Onderwijsraad · delbaar landbouwonderwijs alsmede de aansluiting met en de doorstroming naar het...

6
Onderwijsraad Aan de minister van landbouw en visserij, de heer ir. G.J.M. Braks, Postbus 20401, 2500 EK 's-Gravenhage.- Nassaulaan 6 2514 JS 's-Gravenhage Tel. 070-63 79 55 uns kenmerk OR 2B/1397 S RT/AK Uw kenmerk LO-8194/jg/Ra d.d. 27 oktober 's-Gravenhage, 2 £} JAN. 1989 1988 Onderwerp Eindexamenprogramma's middelbaar landbouwonderwijs (toepassing artikel 8, eerste lid, Eind- examenbesluit middelbaar landbouwonderwijs). In antwoord op uw bovengenoemd verzoek om advies van 27 oktober 1988 over een aantal concept-eindexamenprogramma's voor het middelbaar land- bouwonderwijs bericht de Afdeling secundair onderwijs (beroepsonderwijs) van de Onderwijsraad u het volgende. Inleiding. Het verheugt de Afdeling dat thans ook voor het middelbaar land- bouwonderwijs een aantal eindexamenprogramma's zal worden vastgesteld. Der- gelijke eindexamenprogramma's kunnen het civiel effect van het diploma mid- delbaar landbouwonderwijs alsmede de aansluiting met en de doorstroming naar het hoger beroepsonderwijs in gunstige zin beïnvloeden. De Afdeling bevreemdt het dat de concept-eindexamenprogramma's haar eerst op 27 oktober 1988 om advies zijn aangeboden, terwijl de betrok- ken scholen reeds op 8 juli 1988, onder voorbehoud van het advies van de Onderwijsraad, op de hoogte zijn gesteld van de inhoud ervan. Een dergelijke aanpak leidt ertoe dat eerst tijdens c.q. kort voor de eindexamens de eind- examenprogramma's definitief kunnen worden vastgesteld. Hierdoor ontstaat een lange periode van rechtsonzekerheid voor scholen en leerlingen, hetgeen de Afdeling betreurt. Algemeen. Uit uw aanbiedingsbrief blijkt dat u in uw "Richtlijnen MAO L0- 1085 van 25 april 1988" de "vastgestelde examenvakken" hebt opgesomd. De Af- deling moet aannemen dat u deze eindexamenvakken hebt vastgesteld op grond van artikel 6 van het Eindexamenbesluit middelbaar landbouwonderwijs (hierna Vermeld bij beantwoording van een brief kenmerk en datum

Transcript of Onderwijsraad · delbaar landbouwonderwijs alsmede de aansluiting met en de doorstroming naar het...

Page 1: Onderwijsraad · delbaar landbouwonderwijs alsmede de aansluiting met en de doorstroming naar het hoger beroepsonderwijs in gunstige zin beïnvloeden.

Onderwijsraad

Aan de m i n i s t e r van landbouw en v i s s e r i j , de heer i r . G.J.M. Braks, Postbus 20401, 2500 EK ' s -Gravenhage . -

Nassaulaan 6 2514 JS 's-Gravenhage Tel. 070-63 79 55

uns kenmerk OR 2B/1397 S RT/AK

Uw kenmerk LO-8194/jg/Ra d.d. 27 oktober

's-Gravenhage, 2 £} JAN. 1989

1988

Onderwerp Eindexamenprogramma's middelbaar landbouwonderwijs (toepassing artikel 8, eerste lid, Eind­examenbesluit middelbaar landbouwonderwijs).

In antwoord op uw bovengenoemd verzoek om advies van 27 oktober 1988 over een aantal concept-eindexamenprogramma's voor het middelbaar land­bouwonderwijs bericht de Afdeling secundair onderwijs (beroepsonderwijs) van de Onderwijsraad u het volgende.

Inleiding. Het verheugt de Afdeling dat thans ook voor het middelbaar land­

bouwonderwijs een aantal eindexamenprogramma's zal worden vastgesteld. Der­gelijke eindexamenprogramma's kunnen het civiel effect van het diploma mid­delbaar landbouwonderwijs alsmede de aansluiting met en de doorstroming naar het hoger beroepsonderwijs in gunstige zin beïnvloeden.

De Afdeling bevreemdt het dat de concept-eindexamenprogramma's haar eerst op 27 oktober 1988 om advies zijn aangeboden, terwijl de betrok­ken scholen reeds op 8 juli 1988, onder voorbehoud van het advies van de Onderwijsraad, op de hoogte zijn gesteld van de inhoud ervan. Een dergelijke aanpak leidt ertoe dat eerst tijdens c.q. kort voor de eindexamens de eind­examenprogramma's definitief kunnen worden vastgesteld. Hierdoor ontstaat een lange periode van rechtsonzekerheid voor scholen en leerlingen, hetgeen de Afdeling betreurt.

