Onderwijskunde

Thema 2

Marrit Faber22-2-2018Studentnummer: 465674

InhoudInleiding..................................................................................................................................................2

Opdracht 1: gesprek tussen kinderen.....................................................................................................3

Opdracht 2: kleine kring.........................................................................................................................7

Opdracht 3: pedagogische stijl.............................................................................................................11

Opdracht 4: individueel gesprek...........................................................................................................12

Bijlage 1..................................................................................................................................................0

Bijlage 2..................................................................................................................................................0

Bijlage 3..................................................................................................................................................9

1

Inleiding Voor dit verslag heb ik gesprekken gevoerd met leerlingen uit mijn stageklas. Ik heb de afgelopen periode stagegelopen in groep 6/7/8 in Hallum. In de groep zitten 15 leerlingen waarvan vier in groep zes, zeven in groep zeven en in groep acht zitten ook vier leerlingen. Voor de eerste opdracht hebben drie leerlingen uit groep zeven een rekenopdracht van mij gekregen die ze samen moesten proberen op te lossen. De tweede opdracht, een gesprek in een kleine kring, heb ik met leerlingen uit alle groepen gedaan. In dit gesprek wilde ik met de leerlingen proberen om een soort maatregelenladder te maken die ik kan toepassen tijdens mijn lessen. We hebben ook een stilteteken afgesproken. De laatste opdracht, het individuele gesprek, heb ik samen met een leerling uit groep zeven gevoerd. Tijdens dit gesprek ging ik samen met de leerling aan de slag om een stomlijstje te maken. Hoe al deze gesprekken verliepen is te lezen en te zien in dit verslag.

2

Opdracht 1: gesprek tussen kinderen Voor deze opdracht heb ik de leerlingen een rekensom gegeven en gevraagd om deze op te lossen. De leerlingen heb ik in een apart kamertje gezet en ze zijn begonnen met het oplossen van de rekensom. Dit is de link van het filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=TUB2ROsT6j0

Transcriptie 1. H: en hun meester is 11 jaar. Als de meester niet meetelt, is het gemiddelde leeftijd van de

kinderen 10 jaar. Hoe oud is de meester? 2. N: oud3. (2.0)4. H: wat?5. (1.0)6. R: eeeh, de gemiddelde leeftijd van [21 kinderen is…7. N: [je staat op de camera8. N: even zwaaien. 9. ..10. R: de gemiddelde leeftijd...11. H&N: [van de 21 kinderen12. H: en hun meester is 11 jaar.13. N: als deze niet meetelt, is de gemiddelde leeftijd van de kinderen 10. Hoe oud is de

meester? 14. H: 30 denk ik dan.15. N: nou, eeeh 16. R: hoe dan? 17. H: weet ik veel.18. (2.0)19. N: niet dat ik dat weet. 20. H: misschien moeten we keer doen. 21. N: haha 22. R: echt, serieus, stop gewoon 23. H: zal ik een dinges pakken, een rekenmachine 24. Das handiger 25. N: ja, maar er staat een camera 26. H: ja, nou en27. H: 21 28. N: de gemiddelde leeftijd van... van 21 kinderen en de meester is 11 jaar. Als de meester niet

meetelt29. Eeh30. (1.0)31. N: is de leeftijd van de kinderen 10 jaar, hoe oud is de meester? 32. H: dan is de meester ene, nee twee33. R: dan is de meester 10 34. N&H: haha 35. R: ja

