OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de...

40
Kenniscirculatie via studentenprojecten De invloed van ict-onderwijs op het concentratievermogen De fascinatie van het leren Reflectie door intervisie Weblogs in het onderwijs nummer 1 – maart 2005 1/2005 Onderwijs Innovatie

Transcript of OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de...

Page 1: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

Kenniscirculatie via studentenprojectenDe invloed van ict-onderwijs op het concentratievermogen

De fascinatie van het lerenReflectie door intervisie

Weblogs in het onderwijs

nummer 1 – maart 2005

1/2005

OnderwijsInnovatie

Page 2: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

Spraakmakend kwartaaltijdschrift over innovatiesin het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen

• Innovatienieuws • Interviews • Best practices• Onderzoeksnieuws • Achtergrondreportages

Page 3: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

Inhoud

8 De fascinatie van het lerenDe theorie in gesprek met de praktijk.Rob Vinke, hoogleraar Personeelsweten-schappen aan de Universiteit Nyenrode,en Mark Rutte, staatssecretaris Onder-wijs, praten over het hoger onderwijs inons land. Over de fascinatie van hetleren, vakmanschap, ondernemerschap,de toegenomen bureaucratie en discri-minatie van allochtone studenten.‘Wezijn de focus kwijtgeraakt en op eenslecht fundament kun je alleen maar eenrottig huis neerzetten.’

11 Gebarentaal leren via een elo Kan een elektronische leeromgeving(elo) gebruikt worden voor het leren vangebarentaal vocabulaire aan jonge dovekinderen, en zo ja, op welke wijze moetdie elo dan worden ingericht voor een zooptimaal mogelijk leereffect? Deze tweevragen staan centraal in het ELo-projectdat wordt uitgevoerd door de NSDSK, deTU Delft en de Koninklijke Auris Groep.

14 De verwetenschappelijking van hethoger onderwijsHogescholen die fuseren met universitei-ten krijgen, als de nieuwe Wet op hethoger onderwijs en wetenschappelijkonderzoek (WHW) in 2007 in werkingtreedt, de mogelijkheid hun studenten telaten promoveren.Verwetenschappelijktdaarmee het hoger onderwijs? VolgensVan de Luytgaarden geenszins. Hij is vanmening dat het hoger onderwijs eerdervermbo-iseerd door pragmatisme, de ‘ge-lijkheidsobsessie’, regelzucht en voorspel-baarheid.

4 NieuwsladderChronologisch overzicht van drie maandeninnovatienieuws.

15 Het nieuwe orakelColumn van Francisco van Jole.

17 Weblogs in het onderwijsWanneer weblogs in het onderwijs gebruiktworden, is het belangrijk aan te sluiten bij desterkte van weblogs: het van onderaf vormenvan een community. In onderwijstermenvertaald betekent dat het vormen vankringen van leerlingen en docenten die alslezers én schrijvers actief zijn.Weblogs blijkenvolgens de auteurs inzetbaar te zijn in hetonderwijs als aan één van de volgende drie‘voorwaarden’ is voldaan: er wordt aange-sloten bij de behoefte aan groepsvorming,zorgvuldig formuleren en argumenteren isgewenst, of de beschikbaarheid van eenverslag van gebeurtenissen is belangrijk. Indit praktisch artikel wordt beschreven opwelke manier weblogs in het onderwijsgebruikt kunnen worden.

28 De ZijlijnHet aantal organen en organisaties dat zichmet het hoger onderwijs bezighoudt neemthand over hand toe. Dat leidt vaak tot extrawerkdruk bij onderzoekers en docenten,terwijl de meerwaarde ervan nauwelijksmeetbaar is. Als de Nederlandse universi-teiten een stevige Europese positie willenverwerven, dan moeten ze af van debureaucratische rompslomp en moeten zeeen einde maken aan de hevige onderlingeconcurrentiestrijd om studenten en geld,meent Bert Speelman, rector magnificusvan de Wageningen Universiteit.

34 OnderzoeksnieuwsEen overzicht van recente ontwikkelingenin nationaal en internationaal onderzoeknaar onderwijsinnovatie.

39 De praktijk en colofon

26 De invloed van ict-onderwijs op hetconcentratievermogen Bij leren in combinatie met ict gaan onder-wijsontwikkelaars zich vaak te buiten aanallerlei ‘gadgets’: geluid, beeld, animaties,het kan niet op. Uit onderzoek blijkt datdeze digitale toeters en bellen vaak geen(extra) meerwaarde hebben. Sterker nog:het zou studenten soms juist afleiden. Devraag is dan ook wat het effect is vanleren met behulp van ict-toepassingen.Hebben die toepassingen een meer-waarde, of verstoren ze de concentratiebij de lerende en schiet het middel daar-om het doel voorbij?

31 Kenniscirculatie via studentenprojectenDe in het hbo ingestelde lectoratenmoeten kennisontwikkeling tussen hoge-scholen en het professionele (werk)veldversterken. Daarbij is de gedachte dat deonderzoeksresultaten van de lectoratenvia interne kenniscirculatie doorwerkenin de curricula van de opleidingen. Kennis-circulatie tussen onderzoek en opleidingblijkt echter niet vanzelf tot stand tekomen. De faculteit Natuur en Techniekvan de HvU heeft een model ontwikkelddat de kenniscirculatie op een logischewijze vorm geeft.

36 Reflectie door intervisieOp steeds meer hbo-opleidingen is hetonderwijs vraaggestuurd en zijn studen-ten regisseur van hun eigen leerroute. Ditveronderstelt zelfstandig lerende studen-ten die in staat zijn te reflecteren op huneigen leren en werken. Maar hoe lerenstudenten te reflecteren? In de prope-deuse van de Academie voor ICT enMedia is onderzocht hoe begeleide inter-visie kan worden ingezet om studentenaan te zetten tot reflectie.

Page 4: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

4 OnderwijsInnovatie maart 2005

Innovatienieuws

DECEMBERHitte laptop tast kwaliteit zaad aanMannen die een laptop op schoot gebruikenlopen de kans op onherstelbare schade aanhun voortplantingsorgaan. Dat blijkt uit eenonderzoek van de universiteit van New York.De warmte die de laptop genereert, kan dekwaliteit en hoeveelheid zaad drastisch beïn-vloeden.Volgens wetenschappers is alleen aleen laptop op schoot nemen voldoende omde temperatuur van het scrotum met 2,1 gra-den Celsius te doen stijgen. Dat komt medeomdat de dijen tegen elkaar gedrukt zijn omde laptop op zijn plaats te houden. Als decomputer wordt aangezet schiet de tempera-tuur van het scrotum met bijna drie gradenCelsius verder omhoog. Extra risico voor dekwaliteit van het zaad is de steeds krachtigerwordende laptops. Door de toegenomen ca-paciteit van de laptops geven ze ook steedsmeer warmte af. Het ernstigste geval van ‘lap-topbrand’ werd enkele jaren geleden in eenmedisch tijdschrift gemeld. Een 50-jarigeman verbrandde zijn penis toen hij meer dandrie uur met zijn laptop op schoot werkte.

De beste websites van 2004Meer dan 250.000 mensen hebben via internethun stem uitgebracht op de beste websites vanhet jaar 2004.Via de site www.websitevanhet-jaar.nl konden mensen stemmen op honderdgenomineerde websites in tien verschillendecategorieën.Tot winnaars in de verschillendecategorieën werden verkozen:www.school-bank.nl (contact), www.omroep.nl (muziek,film, radio & tv), www.rabobank.nl (financieel),www.zylom.nl (fun & games), www.nu.nl(nieuws), www.msm.nl (portals), www.week-endjeweg.nl (reizen), www.kpn.nl (telecom),www.marktplaats.nl (vraag & aanbod) enwww.google.nl (zoekmachines & directories).

Internet helpt tegen eenzaamheidDe communicatiemogelijkheden van internetverdrijven de eenzaamheid van mensen diewegens ziekte, handicap of ouderdom aan huiszijn gebonden.Dat blijkt uit een experimentvan SeniorWeb, het Rode Kruis en deZonnebloem.Drie jaar lang volgden onderzoe-kers een aantal eenzame senioren.De proef-personen kregen een computer met internet-verbinding, een webcam en een korte cursusom te leren internetten en e-mailen. In die pe-riode nam het gevoel van eenzaamheid bij dedeelnemers substantieel af.Eén van de proef-personen was zelfs niet meer achter de compu-ter weg te slaan, waardoor er serieuze nek- enrugklachten ontstonden.Hij kreeg door dehuisarts een computerverbod opgelegd.

Privé-surfen op kantoor neemt fors toeWerknemers hebben in 2004 gemiddeldtweeënhalf uur per week besteed aan privé-surfen in de tijd van de baas. Dat is volgens hetjaarlijkse onderzoek van Ernst & Young eentoename van bijna tachtig procent ten opzich-te van 2003. Uit het onderzoek blijkt dat de ze-venhonderd ondervraagden tijdens het werkzo’n 6,2 uur per week op internet surfen. Eengroot deel van die uren, veertig procent, gaatop aan privé-doeleinden. Een forse toename invergelijk met 2003, want toen surften werkne-mers ‘slechts’1,4 uur per week voor privé-doe-len. Uit het onderzoek blijkt ook dat vrouwenvaker privé-surfen dan mannen (46 procenttegen 37 procent).

Dreigend tekort aan bèta’sDoor de vergrijzing en de economische groeizal er in 2010 in ons land een groot tekortzijn aan bèta’s en technici. Dat blijkt uit on-derzoek dat de ministers Van der Hoeven(Onderwijs) en Brinkhorst (EconomischeZaken) hebben geïnitieerd. Uit het onder-zoek blijkt dat Nederlandse scholieren veelminder vaak een bèta- of technische oplei-ding kiezen dan leerlingen in andere landenvan de Europese Unie. Hierdoor wordt nu alde helft van de plaatsen voor assistenten inopleiding (aio’s) door buitenlanders bezet.Inzet van het kabinet is om in 2010 vijftienprocent meer afgestudeerden van de hogerebèta- en technische opleidingen te krijgen.Voor dit beleidsplan is in totaal zestig mil-joen euro beschikbaar. Om meer studentente interesseren voor een bèta-opleiding gaanacht universiteiten en elf hogescholen expe-rimenteren met de bètabeurs. Zij kunnen1500 euro toekennen aan gevorderde stu-denten in wiskunde en enkele life sciences-studies.

Nederlandse ict-innovatie ‘krachteloos’Het is slecht gesteld met de innovatiekrachtvan ict-bedrijven in ons land. Dat stelt Ernst &Young in het rapport ‘Trends in ict 2005’. Hetgebrek aan innovatievermogen blijkt volgensonderzoek uit het ontbreken van eigen re-search, het ontbreken van eigen productont-wikkeling en het ontbreken van de ontwikke-ling van nieuwe vormen van dienstverlening.De overheid ziet Nederland graag als ‘kennis-land’, maar de praktijk is weerbarstig, aldusE&Y. Het Innovatieplatform, door de regering

Page 5: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 55

geïnitieerd, wordt door de ondervraagdenzwaar bekritiseerd. Ministers en ambtenarenlijken het spoor bijster te zijn en voeren vaakeen tegenstrijdig beleid uit, schrijft het bedrijfin zijn rapport.

Japan stimuleert telewerkenDe Japanse overheid wil telewerken fors sti-muleren. Dat zou niet alleen de verkeersdrukop de weg en in steden verminderen, maarook positief kunnen bijdragen aan de gezond-heid en het gezinsleven van de Japanners.Op dit moment maakt ongeveer zes procentvan de ruim 63 miljoen Japanse werknemersgebruik van technieken om buiten het kan-toor te werken. Dat aandeel telewerkers moetin 2010 gestegen zijn naar twintig procent.Het Japanse ministerie van BinnenlandseZaken en Communicatie begint in 2005 eenproject om kennis op te doen over de praktijkvan telewerken. De ervaringen in deze pilotworden gebruikt om telewerkfaciliteiten tecreëren voor twintig procent van de 2500medewerkers van het ministerie. Doelstellingis om dat in 2006 gerealiseerd te hebben.

JANUARISURF-tender voor onderwijsvernieuwingHet thema van de tender 2005 van SURF,waarvoor 2,5 miljoen euro beschikbaar is,luidt:‘Nieuwe concepten, nieuwe dimensies’.Hogescholen en universiteiten kunnen tot 17mei 2005 projectvoorstellen voor deze ten-der indienen. Het gaat daarbij om innovatie-ve projecten die gericht zijn op onderwijs-vernieuwing waarbij ict wordt ingezet. Bij deonderwijsvernieuwingsprojecten staat niethet ontwikkelen van producten centraal,maar nieuwe manieren van leren en onder-wijzen.Voorbeelden hiervan zijn life longlearning, gaming- en simulatie-concepten ende aansluiting van het voortgezet onderwijsop het hoger onderwijs. De 2,5 miljoen eurosubsidie komt uit het fonds voor Onderwijs-vernieuwing. Per gesubsidieerd project steltSURF maximaal 300.000 euro subsidie be-schikbaar. Het gaat om grootschalige projec-ten met een looptijd van twee jaar, waarbijvan de deelnemende instellingen ook eenflinke eigen bijdrage wordt gevraagd.

Kabelinternet heeft langste tijd gehadKabelexploitanten, die nu een belangrijkdeel van de markt voor breedbandinternet inhanden hebben, moeten zich beraden overhun toekomst.Volgens marktonderzoeksbu-reau Forrester zal het aandeel van kabelex-ploitanten in de breedbandmarkt in 2010geslonken zijn tot vijftien procent, tegen deruim vijftig procent die de bedrijven nu heb-ben. Forrester noemt het gebrek aan investe-ringsmogelijkheden als de belangrijkstereden voor de voorziene terugval in markt-positie. Forrester denkt dat de telecomsectormet Digital Subscriber Line (DSL)-technolo-gie in 2010 de belangrijkste marktpartij is.Het bureau voorspelt dat de DSL-technolo-gie ongeveer tachtig procent van de marktzal veroveren. Naar verwachting hebben in2010 ruim zeventig miljoen huishoudens inEuropa een breedbandaansluiting. Dat is 41procent van het totaal aantal huishoudens.