Algemeen. Uit uw aanbiedingsbrief blijkt dat u in uw "Richtlijnen MAO L0-

1085 van 25 april 1988" de "vastgestelde examenvakken" hebt opgesomd. De Af­deling moet aannemen dat u deze eindexamenvakken hebt vastgesteld op grond van artikel 6 van het Eindexamenbesluit middelbaar landbouwonderwijs (hierna

Vermeld bij beantwoording van een brief kenmerk en datum

Page 2: Onderwijsraad · delbaar landbouwonderwijs alsmede de aansluiting met en de doorstroming naar het hoger beroepsonderwijs in gunstige zin beïnvloeden.

, OR 2B/1397 S -2-

te noemen: het eindexamenbesluit). Zij merkt op dat u de Onderwijsraad daar­over niet hebt gehoord ondanks het daartoe strekkende voorschrift van het besluit. De vraag is of deze vaststelling daarmee rechtsgeldig is, gelet op de gangbare jurisprudentie.

De Afdeling voegt hieraan toe dat blijkens het concept van voren­bedoeld eindexamenbesluit, dat u de Onderwijsraad om advies toezond bij brief van 14 januari 1986, J 7597, de vaststelling van de verplichte keuze­vakken nog bij algemene maatregel van bestuur geschiedde. Thans is dit aan u gedelegeerd blijkens artikel 6 van het eindexamenbesluit. Gezien deze wijzi­ging die overigens heeft plaatsgevonden zonder nadere redengeving in de nota van toelichting, hecht de Afdeling eraan dat op de vaststelling van deze vakken de Onderwijsraad in ieder geval wordt gehoord.

De Afdeling waardeert het dat thans voor het eerst voor een aantal vakken (13) centraal vastgestelde eindexamenprogramma's zullen gaan gelden. Het eindexamenbesluit (artikel 8) geeft echter aan dat u voor elk eindexa­menvak een eindexamenprogramma behoort vast te stellen. Worden voor de ove­rige vakken ook nog eindexamenprogramma's opgesteld?

Niet alleen voor elk vak, maar ook voor de A-leergang èn voor de B-leergang behoren eindexamenprogramma's te worden vastgesteld (artikel 8, eerste lid). Echter, slechts bij vijf van de dertien de Afdeling om advies toegezonden programma's is een verdeling gemaakt in A-respectievelijk B-leergang. Hierdoor is het de Afdeling niet mogelijk de overige programma's wat Htt betreft in samenhang te bezien en qua niveau te vergelijken.

Gezien laatstgenoemde samenhang en gelet op de hoofdfuncties van het middelbaar beroepsonderwijs ten aanzien van de persoonlijke ontplooiing en de maatschappelijke en culturele vorming merkt de Afdeling op de laatste aspecten in de concept-eindexamenprogramma's in het algemeen te hebben ge­mist.

Voor wat betreft de centrale examinering van de eindexamenvakken en de onderwerpen daaruit blijkt uit het eindexamenbesluit (artikelen 6, tweede lid, juncto artikel 8, eerste lid tweede volzin) dat u jaarlijks bepaalt welke vakken centraal geëxamineerd zullen worden en ook vaststelt welke onderwerpen uit elk eindexamenvak centraal geëxamineerd zullen worden. Uit de haar overgelegde eindexamenprogramma's kan de Afdeling niet opmaken om welke vakken c.q. onderwerpen het wat dit betreft gaat, hetgeen zij be­treurt, daar het bij de beoordeling van examenprogramma's van belang is te weten hoe de verdeling van de examenstof over het schoolonderzoek respectie­velijk het centraal examen plaats heeft. De concept-eindexamenprogramma's Dierlijke productie A en Duits voldoen al helemaal niet aan dit voorschrift, aangezien daarin geen enkel onderwerp wordt vermeld.

De benaming van een aantal vakken is ook niet geheel duidelijk en niet steeds overeenkomstig het bepaalde in het eindexamenbesluit en het Be­sluit middelbaar landbouwonderwijs. Voorbeelden hiervan zijn de benamingen van de eindexamenprogramma's rundveehouderij ("Dierlijke productie 1989"), groenteteelt ("glasgroentegewassen") en intensieve veehouderij ("Dierlijke productie 1989").