3

36. H: dat kan niet 37. R: 21 38. H: dat kan niet39. N: as, as, als de meester niet meetelt 40. R: ja 41. N: 11 en misschien 142. (1.00)43. R: we kunnen dit toch ook …?44. H: eehm, misschien moeten we allemaal plus doen ofzo 45. Weet ik veel 46. N: nou, [dat moet bij deze 47. H: [of keer 48. 21 x49. N: of gedeeld door50. H: gedeeld dóór? 51. N: ja 52. R: gedeeld door dan 53. H: dan kom je op iets van 54. N: heel weinig 55. R: gedeeld door 56. H: 2 of 1 57. R: gedeeld door, plus en dan 58. H: misschien 21 x 11 gedeeld door iets, gedeeld door 10 59. H: ik pak ff een rekenmachine, mag dat?60. N: maar juf zit in het lokaal 61. H: aaauuw 62. (1.0)63. R: alles wordt gefilmd64. Alle drie haha 65. H: dit gaat zo fout, ik ben zo slecht in rekenen 66. R: niet doorrekenen met fouten 67. N: ik doe papier voor je hoofd, hoor 68. 69. R: laat mij ook ff, ik doe, misschien 70. H: jij bent dom dat weten we al, snap ik 71. (1.0) Snap ik 72. R: doei, dan ben ik weg73. N: oke, doei 74. H: doei, ga van die stoel af en weggaan 75. {Geroezemoes}76. N: eeh 77. H: ik wil echt zo graag dit ding kapot maken en wegrennen 78. N: de leeftijd van 21 kinderen en de meester is 11 jaar als de meester niet meedoet is79. N: wat doe jij? Hikma wat heb je gedaan?80. H: ik heb niks gedaan81. R: ooh ze doet weer vies 82. H: nee83. N: nou, 2184. H: keer, ik pak echt even een rekenmachine 85. R: gemiddelde en een meester is 11 jaar 86. Wat betekend dat; gemiddelde leeftijd van 21 87. H: jij schrijft echt snel, hoe doe je dat

4

88. N: heel snel schrijven 89. (4.0)90. H: jij doet de k gewoon zo 91. Wat, is dit een k92. N: nee kijk, de k moet zo 93. R: huu? 94. N: we moeten rekenen 95. R: nee serieus 96. N: hoe doe je de k ooit?97. H: ik doe zo de k 98. N: ik doe dus zo de k, laat mij eens99. H: hoooi, grapje100. N: kijk ik doe zo de k101. H: Auw, wat? 102. N: helemaal niet moeilijk.103. H: Wat? Wacht!104. N: zo 105. H: zo, zo, zo (lachen) 106. N: ja (lachen)107. R: 21 kinderen en de meester is 22108. N: je kan het niets eens, je kan het niet. Je kan de k niet! 109. H: ik snap het al. 110. R: 21? 111. N: ja Hikma, 21? 112. Kijk hier zo, hier doen113. H: nou en 114. N:? (Geen idee)115. H: ik kan de k niet dat jij doet. 116. Wat...117. (4.0)118. N: probeer een keer langzaam dan 119. H: okee120. N: watte 121. H: wacht

5

Gespreksonderwerp: als het filmpje begint zijn de leerlingen even bezig met de rekensom na een tijdje als ze niet uit de som komen verandert het gespreksonderwerp. Tijdens het filmpje hebben de leerlingen het over verschillende dingen zoals: dingen in de kamer, iets stuk maken en het handschrift van de leerlingen.

Taalhandelingen: de leerlingen gebruiken tijdens dit stukje verschillende taalhandelingen. De leerlingen geven veel korte antwoorden en dit zie je in het hele stukje terugkomen. Veel van deze korte antwoorden zijn reacties van de leerlingen op elkaar. Voor de som komen de leerlingen ook met oplossingen en ideeën. Bij sommige ideeën spreken ze elkaar tegen maar soms zijn ze ook instemmend. Het komt niet vaak voor in het stukje maar er wordt ook eens een vraag gesteld. De vragen die gesteld worden zijn bevestigende vragen, informatiezoekende vragen en er is een verwijtende vraag. Net nadat de som gelezen is zijn ze een korte tijd aan het raden naar het antwoord. Er is een enkele keer dat er wordt beweer dat ze het weten, maar uiteindelijk weten ze het niet.

Beurtlengte: 513 : 110 = 4,6

Als ik een gesprek met de leerlingen heb dan hoop ik dat ze iets meer naar elkaar luisteren en dan op elkaar reageren. In dit gesprek zijn veel korte antwoorden en snelle reacties op elkaar. Ik wil wel dat de leerlingen op elkaar reageren maar er dan iets meer over nadenken. Ik denk dat als ik met de leerlingen in gesprek zal zijn de leerlingen misschien ook meer in het onderwerp geïnteresseerd zijn dan dat ze nu waren in de rekensom. De aanwezigheid van mij zal dan ook al invloed hebben op de leerlingen.

