Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

11
Workshop scriptie Thema 8 Onderzoeksstappen

description

verkregen via HRO

Transcript of Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

Page 1: Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

Workshop scriptieThema 8

Onderzoeksstappen

Page 2: Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

Onderzoeksstappen

Hulpvragen bij het opzetten van een onderzoek

Page 3: Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

Onderzoeksstap Deelstappen + toelichting

1. Oriëntatie op de opdracht

a. Verkennen van de opdrachtStel enkele algemene oriënterende vragen, bijvoorbeeld:1. Ligt het onderwerp vast?2. Gaat het om individueel of groepswerk?3. Welke eisen zijn er ten aanzien van omvang, te gebruiken bronnen,

momenten en wijze van rapportage?4. Wat zijn de verwachtingen van de opdrachtgever?b. Verkennen van het onderwerpStel enkele belangrijke vragen, bijvoorbeeld:1. Wat weet ik al over het onderwerp?2. In welke tijd, plaats en historische context speelt het onderwerp?3. Waar kan ik informatie vinden?

1e onderzoeksstap

Page 4: Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

2.Onderzoekvraagformuleren

a. Drie soorten onderzoeksvragen1. Beschrijvende vraag: wat, wie, welke, wanneer, waar, hoe leefden,

hoe stonden, hoeveel?2. Verklarende vraag: waardoor, waarom, welke oorzaken leidden tot,

hoe ontstond, hoe kwam het dat?3. Waarderende vraag: het gaat om jouw of andermans mening over

een bepaald probleem: meer of minder belangrijk, voor welke interpretatie valt het meest te zeggen, wat is het meest kenmerkende?

4. Soms is het beter om een hypothese (stelling die je door onderzoek toetst) te formuleren in plaats van een onderzoeksvraag.

b. Onderzoeksvraag en deelvragen formulerenEen ingewikkelde onderzoeksvraag (hoofdvraag) wordt gesplitst in een

aantal deelvragen die helpen de hoofdvraag te beantwoorden. Neem, bij het formuleren van de vragen, in overweging:

1. Past de vraag bij het soort onderzoek (beschrijvend, verklarend, waarderend) dat ik wil doen?

2. Is het nodig in de vraag een tijds- en/of plaatsaanduiding (land, streek, stad) op te nemen?

3. Is de vraag niet te gesloten geformuleerd (zit in de vraag niet al meteen het antwoord)?

4. Is de vraag niet te open geformuleerd (is bijvoorbeeld beantwoording haalbaar binnen de beschikbare tijd)?

5. Draagt de beantwoording van de deelvragen bij aan het beantwoorden van de hoofdvraag?

2e onderzoeksstap

Page 5: Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

3. Onderzoeksaanpak formuleren

a. Onderzoeksstrategie vaststellenWelke van de volgende onderzoeksstrategieën ga je gebruiken? In de praktische opdrachten is

vrijwel altijd sprake van een bureauonderzoek.1. Bureau-onderzoek (literatuur uit bibliotheek of op internet, documenten in archieven);2. Survey-onderzoek (groot aantal respondenten [1] wordt - meestal in de vorm van een

steekproef/interview/enquête – mondeling of schriftelijk bevraagd);3. Casestudy (er wordt een beperkt aantal voorbeelden onderzocht en vergeleken);4. Veldonderzoek (opgraving; bestuderen van een bestaande stad of gebouw vanuit

historisch perspectief).b. Informatiebronnen kiezenDe volgende informatiebronnen kun je gebruiken:1. Documenten (bijvoorbeeld: brieven, kaarten, testamenten, verdragen, foto's, karikaturen,

gedenkboeken, dagboeken, tekeningen, schilderijen);2. Vakliteratuur (geschiedenisboeken en –tijdschriften);3. Media (kranten, tijdschriften, internet, radio- en tv-programma's, cd-rom’s);4. Databestanden (statistieken, volkstellingen, burgerlijke stand);5. Personen (mensen die uit ervaring iets kunnen vertellen of die ergens deskundig over zijn);6. De werkelijkheid zelf (bijvoorbeeld: voorwerpen in een museum, monumenten, vondsten bij

een opgraving).c. Verzameltechniek bepalenTe hanteren verzameltechnieken zijn:1. Oriënterende inhoudsanalyse (van bijvoorbeeld documenten, boeken ed);2. Ondervraging (interview, enquête);3. Observatie (gebruikersonderzoek, virtueel onderzoek etc)4. Directe meting (bijvoorbeeld kwantitatief 2 onderzoek via enquête naar demografische of

economische ontwikke lin gen).

