11002VP - 4,8 barAI11002VS – 4,8 barTTI11002VP – 4,8 bar
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekkings-graad
(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekkings-graad
(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekkings-graad
(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
97 498 29 68 100 523 34 67 100 475 37 91
Dominante onkruidsoorten : melganzenvoet (12 planten/m²)
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekkings-graad
(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekkings-graad
(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
Werkzaamheid voormelganzenvoet
(%)
Ø druppels(µm)
Bedekings-graad
(%)
Dichtheid van impacten
(/cm²)
73 603 25 35 80,5 499 31 51 95,5 474 33 68
XR11004VS2,1 bar
8 km/h – 200 L/ha
DG11004VS2,1 bar
TT11004VP2,1 bar
AIXR11003VP - 3,8 barAI11003VS – 3,8 barTTI11003VP – 3,8 bar
P r a k t i s c h e s t u d i e d a g e n B i e t - C i c h o r e i
B e r e d e n e e r d e g e w a s b e s c h e r m i n gv a n d a a g e n m o r g e n
