ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ......

97
ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN KMO DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET BETREKKING TOT DE GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN BEDRIJFSVOORHEFFING VOOR ONDERZOEKERS Aantal woorden/ Word count: 13.532 Nicolas Buysschaert Stamnummer/ student number : 01201445 Promotor/ Supervisor: Prof. Dr. André Spithoven Co-promotor/ Co-supervisor: / Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master’s Dissertation submitted to obtain the degree of: Master of Science in Business Economics: Corporate Finance Academiejaar/ Academic year: 2017 2018

Transcript of ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ......

Page 1: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

ONDERZOEK EN ONTWIKKELING

(O&O) FINANCIERING VAN KMO DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET

BETREKKING TOT DE GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN

BEDRIJFSVOORHEFFING VOOR ONDERZOEKERS

Aantal woorden/ Word count: 13.532

Nicolas Buysschaert Stamnummer/ student number : 01201445

Promotor/ Supervisor: Prof. Dr. André Spithoven

Co-promotor/ Co-supervisor: /

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:

Master’s Dissertation submitted to obtain the degree of:

Master of Science in Business Economics: Corporate Finance

Academiejaar/ Academic year: 2017 – 2018

Page 2: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden,

mits bronvermelding.

I declare that the content of this Master’s Dissertation may be consulted and/or reproduced, provided that the

source is referenced.

Naam student/name student :………………………………………………………………………………………………

Handtekening/signature

Page 3: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

I

Woord vooraf

Vandaag bestaat een algemene consensus dat de overheid als economische speler een

significante rol speelt in de ondersteuning van innovatie. Ook Europa erkent reeds enkele

decennia dat zij een belangrijke rol speelt in het ondersteunen van investeringen in innovatieve

projecten en Onderzoek en Ontwikkeling (O&O). In 2000 ondertekenden de Europese

regeringsleiders een verdrag te Lissabon met beleidsintenties om van Europa de meest

competitieve en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. In dit verdrag werd speciale

aandacht gevestigd op het ondersteunen van O&O door de lidstaten. Bijna twintig jaar later, en

een vervolg in de vorm van de Europa 2020-strategie, wordt duidelijk dat in de meeste lidstaten

verdere inspanningen nodig zijn om de 3%-doelstelling voor O&O te bereiken. Academisch

onderzoek omtrent het aanbod en efficiëntie van overheidssteun (i.e. de beleidsmix) blijkt

vandaag de dag dan ook bijzonder actueel. De Belgische federale overheid heeft de laatste

jaren haar focus verschoven van directe steunverlening (i.e. subsidies) naar fiscale incentives

om O&O verder te stimuleren. Daarvan is de gedeeltelijke vrijstelling op de bedrijfsvoorheffing

van onderzoekers één van de belangrijkste maatregelen geworden. In deze thesis zal de rol

van dergelijke maatregel geanalyseerd worden voor Kleine en Middelgrote Ondernemingen

(KMO), die heel wat hindernissen moeten overwinnen om te kunnen innoveren.

Deze masterproef werd geschreven met het oog op het behalen van het diploma ‘Master of

Science in Business Economics: Afstudeerrichting Corporate Finance’. Met behulp van

bevoorrechte getuigenissen zal dit onderzoek pogen een contextueel raamwerk op te bouwen

van het financieringsgedrag van KMO met betrekking tot O&O.

Een masterproef schrijven, ook in dit geval, blijkt voor een student vaker wel dan niet uit te

draaien tot een waar huzarenstuk. Dit werk zou dan ook niet tot stand gekomen zijn zonder de

hulp, medewerking en steun van heel wat invloedrijke personen, aan wie dan ook een woord

van dank verschuldigd is. Allereerst speciale dank aan Dhr. Pr. André Spithoven, wiens

coaching en expertise mij doorheen deze proef geholpen hebben. Ook alle ondernemingen en

personen die welwillend waren om mee te werken aan dit onderzoek wil ik bedanken voor het

delen van hun talrijke ervaringen met directe en fiscale steunmaatregelen omtrent O&O.

Daarnaast mijn oprechte dank aan mijn ouders en vriendin, voor hun onvoorwaardelijke steun,

geduld en geloof in mijn capaciteiten doorheen mijn studies. Tenslotte mijn oprechte dank aan

alle vrienden en kennissen voor het herlezen van het werkstuk en het verlenen van advies

omtrent het schrijven van een thesis.

Page 4: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

II

Lijst met gebruikte tabellen

Tabel 1. O&O-intensiteit in België. 14

Tabel 2. Selectie van bevraagde ondernemingen. 29

Lijst met gebruikte figuren

Figuur 1. Initiële conceptualisatie van de besluitvorming in KMO omtrent financieren van Onderzoek & Ontwikkeling. 3

Figuur 2. KMO-definitie volgens de Europese Commissie. 5

Figuur 3. Evolutie O&O-intensiteit. 14

Figuur 4. Evolutie beleidsmix in België. 16

Figuur 5. Efficiëntie -en effectiviteitsvraagstuk van publieke O&O-uitgaven. 18

Figuur 6. O&O-intensiteit volgens sector van de hoofdactiviteit voor 2015. 28

Page 5: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

III

Inhoudsopgave

1. KMO en publieke O&O financiering: de bedrijfsvoorheffing 1

1.1. Formulering van de onderzoeksvraag

1.2. Bespreking van de onderzoeksopzet

2. Rol van onderzoek en ontwikkeling in KMO en de nood aan overheidssteun 5

2.1. Definitie KMO, innovatie en Onderzoek & Ontwikkeling

2.1.1. Kleine & Middelgrote Ondernemingen

2.1.2. Innovatie, Onderzoek & Ontwikkeling

2.2. Innovatie binnen KMO en bijhorende uitdagingen

2.3. Ondersteunende rol van de overheid

2.3.1. Publieke steun met betrekking tot O&O

2.3.2. Factoren voor een doelmatiger O&O-beleid

2.3.2.1. Additionaliteit: Input, behavioural, output

2.3.2.2. Complementariteit en substitutie tussen steunmaatregelen

2.3.2.3. Spillover: Voluntary & Unvoluntary

3. Publieke steunmaatregelen voor onderzoek en ontwikkeling 22

3.1. Vrijstelling doorstorting van de bedrijfsvoorheffing op loon van kenniswerkers: art. 275

WIB

3.1.1. Inhoud van de maatregel

3.1.2. Procedure

3.1.3. Evaluatie en literatuur met betrekking tot de maatregel

3.2. Andere federale steun

3.2.1. Nieuwe innovatieaftrek

3.2.2. Belastingkrediet voor milieuvriendelijke investering in O&O

3.3. Regionale steun: subsidies voor O&O

4. Bevindingen uit diepte-interviews met KMO 27

Page 6: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

IV

4.1. Identificatie van het onderzoeksopzet en analyse-eenheid

4.2. Selectie van de betrokken cases

4.3. Opbouw van de deelvragen voor de bevraging van de cases

4.4. Bevindingen uit cases

5. Conclusie 39

5.1. Resultaten uit het onderzoek

5.2. Implicaties voor KMO en financiering van O&O

5.3. Implicaties voor het beleid

6. Lijst met geraadpleegde werken

7. Appendix

Bijlage 1: Relevante figuren en tabellen

Bijlage 2: Exploratief gesprek met een fiscale revisor omtrent steunmaatregelen O&O

Bijlage 2: Vragenlijst

Bijlage 3: Diepte-interviews met KMO

A. Micro-ondernemingen:

Bijlage 3.1: Onderneming ‘Alpha’

Bijlage 3.2: Onderneming ‘Bèta’

B. Kleine ondernemingen:

Bijlage 3.3: Onderneming ‘Delta’

Bijlage 3.4: Onderneming ‘Epsilon’

C. Middelgrote ondernemingen:

Bijlage 3.5: Onderneming ‘Zèta’

Bijlage 3.6: Onderneming ‘Eta’

Bijlage 3.7: Onderneming ‘Thèta’

Bijlage 3.8: Onderneming ‘Jota’

Page 7: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

1

1. KMO en publieke O&O financiering: de bedrijfsvoorheffing

1.1. Formulering van de onderzoeksvraag

Kleine en Middelgrote Ondernemingen (KMO) spelen een sleutelrol in de hedendaagse

mondiale economie. De Europese Commissie (2017) beschrijft deze in haar jaarlijks rapport

omtrent de KMO als de ruggengraat van de Europese economie, vooral op het vlak van

innovatie en tewerkstelling. (Muller et al., 2017). Verdere ontwikkeling en groei van deze

ondernemingen vormt dan ook sinds lang een belangrijke factor in de doelstellingen van de

Europese beleidsbepalers, getuige bv. de Europa 2020-strategie met betrekking tot onder

andere de werkgelegenheid en Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) in Europa. Deze strategie

werd verder gespecifieerd voor elke Europese lidstaat in nationale doelstellingen. In het geval

van o.m. België, werd de 3%-norm met betrekking tot onderzoek en ontwikkeling een

inspiratiebron voor het ontwikkelen van allerlei (para)fiscale maatregelen die verdere

investeringen in O&O indirect dienen te stimuleren. De gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting

op de bedrijfsvoorheffing van onderzoekers1 vormt een van deze gunstmaatregelen. Initieel als

stimulans bedoeld voor universiteiten en kennisinstellingen, werd deze federale maatregel in de

loop der jaren verder uitgewerkt voor de profitsector, in de hoop de loonlast van onderzoekers

voor ondernemingen te verlagen en bijgevolg ruimte te maken voor verdere investeringen.

Anders dan bij de wetenschapsinstellingen, wordt aan de profitsector geen verplichting

opgelegd om te investeren in additionele O&O-projecten, maar wordt geopteerd om

ondernemingen de vrijheid te gunnen te investeren naargelang de economische

opportuniteiten. (POD Wetenschapsbeleid, 2018) In de hedendaagse economie worden

investeringsbeslissingen van ondernemingen echter vaak beïnvloed door externe krachten

zoals imperfecties in de kapitaalmarkt, waardoor kleinere ondernemingen door gebrek aan

eigen middelen vaak financieel geremd worden in hun investeringen. Daarenboven wordt

investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure en riskante

activiteit, waardoor deze niet meteen beschouwd wordt als de ideale strategische beslissing

voor de KMO. (Ortega-Argilés, Vivarelli,& Voigt, 2009) Gezien de vrijheid die gegeven wordt

aan de profitsector om de vrijgestelde bedrijfsvoorheffing op het loon van onderzoekers al dan

niet te herinvesteren in onderzoek en ontwikkeling, zou dit kunnen betekenen dat deels aan de

initiële doelstelling inzake onderzoek en ontwikkeling, uitgetekend in de Lissabonstrategie,

voorbijgegaan wordt indien ondernemingen besluiten om het vrijgekomen budget te gebruiken

voor andere economische opportuniteiten. In deze masterproef wordt getracht een breed

1 Uit overwegingen m.b.t. de bevordering van leesbaarheid zal in wat volgt deze fiscale maatregel omschreven worden als ‘vrijstelling bedrijfsvoorheffing’.

Page 8: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

2

perspectief omtrent de financieringsbeslissing van de KMO inzake O&O te schetsen.

Daarbovenop wordt nagegaan welke rol een indirect financieringsmechanisme zoals de

gedeeltelijke vrijstelling op de bedrijfsvoorheffing van onderzoekers speelt in het innovatiebeleid

van deze ondernemingen. Samengevat kunnen we hetgeen hierboven wordt vermeld

formuleren in volgende onderzoeksvragen:

a. Hoe spelen publieke steunmaatregelen, ingevoerd door de federale overheid, een rol op

de financieringsbeslissing omtrent onderzoek en ontwikkeling in Vlaamse kleine en

middelgrote ondernemingen (KMO)?

b. Hoe speelt een fiscaal steunmechanisme zoals de gedeeltelijke vrijstelling op de

bedrijfsvoorheffing van onderzoekers haar rol in het innovatiebeleid van de KMO?

1.2. Bespreking van de onderzoeksopzet

Robert K. Yin (1994) haalt in zijn werk Case Study Research: Design and Methods drie

condities aan die bepalen welke onderzoeksstrategie het meest compatibel is voor het voeren

van een bepaald onderzoek. Over het algemeen is een gevalstudie de meest geschikte keuze

wanneer (a) “Hoe?” of “Waarom?” -vragen gesteld worden, (b) de onderzoeker weinig tot geen

gedrag in een bepaalde richting kan sturen en (c) wanneer de focus in het onderzoek op

hedendaagse ontwikkelingen ligt. (Yin, 1994) Het voordeel bij het voeren van kwalitatieve

gevalstudies is dat dergelijke methodologie gereedschap voorziet om complexe fenomenen

binnen hun context te bestuderen. (Baxter & Jack, 2008) Een goed besef van de analyse-

eenheid, oftewel hetgeen men wilt onderzoeken, en de aard van de onderzoeksvraag is echter

essentieel om gevalstudie-onderzoek op een kwalitatief betrouwbare manier te kunnen

uitvoeren. Deze componenten helpen een blauwdruk vormen, die de gebruikte methodiek

tijdens het onderzoek op een gestructureerde manier weergeeft. (Yin, 1994) De uitgebreide

context waarbinnen een analyse-eenheid zich eventueel bevindt kan er echter voor zorgen dat

onderzoekers vragen proberen te beantwoorden die te breed geformuleerd zijn voor één

onderzoek, waardoor men zich mogelijks verliest in bijhorende theoretische literatuur. (Baxter &

Jack, 2008) Het schetsen van een initieel conceptueel kader, eventueel grafisch (Miles,

Huberman & Saldaña, 2013), vooraleer aan te vangen met de studie, kan helpen om dergelijke

valkuilen te vermijden. Het overige van dit hoofdstuk dient tot het beschrijven en visualiseren

van zo’n conceptueel kader.

In deze masterproef wordt getracht de motivatie in kaart te brengen van een KMO om al dan

niet publieke steunmaatregelen te gebruiken in hun financiering van O&O-projecten. Het nemen

van dergelijke strategische beslissingen is niet vanzelfsprekend en vaak beïnvloeden externe

factoren de mogelijke uitkomst van het besluit. Voor kleine ondernemingen vormt de (al dan

Page 9: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

3

niet) beschikbaarheid van externe financiering een eerste struikelblok tot het voeren van

bepaalde activiteiten. In het geval van O&O, waarbij de (personeels-)kosten vaak hoog oplopen

vooraleer mogelijke winsten gegenereerd worden, kunnen de beperkte interne middelen en een

imperfecte kapitaalmarkt een rem vormen op het innovatiebeleid van ondernemingen. Deze

marktimperfecties worden vaak aangehaald in de discussie omtrent overheidsinterventie. In de

laatste decennia werd de weerklank met betrekking tot het voeren van een (efficiënt)

innovatiebeleid bij overheden alsmaar groter. De mate waarin een land ondernemingen

ondersteunt in investeringen voor O&O (de zgn. beleidsmix) kan dus ook een rol spelen in de

beslissing van een KMO om te investeren in O&O. Tenslotte speelt ook de concurrentie en de

sector waarin een KMO opereert een invloed in het innovatieve karakter van de onderneming.

Een beter begrip van deze externe invloeden kan leiden tot het beter bevatten van het waarom

bepaalde (directe en/of indirecte) steunmaatregelen voor onderzoek en ontwikkeling al dan niet

werken voor een KMO. Volgend grafisch model illustreert een eerste intuïtief inzicht van de

financieringsbeslissing van de KMO, in relatie tot de contextuele omgeving van invloed voor de

besluitvorming omtrent onderzoek & ontwikkeling:

Figuur 7. Initiële conceptualisatie van de besluitvorming in KMO omtrent financieren van Onderzoek & Ontwikkeling

Met behulp van bevoorrechte getuigenissen uit de beleidsbepalende kringen van zorgvuldig

geselecteerde KMO zal gepoogd worden zowel de baten als de grootste pijnpunten te

achterhalen van de meest frequent toegepaste steunmaatregelen, in het bijzonder de

gedeeltelijke vrijstelling van de bedrijfsheffing voor onderzoekers, binnen deze KMO-context.

Additioneel diende een exploratief gesprek bij fiscale revisoren van Vandelanotte als een

bijkomende manier om overkoepelende inzichten met betrekking tot de belangrijkste directe en

fiscale steunmaatregelen in verschillende ondernemingstypes te bekomen.

Het resultaat uit dit onderzoek zal veeleer bestaan uit analytische inzichten die mogelijks een

inspiratie kunnen vormen op verder academisch onderzoek in verband met het huidige O&O-

beleid gevoerd door de federale overheid, en de geschiktheid van dergelijk steunbeleid binnen

het beslissingsproces van de KMO.

Page 10: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

4

De eerder geformuleerde onderzoeksvragen kunnen verder worden uitgesplitst in meerdere

deelvragen:

- Welke ondernemingen verstaan we onder KMO?

- Hoe wordt aan O&O gedaan binnen deze ondernemingen? Wat zijn de grootste troeven

van deze ondernemingen om aan O&O te doen? Wat zijn de grootste uitdagingen die

dergelijke ondernemingen mogelijks verhinderen om te investeren in O&O?

- Hoe helpt de overheid deze uitdagingen inzake O&O-financiering voor de KMO te

verlichten? Welke maatregelen worden m.a.w. aangeboden en zijn deze

toepasbaar/minder toepasbaar voor de O&O-activiteiten die over het algemeen in KMO

gevoerd worden, waarom wel/niet?

Deze vragen dienen tot het uitwerken van een uitgebreide literatuurstudie met betrekking tot het

onderzoeksonderwerp. De studie wordt in volgende hoofdstukken uitgelicht. In wat volgt dient

een uitgebreide literatuurstudie tot het bekomen van de nodige achtergrondinformatie over de

drie factoren die het besluitvormingsproces met betrekking tot O&O van KMO beïnvloeden

(zoals geïllustreerd in het bovenstaand conceptueel kader).

Page 11: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

5

2. Rol van Onderzoek & Ontwikkeling (O&O) in de maatschappij en de

nood aan publieke steun

2.1. Definitie KMO, Innovatie en Onderzoek & Ontwikkeling (O&O)

2.1.1. Kleine & Middelgrote Ondernemingen (KMO)

Wanneer men in de globale literatuur KMO bestudeert is het belangrijk om in gedachte te

houden dat de KMO-definitie kan verschillen naargelang de bevoegde instanties. De Europese

Commissie hanteert een gemeenschappelijke definitie van de KMO die ervoor moet zorgen dat

beleidsmaatregelen voor KMO daadwerkelijk worden toegekend aan diegene die hiervoor in

aanmerking kunnen komen. Zonder gemeenschappelijke duiding van een KMO zou de

concurrentie binnen de lidstaten danig verstoord kunnen worden door de ongelijke toepassing

van KMO-beleidsmaatregelen. (Europese Unie, 2015)

De Europese Commissie onderscheidt drie categorieën binnen de KMO-populatie:

Om tot één van de drie KMO-categorieën te behoren mag een onderneming de vooropgestelde

personeelsdrempel niet overschrijden en mag van de drempels met betrekking tot de jaaromzet

en balanstotaal slechts één overschreden worden. Daarnaast houdt men ook rekening met een

zekere graad van onafhankelijkheid, d.i. Dat een onderneming tot een beperkte graad aan

verbondenheid met andere ondernemingen is gebonden om aan de KMO-criteria te voldoen.

(Europese Unie, 2015)

Figuur 8. KMO-definitie volgens de Europese Commissie. Bron: Europese Unie (2015)

Page 12: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

6

Zoals reeds eerder vermeld, bestaat het merendeel van de ondernemingen in Europa uit KMO:

In de non-financiële sectoren waren in 2016 slechts 0,2% van de ondernemingen geen kleine of

middelgrote onderneming. Daarnaast waren KMO verantwoordelijk voor 67% van de

tewerkstelling in de betrokken sectoren. (Muller et al., 2017) Dit aanzienlijk aandeel in de

hedendaagse economie maakt dat KMO vaak tot het middelpunt van de academische discussie

behoren. Factoren zoals ondernemingsgrootte bepalen immers mee of ondernemingen

voldoende middelen bezitten om te overleven of wanneer bedrijven externe middelen moeten

aanwenden om verder te kunnen groeien. (Rajan & Zingales, 1995) Bij gebrek aan of een

beperkt aantal eigen middelen, zijn jonge ondernemingen en KMO vaak op zoektocht naar

externe financiering om zich verder te kunnen ontwikkelen. Marktimperfecties kunnen echter

ertoe leiden dat KMO, in tegenstelling tot grote ondernemingen, moeilijk de financiering kunnen

bekomen die nodig is voor bepaalde activiteiten. Ondernemingen zijn ‘financieel beperkt’

wanneer fricties deze verhinderen bepaalde investeringen te doen. (Lamont, Polk & Saá-

Requejo, 2001) In het geval van jonge ondernemingen en KMO kunnen kapitaalverschaffers

minder geneigd zijn te financieren door een gebrek aan transparantie en financiële waarborgen.

Deze problematiek kan leiden tot het ontmoedigen van ondernemingen om externe financiering

aan te halen (Ferrando & Mulier, 2015) en een tekort in investeringen in projecten met

aanzienlijke toegevoegde waarde. (Campello, Graham & Harvey, 2010) Dit verhaal zet zich

door met betrekking tot investeringen in O&O en innovatie, die vaak hoge kosten vereisen

voorafgaand aan het werkelijk exploiteren van mogelijke innovatieve verbeteringen en

vernieuwingen. In sectie 2.2. wordt de financieringsproblematiek omtrent O&O in KMO verder

uitgelicht. In wat volgt worden verschillende definities omtrent innovatie, onderzoek en

ontwikkeling, zoals vooropgesteld in Europese en federale wetgeving, weergegeven.

2.1.2. Innovatie en Onderzoek & Ontwikkeling

Innovatie, onderzoek en ontwikkeling vormen reeds lang een belangrijk onderwerp met

betrekking tot verdere groei en ontwikkeling van de economie. Economische iconen zoals

Schumpeter (1934) en Solow (1957) schreven belangrijke werken over het belang van innovatie

voor economische groei. Arrow (1967) omschreef innovatie als de productie van nieuwe kennis.

In volgende paragrafen zal echter duidelijk worden dat deze rudimentaire definitie vaker niet

dan wel voldoet. Ook in de moderne groeitheorieën, zeker van meer ontwikkelde landen, staat

het innovatiegebeuren centraal. (De Clercq, 2011) Doorheen de jaren werden almaar meer

extra dimensies aan het innovatiegebeuren ontdekt en gepubliceerd in de academische

literatuur, waardoor het belang van innovatie, onderzoek en ontwikkeling voor de sociale

samenleving een almaar breder draagvlak verkregen heeft. Desondanks zorgden de

uitbreidingen aan het innovatiebegrip de afgelopen jaren voor twistpunten inzake het

toepasselijk definiëren van kernbegrippen met betrekking tot onderzoek & ontwikkeling.

Page 13: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

7

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO oftewel OECD)

besteedt in haar Oslo-handleiding (2005) bijzondere aandacht voor het interpreteren en

verzamelen van innovatiedata:

“Innovatie is de implementatie van een nieuw of verbeterd product (goed of dienst), of proces,

nieuwe marketing –of organisatiemethode in de ondernemerspraktijk, werkplaatsorganisatie of

externe relaties.” (OECD,2005)

Drie aspecten uit deze definitie zijn verdere verduidelijking benodigd:

i. “nieuw of verbeterd” slaat op het feit dat de onderneming deze vernieuwing of

verbetering als eerste geïntroduceerd heeft. (OECD,2005)

ii. Met “implementatie” bedoelt men dat het nieuw oftewel verbeterd product reeds

geïntroduceerd werd in de markt. (OECD,2005)

iii. Daarnaast definieert de OESO vier mogelijke soorten van innovatie:

Productinnovaties, procesinnovaties, marketinginnovaties –en organisatie-innovaties.

Productinnovaties betreft de vernieuwing of verbetering van de karakteristieken of het

gebruik van een bepaald product of dienst. Procesinnovaties slaan op een

vernieuwing of verbetering van het productie-of distributieproces van een bepaald

product of dienst, terwijl marketinginnovaties het implementeren van een nieuwe

marketingmethode inhoudt met betrekking tot het productdesign, verpakking of de

productpromotie, -placement -of pricing. Organisatie-innovaties houden vernieuwing

of verbetering in van de algemene organisatie van een onderneming, de

ondernemingspraktijken of de externe relaties van de onderneming. (OECD, 2005)

De OESO omschrijft in haar Frascati-handleiding (2015) Onderzoek & Ontwikkeling (O&O) als

‘een activiteit dat in verschillende fasen van het innovatieproces kan worden uitgevoerd’ en ‘niet

alleen als de eerste bron van inventieve ideeën, maar ook als een vorm van probleemoplossing

waarvan op ieder willekeurig punt tot aan de realisatie gebruik kan worden gemaakt.’ (OECD,

2015) Naast O&O somt men bovendien zes andere stappen in het innovatieproces op (OECD,

2015):

i. Instrumentatie en industriële technologie

ii. Starten van de fabricage en activiteiten voorafgaand aan de productie

iii. Op de markt brengen van nieuwe producten

iv. Verwerving van niet-geïntegreerde technologie

v. Verwerving van geïntegreerde technologie

vi. Vormgeving

Formeel wordt O&O in deze handleiding gedefinieerd als ‘het creatief werk dat op

systematische basis verricht wordt ter vergroting van de hoeveelheid kennis, met inbegrip van

Page 14: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

8

de kennis van de mens, de cultuur en de samenleving, alsmede het gebruik van deze

hoeveelheid kennis voor het ontwerpen van nieuwe toepassingen.’ (OECD, 2015)

De Frascati-definitie van O&O heeft een significant belang aangezien de wetgeving rondom de

meeste federale steunmaatregelen omtrent Onderzoek & Ontwikkeling gebaseerd wordt op

deze definiëring. In het recente verleden is echter gebleken dat het belang rondom deze

definitie echter ook tot bepaalde pijnpunten heeft geleid. In 2013 verklaarde het Rekenhof in

een rapport omtrent federale steunmaatregelen dat een gebrek aan een sluitende definitie van

de begrippen ‘onderzoeker’ en ‘wetenschappelijk onderzoek’ in de wetgeving mee aan de basis

ligt van de moeilijke uitvoerbaarheid en monitoring van de wet omtrent de vrijstelling

bedrijfsvoorheffing. Verschillen in interpretatie van deze termen tussen het FOD Financiën en

het POD Wetenschapsbeleid zorgen voor een suboptimale werking van de wetgeving.

(Rekenhof, 2013) Deze vaststellingen hebben ertoe geleid duidelijkere omschrijvingen toe te

voegen aan de wetgeving omtrent onderzoek en ontwikkeling. Vanaf 1 januari 2014 werd een

bredere definiëring omtrent “onderzoeks-of ontwikkelingsprojecten -of programma’s”

toegevoegd aan de wetgeving omtrent de inhouding bedrijfsvoorheffing in het Wetboek op

Inkomstenbelastingen (WIB). De uitbreiding hieromtrent wordt weergegeven onder artikel 275³,

§3 WIB. Samengevat heeft de term ‘Onderzoek & Ontwikkeling’ nu betrekking op drie

activiteiten: fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en experimentele ontwikkeling.

(POD Wetenschapsbeleid, 2018) Vooral de laatste twee types zijn van toepassing voor

ondernemingen:

i. Fundamenteel onderzoek bevat ‘experimentele of theoretische activiteiten die

voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele

aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een

rechtstreekse praktische toepassing of gebruik wordt beoogd’; (POD

Wetenschapsbeleid, 2018)

ii. Toegepast onderzoek bestaat dan weer uit ‘planmatig of kritisch onderzoek dat is

gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de

ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande

producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de

vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor

industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met

uitzondering van prototypes.’ (POD Wetenschapsbeleid, 2018) en tenslotte bevat;

iii. Experimentele ontwikkeling ‘het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken

van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis

en vaardigheden voor plannen, schema’s of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of

verbeterde producten, procedés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele

formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procedés of diensten worden

Page 15: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

9

verstaan. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen,

plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik

zijn bestemd.’ (POD Wetenschapsbeleid, 2018)

Deze toevoegingen aan de wetgeving hebben een reeds extensieve definiëring omtrent O&O

en innovatie nog ruimer gemaakt. Daarnaast zijn in de afgelopen jaren tal van toevoegingen en

toelichtingen verschenen omtrent bepaalde begrippen in de regulering van O&O

steunmaatregelen, waardoor Onderzoek & Ontwikkeling een ruim maar uiterst complex begrip

geworden is. (Vandelanotte, persoonlijke communicatie, 11 juni 2018)

2.2. Innovatie binnen KMO en bijhorende (financierings-)uitdagingen

Dit onderzoek poogt onder andere de rol van de fiscale vrijstelling te illustreren in de

financieringscontext van KMO. De achterliggende motivatie voor deze doelstelling ligt in het feit

dat innovatie (getuige de extensieve definiëring in voorgaande sectie) een erg ruime betekenis

bevat en ondernemingen bijgevolg op allerlei verscheidene manier kan uitvoeren.

De afgelopen jaren werden financieringsproblemen van (kleine) ondernemingen voor bepaalde

investeringen, in het bijzonder voor O&O, uitvoerig besproken in tal van academische literatuur.

In de nasleep van de globale financiële crisis in 2008 kreeg de literatuur een heropleving in wat

betreft remmingen in hulpbronnen voor ondernemingen (beter gekend als ‘resource

constraints’) om aan te wenden voor investeringen. Hall (2010) belicht deze problematiek in het

financieren van O&O vanuit drie perspectieven:

i) De moeilijkheden voor reeds innovatieve ondernemingen om voldoende financiering te

bekomen;

ii) De aversie van ondernemingen die (nog) niet innoveren jegens het investeren in O&O

wegens de hoge kost en;

iii) De hoge barrières voor startups om aan O&O te doen.

Aangezien KMO als verzamelnaam zowel jonge starters als reeds gevestigde (familie)bedrijven

inhoudt, kan deze drieledige problematiek op verschillende manieren KMO ontmoedigen om te

investeren in O&O.

Freel (2000) onderscheidt vier dimensies van mogelijke schaarste in hulpbronnen die KMO

kunnen beletten te investeren in innovatie: financieel, informatie, gekwalificeerd personeel en

management en marketing.