[1] Respondenten: te bevragen personen2 Kwantitatief onderzoek: cijfermatig onderzoek

3e onderzoeksstap

Page 6: Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

4.Onderzoeksplanopstellen

a. Onderzoeksaanpak vastleggen Leg vast:1. Wat je gaat onderzoeken (onderwerp en onderzoeksvragen);2. Waarom dit het onderzoeken waard is;3. Welke onderzoeksstrategie je gaat gebruiken;4. Of je voldoende informatiebronnen kunt vinden;5. Voor welke verzameltechniek je kiest;6. Hoe je het eindresultaat denkt te gaan vastleggen en/of presenteren.b. Werkplan opstellenLeg vast:1. Wat de te ondernemen activiteiten zijn;2. Hoe de taakverdeling is3. Wat de tijdsplanning is en wat de deadlines zijn van de tussenproducten;4. Hoe per fase aan de begeleider (afstudeerbegeleider, stagebegeleider)

verslag wordt gedaan over de vorderingen en de problemen. (is niet per se noodzakelijk)

4e onderzoeksstap

Page 7: Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

5.Gegevens

verzamelen

a. Voorbereiden van de gegevensverzamelingBureauonderzoek1. Bepaal via een elektronische zoek machine (op internet, database in bibliotheek) of via een schriftelijk zoeksysteem, uit

welke literatuur of databank de gewenste informatie te selecteren is;2. Kies de bronnen waaruit de informatie verzameld kan worden;3. Inhoudsanalyse met waarnemingsschema: leid uit de onderzoeksvragen kenmerken af waar je op gaat letten

(waarnemingsschema) en bedenk een manier waarmee je de verzamelde gegevens op een systematische en geordende wijze kunt noteren. Schrijf steeds op waar in de bron je de informatie hebt gevonden.

Survey-onderzoek1. Bepaal de onderzoeksgroep, de plaats en het tijdstip om de respondenten te ondervragen;2. Ondervraging via een enquête: werk de onderzoeksvragen uit in éénduidige vragen (open, gesloten; kennis, meningen,

houdingen, persoonskenmerken) en controleer of de vragenlijst voldoende antwoord geeft op de onderzoeksvragen;3. Directe meting: bepaal, aan de hand van de onderzoeksvragen de criteria waarop je gaat meten. Ontwerp een

scoreformulier/database waarop/in de gegevens verzameld kunnen worden.Case-study1. Bepaal de gevallen (cases) die het best kunnen worden verzameld en aan welke kenmerken/verschillen die moeten

voldoen;2. Ondervraging via een diepte-interview. Wie wordt geïnterviewd? Maak afspraak; vertaal de onderzoeksvragen in

interviewvragen; bepaal de volgorde van het interview en de wijze van registreren (geluids- , video-opname of via aantekeningen);

3. Observatie: maak een observatieformulier waarop je duidelijk je waar nemingen kunt noteren. Leidt uit de onderzoeksvragen de kenmerken af waarop je gaat letten.

Veldonderzoek1. Let op:. Bepaal de kenmerken van het veld dat je gaat onderzoeken.b. Gegevens verzamelen 1. Voer je onderzoek uit in de bibliotheek, archief, in het veld, op het internet, enzovoort;2. Noteer van elke geraadpleegde bron de auteur(s), titel, naam van de uitgever, plaats en jaar van uitgave, druk,

archiefplaats plus –nummer of het internetadres, zodat je de bron altijd terug kunt vinden.c. Verzamelde gegevens beoordelen op geschiktheidGa na of:1. In het kader van de beschikbare tijd er geen bronnen zijn die makkelijker en sneller gebruikt kunnen worden om de

benodigde informatie te verzamelen;2. de bronnen gebruikt kunnen worden om de vragen te beantwoorden;3. de bronnen betrouwbaar en representatief zijn: geven de bronnen een onpartijdig en volledig beeld? 4. Je voldoende rekening houdt met de standplaatsgebondenheid van een bron: achtergrond en omstandigheden van de

‘maker’ van de bron.

5e onderzoeksstap

Page 8: Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

6. Informatie verwerken

a. Informatie ordenen/bewerkenVoor de verschillende soorten verzameltechnieken:1. Inhoudsanalyse: bestudeer de geselecteerde bronnen, maak daarvan samenvattingen en

orden die samenvattingen per deelvraag;2. Ondervraging via een enquête: maak een algemene score van de antwoorden en orden de

gegevens per vraag over de deelvragen die je aan het onderzoeken bent. Gebruik, indien nodig, statistische technieken (grafieken, gemiddelde e.d.);

3. Ondervraging via een (diepte)interview: orden de uitspraken van de geïnterviewde per deelvraag. Maak onderscheid tussen hoofd- en bijzaken;

4. Observatie: verwerk de genoteerde kenmerken per deelvraag;5. Directe meting: orden de verzamelde gegevens per deelvraag. Op kwantitatieve gegevens

kun je statistische technieken toepassen (grafieken, gemiddelde e.d.);b. Informatie analyseren en interpreteren1. Bruikbaarheid: geven de bronnen voldoende antwoord op de deelvragen? (Bij onvoldoende

informatie probeer je die alsnog aan te vullen; lukt dat niet, geef dan aan welke informatie ontbreekt en waarom);

2. Betrouwbaarheid: gaat het om informatie uit de eerste of tweede hand? Had de ‘maker’ van de bron bepaalde belangen of bedoelingen?