Kans op gamesopleidingDe kans dat er een speciale gamesopleidingkomt aan de Internationale Hogeschool inBreda neemt toe nu uit onderzoek blijkt dater onder bedrijven en studenten voldoendedraagvlak is voor zo’n opleiding.Volgens degamesindustrie kent ons land nu onvoldoen-de opleidingsmogelijkheden voor de ont-wikkeling van games. Nader onderzoek moetnog uitmaken hoe de opleiding er inhoude-lijk uit moet zien, en wat voor vakken zullenworden aangeboden. Het is nog onduidelijkwanneer de opleiding van start gaat.‘Prak-tisch gezien zouden we het komende colle-gejaar al kunnen beginnen, maar de grootstehobbel is nog de erkenning door de overheid,dat is een langer traject’, aldus een woord-voerder van de hogeschool.

Software herkent emoties van bellers Een Amerikaans technologisch instituut heeftsoftware ontwikkeld die de emoties van bel-lers kan bepalen aan de hand van ingespro-ken boodschappen. Het programma kan ookvaststellen of een telefoontje dringend is ofniet. Dat meldt het Britse wetenschapsbladNew Scientist. De software, genaamd EmotiveAlert, analyseert voicemailberichten op basisvan stemvolume, toonhoogte, snelheid vanpraten en de verhouding tussen woorden enpauzes. Aan de hand daarvan stelt het pro-gramma vast of de beller vrolijk of bedroefdis, opgewonden of kalm, en het telefoontjeformeel of informeel is, dringend of juist niet.Emotive Alert past in een trend om compu-ters te leren menselijke emoties te herken-nen en daarop te reageren.

Goedkope laptop moet onderwijs Derde Wereld stimulerenWetenschappers van het MassaschusetsInstitute of Technology (MIT) hebben eenspeciale en goedkope laptop ontwikkeld omhet onderwijs in ontwikkelingslanden eenimpuls te geven. Dat heeft John Negroponte,oprichter van het Amerikaanse technologie-instituut, bekendgemaakt. De goedkope lap-top komt binnen anderhalf jaar op de markten zal ongeveer honderd dollar (77 euro)gaan kosten. De laptop is alleen bedoeldvoor mensen in ontwikkelingslanden; hetapparaat zal niet op de vrije markt komen.

Page 6: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

Innovatienieuws

Goud voor kennisDe Duitse kanselier Gerhard Schröder heefteen nieuwe manier gevonden om in hethoger onderwijs en R&D te investeren zon-der dat dit de ‘Maastrichtnorm’ op de Duitsebegroting verder schaadt. Schröder wil datde Duitse Bundesbank grote delen van haargoudreserves verkoopt, en de miljardenop-brengst daarvan inzet voor investeringen inde kennissector. Omdat de Duitse centralebank dankzij de invoering van de euro haarcruciale rol op de wereldmarkt als bewakervan de waardevastheid van de D-mark iskwijtgeraakt, heeft de regering veel meer vatgekregen op het beleid van de centrale bank.Met deze maatregel hoopt Schröder zichvoor de Bondsdagverkiezingen van 2006 teprofileren als ‘der Innovationskanzler’.

Mager zesje voor Nederlandse kenniseconomieEen mager zesje. Dat rapportcijfer scoort deNederlandse kenniseconomie, zo blijkt uit hetonderzoek ‘Slimmer kennis delen’. Het onder-zoek, uitgevoerd door Twynstra Work Innova-tion en Media Plaza, geeft de stand van zakenvan kennismanagement in ons land weer.Bijna tachtig procent van de ondervraagde‘kenniswerkers’vindt het kennisniveau inNederland ten opzichte van andere landenlaag of gemiddeld.

6 OnderwijsInnovatie maart 2005

Geen verlaagd BTW-tarief voor e-learning Er komt geen verlaagd BTW-tarief voor elek-tronische leermiddelen. Dat heeft staatsse-cretaris Wijn (Financiën) bekendgemaakt.De staatssecretaris reageert hiermee op vra-gen van Kamerleden, die voor een verlagingvan het BTW-tarief voor e-learning zijn.E-learningproducten vallen nu onder hetstandaard BTW-tarief van negentien procent.Verlaging van tarief naar zes procent zou be-tekenen dat e-learningproducten gelijkge-schakeld worden met papieren leermiddelen,zoals boeken en tijdschriften.Volgens Wijnzou het doorvoeren van het lage BTW-tariefvoor e-learning echter Europese richtlijnenoverschrijden. Deze richtlijnen staan een laagBTW-tarief voor elektronische informatiedra-gers, zoals cd’s, cd-rom’s en dvd’s niet toe.Volgens de staatssecretaris is het niet moge-lijk een uitzondering te maken voor mediamet een educatief karakter omdat het onder-scheid tussen ‘leermedia’ en andere mediawetstechnisch moeilijk te maken is.

Platform Onderwijsberoepen kijkt ook naar mastersProf. dr. Hubert Coonen is op 14 januari be-noemd tot bijzonder hoogleraar ‘Innovatie-management in de educatieve sector’.Deze leerstoel is ingesteld bij het Ruud deMoor Centrum van de Open UniversiteitNederland en wordt gefinancierd doorFontys Hogescholen. Daarnaast is Coonenook benoemd tot voorzitter van het Lande-lijk Platform Beroepen in het Onderwijs.De instelling van het platform is een gevolgvan de aanvaarding van de Wet Beroepen inhet Onderwijs door de Tweede Kamer.De taak van het platform is het (laten) ont-wikkelen van bekwaamheidseisen voor dediverse functies in het onderwijs. In aanslui-ting op de bekwaamheidseisen voor lerarenen onderwijsmanagers zal het platform zichonder meer moeten uitspreken over dewenselijkheid van specifieke bekwaam-heidseisen voor de masteropleidingen in deeducatieve sector. Coonen, oud-vicevoorzit-ter van de Onderwijsraad, is ook decaan/hoogleraar van de faculteit Gedragsweten-schappen van de Universiteit Twente.

FEBRUARIAfstandsonderwijs ingebed in volledige studie is effectiever Online afstandsonderwijs is effectiever alshet onderwijsprogramma deel uitmaakt vaneen volledig curriculum. Dat staat in een on-derzoek van de Allicance for Higher Educa-tion Competitiveness (A-HEC), een onafhan-kelijke Amerikaanse denktank op het gebiedvan e-learning.Uit het onderzoek blijkt dat afstandsonder-wijsprogramma’s die bestaan uit losse vak-ken en colleges minder presteren. In het on-derzoek, getiteld ‘Achieving Success in Inter-net-Supported Learning in Higher Educa-tion’, staat beschreven dat negenentachtigprocent van de meest succesvolle e-learning-programma’s in de Verenigde Staten bestaatuit volledige studies, leidend naar een afstu-deertitel.

Page 7: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 7

Niet alleen de Nederlandse kenniseconomiescoort maar net voldoende, ook het niveauvan kennisdelen binnen hun eigen organisatiekrijgt van de respondenten een matig rapport-cijfer: slechts een 6,3.

Beleggen in kennisinstellingen moet kunnenAls het aan het Wetenschappelijk Instituut(WI) van het CDA ligt, moet het mogelijk zijnvoor beleggers om in hogescholen en uni-versiteiten te investeren. Dat schrijft het WIin een rapport over de instituties die tussenmarkt en publieke organen functioneren.Volgens het rapport moet de positie van zo-genoemde ‘maatschappelijke ondernemin-gen’ als hogescholen en universiteiten gere-vitaliseerd worden. Mensen die in deze on-dernemingen willen beleggen zouden hier-van bijvoorbeeld evenzeer moeten profite-ren als bij ‘groene’ beleggingen mogelijk isgemaakt.‘De financiële wederkerigheid diemet de beleggingen kan ontstaan versterktde sociale inbedding van de maatschappelij-ke onderneming, geeft openingen voor ideë-le betrokkenheid en draagt daarmee bij aanhet sociale kapitaal van de samenleving’,aldus het instituut.

Studentenvakbond ontevreden over mastersiteDe studentenvakbond ISO is niet tevredenover de onlangs opgerichte website universi-tairemasters.nl, die informatie bevat overalle Nederlandse masteropleidingen.Volgensde bond is de site niet meer dan een opsom-ming van de namen van de masteropleidin-gen. Uit onderzoek van het ISO blijkt dat stu-denten de voorlichting over de masterkeuzeniet toereikend vinden. De nationale master-site, een gezamenlijk initiatief van alle Neder-landse universiteiten, kan daar volgens hetISO in de huidige staat weinig verandering inbrengen.Willem Hooglugt, coördinator vande mastersite, noemt ‘kinderziektes’ de oor-zaak van de eenvoudige opzet van de site.‘De komende maanden controleren we devolledigheid en juistheid van de gegevens,maar matrixen met deficiëntieprogramma’sen objectief vergelijkende waardeoordelenzijn voorlopig niet haalbaar’, aldus Hooglugt.

Jongeren surfen niet beter dan ouderenGoed nieuws voor oudere internetgebruikers,want in tegenstelling tot wat altijd werd ge-dacht, zijn jongeren niet beter in het surfen opinternet dan ouderen.Deze opvallende conclu-sie blijkt uit het onderzoeksrapport van hetAmerikaanse ict-adviesbureau Nielsen NormanGroup.Volgens het onderzoek, uitgevoerdonder jongeren van dertien tot zeventienjaar, bestaat er een aantal misvattingen overhoe deze groep met het internet omgaat.Eén van de conclusies van het rapport, geti-teld ‘Teenagers on the Web’, is dat jongerenniet per definitie ‘techno-wizards’ zijn, en datze vaak minder goed dan volwassenen erinslagen te vinden wat ze zoeken. De slechteresultaten van de tieners worden veroorzaaktdoor meerdere factoren: zo lezen ze slecht,hanteren ze verkeerde of helemaal geen onder-zoeksstrategieën, en geven ze het snel op alsde gewenste informatie moeilijk te vinden is.

Innovatieplatform:‘flink meer geld voor ict’Ict krijgt alsnog de volle aandacht van hetInnovatieplatform (IP). Omdat ict de belang-rijkste ‘enabler’ voor innovatie is, krijgt infor-matietechnologie het etiket ‘innovatie-as’opgeplakt. De ict-werkgroep van het IP werktnu aan een aantal concrete voorstellen diede rol van ict moeten ondersteunen.Volgenseen woordvoerder van het IP gaat het onderandere om ‘flink meer geld’voor ict in het on-derwijs en het informaticaonderwijs, aanpas-sing van de aanbestedingsregels waardoor

kleine innovatieve bedrijven een kans krijgen,en het doorbreken van de tendens bij de over-heid om steeds meer zaken te doen met groteaanbieders via mantelcontracten. Bovendienvindt het IP dat een groter deel van de aard-gasbaten naar de kennisinfrastructuur moetgaan in plaats van naar asfalt en beton.

eContentplus voor digitaal onderwijsHet Europese parlement heeft 149 miljoeneuro beschikbaar gesteld voor eContentplus,het actieprogramma van de EU voor de ont-wikkeling van (meertalige) digitale contentvoor online diensten. In de periode 2005-2008zal het actieprogramma zich richten op driedomeinen: geografische informatie, culturelecontent en content voor onderwijs.‘HeteContentplus programma zal de ontwikkelingen distributie van Europese online content be-spoedigen, en hiermee innovatie en creativi-teit ondersteunen. Het zal ook helpen deEuropese cultuur en linguïstische identiteit tebehouden en een grotere plek op internet tegeven’, aldus Eurocommissaris Vivian Reding.

Innovatie InZichtOpleidingen in het hoger onderwijs moetenbeter aansluiten op de beroepspraktijk. Datwas de belangrijkste boodschap van FransLeijnse, tegenwoordig lector Kenniscircula-tie, tijdens de lectorenconferentie ‘InnovatieInZicht’ die eind februari in Den Haag gehou-den werd.Volgens Leijnse is het zaak om op-leiding en praktijk met elkaar te vervlechten,in plaats van af te stemmen. In dat proces isook een duidelijke rol weggelegd voor hetbedrijfsleven, aldus Leijnse. StaatssecretarisRutte onderstreepte dat standpunt in een videoboodschap.Voor meer informatie overde conferentie zie: www.hpbo.nl.

De rubriek Innovatie-nieuws geeft eenoverzicht van het be-langrijkste en opval-lendste nieuws op hetterrein van onderwijs-innovatie uit de afge-lopen drie maanden.Eindredactie: HansOlthof.

Page 8: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

8 OnderwijsInnovatie maart 2005

niveau van de studenten.‘Een dergelijk geluid krijg ik ook vanuithet bedrijfsleven regelmatig te horen’, zegt hij.‘ Afgestudeerdenweten minder dan vroeger. Aan de poort van de universiteitenmoeten goede en gedreven studenten staan.Wat allengs duide-lijk wordt, is dat ouderejaarsstudenten en alumni in hun denkenen doen steeds meer op mbo’ers zijn gaan lijken. Studentendenken er met een label, de doctorandus- of mastertitel, wel tekomen. Dat is beslist niet waar.’Over het ingevoerde bama-stelsel is Vinke niet erg te spreken:‘We zijn de focus kwijtgeraakt en op een slecht fundament kunje alleen maar een rottig huis neerzetten’, zegt Vinke. Rutte vindthet bama-stelsel wél een goede zaak.‘Het is een onderwijskun-dige verbetering’, zegt hij.‘De nieuwe structuur was voor univer-siteiten en hogescholen een goede aanleiding de curricula tevernieuwen. Bovendien dwing je mensen om de bachelor af teronden voordat ze aan de master beginnen.’Er speelt nog iets aldus Rutte.‘Universiteiten en hogescholenzijn zich in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuwgaan profileren met allerlei nieuwe opleidingen. Er zijn toen talvan ‘modieuze’ studies ontstaan, zonder dat ik daar meteen eenwaardeoordeel over wil uitspreken. Aan die wildgroei is nu eeneinde gekomen. Overigens wil ik er hier nadrukkelijk voor plei-ten om bijzondere studies met een rijke historie, maar waarslechts enkele studenten per jaar op afkomen, compromisloosin stand te houden. Is een aankomend student echt gefasci-neerd door een studie, dan moeten we zoiets koesteren!’