6

Opdracht 2: kleine kring Ik heb voor deze opdracht heb ik met de leerlingen gesproken over het orde houden in de groep en ben ik samen met de leerlingen opzoek naar een soort stilte teken voor in de klas en consequenties voor bepaald gedrag. De link van het filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=7vTkD1MHB5

Transcriptie mindere deel: 1. L: ik zit nu een tijdje bij jullie in de klas. En nou wil ik wel eens tips van jullie over wat ik beter

zou kunnen doen.2. N: eeh,…3. L: dit kan gaan over; orde houden, les-idee kan ook of wat we nog meer kunnen doen. 4. N: gym geven 5. Meerdere leerlingen: ja!6. L: dat mag ik niet. 7. N: aaah, maar niet van meester want dat is zo saai. 8. S: ja altijd toestellen. 9. L: voor gym geven moet je een diploma hebben, en die heb ik nog niet. 10. J: en juf loopt stage? 11. L: ja12. R: heeft juf het rijbewijs al? 13. Ondertussen geklets aan de rechter kant. 14. L: nee, vanmiddag drie uur word ik weer opgehaald voor rijles. 15. N: dus je zit er wel op?16. L: ja 17. L: maar stel ik geef een les en ik wil graag dat jullie stil zijn. 18. N: dan zeg je: stil, Nynke. 19. L: dat 20. Meerdere leerlingen tegelijk. 21. L: maar zouden wij misschien ook met z’n allen iets kunnen afspreken iets kunnen afspreken

van een teken dat het stil moet zijn. Dat ik iets doe en dat jullie weten oh22. S: ik weet wat 23. R: mag ik het voor doen?24. J: dabbe 25. D: nee, ik weet t26. J: en dan is het stil. 27. S: aah, hoppa 28. L: ik denk niet dat ik heel serieus over kom. Als ik de dab ga doen.29. S: nou doe dan. 30. J: en dan stil, zo (doet dab), stil!31. L: Renske?32. R: mag ik het voordoen?33. L: doe daar maar 34. R: nou jullie zijn even leerlingetjes35. Leerlingen moeten even spelen dat ze in gesprek zijn36. R: he! Stil zijn anders hou ik op!37. S: wat?38. J: het ging over een les.39. L: maar40. N: het was een teken, het is niet

7

41. N: zo doen 42. L: maar zouden we43. N: iets van zo doen44. R: stil zijn!45. S: jongens, doe nou46. Jl: dit is niet eens een duimpje, dit is een duim. 47. L: moet ik eeh, net als juf Yt vandaag deed, Sipke, net al wat juf Yt vandaag deed zo gaan

staan? (Gebaar van stilte teken) Werkt dat of vinden we dat stom?48. Leerlingen in koor stom. 49. R: het werkt wel50. J: ik vind het een beetje 51. R: kinderachtig 52. L: kan ik ook doen dat, dat, stel ik geef les en we zijn met drama bezig en jullie zijn in

groepjes bezig en ik klap drie keer in mijn handen dat jullie weten he dat is het signaal, nu wil juf wat zeggen. Zouden we dat kunnen afspreken?

53. J: ja 54. R: jaa55. L: zou jij dat op willen schrijven, Nika? 56. N: okee 57. L: drie keer klappen.

Transcriptie betere deel:1. L: stel we hebben de eerste waarschuwing gehad en we gaan verder en er gebeurt iets wat

dan?2. (1.0)3. L: een tweede waarschuwing of meteen iets doen?4. N: een tweede waarschuwing en dan eruit 5. L: 1 waarschuwing?6. J: 1 waarschuwing en dan7. N: uit de klas. 8. Nk: niet, twee 9. D: één 10. Nk: twee 11. L: schrijf maar op12. D: één 13. L: één waarschuwing?14. J: eerst een waarschuwing. 15. R: eerst een waarschuwing en dan eeh en dan eeh de deur. 16. En dan naar de gang 17. L: en dan nog een waarschuwing met consequentie. 18. J: nee één waarschuwing en dan eruit. 19. R: daar is het gat van de deur. 20. Nk: maar heel veel jongens luisteren daar niet naar. Ik denk dat dat dan 21. J: maar juf moet ook wel een beetje strenger zijn. 22. Nk: jaa 23. J: juf komt ook wel een beetje aardig over. 24. R: dan daar eruit anders kan je bij meester gaan zitten. 25. Nk: nou nu is juf er dus26. (4.0)27. J: streng 28. L: dus één waarschuwing?29. J + JL: ja