Bij het eindexamenvak economie valt op dat het Besluit middelbaar landbouwonderwijs spreekt van het beroepsgerichte vak "Algemene economie/ Agrarische economie", terwijl uit het om advies ontvangen eindexamenprogram­ma "economie MAO 1988/ 1989" blijkt dat dit programma behalve het vak alge-

Page 3: Onderwijsraad · delbaar landbouwonderwijs alsmede de aansluiting met en de doorstroming naar het hoger beroepsonderwijs in gunstige zin beïnvloeden.

. OR 2B/1397 S

mené economie/algemene agrarische economie de vakken rechts- en wetskennis (in de meest ruime zin des woords), bedrijfsadministratie en bedrijfsecono­mie omvat. Het kennelijk in dit vak bestaande schriftelijk examen bestaat uit de onderdelen bedrijfseconomie en "algemene agrarische economie en recht". Enige verduidelijking ware hier op haar plaats, mede gelet op de relatie met het afzonderlijke eindexamenvak commerciële economie.

De eindexamenprogramma's zijn alleen bedoeld voor het eindexamen 1988-1989. Hoewel de meeste eindexamenprogramma's voor meer jaren zullen moeten gelden, kan de Afdeling instemmen met deze beperkte geldigheidsduur, nu in het ontwerp-Eindexamenbesluit middelbaar beroepsonderwijs (artikel 5) is aangegeven wat examenprogramma's dienen te omvatten en hoe ze tot stand dienen te komen, vooralsnog met ingang van 1 augustus 1989. De Afdeling ver­wacht dan ook dat haar in de zeer nabije toekomst voor het middelbaar land­bouwonderwijs nadere eindexamenprogramma's ter advisering zullen worden aan­geboden.

Concluderend merkt de Afdeling op dat het de voorkeur verdient om nauwlettend aan te sluiten bij het bepaalde in het Eindexamenbesluit middel­baar landbouwonderwijs. Ook geeft zij u in overweging te komen tot een meer eenduidige en overzichtelijker vormgeving van de eindexamenprogramma's. Tot slot merkt zij op dat zij de inspectie-adviezen bij de concept-eindexamenpro­gramma's node heeft gemist bij haar oordeelsvorming.

III- Do onderscheiden programma's. a. Nederlands.

Hoewel in de doelstellingen (onder 1.) zowel het algemeen vormende als het beroepsgerichte aspect aan de orde komt, blijkt in het eindexamen­programma het accent vooral op het laatste te liggen. De Afdeling ziet gaar­ne wat meer nadruk op eerstgenoemd aspect. Culturele vorming kan bij voor­beeld worden bevorderd door meer aandacht te besteden aan literatuur.

b. Engels. De Afdeling is van mening dat zowel in de A-leergang als de B-

leergang er sprake Is van een goed en evenwichtig eindexamenprogramma. De onderwerpen zijn helder omschreven en duidelijk is aangegeven wat op het centraal examen wordt getoetst. Wel bepleit de Afdeling, evenals bij het vak Nederlands, ten aanzien van de A-leergang aandacht voor literatuur om recht te doen aan het algemeen vormende aspect van het landbouwonderwijs mede met het oog op de eventuele doorstroming naar het hoger beroepsonderwijs.

Het B-programma is, als afzwakking van het A-programma, soms wat te ruim geformuleerd zoals ten aanzien van de spreekvaardigheid ("dusdanig dat duidelijk overkomt wat er wordt bedoeld"). Voorts vraagt de Afdeling zich af wat de status is van de NB-opmerkingen op pagina 3 van beide pro­gramma ' s.

c. Duits. In tegenstelling tot het eindexamenprogramma Engels is dat voor

Duits nauwelijks deze benaming waard. Het concept voldoet naar de mening van de Afdeling niet aan de meest elementaire vereisten die aan de omschrijving van een eindexamenprogramma kunnen worden gesteld. Hij verzoekt u dan ook om een aangepast concept-eindexamenprogramma haar om advies voor te leggen.

Page 4: Onderwijsraad · delbaar landbouwonderwijs alsmede de aansluiting met en de doorstroming naar het hoger beroepsonderwijs in gunstige zin beïnvloeden.

OR 2B/1397 S -4-

d. Economie. Onder het kopje "Exameneisen" worden de onderwerpen genoemd die

aan de orde dienen te komen bij het vak economie. Het onderscheid tussen de A- en B-leergang wordt pas aangegeven bij de indeling van het examen (onder het kopje "Examenprogramma"). De Afdeling acht het gewenst dat conform arti­kel 8, eerste lid, van het eindexamenbesluit bij de onderwerpen wordt aange­geven of deze voor de A- dan wel B-leergang relevant zijn. Vervolgens kan tevens worden aangegeven welke onderwerpen op het centraal examen zullen worden getoetst.

e. Commerciële economie. Het is een goede zaak dat het eindexamenprogramma commerciële eco­

nomie is afgestemd op de eisen die worden gesteld in het Uitvoeringsbesluit Vestigingswet Detailhandel. De Afdeling neemt aan dat hierover overleg is gevoerd met uw ambtgenoot van Economische Zaken.