Vakman versus manager

Ander onderwerp dan. Rutte ziet momenteel een duidelijke herwaardering voor het vakmanschap ontstaan in ons land, eenrenaissance. Die opleving van het vakmanschap zal volgens destaatssecretaris effect hebben op de waardering van ouderemedewerkers. Rutte:‘Die seniormedewerkers in ondernemin-gen en bij overheidsorganisaties zijn mentaal sterker. En omdatze over zoveel ervaring beschikken, zijn ze ook inzetbaar om dejongere generatie te begeleiden. De vakman komt weer inbeeld.’

De kwaliteit van het hoger onderwijs hangt af van degenen diehet onderwijs verzorgen en van hen die het onderwijs ontvangen.In dat licht gezien heeft professor dr.Rob Vinke forse kritiek op dehoeveelheid regels die momenteel vigeren, omdat die volgenshem niet de kwaliteit verbeteren.Vinke:‘Wat mij het meeste stoortis dat er ooit bedacht is om wetenschappers 2,4 artikelen per jaarte laten schrijven en dat we het nog dóen ook.Nóg erger is dat ertijdschriften zijn die bestaan van wat wetenschappers publicerenen die alleen gelezen worden door personen die moeten publice-ren.Zo helpt de lamme de blinde.Dat is toch hopelijk niet wat wewillen.Het lijkt wel of we, bang van de wereld, alles in modellenwillen stoppen.’Mark Rutte, staatssecretaris van het ministerie van Onderwijs,Cultuur en Wetenschappen, reageert direct:‘Ik begrijp niet datmensen op het niveau van hoogleraar, de intellectuele top vanonze samenleving, zich tweedimensionaal laten sturen door zo’ntarget.Een goede hoogleraar wil toch allebei, gedegen onderzoekdoen en goed onderwijs geven! Ik zeg: vaar je eigen koers, houdde balans erin en laat je niet zo aansturen door zo’n doelstelling.’Rutte is dan ook niet van plan er iets aan te doen – ‘want dan komter weer een nieuwe doelstelling en gaat iedereen daar weer ach-teraan hollen’.Hij gelooft meer in de effecten van zijn ‘Begeister-ungsagenda’.Daar liggen drie structurele maatregelen onder.Rutte:‘Ten eerste worden de universiteiten en hogescholen straksafgerekend op de vraag of ze studenten kunnen aantrekken envasthouden.Er komt een directe link tussen de studenten(in)-stroom en de bekostiging.Ten tweede zal mijn ministerie de on-derwijsinstellingen gaan benchmarken, zowel op onderzoek alsop onderwijs.Dat werkt, want het raakt bestuurders in hun ego.En ten derde komen de minister (Maria van der Hoeven red.) en ikbinnenkort met een nieuwe wet die zorgt dat de positie van destudent wordt versterkt en de door wetgeving veroorzaakte bu-reaucratie vergaand zal worden teruggedrongen.’

Gedreven studenten

Wat betreft het tweede aspect van kwaliteit in het hoger onder-wijs merkt Vinke op dat hij niet tevreden is over het kennis-

De theorie in gesprek met de praktijk. Rob Vinke, hoogleraar Personeelsweten-schappen aan de Universiteit Nyenrode, en Mark Rutte, staatssecretaris Onder-wijs, praten over het hoger onderwijs in ons land. Over de fascinatie van hetleren, vakmanschap, ondernemerschap, de toegenomen bureaucratie en dis-criminatie van allochtone studenten.‘We zijn de focus kwijtgeraakt en op eenslecht fundament kun je alleen maar een rottig huis neerzetten.’

De fascinatie van het leren

Sanne de RoeverSijmen van Wijk

Rob Vinke (links):‘We hebben ons met het aanzien van het algemeen vormende onderwijs een beetjegek laten maken.’

Mark Rutte (rechts):‘Er blijft veel innovatie op de planken van universiteiten en hogescholen liggenomdat studenten te weinig ondernemend zijn.’

Page 9: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

dan de beste hoogleraar? We moeten oppassen dat docenten enhoogleraren straks niet een soort optional extra’s worden. Stevigleiderschap is prima, maar veertig procent uitgeven aan over-head is te veel. Er zal daarom meer geld vrijgespeeld moeten wor-den voor de corebusiness van universiteiten en hogescholen. Devakman of vakvrouw moet weer centraal staan.’

Ondernemerschap

Wanneer het thema ondernemerschap ter sprake komt, zijn bei-den zeer bezorgd.Vinke noemt watermanagement als voor-beeld waarin ondernemerschap faalt.‘We hebben één van demooiste waterverdedigingswerken ter wereld gebouwd’, zegthij.‘Nu de zeespiegel hard stijgt en die kennis dus overal ge-bruikt kan worden, laten we haar liggen.We zouden kunneneten van het watermanagement, van de kennis die we hebbenopgedaan bij de Deltawerken. Maar het gebeurt niet.Waar gaathet dan fout? Het gaat fout omdat we geen cultuur meer heb-ben van ondernemerschap. Ondernemerschap is via de regel-

Vinke constateert echter dat ‘vakmanschap buiten Nederlandmeer gewaardeerd wordt dan binnen onze landgrenzen’. Daar isvolgens hem ook wel een verklaring voor.‘We hebben jarenlangaan algemeen kennisachtige zaken meer waarde toegekenddan aan vakmanschap en het leren van een ambacht. Daardooris er een soort klassenscheiding ontstaan. De nieuwe werkzaam-heden en de economische ontwikkelingen moeten we vertalenin vakmanschap. De cruciale vraag is hóe diploma’s vertaaldworden. Daar zie je mismatches.We hebben ons met het aan-zien van het algemeen vormende onderwijs een beetje geklaten maken. Met eindeloos gepalaver leg je de delta vanBangladesh niet droog. Op de scholen lijkt onderwijs nu hetrestproduct te zijn geworden; de meeste tijd gaat op aan rand-voorwaardelijke zaken.’Rutte instemmend:‘We hebben in ons land last van een ziekte die‘managers’heet. In het onderwijs,en niet alleen daar, is de bureau-cratie gegroeid van tien naar veertig procent. Hoe kan het zijn dateen directeur personeelszaken van een universiteit méér verdient

Page 10: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

10 OnderwijsInnovatie maart 2005

van allerlei nationaliteiten. Beide gesprekspartners vinden dit eengoede ontwikkeling, maar kijken er wel verschillend naar.‘Waar wij geen behoefte aan hebben’, zegt Vinke,‘is aan Chinezendie na hun opleiding weer teruggaan naar hun eigen land.Watwe nodig hebben zijn ampersands, mensen die zich hier vestigenen die veel lijntjes hebben naar en met hun vaderland. Dat soortmensen bouwen een nieuw type economie op.’Rutte:‘Het zou inderdaad handig zijn als Chinese studenten nahun studie even hier blijven om ervaring op te doen, of om eenlink met Nederland houden. Het probleem met al die Chinese stu-denten was overigens dat hogescholen en universiteiten er geldaan konden verdienen. Met als gevolg dat ze elke Chinees die zekonden bereiken hier naar toe haalden. Aan die situatie heb ikeen einde gemaakt. Ik heb een deel van het budget afgeroomden tegen de hogescholen en universiteiten gezegd dat ze datdeel terug kunnen krijgen als zij kunnen aantonen dat ze alleen debeste studenten hier naar toe halen.Want daar kunnen we alle-maal ons voordeel mee doen.Maar we moeten oppassen.Hetmoet niet utilitaristisch worden zodat die Chinese student denktdat hij alleen dat vak moet gaan uitoefenen waarvoor hij studeert.’

Discriminatie

Tenslotte nog een laatste onderwerp: de vermeende discrimina-tie van met name Marokkaanse en Turkse studenten.‘Ik merk datgoede studentes van Marokkaanse afkomst geen stageplaatskunnen bemachtigen omdat ze Marokkaans zijn’, zegt Vinke.‘Hetwordt niet hardop gezegd, maar blanke mannen krijgen nogalaltijd de voorkeur.’Een ernstige zaak, meent Rutte. Dermate ernstig dat er momen-teel wordt onderzocht2 of deze signalen zich inderdaad op groteschaal voordoen. Rutte:‘Als het waar is, en ik hoop van niet, dan ishet ongelooflijk dom van het bedrijfsleven.Want het mist op diemanier de kans om zo een goede mix in de onderneming te krij-gen van jong en oud, van man en vrouw en van allochtoon enautochtoon. Die mix leidt aantoonbaar tot een beter bedrijfsre-sultaat. Ik vind het vreselijk als hoog opgeleide Turken zeggen:als we hier geen kans krijgen, dan gaan we maar terug. Begrijpme goed: discriminatie is fout, maar tegelijkertijd zeg ik tegenstudenten van allochtone afkomst: sorry, je hebt het wat moeilij-ker dan autochtone studenten, en dat zal nog wel een paar jaarzo blijven, maar begin niet meteen te piepen, je mag ook bestwel wat extra doorduwen. Kijk, uiteindelijk heeft iedereen weleen probleem waarmee hij of zij worstelt. Maar vanuit alle oog-punten is discriminatie van allochtone studenten zó verschrikke-lijk kortzichtig. Het liefst wil ik geloven dat het niet waar is.’

1 ‘Organisaties in ontwikkeling, zicht op de toekomst’, 1984; Lemniscaat:

Rotterdam2 Staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is momen-

teel bezig met een onderzoek naar discriminatie op dit punt. De resultaten

van het onderzoek worden dit voorjaar verwacht.

geving doodgedrukt in Nederland. Als je hier wilt ondernemen,word je aan de schandpaal genageld.’Rutte beaamt dit:‘Het is verschrikkelijk, en het probleem is nogveel groter dan nu wordt geschetst.We bungelen achteraan inEuropa, de cijfers zijn bekend: eenderde van de Nederlandersoverweegt ooit een bedrijf te starten, waar het Europese gemid-delde 45 procent is en in Amerika tweederde.Van de studentenin het hoger onderwijs overweegt slechts negen procent ooiteen bedrijf te starten, 91 procent gaat dus gewoon in loon-dienst, want dat is toch wel makkelijk voor de hypotheek. Er isgeen land in de westerse wereld waar je zó met de nek wordtaangekeken als het een keer misgaat, als in ons land. Het aantalbedrijfsstarts is teruggelopen van 55.000 in 2000 naar 44.000 in2003.Van de mensen die wel een bedrijf beginnen, geeft zestigtot zeventig procent aan dat het onderwijs geen bijdrage heeftgeleverd aan hun inspiratie of kennis om dat bedrijf te starten.Dat is allemaal zeer zorgelijk. In de eerste plaats omdat onzewelvaart hierdoor gaat teruglopen als we niet oppassen, wantzeven procent van de werkgelegenheid ontstaat door nieuwebedrijven, ieder jaar opnieuw. Het heeft eveneens vérgaandeconsequenties voor onze innovatieve kracht. Er blijft veel inno-vatie op de planken van universiteiten en hogescholen liggenomdat studenten te weinig ondernemend zijn.’Vinke is het op dit punt met Rutte eens. Hij ziet dat het hogeronderwijs opleidt voor de grijze massa ‘die geen uitblinkerskent en geen vakmensen oplevert’.Vinke:‘Wij zijn in Nederlandzo onverstandig geweest om vlakke profielen te ontwikkelen. Jeweet van alles niets, zoals bijvoorbeeld managersopleidingen,of je weet van niets alles, de superspecialisten. Aan beide heb-ben we niet veel. Je hebt algemene kennis nodig om dat specia-lisme van waarde te voorzien, en om te begrijpen waar je datspecialisme voor nodig hebt.Wanneer een algemeen managerdie wij opleiden geen toegang heeft tot de fascinatie van hetvakmanschap, dan kan hij nooit aan vakmensen leiding geven.Ik denk dat daar een enorme frictie zit. Studenten moeten dusover veel algemene kennis beschikken en op twee of drie gebie-den een specialisme ontwikkelen. Dat maakt wendbare enweerbare mensen!’

Internationalisering

Gerelateerd aan het vitaliteitsmodel van Lievegoed1, waarin vierfases te onderscheiden zijn, bevindt het hoger onderwijs zichvolgens Vinke in fase 4: de sterffase. In die fase zijn juristen, con-trollers en P&O-functionarissen de baas over een organisatie.Vinke:‘Wat doe je in fase 4: regelgeving maken en inkaderen, danhoef je niet meer met de business bezig te zijn. Waar is het elanvan het ondernemerschap? We zijn naar mijn mening inNederland op een aantal gebieden te veel arrivé geworden.Er zit geen energie in.Welvaart leidt tot lethargie.’In het hoger onderwijs vervagen de landsgrenzen; steeds meerhogescholen en universiteiten worden bevolkt door studenten

Page 11: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 11

De vaardigheid in Nederlandse Gebarentaal (NGT) van kinderenmet een ernstige auditieve beperking die instromen in het on-derwijs, loopt sterk uiteen. Het leren van de NGT vraagt veel oefening en persoonlijke begeleiding. In deze bijdrage wordteen project besproken waarin het ontwikkelen en beproevenvan een elektronische leeromgeving (elo) voor het leren van gebarentaal vocabulaire (‘gebarenschat’) centraal staat. De leer-omgeving is bestemd voor kinderen in de leeftijd van drie totvijf jaar met ernstige auditieve beperkingen.