8

30. L: en wat mag dan de klas uit of? 31. R: de klas uit 32. J: de klas uit33. R: op de gang 34. J; en als ie dan dan komt ie naar een paar minuten weer terug35. Jl: of of op een ander plek ofzo 36. J: en als het dan nog niet goed gaat dan mag ie woordenboek over schrijven ofzo. 37. R: ja 38. L: oke 39. L: schrijf maar even de klas uit, schrijf jij het op?40. J: Renske mag het nu wel doen41. Jl: of in de klas op een ander plek 42. L: dan schrijft Renske43. J: of Dou, Doetsen, die doet het wel 44. (3.0)45. J: Doutsen, Doutsen46. Nk: Doutsen47. J: Doutsen, Doutsen 48. Nk: Assekoester (?) 49. (13.00) 50. L: en als diegene de klas weer in komt en het gaat weer niet goed wat dan?51. J: dan dan 52. N: dan weer eruit53. D: dan weer der uit. 54. R: nee dan bij meester zitten 55. J: dan mag ie 5 of 10 minuten langer 56. L: nablijven?57. J: ja58. L: dan weer eruit en nablijven?59. Jl: nee 60. R: der uit, nablijven 61. J: dan mag ie, hoe heet het, rekenen doen ofzo of de tafels overschrijven en vanmiddag

nablijven. 62. L: schrijf jij dat op Nynke?63. N: nee 64. D: ik?65. L: Doutsen!66. D: wat moet ik dan opschrijven?67. L: wat zei jij Jesse, dat ie dan gewoon weer aan het werk moet?68. J; dat ie dan rekenen, dat doet hij de plus of een69. D: dus?70. L: gewoon weer rekenen 71. R: rekenen 72. Nk: en anders rekenen.

9

Beurtlengte leerlingenMindere deel: 107 : 35 = 3,1 Betere deel: 240 : 52 = 4,6 Beurtlengte van mij (L van leerkracht): Mindere deel: 227 : 18 = 12,6 Betere deel: 107 : 17 = 6,3 In het kringgesprek probeer ik het discussiekader maar tijdens mijn gesprek is een bepaalde leerling veel aan het woord is waardoor er ook kenmerken van het dialogisch participatiekader zichtbaar worden. De taalhandelingen die in het gesprek worden gebruikt zijn door de leerkracht zijn structuren van het gesprek door aan het einde te vragen of het goed wordt samengevat en het gebruik van een poster. De taalhandelingen van de leerlingen zijn veel korte antwoorden, ideeën en oplossingen bedenken, reageren op elkaar en instemmen. De laatste twee, op elkaar reageren en instemmen, worden in het gesprek vaak samen gebruikt want de leerlingen reageren op elkaar al ze het met elkaar een zijn.

Het verschil tussen het gesprek tussen leerlingen en deze kleine kring vind ik wel meevallen. De beurtlengte van het gesprek tussen de leerlingen ligt dicht bij de beurtlengte van de kleine kring. Een andere overeenkomst vind ik de korte antwoorden die de leerlingen geven en het snelle reageren op elkaar, vooral gekeken naar het mindere deel van het kringgesprek. Een verschil vind ik de structuur in het kringgesprek duidelijker en er wordt langer over het onderwerp waar het gesprek over moest gaan gesproken.