De Afdeling acht het merkwaardig dat aan het eind van het program­ma wordt verwezen naar het eindexamenprogramma economie voor wat betreft rechts- en wetskennis. Vanwaar deze verwijzing nu uit de eerste zin van dit concept-eindexamenprogramma blijkt dat de eisen, opgenomen in het concept­eindexamenprogramma economie, niet in onderhavig programma worden opgenomen? Op deze wijze zit er toch een overlap in de programma's?

Hoewel het voor de hand ligt dat de eindexamenprogramma's voor zo­wel de A- als de B-leergang in ieder geval voldoen aan de eisen van de Ves­tigingswet Detailhandel, is het merkwaardig dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de programma's voor de A- en de B-leergang zoals artikel 8, eerste lid, van het eindexamenbesluit vereist.

Voor wat de onder c.4. genoemde vaardigheid betreft vraagt de Af­deling zich af hoe bij de examinering van een vakrichtingsvak een doelmatige goederenpresentatie in de etalage- en verkoopruimte kan worden gerealiseerd.

f. Natuurkunde. In dit concept-eindexamenprogramma, waarvan pag. 5 in de aan de

Afdeling toegezonden exemplaren ontbreekt, wordt gesteld dat als uitgangs­punt voor het instroomniveau in het middelbaar landbouwonderwijs het m.a.v.o.-l.b.o.-C-programma is aangehouden. Als dit betekent dat alleen leerlingen van m.a.v.o. en l.b.o. met natuurkunde op C-niveau in hun examen­pakket dit vak kunnen kiezen, dan wordt op deze wijze een drempel opgeworpen bij de entree van het middelbaar landbouwonderwijs. De Afdeling heeft haar twijfels bij de wenselijkheid hiervan.

Voor het overige acht de Afdeling het programma nogal ambitieus gelet op de tijd die beschikbaar is. Het concept heeft bovendien meer weg van een leerplan dan van een van overheidswege vast te stellen eindexamen­programma. Gezien het gevaar van overbelasting zijn afspraken tussen het hoger en middelbaar landbouwonderwijs met het oog op doorstroming wellicht zinvol.

g. Akkerbouw. In dit concept-eindexamenprogramma is sprake van een sterk theore­

tische benadering, hetgeen de vraag oproept of dat in de schoolpraktijk wel uitvoerbaar is.

Page 5: Onderwijsraad · delbaar landbouwonderwijs alsmede de aansluiting met en de doorstroming naar het hoger beroepsonderwijs in gunstige zin beïnvloeden.

OR 2B/1397 S -5-

De verwijzing op pagina 2 naar het "Informatiemodel Open teelten" is te weinig specifiek. Indien wordt gedoeld op het verslag nr. 67 van het proefstation voor de akkerbouw en groenteteelt in de volle grond te Lelystad d.d. juli 1987, merkt de Afdeling het volgende op. De doelstellingen van dit informatiemodel zijn: het dienen als basis voor het opzetten van geautomati­seerde informatiesystemen en het dienen als middel bij planning en program­mering van het agro-informatica-onderzoek. De Afdeling is van mening dat een dergelijk model niet zonder meer de grondslag voor een examenprogramma kan V o r m e n . H e t e i r d p y a i n p n n r n o r a m m a ? o 1 f mno f- s*s\r>r.rnai- amnoatran u „ „ _ _ J _ _ -

detaillering van de in het examenprogramma gehanteerde indeling eruit be­hoort te zien op basis van een dergelijk model.

De Afdeling acht vooralsnog de beschreven samenhang met andere vakken juist. Een vraag die opkomt is wat de relevantie van het onderdeel "ontwatering" voor het vakgebied economie kan zijn (onderwerp 1.1).

Voorts vraagt de Afdeling zich af wat de zin is van de beschrij­ving van de doelstellingen (1.3) en de onderwerpen van de gedragscomponent (1.4) nu dit zo abstract is gehouden en zo summier is opgezet. De Afdeling geeft de voorkeur aan een meer concrete uitwerking hiervan in het examenpro­gramma .

Tot slot vraagt de Afdeling zich af of het niveau van de A-leer­gang (niveau IV pag. 2/3) niet wat te hoog gegrepen is. De omschrijving daarvan zou niet misstaan in een h.b.o.-programma.