O&O-financiering is onderhevig aan bepaalde marktkarakteristieken die de hindernis voor

ondernemingen met weinig interne financiële middelen te groot kunnen maken om de stap naar

(meer) innovatie te zetten. Voor KMO is de uitdaging om O&O te financieren des te groter, te

meer daar leningen voor dergelijke activiteiten nauwelijks beschikbaar zijn, of hogere premies

Page 16: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

10

vereisen door het hoge risicofactor dat aan dergelijke investeringen toegeschreven wordt. (Hall,

2002) Alhoewel innovatie vaak hoge vooraf gemaakte kosten (zgn. sunk costs) vereist die

hoger kunnen uitlopen dan intern voorhanden is, spelen een verhoogd risico, de hoge

administratieve kost en het onvermogen van investeerders om de leefbaarheid en

technologische validiteit van een project te analyseren het beschikbaar financieringsaanbod

voor innovatie parten. (Freel, 2000) De in eerdere secties vermelde marktimperfecties met

betrekking tot financiering van ondernemingen ontstaan door informatieasymmetrie tussen de

vragende partij voor financiering (de onderneming) en de aanbodzijde met o.a. de financiële

instituten (banken, investeerders). Ondernemingen die nood hebben aan financiering kunnen er

baat bij hebben bepaalde informatie met betrekking tot hun activiteiten achterwege te houden

voor investeerders, die op hun beurt het risico daaromtrent willen verkleinen door hogere

waarborgen (‘Collaterals’) te eisen van de lener. Bedrijven met beperkte interne middelen,

waaronder kleinere ondernemingen, kunnen het zich niet veroorloven om aan deze hoge

waarborgen te voldoen waardoor zij investeringen kunnen mislopen die voor de sociale

maatschappij wel extra baten konden meebrengen. (Myers & Majluf, 1984) Ondernemingen die

zich door dergelijke fricties geremd zien in hun financiering kunnen bijgevolg genoodzaakt zijn

tot een mindering van investeringen met een aannemelijk potentieel. (Lamont, 2001)

Vervolgens resulteert het uitwerken van een innovatief idee in het verwerven van (nieuwe)

informatie. Arrow (1962) wees op het ondeelbaar karakter van een economisch goed zoals

kennis. In de economie kan deze nieuwe kennis door de oorspronkelijke eigenaar uitgebuit

worden om een tijdelijke monopoliesituatie te creëren. Vanuit sociaal oogpunt kan het echter

optimaal zijn om een vrije uitwisseling van deze kennis te stimuleren met het oog op potentiële

spillover van kennis in de maatschappij, waardoor ondernemingen door verlies aan potentiële

extra winst een belangrijke stimulans verliezen om te investeren in onderzoek naar nieuwe

kennis en vaardigheden. Dit allocatieprobleem is eigen aan de ondeelbaarheid van een

economisch goed zoals informatie: De eigenaar van de informatie zou de economische waarde

niet mogen uitbuiten wanneer optimale allocatie beoogd wordt. Hij is echter tot op zekere

hoogte monopolist en zal op zoek gaan naar de voordelen van deze situatie. (Arrow, 1962) Op

die manier is de drang om informatie achterwege te houden voor externe partijen bij O&O-

investeringen des te groter en zal financiering via deze bronnen moeizamer te verkrijgen zijn.

Tenslotte kan ook het vinden van bekwame managers en technisch begaafd personeel een

zware proef vormen voor kleine ondernemingen. In het hedendaagse arbeidsklimaat

ondervinden ondernemingen hevige competitie voor het aantrekken van zogenaamde young

potentials. Ook voor bepaalde technische laaggeschoolden wordt in sommige sectoren een

ware prijzenslag in salarissen gevoerd voor het veelgevraagde talent. Kleine en jonge bedrijven

delven hierdoor met hun beperkte financiële slagkracht vaak het onderspit. Hogere budgetten in

grote bedrijven kunnen voor opkomend talent met hoge ambities dan ook de doorslag geven in

Page 17: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

11

hun keuze van werkgever. Wanneer men kennis als een economisch schaars goed beschouwt,

vormen expertise en knowhow een belangrijk onderdeel van dit goed, wanneer een hoge prijs

kan worden gevraagd door krapte in het aanbod. Kleine ondernemingen kunnen hierdoor enkel

concurreren wanneer deze beschikken over een eenvoudig bereikbare stroom aan externe

financiering en informatiebronnen. (Freel, 2000) Het bezitten van voldoende financiële middelen

en menselijk kapitaal vormen voor kleine ondernemingen aldus vaak een doorslaggevende

factor.

Samengevat kan het merendeel van de hierboven opgesomde factoren vereenvoudigd worden

tot een argument voor ondernemingen om over voldoende reserves te beschikken voor

investeringen in O&O. De opbouw van overschotten in middelen (zgn. ‘slack resources’) om

investeringen in O&O te ondersteunen krijgt in de hedendaagse literatuur steeds meer

aandacht. Zo zijn academici in dat opzicht nog steeds bezig met het verklaren waarom

innoverende ondernemingen zo’n aanzienlijke cashreserves aanhouden. (Falato & Sim, 2014)

Theorie rond ‘Organizational slack’2 kende haar doorstart in The Behavioral Theory of the Firm

van Cyert en March (1963) als het overschot aan middelen dat een onderneming niet benut

voor haar huidige productie. Dit boek wees op de positieve impact die overtollige middelen

kunnen hebben op investeringen in activiteiten die men in periode van schaarste regelmatig

links laat liggen, zoals onderzoek en innovatie. Dergelijke redeneringen zien deze overschotten

als een noodzaak binnen organisaties om een buffer te voorzien die meer flexibiliteit mogelijk

maakt ten opzichte van een omgeving in verandering. Aanhangers van de agency-theorie, met

Jensen & Meckling (1976) voorop in de strijd, volgden met tegenargumentatie en wezen op de

negatieve impact van hoge niveaus in slack voor investeringen (in innovatie) en efficiëntie.

Deze visies weerspiegelen slack meer als het gevolg van verspilling, eigenbelang van

managers en incompetenties. Sinds de publicatie van beide werken werd de academische

literatuur over het algemeen opgesplitst in twee kampen die de voordelen van ‘resource slack’

voor innovatie enerzijds (voornamelijk vanuit behavioristisch oogpunt) en de nadelen van te

grote overschotten (agency-visie) anderzijds beargumenteerden. (Marlin & Geiger, 2015)

Doorheen de tijd werden de verschillende standpunten ook gecombineerd tot een gezamenlijke

theorie, waarbij de relatie tussen slack en innovatie uitgedrukt wordt in een geïnverteerde U-

vorm. (Nohria & Gulati, 1996) Deze theorie stelt dat te weinig slack in een organisatie een

ontmoedigend effect heeft op projecten met een onzekere uitkomst zoals innovatie. Een te hoge

slack veroorzaakt dan weer arrogantie en een gebrek aan discipline waardoor de kwaliteit van

2 ‘Organizational slack’ zal in dit onderzoek kortweg als ‘slack’ genoemd worden en verwijst naar overtollige middelen die ondernemingen voorhanden hebben als buffer om zich flexibel te kunnen opstellen tegen interne en externe veranderingen.

Page 18: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

12

de onderzoeksprojecten achteruit gaat en de initieel positieve relatie tussen slack en innovatie

mildert en transformeert in een negatieve verhouding. (Nohria & Gulati, 1996) De verschillende

visies in de relatie zijn op zich een indicatie dat veeleer een optimale hoeveelheid slack voor de

innovatie-inspanningen van ondernemingen moet onderzocht worden.

Naast de variërende meningen over de relatie tussen slack en innovatie, bevat de literatuur op

basis van de gebruikte middelen ook verschillende categorieën in slack. (George, 2005) Deze

studie tracht de discussie omtrent slack en innovatie te kaderen binnen de besluitvorming (zgn.

decision-making) van KMO in verband met O&O en het al dan niet gebruik van diverse

steunmaatregelen. In dat opzicht vormt het theoretisch model van Greve (2003), gebaseerd op

de besluitvormingstheorie van Cyert & March (1963) een relevant startpunt.

In zijn paper bewees Greve (2003) dat in de Japanse scheepsbouw ondernemingen hogere

O&O uitgaven deden wanneer overtollige middelen voorhanden waren. Deze middelen

stimuleerden ondernemingen om innovatiepistes met aannemelijk potentieel te verkennen die

anders in de tegengestelde situatie van schaarste zouden afgewezen worden (zgn. ‘Slack

search’; Cyert & March, 1963, Greve, 2003). Deze additionele innovatie zou volgens Greve

toegankelijk kunnen worden dankzij twee mogelijke types van ‘slack’. In de eerste plaats

bestaan overschotten uit het gebruik van (administratieve) middelen die niet nodig zijn voor de

uitgevoerde activiteiten op korte termijn en het beheer van de onderneming (zgn. ‘absorbed

slack’, Greve, 2003). Ondernemingen met enige mate geabsorbeerde slack zijn bijvoorbeeld

voorzien van gespecialiseerde faciliteiten en werknemers voor het uitvoeren van innovatieve

taken en projecten. Wanneer deze overschotten te aanzienlijk worden kan ook hier een te veel

aan faciliteiten, personeel en tijd op overschot de efficiëntie van het innovatiebeleid gevoerd in

een organisatie schaden. Daarnaast kan de onderneming financiële overschotten aanhouden of

minder lenen dan ze potentieel zou kunnen lenen. (resp. ‘unabsorbed slack’ en ‘potential slack’,

Greve, 2003) Deze financiële overschotten helpen mee verhinderen dat ondernemingen (te

vroeg) afhaken in nieuwe activiteiten waarvan de meerwaarde voor het bedrijf nog niet getoetst

kan worden. In volgende secties worden publieke steunmaatregelen besproken die de overheid

kan hanteren om dergelijke overschotten bij ondernemingen met tekorten te helpen opbouwen

om O&O te helpen stimuleren. Een onderscheid zal gemaakt worden tussen directe

steunverlening (o.m. subsidies) die ondernemingen via geldbedragen helpen investeren in

activa en personeel voor O&O (cf. absorped slack) en fiscale steunmaatregelen die het

resultaat van O&O-maatregelen helpen verbeteren aan de hand van belastingverminderingen

(cf. unabsorped slack).

De zonet beschreven discussie wijst op spanningen in de beschikbaarheid van interne

(financiële) middelen die invloed uitoefenen op de beslissing van ondernemingen om te

Page 19: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

13

investeren in O&O. Voorzieningen in publieke steun voor O&O door overheden kan mede deze

beslissingen beïnvloeden door de (eventueel) aanwezige financiële beperkingen te helpen

verlichten. (Cincera, 2002) In volgende secties wordt dergelijke interventie door

overheidsinstanties verder belicht. Meer specifiek worden de verschillende manieren opgesomd

die overheden hanteren om innovatie te ondersteunen. Deze methoden worden nadien

geïllustreerd door de toepassingen die de Belgische Federale Overheid hanteert om O&O te

ondersteunen bij ondernemingen.

2.3. Ondersteunende rol van de overheid

2.3.1. Publieke steun in O&O

“A nation which depends upon others for its new basic scientific knowledge will be slow in its

industrial progress and weak in its competitive position in world trade, regardless of its

mechanical skill.” – Vanevar Bush,1945

In 1945 richtte Vanevar Bush in zijn rapport ‘Science, the Endless Frontier’ met betrekking tot

wetenschap en onderzoek zich tot toenmalig Amerikaans president Eisenhower. Hierin

omschreef hij het belang van onderzoek voor de groei en ontwikkeling van een land en

beargumenteerde hij de nood aan een ondersteunend wetenschapsbeleid van de regering. Het

belang van ondersteuning van innovatie voor verdere ontwikkeling en groei van de economie is

reeds uitgebreid beargumenteerd en algemeen aangenomen in het hedendaags economisch

klimaat.

In de laatste twintig jaar werd het belang naar innovatiesteun kracht bijgezet door verschillende

instanties in de Westerse wereld die van innovatie een belangrijk standpunt in hun beleid

gevormd hebben. De Europese Unie (EU) voorziet een belangrijke rol voor innovatie in haar

strategie om verdere groei te genereren en haar concurrentievermogen op het mondiaal toneel

te verscherpen: In 2000 ondertekenden de Europese lidstaten het Verdrag van Lissabon dat

hen o.a. ertoe verbond om 3% van de nationale BBP (waarvan de private sector zich voor 2%

engageert) te investeren in O&O. Na afloop van dit tienjarig plan en het besef dat de meeste

lidstaten deze 3%-norm niet zouden halen na afloop van de termijn werd met de Europa 2020-

strategie een vervolgplan opgesteld die blijvende nationale inspanningen moet helpen

bewerkstelligen om de 3%-norm voor innovatie te benaderen. Figuur 3 (zie volgende pagina)

illustreert dat deze doelstelling nog ver buiten het bereik ligt en dat de gemiddelde verhouding

van O&O-uitgaven op het totale BBP (zgn. O&O-intensiteit) van Europa rond de 2% blijft

schommelen. Gebaseerd op de O&O-intensiteit positioneert Europa zich op het vlak van

innovatie zich zo achter de VS en Japan en werd het bovendien vrij recent bijgebeend door

Page 20: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

14

China. Tabel 1 geeft de evolutie van de O&O-intensiteit van België weer. Met een intensiteit van

2,45% in 2015 positioneerde België zich bij een groep sterke innovatielanden die zich net onder

een selecte groep leiders (met o.a. Duitsland, Finland, Zweden e.m.) begeven. (Eurostat, 2018)

2011 2012 2013 2014 2015

2,16 2,27 2,33 2,39 2,47

Tabel 1. O&O-intensiteit van België. Bron: Eurostat (2018)

Hoewel de doelstelling om een Europese O&O-intensiteit van 3% te behalen van kracht blijft,

zijn er de laatste jaren tal van critici opgestaan die de objectiviteit van deze indicator voor

innovatie in twijfel getrokken hebben. Deze stellen dat een monetaire doelstelling op zich geen

geschikte maatstaf biedt om O&O te meten en dat naast dergelijke O&O-data andere factoren,

zoals sectorspecificaties en bedrijfsgrootte, in rekening gebracht moeten worden. (Conte &

Vivarelli, 2005; Rekenhof, 2013) De Europese Commissie schetst de 3%-norm dan ook zelf in

een bredere context door andere indicatoren toe te voegen aan de maatregel om de

innovatiesystemen van de lidstaten in een breder sociaal, juridisch en fiscaal klimaat te kunnen

kaderen met het oog op het creëren van een Innovatie-Unie. (Europese Commissie, 2010)

Figuur 9. Evolutie O&O-intensiteit, bron: Eurostat.

Page 21: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

15

Aan de hand van de Europese O&O-doelstellingen stippelen de lidstaten in wisselwerking met

de EU een individueel innovatiebeleid uit die het streefdoel van een 3%-intensiteit moeten

helpen bereiken. Met behulp van diverse methoden tracht een nationaal O&O-beleid om (1) de

innovatie-output (o.a. in de vorm van patenten, publicaties en nieuwe commercialiseerbare

producten) van dit land te vergroten; en (2) de O&O-inspanningen in de private sector te

stimuleren, met als doel de O&O-investering van het land te vergroten zonder bijkomende kost

voor de belastingbetaler. (Conte, Schweizer, Dierx,& Ilzkovitz, 2009)

Algemeen kunnen deze publieke beleidsinstrumenten ingedeeld worden in zowel directe als

indirecte steun voor O&O. Directe steunverlening in de private sector refereert naar het

verstrekken van subsidies voor investeringen in O&O (bv. voor de aankoop van nodige

machines, opleidingen personeel, e.d.) en andere financiële inspanningen die een leefbaar

O&O-klimaat helpen scheppen. Deze steunmechanismen vereisen een actieve investering van

de overheid in innovatie in die zin dat geldbedragen worden uitgetrokken om O&O-projecten

met een maatschappelijk potentieel (in de vorm van een significante potentiële uitwisseling van

nieuwe kennis, zgn. knowledge spillover) te helpen lanceren. Deze financieringsmethode

vereist het investeren van belastinggeld waardoor voor deze subsidies dan ook strikte

toekenningscriteria ingesteld worden die de investering van de overheid moeten helpen

verantwoorden. Dit betekent dat een onderneming voor het bekomen van dergelijke steun heel

wat voorafgaande inspanningen moet leveren om aan de voorwaarden van de overheid te

voldoen, bijvoorbeeld door het voeren van een extensief preliminair onderzoek dat op een

wetenschappelijke wijze de innovatie binnen het project kadert met betrekking tot de nodige

kosten, verwachte opbrengsten en verbeteringen, enzovoort. (Vandelanotte, persoonlijke

communicatie, 11 juni 2018)

Indirecte publieke steunmaatregelen voor O&O wijzen op mechanismen die erop gericht zijn de

kosten van investeren in O&O voor ondernemingen te helpen verlagen. Het instellen van fiscale

incentives (naast het helpen opzetten van collaboratieve O&O en stimuleren van

technologietransfers) is daarbij de vaakst voorkomende manier bij overheden om

ondernemingen te belonen voor het leveren van inspanningen in O&O die mede dankzij de

spillover van kennis ook voor de maatschappij een meerwaarde creëren. Anders dan de directe

O&O-steunverlening vereisen indirecte maatregelen geen geldstortingen van de overheid, dan

wel eerder een toegift door de onderneming te verlichten in toekomstige

(belasting)verplichtingen. Deze methode van steun vormt op deze manier een soepeler en

flexibeler alternatief op directe mechanismen zoals subsidies, die ingepast moeten worden in

(Europese) beleidsprogramma’s in lijn met het verbod op (concurrentieverstorende)

staatssteun. Dit impliceert dat aan indirecte steunmaatregelen gewoonlijk minder voorwaarden

Page 22: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

16

verbonden zijn om van deze overwegend fiscale stimulansen te kunnen genieten.

(Vandelanotte, persoonlijke communicatie, 11 juni 2010; Rekenhof, 2013) Het gemak waarmee

fiscale steunmaatregelen geïmplementeerd kunnen worden, de geringe administratieve

verplichtingen en de brede toepasbaarheid naar verschillende onderneming –en

organisatietypes hebben na de millenniumwisseling in verschillende lidstaten, waaronder

België, geleid tot een shift naar meer fiscale incentives. (Conte et al., 2009; Spithoven, 2013) In

2015 waren belastingvoordelen goed voor ongeveer de helft van de publieke steun voor O&O

bij OESO-lidstaten, waar dit in 2006 slechts één derde was. (OECD, 2017) België behoort tot

één van de leidende lidstaten op het vlak van steunverlening via fiscale incentives. In 2014

namen belastingvoordelen ongeveer drie kwart van het totale overheidsbudget in voor de

financiering van business O&O, zoals geïllustreerd in bijhorende figuur 4.

Figuur 10. Evolutie beleidsmix in Belgie. Bron: OECD (2018).

De markante stijging in vrijgemaakt overheidsbudget voor fiscale incentives zijn een direct

gevolg van de ontwikkeling van verschillende fiscale steunmaatregelen na de introductie van

fiscale steun in 2005. Verschillende uitbreidingen en aanpassingen in criteria en percentages

van diverse maatregelen hebben deze helpen uitbreiden en beschikbaar maken voor een

grotere selectie aan ondernemingen. In haar ‘Inventaris van de vrijstellingen aftrekken en

verminderingen die de staat beïnvloeden’, rapporteert de federale overheid onder meer de

gebudgetteerde minderontvangsten voor het volgende jaar. De minderontvangsten ten gevolge

van de fiscale uitgaven op de inkomsten van het jaar 2015 in O&O werden geraamd op ruim 1,9

miljard euro, waarvan het belastingkrediet voor O&O, de aftrek op octrooi-inkomsten en de

vrijstellingen op de bedrijfsvoorheffing toegekend op het vlak van wetenschappelijk onderzoek

met respectievelijk 860 miljoen, 282 miljoen en 859 miljoen de grootste posten vormen.

(Federale Overheidsdienst Financiën, 2018)

De optimale balans tussen directe en indirecte maatregelen varieert voor elk land en evolueert

doorheen de tijd. Elke maatregel heeft afzonderlijke karakteristieken in het ontwerp die O&O op

verschillende manieren kan stimuleren.

Page 23: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

17

O&O wordt in België ondersteund door verschillende instanties met elk een individuele

bevoegdheid tot het verlenen van steun. Initiatieven op federaal niveau (waar de focus op

gevestigd is voor dit onderzoek) behoren voornamelijk tot indirecte (fiscale en parafiscale)

steunmechanismen met de nadruk op het verlagen van kosten van O&O. Federale

innovatiesubsidies beperken zich tot bepaalde sleutelsectoren voor wetenschappelijk

onderzoek, met name kernenergie, ruimtevaart en wetenschappelijk onderzoek voor de eigen

bevoegdheden. De ondersteuning van O&O via subsidies werd overgedragen naar de

gewesten en gemeenschappen, die elk afzonderlijk een O&O-beleid uitstippelden. (Rekenhof,

2013)

De uitgebreide variatie aan methoden in publieke steunverlening voor O&O hebben dus in

België geresulteerd tot een breed gamma aan maatregelen die door verschillende instanties

(federaal, gewestelijk & gemeenschappelijk) beheerd worden. De noodzaak in het voeren van

een breed ondersteunend O&O-beleid heeft de laatste jaren een enorme boost gekend in de

academische literatuur. In volgende secties volgt een overzicht van deze literatuur met

betrekking tot de belangrijkste factoren die een overheid in rekening moet brengen voor het

voeren van een efficiënt innovatiebeleid.

2.3.2. Factoren voor een doelmatiger O&O-beleid

2.3.2.1. Additionaliteit

In eerste instantie voeren overheden een extensief O&O-beleid met het doel om via diverse

steunmaatregelen innovatie in een land te stimuleren. Het beleid bestaat met andere woorden

uit diverse inspanningen die gemaakt worden in de hoop een zekere output in de vorm van

meer innovatie te genereren. De kwaliteit van deze publieke steunmaatregelen verbeteren

vormt de laatste jaren dan ook een belangrijke uitdaging voor de Europese instanties.

Page 24: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

18

Conte et al. (2009) voorzien een gestructureerd model (weergegeven in figuur 5) van de diverse

uitdagingen waarmee overheden geconfronteerd worden voor het verbeteren van hun

innovatiebeleid. Contextuele invloedfactoren zoals de (fiscale) wetgeving, samenstelling van

sectoren, concurrentie enzovoort kunnen op verschillende manieren inwerken op het proces

van input naar output en maken het overheden uitermate lastig om de volledige impact van het

gevoerde O&O-beleid in te schatten. Door het beter bevatten van deze externe invloed op een

overheidsbeleid voor innovatie kan een innovatiebeleid zowel efficiënter als effectiever gevoerd

worden. (Conte et al., 2009)

Figuur 11. Efficiëntie -en effectiviteitsvraagstuk van publieke O&O-uitgaven. Bron: Conte et al., 2009

Efficiëntie van een innovatiebeleid stelt de vraag hoeveel werkelijke output O&O gecreëerd kan

worden met behulp van de gegeven input (in de vorm van directe en indirecte

steunmaatregelen). De innovatie-output kan verschillende vormen aannemen. De meest

frequent gebruikte indicatoren van output in innovatie door bedrijven hebben betrekking tot de

creatie van nieuwe patentaanvragen of de ontwikkeling van nieuwe producten en/of processen.

Het effectiviteitsvraagstuk brengt de gegenereerde output in verband met de meer algemene

politieke doelstellingen die een overheid voor ogen heeft door het verlenen van een bepaalde

maatregel. Voorbeelden hiervoor zijn een sterkere concurrentiepositie door de nieuwe

uitvindingen, (omzet)groei en productiviteit van ondernemingen of het creëren van nieuwe jobs

in onderzoek. (Conte et al. 2009)

Onderzoek naar verklaringen en oplossingen voor bovenstaande vraagstukken helpen

overheden om publieke budgetten voor O&O doelmatiger te besteden en ondernemingen te

stimuleren extra inspanningen te leveren op het gebied van O&O en uiteindelijk additionele

innovatie. Onderzoek naar dergelijke additionaliteit3 is dan ook bijzonder relevant geworden in

3 Additionaliteit van publieke steun in O&O werd door Buisseret et al. (1995) geïntroduceerd als ‘het verschil dat overheidsingrijpen maakt op de markt.’

Page 25: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

19

de hedendaagse literatuur, die deze op verschillende manieren kan benaderen. Het raamwerk

voor additionaliteit voorzien door Georghiu (2002) belicht additionaliteit vanuit drie richtingen:

input, output -en gedragsadditionaliteit (zgn. behavioral additionality).

Onderzoek naar input-additionaliteit is het meest gedocumenteerd in de literatuur en houdt zich

bezig met de vraag of uit elke euro die gespendeerd wordt in het kader van een steunmaatregel

voor innovatie (subsidie, fiscaal) op zijn minst één extra euro geïnvesteerd wordt door de

onderneming in O&O. Indien dit niet het geval blijkt te zijn zou dit betekenen dat de

onderneming (a) (een deel van de) publieke financiering gebruikt om haar winsten te verbeteren

ofwel (b) de verkregen middelen door publieke steun gebruikt voor andere projecten dan

hetgeen waarvoor zij initieel ontvangen is (zgn. deadweight loss). In beide gevallen wordt

publieke steun gebruikt ter (gedeeltelijke) substitutie van private O&O-investeringen (het zgn.

crowding-out effect) waardoor de maatregel aan toegevoegde waarde verliest. (Marino, M.,

Lhuillery, S., Parrotta, P., & Sala, D., 2016) Het complementariteit –en substitutiedebat van

publieke steunmaatregelen heeft zich doorheen de jaren op verschillende manieren

gemanifesteerd.

Onderzoek naar complementariteit of substitutie tussen publieke en private O&O financiering

vertoont tegenstrijdige resultaten, mede door de extensieve variatie tussen landen en hun

aanbod in publieke steun. David, Hall & Toole (2000) wijten de ambivalentie in resultaten aan

de verschillende wijze waarop complementariteit en substitutie onderzocht worden doorheen de

studies, waardoor moeilijk vergelijkingen gemaakt kunnen worden. Desondanks stellen zij met

een literaire analyse dat in heel wat studies op z’n minst een rudimentaire complementariteit

bestaat tussen publieke en private O&O, maar de substitutie-hypothese kan daarbij zeker niet

altijd verworpen worden, vooral bij studies die meten op microniveau (onderneming).

Algemeen bestaat er in de recente literatuur een aanzienlijke hoeveelheid studies die

additionele effecten meten voor een bepaalde subsidie of belastingmaatregel en de

aanwezigheid van mogelijke crowding-out afwijst. Hall & Van Reenen (2000) wijzen op een

positief effect van het gebruik van een gunstig belastingsysteem voor O&O, terwijl onderzoek

door Aerts & Czarnitzki (2006) en Aerts & Schmidt (2008) bewijs vinden in een selectie van

Vlaamse en Duitse productiebedrijven die de hypothese van crowding-out van private

investeringen door subsidies verwerpt. Deze studies met betrekking tot complementariteit

tussen private en publieke investering in O&O werden de laatste jaren genuanceerd omwille

van de quasi-experimentele methodiek die doorgaans voor dit soort onderzoek gehanteerd

werd. In dergelijke methode van onderzoek loopt men immers het risico om een bepaalde

variabele (met betrekking tot bv. soort onderneming) niet in rekening gebracht te hebben die de

bekomen resultaten kan vertekenen. (Guerzoni & Raiteri, 2015)

Page 26: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

20

Een verstorende variabele die de literatuur vandaag meer en meer belicht is het feit dat een

hedendaags innovatiebeleid meestal diverse steunmaatregelen aanbiedt. Welke invloed tussen

deze maatregelen mogelijks speelt mag men dus niet onderschatten. Buiten het

complementariteitsdebat tussen private en publieke O&O-investering bestudeert hedendaagse

literatuur dan ook de interne samenstelling van de beleidsmix. Castelacci & Lie (2015) wijzen

erop dat de meeste studies vandaag de effecten van subsidies en fiscale maatregelen elk

afzonderlijk bestuderen en dat meer aandacht moet gevestigd worden op de combinatie van

maatregelen. Ten gevolge van de stijgende populariteit in fiscale steunmaatregelen bij

Europese lidstaten stellen onderzoekers zich dus de vraag of de nieuwe fiscale maatregelen

mogelijk (een deel van) sommige subsidies vervangt. Guellec & Van Pottelsberghe de la

Potterie (2000) wijzen op de noodzaak van een breed en coherent innovatiebeleid van

overheden en concluderen in hun kwantitatieve analyse van publieke financiering in 17 OESO-

landen dat zowel subsidies als fiscale steun nuttig zijn voor het verhogen van O&O in

ondernemingen. Alhoewel zowel subsidies als fiscale maatregelen algemeen een significant

effect veroorzaken voor O&O, tonen recente studies aan dat dit effect vermindert bij combinatie

van diverse maatregelen. (Castelacci & Lie, 2015; Marino et al., 2016; Dumont, 2017) Andere

studies (Neicu, Teirlinck & Kelchtermans, 2015) wijzen dan weer op de meerwaarde van een

combinatiebeleid te voeren tussen directe en fiscale maatregelen zonder een optimale

verhouding te kunnen verantwoorden. De sleutel tot dit vraagstuk ligt in de communicatie

tussen de verschillende instanties die verantwoordelijk zijn voor dit beleid op meerdere

niveau’s.