Incidenteel leren

Het begeleidings- en onderwijsaanbod in ons land voor jongekinderen met ernstige auditieve beperkingen richt zich in com-municatieve zin op de ontwikkeling van de NederlandseGebarentaal (NGT) en de ontwikkeling van het Nederlands.Hiervoor is onder andere gekozen om een zo optimaal mogelij-ke communicatieve en sociaal-emotionele ontwikkeling vanalle dove kinderen zoveel mogelijk te kunnen garanderen.Het leren van de NGT vergt veel oefening en persoonlijke bege-leiding. In tegenstelling tot horende kinderen van horende ou-ders, zijn voor dove kinderen de mogelijkheden tot incidenteelleren van de gebarentaal in de eerste levensfase vaak beperktomdat hun (meestal) horende ouders de voor het kind toegan-kelijke visuele taal vaak slechts tot op zekere hoogte beheersen.Daarnaast is bekend dat horende ouders gebarentaal vaak ge-bruiken in de communicatie met het auditief beperkte kind, enminder in de onderlinge communicatie en de communicatiemet de andere gezinsleden in geval deze horend zijn. Hiermeeworden de mogelijkheden voor incidenteel leren voor jongedove kinderen, vergeleken met horende kinderen van horendeouders die zich de gesproken taal eigen maken, ingeperkt.Het vaardigheidsniveau in de NGT van kinderen met ernstigeauditieve beperkingen, die gemiddeld naar school gaan als zedrie jaar oud zijn, loopt sterk uiteen. In het ‘Leerplan TweetaligOnderwijs’ (Wallien, Drubbel & Soeters, 2001) wordt geconsta-teerd dat intensief NGT-onderwijs nodig is, dat het bestaandeonderwijs- en leermateriaal voor deze kinderen vaak te theore-tisch is en dat er behoefte bestaat aan videomateriaal en

Gerard SpaaiEmile HendriksHanneke de RidderHuib de RidderMarcel ReindersGerard Spaai is alshoofd Onderzoek enOntwikkeling werk-zaam bij de Neder-landse Stichting voorhet Dove en Slecht-horende Kind (NSDSK).Hanneke de Ridder isdirecteur van deNSDSK.Emile Hendriksis als universitair hoofd-docent en MarcelReinders als hoogleraarverbonden aan de fa-culteit Elektrotechniek,Wiskunde en Informa-tica van de TU Delft.Huib de Ridder is alshoogleraar verbondenaan de faculteit Indus-trieel Ontwerpen vande TU Delft.

Voor meer informatieover het in dit artikelbeschreven projectkunt u contact opne-men met Gerard Spaai,e-mail:[email protected]

Gebarentaal leren via een elo

interactief lesmateriaal. Gebruikmakend van nieuwe technolo-gieën is het mogelijk een elektronische leeromgeving te ont-wikkelen waarmee jonge kinderen met ernstige auditieve be-perkingen aspecten van de NGT kunnen oefenen (Volterra,Pace, Pennacchi & Corazza, 1995). Door de elektronische leerom-geving het karakter te geven van een multimediaomgevingwaarin geluid, spraak, pictogrammen, video, animaties, tekst engebaren gecombineerd worden en leerroutes, oefenvormen,feedback en sturing van het leerproces afgemeten aan de leer-doelen, leervermogens en het leertempo van het kind aangebo-den kunnen worden (Allessi & Trollip, 2001), is differentiatiegoed te waarborgen. Een elo kan het kind daarnaast de gele-genheid bieden om op een speelse, motiverende en activeren-de manier bepaalde taalaspecten te oefenen door deze her-haald en in diverse contexten aan te bieden.

Extra vaardigheidsoefening

Net als in iedere andere taal vormt ook in de NederlandseGebarentaal het vocabulaire een belangrijk element. Het oefe-nen van de NGT-vocabulaire staat centraal in de te ontwikkelenelektronische leeromgeving. De elo is bedoeld om te worden in-gezet op de centra voor begeleiding van gezinnen met kinde-ren met ernstige auditieve beperkingen en instellingen metvroegschoolse educatieve voorzieningen voor kinderen meternstige auditieve beperkingen. Het gaat daarbij primair om ‘ge-wone’ kinderen met ernstige auditieve beperkingen die geenernstige nevenbeperkingen hebben.Aan de elo worden diverse eisen gesteld. In algemene zin geldtdat de elo niet bedoeld is als vervanging van de ‘dagelijkse on-derwijs-/opvoedingspraktijk’ maar veel meer als aanvullinghierop (‘blended learning’). Dit impliceert dat de elo nauw moetaansluiten bij het gehanteerde curriculum. De bedoeling van deleeromgeving is dan ook niet om nieuwe kennis en vaardighe-den te leren, als wel om de gelegenheid te geven tot extra vaar-digheidsoefening.Om een kind zo zelfstandig mogelijk te laten werken, moet deleeromgeving zo zijn ingericht dat het kind altijd weet wat er vanhem gevraagd wordt. Dat betekent dat er duidelijke instructies

Kan een elektronische leeromgeving (elo) gebruikt worden voor het leren vangebarentaal vocabulaire aan jonge dove kinderen, en zo ja, op welke wijzemoet die elo dan worden ingericht voor een zo optimaal mogelijk leereffect?Deze twee vragen staan centraal in het ELo-project dat wordt uitgevoerd doorde Nederlandse Stichting voor het Dove en Slechthorende Kind, de TU Delften de Koninklijke Auris Groep.

Page 12: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

12 OnderwijsInnovatie maart 2005

en uitleg tijdens het werken met de leeromgeving nodig zijn.Ook moeten de acties van een kind gevolgd worden door dui-delijke feedback. Dit betekent dat de leeromgeving de respon-sies van het kind tijdens het werken met de elo registreert enop grond daarvan – aangepast aan het niveau van het kind –oefenmateriaal en oefenvorm moet kunnen genereren. Bekendis dat het werken met computers voor peuters een positief ef-fect kan hebben op de cognitieve en motorische ontwikkeling(Li & Atkins, 2004). Nog onduidelijk is echter in hoeverre en inwelke mate peuters in staat zullen zijn zelfstandig met een elek-tronische leeromgeving te werken en hoe dit te realiseren. Datzijn twee belangrijke onderwerpen voor onderzoek binnen hetproject.Tijdens het werken met de elo dient het kind sterk geïn-volveerd te zijn in het leerproces. Deze eis heeft consequentiesvoor zowel de invulling van de oefeningen als voor de wijzewaarop het kind zijn keuzes, reacties en antwoorden aan hetsysteem moet duidelijk maken. Een ander cruciaal aspect is hetrealiseren van optimaal gebruikersgemak voor de jonge kinde-ren. Ook dit is een belangrijk onderzoeksonderwerp binnen hetELo-project.

Vocabulaire oefenen

In het reguliere woordenschatonderwijs leren kinderen veelwoorden eerst oppervlakkig. Dat wil zeggen dat ze woordenherkennen en ze begrijpen op een ‘associatieve manier’. Dit isechter natuurlijk geen einddoel. De oppervlakkige woordbe-heersing is de basis voor verder woordenschatonderwijs gerichtop diepere beheersing van woorden waarin kinderen leren zelf-standig woorden te gebruiken in diverse contexten. Helaas isvan de op dit moment gehanteerde didactische methoden nietaangetoond dat ze erg effectief zijn: gemiddeld wordt eenderde van de aangeboden woorden onthouden (Appel &Vermeer, 1997).

In de te ontwikkelen elo wordt aan beide aspecten van het lerenvan ‘woorden’ aandacht besteed. In de elo staat het leren van ac-tieve vocabulaire (‘het maken en gebruiken van gebaren’) enpassieve vocabulaire (‘het begrijpen van gebaren’) centraal. Bijhet leren begrijpen van losse gebaren leert het kind betekenistoe te kennen aan bepaalde gebaren. Het kind ziet hierbij bij-voorbeeld een door de elo gegenereerd gebaar waarna vervol-gens een reeks plaatjes op het scherm verschijnt en het kind hetplaatje moet aanwijzen dat bij een bepaald gebaar hoort. Bij hetleren maken van gebaren wordt het kind bijvoorbeeld aan dehand van een plaatje aangezet een bepaald gebaar te maken, ofwordt het gevraagd een gebaar, dat getoond wordt op hetbeeldscherm van de computer, te imiteren.Vervolgens wordthet gebaar automatisch herkend en beoordeeld en feedbackverstrekt door de elo.Voor de automatische herkenning van gebaren wordt een algo-ritme ontwikkeld waarmee gebaren herkend kunnen wordenen geïnterpreteerd kunnen worden in de vrije ruimte. Dit isnoodzakelijk omdat bestaande algoritmes voor herkenning vangebaren niet geschikt zijn gezien de eisen die aan het algoritmegesteld worden door de leeromgeving. Een belangrijke ont-werpeis is dat de kinderen de gebaren zo natuurlijk mogelijkmoeten kunnen maken. Dit betekent dat het systeem niet-inva-sief moet zijn en dus bij voorkeur geen gebruik maakt van spe-ciale handschoenen of markeerpunten op de handen en ‘real-time’ zal moeten werken. Het basisidee is dat met behulp vanéén of meerdere camera’s de plaats waar een gebaar wordt ge-maakt, de handvorm waarmee het gebaar gemaakt wordt, deoriëntatie waarmee het gebaar gemaakt wordt en de bewegingdie gemaakt wordt, geanalyseerd worden. Uit de gemeten ken-merken worden de gemaakte gebaren herkend.1 Het systeemvalt uiteen in de volgende delen: een handdetectie-, handvolg-en een analysesysteem dat de kenmerken van het gemaakte

Page 13: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 13

Dit heeft niet alleen implicaties voor de keuze van oefenformats– waarbij gedacht wordt aan een combinatie van ‘drill and prac-tice’,‘open learning environments’ en ‘tests’ – maar ook voor deuitwerking ervan. Een van de belangrijkste uitdagingen daarbijis het vinden van een evenwicht tussen de ondersteuning diedoor de elo bij het leren geboden moet worden en de uitdaging(‘I’m in control’) die het kind moet ervaren bij het oefenen omgemotiveerd te blijven.

Ontwikkelwijze

De elektronische leeromgeving wordt op ‘incrementele’ wijzeontwikkeld. Dit impliceert dat de ontwikkeling en evaluatie vande te ontwikkelen leeromgeving hand in hand gaan. In datkader wordt gewerkt volgens het principe van ‘rapid prototy-ping’.Tot deze incrementele wijze van ontwikkelen is beslotenomdat, anders dan voor bijvoorbeeld de inzet van interactieveleersystemen ter ondersteuning van het leren van de gesprokentaal, weinig bekend is over de inzet van dit soort systemen bijhet leren van gebarentaal. Dit geldt in het bijzonder voor de bij-zondere doelgroep (zeer jonge kinderen). Hier geldt dat er welveel intuïties zijn over het noodzakelijke ‘open’ karakter vanelektronische leeromgevingen (Druin & Solomon, 1996), maardat deze niet of nauwelijks gestaafd zijn aan onderzoek en zo eral onderzoek naar gedaan is, dit geen of nauwelijks onderbou-wing van deze intuïties oplevert.

ReferentiesAlessi S.M. & Trollip S.R. Multimedia for learning: methods and develop-ment. Boston: Allyn and Bacon, 2001.Appel R. & Vermeer A. Mnemose en de woorden. Of: onthouden leerlin-gen woorden die ze krijgen aangeboden? Spiegel 1997, 15 (3), 42-59.Druin A & Solomon C. Designing multimedia environments for kids.Computers, creativity and kids. New York: John Wiley Inc., 1996.Li X. & Atkins M.S. Early childhood computer experience and cognitiveand motor development. Pediatrics 2004, 113 (6), 1715-1722.Mayer R.E. Should there be a three strikes rule against pure discoverylearning? The case for guided methods of instruction. AmericanPsychologist 2004, 59, 14-19.Schermer T., Fortgens C. Harder R. & Nobel de E. De NederlandseGebarentaal. Amsterdam: NSDSK, 1991.Volterra V., Pace C., Pennacchi B. & Corazza S. Advanced Learning techno-logy for a bilingual education of deaf children. American Annals of theDeaf 1995, 140(5), 402-409.Wallien M. Drubbel A. & Soeters M. Leerplan tweetalig onderwijs.Nederlandse Gebarentaal en Nederlandse taal in het primair dovenonder-wijs. Rotterdam: CED, 2001.

Het ELo-project wordt in een samenwerking tussen de NederlandseStichting voor het Dove en Slechthorende Kind, de TechnischeUniversiteit Delft en de Koninklijke Auris Groep uitgevoerd. Het projectis mogelijk gemaakt door een subsidie van het VSB-fonds en financie-ring vanuit de TU Delft. Het ELo-project maakt deel uit van een groterproject van de TU Delft getiteld ‘NOGRIP: Non Obtrusive GestureRecognition for Intuitive Performance.’