Agrarische techniek. Evenals bij het examenprogramma akkerbouw is bij het eindexamen­

programma agrarische techniek sprake van een sterk theoretische benadering. Ook hier treft de Afdeling de doelstellingen en de onderwerpen van de ge­dragscomponent op vrij summiere en te abstract beschreven wijze aan. Ook ziet de Afdeling daarvan gaarne een meer concrete uitwerking in het examen­programma terug. Agrarische techniek is een praktijkvak en dat moet beslist zo blijven.

De Afdeling stemt in met de genoemde onderwerpen en evenzo met de uitsplitsing naar vakrichtingen. Wel is het programma te omvangrijk. De Af­deling ziet gaarne dat de onderdelen 2. Gebouwen en 3. Arbeid en veiligheid (onder 1.2) nader worden uitgewerkt vanwege het belang ervan en gelet op harmonisatie met de overige onderwerpen, die wel zijn uitgewerkt.

In dit kader merkt de Afdeling op het onderdeel Arbeid en veilig­heid ook voor de B-leergang van belang te achten, daar juist op deze aspec­ten de laatste jaren de nadruk is komen te liggen. Aanpassing van het pro­gramma in deze zin geeft zij daarom in overweging.

Dierlijke produktie (rundveehouderij). Het opschrift van dit concept-eindexamenprogramma luidt "Centraal

opgesteld examen A-opleiding dierlijke produktie 1989". Blijkens de advies­aanvraag dient dit programma te worden beschouwd als het eindexamenprogramma rundveehouderij. De Afdeling wijst erop dat de gehanteerde terminologie in de titel niet aansluit bij die van het eindexamenbesluit. Zoals reeds opge­merkt in het algemeen deel van dit advies, verdient het de aanbeveling de wettelijke terminologie te volgen.

Page 6: Onderwijsraad · delbaar landbouwonderwijs alsmede de aansluiting met en de doorstroming naar het hoger beroepsonderwijs in gunstige zin beïnvloeden.

' OR 2B/1397 S -6-

Het aangeboden concept bevat geen opsomming van de onderwerpen. De verwijzing naar een summier benoemd deelonderwijsplan 1988 is beslist niet voldoende. Het concept kan naar de mening van de Afdeling dan ook niet als eindexamenprogramma worden beschouwd. De Afdeling ziet gaarne een nieuw concept ter advisering aan haar voorgelegd.

j. Dierlijke produktie (varkenshouderij). De opmerkingen onder i. gelden evenzo voor het concept-eindexamen­

programma dierlijke produktie voor de varkenshouderij.

k. Bloementeelt. In het concept-eindexamenprogramma voor dit vak is alleen het

theoretische deel uitgewerkt. De Afdeling stemt in met de gekozen teelten en de mogelijkheid om regionaal belangrijke teelten te kiezen. De 'Afdeling mist de omschrijving van de teelt van tulpen en gerbera's. In uw adviesaan­vrage wordt geen verklaring voor het laten vervallen daarvan gegeven.

De stage en het praktijkdeel worden wel genoemd maar niet nader wordt uitgewerkt hoe deze onderdelen aan de orde kunnen worden gesteld in een centraal examen. Reeds in haar advies over het concept-Eindexamenbesluit m.l.o. (advies van 17 juni 1986, OR 2B/843 S) heeft de Afdeling erop gewezen dat de beoordeling van praktisch werk binnen het door de overheid vastge­stelde centrale examen een delicate zaak betreft in verband met de objecti­viteit, mede in vergelijking met het op andere scholen centraal af te nemen examen. De Afdeling ontvangt gaarne een bijgesteld concept ter advisering, waarbij mede met laatstgenoemd aspect rekening is gehouden.

1. Groenteteelt. In het concept-eindexamenprogramma ter zake is een aantal belang­

rijke glasgroenteteelten opgenomen. In het programma is echter niet vermeld of een leerling belangrijke teelten uit de regio kan kiezen. Evenmin is aan­gegeven of de leerling alle genoemde teelten moet beheersen of dat volstaan kan worden met een keuze uit de beschreven teelten (zoals in het eindexamen­programma bloementeelt het geval is).

De bij het concept-eindexamenprogramma bloementeelt gemaakte op­merking over stage en praktijk is ook van toepassing op dit concept-eindexa­menprogramma .

Tot slot merkt de Afdeling op dat zij nog geen eindoordeel kan vellen over dit eindexamenprogramma daar sommige onderdelen slechts een voorlopig concept zijn. Zij ziet het definitieve concept gaarne voor advies tegemoet.

i