Crowding-out effecten verminderen tussen maatregelen helpt de efficiëntie van een

innovatiebeleid verbeteren. Het kunnen verwerpen van dit effect in academische literatuur

impliceert echter niet dat het verhogen van publieke O&O-financiering effectief tot meer

innovatie leidt. Goolsbee (1998) illustreert de problematiek rond publieke steun die enkel

resulteert in een hoger loon van onderzoekers. Indien een steunmaatregel een verhogend effect

heeft op deze lonen maar geen stijging in de productiviteit van deze onderzoekers, dan zou

additionaliteitsonderzoek op deze maatregel de crowding-out hypothese verwerpen zonder dat

er extra innovatie ontstaat in de economie. Voor dergelijke problemen stimuleren onderzoekers

om naast input-additionaliteit ook rekening te houden met de mogelijke output. (Klette, Møen &

Griliches, 2000) Output-additionaliteit heeft betrekking tot het meten van de output die niet zou

gegenereerd zijn zonder publieke steun. (Georghiu, 2002) Het meten van de effecten op output

in innovatie brengt veel moeilijkheden met zich mee waardoor dergelijk onderzoek uitermate

complex is en momenteel nog in de steigers staat. Ook in dit geval spelen mogelijk verstorende

variabelen een belangrijke rol in het resultaat van het onderzoek. (Klette et al., 2000) Daarnaast

Page 27: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

21

dient men een belangrijk onderscheid te maken tussen output additionality, waarbij het effect

van een steunmaatregel bijvoorbeeld getoetst wordt op variabelen als patenten en publicaties,

en outcome additionality, die het effect van de maatregel bestudeert op zaken zoals

omzetgroei, introducties van nieuwe producten op de markt, enzovoort. (Clarysse, Wright &

Mustar, 2009) Beide types additionaliteit zijn voorzien van de nodige uitdagingen. Variabelen

die output additionaliteit helpen berekenen brengen niet automatisch meer innovatie met zich

teweeg, terwijl variabelen bij outcome additionaliteit de bijkomende moelijkheid hebben om hun

effect op innovatie correct te attribueren door mogelijk onvoorziene exogene variabelen of

diverse soorten spillovers waar het onderzoek geen rekening mee houdt. (Georghiu, 2000)

Waar zowel input als output-additionaliteit betrekking hebben op het wel of niet investeren in

(extra) O&O, bestaat behavioral additionality uit het observeren van wijzigingen met betrekking

tot de wijze waarop een project op een andere manier uitgevoerd werd door de onderneming na

het verkrijgen van publieke steun. Deze wijzigingen in de projecten kunnen betrekking hebben

op de schaal (zgn. scale additionality), de reikwijdte (zgn. scope additionality) of de snelheid

van uitvoering (zgn. acceleration additionality). (Georghiu, 2002) Onderzoekers die

gedragsadditionaliteit onderzoeken linken deze regelmatig met de mogelijke leereffecten (zgn.

learning effects) die ondernemingen ondergaan wanneer ze met behulp van een

steunmaatregel aan O&O doen. Zo beargumenteren onderzoekers dat de effecten van

gedragsadditionaliteit van maatregelen groter worden wanneer ondernemingen beschikken over

‘een aangeboren drang om te leren’ of ondernemingen vlotter van elkaar kunnen leren. Dit

effect neemt echter af naarmate de onderneming meer gesubsidieerde projecten tegelijk op

zich neemt. (Clarysse et al., 2009) Autio, Kaninnen & Gustafsson (2008) zien deze

zogenaamde second order additionalities als een resultaat uit de verschillende spillover-

effecten van kennis, die in volgende paragraaf ter sprake komt.

2.3.2.2. Spillover-effecten

Spillover-effecten treden op doordat ondernemingen mee profiteren van nieuwe vergaarde

kennis en technologieën bij andere bedrijven. Deze spillover-effecten treden op in verschillende

vormen, maar de meest gekende en bestudeerde is de spillover van kennis (o.m. door het

voeren van O&O). Aan kennis-spillovers werd onder meer een cruciale rol voor de groei van de

economie toegewezen binnen de moderne groeitheorie. Ondernemingen die meeprofiteren van

vernieuwende concepten in technologieën kunnen een groei realiseren zonder eigen inbreng

van middelen en arbeid. Spillover van kennis verklaart dus gedeeltelijk de ontwikkeling waarbij

sommige economieën sneller groeien dan de groei die op basis van de inzet in kapitaal en

arbeid verklaard zou kunnen worden. (Nieuwenhuijsen, van Stel, 2000) In recenter onderzoek

wordt ook op het lokale karakter gewezen van kennis-spillovers.

Page 28: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

22

Ondanks dat het belang van kennis-spillovers voor de groei van de economie meermaals

aangetoond werd, is er toch sprake van een spanningsveld tussen het verspreiden van nieuw

verworven kennis tussen ondernemingen en het beschermen van nieuwe kennis om

concurrentiële redenen. Eigen aan het karakter van innovatie, kunnen ondernemingen er vaak

meer baat uit hebben om bepaalde inzichten verworven uit het voeren van onderzoek en

ontwikkeling voor zich te houden met het oog op het creëren van een zekere (tijdelijke)

monopoliesituatie in de markt. Vanuit sociaal oogpunt kan echter meer gepleit worden voor een

vrije verspreiding van kennis om tot een economisch optimale conditie te komen. Dit ontneemt

ondernemingen echter van een belangrijke incentive om aan onderzoek en ontwikkeling te

doen, namelijk het bekomen van een concurrentieel voordeel.

Page 29: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

23

3. Publieke steunmaatregelen voor Onderzoek en Ontwikkeling (O&O)

Dit hoofdstuk voorziet een overzicht van de federale steunmaatregelen voor O&O, meer

specifiek de fiscale maatregelen die het meest relevant zijn voor de bedrijfssector. Bijzondere

aandacht wordt daarbij gevestigd op de fiscale vrijstelling bedrijfsvoorheffing. De verschillen in

ontwerp en implementatie van deze maatregelen leiden tot een divers aanbod van stimulansen

voor investeringen in O&O waarvan de reikwijdte algemeen gelinkt worden aan het individueel

ontwerp en de specificaties. Belastingvoordelen voor O&O in de bedrijfssector kunnen tot doel

hebben een voordelige belastingberekening te bieden op bepaalde kosten met betrekking tot

O&O (zgn. ‘cost-based tax provisions’) terwijl andere schema’s een voordelig klimaat willen

bieden voor inkomsten die gegenereerd worden uit licenties en octrooien (zgn. ‘income-based

provisions’). Daarnaast kunnen belastingverlagingen verschillende vormen aannemen die het

belastbaar bedrag ofwel voor (bv. toelage, vrijstelling, vermindering) of na berekening van de

belastingverplichting (bv. kredieten) in rekening brengen. (Appelt et al., 2016) De federale

overheid voorziet mechanismen met verschillende ontwerpspecificaties zoals hierboven

opgesomd, en tracht O&O in België dus op diverse manieren te ondersteunen.

3.1. Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing op het loon van

kenniswerkers

3.1.1. Inhoud van de maatregel

Art. 275 WIB stelt dat werkgevers uit de privésector en kennisinstellingen 80% van de

bedrijfsvoorheffing op de lonen van onderzoekers niet hoeven doorstorten naar de fiscus. Deze

maatregel werd ingesteld met de bedoeling de loonlasten van onderzoekers voor werkgevers te

verlagen, in de hoop dat hierdoor werkgevers gesteund worden om extra te kunnen investeren

in onderzoekers en onderzoeksprojecten. Om als onderneming voor deze vrijstelling in

aanmerking te komen, zijn er enkele criteria opgesteld en een procedure in gang gezet met

betrekking tot de ondersteuning, uitvoering en monitoring van deze federale maatregel.

3.1.2. Procedure

De vrijstelling kan door een onderneming aangevraagd worden indien deze onder één van de

volgende categorieën valt (POD Wetenschapsbeleid, 2018):

1. Ondernemingen die deelnemen aan onderzoeksprojecten in samenwerking met

universiteiten of onderzoeksinstellingen gevestigd in de Europese Economische

Ruimte (art. 366 programmawet 27 december 2004)

Page 30: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

24

2. Ondernemingen die kenniswerkers te werk stellen met een diploma van doctor

(PhD) in de exacte of in de toegepaste wetenschappen, dokter in de

geneeskunde of diergeneeskunde, burgerlijk ingenieur (art. 110 generatiepact

dd. 23/12/2005)

3. ondernemingen die kenniswerkers te werk stellen met een masterdiploma (art.

30 van de programmawet van 27 december 2006). Masterdiploma’s in de sociale

(bijv. handelsingenieur, rechten, economie,...) en de humane wetenschappen zijn

uitgesloten. 4. Young Innovative Companies (YIC). Bij deze vennootschappen kan de

gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing niet enkel op

de kenniswerker - die houder is van minstens een masterdiploma – maar

eveneens op ondersteunend personeel zoals onderzoekstechnici en

projectbeheerders inzake O&O. Administratief en commercieel personeel is

uitgesloten van de toepassing. Om in aanmerking te komen, moet de onderneming zich aanmelden bij de Programmatorische

Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid met de identificatie van de onderneming en het

personeelslid (-leden) en zijn of hun diploma(‘s) waarvoor men de maatregel wil bekomen.

Daarnaast moet een beschrijving toegevoegd worden van het onderzoeksproject waarvoor

deze werknemer(s) tewerkgesteld wordt/worden. In deze beschrijving moet verduidelijkt worden

indien het om fundamenteel onderzoek, experimentele ontwikkeling dan wel industrieel

onderzoek gaat, alsook een verwachte begin-en einddatum van het project of programma

moeten aangegeven worden. De Overheidsdienst gaat aan de hand van deze beschrijving en

bijhorende presentatie na of het onderzoeksproject binnen de vooropgestelde criteria valt van

de vrijstelling. Indien de onderneming een goedkeuring verkrijgt, dient men de bekomen

vrijstelling in de boekhouding aan te geven als een opbrengst, dat ter beschikking staat voor

additionele O&O-investeringen. Anders dan bij de kennisinstellingen geldt er voor de

profitsector echter geen verplichting om deze opbrengst effectief te herinvesteren in Onderzoek

& Ontwikkeling.

Zoals reeds aangegeven, wordt het al dan niet verkrijgen van de vrijstelling deels bepaald door

de masterdiploma’s van de werknemers oftewel kenniswerkers die omwille van onderzoek en

ontwikkeling tewerkgesteld worden. Deze masterdiploma’s kunnen volgens de Vlaamse

Gemeenschap uit volgende studiegebieden komen:

Wetenschappen;

Toegepaste wetenschappen;

(dieren)geneeskunde;

Farmaceutische wetenschappen;

Biomedische wetenschappen;

Page 31: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

25

Industriële wetenschappen;

Technologie en nautische wetenschappen;

Biotechniek;

Architectuur;

Productontwikkeling.

Sedert de fiscale hervorming werden aan deze maatregel sinds 1 januari 2018 enkele

bachelorsdiploma’s toegevoegd. Voor de academische bachelors geldt er dat deze zich uit

dezelfde studiegebieden bevinden zoals bij de masterdiploma’s bepaald werd. Daarnaast geld

de vrijstelling ook voor kenniswerkers met een bachelorsdiploma in de biotechniek,

gezondheidszorg, industriële wetenschappen & technologie en handelswetenschappen &

bedrijfskunde (gericht op informatica en innovatie). Aanvankelijk houdt deze uitbreiding op de

maatregel voor kleine vennootschappen een vrijstelling in van 40% van de verschuldigde

bedrijfsvoorheffing, beperkt tot 50% van het totale bedrag van de vrijstelling zoals toegepast op

werknemers met een specifiek master –en/of doctordiploma. Voor de overige ondernemingen

beperkt de vrijstelling zich tot 25% van het totale bedrag zoals toegepast voor werknemers met

een specifiek master –en/of doctordiploma. De vrijstelling op bachelorsdiploma’s zal ook vanaf

2020 opgetrokken worden tot 80%.

Boekhoudkundig dient de niet doorgestorte bedrijfsvoorheffing als een werkings- of

exploitatiesubsidie te worden beschouwd. Concreet wordt ze voor de vennootschappen ze

opgenomen op rekening 740. De maatregel is op die manier een onrechtstreekse vorm van

subsidiëring voor O&O. (belspo, 2018)

3.1.3. Evaluatie en literatuur met betrekking tot de vrijstelling bedrijfsvoorheffing

In de sectie met betrekking tot additionaliteit van publieke steun voor O&O kwamen reeds heel

wat publicaties ter sprake die de efficiëntie van subsidies en fiscale maatregelen analyseert. De

moeilijkheid en uitdagingen met betrekking tot zo’n onderzoek is dat het gevoerde

innovatiebeleid gebonden kan zijn aan institutionele en nationale factoren die kunnen beletten

om resultaten te vergelijken tussen overheden. Het aanbod van onderzoek gespecifieerd op de

vrijstelling zoals ingesteld door de Belgische federale overheid is eerder beperkt. De Belgische

federale overheid voert evaluaties uit van deze maatregel en tracht hiermee de efficiëntie van

de fiscale vrijstelling te verbeteren. In de meest recente publicatie (Dumont, 2015) onderzoekt

men het effect van deze maatregel tot en met het jaar 2011. Hierin stelt hij onder meer dat

maatregelen aan effectiviteit inboeten wanneer een onderneming geniet van meerdere

steunmaatregelen tegelijk. Recentere publicaties zijn hierbij nog niet uitgekomen. Het Rekenhof

publiceerde in 2013 dan weer een rapport met opmerkingen en aanbevelingen met betrekking

tot de vrijstelling bedrijfsvoorheffing en de aftrek op octrooi-inkomsten.

Page 32: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

26

3.2. Andere federale steunmaatregelen

De volgende secties dienen om andere fiscale steunmaatregelen van de federale overheid die

tijdens de diepte-interviews worden vermeld te verklaren. Deze maatregelen vormen echter niet

de essentie van de studie, en worden enkel verduidelijkt om het gebruik van de vrijstelling

bedrijfsvoorheffing binnen KMO te illustreren in een context waar ook andere fiscale

maatregelen voor ondernemingen ingesteld zijn. De informatie voor deze maatregelen werd

bekomen aan de hand van de subsidiedatabank van het Agentschap Innoveren en

Ondernemen (VLAIO).

3.2.1. Nieuwe innovatieaftrek

Ondernemingen kunnen via deze maatregel vanaf 1 juli 2016 voor 85% vrijgesteld worden van

vennootschapsbelasting voor netto-inkomsten voortvloeiend uit een aantal intellectuele

eigendomsrechten (o.a. patenten, kwekersrechten, auteursrechtelijk beschermde software,

etc.). Het principe voor deze maatregel is een aftrek op de inkomsten van een nieuw of

vernieuwd product of proces. Daarbij moet men berekenen hoeveel van de gegenereerde

inkomsten te danken zijn aan de nieuwe innovatie. Deze berekening zit vervat in de

documentatie die men moet bezorgen voor het aanvragen van een bindende voorwaarde bij het

POD Wetenschapsbeleid, dat voor deze fiscale maatregel verplicht is.

Voordien stond deze maatregel gekend als de belastingvrijstelling voor octrooi-inkomsten

(octrooiaftrek). Na de hervorming geldt een overgangsregeling tot 2021. Voor het genieten van

deze aftrek hoeft de onderneming sinds de verandering geen onderzoekslokaal –of centrum

meer in het bezit hebben. (VLAIO, 2018) Ook werd de berekening van deze inkomsten grondig

hervormd. De aanpassingen zijn echter behoorlijk complex en irrelevant voor dit onderwerp en

worden ter bevordering van de leesbaarheid voor dit onderzoek niet verder uitgediept.

3.2.2. Belastingkrediet voor (groene) O&O-investeringen

Ondernemingen die investeren in octrooien en/of milieuvriendelijke investeringen voor O&O

kunnen een krediet verkrijgen, in de vorm van een belastingvermindering op de

vennootschapsbelasting. Deze vermindering kan éénmalig (aan een tarief van 13,5%) of

gespreid (aan een tarief van 20,5%) toegepast worden op de berekeningsbasis van de

investeringsaftrek: de aanschaffings- of beleggingswaarde van de activa vermenigvuldigd met

het tarief van de investeringsaftrek. Bovendien wordt deze berekeningsbasis vermenigvuldigd

met het nominaal tarief in de vennootschapsbelasting verhoogd met de aanvullende

crisisbijdrage (33,99%). Wanneer men deze maatregel toepast kan men nooit meer genieten

Page 33: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

27

van de investeringsaftrek voor O&O. Om van deze maatregel te genieten moet een

aanvraagformulier ingevuld en ingediend worden bij de FOD Financiën. Bij de aangifte van de

inkomstenbelastingen van het tijdperk waarin de bedoelde bestanddelen zijn aangeschaft of tot

stand gebracht moet een attest worden bijgevoegd. (VLAIO, 2018)

3.3. Regionale steun in de vorm van directe innovatiesubsidies

De directe steunmaatregelen van de federale overheid zijn beperkt (kernenergie, ruimtevaart en

wetenschappelijk onderzoek voor eigen bevoegdheden) en de focus ligt bij de federale overheid

meer op indirecte steunverlening. Directe steun voor O&O bestaat in België veelal in de vorm

van innovatiesubsidies, waarvan het ontwikkelen en toekennen van deze subsidies veelal onder

de gewestelijke bevoegdheden vallen. (Rekenhof, 2013) Voor de regio Vlaanderen vallen de

bevoegdheden rond directe steunmaatregelen (o.a. subsidies) omtrent innovatie onder het

Vlaams Agentschap voor Innoveren en Ondernemen (VLAIO), dat haar aanbod in

innovatiesubsidies recent hervormd heeft.

Ook Europa voorziet verschillende subsidieplatformen voor O&O. Deze behoren echter net als

de regionale subsidies niet tot de essentie van dit onderzoek en worden dan ook bijgevolg niet

verder uitgediept. In volgende hoofdstukken worden de belangrijkste bevindingen en conclusies

uit de bevoorrechte getuigenissen van KMO overlopen.

Page 34: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

28

4. Bevindingen uit diepte-interviews met KMO

4.1. Identificatie van het onderzoeksopzet en de betrokken analyse-eenheid

In deze sectie worden de voornaamste bevindingen met betrekking tot de O&O-financiering en

de rol van de vrijstelling bedrijfsvoorheffing uit de eerder opgestelde literatuurstudie getoetst

aan de hand van bevoorrechte getuigenissen uit de praktijkervaringen van KMO. Ter

verduidelijking voor de doelstelling van dit onderzoek worden de initiële onderzoeksvragen

nogmaals geformuleerd:

a. Hoe spelen publieke steunmaatregelen, ingevoerd door de federale overheid, een rol op

de financieringsbeslissing omtrent onderzoek en ontwikkeling in Vlaamse kleine en

middelgrote ondernemingen (KMO)?

b. Hoe speelt een fiscaal steunmechanisme zoals de gedeeltelijke vrijstelling op de

bedrijfsvoorheffing van onderzoekers haar rol in het innovatiebeleid van KMO?

Om deze vragen aan de hand van een onderzoek op gevalstudies (zgn. ‘Case Study

Research’) op een zo correct en betrouwbaar mogelijke manier te beantwoorden, dient

allereerst de analyse-eenheid van het onderzoek (Yin, 1994) geïdentificeerd te worden. Voor dit

onderzoek wordt geopteerd de achterliggende factoren te achterhalen die KMO in rekening

houden om al dan niet fiscale steunmaatregelen te gebruiken voor O&O. Hieruit kan men

concluderen dat voor dergelijke studie de case(s) gehaald zal/zullen moeten worden uit

ondernemingen die tot de classificatie van KMO behoren, waarbij beleidsvoerders met de

financiële achtergrond en kennis van de onderzoeksprojecten uit deze ondernemingen worden

bevraagd. Voor een optimale representatie van deze analyse-eenheid moet men bijgevolg

rekening houden met volgende voorwaarden:

Het KMO-begrip bevat een ruime verzameling aan ondernemingen die onderling heel erg

kunnen verschillen (cf. sectie 2.1.1.), waardoor een ‘single-case’ studie van één onderneming

geen afdoende representatie kan zijn van het financieringsgedrag voor de hele KMO-populatie.

De Europese wetgeving voorziet een classificatie van deze ondernemingen in drie domeinen:

micro, klein en middelgroot. In deze studie worden KMO gebaseerd op deze eerder vermelde

classificatie, aangezien de meeste steunmaatregelen van de federale overheid zich ook op

deze KMO-definitie baseren in de regulering. Een multiple-case studie dringt zich op met

representatieve ondernemingen uit deze drie categorieën.

Page 35: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

29

Naast de verschillen in grootte tussen KMO kan bepaald financieringsgedrag ook afhankelijk

zijn van de sector(en) waarbinnen deze ondernemingen opereren. De mate waarop

ondernemingen beïnvloed worden om te innoveren door de concurrentiële omgeving van de

bedrijfssector(en) bepaald immers mee of deze sectoren al dan niet O&O-intensief zijn. Om een

volledige representatie van KMO uit verschillende sectoren te onderzoeken moeten de drie

categorieën van KMO zowel cases bevatten uit O&O-intensieve als minder O&O-intensieve

sectoren. Het Vlaams Indicatorenboek (2017) geeft volgende onderverdeling weer in de O&O-

intensiteit volgens sectoren:

Figuur 12. O&O-intensiteit volgens sector van de hoofdactiviteit voor 2015, bron: ECOOM (2017)

Drie sectoren komen duidelijk aan top te staan inzake O&O-intensiteit: Informatica/

Elektronische en optische producten/ Elektronica (NACE 26-27), Chemie/ Farmaceutische

industrie (NACE 20-21), en Productiehuizen/ Telecom/ ICT/ Ingenieurs/ Technische testen/

O&O (NACE 59-63, 71-72). De overige sectoren volgen met aanzienlijk verschil. Voor het

opstellen van de selectie ondernemingen die bevraagd worden tijdens dit onderzoek zal daarom

getracht worden in elke groottecategorie van de KMO zowel een onderneming te bevragen uit

de top-3 sectoren als een onderneming uit de andere sectoren.

Aangezien één van de hoofddoelen van dit onderzoek de rol bestuderen van de fiscale

vrijstelling bedrijfsvoorheffing binnen KMO betreft, geldt als minimumvereiste dat de

bestudeerde ondernemingen in het recente verleden (0-2 jaar) in projecten geïnvesteerd

hebben in het kader van onderzoek en ontwikkeling. In ondernemingen waarbij dit niet het geval

zou zijn spelen beslissingen met betrekking tot O&O geen significante rol waardoor bijgevolg

weinig tot geen aandacht gevestigd wordt op financieringsstrategieën met betrekking tot deze

projecten. Om vergelijkingen met betrekking tot de betrokken fiscale maatregel te kunnen

Page 36: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

30

maken tussen de drie categorieën, kan het bovendien opportuun zijn dat elke categorie een

case bevat die recent beslist heeft om van de maatregel gebruik te maken en daarnaast een

case bevat die net beslist om er geen gebruik van te maken.

De voorgaande bemerkingen worden voor de selectie van ondernemingen in acht genomen wil

men cases bestuderen die representatief zijn voor de onderzoeksopzet. In de volgende sectie

worden de selectieprocedure en de bekomen ondernemingen uit de doeken gedaan.

4.2. Selectie van ondernemingen

In dit segment komt de werkwijze ter sprake bij het vinden van de KMO die bereid waren

getuigenissen af te leggen en hoe een selectie gemaakt werd van een ruime variëteit aan

sectoren (zowel O&O-intensieve als minder O&O-intensieve), groottes en leeftijden (zowel

jonge ‘starters’ als oudere familiebedrijven).

Selectie van cases kan in dit soort onderzoek echter bemoeilijkt worden door externe krachten

die mogelijks de representativiteit van de betrokken cases aantasten. Bij het formuleren van

bevindingen uit bevoorrechte getuigenissen moet men bijgevolg mogelijke vertekening of bias

van het resultaat uit de onderzochte cases in acht nemen en de kans op deze bias zo veel

mogelijk inperken.

Voorgaande bemerkingen in acht genomen, vonden één of meerdere sleutelpersonen binnen

acht ondernemingen zich bereid mee te werken aan het onderzoek. Deze worden in

onderstaande tabel weergegeven, gerangschikt volgens de KMO-categorie waartoe de

onderneming behoort en de sector(en) waarin zij actief zijn. De namen van de ondernemingen

zijn zowel op vraag van de respondenten en als garantie van vertrouwelijkheid (om te

verhinderen dat respondenten geneigd worden om relevante informatie achterwege te houden)

weggelaten uit deze masterproef:

Ondernemingen Sector

Micro-ondernemingen:

Onderneming ‘Alpha’ Textielindustrie

Onderneming ‘Beta’ Industrieel design, kunststofartikelen

Kleine ondernemingen:

Onderneming ‘Delta’ Non-Ferro metalen, Poedermetallurgie

Onderneming ‘Epsilon’ Drukkerijen

Middelgrote ondernemingen:

Onderneming ‘Zèta’ Fabricage huishoudapparatuur

Page 37: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

31

Onderneming ‘Eta’ Informaticadiensten en software

Onderneming ‘Thèta’ Chemische nijverheid

Onderneming ‘Jota’ Voeding, Vervaardiging van beschuit

Tabel 2. Selectie van ondernemingen.

Bovenstaande selectie bestaat uit ondernemingen die werkzaam zijn in industriële sectoren.

Buiten ondernemingen A en D (die aan het licht gekomen zijn door persoonlijke ervaringen van

de onderzoeker) zijn deze allen geselecteerd met behulp van een dataset uit 2015 die het POD

Federaal Wetenschapsbeleid (kortweg ‘Belspo’) opstelt in haar tweejaarlijks O&O-onderzoek.

Deze dataset representeert bevraagde ondernemingen uit de regio West-Vlaanderen die

aangegeven hebben in 2013 te hebben geïnvesteerd in O&O en polst daarbij naar de gebruikte

financieringsbronnen van ondernemingen voor O&O. Slechts 93 ondernemingen hebben

daadwerkelijk informatie vrijgegeven met betrekking tot deze bronnen, waardoor met deze

dataset kwantitatieve analyse van het gebruik van steunmaatregelen niet aan de orde is en de

informatie dan ook enkel gebruikt werd om gerichter ondernemingen te zoeken die reeds van

de fiscale vrijstelling bedrijfsvoorheffing gebruikt gemaakt hebben. De samenstelling van de

selectie roept echter enkele bemerkingen op in verband met de representatie van de

onderzochte ondernemingen.

Ten eerste moet worden vermeld dat de selectie van ondernemingen de middelgrote categorie

KMO meer representeert dan de twee kleinere categorieën, met een verzameling die onder

andere twee micro, twee kleine en vier middelgrote ondernemingen bevat. Initieel bevatte de

selectie nog een derde micro-onderneming actief in de brouwerijsector. Na afloop van dit

interview werd echter geconcludeerd dat de onderneming nauwelijks activiteiten uitvoerde die

konden gekaderd worden binnen O&O, waardoor deze case niet representatief bleek te zijn

voor dit onderzoek. Bovendien werden geen ondernemingen gevonden in de kleinste twee

categorieën die O&O-projecten gefinancierd hebben aan de hand van de vrijstelling

bedrijfsvoorheffing, waardoor een vergelijkende analyse tussen de drie categorieën met

betrekking tot de vrijstelling niet mogelijk is aan de hand van deze selectie. Tenslotte opereren

de bedrijven in de laagste twee categorieën in sectoren met een vergelijkbare O&O-intensiteit.

De twee kleinere KMO-categorieën worden niet gerepresenteerd door ondernemingen uit de

top-3 sectoren wat betreft O&O-intensiteit. Bevindingen uit deze twee categorieën zullen

bijgevolg vertekend worden door de aanwezigheid van ondernemingen met lagere O&O-

intensiteit en een gebrek aan ondernemingen uit de meest O&O-intensieve sectoren.

Drie factoren hebben geleid tot een hogere representatie van de middelgrote ondernemingen

en een moeilijkere zoektocht naar het vinden van kleine KMO’s voor dit onderzoek. Eerst en

vooral bepaalt artikel 15 in het Wetboek Vennootschappen dat micro en kleine ondernemingen

Page 38: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

32

volgens de Belgische grootteclassificatie de jaarrekeningen moeten publiceren volgens

beperkte schema’s. Alhoewel er verschillen zijn tussen de Belgische en Europese criteria zijn er

ook heel wat overeenkomsten in de wetgeving. Dit betekent dat de meeste ondernemingen die

volgens Europese standaarden als ‘micro’ of ‘klein’ bestempeld worden volgens deze verkorte

jaarschema’s publiceren. Formele financiële gegevens met betrekking tot O&O worden in deze

verkorte jaarrekeningen niet gepubliceerd, waardoor moeilijk in te schatten valt welke micro en

kleine ondernemingen in het recente verleden geïnvesteerd hebben in O&O.

Vervolgens worden ondernemingen ook minder transparant naarmate ze kleiner zijn, waardoor

de bereidheid om mee te werken aan een onderzoek van een masterstudent beperkter uitvalt

bij de kleinere KMO dan bij middelgrote ondernemingen. Tenslotte speelt de kleine schaal ook

mee in de zin dat minder personeel aanwezig is binnen de kleinere onderneming met

beschikbare tijd om extensieve diepte-interviews af te leggen met externen.

Het onderzoek wordt op deze manieren bemoeilijkt door een zekere selectie-bias die een

vertekend beeld kunnen veroorzaken in de werkelijke bevindingen en conclusies. Yin (1994)

verklaarde het volgende over onderzoek met interviews:

“Overall, interviews are an essential source of case study evidence because most case studies

are about human affairs. These human affairs should be reported and interpreted through the

eyes of specific interviewees, and well-informed respondents can provide important insights into

a situation… However, the interviews should always be considered verbal reports only. As such,

they are subject to the common problems of bias, poor recall, and poor or inaccurate

articulation. Again, a reasonable approach is to corroborate interview data with information from

other sources.” (p.85)

Om deze vertekening te minimaliseren, dienen bijkomende bronnen uit de voorgaande

literatuurstudie om de fragmenten uit de diepte-interviews meer inzicht te geven. Bovendien

werd bij een belastingconsulent bij Vandelanotte gepolst naar ervaringen met klanten die

behoren tot de kleinste twee KMO-categorieën. Deze top-down benadering, waarbij de revisor

een overkoepelend perspectief biedt over de beslissingsstructuur van verschillende

ondernemingen (zijnde haar klanten) helpt de leemtes opvullen bij de kleinere KMO waarvan

minder representaties zijn in deze selectie. Het gesprek met deze revisor verduidelijkte dat uit

hun ervaring kleine KMO veel minder gebruik maken van deze fiscale vrijstelling door gebrek

aan tijd om zich hiervoor voldoende te informeren. (Vandelanotte, persoonlijke communicatie,

11 juni 2018) Hierbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat het klantenbestand bij

dergelijke fiscaal adviseurs ook oververtegenwoordigd worden door grotere KMO. Grotere

ondernemingen bezitten vaak meer financiële middelen om zich dergelijke adviesverlening te

Page 39: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

33

permitteren. Daarnaast is dit interview met de revisor ook een bijkomende verbale bron die

mogelijks ook vertekend kan zijn door de mogelijke bias die in eerder vermeld citaat van Yin

vermeld wordt. Hierdoor wordt de selectie-bias slechts gedeeltelijk gereduceerd door het

overkoepelend beeld dat dergelijk belastingconsulent aanbiedt.

In de volgende secties van dit hoofdstuk zullen de opmerkelijkste bevindingen uit de praktische

weergave voorzien door de diepte-interviews gelinkt worden met de eerder gedocumenteerde

literatuurstudie. Daarvoor wordt echter eerst de opbouw van een betrouwbare vragenlijst voor

deze interviews gedocumenteerd. Tenslotte worden de diverse inzichten voor de verschillende

categorieën in het afsluitende hoofdstuk samengevat tot conclusies met mogelijke implicaties

op het O&O-beleid van zowel KMO als de federale overheid.