Bij mijn minste stuk zijn de leerlingen niet heel geïnteresseerd en ben ik te afwachtend. Ik heb bijvoorbeeld niet door gehad dat een leerling met een pittenzak in de weer was. Ik vond het aan het begin ook heel spannend om een gesprek met de leerlingen te voeren en wist niet goed wat ik moest verwachten. In het tweede deel van mijn filmpje voel ik me iets meer op mijn gemak waardoor de leerlingen ook een fijner gevoel krijgen om mee te doen. Bij mijn betere deel werk ik samen met de leerlingen naar een doel toe. Ik heb een iets meer leidende rol in het tweede deel maar geef de leerlingen wel de vrijheid om op elkaar te reageren of aan te vullen. Voor de volgende keer wil ik een onderwerp die de leerlingen meer aanspreek en iets waar ze ook meer een eigen idee over hebben. Ik kan leerlingen dan meer de vrijheid geven om op elkaar te reageren en ik kan dingen samenvatten, door vragen over wat leerlingen bedoelen of dieper op het onderwerp in te gaan.

De feedback van medestudenten is in bijlage 1 te vinden.

10

Opdracht 3: pedagogische stijl Als ik de vragenlijst die ik zelf heb ingevuld vergelijk met de vragenlijst die mijn stagecoach heeft ingevuld komt dit aardig overeen. Ik weet redelijk goed wat mij minder ligt en ik heb het daar de afgelopen tijd ook veel met mijn coach over gehad. De manier hoe mijn stagecoach het formulier heeft ingevuld had ik van tevoren ook wel een beetje zo verwacht. Wat ik niet had verwacht was dat hij ook zo vaak +2 had gedaan. Het andere formulier dat door een mede student is ingevuld had ik misschien wel een beetje anders verwacht. Het heeft voor mijn gevoel dan ook veel te maken met het fragment dat zij heeft gezien. In dat fragment had ik een grote leidende rol en dat zie je ook terug in de vragenlijst.

Mijn voorkeursstijl is helpend in combinatie met begrijpend en ruimte gevend. Bij de stijl helpend ben je belangstellend, vriendelijk, zorgzaam, bied vertrouwen en je helpt de leerlingen. Ik ben het in combinatie met begrijpend: toont begrip, meelevend, geduldig zijn en samenwerken. Een andere stijl die er ook bij hoort is ruimte gevend. Je geeft de leerlingen dan eigen verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en welwillend. Mijn valkuilen zijn dat ik niet streng genoeg ben/wordt. Ik kan ook in een groep komen waar leerlingen hier misbruik van zouden willen maken. Ik wil daarom nog graag werken aan het tonen van de mijn onvrede, corrigerend en leidend. Wat mij opviel was dat de score voor leidend bij het formulier van de mede student heel hoog was. Ik had zelf helemaal niet het gevoel dat ik zo nadrukkelijk aanwezig was. Ik had bij dat kringgesprek alleen een strakke manier om orde in het gesprek te houden. Ik vind het dan ook wel leuk om te zien omdat het aan geeft dat je op een niet nadrukkelijke manier ook zeker leidend kan zijn.

Ik zie de score van mij zeker wel terug in de kringgesprekken die ik heb gevoerd. De leerlingen mochten tijdens deze gesprekken veel van mij omdat ik gesprekken wou hebben waarin de leerlingen een groot aandeel hadden. In de individuele gesprekken is mijn voorkeursstijl wel te zien maar ik denk dat mijn zwakke punten, het leiding geven, hier niet zichtbaar zal zijn omdat ik denk dat je dat ook niet nodig hebt bij een individueel gesprek.

In de bijlage staan mijn ingevulde formulieren van de pedagogische stijl.

11

Opdracht 4: individueel gesprek Voor deze opdracht heb ik met een leerling een gesprek gevoerd. Tijdens dit gesprek hebben we gewerkt aan een stomlijstje.De link naar het filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=cgfEkgJO6qM

Transcriptie mindere deel: 1. L: ik had als idee om een stomlijstje te maken. 2. S: ja 3. L: dit is mijn. Met wat ik allemaal stom vind. Dit kan ik natuurlijk nog veel langer maken maar

dit had ik snel even bedacht. En nu mogen we ook een lijstje voor jou maken. 4. S: nu moet ik allemaal dingen opschrijven die ik stom vind.5. L: die jij stom vind 6. S: op school?7. L: op school, thuis, bij voetbal. Het maakt mij niks uit waar. Gewoon wat jij stom vindt. Ik heb

er ook van alles op staan. Ik houd niet van eten met kleine stukjes erin of vroeg opstaan. Ik ben niet zo’n ochtendmens

8. S: ik ook niet9. L: het eerste uur ’s ochtend praten mijn vader en moeder niet tegen mij. 10. S: waarom niet?11. L: dan ben ik niet zo goed gehumeurd. 12. (2.0)13. S: vragen ze jou dan niks?14. L: nee en als ze iets vragen is het enige wat ik doe knikken of zo (nee schudden). Verder komt

er nog niet zo veel uit. En wat ik ook stom vind is dat ik altijd de verkeerde rij in de winkel kies. Weet je wat ik daarmee bedoel?