1 Het vijfde basiselement waaruit gebaren zijn opgebouwd (Schermere.a. 1991), het non-manuele deel, wordt om technische redenen nietmeegenomen in de automatische herkenning. Dit brengt beperkingenmet zich mee ten aanzien van de oefenset van gebaren.

gebaar meet, en een gebarenherkenningssysteem. De herken-ning gebeurt door de gemeten kenmerken van het opgenomengebaar te vergelijken met kenmerken van reeds eerder geleer-de gebaren. Gezien de complexiteit van het probleem zal nietelk willekeurig gebaar herkend kunnen worden, maar er wordtgestreefd naar herkenning van grote sets van gebaren.Het leren van de actieve en passieve gebarenschat gebeurtgrofweg langs twee lijnen: in context en los van de context. Bijde eerste wordt bijvoorbeeld een verhaal in de NGT door de elovoorgelezen aan het kind en krijgt het kind de gelegenheid dedialoog aan te gaan met de illustraties opgenomen in het ver-haal, het verhaal zelf en de hoofdpersonen. Daarnaast krijgt hetook geluiden en spraak te horen, en zijn gebaren en animatiesop te roepen en te zien. De leeromgeving krijgt hierdoor het ka-rakter van een interactief voorleesboek dat het kind in staatstelt een verhaal telkens te ‘beluisteren’ waardoor het kindsteeds meer details kan gaan zien en de betekenis van het voor-gelezene steeds beter doorgrondt. Dat is een manier van taalleren zoals kinderen in alledaagse situaties een taal met elkaaren in interactie met anderen leren, en waarbij wordt gewerktvolgens het principe van ‘verankerde instructie’.

Oefenformats

Voor het leren van de NGT-vocabulaire in een elektronischeleeromgeving staan verschillende oefenformats ter beschikkingwaarmee het leren van actieve en passieve gebarenschat kanworden geoefend. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussentutorials, hypermedia, drills, simulaties, games, tools en open-ended learning environments, tests en web-based learning. Deoefenformats verschillen onder andere in de mate waarin voca-bulaire in context dan wel los van de context kan worden geoe-fend. Bovendien verschillen ze in de mate waarin ze recht doenaan de vier kernelementen van leerprocessen: verkenning enverwerving van informatie, oefening, inzicht krijgen in het leer-resultaat en feedback en de specifieke voortzetting van hetleerproces. De keuze voor een bepaald oefenformat hangtsamen met het concrete leerdoel en de doelgroep en anderzijdsmet de visie op leren. Hoewel in het ELo-project nog een defini-tieve keuze van oefenformat(s) moet worden gemaakt, lijkt eencombinatie van formats het meest voor de hand liggend.Enerzijds omdat daarmee recht gedaan kan worden aan de vierkernelementen van leerprocessen en anderzijds omdat daar-mee kan worden ingespeeld op de diversiteit aan leerwensenvan de heterogene doelgroep. Dit impliceert dat de elo nietstrikt vanuit een bepaald leermodel wordt uitgewerkt, maar datinzichten vanuit diverse leermodellen worden toegepast.Belangrijk uitgangspunt is dat het leren kan plaatsvinden op eeninteractieve wijze in een kindgerelateerde context waarin veelruimte is voor zelf creërend, speels leren. Een vorm van ‘discoverylearning’die, mits gecombineerd met gepaste begeleiding, debasis kan zijn voor een krachtige leeromgeving (Mayer, 2004).

Page 14: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

14 OnderwijsInnovatie maart 2005

Er zijn bibliotheken volgeschreven over wetenschap. Eén van demeest bekende stellingnames is dat er een onderscheid is tussenzuivere wetenschap en de zogenaamde toegepaste wetenschap.In theorie zou men kunnen beweren dat zuivere wetenschap be-dreven wordt aan de universiteiten en toegepaste wetenschapaan de hogescholen en elders in de samenleving. Zuivere weten-schappers houden zich bezig met het pure (be)denken en(onder)zoeken van fenomenen die zich aan ons bewustzijn op-dringen. Zij bestuderen de omgevingswereld zonder enige prak-tische ingeving, zonder opdracht, last of ruggespraak; het is henpuur te doen om de denkactiviteit zelf. Om het oneerbiedig tezeggen: men is gewoon doende en al doende wordt wetenschapbedreven. Niet echt een activiteit waar men in deze tijd de porte-monnee voor trekt. De zuivere wetenschap is voor een belangrijkdeel ingehaald door de toegepaste wetenschap: uitvindingen,theorieën en vruchtbare gedachten die worden geïmplemen-teerd in de samenleving.

Overbodig

Het hbo heeft zich in mijn visie lange tijd gekenmerkt door we-tenschappelijke vindingen te implementeren in ons dagelijksleven, in en voor de praktijk. Het ging de hbo’ers niet zozeer omhet weten, maar om de kunde. Dit is in het denken over weten-schap een uiterst vruchtbare impuls geweest en heeft in feitehet onderscheid tussen zuivere en toegepaste wetenschap inonze tijd overbodig gemaakt.Waarom? Omdat bijna niemandzich louter bezighoudt met waarnemen en onderzoeken alleen.De zuivere wetenschapsbeoefening is dan ook aan het verdwij-nen, een op zichzelf beschouwd goede ontwikkeling die toege-schreven kan worden aan de invloed van het hoger beroepson-derwijs. Maar slaat de balans niet door? Kan een goede ontwik-

keling ook een slechte uitwerking hebben? Gezien het ontnuch-terend pragmatisme dat zich nu heeft gevestigd in het weten-schappelijke denken, is men geneigd deze vragen met ‘ja’ te be-antwoorden. Neem bijvoorbeeld de financiering van weten-schappelijke activiteiten. Mijn ervaring in het Nederlandse we-tenschappelijke discours is dat er pas geld ter beschikking komtvoor onderzoeksprojecten als de uitvoering (en zelfs bijna deuitkomst) al helemaal vastligt. Openheid en onzekerheid in deuitkomsten van wetenschappelijk onderzoek worden nauwelijksmeer op waarde geschat. En zo heeft het pragmatisme van detoegepaste wetenschap de zuivere wetenschap uit de markt ge-prijsd. Het lijkt wel alsof de moderne wetenschap alleen maar wilonderzoeken vanuit angstreductie. Het is al te gemakkelijk dezevorm van pragmatisme toe te wijzen aan de toenemende be-roepsgerichtheid van het hoger onderwijs, maar de gedachtedringt zich bij mij op.Uit het bovenstaande zou men kunnen afleiden dat ik zuiverewetenschap doelloos vind. Dat vind ik niet. Sterker nog: zuiverewetenschap is innovatiegericht. Maar dat is in onze samenlevinghet nieuwe taboe.We willen wel een op kennis gerichte econo-mie zijn, maar het mag niet te structuurloos zijn. Pragmatisme ende vraag wat je ermee kunt, voeren in onze samenleving de bo-ventoon. Mijn idee is dat ons land en in het bijzonder ons hogeronderwijs veel te praktisch wordt. En te veel pragmatisme zouwel eens de langzame afglijding van de Nederlandse economiekunnen betekenen.

Gelijkheidsobsessie

In het huidige pragmatisme binnen het wo en hbo spelen tweeelementen een belangrijke rol: de financiën en de effectiviteit.Eerst de financiën: wetenschappelijk onderzoek moet financieel

Als het aan minister Van der Hoeven en staatssecretaris Rutte ligt, gaan hoge-scholen en universiteiten de komende jaren steeds meer samenwerken.Hogescholen die fuseren met universiteiten krijgen, als de nieuwe Wet op hethoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) in 2007 in werkingtreedt, zelfs de mogelijkheid hun studenten te laten promoveren.Verwetenschappelijkt daarmee het hoger onderwijs in ons land? Volgens Vande Luytgaarden geenszins. Hij is van mening dat het hoger onderwijs eerdervermbo-iseerd door pragmatisme, de ‘gelijkheidsobsessie’, regelzucht en voor-spelbaarheid.

De verwetenschappelijkingvan het hoger onderwijs

Eric van deLuytgaardenDe auteur is lectorBeroepsuitoefeningjuridische bachelors,Faculteit Sociaal ago-gische opleidingenvan de Hogeschoolvan Utrecht, en orga-nisatieadviseur bijhet Nederlands Peda-gogisch Instituut inZeist. E-mail: [email protected]/[email protected]

Dit artikel is een be-werking van de lezinggehouden in novem-ber 2004 op de studie-dagen sociaal-juridi-sche dienstverleningaan de Hanzehoge-school Groningen.

Lees verder op pagina 16

Page 15: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 15

‘Weet je wat we in IJsland meemaakten?’, vroeg een vriendin terwijl ze een warme mokthee voor me op de houten tafel zette. Ze maakte haar ogen groter.‘Ik geef het op’, ant-woordde ik in een poging het raadsel zo snel mogelijk op lossen.‘Nou, we reden daarop een weg, een rechte weg in the middle of nowhere, en ineens, zonder enige aan-wijsbare reden, zit er een knik in, een soort haarspeldbocht.Weet je waarom?’ Mijn ant-woord bestond uit een slok thee en een vragende blik.‘Omdat er elfjes wonen!’ Ik ver-slikte me bijna.‘Toen de weg een paar jaar geleden werd aan gelegd, gingen mensenprotesteren omdat de route dwars door een elfjesdorp liep. Uiteindelijk is de weg om-gelegd. Is dat niet om te brullen? Er was helemaal niks te zien daar!’ Als ik een klomphad, was die ter plekke gebroken. Elfjes, dat is nog eens iets anders dan de korenwolf ofzeggekorfslak.We grinnikten die middag nog lang na maar toch bleef de twijfel knagen. Eenmaal weerthuis googelde ik het fenomeen: iceland – elves – road. En daar stond het.‘Iceland Today:Elves block new road’. Over hoe de rijksdienst voor het wegverkeer inderdaad een weghad omgelegd na consultering van een elvenkenner. En dat zeventig procent van deIJslanders in het bestaan van elfjes – kleine mensen worden ze daar genoemd – ge-looft. Zie je wel dat lange nachten niet goed voor je zijn, dacht ik en zette het beeld-scherm op zwart.Het bewees voor mijzelf weer eens hoe goed en inmiddels onmisbaar Google toch is.Iemand vertelt je een verhaal en je kunt het zo natrekken. Dat is uiteindelijk ook hetdoel van Google, dat alles wat de mens weet beschikbaar wordt gesteld. Zodat er nooitmeer een vraag onbeantwoord hoeft te blijven. Zo is er zelfs het antwoord op de ultie-me vraag te vinden.Wie het volgende intikt: – answer to life the universe and everything= – krijgt van Google ook een antwoord. En wel 42. Dat is een komische verwijzing naarde science fiction roman Hitchhiker’s Guide to the Galaxy van Douglas Adam waarineen computer juist deze vraag moet beantwoorden en uiteindelijk met dit antwoordop de proppen komt: 42.Het is een antwoord van een alwetende machine en daar begint Google steeds meerop te lijken. Iedereen die zich iets afvraagt – ik heb pijn in mijn schouder wat zou datzijn? – raadpleegt Google. Maar de antwoorden hebben vaker dan me lief is net zoveelrelevante waarde als 42.Toen ik bijvoorbeeld een dag later nog eens naar de elfjes-resultaten keek, viel op dathet verhaal weliswaar vaak wordt vermeld maar steeds hetzelfde is en eigenlijk te her-leiden valt tot een enkel krantenartikel uit 1996. Het opmerkelijke voorval is dus waar-schijnlijk wel echt gebeurd maar het zegt misschien net zoveel over IJsland als het dra-gen van klompen over Nederland. Ook dat hoort bij een orakel: je krijgt altijd antwoordmaar je moet zelf zien te achterhalen wat de waarde er van is. Of hoeveel je ervan ge-looft. In die zin beschouwd is Google de eigentijdse variant van de spirituele boekendie de Waarheid bevatten, van Bijbel, tot Koran, tot I-Tjing. Je kunt die geschriften wellezen ,maar je hebt een leven van studie nodig om te pogen te achterhalen wat er meebedoeld wordt. Onze hele cultuur is op dergelijke studies gebaseerd.Wat we goed vin-den en wat slecht is er voor een groot deel aan ontleend. Misschien wordt het tijd vooreen aparte Google-studiegroep die een patroon in de gepresenteerde kennis probeertte ontdekken en daaruit de absolute waarheid weet te destilleren. Al zijn er vragenwaarop het onomstotelijke antwoord niet te vinden is. Zoals: bestaan er elfjes?

column Het nieuwe orakel

Francisco van Jole

Page 16: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

16 OnderwijsInnovatie maart 2005

Niet tot afgestudeerden die een aantal kunstjes kunnen. Het hbokan de verantwoordelijkheid nemen om studenten in die rich-ting te stimuleren. De vraag is hoe. Hoe kunnen hogescholenverwetenschappelijken in plaats van vermbo-iseren, hoe zorgenwe ervoor dat het hoger onderwijs niet afglijdt naar een middel-matig pragmatisme? Mijns inziens door de dynamisering vankwaliteiten. Problemen die afgestudeerden van wo en hbo te-genkomen vragen om een gedifferentieerde, dynamische bena-dering. Door creatief te denken en een intensieve uitwisselingvan kennis en kundes van verschillende vakgebieden te stimule-ren kunnen nieuwe innoverende oplossingen worden gescha-pen. Laat het denken in vaste kaders los! De opleidingen op hetgebied van de sociaal-juridische dienstverlening hebben zoietsgedaan. Bij het ontstaan was de opleiding te sociaal om door ju-risten serieus genomen te worden, en te juridisch om door socia-le wetenschappers serieus genomen te worden. Maar de oplei-ding heeft zijn bestaansrecht waargemaakt. Die innovatie be-doel ik. Om te voorkomen dat er collectief sprake is van een ni-veauverlagende tendens moeten we open ruimten creëren.Ruimten die vervolgens vernieuwend kunnen worden ingevuld.Ik hoor u denken:‘dat willen studenten niet.Ze zijn niet vooruit te branden’. Mijn stelling is dat we hen op eenverkeerde manier aanspreken. Onze curricula staan vol met ver-plichte kost en lijken eerder op grootboeken van een accountantdan op de richtlijnen van een onderwijsinstelling waar mensenworden geschoold innovatief, creatief, en wetenschappelijkbezig zijn. Dit vraagt echter om een omslag. Met name door hetzittende personeel en de huidige studenten zal er hard gewerktmoet worden aan een omslag in denken en doen. En dat kan nietvan vandaag op morgen. Maar het moet duidelijk worden dateen wetenschappelijke impuls niet alleen verzorgd kan wordendoor voldoende studiepunten te behalen of fatsoenlijke vakken-nis te hebben, maar dat daar meer voor nodig is.Verwetenschappelijking vraagt een verlangen naar het onbe-kende. Het loslaten van de beheersing, het instrumentele den-ken en het durven maken van onderscheid. Als we in staat zijnminder pragmatisch en minder in kwantiteiten te denken en tehandelen zal de kwaliteit van ons hoger onderwijs, de weten-schappelijke kwaliteit, werkelijk toenemen. Maar de weg daar-heen is ongewis en lang.