4.3. Opbouw van deelvragen voor de bevraging van de geselecteerde

ondernemingen

Yin (1994) wees op het belang van het gebruik van meerdere bronnen voor gevalstudie-

onderzoek. Aan de hand van meerdere bronnen zorgt gevalstudieonderzoek voor zogenaamde

triangulation. Het idee voor dit concept is dat een resultaat aan betrouwbaarheid wint wanneer

deze bereikt wordt door verschillende methoden. Voor dit onderzoek worden algemene

bevindingen vanuit de academische literatuur getoetst vanuit de praktijkervaring van KMO.

Daarnaast dient een algemeen inzicht van een fiscale revisor ter controle van de gevonden

bevindingen.

De literatuurstudie werd, zoals geïllustreerd door het conceptueel kader, benaderd vanuit drie

factoren die KMO-financiering van O&O kunnen beïnvloeden:

1. De beschikbare middelen in de onderneming, waarbij de spanning tussen resource

constraints en resource slack belicht werd als invloed voor O&O binnen

ondernemingen.

2. Aanbod van overheidssteun om het marktfalen met betrekking tot externe financiering te

compenseren, maar waarbij tegelijk de soort van de aangeboden publieke steun de

mate van additionele innovatie kan beïnvloeden.

3. Contextuele invloed op de onderneming: factoren zoals concurrentie, industrieën,

enzovoort die de mate en wijze van O&O in een onderneming beïnvloeden.

Page 40: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

34

De drie factoren van het conceptueel kader kunnen omgevormd worden tot bredere denkkaders

die inspiratie vormen voor het opstellen van de vragenlijst die weergegeven wordt in de

appendix:

- Op welke manier spelen het verschil in eigen middelen tussen kleine en grote

ondernemingen een rol in het gebruik van publieke steun voor O&O?

- Welke invloed speelt het variërend aanbod in steunmaatregelen voor O&O op de

beslissingen van sleutelfiguren binnen KMO om hun O&O-activiteiten te financieren?

- Hoe worden KMO door andere factoren dan eigen middelen en overheidsaanbod in

steun met betrekking tot O&O nog beïnvloed in hun uitvoering en financiering voor O&O-

projecten?

Interviews worden vaak bekritiseerd als een informele vorm van gegevensverzameling. (De

Pelsmacker & Van Kenhove, 2014) De vragenlijst dient daarom de interviews die afgenomen

werden bij de ondernemingen van een rudimentaire structuur te voorzien, maar hoeft

allesbehalve exhaustief te zijn. Afhankelijk van de ontwikkelingen tijdens het gesprek kan

geopteerd worden om af te wijken en aan probing te doen door dieper in te gaan op sommige

van de antwoorden.

4.4. Bevindingen uit cases

Aan de hand van de vragen die vertrekken vanuit de theoretische perspectieven uit de

literatuurstudie, wordt tijdens de diepte-interviews met ondernemingen nagegaan welke

argumenten met betrekking tot interne middelen en O&O, de effecten van een breed O&O -

beleid en contextuele factoren overeenstemmen met de praktische ervaringen van de

geselecteerde ondernemingen.

Nogmaals wordt gewezen op de afhankelijkheid van bereidheid tot meewerken in de kleine

ondernemingen, waardoor enkel getuigenissen bekomen zijn in semi-technologische sectoren

die minder ervaring hebben met O&O-financiering dan sommige hightech starters in de meest

O&O-intensieve sectoren.

Op welke manier spelen het verschil in eigen middelen tussen kleine en grote

ondernemingen een rol in het gebruik van publieke steun voor O&O?

De hindernissen voor ondernemingen om aan O&O te doen manifesteerden zich op

verschillende manieren in de bevraagde ondernemingen. De barrières die Freel (2000)

aangekaart heeft om aan O&O te doen waren vooral voelbaar bij de kleinere KMO.

Page 41: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

35

De verschillen in grootte waren bij de ondernemingen merkbaar aan de hand van de

gespecialiseerde apparatuur en personeel die de middelgrote ondernemingen ter beschikking

hebben voor O&O. Bij de micro-en kleine ondernemingen behoren de O&O-activiteiten tot het

activiteitenpakket van de werknemers in de productie. Als gevolg werden O&O-projecten dan

ook niet op een dagelijkse basis uitgevoerd maar eerder als zijproject tussen projecten voor

klanten.

Bij de bevraagde micro –en kleine onderneming leken de factoren ‘tijd’, ‘eigen middelen’ en

‘vertrouwen’ een belangrijke factor om alle O&O-activiteiten op eigen houtje te financieren:

“We financieren alles met eigen bronnen en hebben geen leningen lopen bij banken. Voorlopig

ben ik niet erg happig om dergelijke leningen aan te gaan omdat het extra risico dat we nemen

met deze extra schuld het niet waard is en we met onze kleine schaal toch niet aan erg

gunstige tarieven kunnen lenen.” (Onderneming Alpha, persoonlijke communicatie, 4 juni 2018)

“Vanaf het moment dat we beroep zouden doen op externe hulpbronnen, worden we verplicht

om bepaalde zaken te gaan documenteren, waardoor een deel van de tijd verloren gaat aan het

vervullen van dergelijke administratieve verplichtingen, wat we ten allen koste willen vermijden.”

(Onderneming Delta, persoonlijke communicatie, 23 mei 2018)

Grotere KMO werden op een andere manier geconfronteerd met deze barrières. Buiten

onderneming ‘Jota’ uit de voedingssector zijn de middelgrote ondernemingen voorzien van

aparte O&O-afdelingen met gespecialiseerd apparatuur en personeel. In hun geval zijn

‘complexiteit van de technologie’ en de ‘war on talent’ (zowel industrieel als academisch) op de

arbeidsmarkt dan ook van groter belang:

“De ‘war on talent’ zal voor ons een belangrijke uitdaging blijven in de toekomst. Zeker voor

laboranten vrezen we dat de loonkost verder zal blijven stijgen” (Onderneming Thèta,

persoonlijke communicatie, 6 juni 2018)

“Het grote gevaar in de toekomst is de moeilijkheid om de juiste mensen en profielen te vinden

die geschikt zijn voor het ontwikkelen van dergelijke nieuwigheden. De krapte aan

technologische knowhow, zowel intern bij de eigen medewerkers als op de arbeidsmarkt, vormt

een bedreiging om onderzoek en ontwikkeling binnen onze onderneming te blijven doen.”

(Onderneming Eta, persoonlijke communicatie, 24 mei 2018)

Een opvallende bevinding voor deze selectie was dat van de twee micro en twee kleine

ondernemingen slechts één kleine onderneming op de hoogte was van fiscale steun voor O&O.

Page 42: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

36

Spithoven (2013) rapporteerde in het tweejaarlijkse O&O-onderzoek van het Federaal

Wetenschapsbeleid een verhouding van één op de zes ondernemingen die het bestaan van de

fiscale maatregel omtrent de vrijstelling bedrijfsvoorheffing niet kent. Het gebrek aan bewustzijn

is een belangrijk gegeven voor toekomstig onderzoek aangezien de mogelijkheid bestaat dat

van deze onbewuste ondernemingen er zullen zijn die wel degelijk aanspraak kunnen maken

van deze maatregel. De vaststelling uit deze selectie dat dit gebrek aan bewustzijn zich

voornamelijk situeert bij de kleinste ondernemingen is in geen geval bewijs dat dit daadwerkelijk

zo is. Een gebrek aan kleine O&O-intensieve ondernemingen in de selectie vertekent dit beeld

namelijk behoorlijk. Het Rekenhof stelde in haar audit (2013) echter vast dat ‘de diversiteit aan

maatregelen in combinatie met de gebrekkige kwaliteit van de wetgeving de complexiteit van de

steunmaatregelen verhoogt’ waardoor bovendien complexe maatregelen ‘moeilijk kenbaar voor

de doelgroepen kunnen zijn en bovendien nieuwe investeerders kunnen afschrikken.’

De (weliswaar hypothetische) vaststelling uit dit onderzoek is dat kleine ondernemingen door de

afhankelijkheid van fiscale kennis bij een select aantal personen in het bedrijf de dikwijls

complexe fiscaliteit rond fiscale steun voor O&O moeilijk beheersen, in vergelijking met grote

ondernemingen met afzonderlijke boekhouddepartementen. Deze vaststelling krijgt onder meer

bijval bij de fiscale revisor(en):

“Het gebruik van fiscale maatregelen wordt meer en meer specialistenwerk dat mensen vereist

die daar dagdagelijks mee bezig zijn. Fiscale steunmaatregelen voor O&O worden zodanig

complex dat zelfs de gewone boekhouder niet meer bij machte is om deze materie volledig te

beheersen. In die zin durven wij zeker stellen dat fiscale steunmaatregelen voor O&O net als

sommige subsidies door de toenemende complexiteit, maar ook het stijgende aanbod aan

maatregelen, onderbenut worden, zeker bij de kleinere KMO.” (Vandelanotte, persoonlijke

communicatie, 11 juni 2018)

Meer onderzoek naar de samenstelling van ondernemingen die de fiscale maatregelen niet

beheersen kan deze vaststelling helpen bevestigen of verwerpen.

Welke invloed speelt het variërend aanbod in steunmaatregelen voor O&O op de

beslissingen van sleutelfiguren binnen KMO om hun O&O-activiteiten te financieren?

De selectie bevraagde ondernemingen bestond uit de micro –en kleine ondernemingen

enerzijds, die in het verleden gebruik gemaakt hebben van directe steun (innovatiesubsidies) en

de middelgrote ondernemingen, die een innovatiebeleid voeren die zowel subsidies als fiscale

steun bevat.

Page 43: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

37

Hoewel geen kwantitatief bewijs voor bepaalde additionaliteiten te halen is uit diepte-

gesprekken, konden wel enkele opmerkelijke vaststelling genoteerd worden:

“De aanvraag voor de innovatiesubsidie bij VLAIO was behoorlijk tijdrovend en complex. We

zouden er niet mee doorgegaan zijn ware het niet dat de subsidie een noodzaak was om het

bedrijf van de grond te krijgen.” (Onderneming Alpha, persoonlijke communicatie, 4 juni 2018)

“Aangezien onze sector dicteert dat wij moeten investeren in verdere ontwikkeling, denk ik niet

dat het al dan niet verkrijgen van steunmaatregelen doorslaggevend zou zijn in onze

investeringsbeslissingen omtrent onderzoek en ontwikkeling, maar ze helpen zeker en vast om

deze processen nog wat te versnellen.” (Onderneming Zèta, persoonlijke communicatie, 22 mei

2018)

“Ongeacht we deze maatregelen verkrijgen, focussen we sterk op ons onderzoek naar

vernieuwingen en verbeteringen. Stellen dat we nog meer onderzoek voeren met deze fiscale

maatregelen zou ik niet meteen durven doen. De fiscale maatregelen helpen onze kosten van

onderzoek en ontwikkeling verlagen nadat we dit onderzoek gevoerd hebben, dus in se worden

hiermee enkel reeds gemaakte kosten verlicht. Subsidies hebben wel een meer directe en

toekomstgerichte impact op onze O&O aangezien deze extra middelen creëren bij de opstart

van onze projecten, maar daarmee wil ik niet gezegd hebben dat we deze projecten niet

zouden uitgevoerd hebben zonder het verkrijgen van subsidies.” (Onderneming Thèta,

persoonlijke communicatie, 6 juni 2018)

Waar voor kleine ondernemingen het verkrijgen van bepaalde subsidies een doorslaggevende

factor blijkt te zijn voor de opstart van de onderneming of innovatieprojecten, geven grotere

KMO aan dat het verkrijgen van deze maatregel niet of toch minder doorslaggevend is voor hun

O&O-activiteiten. Zonder de schaal te kunnen inschatten geven de getuigenissen van grotere

ondernemingen wel aan dat private investeringen voor O&O gesubstitueerd worden door de

publieke steunmaatregelen. De meerwaarde van de maatregelen kan op die manier mogelijks

kleiner zijn bij ondernemingen die gebruik maken van meerdere maatregelen tegelijk, zoals

bepaalde studies reeds hebben aangegeven. (Castelacci & Lie, 2015; Marino et al., 2016;

Dumont, 2017) Wat niet wil zeggen dat het gebruik van publieke steun door grotere KMO haar

nut verliest:

“Globaal gezien helpen de maatregelen ons om grondiger en diepgaander onderzoek te gaan

uitvoeren. Bepaalde stappen die we in het verleden omwille van tijdbesparende overwegingen

Page 44: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

38

niet zouden doen, worden mogelijk gemaakt door de steun die we op zowel directe als fiscale

manier ontvangen.” (Onderneming Eta, persoonlijke communicatie, 24 mei 2018)

De additionaliteitseffecten voor middelgrote ondernemingen lijken voornamelijk van

behavioristische aard te zijn. Hoewel één onderneming aangaf dat het gebruik van de vrijstelling

bedrijfsvoorheffing mee heeft helpen investeren in O&O, waar dit voordien nog niet gebeurde:

“Hoe beperkt ook, de vrijstellingsmaatregel omtrent de bedrijfsvoorheffing was voor mij ook een

belangrijke factor om er een extra VTE bij te nemen dat zich meer zou bezighouden met het

onderzoeken, plannen en voorbereiden van nieuwigheden rond onze producten. Niet dat het

een enorm verschil uitmaakte, maar het maakt een duurdere werknemer toch wat goedkoper.”

(Onderneming Jota, persoonlijke communicatie, 20 juni 2018)

Diepgaander kwantitatief onderzoek dringt zich op om de additionaliteitseffecten van de

federale steunmaatregelen te bestuderen voor de verschillende ondernemingsgroottes en de

mate waarop de onderneming reeds in O&O investeert.

Hoe worden KMO door andere factoren dan eigen middelen en overheidsaanbod in steun

met betrekking tot O&O nog beïnvloed in hun uitvoering en financiering voor O&O-

projecten?

Het gebruik van fiscale steunmaatregelen in ondernemingen vloeit voor uit de individuele

motivatie van ondernemingen om O&O te implementeren in haar activiteiten. Deze motivatie

wordt door verschillende externe factoren gestuurd, zoals de sector waarbinnen de

onderneming actief is:

“Onderzoek en ontwikkeling is het hart van onze onderneming geworden. Waar we vroeger de

producten hadden en de aandacht gevestigd werd op het verbeteren van onze verkoopcijfers,

moeten we nu, naast het verbeteren van kwaliteit en efficiëntie, nieuwe afzetmarkten gaan

creëren om bijkomende omzet te genereren. Deze nieuwe markten genereren nieuwe

behoeften en smaken die een bepaalde O&O-capaciteit vereisen.” (Onderneming Zèta,

persoonlijke communicatie, 22 mei 2018)

De toenemende (globale) concurrentie stimuleert ondernemingen met andere woorden om zich

te onderscheiden door dingen anders te gaan doen, waardoor onderzoek en experimentele

ontwikkeling een steeds significantere strategie wordt.

Page 45: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

39

Steunmaatregelen voor O&O winnen de komende jaren zo steeds meer aan belang. De mate

waarop deze echter gebruikt worden hangt af van de implementatie door de verantwoordelijke

overheden:

“Het gebruik van fiscale maatregelen wordt meer en meer specialistenwerk die mensen

vereisen die daar dagdagelijks mee bezig zijn. De voorafgaande studies bij de innovatieaftrek is

het voorbeeld bij uitstek, maar ook voor de bedrijfsvoorheffing is intussen een spanningsveld

gecreëerd tussen het sociaal recht en het fiscaal (belasting-) recht. De Belgische wetgeving is

in dat geval niet heel duidelijk, waardoor vaak teruggegrepen moet worden naar internationale

(Europese) regels. Net als bij subsidies zullen ongetwijfeld veel ondernemingen wel weten dat

de fiscale steun beschikbaar is, maar geen idee hebben of ze hiervoor in aanmerking komen en

wat ze hiervoor moeten doen.” (Vandelanotte, persoonlijke communicatie, 11 juni 2018)

Het effect van institutionele en sectorale verschillen op het innovatiebeleid van overheden heeft

behoefte aan extra aandacht in de hedendaagse literatuur. Vandenabeele & Van Lokeren

(2012) implementeren institutionele factoren in het debat rond (financiële) slack en de mogelijke

impact op innovatie. Daaruit resulteerde dat bepaalde rechtssystemen de relatie tussen slack

en innovatie beïnvloeden aangezien deze overheidsregulatie het aanbod en toegang tot

financiële middelen beïnvloedt. Deze bevindingen hebben dan weer implicaties voor de

efficiëntie waarop financiële middelen gebruikt worden (onder andere voor innovatie). Hoewel

geen stuitend bewijs, lijkt aan de hand van de bevraagde ondernemingen een patroon te

bestaan tussen het uitoefenen van O&O op permanente basis met gespecialiseerde afdelingen

en het gebruiken van de vrijstelling bedrijfsvoorheffing. Mogelijke reden voor deze trend zijn de

institutionele factoren zoals de wetgeving met betrekking tot diploma-vereisten en de definiëring

van innovatieve projecten. Onderzoekers die werkzaam zijn in laboratoria kunnen meer ervaring

hebben in het opstellen van de nodige tijdschema’s in die zin dat zij de geleverde innovatieve

activiteiten makkelijker weten te onderscheiden van dagdagelijkse taken dan ingenieurs en

technici die in de productie werkzaam zijn.

Page 46: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

40

5. Conclusie

5.1. Veralgemeenbare resultaten uit bevoorrechte getuigenissen

Deze studie tracht aan de hand van diepte-interviews met beleidsbepalers binnen KMO een

context te schetsen van de factoren die invloed hebben op de motivatie om de fiscale vrijstelling

bedrijfsvoorheffing te gebruiken voor O&O. Ook voor dit onderzoek gold de door Yin (1994)

beschreven paradoxale situatie: “The ‘softer’ a research strategy, the harder it is to do.”

Externe factoren hebben dit onderzoek bemoeilijkt in die zin dat veralgemeenbare resultaten

moeilijk te bewijzen zijn. Selectie-bias heeft geleid tot beperkingen in de mate dat de meest

O&O-intensieve sectoren voor kleine KMO niet genoeg gerepresenteerd werden in dit

onderzoek. Desalniettemin bieden de unieke inzichten vanuit het perspectief van de KMO

additionele vragen te waar toekomstige literatuur zich op kan richten.

Onderzoek en innovatie zijn uiterst complexe concepten en de keuze van ondernemingen om

deze in hun strategie te implementeren hangt af van meerdere externe relaties.

De beschikbaarheid van Interne middelen bepaalt mee of ondernemingen zich engageren in

doorgaans dure innovatieprojecten. Ondernemingsgrootte blijkt een bepalende factor te zijn

voor de beschikbaarheid aan middelen en beïnvloedt dan ook de wijze waarop ondernemingen

aan O&O doen. Voor kleinere ondernemingen vormen verstikkende factoren zoals het gebrek

aan externe financiering, kwalitatief personeel en tijd belangrijke verhinderende factoren

waardoor O&O-activiteiten in deze ondernemingen meestal op projectmatige basis gevoerd

worden. De verschillende manieren waarop ondernemingen zich engageren in innovatie kunnen

mee bepalen waarom sommige maatregelen voor een bepaald soort innovatie minder geschikt

zijn. Voor kleine KMO werd bovendien vastgesteld dat fiscale maatregelen vaak niet echt

ingeburgerd zijn, waardoor hier mogelijk nog leemtes met betrekking tot vrijstelling

bedrijfsvoorheffing kunnen worden opgevuld.

Het breed aanbod van steunmaatregelen heeft voor een uiterst complex systeem gezorgd in de

fiscaliteit, waarbij voornamelijk kleine, minder geïnformeerde ondernemingen door de mazen

van het net kunnen glippen. In deze studie konden geen vaststelling gedaan worden van

complementariteit tussen subsidies en fiscale maatregelen bij de kleine KMO aangezien deze

selectie geen fiscale maatregelen benut heeft. De middelgrote ondernemingen hanteren echter

duidelijk een gemengd innovatiebeleid met zowel subsidies als fiscale steun, die elk hun eigen

Page 47: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

41

doel hebben. De meerwaarde publieke steun lag voor deze ondernemingen meer in de

toepassing en mentaliteitswijzigingen met betrekking tot onderzoek en innovatie.

Tenslotte kan de contextuele invloed op de innovatiestrategieën van ondernemingen niet

genegeerd worden. De mate van concurrentie verschilt per sector waardoor de nood aan

innovatie zich op verschillende manieren uit binnen ondernemingen. Daarnaast kunnen ook

Institutionele factoren een rol spelen op de efficiëntie en effectiviteit van publieke

steunmaatregelen. Onderzoek dient zich nog verder te verdiepen in de mate waarop de context

invloed uitoefent op het gebruik van publieke steunmaatregelen voor onderzoek en innovatie.

Page 48: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

IV

6. Lijst met geraadpleegde werken

Aerts, K., & Czarnitzki, D. (2006). The Impact of Public R&D Funding in Flanders. IWT M&A

study 54. Geraadpleegd via website Vlaamse Overheid:

https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/the-impact-of-public-r-amp-d-funding-in-flanders

Aerts, K., & Schmidt,T. (2008). Two for the price of one?: Additionality effects of R&D subsidies:

A comparison between Flanders and Germany. Research Policy 37(5), 806-822. doi:

10.1016/j.respol.2008.01.011

Appelt, S., Bajgar, M., Criscuolo, C., & Fernando-Galindo, R.(2016). R&D Tax Incentives:

Evidence on design, incidence and impacts(OECD Science, Technology and Industry Policy

Papers No. 32). doi: 10.1787/5jlr8fldqk7j-en

Arrow, K. (1962). Economic Welfare and the Allocation of Resources for Invention. In

Universities-National Bureau Committee for Economic Research, Committee on Economic

Growth of the Social Science Research Council (Eds.), The Rate and Direction of Inventive

Activity: Economic and Social Factors (pp. 609–626). Princeton: Princeton University Press.

Autio, E., Kanninen, S., & Gustafsson, R. (2008) First- and second-order additionality and

learning outcomes in collaborative R&D programs. Research Policy 37(1), 59-76. doi:

10.1016/j.respol.2007.07.012

Baxter, P., & Jack, S.(2008). Qualitative Case Study Methodology: Study Design and

Implementation for Novice Researchers .The Qualitative Report, 13(4), 544-559. Geraadpleegd

via TQR website: http://nsuworks.nova.edu/tqr/vol13/iss4/2.

Belspo (2016), R&D Enquète 2015. Brussel: POD Federaal Wetenschapsbeleid.

Belspo (2018). Gedeeltelijke vrijstelling van bedrijfsvoorheffing op onderzoekers. Geraadpleegd

op 3 maart 2018, via http://www.belspo.be/belspo/fisc/intro_nl.stm

Bush, V. (1945). The Endless Frontier, Report to the President on a Program for Postwar

Scientific Research. Office of Scientific Research and Development, Washington DC.

Campello, M., Graham, J. & Harvey, C. (2010) The real effects of financial constraints: Evidence

from a financial crisis. Journal of Financial Economics 97, 470–487. doi:

10.1016/j.jfineco.2010.02.009

Page 49: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

V

Castellacci, F., Lie, C. (2015). Do the effects of R & D tax credits vary across industries? A

meta- regression analysis. Research Policy 44 (4), 819–832. doi: 10.1016/j.respol.2015.01.010

Cincera, M. (2002). Financing constraints, fixed capital and R&D investment decisions of

Belgian firms (NBB Working Paper No. 32). Geraadpleegd via SSRN website:

https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1691989

Conte, A., Schweizer, P., Dierx, A. & Ilzkovitz, F.(2009). An analysis of the efficiency of public

spending and national policies in the area of R&D. Brussel: Europese Commissie.

Conte, A., & Vivarelli, M. (2005) One or Many Knowledge Production Functions? Mapping

Innovative Activity Using Microdata (IZA Discussion Paper No. 1878). Geraadpleegd via SSRN

website: https://ssrn.com/abstract=870284

Cyert, R. M, & March, J. G. (1963). A behavioral theory of the firm. Englewood Cliffs (N.J.):

Prentice-Hall.

David, P.A., Hall, B.H., & Toole, A.A. (2000). Is public R&D a complement or substitute for

private R&D? A review of econometric evidence. Research Policy 29, 497-529.

De Clercq, M. (2011). Economie Toegelicht. Antwerpen-Cambridge: Intersentia.

De Pelsmacker, P., & Van Kenhove, P. (2014). Marktonderzoek: Methoden en toepassingen

(4de editie). Noord-Holland: Pearson Benelux.

Dumont, M. (2015). Evaluation of federal tax incentives for private R&D in Belgium: An update

(Federaal Planbureau working paper 5-15). Geraadpleegd via website Federaal Planbureau:

https://www.plan.be/publications/publication-1468-nl-

evaluation+of+federal+tax+incentives+for+private+rd+in+belgium+an+update

ECOOM (2017). Vlaams Indicatorenboek 2017. Brussel: Vlaamse Overheid, Departement

Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI).

Europese Commissie (2010). Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de

Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Europa

2020-kerninitiatief innovatie-unie. SEC(2010) 1161 Brussel, 6.10.2010 COM(2010) 546.

Europese Unie (2015). Gebruikersgids bij de definitie van KMO. Luxemburg: Bureau voor

publicaties van de Europese Unie.

Page 50: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

VI

Falato, A., & Sim, J. (2014). Why Do Innovative Firms Hold So Much Cash? Evidence from

Changes in State R&D Tax Credits (FEDS Working Paper No. 2014-72). Geraadpleegd via

SSRN website: https://ssrn.com/abstract=2503457

Federale Overheidsdienst Financiën (2018). Inventaris 2016 van de vrijstellingen, aftrekken en

verminderingen die de ontvangsten van de staat beïnvloeden. Middelenbegroting voor het

begrotingsjaar 2018, Doc 54 2689/007(15 maart), 13-20.

Ferrando, A.; Mulier, K. (2015). The real effects of credit constraints: evidence from discouraged

borrowers in the euro area (ECB Working Paper No.1842). Geraadpleegd via SSRN website:

https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=2518980

George, G. (2005). Slack resources and the performance of privately held firms. Academy of

Management Journal, 48 (4), 661-676. Geraadpleegd via SMU website:

https://ink.library.smu.edu.sg/lkcsb_research/4615/

Georghiu, L. (2002). Impact and additionality of innovation policy. IWT Studies 40, 57-64.

Goolsbee, A. (1998). Does Government R&D Policy Mainly Benefit Scientists and

Engineers? (NBER Working paper No.6532). doi: 10.3386/w6532

Greve, H.R.(2003). A behavioral theory of R&D expenditures and innovations: evidence from

shipbuilding. Academy of Management Journal 46(6), 685-702. doi: 10.5465/30040661

Guellec, D., & van Pottelsberghe de la Potterie, B. (2000). The Impact of Public R&D

Expenditure on Business R&D (OECD Science, Technology and Industry Working Papers, No.

2000/04) doi: 10.1787/670385851815.

Guerzoni, M., & Raiteri, E. (2015). Demand-side vs. supply-side technology policies: Hidden

treatment and new empirical evidence on the policy mix. Research Policy 44(3), 726-747. Doi:

10.1016/j.respol.2014.10.009

Hall, B.H. (2002). The Financing of Research and Development. Oxford Review of Economic

Policy 18(1), 35-51. doi: 10.1093/oxrep/18.1.35

Hall, B.H. (2010). The Financing of Innovative Firms. Review of Economics and Institutions,

1(1), artikel 4. doi: 10.5202/rei.v1i1.4.

Hall, B.H., & Van Reenen, J. (2000). How effective are fiscal incentives for R&D? A review of

the evidence. Research Policy 29(4–5), 449-469. doi: 10.1016/S0048-7333(99)00085-2

Page 51: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

VII

Jensen, M.C., & Meckling, W.H. (1976). Theory of the firm: Managerial behavior, agency costs

and ownership structure. Journal of Financial Economics, 3(4), 305-360. doi:10.1016/0304-

405X(76)90026-X

Klette, T.J., Møen, J., & Griliches, Z. (2000). Do subsidies to commercial R&D reduce market

failures? Microeconometric evaluation studies. Research Policy 29(4–5), 471-495. doi:

10.1016/S0048-7333(99)00086-4

Lamont, O., Polk, C. & Saá-Requejo, J.(2001). Financial constraints and stock returns. The

Review of Financial Studies, 14(2), 529-554.

Marino, M., Lhuillery, S., Parrotta, P.,& Sala, D. (2016). Additionality or crowding-out? An overall

evaluation of public R&D subsidy on private R&D expenditure. Research Policy 45(9),1715-

1730. doi: 10.1016/j.respol.2016.04.009

Marlin, D., & Geiger, S.W. (2015). A reexamination of the organizational slack and innovation

relationship. Journal of Business Research, 68(12), 2683-2690. doi: 10.1016/j.jbusres.2015.03.047

Miles, M., Huberman, M. & Saldaña, J.(2013). Qualitative Data Analysis: A methods

Sourcebook(3rd ed.). Thousand Oaks, CA: Sage.

Muller, P., Julius, J., Herr, D., Koch, L., Peycheva, V. & Mckiernan, S.(2017). Annual report on

European SME’s 2016-2017: Focus on self-employment. Brussel: Europese Commissie.

Myers, S.C., & Majluf, N.S.(1984). Corporate financing and investment decisions when firms

have information that investors do not have. Journal of Financial Economics 13, 187-221. New

York: Elsevier.

Neicu, D., Teirlinck, P., & Kelchtermans, S. (2015). Dipping in the policy mix: do R&D subsidies

foster behavioral additionality effects of R&D tax credits? Economics of Innovation and New

Technology 25(3), 218-239. doi: 10.1080/10438599.2015.1076192

Nohria, N., & Gulati, R. (1996). Is slack good or bad for innovation? Academy of Management

Journal, 39(5), 1245–1264. doi: 10.2307/256998

OECD (2005). Oslo Manual: Guidelines for collecting and interpreting innovation data. 3de editie.

Parijs: OECD.

Page 52: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

VIII

OECD (2015). Frascati Manual 2015: Guidelines for Collecting and Reporting Data on

Research and Experimental Development. The Measurement of Scientific, Technological and

Innovation Activities. Parijs: OECD Publishing. doi:10.1787/9789264239012-en

OECD (2017). OECD Science, Technology and Industry Scoreboard 2017: The digital

transformation. Paris: OECD Publishing. doi: 10.1787/9789264268821-en

OECD (2018). R&D Tax Incentives: Belgium. Directorate for Science, Knowledge and

Innovation. Geraadpleegd via OECD website: www.oecd.org/sti/rd-tax-stats-belgium.pdf

Ortega-Argilés, R., Vivarelli, M. & Voigt, P.(2009). R&D in SME’s : a paradox? Small Business

Economics, 33. 3-11. doi:10.1007/s11187-009-9187-5.