15. S: nee16. L: moet je wel een is boodschappen doen voor je moeder?17. S: ja 18. L: iets ophalen. Nou dan kom je bij de kassa’s en dan ga je een rij uitkiezen19. S: uhu 20. L: nou, dan kies ik altijd de verkeerde. Ik denk ik neem de korte want dan ben ik mooi snel

klaar en dan ga ik daar achter iemand aansluiten en dan sta ik achter een man of een vrouw die vreselijk traag is.

21. S: kun je daar niet tegen 22. L: nee 23. S: ik ook niet 24. L: ik heb niet zo veel geduld. En die man moet dan weer allemaal pasjes uitzoeken, het geld

uitzoeken en dan de boodschappen nog inpakken. Dat duurt uren. En dan had ik net zo goed in die lange rij kunnen aansluiten want dan was ik nog sneller geweest. Snap je wat ik bedoel?

25. S: ja26. L: fietsen door de regen houd ik niet van en mensen die achter je rug om over praten.27. S: ja snap ik28. L: en dan negatief, positief dat mag altijd dat snap ik wel. Behalve negatief.29. S: umhu30. L: slecht weer en dat patat ongezond is. Houd ik ek net, ja ik houd van patat. Maare het is eh

beter om worteltjes te eten. 31. S: ja 32. L: dat ik altijd alles kwijt be, wanneer je je teen hard stoot en dat ik het vaak koud heb.

12

33. (4.0) 34. L: dat heb ik opgeschreven. Nu gaan we ook één voor jou maken. En wat vind jij echt stom. 35. S: vroeg opstaan ook36. L: schrijf maar op 37. S: moet dat groot?38. L: mag gewoon 39. (14.0)40. L: snap ik wel en mogen ze je nog wel tegen je praten?41. S: Jawel, soms wat vragen. 42. L: soms wat vragen dat kan nog net. 43. S: ja 44. L: maar je zal niet hele gesprekken ’s ochtend vroeg voeren. 45. S: nee46. L: en meer?47. S: eeh zusje, die maakt me altijd wakker 48. L: Renske?49. S: ja50. L: is die altijd veel te vroeg wakker51. S: nahw, even laat als mij maar dan lig ik nog even tien minuten in mijn bed. Sipke kom,

Sipke, Sipke!52. L: ik zie het haar ook wel doen. Maar verder is het wel gezellig toch?53. S: ja54. L: en moet wie zijn jullie meer? Jij, Renske?55. S: Ariana en Hendrika56. L: jullie zijn met z’n vieren en heit en mem. 57. S: ja 58. L: en hoe oud zijn je zussen?59. S: de ene is 16 en de ander 14

Transcriptie betere deel: 1. L: en wat vind je thuis stom?2. (5.0)3. S: vroeg op bed4. L: hoelaat moet je altijd op bed?5. S: half negen6. L: half negen, mooie tijd toch?7. S: nee ik wil negen uur8. L: ooh negen uur9. S: maar we hebben zoveel kinderen en dan is het zo druk enzo en dan hebben mijn vader en

moeder ’s avonds nooit meer rust. 10. L: en wie gaat al eerste? Renske als eerst en dan jij?11. S: dan Ariana maar die gaat soms ook wel tegelijk met mij omdat ze moet krantenlopen ’s

ochtends. 12. L: oef 13. S: vijf uur van bed14. L: ooh dat is pas vroeg, nee dat heb ik nog nooit gehad.15. S: heeft juf wel gedaan krantenlopen?16. L: nee 17. S: wat deed juf dan altijd? 18. L: eerst eigenlijk altijd bij Pieter Jelles en daar werk ik nu meer dan drie jaar. Maar

krantenlopen heb ik nooit gedaan. Ik heb wel eens een keer een vriendin meegeholpen. 19. S: en moe?