gezond zijn, mag niet te veel kosten en moet iets opleveren.Terwijl juist het kenmerk van zuivere wetenschap is dat er tach-tig procent van de tijd ogenschijnlijk zinloos werk gedaan wordt.Dit werk levert echter dusdanige zinvolle resultaten op, dat die opde lange termijn die tachtig procent ‘zinloosheid’ ruimschootscompenseert. Dan het pragmatisme van de effectiviteit, het doel-denken. Alle wetenschappelijke inspanningen moeten leiden toteen bepaald doel. In onze tijd vooral gebaseerd op de verbete-ring van ons leven en het ongebreidelde vooruitgangsoptimismedat de mens zijn wereld kan maken. Inmiddels zijn we daarvaneen paar keer van een koude kermis thuis gekomen. Denk alleenmaar aan de milieuschade door de groei van de economie. Er isechter nóg een belangrijk ander fenomeen dat de verweten-schappelijking tegenhoudt: de gelijkheidsobsessie. De in onsland sterke hang naar gelijkheid, orde, regelzucht en voorspel-baarheid. Of de oorsprong van deze gelijkheidsobsessie nu isterug te voeren op onze protestants-christelijke moraal, of dathet een resultaat is van onze verregaande tolerantie, polder- engedoogdemocratie laat ik in het midden, maar feit is dat voor hetbestaan van wetenschap ‘gelijkheid’ een drama van de zuiverstesoort is.Voorspelbaar gedrag, orde, en een geplande en door deagenda geregeerde samenleving is de dood in de pot voor inno-vatie. En innovatie is de drijfveer van wetenschap. Buiten degeëigende paden denken, associatief op zoek gaan naar perifereinvloeden van andere vakgebieden, het slechten van schottenen barrières; kortom het patafysische denken is de motor voorde wetenschap en in ons land en ons onderwijs nagenoeg afwe-zig. In die zin kunnen we iets leren van de Angelsaksische landenvan waaruit de bama-structuur afkomstig is. Daar is een onder-scheid tussen universiteit en hbo, tussen zuivere en toegepastewetenschap al lang vervlogen en wordt vooral gekeken naarwelke studenten worden afgeleverd. En die studenten wordenbeoordeeld op wie ze zijn en wat ze kunnen, niet op wat ze zijn.

Kunstjes

De vraag naar wetenschap in het hoger onderwijs schreeuwtmijns inziens om: wees anders, vernieuw, zoek andere wegendan de bestaande om studenten te maken tot werkelijk in hunleefomgeving geïnteresseerden mensen.

Page 17: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 1717

Weblogs in het onderwijs

Praktisch artikel

Dit artikel is de vierentwintigste ineen serie praktische artikelen overonderwijsinnovatie. Deze serie heeftde bedoeling om mensen die werkzaam zijn in het hoger onder-wijs, handreikingen en aandachts-punten te bieden voor eigen initia-tieven in onderwijsinnovatie. De on-derwerpen van deze reeks kunnenuiteenlopen, maar zullen altijd gaanover ‘het maken van onderwijs‘ endus over toepassingen van onder-wijskundige en onderwijstechnolo-gische inzichten in het dagelijkswerk van de docent, het onderwijs-team of de studierichtingsleider.

AuteursSybilla Poortman Peter SloepDe auteurs zijn verbonden aan hetlectoraat en de kenniskring‘Educatieve Functies van ICT’vanFontys Hogescholen. Poortman isbovendien werkzaam als informatie-specialist bij de afdeling Mediavoor-zieningen van Fontys Hogescholenin Sittard. Sloep is tevens verbondenaan het Onderwijstechnologisch ex-pertisecentrum van de Open Univer-siteit Nederland.

Weblogs van de auteurs:http://www.inter-net-viewer.nl/weblog, http://www.pbsloep.nl/

InleidingWeblogs bestaan al zo’n tien jaar, maartoch is het niet eenvoudig ze precieste definiëren. Het zijn in elk geval web-sites, zij het een bijzondere vorm daar-van.Weblogs ogen grofweg als eenverzameling in de tijd geordende, bij-gewerkte versies van een site, al danniet met links naar andere sites, com-mentaar en aanvullende informatie.Veel weblogs bestaan uit niet meerdan korte stukjes tekst waarin gelinktwordt naar actuele berichten eldersop internet. Maar er zijn ook vormendie bestaan uit lange artikelen of es-says rondom een (vaak actueel)thema. Ook in deze vormen zijn altijdlinks opgenomen en is de volgorde

chronologisch.Voordat we ingaan op de vraag hoe weblogs inhet onderwijs gebruikt kunnen worden, bespreken we enkelealgemene kenmerken ervan en laten we iets van hun verschei-denheid zien.

Kenmerken van weblogsEen belangrijke functie van weblogs is dat ze de lezers ervande gelegenheid bieden om commentaar te leveren.De commentaren vullen het artikel aan en maken zo dat hetnooit ‘af’ is. De dynamiek van weblogs is dan ook een van deopvallendste kenmerken ervan, zeker in vergelijking met hetvrij statische karakter van ‘gewone’websites.Volgens velenzal internet weer in handen komen van de gebruikers. De op-komst van social software heeft hier alles mee te maken. Socialsoftware is een relatief nieuw begrip, dat probeert de socialeaspecten van software te benadrukken. Zulke software be-staat natuurlijk al langer, de bekendste voorbeelden zijngroupware en elektronische prikborden. Social software drijftop de mogelijkheid online synchroon dan wel a-synchroon tecommuniceren met anderen en zo kennis uit te wisselen.

Inhoud_ Inleiding_ Kenmerken van weblogs _ Soorten weblogs _ Weblogs in het onderwijs_ Mogelijke toepassingen_ Vaardigheden_ Voorbeelden_ Een blog inrichten_ Conclusie

Box 1: Afbeelding van een weblogBox 2:Weblog met RSS-feedBox 3: Afbeelding van Bloglines, een webbased

feed reader Box 4:Trainen van informatievaardigheden

Page 18: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

Deze software heeft het vermogen ge-bruikers ertoe te brengen iets voor el-kaar te willen doen en zich gezamenlijkergens voor in te zetten. Social soft-ware, is de gedachte, werkt omdat debehoefte tot communicatie niet ‘vanboven’wordt opgelegd, maar voort-komt uit een zelf gevoelde noodzaakdaartoe.Weblogs zijn om die redeneen goed voorbeeld van social soft-ware, omdat het de gebruiker zelf isdie besluit publiekelijk met zijn of haarschrijfsels naar buiten te treden.

Een ontwikkeling die bijdraagt aan degroeiende belangstelling voor web-logs is de democratisering van hetnieuws.‘Burgerjournalistiek’ is eenterm die in dit kader vaak valt. Als zicheen nieuwsfeit voordoet, zijn profes-sionele journalisten, fotografen of film-ers niet altijd direct ter plekke; gewoneburgers zijn dat vaak wel. Nu (geavan-ceerde) technologische productenvoor veel mensen toegankelijk zijn,kunnen zij ook een bijdrage leverenaan de verspreiding van nieuws. Bij deTsunami-ramp in Azië waren het danook de toeristen die vanaf het balkonvan hun hotelkamer voor de eerste vi-deobeelden zorgden. Ondertussenblijkt dat de blogosfeer – zoals de ver-zameling weblogs op internet wordtgenoemd – in sommige gevallen zelfsfungeert als het geweten van de offi-ciële journalistiek. Omdat er onder debloggers ook allerlei specialisten zit-ten, zijn die heel goed in staat uitlatin-gen van journalisten te controleren enonjuistheden aan de kaak te stellen.Dat neemt natuurlijk niet weg datblogs in veel gevallen louter ontboe-zemingen bevatten met weinig gezag,laat staan eeuwigheidswaarde.

De naam weblog of blog is een samen-trekking van web (van world wideweb) en log (van logboek). Eigenlijk iseen blog een online logboek in devorm van een website. Meestal kun-nen teksten, afbeeldingen, audio- en

videofragmenten zonder html-kennisworden ingevoegd, en kan de stan-daard lay-out gemakkelijk aan deeigen smaak worden aangepast.Weblogs met voornamelijk videofrag-menten worden videoblogs genoemden de blogger wordt vlogger.Webloggers die vooral vanaf een mo-biele telefoon met digitale camera up-loaden, worden mobloggers genoemd.

Op het eerste gezicht ziet een webloger uit als een gewone webpagina dieregelmatig wordt ververst. Maar bij na-dere bestudering vallen wezenlijkeverschillen met gewone webpagina’sop. Zo is er meestal een breed gedeel-te op de pagina waar de berichten zelf(‘posts’) staan, aan één of beide kantengeflankeerd door een smalle kolommet menuutjes. Het brede gedeeltemet de eigenlijke bijdragen wordt fre-quent (handmatig) ververst. Demenuutjes blijven langere tijd gelijk(links naar andere weblogs; navigatie-onderdelen) of worden automatischgegenereerd, bijvoorbeeld een lijstje

met recente commentaren of een ka-lender waarop te zien is op welkedagen er bijdragen zijn gepost. Die ka-lender staat er overigens omdat web-logs typisch gebruikt worden als inter-netdagboeken, waarop bloggers ver-slag doen van hun wederwaardighe-den. De kalender helpt de bijdrage vaneen bepaalde datum terug te vinden.Zoals gezegd zijn weblogs een com-munityvormend instrument bij uit-stek. De meeste weblogs staan na-drukkelijk open voor reacties en dis-cussie en maken zo peer review – hetbeoordelen van elkaars bijdragen – enzelfreflectie mogelijk. De discussiesspelen zich niet alleen af binnen éénweblog, maar verspreiden zich vaakover verschillende blogs. Dit kan in devorm van het overnemen van een (ge-deelte van een) post – puur ter kennis-name omdat de originele post bijvoor-beeld in een andere taal was gesteld –maar ook en vooral als uitgangspuntom zelf een mening naar voren tebrengen. Een belangrijk hulpmiddelhierbij is de trackback.

18 OnderwijsInnovatie maart 2005

BOX 1: AFBEELDING VAN EEN WEBLOG

Page 19: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

laatste groep is dat men op diversecomputers kan inloggen en gebrui-kers steeds bij hun eigen persoonlijkenews reader kunnen inloggen.Overigens zal naar verwachting demogelijkheid om zich op news feedste abonneren worden ingebouwd inbrowsers. Dat is zowel voor de opensource browser Firefox als voor Apple’sSafari-browser aangekondigd.Verderis de meeste recente versie van het e-mailprogramma Outlook is ook al instaat news feeds bij te houden.

Soorten weblogs Met de groei in populariteit van inter-net waren er in de jaren ’90 van de vo-rige eeuw al websites die met veel(soms dagelijkse) updates in een soortdagboekvorm verschenen, maar pas indecember 1997 bedacht Jorn Bargerhiervoor de term ‘weblog’. Begin 1999maakte Jesse James Garner een lijst opvan de weblogs die tot dan toe be-kend waren (‘page of only weblogs’)3.Het kleine aantal (23 stuks) maakte hetmogelijk voor geïnteresseerden om dehele lijst bij te houden zodat er algauw een weblog community ont-stond. De bloggers uit die begintijdwaren overigens alleen degenen dieook in staat waren om een website tebouwen. Daar kwam halverwege 1999verandering in met Pitas4, de eerstetool om zelf gratis en gemakkelijk eenweblog te starten. Blogger5 volgdeeen maand later, waarna het hek vande dam was. De langst lopende web-log (sinds 1997) ‘Scripting News’6 staatoverigens op naam van Dave Winerdie al in 1996 met bloggen begon7.Rebecca Blood8 beschrijft weblogs alsgefilterde informatie; de blogger heeftal ‘voorgesurfd’en de meest belang-wekkende informatie gesorteerd voorde lezer. In een wereld van steeds toe-nemende informatie(stromen) is dateen belangrijk gegeven; het is immersgemakkelijk als iemand, wiens oordeelje vertrouwt, de belangrijkste informa-tie al voor je geselecteerd heeft.