POD Wetenschapsbeleid(2018). Gedeeltelijke vrijstelling voor de bedrijfsvoorheffing op

onderzoekers – Fiscaliteit voor O&O. Geraadpleegd op 18 oktober 2017, via

http://www.belspo.be/belspo/fisc/def_nl.stm

Rajan, R., Zingales, L.(1995). What do we know about capital structure? Some evidence from

international data. The journal of Finance, 50(5), 1421-1460.

Rekenhof(2013). Onrechtstreekse federale steunmaatregelen voor Onderzoek en

technologische Ontwikkeling (O&O). Brussel: Rekenhof.

Spithoven, A.(2013). Fiscal measure for R&D knowledge workers. Spithoven, A. (Ed.), Annual

report on Science and Technology Indicators for Belgium (pp. 121-136). Brussel: Federaal

Wetenschapsbeleid.

Vandenabeele, G., & Van Lokeren, C. (2012). De invloed van slack op innovatie. (masterproef,

Universiteit Gent, Gent, België)

VLAIO (2018). Belastingkrediet voor Onderzoek & Ontwikkeling. Maatregelfiche. Geraadpleegd

via subsidiedatabank VLAIO: https://www.vlaio.be/nl/subsidies-financiering/subsidiedatabank

VLAIO (2018). Innovatieaftrek. Maatregelfiche. Geraadpleegd via subsidiedatabank VLAIO:

https://www.vlaio.be/nl/subsidies-financiering/subsidiedatabank

VLAIO (2018). Vrijstelling doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor onderzoekers.

Maatregelfiche. Geraadpleegd via subsidiedatabank VLAIO: https://www.vlaio.be/nl/subsidies-

financiering/subsidiedatabank

Page 53: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

IX

Yin, R.(1994). Case Study Research: Design and Methods(2nd ed.). Thousand Oaks, CA: Sage.

Page 54: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

X

7. Appendix

Bijlage 1: exploratief interview met fiscale consultant

Op welke manier speelt een accountants-en auditkantoor zoals Vandelanotte een rol op

de zoektocht van ondernemingen naar financiering voor onderzoek –en

ontwikkelingsprojecten?

Onze hoofdtaak is het verlenen van fiscaal strategisch advies, onder andere voor het

financieren van O&O-projecten binnen ondernemingen. Afhankelijk van het type onderneming,

de aard van het onderzoeksproject en de fase van het innovatieproces waarin het project zich

momenteel begeeft, kan het financieringsaanbod danig verschillend zijn. Met onze klanten

doorlopen wij daarom vaak een bepaalde procedure, waarbij we uitzoeken welke financiering

en eventuele steunmaatregelen geschikt zijn voor hun specifieke onderzoeksprojecten. Eens

vastgesteld helpen we met het verzorgen van de nodige administratie, bv. het indienen van de

aanvraag of het up-to-date houden van de juridische verplichtingen.

Ons klantenbestand bestaat voornamelijk uit KMO. Deze KMO variëren tussen ondernemingen

met minder dan tien werknemers tot bedrijven die meer dan 100 werknemers tewerkstellen.

Deze verschillen in grootte betekenen dikwijls verschillende behoeften in financiering en dus

verschillende vormen van adviesverlening.

Welke steunmechanismen worden, rekening houden met het verschil tussen

ondernemingen, het vaakst gebruikt voor O&O?

De Overheid voorziet twee manieren om bedrijven te ondersteunen in hun investeringen in

O&O. Vooreerst worden projecten op een directe manier gefinancierd in de vorm van

overheidssubsidies. Deze subsidies worden voornamelijk aangeboden door de regionale

overheden, die onafhankelijk van mekaar een innovatiebeleid uitstippelen. In deze methode

worden effectieve geldsommen uitgedeeld door de overheid aan ondernemingen waarvan

onderzoeksprojecten aan de nodige criteria voldoen. Gezien de omvang van zo’n bedragen,

fungeert de overheid dikwijls als een opdrachtgever die strenge regels hanteert wat betreft het

gebruik van het voorziene budget. Projecten moeten doorgaans dan ook door een extensief

beoordelingsproces geraken alvorens het bedrag toegekend wordt.

De federale overheid beperkt het verlenen van subsidies tot bepaalde domeinen zoals de

gezondheidszorg en ruimtevaart en focust zich meer op de tweede, indirecte methode van

steunverlening. In plaats van het uitdelen van geldsommen, doet de federale overheid op die

manier een toegift naar de onderneming door hen van bepaalde (voornamelijk belasting-)

plichten geheel of gedeeltelijk te ontlasten. Met deze werkwijze moet men geen werkelijk geld

Page 55: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XI

uitgeven, maar eerder aanvaardt zij een vermindering in haar toekomstige opbrengsten (de zgn.

minderwinst op toekomstige opbrengsten). De populairste methoden waarop zij dit doet voor

O&O zijn de vrijstelling op de bedrijfsvoorheffing van onderzoekers en de zopas vernieuwde

innovatieaftrek (eerder belastingaftrek op octrooi-inkomsten). Een derde belastingaftrek voor

groene innovatieaftrek wordt minder toegepast dan de vorige twee. Deze indirecte werkwijze is

de laatste jaren enorm gestegen in toepassing doordat aan deze maatregelen dikwijls minder

stringente voorwaarden opgelegd zijn en ondernemingen deze dus op een, tussen

aanhalingstekens, vlottere manier kunnen bekomen. Voor KMO gaan deze toepassingen echter

ook nog vaak gepaard met de nodige hindernissen.

Op wat voor hindernissen voor KMO doelt u dan wat betreft deze fiscale

steunmaatregelen?

KMO is een heel ruim begrip waardoor ik voornamelijk doel op de grotere KMO boven de 100

werknemers die van deze maatregelen gebruik maken. De voorwaarden zijn dan wel minder

strikt waardoor de aanvraagprocedure vlotter verloopt, ze verhinderen KMO regelmatig om mee

te genieten van bepaalde maatregelen doordat deze vaak in het nadeel spelen van bepaalde

karakteristieken eigen aan kleinere ondernemingen.

Kunt u voorbeelden geven voor de vrijstelling bedrijfsvoorheffing?

Voor de vrijstelling bedrijfsvoorheffing worden diplomavereisten voorop gesteld om gebruik te

mogen maken van de maatregel. Deze zijn sinds dit jaar uitgebreid met bachelorsdiploma’s,

mits men rekening houdt met een bepaalde verhouding tussen onderzoekers met een

masterdiploma en onderzoekers met een bachelorsdiploma. KMO hebben vaak een gering

aantal personeel in dienst met een masterdiploma, aangezien deze vaak ook duurder zijn voor

een onderneming. Op die manier glippen kleinere ondernemingen met potentieel interessante

onderzoeksprojecten door de mazen van het net omdat zij niet voldoen aan deze verhouding.

Kennis en expertise hoeven echter niet altijd gepaard gaan met de behaalde kwalificaties in het

verleden. Bij KMO heb je veel werknemers tewerkgesteld die dankzij jarenlange ervaring binnen

het bedrijf in de ontwikkelingsafdeling van de productie aan de slag zijn, maar daarvoor niet

altijd over een (geschikte) diploma beschikken. Hoe dan ook is de uitbreiding naar

bachelorsdiploma’s een positieve ontwikkeling voor het vergemakkelijken van de toegang tot

deze maatregel voor kleinere ondernemingen. Nadat de uitbreiding geofficialiseerd werd

hebben wij dan ook contact genomen met klanten die eerder niet geschikt waren voor dergelijke

steun maar waar wij geloven dat dit nu anders is.

Ook de vernieuwde innovatieaftrek bevat moeilijkheden die kleinere KMO beletten om toegang

te krijgen, maar de drempel tot dit mechanisme ligt sowieso al hoger aangezien octrooien

eerder door grotere ondernemingen gebruikt worden. In beide gevallen is de

Page 56: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XII

ondernemingsgrootte wel een beïnvloedende factor wat betreft het bewustzijn en gebruik van

de fiscale steun.

Mogen we stellen dat er een onevenwicht is in kennis van de fiscale maatregelen tussen

de kleine KMO en de (middel)grote ondernemingen?

In zekere zin wel, ja. Uit onze praktijkervaring weten we dat grotere ondernemingen al een

uitgebreide kennis vergaard hebben wat betreft de mogelijkheden die er zijn voor het

financieren van hun onderzoeksproject. Grote KMO komen dikwijls bij ons met een specifiek

geformuleerde vraag omtrent een bepaalde maatregel en weten dus op voorhand al welke ze

willen gebruiken. Zaakvoerders van kleine KMO hebben vaak nog geen idee welke steun zij

kunnen verwachten voor hun onderzoeksactiviteiten en komen dan ook eerder voor algemene

inlichtingen. De reden hiervoor is simpel: de fiscale kennis bij kleine KMO is dikwijls

gecentraliseerd bij één verantwoordelijke (meestal de zaakvoerder) terwijl grote ondernemingen

vaak een departement met meerdere personeelsleden tewerkstellen die dergelijke fiscale

kennis bezitten. De grote spelers hebben ook meer financiële middelen om ten rade te gaan bij

één of meerdere fiscalisten zoals de onze, waardoor ons klantenbestand ook meer grote

ondernemingen bevat. Geld en kennis van fiscaliteit zijn dus de voornaamste redenen waarom

grootte een rol speelt voor deze maatregelen. Vooral de fiscale maatregelen zijn dikwijls minder

gekend bij de kleinere KMO. Subsidies zijn wel algemeen gekend door deze ondernemingen,

maar kleine ondernemingen lopen deze vaak mis doordat te laat stilgestaan wordt bij mogelijke

overheidssteun voor een innovatief idee.

Wat bedoelt u daar juist mee?

In het geval van kleine KMO, vooral starters en micro-ondernemingen, worden vaak subsidies

misgelopen doordat zij bij ons informeren naar deze subsidies nadat zij reeds bezig zijn met het

uitwerken van een innovatief idee. Dan is het dikwijls al te laat om hierop aanspraak te maken

omdat subsidies vaak een voorafgaande studie vereisen. Wij geven daarom aan onze klanten

een denkproces mee die hen moet helpen wegwijs worden in het wanneer zij voor maatregel X

in aanmerking komen. Wanneer men begint met het nadenken over innovatie en bepaalde

ideeën op tafel liggen, moet men al ten rade gaan bij de bevoegde instanties voor bepaalde

subsidies. Eens de initiële aanvragen goedgekeurd worden en de eerste geldbedragen

binnenkomen kan men dan het idee gaan uitwerken en de nodige investeringen gaan doen die

nodig zijn: activa (investeringsaftrek voor O&O) en mensen (vrijstelling bedrijfsvoorheffing).

Daarna komt ook nog het commercialiseren van het innovatief product en kan ook de nieuwe

innovatieaftrek ter sprake komen voor de bescherming van het idee.

Page 57: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XIII

Tussen subsidies en fiscale middelen zit dus ook een verschil in timing, waarbij subsidies al

voor de conceptualisatie van een innovatie moeten worden aangevraagd en fiscale

maatregelen pas achteraf bepaalde investeringen en dus reeds gemaakte kosten verlichten.

Zou u dan durven stellen dat subsidies en fiscale maatregelen eerder complementair zijn

met elkaar?

Jazeker. Beide methoden dienen een apart doel. Subsidies zijn steun voor de opstart van

onderzoeksprojecten. Bepaalde machines moeten aangekocht worden, sommige

personeelsleden moeten een opleiding volgen voor het uitwerken van een innovatieve

ontwikkeling, enzovoort. Fiscale maatregelen helpen reeds gemaakte kosten tijdens het project

verminderen. De ene manier van steun sluit dus, in de meeste gevallen, de andere niet uit.

Zijn er in het geval van de fiscale maatregelen situaties waarbij het gebruik van de ene

maatregel de andere bemoeilijkt of zelfs verdringt?

Je hebt natuurlijk wel uitzonderingen. Ondernemingen moeten bijvoorbeeld een keuze maken

tussen het genieten van de innovatieaftrek voor octrooien en het belastingkrediet voor groene

O&O-investeringen.

Hoe verloopt de praktische procedure voor de vrijstelling bedrijfsvoorheffing?

Men begint bij de aanmelding van het onderzoeksproject bij Belspo. Normaliter vloeit hier

verder niets meer uit voort: eens je het gemeld hebt mag de maatregel toegepast worden op de

werknemers die je bij aanmelding aangegeven hebt (sociaal secretariaat implementeert de

percentages, etc.). Je kan ook voor aanmelding een bindend advies aanvragen bij Belspo die

zich dan uitspreekt over het onderzoeksproject, het personeel en de toegepaste percentages.

Dit bindend advies wordt niet zodanig veel gevraagd, maar geeft de onderneming wel enige

rechtsgeldigheid. Meestal wacht men de eerste controle af ofwel verzorgen wij bij onze klanten

de aanmelding zodat alles op een correcte manier gedocumenteerd wordt. De moeilijkheid bij

de documentatie van dergelijke dossiers zit in het bepalen van de activiteiten die de betrokken

personeelsleden doen in het kader van innovatie. Wanneer men onderzoeksresultaten opneemt

in een computer is men niet bezig met innovatie in de strikte zin. Een tijdregistratie is nodig die

de gewone activiteiten onderscheidt van de innovatieve zodat een verhouding bepaalt kan

worden waarop de maatregel van toepassing is.

Is de definiëring van innovatie en O&O dan zodanig complex dat deze de procedure rond

de vrijstelling bemoeilijkt?

Inderdaad. Het is uiterst moeilijk om te bepalen wanneer iemand ‘innovatief bezig’ is. Van elke

activiteit moet worden nagegaan of deze gebeurt in het kader van de FRASCATI en Oslo-

Page 58: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XIV

definities en deze zijn zeer uitgebreid. Daarenboven is er bij Belspo slechts één persoon die

zich bezighoudt met de beoordeling van het innovatief karakter in een project. Zonder deze

persoon in twijfel te trekken over zijn capaciteiten kan dit wel een ongezonde situatie worden in

de toekomst. Voor de vrijstelling bedrijfsvoorheffing is het bindend advies nog geen verplichting,

maar dit is wel het geval voor o.m. de innovatieaftrek voor octrooien, innovatieve software,

enzovoort. Deze man moet het bindend advies verzorgen voor de verschillende maatregelen

over alle innovatieprojecten in België, wat uiterst complexe materie is.

De aanmelding van de vrijstelling kan dus in principe gebeuren zonder enige vorm van

controle of adviesverlening?

In principe wel, ja. Het is aan het FOD Financiën om na aanmelding controles uit te voeren op

de payroll van ondernemingen of deze maatregelen op een correcte manier toegepast worden.

Je zou kunnen stellen dat deze manier van werken misschien de deur op een kier laat voor

mogelijk misbruik van de maatregel, maar het risico op bestraffing is behoorlijk hoog. Men kan

serieuze boetes oplopen wanneer dergelijk misbruik vastgesteld wordt. Daarom ook dat

ondernemingen het risico liever niet willen nemen en ofwel advies komen inwinnen bij ons over

de correcte toepassing ofwel een bindend advies aanvragen bij Belspo.

Zijn er vanuit jullie ervaringen met ondernemingen signalen dat de controles op de

toepassing van de vrijstelling vooral gebeuren bij grote ondernemingen, die meerdere

personeelsleden in dit systeem kunnen steken?

De grootteorde van de bedragen speelt zeker een rol, maar om te stellen dat enkel grote

ondernemingen gecontroleerd worden gaat wel wat ver. De factoren om gecontroleerd te

worden zijn meervoudig. Het claimen van een overdreven bedrag ten opzichte van het aantal

personeelsleden of het te groot inschatten van de tijdsbesteding in innovatieve activiteiten

(100% is bijna altijd onmogelijk) kunnen indicaties zijn voor de controlediensten om langs te

komen. Controles gebeuren dus vooral wanneer men een initieel vermoeden ontwikkeld heeft

dat er ergens iets niet klopt, en dat hoeven niet altijd de grote ondernemingen zijn.

Hebben jullie al enkele situaties meegemaakt waarbij communicatieproblemen naar

boven kwamen tussen aanvraag en controle? Met andere woorden, dat de communicatie

tussen Belspo en de FOD Financiën stroef zou verlopen en de betrokken onderneming

daarvan het slachtoffer wordt?

Niet direct, nee. Het is ook zo dat wanneer je een bindend advies aanvraagt de controle-

instanties hier niet op kunnen ingaan wanneer je dit advies correct toepast. Zonder dat bindend

advies is er natuurlijk wel ruimte voor subjectiviteit, maar daar kan Belspo niets aan doen. In dat

Page 59: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XV

geval is het enkel de verantwoordelijkheid van de onderneming die alles correct moet

weergeven en ook jaarlijks moet onderhouden en aanpassen waar nodig.

Hoe zien jullie de vraag naar fiscale steunmaatregelen evolueren de komende jaren?

Het gebruik van fiscale maatregelen wordt meer en meer specialistenwerk die mensen vereisen

die daar dagdagelijks mee bezig zijn. De voorafgaande studies bij de innovatieaftrek is het

voorbeeld bij uitstek, maar ook voor de bedrijfsvoorheffing is intussen een spanningsveld

gecreëerd tussen het sociaal recht en het fiscaal (belasting-) recht. De Belgische wetgeving is

in dat geval niet heel duidelijk, waardoor vaak teruggegrepen moet worden naar internationale

(Europese) regels. Net als bij subsidies zullen ongetwijfeld veel ondernemingen wel weten dat

de fiscale steun beschikbaar is, maar geen idee hebben of ze hiervoor in aanmerking komen en

wat ze hiervoor moeten doen. Fiscale steunmaatregelen voor O&O worden zodanig complex

dat zelfs de gewone boekhouder niet meer bij machte is om deze materie volledig te

beheersen. In die zin durven wij zeker stellen dat fiscale steunmaatregelen voor O&O net als

sommige subsidies door de toenemende complexiteit, maar ook het stijgende aanbod aan

maatregelen, onderbenut worden, zeker bij de kleinere KMO. De innovatiepremie is ook zo’n

(kleinere) maatregel die hierdoor vaak over het hoofd gezien wordt.

Dus de toenemende complexiteit gaat dus vooral ten koste aan de kleine onderneming?

Absoluut. Heel wat wijzigingen in wetgeving en toepassing rond fiscale maatregelen worden

gebaseerd op de ervaring met grote ondernemingen. Dit is enigszins logisch omdat men daar

soms van immense bedragen spreekt met dus een grote impact op het overheidsbudget. Kleine

ondernemingen, vooral innovatieve starters, zijn daar wel vaak het slachtoffer van.

Zou een afname in het aanbod aan maatregelen of een algemene lastenverlaging in

plaats van deze maatregelen dit probleem verhelpen?

Moeilijk om te zeggen. Elke maatregel heeft een aparte reden waarom ze ingesteld is. Ze

afschaffen en in de plaats een algemene lastenverlaging instellen zou ertoe kunnen leiden dat

men minder in O&O investeert. De complexiteit, onduidelijkheden en verplichtingen vormen wel

een grote barrière voor kleine ondernemingen om er mee van te kunnen genieten. Deze

aanpakken zou de kleintjes helpen ondersteunen. De impact voor de kleinere ondernemingen is

natuurlijk wel kleiner, en het is voor hen dan wel de vraag of de return van de vrijstelling wel de

moeite loont. Andere toepassingen, zoals bepaalde platformen en kennisuitwisseling voor

starters, zou misschien meer lonen voor deze ondernemingen. Deze toepassingen zijn er wel

al, maar kunnen zeker nog verder uitgewerkt worden. Maar ook binnen de bedrijven is er een

gebrek aan bewustzijn rond O&O. Veel productiebedrijven geloven van zichzelf niet innovatief

bezig te zijn, maar elke productie waar men nadenkt over het verbeteren, vernieuwen van

Page 60: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XVI

producten en/of processen zijn bezig met innovatie. Dat besef kan en moet misschien nog

groeien. Ondersteuning van kleine ondernemingen naar O&O is een belangrijke stap die nog

verder uitgewerkt moet worden.

Page 61: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XVII

Bijlage 2: Vragenlijst voor de diepte-interviews met ondernemingen

DEEL 1: ONDERZOEK & ONTWIKKELING BINNEN DE ONDERNEMING

- Wat betekent Onderzoek & Ontwikkeling en innovatie concreet binnen uw onderneming en

haar activiteiten en producten?

- Hoe wordt O&O gevoerd binnen uw onderneming? Gebeurt dit eerder intern via eigen

middelen (personeel, O&O-afdeling,…) of wordt dit eerder uitbesteed aan derden?

- Onderhoudt u enige samenwerkingsverbanden met kennisinstellingen of universiteiten? Hoe

verlopen die? Ontvangt u hiervoor steun van de federale of regionale overheid?

- Heeft uw onderneming personeel continu in dienst voor het uitvoeren van O&O-activiteiten

of gebeurt dit eerder op projectmatige basis? Zo ja, hoeveel werknemers heeft u in dienst

m.b.t. O&O? Indien optie 2, hoe vaak voert u gemiddeld O&O-activiteiten uit op jaarlijkse

basis?

- Wordt er in de onderneming vaak gewerkt met octrooien, patenten e.d.?

DEEL 2: FINANCIERING VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING BINNEN DE

ONDERNEMING

- Wat waren de bruto-uitgaven voor u interne O&O? Wat was de zwaarste kost van deze

immateriële vaste activa? Hoe zijn deze uitgaven de afgelopen jaren geëvolueerd? Hoe ziet

u deze in de toekomst verder evolueren?

- Welke financiële bronnen worden aangewend voor uw O&O-activiteiten? Gebeurt dit eerder

via eigen middelen of worden daarvoor schulden aangegaan bij externe instellingen? Wordt

er een bepaalde regel gehanteerd (bv. een vaste verhouding interne-externe middelen) voor

het financieren van dergelijke activiteiten en projecten?

- Maakt uw onderneming gebruik van bepaalde overheidssteun zoals directe hulpbronnen

(bv. subsidies) of indirecte (fiscale) steunmaatregelen om de kosten van O&O te verlagen?

Zo ja, dewelke?

- Hoe verloopt het proces waarbij u besluit gebruik te maken van een bepaalde fiscale

maatregel of subsidie?

- Bent u op de hoogte van de fiscale maatregel i.v.m. de gedeeltelijke vrijstelling van de

bedrijfsvoorheffing op het loon van onderzoekers? Maakt u hiervan gebruik of heeft u

hiervan reeds gebruik gemaakt? Wanneer en voor hoeveel werknemers (uitgedrukt in

VTE’s)? Waarom niet?

- (Zelfde vragen voor de andere mogelijkheden: belastingkrediet voor O&O, aftrek op Octrooi-

inkomsten/innovatie-aftrek, investeringsaftrek voor groene O&O-investeringen, subsidies,…)

Page 62: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XVIII

DEEL 3: IMPACT VAN FINANCIERINGSBESLISSINGEN IN VERBAND MET

ONDERZOEK EN ONTWIKKELING

- Zijn bepaalde (aanvraag)procedures van de maatregel(en) waarvan u genoten heeft vlot

verlopen of heeft u hiervoor enige hinder ondervonden? In welke mate heeft deze hinder uw

onderneming ontmoedigd om in de toekomst opnieuw van deze maatregel(en) gebruik te

maken?

- Achteraf gezien, vind u dat de maatregelen die u gebruikt heeft een positieve impact gehad

hebben op het innovatiebeleid van uw onderneming? Wordt het vrijgekomen budget na het

gebruik van de fiscale steunmaatregelen misschien aangewend voor investeringen anders

dan Onderzoek en Ontwikkeling?

- Zou u nog steeds investeren in bepaalde O&O-projecten mocht u een zeker maatregel niet

ontvangen hebben?

- Heeft u reeds signalen (i.v.m. groei, tewerkstelling, extra ruimte voor additionele O&O-

projecten) opgevangen die een positieve impact van de gebruikte (fiscale)

steunmaatregelen hebben aangetoond?

- Hoe voorspelt u de toekomstige ontwikkelingen voor uw onderneming en de sector(en)

waarin ze opereert? Welke rol speelt O&O hierin verder? Zijn er bepaalde steunmaatregelen

die u dan voorziet te gebruiken?

Page 63: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XIX

Bijlage 3: diepte-interviews met geselecteerde ondernemingen

A) MICRO-ONDERNEMINGEN

Bijlage 3.1: Diepte-interview met Onderneming ‘Alpha’ uit de Textielsector

DEEL 1: ONDERZOEK & ONTWIKKELING BINNEN DE ONDERNEMING

Wat betekent Onderzoek & Ontwikkeling en innovatie concreet binnen uw onderneming

en haar activiteiten en producten?

‘Alpha’ werd in 2009 opgericht uit een innovatief idee. Nadat we in aanraking gekomen waren

met enkele digitale druktechnieken die gebruikt werden bij het bedrukken van hard plastic, zijn

we beginnen experimenteren met dergelijke toepassingen op kunststofvezels zoals polyester.

De procedé voor deze digitale bedrukking heet transferdruk. Het komt er op neer dat een

ontwerp in spiegelbeeld op een folie bedrukt wordt. Deze folie wordt dan bij hoge temperaturen

gedrukt op het textiel waardoor de inktmoleculen zich vastzetten in de stof en je dus een

scherper en meer kwalitatief resultaat bekomt. Deze technieken waren in 2009 nog niet

toepasbaar voor deze types materie en we hebben daarvoor samen moeten zitten met een

partner om een machine in elkaar te steken dat dit gedaan kreeg. Sindsdien is de techniek

vergevorderd en passen we deze toe op tal van producten. Van tafelhoezen tot vlaggen,

tassen, valiezen en allerlei gadgets, noem maar op.

Door de verscheidenheid aan producten krijgen we ook een heel divers aanbod aan projecten

binnen. Dit zorgt ervoor dat we bij aanvang van elk nieuw project moeten samenzitten om de

specificaties van het product te bestuderen. Ook moeten de machines afgesteld worden op de

juiste temperaturen en prototypes gemaakt worden om te testen of de kwaliteit voldoet aan de

vereisten van de klant. Na jaren produceren hebben we natuurlijk al enkele

standaardspecificaties ontwikkeld, maar we moeten ook wel vernieuwen in de zin van het

zoeken naar nieuwe producten waarop we deze bedrukking kunnen gebruiken.

Hoe wordt O&O gevoerd binnen uw onderneming? Gebeurt dit eerder intern via eigen

middelen (personeel, O&O-afdeling,…) of wordt dit eerder uitbesteed aan derden?

We zijn een heel erg kleine onderneming, met maar drie voltijdse equivalenten. Een eigen

O&O-departement hebben we dus niet. Als zaakvoerder moet ik de projecten die we binnen

krijgen in goede banen leiden, maar uiteindelijk voert elk van ons ook taken uit in de productie.

Het wezenlijke onderzoek gebeurd dus in de opstartfase van onze projecten wanneer we

opgezadeld zitten met een tot nog toe ongekend probleem, of wanneer we nieuwe

druktoepassingen willen uittesten.

Page 64: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XX

Onderhoudt u enige samenwerkingsverbanden met kennisinstellingen of universiteiten?

Hoe verlopen die? Ontvangt u hiervoor steun van de federale/regionale overheid?

Bij de opstart in 2009 zijn we een partnerschap aangegaan met een lokale machineproducent

en hun programmeurs voor het ontwikkelen van een machine met de eerder besproken

printtechniek. Hiervoor hebben we toen ook een IWT-subsidie (nu: VLAIO) verkregen. Om die

te bekomen zijn we toen door een heel uitgebreid administratief proces moeten gaan die ons

veel tijd energie gekost heeft. We zouden er niet mee doorgegaan zijn ware het niet dat de

subsidie een noodzaak was om het bedrijf van de grond te krijgen. Kort daarna werd de optie

besproken om nogmaals een IWT-subsidie aan te vragen voor het gebruik van nieuwe inkten in

onze productie, maar we raakten uiteindelijk al snel ontmoedigd om nogmaals door die

administratie te moeten gaan en intussen kwamen er projecten binnen dat onze volledige

aandacht vereisten.

Heeft uw onderneming permanent personeel in dienst voor het uitvoeren van O&O-

activiteiten of gebeurt dit wanneer nodig? Zo ja, hoeveel werknemers heeft u in dienst

m.b.t. O&O? Indien optie 2, hoe vaak voert u gemiddeld O&O-activiteiten uit per jaar,

twee jaar,…

Neen. We zijn veel te klein om een eigen O&O-departement te hebben. Al ons personeel werkt

actief mee in het productienetwerk aangezien we soms tegen strakke deadlines grote projecten

moeten afkrijgen. In de korte periodes tussen projecten door hebben we momenten waarbij

productie iets rustiger verloopt waardoor we de tijd hebben om samen te zitten en te overlopen

waar we beterschap moeten nastreven. Het is meestal dankzij die brainstormsessies dat we

nieuwe ideeën op tafel krijgen.

Wordt er in de onderneming vaak gewerkt met octrooien, patenten e.d.m.?

Neen. We zijn wel reeds meerdere keren naar I-Depot gestapt, maar daar is vooralsnog niets

verder uit voortgekomen. Door de jaren heen heb ik ons businessplan verplicht moeten

transformeren naar meer flexibiliteit. Wij hebben het geluk gehad om soms projecten te mogen

uitvoeren voor grote ondernemingen, maar kunnen niet verhinderen dat sommige van deze

grote producenten onze producten in hun eigen grote productiecentra gaan ontmantelen en

daaruit heel wat informatie winnen om op de lange termijn een eigen productie-eenheid voor

datzelfde product op te starten. Ik heb in het verleden al meermaals meegemaakt dat een klant

binnenkomt met 1 à 2 grote projecten, om erna te melden dat ze niet meer zouden bestellen bij

ons omdat ze een eigen productie-unit in het buitenland geopend hebben. Daar kunnen we ons

gewoonweg niet tegen wapenen. Wij zijn veel te klein om de voor ons zware kosten van

Page 65: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXI

patentaanvragen aan te gaan en dus verkiezen we de weg om continu op zoek te gaan naar

nieuwe ideeën die ons productgamma kunnen helpen uitbreiden.

DEEL 2: FINANCIERING VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING BINNEN DE

ONDERNEMING

Wat waren de bruto-uitgaven voor u interne O&O? (schatting van % op balanstotaal) Wat

was de zwaarste kost van deze immateriële vaste activa? Hoe zijn deze uitgaven de

afgelopen jaren geëvolueerd? Hoe ziet u deze in de toekomst verder evolueren?