13

20. L: die moest dan, die deed het ’s middags en dan deed ze folders.21. S: oh ja22. L: maar dan moest je eerst thuis alle folders bij elkaar zoeken en dan kreeg je hele zwarte

handen en dan moest je alles wegbrengen. Daar zat ook nog een werk achter dus na één keer wist ik al dit ga ik nooit weer doen.

23. (2.0)24. L: niks voor mij 25. S: ah okee, ik wil het zelf ook niet doen hoor. 26. L: zou jij later wel een baantje willen?27. S: ja, patatzaak ofzo of bij de winkel28. L: bij de spar hier29. S: ja 30. L: ja, je kunt over vijf jaar ook bij mij proberen. 31. S: bij juf? Dan is juf 23. 32. L: ja 33. (3.0)34. L: dan ben ik misschien al een echte juf 35. S: dan ben ik zeventien, ik bedoel zestien. 36. L: dan mag je werken. 37. (2.0)38. L: maar ik weet niet, ik denk niet dan ik er dan nog zit. 39. S: wat gaat juf dan doen?40. L: ik denk dan dat ik echt juf ben.41. S: 23 al?42. L: ik ben nu achttien, ik word over drie weken negentien. En ik moet daarna nog twee jaar

naar school en dan ben ik klaar. Dus al ik 21 ben 43. S: is juf klaar. Stopt juf dan ook meteen met Pieter Jelles? 44. L: dat hangt ervan af hoe snel juf echt een baan kan krijgen. 45. S: komt juf dan hier en dan meester Andries weg kicken? 46. L: haha die moet eerst dan met pensioen.

14

Beurtlengte mindere deel:Leerkracht: 450 : 30 = 15Leerling: 83 : 26 = 3.1 Beurtlengte betere deel: Leerkracht: 238 : 23 = 10,3 Leerling: 132 : 19 = 6,9 In het gesprek komen verschillende taalhandelingen voor. De leerkracht, ik, en de leerlingen stellen beide informatiezoekende vragen. De antwoorden op deze vragen zijn kort maar er zitten ook een paar lange antwoorden tussen. Tijdens het gesprek wordt er gewerkt aan een stomlijstje voor dit stomlijst wordt door de leerling ideeën naar voren gebracht.

Ik vind dat ik in mijn mindere en betere deel te veel aan het woord ben. Ik doe dat omdat ik wil proberen om het gesprek op gang te houden maar door misschien stiltes te laten vallen en de leerling over een antwoord na te laten denken wordt de leerling ook meer in het gesprek betrokken. Ik wil de volgende keer dan ook niet een stomlijst maken maar ik wil het meer met leerlingen over filosofische onderwerpen hebben. Ik wil tijdens deze gesprekken zelf minder aan het woord zijn en de leerling meer laten spreken. Wat ik wel een leuk vind aan het gesprek dat ik heb gevoerd is dat de leerling ook vragen aan mij stelt. Ik ben verhuisd naar een andere stageklas en hoop dat deze leerlingen dat ook blijven doen.

Met de feedback (bijlage 3) die ik heb gekregen ben ik het wel eens. Door het uitleggen van het stomlijstje en het geven van voorbeelden ben ik veel aan het woord terwijl je juist dingen wil weten van de leerling.

Het grootste verbeterpunt voor de volgende keer is dat ik minder aan het woord moet zijn. Dit wil ik doen door een gesprek te voeren over een meer filosofisch onderwerp zonder hulpmiddelen. Ik wil dan oefenen met de interactievaardigheden ingaan op inhouden, een prikkelende bewering doen en veel open vragen stellen.

15

Bijlage 1Feedback medestudenten op klein kringgesprek.

Bijlage 2Pedagogische stijl ingevuld door medestudent.

1

2

Pedagogische stijl ingevuld door mezelf

3

4

5

Pedagogische stijl ingevuld door stagecoach

6

7

8

Bijlage 3Feedback medestudent op individueel gesprek.

9