3. Standplaatsgebondenheid: wat waren de achtergrond en omstandigheden van de ‘maker’ van de bron?

4. Representativiteit: voor hoeveel mensen en voor welke situatie(s) geldt de informatie?5. Leid conclusies af uit de verzamelde gegevens en bepaal hierover een eigen standpunt dat je,

op grond van argumenten, kunt verdedigen.c. Deelvragen beantwoorden1. Lees per deelvraag alle conclusies, die je op grond van de informatiebronnen hebt getrokken,

goed door;2. Vat deze conclusies samen tot een eindconclusie en geef een beargumenteerd antwoord op

de deelvraag.

6e onderzoeksstap

Page 9: Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

7.Onderzoeksvraag

beantwoorden

a. Conclusies trekken1. Gebruik de antwoorden, die je op de deelvragen hebt

gegeven, voor het formuleren van een algemene conclusie als antwoord op de hoofdvraag.

b. Antwoord beargumenteren1. Onderbouw het antwoord op de hoofdvraag met argumenten

en bewijzen; 2. De onderbouwing van je antwoord op de hoofdvraag moet

gebaseerd zijn op de beantwoording van de deelvragen en mag geen nieuwe gegevens bevatten.

7e onderzoeksstap

Page 10: Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

8. Onderzoeksresultaten overdragen

a. Voorbereiden van de keuze voor presentievorm of eindproductVoordat je over gaat tot het definitief kiezen van een presentatievorm of eindproduct (zie

8b hieronder), stel je jezelf een aantal vragen:1. Wat is de doelgroep? Denk b.v. aan opleidingsniveau, leeftijd, interessesfeer,

aanwezige voorkennis;2. Wat is het doel van de presentatie? Wil je vooral informatie verstrekken,

meningsvorming op gang brengen of mensen overtuigen?3. Wat is de inhoud van de presentatie? Denk aan verantwoording van

onderzoeksaanpak en onderzoeksresultaten;4. Over welke hulpmiddelen heb ik de beschikking? B.v. bord, videorecorder,

diaprojector, computer, overheadprojector, flap-over;5. Van welke locatie kan ik gebruik maken? Gewenste ruimte op gewenst moment;6. Over hoeveel tijd beschik ik? Denk aan voorbereiding én uitvoering; 7. Wil ik de presentatie alleen of samen met anderen houden? b. Vorm van presentatie of eindproduct vaststellenKies uit:1. Mondelinge presentaties (b.v. toespraak, betoog, (forum)discussie, debat,

toneelstukje, interview);2. Schriftelijke presentaties (b.v. betoog, essay, brochure, brief, scriptie);3. Audiovisueel (b.v. dia- of videopresentatie, PowerPointpresentatie, tentoonstelling,

hoorspel, muurkrant, webpagina, poster);4. Combinaties van bovenstaande vormen.c. Resultaat presenterenEnkele algemene aandachtspunten voor de verschillende presentatievormen:1. Ziet de presentatie of het eindproduct er verzorgd en aantrekkelijk uit?2. Is de verstrekte informatie overzichtelijk en duidelijk?3. Is de informatie voldoende toegespitst op de onderzoeksvragen?4. Is de presentatie of het eindproduct niet te kort of te lang?5. Is er ook aandacht voor de gevolgde onderzoeksaanpak?6. Is er sprake van een efficiënte taakverdeling?7. Voldoet de presentatie aan de in de opdracht gestelde eisen?

8e onderzoeksstap

Page 11: Onderzoeksstappen - Thema 8 Scriptieworkshop

9. Onderzoek evalueren

a. Onderzoeksresultaat evalueren1. Kwam het onderzoeksresultaat overeen met hetgeen je

verwacht had?2. Zijn de onderzoeksvragen voldoende beantwoord? Op welke

punten schiet het onderzoeksresultaat tekort? In welke mate?b. Onderzoeksproces evalueren1. Op welke punten heeft de onderzoeksaanpak gefunctioneerd

zoals verwacht? Op welke punten niet? Waarom? (Denk hierbij aan onderzoeksvragen, informatieverwerking, overdracht van het onderzoeksresultaat);

2. Op welke punten heeft het werkplan gefunctioneerd zoals verwacht? Op welke punten niet? Waarom? (Denk hierbij aan de taakverdeling, tijdsplanning en tussentijdse begeleiding).

c. Leerdoelen voor een volgende keer vaststellen1. Wat zou je een volgende keer anders doen? Denk aan de

fase van voorbereiding, uitvoering en presentatie.

9e onderzoeksstap