Wanneer ik aan kosten denk voor onderzoek en ontwikkeling, denk ik aan de tijd die we

verliezen bij de opstart van een project waarbij we een product moeten bedrukken waar we nog

niet zo veel ervaring mee hebben. Dit vergt toch enkele man –en machine-uren om de juiste

specificaties te achterhalen. Hetzelfde geldt wanneer we brainstormsessies inplannen of nieuwe

producten proberen te bedrukken om de aanbieding uit te breiden. Dat is allemaal kostbare tijd

waarbij we geen projecten kunnen voortzetten omdat de machines en wijzelf in gebruik zijn. De

tijd die we hiermee verliezen hangt echter af van project tot project, product tot product. Ik heb

hier momenteel geen overzicht op hoeveel procent van de tijd we aan dit soort zaken verliezen

en dus moet ik je het antwoord schuldig blijven van de kostgrootte i.v.m. O&O, maar de kost uit

zich dus vooral in de personeelskost die ik op dat moment niet gebruik in de productie.

Welke financiële bronnen worden aangewend voor uw O&O-activiteiten? Gebeurt dit

eerder via eigen middelen of worden daarvoor schulden aangegaan bij externe

instellingen? Wordt er een bepaalde regel gehanteerd (bv. een vaste verhouding interne-

externe middelen) voor het financieren van dergelijke activiteiten en projecten?

We financieren alles met eigen bronnen en hebben geen leningen lopen bij banken. Voorlopig

ben ik niet erg happig om dergelijke leningen aan te gaan omdat het extra risico dat we nemen

met deze extra schuld het niet waard is en we met onze kleine schaal toch niet aan erg

gunstige tarieven kunnen lenen.

Maakt uw onderneming gebruik van bepaalde overheidssteun zoals directe hulpbronnen

(bv. subsidies) of indirecte (fiscale) steunmaatregelen om de kosten van O&O te

verlagen? Zo ja, dewelke?

Zoals reeds verteld hebben we een IWT-subsidie verkregen bij de opstart. Erna zijn we eigenlijk

vertrokken met enkele grote projecten en ik heb me sindsdien niet meer verdiept voor welke

subsidies en/of aftrekkingen we eventueel in aanmerking komen. Het gebeurt wel vaker dat ik

dikwijls in het weekend werk moet inhalen om op tijd projecten af te krijgen en dan zie ik er

Page 66: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXII

geen baten meer in om tijd vrij te maken en te ‘studeren’ voor dergelijke materie, want wanneer

ik de mogelijkheden overloop van subsidies en aftrekkingen geraak ik er gewoon niet aan uit.

Heeft u al overwogen te rade te gaan bij externe fiscale adviseurs om dat gebrek in

kennis te compenseren?

Niet echt. Ook hier moet een kostenafweging gemaakt worden en stel ik me de vraag of het

betalen van een externe adviseur wel de moeite loont voor de potentiële steun die we kunnen

verwachten.

Bent u op de hoogte van de fiscale maatregel i.v.m. de gedeeltelijke vrijstelling van de

bedrijfsvoorheffing op het loon van onderzoekers? (zie bijlage) Maakt u hiervan gebruik

of heeft u hiervan reeds gebruik gemaakt (wanneer? Hoeveel personen?)? Waarom

wel/niet?

Ik ben er niet genoeg van op de hoogte om te weten of wij met ‘Alpha’ hier al dan niet voor in

aanmerking komt en of we over de juiste diplomavereisten beschikken. Ik vermoed van niet

aangezien we hier vooral werknemers hebben met (technische) bachelors.

DEEL 3: IMPACT VAN FINANCIERINGSBESLISSINGEN IN VERBAND MET ONDERZOEK

EN ONTWIKKELING

Hoe verliepen bepaalde (aanvraag)procedures van dergelijke maatregel? Heeft u toen, of

ondervindt u nog steeds bepaalde hinder bij mogelijke procedures of controles?

De IWT-subsidie bij opstart vereiste heel wat administratieve verplichtingen die we nu liever niet

meer aangaan, omwille van het feit dat deze uiterst tijdrovend is en we bovendien aan

flexibiliteit inboeten door de opgelegde voorwaarden.

Zou u nog steeds investeren in bepaalde O&O-projecten mocht u een zeker maatregel

niet ontvangen hebben?

Zoals reeds gezegd was de IWT-subsidie een absolute noodzaak om onze onderneming te

kunnen lanceren. Nu we vertrokken zijn, voeren we ons onderzoek echter op eigen houtje uit,

om alle vergaarde kennis bij ons te kunnen houden. De hevige concurrentie verplicht ons ook

om het anders te doen dan de grote spelers. In die zin moeten we dus sowieso vernieuwen en

uitbreiden, ongeacht we nu wel of niet gesteund worden daarin. Het zou natuurlijk wel leuk zijn

mochten we meer bescherming krijgen, maar deze sector is nu eenmaal heel concurrentieel.

Hoe voorspelt u de toekomst? Welke rol speelt O&O hierin verder? Zijn er bepaalde

steunmaatregelen die u voorziet te gebruiken in de toekomst?

Page 67: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXIII

Je weet natuurlijk nooit wat de toekomst brengt en wie weet komen we wel binnenkort met een

innovatief idee tijdens één van onze projecten dat we misschien willen uitwerken. Ik zou wel

durven zeggen dat de mogelijkheid er zeker in zit aangezien we toch gepusht worden om te

vernieuwen door de concurrentie met soms enorme bedrijven. Ik denk dat we bij Alpha hiervoor

eerst nog wat moeten verder groeien vooraleer dergelijke zaken ter sprake komen.

Bijlage 3.2: Diepte-interview met Onderneming ‘Bèta’ uit de sector van

industriële design (met betrekking tot kunststofartikelen)

DEEL 1: ONDERZOEK & ONTWIKKELING BINNEN DE ONDERNEMING

Wat betekent Onderzoek & Ontwikkeling en innovatie concreet binnen uw onderneming

en haar activiteiten en producten?

Ik ontwerp, bewerk en produceer producten uit koolstofvezel op zelfstandige basis. Reeds als

scholier Industrieel Productontwerp leerde ik de oneindige toepassingsmogelijkheden van

glasvezel en polyester kennen. Mijn vergaarde kennis, ontwerpen en ervaringen tijdens deze

studies vormden de basis voor het opstarten van mijn eigen onderneming. Met verschillende

technieken ontwierp ik reeds verschillende onderdelen voor de medische sector, de sportwereld

en hulpstukken voor machines uit verscheidene sectoren. Onderzoek en ontwikkeling betekent

voor mij als onderneming dan vooral het ontwerpen en plannen van nieuwe toepassingen voor

verschillende projecten. Het innovatieve aspect bestaat vooral uit het feit dat ik wel eens

producten ontwerp die voordien nog nooit via dergelijke technieken en grondstoffen

geproduceerd werden.

Hoe wordt O&O gevoerd binnen uw onderneming? Gebeurt dit eerder intern via eigen

middelen (personeel, O&O-afdeling,…) of wordt dit eerder uitbesteed aan derden?

Ik doe alles op eigen houtje, dus ook het onderzoek naar bepaalde technieken en

producteigenschappen voor mijn projecten waar ik aan werk. O&O is binnen mijn éénmanszaak

dan ook een meer industriële toepassing, waarbij ik nieuwe producten uitwerk en vervolgens

proefversies maak uit verschillende diktes, mengsels en technieken vooraleer ik deze aan mijn

productgamma toevoeg. Sommige projecten vereisen ingewikkelde metingen, die dan meestal

extern uitgevoerd worden, d.i. bij de eigenlijke opdrachtgever, aangezien deze over de nodige

meetinstrumenten beschikt.

Onderhoudt u enige samenwerkingsverbanden met enige kennisinstellingen of

universiteiten? Hoe verlopen die? Ontvangt u hiervoor steun van de federale/regionale

overheid?

Page 68: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXIV

Jazeker. Momenteel werk ik als jonge starter nog op mezelf. Bedrijven, universiteiten en

anderen benaderen mij meestal nadat ze één van mijn producten hebben leren kennen. Hierbij

zit ik samen met de nodige specialisten die een bepaalde toepassing op het oog hebben en

bespreken we o.a. wat de nodige specificaties zijn voor dit product en welk budget ze hiervoor

op het oog hebben. Samen stellen we dan een 3D-ontwerp op van het product. Afhankelijk van

het budget maak ik dan proefversies die op verscheidene manieren getest worden op de

kwaliteit. Daarna volgt de eindelijke productie.

Momenteel werk ik bijvoorbeeld samen met het UZ Gent voor hulpstukken die mammografieën

niet alleen comfortabeler, maar ook efficiënter maken, aangezien koolstofvezel geen stralingen

doorlaat waardoor enkel het beoogde gebied gescand wordt. Dit groot project is al een hele tijd

aan de gang en heel wat testen en wisselwerking tussen beide partijen is nodig om alles in

goede banen te leiden. Voor mij is dit project uiterst voordelig omdat de aangeleerde knowhow

in verband met de productie van deze materie voor mij is zonder al te veel kosten te doen,

aangezien de Universiteit het project grotendeels financiert. Bijgevolg ontvang ik ook geen

steun van de overheid.

DEEL 2: FINANCIERING VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING BINNEN DE

ONDERNEMING

Wat waren de bruto-uitgaven voor u interne O&O? (schatting van % op balanstotaal) Wat

was de zwaarste kost van deze immateriële vaste activa? Hoe zijn deze uitgaven de

afgelopen jaren geëvolueerd? Hoe ziet u deze in de toekomst verder evolueren?

De kost nodig voor het voeren van onderzoek en experimentele ontwikkeling gebeurt bij mij

tijdens de ontwerpfase van producten, aangezien dit tijd is die ik niet kan spenderen aan de

eigenlijke productie. Voor mij is het heel ingewikkeld om daar een werkelijk cijfer op te plakken,

aangezien het ontwerpen heel projectafhankelijk is. De ambitie is natuurlijk om verder te

groeien. Dit kan alleen wanneer ik continu op zoek ga naar nieuwe toepassingsmogelijkheden

om grote producenten en copycats tegen te gaan. De verwachting is dan ook dat deze kost zal

toenemen, zeker wanneer ik de middelen verworven heb om extra personeel aan te nemen.

Welke financiële bronnen worden aangewend voor uw O&O-activiteiten? Gebeurt dit

eerder via eigen middelen of worden daarvoor schulden aangegaan bij externe

instellingen? Wordt er een bepaalde regel gehanteerd (bv. een vaste verhouding interne-

externe middelen) voor het financieren van dergelijke activiteiten en projecten?

Als éénmanszaak wil ik geen leningen aangaan bij de bank. Alle projecten worden gefinancierd

met opbrengsten verkregen uit de vorige. Ik sluit natuurlijk niets uit op lange termijn.

Page 69: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXV

Maakt uw onderneming gebruik van bepaalde overheidssteun zoals directe hulpbronnen

(bv. subsidies) of indirecte (fiscale) steunmaatregelen om de kosten van O&O te

verlagen? Zo ja, dewelke?

Tot op heden niet, nee. Ik heb wel al meermaals consultancybureaus over de vloer gehad die

zich sterk maakten dat ik met mijn onderneming aanspraak maakte op verschillende

subsidiemogelijkheden, waaronder innovatie. Zij zouden me helpen met het opstellen van de

nodige dossiers in ruil voor een deel van het bedrag dat ik via deze subsidie zou verkrijgen. Ik

zie dit eerlijk gezegd niet zitten omdat je met subsidies gebonden bent aan een andere partij en

je ook alles van te voren ingepland en ingecalculeerd moet hebben, terwijl dat mijn activiteiten

heel wat probaties vereisen en vaak onvoorziene omstandigheden met zich meebrengen.

Bovendien kunnen sommige bedragen bij bepaalde afwijkingen teruggevorderd worden en dan

sta je daar als zelfstandige. Ik ben niet bereid om zoveel tijd en moeite te steken in een bepaald

project dat vereist van mijn knowhow te delen met anderen en bovendien riskeert om

geannuleerd te worden bij de minste wijzigingen.

Ook andere mogelijkheden zijn reeds aan mij voorgelegd. Bepaalde kennisplatforms van de

overheid, i-Depot, en dergelijke meer werden al aan mij gepresenteerd door derden. Probleem

hiervoor is dat mijn producten en activiteiten zodanig specifiek zijn, dat wanneer ik samenwerk

met anderen er eerst heel wat tijd verloren gaat aan het uitleggen van mijn methoden aan deze

mensen. Dit is niet alleen uiterst tijdrovend, maar ook worden deze evenementen van

‘kennisuitwisseling’ zo als het ware een dag waarbij ik ‘gratis’ lessen sta te geven aan anderen.

Niet alleen verlies ik zo veel kostbare tijd, maar deel ik potentieel gevoelige informatie met

anderen die gestimuleerd kunnen worden om hetzelfde te doen, aangezien ik de middelen niet

heb om mijn producten te beschermen.

Bent u op de hoogte van de fiscale maatregel i.v.m. de gedeeltelijke vrijstelling van de

bedrijfsvoorheffing op het loon van onderzoekers? (zie bijlage) Maakt u hiervan gebruik

of heeft u hiervan reeds gebruik gemaakt (wanneer? Hoeveel personen?)? Waarom

wel/niet?

Neen, daarvan ben ik niet op de hoogte. Mijn fiscale kennis beperkt zich dan ook tot het

verzamelen van de ontvangen en verzonden rekeningen. Het nodige papierwerk bezorg ik aan

een boekhouder die de financiële gegevens voor mij in orde brengt. Ik heb dus geen weet van

fiscale steunmaatregelen in verband met O&O en ben daarbij ook nog nooit op de hoogte

gesteld van mijn boekhouder, maar dit is dan ook niet echt een consultant.

DEEL 3: IMPACT VAN FINANCIERINGSBESLISSINGEN IN VERBAND MET ONDERZOEK

EN ONTWIKKELING

Page 70: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXVI

Hoe voorspelt u de toekomst? Welke rol speelt O&O hierin verder? Zijn er bepaalde

steunmaatregelen die u voorziet te gebruiken in de toekomst?

O&O is en zal in de toekomst nog meer een belangrijk aspect vormen voor mijn activiteiten. Als

kleine zelfstandige neem ik het vaak op tegen grote ondernemingen die veel middelen kunnen

inzetten om gelijkaardige producten op de markt kunnen brengen, aangezien ik de middelen

niet heb om mijn ideeën te beschermen. Flexibiliteit is de sleutel tot succes. Tijd is een heel

kostbare factor voor mijn onderneming, waardoor ik mij niet kan verdiepen in de verschillende

steunmogelijkheden van de overheid. Ik geloof dat ik hierdoor potentieel interessante

mogelijkheden misloop en sluit in de toekomst niet uit dat ik mij hierin verder verdiep.

B) KLEINE ONDERNEMINGEN

Bijlage 3.3: Diepte-interview met Onderneming ‘Delta’ uit de (non-ferro)

metaalsector

DEEL 1: ONDERZOEK & ONTWIKKELING BINNEN DE ONDERNEMING

Wat betekent Onderzoek & Ontwikkeling en innovatie concreet binnen uw onderneming

en haar activiteiten en producten?

Binnen Delta sporen we elke afdeling aan om aan innovatie te doen. Wanneer je concreet op

onderzoek en ontwikkeling toespitst, dan gebeurt het onderzoek eerder binnen de

productieafdelingen (aluminium, messing en koper) en ons laboratorium. Daarin voeren we

dikwijls onderzoek met het doel om de kwaliteit van onze producten en hun eigenschappen te

verbeteren. Per toeval zijn we op dit moment ook in een gespreksfase om een vierde, innovatief

product binnen onze onderneming op te zetten.

Hoe wordt er aan O&O gedaan binnen uw onderneming? Gebeurt dit eerder intern via

eigen personeel/ O&O-afdeling of wordt dit eerder uitbesteed aan derden?

Voor onze producten werken wij eigenlijk weinig met externen. Zowat alles dat daarmee te

maken heeft gebeurt intern in ons laboratorium.

Onderhoudt u enige samenwerkingsverbanden met enige kennisinstellingen of

universiteiten? Hoe verlopen die? Ontvangt u hiervoor steun van de federale/regionale

overheid?

Neen. Onze producten zijn zodanig specifiek dat universiteiten en dergelijke kennisinstituten

ons eigenlijk weinig kunnen helpen. Wij opereren enkel binnen de Benelux, terwijl er globaal

gezien ook slechts 4-5 bedrijven zijn zoals de onze.

Page 71: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXVII

Heeft uw onderneming permanent personeel in dienst voor het uitvoeren van O&O-

activiteiten of gebeurt dit wanneer nodig? Zo ja, hoeveel werknemers heeft u in dienst

m.b.t. O&O? Indien optie 2, hoe vaak voert u gemiddeld O&O-activiteiten uit per jaar,

twee jaar,…

Bij ons werken er 6 mensen in de productie, waarvan we ook vragen om een deel van hun tijd

(circa 15%) te investeren in het voeren van onderzoek, wat dan vooral bestaat uit het zoeken

naar kwaliteitsverbeteringen in de producteigenschappen. Ruw geschat hebben we dus 1 VTE

voor het uitvoeren van onderzoek. Deze onderzoeken worden dan ook meer op een

projectmatige basis uitgevoerd, wat betekent dat we onze werknemers laten werken aan

maximum één à twee projecten per productieafdeling. Wel is het zo dat er dagelijks

verschuivingen kunnen gebeuren binnen het belang van de twee prioriteiten, afhankelijk van de

vorderingen die we doorheen deze projecten maken. Deze mentaliteit van

onderzoeksprioriteiten stellen vormt de basis van onze nieuwe cultuur die we recent

geïmplementeerd hebben binnen onze productieafdelingen, met de bedoeling om elk project

stelselmatig af te werken. De veranderingen die we hiervoor gemaakt hebben zijn van groot

belang geweest in het succesvol afwerken van onze projecten. Waar we vroeger slaagden in

één op de tien projecten, omdat we met van alles tegelijk bezig waren, zijn we nu met maximaal

zes projecten bezig tegelijk waardoor het aantal tegenslagen tot een minimum gereduceerd is.

Zijn er door deze wijziging in mentaliteit nog veranderingen doorgevoerd aan de

werkwijze waarop jullie onderzoek voeren?

Inderdaad. Het grootste verschil is eigenlijk dat we vroeger in ons laboratorium testmachines

hadden staan. We voerden hier soms duizenden proeven op waar dikwijls nauwelijks een

resultaat opgehaald werd. Na verloop van tijd hebben we deze weggenomen en voeren we de

nodige proeven nu rechtstreeks uit op onze productiemachines. Aangezien deze machines

echter ingesteld zijn op het produceren van grote batches en we bij het testen ook een deel van

de productie stil leggen, werd het risico op het niet behalen van resultaat echter drastisch

verhoogd. Daarom zet de wijziging van onze mentaliteit zich vooral door in een goede

brainstorming en planning van onze kwaliteitstesten, alvorens deze daadwerkelijk uit te voeren.

Wordt er in de onderneming vaak gewerkt met octrooien, patenten e.d.m.?

Neen. Gezien de specificaties van ons product is het voor ons niet nodig om met patenten te

werken. Alle producteigenschappen zitten namelijk bij ons, in-house oftewel in de onderneming.

Voor het geval van metaalpoeders is het nu eenmaal zo dat wanneer je ons product in handen

hebt, je eigenlijk onmogelijk kunt afleiden wat sommige, dikwijls chemisch complexe,

Page 72: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXVIII

samenstellingen zijn en hoe dit product vervaardigd is. In se beschermt dit product zichzelf met

haar eigenschappen van namaak.

DEEL 2: FINANCIERING VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING BINNEN DE

ONDERNEMING

Wat waren de bruto-uitgaven voor u interne O&O? (schatting van % op balanstotaal) Wat

was de zwaarste kost van deze immateriële vaste activa? Hoe zijn deze uitgaven de

afgelopen jaren geëvolueerd? Hoe ziet u deze in de toekomst verder evolueren?

Boekhoudkundig gezien hebben wij eigenlijk geen apart financiële luik met betrekking tot

onderzoek en ontwikkeling, aangezien onze kwaliteitscontroleurs eigenlijk hun

onderzoeksprojecten uitvoeren bovenop hun dagdagelijkse taken die ze doen met betrekking

tot productie. De brainstorming en planning vormen ook een belangrijke personeelskost, naast

het verlies in productie-uren op de machines die we reserveren voor onderzoeken en testen.

Daarnaast zijn we een onderneming die op vlak van onderzoek en ontwikkeling langzaam

evolueert, in tegenstelling tot bijvoorbeeld sectoren met betrekking tot IT-applicaties. Daarmee

bedoel ik dat wanneer we een kleine aanpassing in kwaliteit kunnen bewerkstelligen, we

eigenlijk al een significante impact voelen op termijn of waar we dus lang op kunnen teren.

Welke financiële bronnen worden aangewend voor uw O&O-activiteiten? Gebeurt dit

eerder via eigen middelen of worden daarvoor schulden aangegaan bij externe

instellingen? Wordt er een bepaalde regel gehanteerd (bv. een vaste verhouding interne-

externe middelen) voor het financieren van dergelijke activiteiten en projecten?

Onze kost van onderzoek en ontwikkeling moet eerder gezien worden als een indirecte

arbeidskost die we volledig intern financieren. Vanaf het moment dat we beroep zouden doen

op externe hulpbronnen, worden we verplicht om bepaalde zaken te gaan documenteren,

waardoor een deel van de tijd verloren gaat aan het vervullen van dergelijke administratieve

verplichtingen, wat we ten allen koste willen vermijden.

Maakt uw onderneming gebruik van bepaalde overheidssteun zoals directe hulpbronnen

(bv. subsidies) of indirecte (fiscale) steunmaatregelen om de kosten van O&O te

verlagen? Zo ja, dewelke?

Momenteel niet.

Hoe verloopt het proces waarbij u besluit gebruik te maken van een bepaalde fiscale

maatregel of subsidie?

Page 73: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXIX

In het verleden hebben we wel gebruik gemaakt van bepaalde subsidies voor enkele producten

en systemen van ons, maar om eerder vermelde reden van de administratieplicht en controles

zagen we er uiteindelijk het nut niet meer van in.

Bent u op de hoogte van de fiscale maatregel i.v.m. de gedeeltelijke vrijstelling van de

bedrijfsvoorheffing op het loon van onderzoekers? Maakt u hiervan gebruik of heeft u

hiervan reeds gebruik gemaakt? Waarom wel/niet?

Ik ben op de hoogte van het feit dat voor deze maatregel bepaalde diploma’s vereist zijn om

goedkeuring te kunnen verkrijgen. Toentertijd zag ik deze maatregel niet als een interessante

mogelijkheid omdat ik begrepen had dat het om bepaalde masterdiploma’s ging, terwijl in onze

onderneming toch eerder sprake is van meer technische bachelors. Nu heb ik begrepen dat

deze maatregel zou uitgebreid zijn naar enkele bachelorsdiploma’s, dus zou dit opnieuw een

mogelijkheid kunnen worden, indien de administratieve verplichtingen en voorwaarden hiervoor

niet te omvangrijk zijn.

DEEL 3: IMPACT VAN FINANCIERINGSBESLISSINGEN IN VERBAND MET ONDERZOEK

EN ONTWIKKELING

Hoe verliepen bepaalde (aanvraag)procedures van dergelijke maatregel? Heeft u toen, of

ondervindt u nog steeds bepaalde hinder bij mogelijke procedures of controles?

Omwille van de extensieve verplichtingen en voorwaarden, opgelegd aan ons voor subsidies

die we in het verleden genomen hebben, zijn we vandaag afgestapt van het idee om externe

hulpbronnen aan te vragen. Dit neemt niet weg dat dit in de toekomst zou kunnen veranderen,

maar voorlopig zie ik het niet echt gebeuren.

Hoe voorspelt u de toekomst? Welke rol speelt O&O hierin verder? Zijn er bepaalde

steunmaatregelen die u voorziet te gebruiken in de toekomst?

Op zich zie ik geen drastische wijzigingen gebeuren op het vlak van onderzoek binnen onze

nichemarkt. Gezien de producteigenschappen is dit eerlijk gezegd ook niet mogelijk. Toch

voelen we een zekere noodzaak om producten te ontwikkelen die ons helpen diversifiëren van

onze concurrenten. Deze diversificatie zet zich vooral door in het verbeteren van de kwaliteit

van onze producten. Zoals reeds gezegd, kunnen bepaalde kwaliteitsinjecties op onze markt er

voor zorgen dat we een sterk product verkrijgen die meer dan 10-20 jaar op de markt kan

blijven, waardoor de evolutie in groei en onderzoek eigenlijk ook wel gering blijft. Dit neemt niet

weg dat onderzoek en ontwikkeling geen belangrijke rol speelt in onze onderneming. Onze

omzet is in 70-75 jaar geëvolueerd tot een zesvoud van wat we in onze begintijd genereerden.

Hiervoor hebben we altijd onderzoek gevoerd naar hoe we onze producten kwalitatief konden

verbeteren en uitbouwen tot een sterker merk. Daarnaast zien we onze kwalitatieve eis en het

Page 74: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXX

onderzoek naar deze kwaliteit als een belangrijk aspect van het waarom we altijd in deze regio

zijn blijven werken en ook hebben kunnen overleven.

Bijlage 3.4: Diepte-interview met Onderneming ‘Epsilon’ uit de

drukkerijsector

DEEL 1: ONDERZOEK & ONTWIKKELING BINNEN DE ONDERNEMING

Wat betekent Onderzoek & Ontwikkeling en innovatie concreet binnen uw onderneming

en haar activiteiten en producten?

Dat hangt af van wat je onder O&O definieert, want zelf hebben wij eerlijk gezegd moeite om

dat concept volledig te bevatten. Misschien dat uw bezoek aan deze firma ons het concept wat

helpt uit te klaren. We zijn namelijk een industriële drukkerij gespecialiseerd in het drukken van

hoogtechnologische labels. Onze grootste klanten zijn producenten van cosmeticaproducten

zoals shampoo, zeep, en dergelijke meer. Daarnaast produceren we ook heel wat labels voor

de voedingssector, bijvoorbeeld voor olieflessen. Deze enorme variëteit aan producten en

verpakkingen vraagt om verschillende complexe druktechnieken om eenzelfde hoogstaande

kleurkwaliteit te kunnen verzorgen op de verschillende texturen. De technische procedés

daaromtrent zijn uiterst complex om uit te leggen, dus leg ik het beter uit met een simpel

voorbeeld. Om een mooie witte kleur te kunnen verkrijgen op transparante verpakkingen van

shampoo, vergt het heel wat afstellingen en berekeningen van kleurwaarden om ervoor te

zorgen dat de witte bedrukking op het etiket mooi wit blijft, zonder dat deze bedrukking door de

transparantie bijvoorbeeld wat roze wordt door de gel in de fles.

Hoe wordt er aan O&O gedaan binnen uw onderneming? Gebeurt dit eerder intern via

eigen personeel/ O&O-afdeling of wordt dit eerder uitbesteed aan derden?

Ik kan niet zeggen dat wij zelf nieuwe druktechnieken en machines ontwikkelen, dus in dat

opzicht weet ik niet of wij echt binnen het O&O-criteria vallen. Onze machines zijn serieuze

investeringen, maar worden door ons besteld bij de leverancier, deze machines zijn ook

technieken die reeds bestaande zijn en de kennis die onze operatoren verwerven door met

deze machines bezig te zijn, is dus niet echt nieuwe kennis voor onze sector. Daarnaast

betalen wij onze leverancier ook een serieuze som voor een service waarbij zij onze machines

onderhouden en ook 24/24u ter beschikking staan voor eventuele problemen. Sinds kort

hebben we wel een hoofdoperator aangenomen met heel wat technische kennis van onze

machines en de programmatie ervan. Hij staat in nauw contact met de leverancier en sindsdien

kunnen we meestal onze problemen telefonisch oplossen. Hij is ook de persoon die de

ingewikkelde berekeningen en programmeringen nodig voor het bedrukken van de labels

Page 75: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXXI

verzorgt. In dat opzicht hebben we dus voor ons wel nieuwe inzichten verworven door deze

persoon in huis te nemen, maar het is niet zo dat we hem aangenomen hebben om nieuwe

machines en technieken voor ons te gaan uitvinden. Daarom ga ik er tot nu toe van uit dat wij

geen ‘zuiver innovatieve’ onderneming zijn, en heb ik mij bijgevolg ook nog niet echt verdiept in

steunmaatregelen voor onderzoek en ontwikkeling, maar wie weet lopen we hierdoor wel

interessante opportuniteiten mis.

Steunmaatregelen in verband met octrooien, patenten e.d.m. vallen met andere woorden

niet meteen binnen jullie spectrum?

Neen inderdaad, echte uitvindingen hebben we tot vandaag niet gedaan. Daarenboven vergt

het heel wat tijd en geld om dergelijke bescherming in huis te nemen dus zien wij er niet meteen

voordelen in. Wanneer je over steunmaatregelen begint, kan ik je wel zeggen dat wij voor

uitbreidingen en aanpassingen aan ons machinepark wel regelmatig beroep doen op een

externe consultant, die op dit moment ook bezig is aan een subsidiedossier. Nieuwe machines

of onderdelen zijn zware investeringen voor ons, soms tot wel drie miljoen euro, waarvoor we

vaak subsidies verkrijgen tussen een 100000 tot 300000 euro. Onze labels voor cosmetica en

vooral voeding vereisen immers een gegarandeerde kwaliteit met betrekking tot hygiëne en

milieuvriendelijkheid. Om bepaalde kwaliteitscertificaten op die domeinen te bekomen hebben

wij ons kortgeleden verdiept in de subsidiemogelijkheden in verband met duurzaamheid.

Onderhoudt u enige samenwerkingsverbanden met enige kennisinstellingen of

universiteiten? Hoe verlopen die? Ontvangt u hiervoor steun van de federale/regionale

overheid?

Niet met universiteiten. Af en toe gebeurt het dat we een partnership aangaan met de

leverancier van onze machines, nu ook met Xeikon. Samen met hen zijn we een pilootproject

gestart hier in België om een uitbreiding aan onze machine toe te voegen die ons kleurenbereik

bij de digitale bedrukking helpt opwaarderen van rond de 55% naar 95%. Hoe is moeilijk uit te

leggen. Beschouw de gewone HP-printer bij iemand thuis. De nieuwe printers hebben

inktpatronen C(Cyaan), M(Magenta), Y(Yellow/geel) en K(zwart). Met die vier kleuren worden bij

normale printers verschillende kleurencombinaties gemaakt zoals groen, oranje, roze, bruin,

enzovoort. Enkel met deze vier kleuren bekom je nooit het gewenste kleurenpallet voor de

kwaliteit die wij moeten verzorgen. Naast deze vier hoofdkleuren heb je ook een hele reeks

steunkleuren die kleurenmengeling helpen verbeteren. We zijn bezig met Xeikon voor een

uitbreiding van het aantal steunkleuren zodat ons digitaal kleurenpallet aanzienlijk verhoogd

wordt. We zijn daarvoor de eerste in België, en dit vereist dus een intensieve wisselwerking

tussen onze hoofdoperator en Xeikon om het vereiste onderdeel te installeren en

Page 76: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXXII

programmeren. In september starten we met de eerste van vele testrondes vooraleer we deze

in ons productieproces kunnen implementeren.