Hierdoor kan op de bronblog zicht-baar worden gemaakt in welke andereblog een post is overgenomen. Detrackbacks genereren zo verkeer tus-sen weblogs, wat de communityvor-ming versterkt.Trackbacks werkendoordat elke post een unieke URLheeft (de permalink) zodat er gerichten blijvend naar gelinkt kan worden.Links naar andere weblogs gevenmede invulling aan de eigen identiteitvan de blogger. Overigens moetmeestal een www- of e-mailadres op-geven worden om te kunnen reagerenop een weblog. Bloggers zetten hieruiteraard hun eigen weblog-URL zodatze weer extra verkeer naar hun eigenweblog krijgen.Iets anders dat op de pagina’s opvalt, ishet oranje icoontje met ‘RSS’en insommige gevallen ‘XML’erop. RSSstaat voor ‘Rich Site Syndication’ (of‘Really Simple Syndication’), waarmeewordt aangegeven dat men zich opdeze site kan abonneren waarna menautomatisch gewaarschuwd wordt alser iets op de site veranderd is. Omdat

weblogs regelmatig ververst worden,kan met behulp van zo’n RSS-feed opeen efficiënte manier bijgehoudenworden welke sites vernieuwd zijn. Zokan men ook snel zien of er reactiesaan een bestaand bericht zijn toege-voegd. Om RSS-feeds te kunnen lezen,is extra software nodig, de zogehetennews aggregator of news reader. Eenvoorbeeld van een goede gratis web-based news reader is Bloglines1 (ofvoor Mac: NetNewsWire2). Gebruikershoeven enkel de URL onder het RSS-icoon te kopiëren en deze bij de abon-nementen in de news reader te plak-ken. De reader geeft nu automatischper abonnement aan hoeveel berich-ten men nog niet gelezen heeft. Hetgrote voordeel hiervan is dat gebrui-kers dus niet meer hun bookmarkshoeven af te lopen om te zien of er watveranderd is. Bijkomend voordeel isdat de news aggregator door het over-zicht dat hij biedt, ook gemakkelijk deabonnementen kan beheren. Er zijnzowel lokaal geïnstalleerde, als webba-sed news readers. Het voordeel van de

OnderwijsInnovatie maart 2005 19

BOX 2: WEBLOG MET RSS-FEED

Page 20: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

20 OnderwijsInnovatie maart 2005

bezondigt aan gewoon ‘rebloggen’,dus een artikel of link van een anderovernemen.

Bij professionele webloggers – mensendie vanuit hun beroep of expertise eenweblog bijhouden – zie je vaak eenenorme toewijding voor een bepaaldkennisdomein.Hun weblogs floreren inal dan niet georganiseerde communitieswaarbij de afzonderlijke deelnemers el-kaars posts nauwlettend in de gatenhouden,aanvullen en becommentarië-ren.De tweedeling in lifeloggers enprofessionele bloggers is uiteraardnogal kunstmatig. In de praktijk zijn erdiverse tussenvormen mogelijk.Een bijzondere plek nemen de Live-Journals11 in, lifelogs met een geregis-treerd – en dus beperkt publiek,waar-van de rechten (lezen, reageren) perentry kunnen worden ingesteld.Dezeblogs zijn heel populair bij jongeren.Deposts bestaan vaak uit niet meer danenkele regels tekst en/of foto’s die degemoedstoestand van de blogger

Zoals mensen vroeger een krant of eenvakblad kozen,zo kiezen ze nu een aan-tal weblogs met ‘voorgesorteerde’in-formatie over hun eigen kennis- of inte-ressedomein om bij te blijven.De claim van de eerste educatieve web-log (edublog) staat op naam vanStephen Downes9,de ‘godfather’van deeducatieve weblogs.De eerste educa-tieve weblogs ontstonden rond 1999en waren afkomstig van onderwijsex-perts of -ontwikkelaars die hun kennisop deze wijze met beroepsgenoten wil-den delen.Het duurde nog enkele jarenvoordat weblogs ook echt als leervormin het onderwijs werden ingezet.Verderop in dit artikel worden daarvanenkele voorbeelden gegeven.Er zijn net zoveel redenen om met eenweblog te beginnen als er bloggers zijn.Voor publieke personen kan het be-langrijk zijn (of hip en trendy) om eenweblog te onderhouden.De ‘online per-sonality’van de bekende persoon haalthem of haar als het ware dichterbij;hetis alsof je over de schouder meekijkt.

De reactiemogelijkheden van lezersdragen hier in sterke mate aan bij.Weblogs variëren van een echte va-riant van het papieren dagboek (life-loggers) tot professionals die hun do-meinspecifieke kennis willen delen.Hier zijn dan weer gevallen bekendvan mensen die juist door hun weblogbekendheid in grotere kring vergaren(zie bijvoorbeeld de zogenaamdeshocklogs zoals ‘Volkomenkut’10).Andere bloggers zien gewoon eenmogelijkheid om hun ideeën en me-ningen op een geordende manier on-line te zetten, in eerste instantie voorzichzelf, met het voordeel van peer re-view als extra.Er zijn bloggers die zich beperken zichtot het plaatsen van links naar andereweblogs en websites over bijvoor-beeld nieuws op hun eigen vakgebied;dit meestal zonder eigen commentaar.Zij worden ook wel ‘linkdumpers’ge-noemd. Ook hier geldt dat de meesteblogs tussenvormen zijn en dat ook deprofessionele blogger zich wel eens

BOX 3: AFBEELDING VAN BLOGLINES, EEN WEBBASEDFEED READER

Page 21: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 21

tegenover deze nadelen staat datblogs het mogelijk maken communi-catieaspecten te benadrukken, die insynchrone, face-to-face-vormen vancommunicatie nauwelijks tot bloeikomen. Als studenten schriftelijk eenreactie moeten geven, formuleren zezorgvuldiger en denken ze meer nadan wanneer ze dat mondeling doen.Wat men opschrijft heeft over het al-gemeen daarom ook meer het karak-ter van een miniatuurbetoog. Discus-siebijdragen zullen daarom minder opsnelheid van reageren, en meer op in-houdelijke kanten worden gewaar-deerd. Een ander sterk punt van blogsis dat er automatisch een leesbaar (endaardoor opzoekbaar) verslag van dediscussie beschikbaar is. Blogs zijn in-zetbaar in het onderwijs als aan éénvan de volgende drie ‘voorwaarden’ isvoldaan: 1) er wordt aangesloten bij debehoefte aan groepsvorming, of 2)zorgvuldig formuleren en argumente-ren is gewenst, of 3) de beschikbaar-heid van een verslag van gebeurtenis-sen is belangrijk.

Mogelijke toepassingenEen voor de hand liggend voorbeeldvan een blog die in het primaire pro-ces wordt gebruikt, is het vergaren vaninformatie voor een project of werk-stuk. Zoekmachines als Google14 wor-den hiervoor vaak gebruikt. In het pri-mair en voortgezet onderwijs biedtKennisnet15 toegang tot allerlei hap-klare informatie, net als Wikipedia.nl16.Onderwerpgerichte blogs zijn echtereen bron van een heel ander kaliber.De informatie is minder hapklaar enwordt meer problematiserend ge-bracht. Niet over alle onderwerpen iser natuurlijk een blog (boekbesprekin-gen zul je niet gauw in de vorm vaneen blog vinden), maar over onder-werpen met een hoge nieuwswaardezijn ze er vaak wel.Blogs kunnen ook worden ingezet inelektronische portfolio’s.

weergeven. De ultrakorte content (mi-crocontent) is vooral bedoeld om reac-ties uit te lokken waarbij zich vaakmeerdere ‘threads’ van discussierendedeelnemers vormen. LiveJournal bevatoverigens een soort ‘insite’RSS waar-door men in één oogopslag de nieuweentries op een door hem/haar geselec-teerde groep LiveJournals kan lezen.Vooral voor het onderwijs lijkt dezevorm van bloggen interessant. (Zieook:‘Pulling sense out of today’s infor-mational chaos: LiveJournal as a site ofknowledge creation and sharing’12.Kate Raynes-Goldie, December 2004).

Weblogs in het onderwijsStephen Downes, de eerste ‘edublog-ger’; een blogger met een specifiek ophet onderwijs gerichte weblog, schrijftvooral over het onderwijs. Sedert zijnpionierswerk is het aantal blogs datover het onderwijs gaat gestaag ge-groeid. Er is inmiddels ook een site die,naar analogie van de startpagina, eenindex bijhoudt van RSS-feeds op on-derwijsgebied13.Maar het wordt pas echt spannend alsje blogs voor het onderwijs gaat inzet-ten, in het primaire proces dus.Belangrijk hierbij is aan te sluiten bijde sterkte van blogs: het van onderafvormen van een community. In onder-wijstermen vertaald betekent dat hetvormen van kringen van leerlingen endocenten die als lezers én schrijversactief zijn. Maar waarom zou je zo in-gewikkeld doen als je, bijvoorbeeld inde klas, ook ‘gewoon’met elkaar kuntpraten? Blogs zijn een vorm van on-line, a-synchrone communicatie.Dat heeft inderdaad nadelen, bijvoor-beeld dat non-verbale aspecten vancommunicatie ontbreken en reactiesvertraagd beschikbaar komen, en dat‘door elkaar praten’ (het niet meer syn-chroon lopen van reacties en reactiesop reacties etc.) lastig te herstellen is.Werkvormen waarin dit soort dingenvereist zijn, zijn dus ongeschikt om inde vorm van een blog te gieten. Maar

Dit is overigens een heikel punt,omdat de meningen over hoe met eenportfolio moet worden omgegaannogal verschillen, zeker in het hogeronderwijs. De portfoliogedachte komtuit de wereld van de creatieve beroe-pen. Als je als fotograaf wilt laten zienwat je kunt, neem je een stapel foto’smee. Een industrieel vormgever laattekeningen zien en misschien enkelevoorbeelden van ontwerpen. Denkendlangs die lijn en aanhakend bij de be-hoefte aan meer competentiegerichtonderwijs, werd het idee geboren hetportfolio in het onderwijs in te voerenals middel om aan de buitenwereld telaten zien wat je zoal kunt.En dan is eendigitaal portfolio handig omdat je datmakkelijk kunt bijwerken en opslaan,en ook anderen er gemakkelijk toe-gang toe kunt geven.Langzaam maarzeker is vervolgens de grens tussen wateen student zelf wil laten zien (het kun-stenaarsportfolio) en wat de onderwijs-instelling als voortgangsresultaten wilvastleggen (de oude cijferlijsten ententamenbriefjes) vervaagd. Zonderop de vraag van de wenselijkheid hier-van in te gaan, is duidelijk dat eenportfolio in de eerste, creatieve bete-kenis heel goed in de vorm van eenblog kan worden gegoten. Moderneblogvormen als videoblog en blogPodsluiten hierbij aan.

Bij portfolioblogs speelt het groeps-vormingsproces een ondergeschikterol, maar het verslagleggingsaspecteen des te grotere. Omdat resultatenna elkaar geboekt worden en er eenzekere opbouw in zit, is de dagboek-metafoor heel geschikt. Leerlingenwordt in het kader van een projectvaak gevraagd – al dan niet gezamen-lijk – een verslag te maken. In plaatsvan een eindverslag zouden ze ookeen voortgangsverslag kunnen maken,waarin ze rapporteren en vastleggenhoe hun denken over een onderwerpevolueert.Werken ze in een groep, danzou iedere leerling binnen de groep

Page 22: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

22 OnderwijsInnovatie maart 2005

een eigen blog kunnen maken, die hetvervolgens gebruikt om met elkaar indiscussie te gaan (dit is alleen zinvol alsde tijdsvertraging die de a-synchronici-teit teweeg brengt waardevol is). Maarze zouden ook als groep een blog kun-nen bijhouden die ze vervolgens publi-ceren. Meer in het algemeen zijn blogsheel geschikt voor het bijhouden vanproject-, onderzoek-, stageverslagenen dergelijke. Stages kunnen bijvoor-beeld van buitenaf worden gemoni-tord door de stagebegeleider. HetGrassroots-project17 biedt een illustra-tie van de mogelijkheid een blog in tezetten bij de voortgangsmonitoring.Grassroots-projecten zijn kleinschalige,laagdrempelige ict-projecten in scho-

len die een kleine financiële bijdragevan het ministerie krijgen als ze overhun project op een website rapporte-ren.Veel van die websites zijn erg sta-tisch en vertellen een succesverhaal.Het zou voor andere grassrooters heelaardig zijn geweest om ook (of zelfs al-leen) een verslag van de worstelingdie tot het eindproduct geleid heeft tezien. Bovendien kan er dan ook nogonderlinge kruisbestuiving optreden.Een blog is het perfecte middel omvan die worsteling verslag te doen.

Blogs kunnen ook door docenten zelfworden gebruikt. Docent Niels bijvoor-beeld, die zich aan het voorbereiden isop een lesserie over weersatellieten,

kan zijn voortgang in een blog rappor-teren.Anderen,die met iets soortgelijksbezig zijn of zijn geweest en die ge-abonneerd zijn op Niels’blog, kunnencommentaar leveren, aanvullingengeven op de site van Niels of, via track-back, op die van henzelf.Er ontstaat zo een ontwikkelgemeen-schap (Stephen Downes beschrijftzelfs hoe je het resultaat van zo’n acti-viteit als leerobject, voorzien van dejuiste metadata, kunt publiceren). Nielszou zich natuurlijk ook kunnen abon-neren op enkele blogs die over weer-satellieten gaan en zo van actuelezaken op de hoogte blijven. Dit is in es-sentie de moderne variant van het bij-houden van de wetenschapspagina

BOX 3: TRAINEN VAN INFORMATIEVAARDIGHEDEN

Een leerling heeft met behulp van trefwoorden in Google een weblogpost gevonden die volgens de korte omschrijving uitstekend aande zoekvraag lijkt te voldoen. Als de leerling de URL aanklikt, krijgt hij de weblog in beeld met de betreffende post gelijk bovenaan in zijnscherm (ongeacht de datum). Hij kan aan hand van de datum van de post bepalen of deze actueel genoeg is voor zijn doel. Meestal staater in een van de menu’s aan rechter- of linkerkant meer informatie over de weblog en zijn maker(s). De leerling kan aan de hand van dezeinformatie bepalen of de weblogger in staat is om betrouwbaar over het onderwerp te schrijven.Verder kunnen inkomende- en uitgaan-de links ook iets zeggen over de betrouwbaarheid van de blogger.De post zelf kan de gevraagde informatie zonder meer bevatten, maar meestal is het raadzaam om ook eventuele links binnen de post(naar andere sites) te volgen. Daar is vaak meer informatie over het onderwerp te vinden. Door links binnen posts te blijven volgen, kande leerling tot de kern van de informatie komen en ondertussen kennis nemen van diverse standpunten. Hij vergelijkt de diverse bronnenvan informatie met elkaar en met zijn eigen voorkennis, en creëert zo nieuwe kennis. Afwegen van standpunten kan ook plaatsvindendoor het volgen van discussies die naar aanleiding van een weblogpost ontstaan, bijvoorbeeld door de reacties te lezen en de links vande ‘reageerders’ te volgen. Hun weblogs kunnen ook weer bijdragen aan het beeld van betrouwbaarheid van de onderhavige post c.q.blogger.Als de leerling méér wil weten over het onderwerp, of zelf erop wil reageren, kan dat direct. Op dat moment zal hij ook zijn voorkennisover het onderwerp aanspreken. Hij kan later terug komen op de weblog om het antwoord of de reactie van de blogger zelf te lezen, ofvragen of deze hem wil mailen met een antwoord. Ook is het soms mogelijk om middels een mail-alert of RSS-feed op de hoogte te blijvenvan nieuwe reacties op dezelfde post. Zo ontstaat er een levendige interactie. Als de informatie op de weblog interessant genoeg lijkt omte volgen, kan er een RSS-feed voor de weblog zelf worden gebruikt om van nieuwe posts (eventueel per categorie) op de hoogte te blijven.De categorie waarin de gevonden weblogpost is geschreven, kan aanknopingspunten geven voor een verdere zoektocht. Door de cate-gorie aan te klikken, worden alle posts binnen die categorie zichtbaar.Voor specifiekere resultaten kan het handig zijn de zoekfunctievan de weblog te gebruiken om alle posts die de zoekterm bevatten netjes onder elkaar te zetten.Als de leerling uit het geheel van posts, links en reacties een goed beeld heeft gekregen van wat hij wil gebruiken (de originele post,gevolgde links of een combinatie), is de bronvermelding eenvoudig omdat elke post een aparte URL (permalink) heeft. Door de post inFURL19 (soort persoonlijk online archief van originele webpagina’s) op te slaan, gaat de originele bron niet verloren, zelfs als de weblogwordt opgedoekt.