Denken jullie bij dergelijke pilootprojecten aan gepaste steunmaatregelen die dit proces

eventueel zouden kunnen helpen versnellen?

Voor dit specifieke project hebben we niet meteen gedacht aan het zoeken voor een bepaalde

subsidie, omdat we een voor ons attractieve overeenkomst gevonden hebben met onze partner

zelf.

DEEL 2: FINANCIERING VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING BINNEN DE

ONDERNEMING

Maakt uw onderneming gebruik van bepaalde overheidssteun zoals directe hulpbronnen

(bv. subsidies) of indirecte (fiscale) steunmaatregelen om de kosten van O&O te

verlagen? Zo ja, dewelke?

Zoals reeds gezegd lopen er momenteel enkele investeringsdossiers met betrekking tot enkele

van onze machines om deze kwalitatief duurzamer en hygiënischer te maken.

Hoe verloopt het proces waarbij u besluit gebruik te maken van een bepaalde fiscale

maatregel of subsidie?

Om eerlijk te zijn ben ik niet zodanig op de hoogte van de hele waslijst aan maatregelen die

vandaag door de overheid aangeboden worden, buiten dan van de subsidies met betrekking tot

duurzaamheid. Onze financiële consultant stuurt geregeld wel informatie door met betrekking

tot bepaalde wetswijzigingen en mogelijk interessante subsidies voor ons, maar tegelijk

ontvangen dergelijke consultants ook een deel van de subsidie als vergoeding. Dan stel ik me

soms de vraag of hij bepaalde mogelijkheden wel niet zeer vlot aan onze onderneming linkt.

Toch heb ik het gevoel dat we ergens misschien attractieve kansen missen. Om echt op de

hoogte te zijn van wat past voor sommige van onze projecten heb je denk ik wel een specialist

in huis nodig met verstand van onze technische bagage en een uitgebreide kennis van de

mogelijke maatregelen die we daarbij kunnen gebruiken. Zo moeten wij voorlopig een afweging

maken tussen de mogelijke gemiste subsidies en fiscale voordelen en de kost om dergelijk

iemand voltijds in huis te nemen. Echte grote bedrijven hebben daar niet dezelfde moeilijkheden

mee, en kunnen door hun uitgebreide financiële kennis soms uitgebreid profiteren van enkele

achterpoortjes. Een grote concurrent van ons heeft bijvoorbeeld beslist een nieuwe productie-

unit te vestigen in de Verenigde Staten. Bij deze uitbreiding verhuizen zij hun volledige

machinepark uit België mee opdat zij dan hier in België een nieuw machinepark gedeeltelijk

Page 77: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXXIII

kunnen laten subsidiëren, wat niet zo evident is in de VS. Een hele omweg maar het gaat dan

ook om gigantische bedragen.

Bent u op de hoogte van de fiscale maatregel i.v.m. de gedeeltelijke vrijstelling van de

bedrijfsvoorheffing op het loon van onderzoekers? (zie bijlage) Maakt u hiervan gebruik

of heeft u hiervan reeds gebruik gemaakt (wanneer? Hoeveel personen?)? Waarom

wel/niet?

Neen, ik ben niet op de hoogte van deze vrijstelling. Misschien dat u deze even kort aan mij

kunt voorstellen?

[…]

Wanneer ik het goed begrepen heb, is het goed mogelijk dat onze hoofdoperator een gedeelte

van zijn tijd besteed aan innovatieve zaken (ik denk dan bv. aan het pilootproject met Xeikon)

en dus voor deze maatregel in aanmerking zou kunnen komen. Welke activiteiten hij dan doet

die we als O&O kunnen beschouwen en hoeveel procent deze in beslag nemen van zijn

volledig takenpakket is echter niet gemakkelijk te achterhalen. Ook hier moet ik dus ook de

afweging maken of het de moeite waard is om dit uit te zoeken, maar dit wil niet zeggen dat ik

niet geïntrigeerd ben geraakt.

DEEL 3: IMPACT VAN FINANCIERINGSBESLISSINGEN IN VERBAND MET ONDERZOEK

EN ONTWIKKELING

Hoe voorspelt u de toekomst? Welke rol speelt O&O hierin verder? Zijn er bepaalde

steunmaatregelen die u voorziet te gebruiken in de toekomst?

Daar kan ik vandaag moeilijk op antwoorden. Er staan wel heel wat technologische uitdagingen

in onze sector voor de deur, waardoor innovatie en ontwikkeling denk ik wel een grotere rol zal

beginnen spelen in onze onderneming. Heel wat industriële drukkerijen hebben moeite met de

omschakeling naar verdere digitalisering van onze technologie. Ook wij zijn vandaag volop

bezig met het reprogrammeren en configureren van onze informatica tussen de administratie,

calculatie van kleuren, en productie. Daarnaast kunnen we door de technologische vooruitgang

ook niet ontkennen dat sommige activiteiten bij ons in de toekomst misschien vervangen zullen

worden door robots. Dit zou een negatieve impact kunnen hebben op de tewerkstelling in onze

sector, zeker doordat de hoge loonkost in België ons wel degelijk parten speelt. De optie om

onze productie eventueel te verhuizen naar lageloonlanden ligt ook bij ons op tafel. Ons

gesprek heeft mij helpen realiseren dat we misschien een deel van deze loonkost kunnen laten

verlagen door maatregelen die tot vandaag voor ons onbekend waren. De online

subsidiedatabank die ik vandaag heb leren kennen zal mij in de toekomst misschien wegwijs

helpen in het winnen van meer informatie omtrent deze steunmaatregelen.

Page 78: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXXIV

C) MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN

Bijlage 3.5: Diepte-interview met Onderneming ‘Zèta’ uit de sector m.b.t.

fabricage van huishoudapparatuur

DEEL 1: ONDERZOEK & ONTWIKKELING BINNEN DE ONDERNEMING

Hoe wordt er aan O&O gedaan binnen uw onderneming? Gebeurt dit eerder intern via

eigen personeel/ O&O-afdeling of wordt dit eerder uitbesteed aan derden?

We hebben inderdaad een apart departement in Onderzoek & Ontwikkeling. Ik denk dat dit zelfs

heel belangrijk is voor ons, want wij willen vooral zelf starten aan het begin van de hele

productieketting, en dus bij de ontwikkeling van onze producten. Het is één zaak dat we aan

O&O doen, maar de werkelijke productie is een heel ander gegeven. Nieuw ontwikkelde

producten moeten ook nog productierijp gemaakt worden en dat is iets wat dikwijls wordt

vergeten. Daarom staan wij erop om onze productie zelf te kunnen doen, want het gebeurt zeer

dikwijls dat nieuwe producten overgeheveld worden van het O&O-departement naar de

productie en dat daar dan nog enkele elementen aan moeten aangepast worden. Een goede

koppeling tussen de O&O-afdeling en productie is dus noodzakelijk om onze producten en de

techniciteit van onze producten beter te leren kennen.

Zijn er dan binnen dit O&O-departement werknemers aan het werk die continu bezig zijn

met het ontwikkelen van nieuwe producten en systemen?

Inderdaad. Binnen ‘Zèta’ hebben we twee takken van O&O. Enerzijds is er het innovatieve

aspect. De persoon die hiervoor verantwoordelijk is houdt zich continu bezig met het uitzoeken

van bestaande en bedenken van nieuwe technologieën en systemen die van toepassing

kunnen zijn voor de dampkappen die we gaan ontwikkelen. Anderzijds hebben we de projecten

oftewel project management. Na het ontwerpen van een nieuw product moeten heel wat

bijkomende technische zaken op orde gebracht worden: “welke motor kunnen we voor dit

project gebruiken? Welke sturing?” en dergelijke meer. Daarnaast moet een keuze gemaakt

worden tussen leveranciers die ons van de nodige grondstoffen moeten voorzien. Al deze, en

nog veel meer stappen gebeuren binnen O&O en moeten gebeuren om een functionerende

prototype te bekomen.

Onderhoudt u daarvoor enige samenwerkingsverbanden met enige kennisinstellingen of

universiteiten? Hoe verlopen die? Ontvangt u hiervoor steun van de federale/regionale

overheid?

Page 79: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXXV

Ja, absoluut. Ik denk dat technologie vandaag in een stroomversnelling zit. Wat vroeger

misschien eerder een intern gebeuren was, geldt vandaag de dag eerder dat we steeds meer

externen moeten aanwenden om mee te kunnen draaien met wat de markt van ons vereist.

Voor een KMO als ‘Zèta’ is het onmogelijk om ons op elk mogelijk domein te specialiseren.

Deze specialisatie hebben we nochtans nodig om onze product leadership strategie te blijven

hanteren, waarbij we naast het zoeken naar behoeften van de klanten ook nieuwe behoeften

willen creëren. Daarom werken wij intensief samen met universiteiten, IMEC, elektronica-

specialisten, motorleveranciers, enzovoort. Hierbij vormen we soort van cross-company teams

om te komen tot bepaalde ontwikkelingen. Voor dergelijke projecten ontvangen we ook

regelmatig steunmaatregelen van de overheid. Zo werken wij momenteel samen met IMEC en

Demeyere in een project waarbij we de kookplaat en dampkap willen laten communiceren met

de kookpot op de plaat. Hiervoor ontvangen wij onder meer financiële steun van de overheid.

Wordt er in de onderneming vaak gewerkt met octrooien, patenten, en dergelijke meer?

Ja, onlangs zijn twee belangrijke patenten van ons verstreken in verband met randafzuiging en

geluidsdemping. Daarnaast hebben we nu twee nieuwe patenten opgestart waar ik om

vertrouwelijkheidsredenen nog niet over kan uitweiden. Het is natuurlijk zo dat heel wat van

onze concurrenten, waaronder Siemens en Bosch, generalisten zijn die een veel groter

arsenaal aan O&O-werknemers hebben. Met hun grotere budgetten kunnen zij het zich

veroorloven om voor de kleinste ontwikkelingen nieuwe patenten aan te vragen. Voor ons is het

nemen van deze patenten dus ook geen zaligmakende strategie. We geloven wel in het nut

ervan, maar tegelijk is de bescherming en controle op patentinbreuken ook eerder beperkt.

Patenten hebben wel een belangrijk fiscaal motief voor ons, in de zin dat we hiervoor octrooi-

inkomsten ontvangen en deze inkomsten ons in de toekomst zullen permitteren om

belastingaftrekken aan te vragen, eens deze omzet voldoende groot wordt. Deze nieuwe

innovatieaftrek is in mijn ogen wel belangrijk. Hierbij moeten we theoretisch kunnen

onderbouwen wat de meerwaarde van onze ontwikkeling zou kunnen zijn. Deze meerwaarde is

van belang bij het bepalen van het percentage dat we van onze inkomsten zouden mogen

aftrekken. Bedrijven zullen er uiteraard naar streven om dat aftrekpercentage, dat tussen de 1

en 10 procent ligt, zo hoog mogelijk te maken, terwijl de fiscus deze zullen willen intomen.

Dergelijke studies en benchmarking zijn dus van vitaal belang bij de nieuwe innovatieaftrek.

DEEL 2: FINANCIERING VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING BINNEN DE

ONDERNEMING

Wegen jullie O&O-activiteiten zwaar door op jullie balans?

Ja toch wel. Ik schat dat we toch rond een tiental VTE’s zitten die continu bezig zijn met het

ontwikkelen van nieuwe producten, verbeteringen van systemen, etc. Daarnaast hebben we

Page 80: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXXVI

nog een aantal externen zoals hardware –en softwareontwikkelaars die we ook gebruiken en

dus moeten vergoeden. Deze loonkost neemt ook de grootste brok uit het budget voor

onderzoek en innovatie, gevolgd door een materiaalkost voor het produceren van allerhande

prototypes. Daarom ook dat loonsubsidies en de vrijstelling op de bedrijfsvoorheffing voor ons

een belangrijke rol spelen in het financieren van onze O&O-afdeling.

Welke financiële bronnen worden voor deze kost aangewend? Gebeurt dit eerder via

eigen middelen of worden daarvoor schulden aangegaan bij externe instellingen? Wordt

er een bepaalde regel gehanteerd (bv. een vaste verhouding interne-externe middelen)

voor het financieren van dergelijke activiteiten en projecten?

Voor het bedrijf als dusdanig gebruiken we natuurlijk deels schulden, dit zit zelfs zo in onze

aandeelhoudersstructuur, waarbij een deel vervat zit in een private equity-partij. Het is echter

zeker niet zo dat wij onze O&O-activiteiten gaan financieren met externe financieringsbronnen.

Ik denk ook niet dat dit een gezonde financiële strategie is. Er zijn zeker wel externe bronnen

van niet bancaire aard die wij aanhalen voor O&O. Daarbij denk ik hoofdzakelijk aan fiscale

gunstmaatregelen zoals de vrijstelling op de bedrijfsvoorheffing, aangezien wij toch over

bepaalde profielen beschikken die voldoen aan die criteria.

Dus uw onderneming maakt gebruik van bepaalde overheidssteun zoals directe

hulpbronnen (bv. subsidies) of indirecte (fiscale) steunmaatregelen om de kosten van

O&O te verlagen?

Zeer zeker. Zowel de directe als indirecte maatregelen helpen onze kosten voor O&O te

drukken. Waar subsidies de kosten specifiek gaan drukken voor bepaalde van onze projecten

op ad hoc-basis, verminderen de fiscale steunmaatregelen onze kostprijs op het gehele plaatje.

U sprak daarnet over de vrijstelling op de bedrijfsvoorheffing en dat bepaalde profielen

binnen uw bedrijf hieraan voldoen. Spreekt u dan over de 10 VTE’s die tewerkgesteld zijn

binnen uw O&O-departement?

Inderdaad. Ik denk dat deze specifieke maatregel ons momenteel helpt besparen bij een

zevental van die profielen. Daarmee is het toch wel één van onze belangrijkste fiscale

hulpbronnen.

Hoe verloopt het proces waarbij u besluit gebruik te maken van een bepaalde fiscale

maatregel of subsidie?

Wij hanteren eerder een tweesporenbeleid met betrekking tot steunmaatregelen, in de zin dat

we geen bepaalde voorkeur hebben naar al dan niet directe steun. Zowel subsidies als de

fiscale steun zijn van significant belang in de financiering van onze onderzoek en ontwikkeling.

Page 81: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXXVII

Waar subsidies eerder een ad hoc effect hebben op onze specifieke projecten en project

management, zijn de fiscale maatregelen zoals de vrijstelling op de bedrijfsvoorheffing

mechanismen die eerder van invloed zijn op ons algemeen budget voor onderzoek en

ontwikkeling.

DEEL 3: IMPACT VAN FINANCIERINGSBESLISSINGEN IN VERBAND MET ONDERZOEK

EN ONTWIKKELING

Hoe verliepen bepaalde (aanvraag)procedures van dergelijke maatregel?

Wij zijn ongeveer zes jaar geleden naar het toenmalige Belspo gestapt met ons dossier om een

vrijstelling te bekomen op de bedrijfsvoorheffing van één van onze medewerkers. Daar hebben

we ons dossier verdedigd door middel van een presentatie over hetgeen we doen bij ‘Zèta’,

waarom we dit doen en waarom we denken dat we hierdoor in aanmerking komen voor deze

vrijstelling. Sindsdien zijn wij in bijkomend proces verwikkeld in het up-to-date houden van ons

personeelsbestand, wat ook één van de vereisten is om een goedkeuring te verkrijgen. Hiervoor

hebben we met onze onderneming ook een aanmeldingsaccount op de site van VLAIO waarin

we onze personeelsdossiers kunnen uploaden. In de loop der jaren zijn we gaan bekijken welke

werknemers voor deze vrijstelling in aanmerking komen. Zowel voor de huidige als de nieuwe

werknemers staan wij daar nu bij stil. Zoals gezegd hebben wij nu dergelijke

vrijstellingsdossiers lopen voor 7 werknemers.

Heeft u toen, of ondervindt u nog steeds bepaalde hinder bij mogelijke procedures of

controles?

Hoewel wij niet meteen fundamenteel onderzoek uitvoeren zoals bijvoorbeeld in de

farmaceutische sector, zijn wij wel degelijk een onderneming die onderzoek doet naar nieuwe

ontwikkelingen en technologieën. Dit hebben we toen ook succesvol kunnen verdedigen

tegenover deze persoon verantwoordelijk voor ons dossier. Het verwonderde mij wel dat we

maar één persoon te woord moesten staan, en dus vermoed ik dat de overheid op het vlak van

deze procedures kampt met personeelstekorten. Daarnaast had ik ook niet de indruk dat deze

persoon uiterst wetenschappelijk en technisch onderlegd was, aangezien de vraagstelling zeker

niet diepgaand was, in tegenstelling tot onze verdediging van bepaalde subsidies voor onze

projecten, waar we heel uitgebreid het innovatief karakter moesten kunnen aantonen. Dat

maakt dat wij toch wel vrij vlot onze vrijstelling bekomen hebben. Ook nadat onze dossiers

aanvaard worden zij we nog nooit gecontroleerd op het feit of alles correct verlopen is, al heb ik

daar ook geen vrees voor aangezien ik overtuigd ben van onze solide documentatie.

Zoals reeds gezegd is het veel moeilijker om subsidies aan te vragen dan fiscale

steunmaatregelen. Voor die subsidies moeten we vaak gedetailleerde rapporten indienen en

presentaties afleggen vooraleer een goedkeuring te verkrijgen. Daarbij maken we ook vaak

Page 82: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXXVIII

gebruik van fiscale consultants die ons helpen nakijken of alles correct gedocumenteerd wordt.

Nu is het zo dat al onze aanvragen voor subsidies reeds goedgekeurd zijn en we dus nog nooit

hinder ondervonden hebben om bepaalde projecten te financieren. Ik kan me hierbij wel

voorstellen dat kleinere ondernemingen, die niet de middelen hebben om zich te laten bijstaan

door fiscale experten, wel eens de deksel op de neus kunnen krijgen bij het aanvragen van

dergelijke subsidies.

Achteraf gezien, vind u dat de maatregelen die u gebruikt een positieve impact op het

innovatiebeleid van uw onderneming heeft/had?

Zeer zeker. Hoewel we de positieve impact van de fiscale steunmaatregelen niet rechtstreeks

aan bepaalde bijkomende producten kunnen aanduiden, kunnen we wel zeggen dat er meer

ruimte gecreëerd wordt voor additionele investeringen, zowel op het vlak van O&O als andere

belangrijke activiteiten binnen onze onderneming, bijvoorbeeld productie. Bij subsidies

daarentegen verkrijgen we een bepaald bedrag voor een bepaald project waardoor we onze

marges op dit specifiek project weten te verhogen. Een bedrijf moet steeds als z’n geheel

beschouwd worden als het gaat om effecten van bepaalde financieringen. Je kan met andere

woorden elke euro die vrijkomt door een bepaalde maatregel terug investeren in het

ontwikkelen van nieuwe producten, maar je bent niets met deze verbeteringen als je dan geen

verdere inspanningen levert in productie en distributie.

Wat indien u bepaalde steunmaatregelen niet had? Zou uw onderneming dan minder

investeren op het vlak van onderzoek en ontwikkeling?

De markten waarin wij actief zijn hebben de afgelopen jaren een versnelling gekend met

betrekking tot de complexiteit van technologieën, waardoor wij ook op zoek moeten gaan naar

specifieke technische profielen. Er komen meer en meer elektronica en informatica aan te pas

om nieuwe innovatieve producten aan ons aanbod toe te voegen. Aangezien onze sector

dicteert dat wij moeten investeren in verdere ontwikkeling, denk ik niet dat het al dan niet

verkrijgen van steunmaatregelen doorslaggevend zou zijn in onze investeringsbeslissingen

omtrent onderzoek en ontwikkeling, maar ze helpen zeker en vast om deze processen nog wat

te versnellen.

Heeft u reeds signalen (i.v.m. groei, tewerkstelling, extra ruimte voor additionele O&O-

projecten) opgevangen waarop fiscale steunmaatregelen een positieve impact hebben?

Het is moeilijk om een rechtstreekse impact te gaan toekennen aan fiscale steunmaatregelen.

Fiscale steunmaatregelen werken eerder in op de algemene kost van onderzoek en

ontwikkeling, wat ons meer ruimte geeft om te investeren, zowel op het vlak van onderzoek als

andere zaken, zoals het aanschaffen van een nieuwe machine voor productie. Het is niet zo dat

Page 83: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XXXIX

we elke euro die we besparen met fiscale maatregel X kunnen aanduiden waar deze dan wel

voor gebruikt wordt.

Hoe voorspelt u de toekomst? Welke rol speelt O&O hierin verder? Zijn er bepaalde

steunmaatregelen die u voorziet te gebruiken in de toekomst?

Onderzoek en ontwikkeling is het hart van onze onderneming geworden. Waar we vroeger de

producten hadden en de aandacht gevestigd werd op het verbeteren van onze verkoopcijfers,

moeten we nu, naast het verbeteren van kwaliteit en efficiëntie, nieuwe afzetmarkten gaan

creëren om bijkomende omzet te genereren. Deze nieuwe markten genereren nieuwe

behoeften en smaken die een bepaalde O&O-capaciteit vereisen. Vaak kunnen deze behoeften

ook wijzigen naargelang de geografie van de markt. Een dampkap in de VS vereist mogelijk

andere behoeften dan de Europese markt, en dus met andere woorden ook andere technologie.

Deze technologische ontwikkelingen vereisen specifieke profielen met betrekking tot technici,

ingenieurs en dergelijke meer waar wij ook in de toekomst naar op zoek zullen gaan. Deze

wisselwerking tussen de ontwikkelingen binnen de markten en onze productleiderschap

strategie vereist van ons om steeds meer in onderzoek en ontwikkeling te investeren om

concurrentieel te blijven tegenover andere spelers. Daarom zien wij ook in de toekomst een rol

voor dergelijke steunmaatregelen, hoewel wij nooit onze strategie zullen laten afhangen van het

verkrijgen van dergelijke steun.

Page 84: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XL

Bijlage 3.6: Diepte-interview met Onderneming ‘Eta’ uit de IT-sector

DEEL 1: ONDERZOEK & ONTWIKKELING BINNEN DE ONDERNEMING

Wat betekent Onderzoek & Ontwikkeling en innovatie concreet binnen uw onderneming

en haar activiteiten en producten?

Wij maken IT-toepassingen voor bedrijven die bijvoorbeeld bevorderend zijn voor de

productiviteit binnen deze ondernemingen. Voor deze toepassingen is het niet zo dat wij van nul

beginnen met coderen, maar wij baseren ons altijd op technologie die reeds voorhanden is.

Daar werken wij dan op verder om een concrete nood bij een specifiek bedrijf op te lossen. Het

gebeurt dat wij een bepaalde nood zien terugkeren bij meerdere van onze klanten en dan

configureren we of creëren we bepaalde software oftewel intellectual property zodanig we die

kunnen hergebruiken bij klanten. Het aanpassen van reeds bestaande software om deze naar

verschillende klanten te generaliseren of anderzijds te specificeren naar één klant, is hetgeen

wat wij binnen de onderneming zien als het voeren van experimentele onderzoek en

ontwikkeling.

Hoe wordt er aan O&O gedaan binnen uw onderneming? Gebeurt dit eerder intern via

eigen personeel/ O&O-afdeling of wordt dit eerder uitbesteed aan derden?

Wij hebben geen aparte afdeling voor O&O. In het geval van het generalistisch voorbeeld dat

zopas werd uitgelegd, werken er heel wat verschillende mensen aan het generaliseren van een

bepaalde software voor bepaalde klanten. Het verhaal wordt anders als we echt gaan spreken

over innovatie en het zoeken naar nieuwe business voor ‘Eta’. In dat geval geloven wij dat we

zouden kunnen werken met een bepaalde technologie die net op de markt komt. Hiervoor wordt

een onderzoek opgestart bij onze klanten die ons vermoeden bevestigd ofwel weerlegd dat

deze wens er daadwerkelijk is.

Onderhoudt u enige samenwerkingsverbanden met enige kennisinstellingen of

universiteiten? Hoe verlopen die? Ontvangt u hiervoor steun van de federale/regionale

overheid?

Je zou dit zo kunnen formuleren. Wanneer ons vermoeden bevestigd wordt dat onze klanten

geïnteresseerd zijn in een nieuwe technologie, gaan wij zowat altijd op zoek naar partners met

een technologische achtergrond, vaak multinationals. Er is wel degelijk een partnership, maar

de samenwerking is dikwijls wel beperkter dan het woord eigenlijk inhoudt. Onze partner, in de

vorm van deze technologische multinationals, staat in voor het leveren van de nieuwe,

generalistische software en de code waarmee deze geschreven is. Wij configureren deze

software dan naar de bedrijfsspecifieke wensen van onze klanten. Het is dus niet zo dat we

samen met onze partners aan tafel coderen en dat daar een nieuw product uit voortvloeit.

Page 85: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XLI

Daarnaast werken wij ook geregeld samen met hogescholen zoals HoWest, die

onderzoeksprojecten opstarten met betrekking tot nieuwe software. Hierbij reiken wij hen

bedrijfsspecifieke cases aan die hen kunnen helpen met het onderzoek.

Voor enkele van deze samenwerkingen hebben wij subsidies ontvangen van VLAIO. Andere

projecten hebben we dan weer geen subsidie aangevraagd, omdat de hoeveelheid aan te

volgen procedures ervoor zorgen dat dit niet interessant voor ons leek. Het is ook wel al eens

gebeurd dat we er eenvoudigweg niet aan gedacht hebben om te appliqueren voor een

subsidie. Toen ik begonnen ben bij ‘Eta’ wist ik dat er daarom bepaalde subsidiemogelijkheden

onderbenut werden door de onderneming. In één van mijn eerste opdrachten heb ik mij daarom

ook geïnformeerd in deze mogelijkheden zodat wij dat in de toekomst niet meer simpelweg

vergeten in overweging te nemen.

Heeft uw onderneming permanent personeel in dienst voor het uitvoeren van O&O-

activiteiten of gebeurt dit wanneer nodig? Zo ja, hoeveel werknemers heeft u in dienst

m.b.t. O&O? Indien optie 2, hoe vaak voert u gemiddeld O&O-activiteiten uit per jaar,

twee jaar,…

Hoewel we geen departement O&O hebben, houden we wel bij hoeveel tijd er aan onderzoek

binnen de onderneming besteed wordt voor de fiscale maatregel omtrent de bedrijfsvoorheffing.

Ongeveer acht VTE’s werken aan onderzoek binnen onze onderneming. Daarbij moeten we

nuanceren dat het hier om de werknemers gaat met een masterdiploma, aangezien dit een

vereiste is voor het ontvangen van de vrijstelling. Daarnaast hebben we ook heel wat mensen

met een bachelorsdiploma in dienst die zich bezighouden met onderzoek. Ik denk dat wanneer

we de mensen zonder masterdiploma zouden mogen meerekenen dit minstens het dubbele zou

zijn.

Wordt er in de onderneming vaak gewerkt met octrooien, patenten e.d.m.?

Wij vragen geen octrooien aan voor de intellectuele eigendom die wij produceren. Deze is bijna

altijd software gerelateerd of een idee, waarvoor je geen octrooien kunt aanvragen zolang je

deze ideeën niet tastbaar kunt maken. De bescherming van onze intellectuele eigendom schuilt

in de overeenkomsten met onze klanten die de technologie die ‘Eta’ hen voorziet niet aan

derden mogen verdelen of aan reverse engineering mogen doen.

DEEL 2: FINANCIERING VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING BINNEN DE

ONDERNEMING

Page 86: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XLII

Wat waren de bruto-uitgaven voor u interne O&O? (schatting van % op balanstotaal) Wat

was de zwaarste kost van deze immateriële vaste activa? Hoe zijn deze uitgaven de

afgelopen jaren geëvolueerd? Hoe ziet u deze in de toekomst verder evolueren?

Onze kost voor O&O is moeilijk te becijferen, maar de kosten voor de acht VTE’s met

betrekking tot de masterdiploma’s, vermeerderd met onze werknemers die een

bachelorsdiploma hebben, maar ook onderzoek voeren, vormt alvast de basis van deze

kostenpost. Daarnaast wordt ook het gebouw afgeschreven waarin deze werknemers hun

onderzoek voeren, moeten we hier en daar eens een demo-licentie aanschaffen, enzovoort,

maar deze zullen op zich niet de grootste uitgaven vertegenwoordigen. De personeelskost is de

allergrootste. Qua evolutie kunnen we ook meegeven dat de uitgaven in verband met

onderzoek in stijgende lijn zit.

Welke financiële bronnen worden aangewend voor uw O&O-activiteiten? Gebeurt dit

eerder via eigen middelen of worden daarvoor schulden aangegaan bij externe

instellingen? Wordt er een bepaalde regel gehanteerd (bv. een vaste verhouding interne-

externe middelen) voor het financieren van dergelijke activiteiten en projecten?

Wij gaan nooit bancaire schulden aan voor het financieren van onderzoeksprojecten. Alles

gebeurd via interne middelen, gesteund door de subsidies die we kunnen verkrijgen voor

bepaalde projecten omtrent Internet-of-Things en Enterprise Service Management en de fiscale

stimulansen met betrekking tot de loonkost die we in O&O investeren. Soms investeert een

partner ook mee in het project, door bijvoorbeeld licenties te voorzien die wij dus niet zouden

moeten aanschaffen voor sommige van onze klanten. Dit is geen schuld want we moeten deze

ook nooit terugbetalen in de toekomst.

Maakt uw onderneming gebruik van bepaalde overheidssteun zoals directe hulpbronnen

(bv. subsidies) of indirecte (fiscale) steunmaatregelen om de kosten van O&O te

verlagen? Zo ja, dewelke?

Zoals reeds gezegd maken wij gebruik van een heel gamma aan steunmaatregelen, zowel

direct als fiscaal. Voor de projecten met sommige partnerships in Internet-of-Things en

Enterprise Service Management zijn we erin geslaagd om dergelijke subsidies te bekomen. Ook

de vrijstelling van doorstorting op de bedrijfsvoorheffing gebruiken we voor een achttal VTE’s

om de loonkost te drukken van onze werknemers met het geschikte masterdiploma. Daarnaast

ben ik ervan overtuigd dat de nieuwe wet omtrent de innovatieaftrek in de toekomst een

belangrijke rol zal spelen voor onze onderneming.

Hoe verloopt het proces waarbij u besluit gebruik te maken van een bepaalde fiscale

maatregel of subsidie?

Page 87: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XLIII

Zoals ik reeds gezegd heb, werden sommige steunmaatregelen in het verleden wel eens over

het hoofd gezien omdat we niet voldoende geïnformeerd waren door het uitgebreide aanbod

aan subsidies en fiscale maatregelen dat ons land toch wel te bieden heeft. Daardoor werden

sommige steunmechanismen bij ons onderbenut. Daar heb ik in de zes jaar die ik hier wat aan

proberen te doen door mij voldoende te informeren en de nodige documentatie omtrent

steunmaatregelen te verzamelen. In het geval van nieuwe business creëren voor onze

onderneming, stellen we ook altijd een business development manager (zoals mezelf) aan die

verantwoordelijk is voor het uitwerken van deze nieuwe bedrijfstak en bijgevolg ook voor het

goed documenteren en informeren van de geschikte steunmaatregelen voor dat departement.

We willen ook een reflex binnen onze onderneming introduceren om, van zodra projecten

omvangrijker worden, bij de opstart van een project te geschikte financiële steunmaatregelen te

onderzoeken. Voor sommige van de fiscale maatregelen vragen we advies van onze

bedrijfsrevisor, maar alle procedures met betrekking tot de aanvragen en het bijhouden van de

nodige documentatie gebeurt in-house.

Bent u op de hoogte van de fiscale maatregel i.v.m. de gedeeltelijke vrijstelling van de

bedrijfsvoorheffing op het loon van onderzoekers? (zie bijlage) Maakt u hiervan gebruik

of heeft u hiervan reeds gebruik gemaakt (wanneer? Hoeveel personen?)? Waarom

wel/niet?

Ja, we gebruiken deze maatregel voor een achttal VTE’s. We zien deze vrijstelling ook als een

belangrijke schakel aangezien onze personeelskost de grootste hap neemt uit het budget voor

onderzoek en ontwikkeling. Dergelijke steunmaatregelen voorzien ons dan ook van een

aangenaam duwtje in de rug voor het lanceren van sommige projecten en partnerschappen.

DEEL 3: IMPACT VAN FINANCIERINGSBESLISSINGEN IN VERBAND MET ONDERZOEK

EN ONTWIKKELING

Hoe verliepen bepaalde (aanvraag)procedures van dergelijke maatregel? Heeft u toen, of

ondervindt u nog steeds bepaalde hinder bij mogelijke procedures of controles?

Voor de fiscale maatregelen moeten we ons aanmelden op de site van belspo, en voor de

grotendeels kleine projecten waar het om gaat bij ‘Eta’, kruipt er relatief gezien toch wat

administratief werk in de aanvraag en aanmelding voor het bekomen van bepaalde

vrijstellingen. Soms voert één medewerker bij ‘Eta’ onderzoek voor één bepaald project voor

één bepaalde klant. Dit onderzoek kan dan gedurende een tweetal weken uitgevoerd worden,

maar wanneer je een goed gefundeerde aanvraag wilt indienen voor bepaalde fiscale

maatregelen en subsidies, kan je al snel een halve tot een hele dag verliezen om voldoende

documentatie te verzamelen. Het verhaal wordt anders wanneer je een grote onderneming bent

met een eigen O&O-centrum waar een tiental werknemers voltijds aan onderzoek werken.

Page 88: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XLIV

Achteraf gezien, vind u dat de maatregelen die u gebruikt een positieve impact op het

innovatiebeleid van uw onderneming heeft/had? Of vind u dat het vrijgekomen budget na

het gebruik van fiscale steunmaatregelen eerder geschikt zijn om aan te wenden voor

investeringen anders dan Onderzoek en Ontwikkeling?

Ja, hoewel het moeilijk te definiëren is hoe we juist een positieve impact ondervinden. Wij

houden niet letterlijk bij welke uitgespaarde euro naar welk departement overgeheveld wordt,

maar kunnen wel zeggen dat we het volgende jaar altijd meer investeren in Onderzoek &

Ontwikkeling dan hetgeen we het jaar voordien uitgespaard hebben. We kunnen dus zeggen

dat we meer investeren in O&O dan hetgeen we uitsparen met behulp van de

steunmaatregelen.

Zou u nog steeds investeren in bepaalde O&O-projecten mocht u een zekere maatregel

niet ontvangen hebben?

Het is niet zo dat wij aan bepaald onderzoek doen juist omdat er een steunmaatregel voor

bestaat, dus hebben we ook geen onderzoeksprojecten die staan of vallen met het al dan niet

ontvangen van bepaalde steun. We zouden ook niet minder gaan investeren in bijkomend

personeel omdat de fiscale maatregel er is. Vandaag is er bij ‘Eta’ werk te veel voor het

personeel die voorhanden is. Wanneer we de juiste profielen kunnen vinden, werven we die

dan ook vanzelfsprekend aan. We hebben wel klanten waarvan we weten dat het bestaan van

bepaalde steunmaatregelen hen over de streep getrokken heeft om te investeren in IoT-

toepassingen.

Heeft u reeds signalen (i.v.m. groei, tewerkstelling, extra ruimte voor additionele O&O-

projecten) opgevangen waarop fiscale steunmaatregelen een positieve impact hebben?

Ja. Globaal gezien helpen de maatregelen ons om grondiger en diepgaander onderzoek te

gaan uitvoeren. Bepaalde stappen die we in het verleden omwille van tijdbesparende

overwegingen niet zouden doen, worden mogelijk gemaakt door de steun die we op zowel

directe als fiscale manier ontvangen. Ik kan een concreet voorbeeld geven rond het onderzoek

van onze Service Management applicatie. We waren ervan overtuigd dat een bepaalde

meerwaarde van deze applicatie door zowel een IT als HR departement binnen een

onderneming benut kon worden. Hiervoor hebben we onderzoek gedaan om deze meerwaarde

tussen beide departementen beter te kunnen configureren. Voor dit onderzoek hebben we een

brainstormsessie georganiseerd tussen IT en HR managers van bepaalde klanten die deze

wisselwerking tussen de afdelingen in kaart gebracht heeft voor ons onderzoek. We kunnen dus

stellen dat de steunmaatregelen bijdragen aan het uitbreiden van de mogelijkheden van onze

applicaties en dus bijgevolg ook een sterker product maken. Deze uitbreidingen in onze

Page 89: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XLV

productportfolio leiden ook tot een overschot aan werk binnen onze onderneming, dus zoeken

we steeds naar geschikte profielen.

Hoe voorspelt u de toekomst? Welke rol speelt O&O hierin verder? Zijn er bepaalde

steunmaatregelen die u voorziet te gebruiken in de toekomst?

De afgelopen jaren zijn er meerdere versnellingen geweest in onze sector door het uitkomen

van nieuwe technologieën en applicaties zoals IoT. Dankzij onze onderzoeksactiviteiten hebben

wij ook voor deze nieuwe applicaties businessmodellen en producten weten te creëren die een

uitbreiding vormen op onze activiteiten en productgamma. In de toekomst verwachten we ook

nog heel wat opportuniteiten op het vlak van IT-oplossingen die we kunnen benutten om de

versnellingen aan te houden. Daarom zien wij ook op de lange termijn een belangrijke rol voor

onderzoek en ontwikkeling. De innovaties die wij doen zijn zelfs vaker voor onze klanten dan

voor onszelf, dus ondervinden we ook dat wij een belangrijke externe impact uitoefenen op

andere sectoren om innovatief en concurrentieel te blijven. Het grote gevaar in de toekomst is

de moeilijkheid om de juiste mensen en profielen te vinden die geschikt zijn voor het

ontwikkelen van dergelijke nieuwigheden. Deze krapte aan technologische knowhow, zowel

intern bij de eigen medewerkers als op de arbeidsmarkt, vormt een bedreiging om onderzoek

en ontwikkeling binnen onze onderneming te blijven doen.

Page 90: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XLVI

Bijlage 3.7: Diepte-interview met Onderneming ‘Thèta’ uit de chemische

sector

DEEL 1: ONDERZOEK & ONTWIKKELING BINNEN DE ONDERNEMING

Wat betekent Onderzoek & Ontwikkeling en innovatie concreet binnen uw onderneming

en haar activiteiten en producten?

Onze onderneming heeft een eigen O&O laboratorium, waar ongeveer een veertigtal mensen in

tewerkgesteld zijn. Dat zijn er meer dan er in onze productieafdeling aan de slag zijn. In die zin

kan je dus wel stellen dat O&O uiterst belangrijk is voor onze onderneming. Deze vormt de

basis om nieuwe producten en toepassingen te ontwikkelen, die onze verfproducten kwalitatief

verbeteren, wat ons meer en meer opgelegd wordt door markt en overheid. Het gebeurt

regelmatig dat bijvoorbeeld overheid of klanten een bepaalde substantie willen bannen. Deze

nieuwe eisen worden dan ook doorgegeven aan onze laboranten, die nieuwe mengsels moeten

ontwikkelen zonder aan kwaliteit te moeten inboeten.

Hoe wordt er aan O&O gedaan binnen uw onderneming? Gebeurt dit eerder intern via

eigen personeel/ O&O-afdeling of wordt dit eerder uitbesteed aan derden?

Zoals reeds gezegd, beschikken wij over een eigen laboratorium met een veertigtal

werknemers. Onderzoek maakt in wezen deel uit van de filosofie van het bedrijf. Zo niet hinken

wij na verloop van tijd ook hopeloos achterop met de grotere spelers op de wereldmarkt.

Onderhoudt u enige samenwerkingsverbanden met enige kennisinstellingen of

universiteiten? Hoe verlopen die? Ontvangt u hiervoor steun van de federale/regionale

overheid?

Wordt er in de onderneming vaak gewerkt met octrooien?

We vragen wel vaker octrooien aan, mede dankzij de aftrek die we hier op bekomen.

DEEL 2: FINANCIERING VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING BINNEN DE

ONDERNEMING

Welke financiële bronnen worden aangewend voor uw O&O-activiteiten? Gebeurt dit

eerder via eigen middelen of worden daarvoor schulden aangegaan bij externe

instellingen? Wordt er een bepaalde regel gehanteerd (bv. een vaste verhouding interne-

externe middelen) voor het financieren van dergelijke activiteiten en projecten?

Page 91: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XLVII

Onze voorkeur gaat altijd naar eigen middelen. Tot nu toe hebben we ook niet veel kredieten

lopen. Daarmee sluit ik niet uit dat we in de toekomst leningen aangaan voor bepaalde

investeringen.

Maakt uw onderneming gebruik van bepaalde overheidssteun zoals directe hulpbronnen

(bv. subsidies) of indirecte (fiscale) steunmaatregelen om de kosten van O&O te

verlagen? Zo ja, dewelke?

Wij maken van beide hulpbronnen gebruik. Enerzijds verkrijgen we hier en daar een IWT (nu

VLAIO) subsidie om bepaalde investeringen te helpen doen bij de opstart van bepaalde

onderzoeksprojecten, ik denk dan aan bepaalde uitbreidingen aan onze machines. Daarnaast

vragen we ook regelmatig fiscale steun aan die ons aardig helpen in het besparen van onze

belastingen. Onze loonlast wordt aanzienlijk verlicht door de vrijstelling op de bedrijfsvoorheffing

van onze onderzoekers. De aftrek op octrooien en licenties heeft ons in het verleden ook al

geholpen wanneer we nieuwe producten ontwikkelden. Tenslotte genieten we ook van de

investeringsaftrek op groene investeringen.

Bent u op de hoogte van de fiscale maatregel i.v.m. de gedeeltelijke vrijstelling van de

bedrijfsvoorheffing op het loon van onderzoekers? (zie bijlage) Maakt u hiervan gebruik

of heeft u hiervan reeds gebruik gemaakt (wanneer? Hoeveel personen?)? Waarom

wel/niet?

We maken inderdaad gebruik van deze maatregel, voor ongeveer de helft van ons personeel in

het laboratorium. De loonkost is bij ons de zwaarste last om te dragen in ons O&O-

departement, en dus is deze belastingaftrek een welkome verlichting op deze kost.

DEEL 3: IMPACT VAN FINANCIERINGSBESLISSINGEN IN VERBAND MET ONDERZOEK

EN ONTWIKKELING

Hoe verliepen bepaalde (aanvraag)procedures van dergelijke maatregel? Heeft u toen, of

ondervindt u nog steeds bepaalde hinder bij mogelijke procedures of controles?

De subsidies vergen dikwijls een intensieve voorbereiding wanneer je deze werkelijk wilt

bekomen. Er kruipen met andere woorden wel wat manuren in het opstellen van een degelijk

subsidiedossier. Dikwijls gaat het om aanzienlijke sommen, dus in die zin is het natuurlijk wel

logisch dat de overheid goed zicht wilt hebben op de projecten waar deze geldsommen naartoe

gaan.

Fiscale stimulansen zijn doorgaans eenvoudiger te verkrijgen en vragen, in principe, minder

voorbereiding. Omdat wij echter steeds juridisch recht in onze schoenen willen staan, vragen

we over het algemeen een bindend advies bij de rulingcommissie voor dergelijke

Page 92: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XLVIII

steunmaatregelen. Deze is niet verplicht en dus is het een eigen keuze om ook hier extra

manuren te steken in de dossieropbouw van onze fiscale steunaanvragen. Hiermee hoopten we

toch enige rechtsgeldigheid te verkrijgen na goedkeuring van onze aanvraag. Nadien bleek

echter dat we enkele maanden na onze aanvraag meteen werden doorgelicht op onze

verschillende belastingaftrekken, terwijl we voor al deze maatregelen groen licht verkregen bij

de ruling. Dit nam in onze ogen dan ook onnodig veel tijd in beslag en we hopen in het vervolg

dan ook op een betere communicatie tussen aanvraag –en controle-instanties. Het is wel niet

zo dat wij door dergelijke voorvallen ontmoedigd geraken om in het vervolg verdere steun aan

te vragen. De verschillende steunmaatregelen hebben uiteindelijk wel altijd geloond.

Achteraf gezien, vind u dat de maatregelen die u gebruikt een positieve impact op het

innovatiebeleid van uw onderneming heeft/had? Of vind u dat het vrijgekomen budget na

het gebruik van fiscale steunmaatregelen eerder geschikt zijn om aan te wenden voor

investeringen anders dan Onderzoek en Ontwikkeling?

Ondanks eerder vermelde hinder zijn wij niet ontmoedigd om in het vervolg verdere steun aan

te vragen. De verschillende steunmaatregelen hebben uiteindelijk wel altijd geloond. De octrooi-

aftrek heeft in het verleden toch enkele veranderingen teweeg gebracht binnen de

onderneming. Voordien was het zo dat wij onze kennis volledig binnenshuis wilden houden. Bij

de aanvraag van octrooien moet je toch wat van je kennis naar buiten brengen vooraleer je

deze daadwerkelijk kan bekomen. De belastingaftrekken die we hier op verkregen hebben ons

over de streep helpen trekken om meer te gaan octrooieren.

Zou u nog steeds investeren in bepaalde O&O-projecten mocht u een zeker maatregel

niet ontvangen hebben?

De gunstmaatregelen die we verkrijgen, is uiteraard mooi meegenomen, maar aangezien de

markt continu verbeteringen en aanpassingen van ons vereist, is het ook niet meer dan dat.

Zonder die fiscale steun zouden we dus ook altijd blijven investeren in O&O. Dat moéten we

ook.

Heeft u reeds signalen (i.v.m. groei, tewerkstelling, extra ruimte voor additionele O&O-

projecten) opgevangen waarop fiscale steunmaatregelen een positieve impact hebben?

Ik denk niet dat je dergelijke zaken direct kunt toewijzen aan een bepaalde maatregel.

Ongeacht we deze maatregelen verkrijgen, focussen we sterk op ons onderzoek naar

vernieuwingen en verbeteringen. Stellen dat we nog meer onderzoek voeren met deze fiscale

maatregelen zou ik niet meteen durven doen. De fiscale maatregelen helpen onze kosten van

onderzoek en ontwikkeling verlagen nadat we dit onderzoek gevoerd hebben, dus in se worden

hiermee enkel reeds gemaakte kosten verlicht. De octrooiaftrek heeft wel onze mindset helpen

Page 93: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

XLIX

shiften naar het octrooieren van nieuwe producten. Subsidies hebben wel een meer directe en

toekomstgerichte impact op onze O&O aangezien deze extra middelen creëren bij de opstart

van onze projecten, maar daarmee wil ik niet gezegd hebben dat we deze projecten niet

zouden uitgevoerd hebben zonder het verkrijgen van subsidies.

Hoe voorspelt u de toekomst? Welke rol speelt O&O hierin verder? Zijn er bepaalde

steunmaatregelen die u voorziet te gebruiken in de toekomst?

De ‘war on talent’ zal ook voor ons een belangrijke uitdaging blijven in de toekomst. Zeker voor

laboranten vrezen we dat de loonkost verder zal blijven stijgen. In die zin verwachten we dus in

de toekomst nog een rol voor de vrijstelling op de bedrijfsvoorheffing, zeker na de uitbreiding

naar bachelorsdiploma’s. Over het algemeen zijn we wel een lokale speler, waardoor we niet

zozeer een verschuiving verwachten van onze knowhow naar het buitenland, hoewel we wel

willen blijven uitbreiden om competitief te blijven.

Bijlage 3.8: Diepte-interview met Onderneming ‘Jota’ uit de voedingssector

(Koek & beschuitvervaardiging)

DEEL 1: ONDERZOEK & ONTWIKKELING BINNEN DE ONDERNEMING

Wat betekent Onderzoek & Ontwikkeling en innovatie concreet binnen uw onderneming

en haar activiteiten en producten?

‘Jota’ werd overgenomen in 2015. Deze overname heeft eigenlijk een verschuiving veroorzaakt

van de rijke traditie van het bedrijf naar meer aandacht op de technische specificaties en

efficiëntie van de productie. Dit betekent ook dat wij toen begonnen zijn met het investeren in

innovatie en onderzoek. We leven in een maatschappij waarin de consument steeds bewuster

wordt in zijn aankopen, o.a. gezondheid en ecologische voetafdruk gaan hierbij steeds vaker

een rol gaan spelen. Deze ontwikkelingen verplichten ons als koekjesfabrikant om te gaan

experimenteren met gezondere, meer biologische recepten, die bovendien verpakt worden in

materialen die een alsmaar kleinere impact mogen hebben op ons milieu. Vaak creëren deze

twee zaken moeilijkheden in de bewaartijd van onze koeken aangezien de biologische

verpaktechnieken die nu verkrijgbaar zijn op de markt de smaak en consistentie van de koek

minder goed bewaren.

Hoe wordt er aan O&O gedaan binnen uw onderneming? Gebeurt dit eerder intern via

eigen personeel/ O&O-afdeling of wordt dit eerder uitbesteed aan derden?

Als koekjesfabrikant hebben wij geen officieel O&O-afdeling en momenteel staat bij ons ook

nog geen werknemer officieel ingeschreven als onderzoeker. Wat we wel hebben, is een

Page 94: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

L

product manager die bekijkt welke nieuwigheden we kunnen gaan ontwikkelen die de

kwaliteiten van onze producten helpen verbeteren. Hij bestudeert de mogelijke uitdagingen die

ons te wachten staat en hoe we onze productie van bepaalde koekjes kunnen aanpassen om

aan deze nieuwe vereisten te voldoen.

Onderhoudt u enige samenwerkingsverbanden met enige kennisinstellingen of

universiteiten? Hoe verlopen die? Ontvangt u hiervoor steun van de federale/regionale

overheid?

Neen, momenteel zijn dergelijke partnerships nog niet ter sprake gekomen.

Heeft uw onderneming permanent personeel in dienst voor het uitvoeren van O&O-

activiteiten of gebeurt dit wanneer nodig? Zo ja, hoeveel werknemers heeft u in dienst

m.b.t. O&O? Indien optie 2, hoe vaak voert u gemiddeld O&O-activiteiten uit per jaar,

twee jaar,…

Zoals reeds gezegd hebben we momenteel geen werknemer die als onderzoeker ingeschreven

werd. Ook onze product manager is niet voltijds bezig met het opzoeken van mogelijke

vernieuwingen. Hij staat ook in voor heel wat andere activiteiten die men niet zozeer als

‘innovatief’ mag bestempelen. Een relatieve verhouding geven van de activiteiten die hij uitvoert

in het kader van O&O en voor andere redenen kan ik je vandaag niet voorleggen.

Wordt er in de onderneming vaak gewerkt met octrooien, patenten e.d.m.?

Momenteel niet, hoewel we een vermoeden hebben dat wij hiervoor wel in aanmerking kunnen

komen voor sommige van onze projecten. Er is echter een verschil in weten dat een maatregel

bestaat, en het dan ook effectief doen. De reden dat we kennis hebben van bepaalde subsidies

en vrijstellingen is ook dat wij daar enkele jaren terug zelf naar geïnformeerd hebben. In onze

ogen kan de overheid hier zeker nog aan werken, vooral naar communicatie wat betreft O&O

en de mogelijke hulp die men kan verkrijgen.

DEEL 2: FINANCIERING VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING BINNEN DE

ONDERNEMING

Wat waren de bruto-uitgaven voor u interne O&O? Wat was de zwaarste kost van deze

immateriële vaste activa? Hoe zijn deze uitgaven de afgelopen jaren geëvolueerd? Hoe

ziet u deze in de toekomst verder evolueren?

Deze uitgaven zijn voor ons nog behoorlijk beperkt, waardoor de incentive om bepaalde

steunmaatregelen te raadplegen ook nog klein is. De grootste kost in O&O is voor ons de tijd

Page 95: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

LI

die onze product manager in dergelijke projecten moet steken. Momenteel zijn we dan ook nog

in een prille fase voor O&O en voorzien we zeker nog ruimte voor verdere groei.

Welke financiële bronnen worden aangewend voor uw O&O-activiteiten? Gebeurt dit

eerder via eigen middelen of worden daarvoor schulden aangegaan bij externe

instellingen? Wordt er een bepaalde regel gehanteerd (bv. een vaste verhouding interne-

externe middelen) voor het financieren van dergelijke activiteiten en projecten?

Onze voorkeur gaat naar financiering met eigen middelen, om geen verantwoording te moeten

afleggen aan derden.

Maakt uw onderneming gebruik van bepaalde overheidssteun zoals directe hulpbronnen

(bv. subsidies) of indirecte (fiscale) steunmaatregelen om de kosten van O&O te

verlagen? Zo ja, dewelke?

We hebben kortgeleden van de maatregel omtrent de vrijstelling op de bedrijfsvoorheffing

genoten. Subsidies hebben we vroeger ook nog bekeken maar zijn we eigenlijk behoorlijk snel

van afgestapt door de zware administratievereisten.

Hoe verloopt het proces waarbij u besluit gebruik te maken van een bepaalde fiscale

maatregel of subsidie?

Momenteel kunnen we nog geen vast stramien voorleggen over hoe we onze O&O-projecten

afhandelen en financieren. Gezien onze beperkte ervaring op het gebied van innovatie,

bevinden we ons momenteel nog in een leerproces van hoe we bepaalde zaken kunnen

aanpakken en welke steunmaatregelen geschikt zijn voor onze activiteiten. Onlangs hebben wij

met behulp van VLAIO heel wat nieuwe kennis opgedaan wat betreft de verschillende

steunmogelijkheden. Die medewerkster van hen heeft ons ook aardig begeleid in de aanvraag

voor de fiscale vrijstelling.

We merken wel dat er vanuit de buitenwereld veel vraag is naar onze onderneming om mee te

doen aan bepaalde steunprogramma’s. Voor zowel subsidies als de vrijstelling

bedrijfsvoorheffing zijn we door verschillende instanties benaderd geweest om mee te doen aan

dergelijke steunprogramma’s. In vergelijking met onze werkelijke grootte, heeft ‘Jota’ dankzij

onze rijke geschiedenis eigenlijk een grote naam verworven. Verschillende bronnen binnen

deze overheidsinstanties hebben ons toevertrouwd dat zij een uithangboord nodig hebben voor

hun steunprogramma’s omdat de eerste stap voor ondernemingen, vooral kleinere KMO, in

innovatie vaak te moeilijk is om te zetten.

Bent u op de hoogte van de fiscale maatregel i.v.m. de gedeeltelijke vrijstelling van de

bedrijfsvoorheffing op het loon van onderzoekers? (zie bijlage) Maakt u hiervan gebruik

Page 96: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

LII

of heeft u hiervan reeds gebruik gemaakt (wanneer? Hoeveel personen?)? Waarom

wel/niet?

Wij zijn wel degelijk op de hoogte van deze fiscale maatregel, en hebben deze fiscale steun nog

in het recente verleden verkregen (zo’n twee jaar geleden) voor sommige activiteiten van onze

product manager. De reden waarom we deze momenteel niet genieten is simpel: De man heeft

ons kort geleden verlaten voor een nieuwe uitdaging en we zijn er niet op gekomen om een

nieuw dossier op te stellen voor zijn vervanger, die in wezen dezelfde activiteiten uitvoert

binnen onze onderneming. Onze vorige product manager was namelijk ook diegene met de

dossierkennis binnen onze onderneming wat betreft steunmaatregelen voor O&O, dus moeten

wij deze informatie opnieuw gaan aanwerven. Uw bezoek hier vandaag heeft ons helpen

beseffen dat ook onze nieuwe product manager voldoet aan de diplomavereiste, dus zullen wij

dit binnenkort verder bekijken om opnieuw aan te melden.

DEEL 3: IMPACT VAN FINANCIERINGSBESLISSINGEN IN VERBAND MET ONDERZOEK

EN ONTWIKKELING

Hoe verliepen bepaalde (aanvraag)procedures van dergelijke maatregel? Heeft u toen, of

ondervindt u nog steeds bepaalde hinder bij mogelijke procedures of controles?

Van wat ik mij kan herinneren zijn de aanvraagprocedures voor de fiscale vrijstelling vrij vlot

verlopen. Subsidies hebben we heel wat meer moeite ondervonden bij het opstellen van enkele

dossiers omtrent innovatie. Onze onderneming heeft net de overstap gemaakt naar een grote

KMO, maar we zijn nog heel jong in onze O&O-activiteiten, waardoor de meeste van onze

projecten nog voortvloeien uit een proces van trial and error. Subsidies vereisen echter dat je

als onderneming een totaalbeeld moet kunnen geven van het project: welke stappen je

onderneemt, de risico’s en kosten die eraan verbonden zijn, de mogelijke alternatieven,

enzovoort. Dit alles met financiële cijfers in kaart brengen is voor ons, met onze beperkte

ervaring aan onderzoeksprojecten, tot op heden onmogelijk.

Achteraf gezien, vind u dat de maatregelen die u gebruikt een positieve impact op het

innovatiebeleid van uw onderneming heeft/had? Of vind u dat het vrijgekomen budget na

het gebruik van fiscale steunmaatregelen eerder geschikt zijn om aan te wenden voor

investeringen anders dan Onderzoek en Ontwikkeling?

Zeer zeker. We zijn een redelijk kleine onderneming, waardoor de maatregelen waarvan we

genieten echter behoorlijk beperkt zijn. Hoe beperkt ook, de vrijstellingsmaatregel omtrent

bedrijfsvoorheffing was voor mij ook een belangrijke factor om er een extra VTE bij te nemen

dat zich meer zou bezighouden met het onderzoeken, plannen en voorbereiden van

Page 97: ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (O&O) FINANCIERING VAN …...DE BETEKENIS VAN DE FISCALE MAATREGEL MET ... investeren in immateriële vaste activa zoals O&O dikwijls beschouwd als een dure

LIII

nieuwigheden rond onze producten. Niet dat het een enorm verschil uitmaakte, maar het maakt

een duurdere werknemer toch wat goedkoper.

Zou u nog steeds investeren in bepaalde O&O-projecten mocht u een zekere maatregel

niet ontvangen hebben?

We zijn nog niet geremd geweest in onze activiteiten doordat we een bepaalde maatregel niet

verkregen hebben. We laten onze projecten er ook niet door afhangen. De markt verplicht ons

de laatste jaren om meer proactief te worden en in te zetten op innovatie, dus in dat opzicht

doen we sowieso aan O&O.

Heeft u reeds signalen (i.v.m. groei, tewerkstelling, extra ruimte voor additionele O&O-

projecten) opgevangen waarop fiscale steunmaatregelen een positieve impact hebben?

De persoon die we mede dankzij de vrijstelling hebben aangenomen, heeft achteraf ook de tijd

gehad om nieuwe projecten voor ons te gaan onderzoeken. Achteraf gezien heeft dit wel onze

ogen geopend. Voordien hadden wij al een behoorlijk zware overheadstructuur binnen de

onderneming, waardoor we twijfelden over de meerwaarde van nog een extra medewerker die

zich zou bezighouden met innovatieve projecten. Deze twijfel is vandaag verdwenen en

bovendien zijn we helemaal overtuigd geraakt van de weg die we ingeslagen zijn wat betreft

extra inspanningen in innovatie. Vandaag zijn we dus ook volop bezig met het zoeken naar

opportuniteiten in overheidssteun die ons vooruit kunnen helpen.

Hoe voorspelt u de toekomst? Welke rol speelt O&O hierin verder? Zijn er bepaalde

steunmaatregelen die u voorziet te gebruiken in de toekomst?

Nu beseffen we wel dat de noodzaak om kwalitatief te verbeteren en vernieuwen en

nieuwigheden te ontwikkelen er wel degelijk is. We zijn dus zeker vertrokken om in de toekomst

nog meer O&O te doen, aangezien onze product manager nu ook niet alle interessante

projecten kan uitvoeren. Het is moeilijk te zeggen welke steun we hiervoor in de toekomst nog

gaan aanvragen. De eerste stap was in ons opzicht de moeilijkste, en de fiscale vrijstelling heeft

ons zeker gestimuleerd om deze daadwerkelijk te zetten.

Het is ook voor ons niet de bedoeling om te verhuizen naar het buitenland, omwille van

houdbaarheidsredenen, maar ook het label ‘Made in Belgium’ is voor ons waardevol. Zeker

voor onderzoek merken we wel dat zowel wij als de ondernemingen in onze omgeving de

knowhow in België willen houden.