Page 23: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 23

van de krant. Ook de school als organi-satie kan haar voordeel doen met eenblog, door bijvoorbeeld de berichtenvan roosterwijziging en anderenieuwsberichten op de website van deschool van een RSS-feed te voorzien.Leerlingen en ouders kunnen naar desite gaan om te zoeken naar rooster-wijzigingen en andere belangrijke me-dedelingen, en wie een newsreaderheeft, wordt automatisch op de hoog-te gebracht.

VaardighedenWeblogs kunnen in het onderwijs wor-den ingezet bij het aanleren van diver-se vaardigheden: informatievaardighe-den, sociale vaardigheden en schrijf-vaardigheden.We bespreken ze ach-tereenvolgens.Weblogs worden snelen gemakkelijk geïndexeerd doorzoekmachines. Dit betekent dat hetmeest actuele nieuws via zoekmachi-nes meestal op weblogs te vinden is.De groeiende hoeveelheid informatiedie op internet wordt aangeboden,toont het belang van informatievaar-digheden aan.Het wordt dan wel steeds gemakkelij-ker óm aan informatie te komen, dejuiste informatie vinden wat betreftbetrouwbaarheid, relevantie en actu-aliteit, wordt navenant moeilijker. Bijhet aanleren van informatievaardighe-den kunnen weblogs goede dienstenbewijzen. Diverse kwaliteitscriteria dieworden gehanteerd bij het beoorde-len van geschikte bronnen (in het bij-zonder websites) zijn hier namelijk vantoepassing:– Actualiteit: niet alleen is de inhoud

van een weblog vaak actueel, het isdoor de chronologische opzet ooknog eens heel eenvoudig om deprecieze datum van een artikel tevinden.

– Autoriteit: naam en functie van deblogger zijn meestal prominent aan-wezig zodat vrij gemakkelijk gecontroleerd kan worden of deblogger in staat is om op betrouw-

bare wijze over het onderwerp teschrijven.

– Betrouwbaarheid: auteur en functiezijn meestal duidelijk.Verder bestaatover het algemeen de mogelijkheidtot feedback in de vorm van een re-actieformulier en/of e-mailcontact.Verder kunnen betrouwbare in- enuitgaande links ook bijdragen aande betrouwbaarheid van de blog.

– Toegankelijkheid: weblogs zijn eentoonbeeld van overzichtelijkheid. Zezijn omgekeerd chronologisch,doorzoekbaar op categorie en opdatum.Vaak kennen ze ook eeneigen zoekvenstertje om snel bij hetgewenste onderwerp te komen.Aangezien elke post een eigen URLheeft, zijn de diverse artikelen ookgemakkelijk op te slaan en terug tevinden.

– Bronvermelding: door de eigen URLvan elke post is het gemakkelijk omze als bron te vermelden.

– Onafhankelijkheid en onpartijdig-heid: vaak is er een disclaimer op deblog te vinden, waarmee de bloggeraangeeft dat zijn mening niet nood-zakelijkerwijs de mening van zijnwerkgever weerspiegelt.Dat dit niet altijd werkt, merkte edu-blogger James Farmer toen hij naarde smaak van zijn werkgever (eenuniversiteit) niet voldoende dienssoftwarebeslissingen steunde18.De diverse reacties kunnen ook vooreen zeer gevarieerd beeld zorgenomdat ze wellicht verschillende in-valshoeken (partijen) representeren.

Bovenstaande vaardigheden kunnenzowel bij het lezen van weblogs (pas-sief ) als bij het schrijven van en reage-ren op weblogs (actief ) worden ge-traind. Een voorbeeld van het spelen-derwijs trainen van informatievaardig-heden vindt u in box 3.De inzet van weblogs bij een studie-taak kan heel bevrijdend werken, zo-wel voor docenten als voor leerlingen.Alle leerlingen hebben namelijk de-zelfde kansen om zich te uiten waar

dat in normaal klassenverband niet al-tijd vanzelfsprekend is.Weblogs kunnen dan ook helpen bijhet aanleren van een aantal socialevaardigheden: discussiëren, peer re-view, zelfreflectie en externe feedbackverwerken (passief en actief ), omgaanmet kritiek, peer pressure (iedereenkan immers zien wat en hoe vaak jeschrijft), respect opbrengen voor an-dere meningen en opvattingen, erva-ren van gelijkheid tussen leerlingenmet diverse achtergrond (democrati-serend), zelfstandig denken en hande-len, en werken vanuit intrinsieke moti-vatie.Tenslotte vergroot het onder-houden van een weblog ook de lees-en schrijfvaardigheden van leerlingen.Lezen, interpreteren en samenvattenworden gestimuleerd. Leerlingen zul-len eerst en vooral veel moeten lezenom een indruk te krijgen van de be-schikbare informatie. Ze moeten ookleren interpreteren wát ze lezen om dejuiste zaken eruit te filteren.Vervolgens zullen ze moeten leren sa-menvatten omdat een van de kenmer-ken van een weblog de compactestructuur van de content is. Sommigeweblogs kennen zelfs microcontent,waarbij het behandelde in enkele zin-nen tot zijn essentie is teruggebracht.Daarnaast leren ze doelgroepgerichten helder formuleren. De posts dienenzo geschreven te worden dat de doel-groep wordt aangespoord om te lezenen vervolgens genoeg geboeid wordtom tot het einde te lezen.Het kiezen van de juiste titel, het weer-geven van de essentie in de eerste re-gels en het samenvattend (en eventu-eel concluderend) afsluiten, zijn vangroot belang. Dat geldt ook voor fout-loos schrijven. Het feit dat hetgeen ge-schreven wordt ook gelezen wordt,zorgt vanzelf dat er druk komt te lig-gen op foutloos schrijven.Tenslotteleren de leerlingen linken en correct ci-teren: bij gebruik van bronnen van an-deren zal dit correct moeten gebeuren.

Page 24: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

24 OnderwijsInnovatie maart 2005

VoorbeeldenAls blogs worden ingezet in het onder-wijs, is het belangrijk een goede ba-lans te vinden tussen verplichte envrijwillige studieonderdelen. Zo kanhet bij een groeps- of klasseblog es-sentieel zijn dat alle leerlingen berich-ten posten en reageren op elkaars be-richten. Aan de andere kant is het ookzaak te vermijden dat leerlingen gaanvragen hoe vaak ze minimaal moetenposten en reageren om een voldoen-de voor het studieonderdeel te halen.Blogs blijken heel motiverend te kun-nen werken en het zou zonde zijn dieintrinsieke motivatie teniet te doendoor al te veel geboden en verboden.Blogs maken dat ook de timide leer-ling die zich slecht verbaal kan uiten,en de tragere leerling die zelden aande beurt komt, hun ‘zegje’kunnendoen. Net als forums kunnen blogshelpen zichtbaar te maken wat dezeleerlingen in hun mars hebben. Deopenheid van weblogs laat, desge-wenst, ook ouderparticipatie of zelfsreacties van buiten de school toe, almoet daar uiteraard met de nodigevoorzichtigheid mee worden omge-sprongen. Er zijn manieren om (educa-tieve) weblogs af te schermen zodatinloggen nodig is om te reageren.Ook dit is een afweging, omdat hetzinvol kan zijn om als leermoment juistook die ongewenste externe reactiestoe te laten en te bespreken. De erva-ring leert dat leerlingen die in hetkader van een studietaak een weblogbijhouden, het juist als zeer motive-rend ervaren om reacties ‘van buiten-af’20 te krijgen.Bloggen is een nog jong fenomeen.Er zijn nog weinig kant-en-klare, speci-fiek op het onderwijs toegesnedenvoorbeelden. De onderstaande lijstbevat dus niet meer dan een aantalsuggesties die gebaseerd zijn op watwij tegen zijn gekomen. Liever dan eengedetailleerde beschrijving te gevenvan elk voorbeeld, hebben we de in-ternetsites genoemd.

Een blog inrichtenIn de democratisering van informatie-voorziening past dat weblogs voor ie-dereen beschikbaar zijn. De techniek ishierbij van ondergeschikt belang; deinhoud staat centraal.Tot dusver heb-ben we het vooral gehad over hetlezen van blogs en de software (news

reader, browser) die daarvoor nodig is.Maar wat moeten docenten doen diezelf zouden willen bloggen, of eenblogvoorziening voor hun leerlingenof school zouden willen inrichten? Zij hebben in elk geval een servernodig waarop ze de blog huisvesten,waarheen ze de berichten sturen en

Leerlingblogs ter ondersteuning van studietaak (vooral voortgezet onderwijs)http://mt.middlebury.edu/middblogs/ ganley/artswriting/ http://mrmayo.typepad.com/magazine/http://www.ipodder.org/directory/4/podcasts/categories/educational/higherEducation (op deze laatste blog is een nieuwe toepassing te zien: podcast waarbij men via eenRSS-lezer een audiofragment kan downloaden. De term ‘podcast’ is een samentrek-king van ‘pod’ (naar iPod, de draagbare MP3-speler van Apple) en ‘cast’ (naar broad-casting, uitzenden). De mogelijkheden voor het onderwijs zijn duidelijk: plaats- entijdsonafhankelijk leren wordt ondersteund als (fragmenten van) colleges onlineworden gezet zoals dat nu gebeurt met readers en presentaties. Zie ookhttp://blogs.warwick.ac.uk/danielharris

Docentblogs ter ondersteuning van studietaak (voortgezet en hoger onderwijs) http://www.schoolnotes.com/05641/programming.html

Klasseblogs met administratieve functie (roosterwijzigingen, nieuwtjes) http://graphite.mcli.dist.maricopa.edu/ocotillo/

Blogs voor ‘digital story telling’ (digitale, multimediale variant van het elkaar verhalen vertellen) http://mt.middlebury.edu/middblogs/ganley/bgblogging/2004_07.html#002473 http://wl.middlebury.edu/irishF03/stories/storyReader$28

Blogs als e-portfolio’s http://www.mcli.dist.maricopa.edu/ocotillo/eport/blog.php;http://www. oxfordblogs.net/ http://electronicportfolios.org/blog/index.html

Blogs ter kennisdelinghttp://www.gorissen.info/Pierre/ (tussen professionals binnen het onderwijs)http://www.archinect.com/schoolblog/index.php (tussen studenten door verschil-lende blogs onderling te koppelen) http://www.ou.nl/open/mjv/ index.html (projectblog)http://www.phil.uu.nl/~ace/blog/promotie/(promotieblog)

Mediatheekblogshttp://www.midlothianlibrary.org/ http://www.library.gsu.edu/news/

Page 25: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 25

via welke de lezers zich op de RSS-feedvan de blog kunnen abonneren. Ookhebben ze een auteursomgevingnodig; een applicatie waarmee ze deberichten (posts) voor hun blog kun-nen maken. De simpelste oplossing isom jezelf in te schrijven bij een publie-ke blogserver, een server die als gast-heer voor het persoonlijke blog dient.Een voorbeeld daarvan is de tool web-log.nl21. Zo’n gratis, online blogappli-catie is prima voor de niet veeleisendegebruiker. Maar voor scholen die eennieuwsbron willen opzetten, of docen-ten in de gelegenheid willen stellenblogs voor leerlingen in te richten, iseen dergelijke dienst minder geschikt.De reclame die onvermijdelijk bij eengratis dienst hoort, zou wel eens min-der goed bij het imago van de schoolkunnen passen. Bovendien zullenschool en docent waarschijnlijk ookmeer controle willen kunnen uitoefe-nen over het uiterlijk en de functionali-teiten van de blog. Dan rest er maaréén weg: het zelf installeren van eenblogserver en het kiezen van een ge-schikte auteursomgeving daarbij. Hetis ondoenlijk in het bestek van dit arti-kel hierop in te gaan. De discussie zousnel heel technisch worden.Bovendien gaan de ontwikkelingen zósnel dat het meeste van wat we hier-over zouden opschrijven binnen eenmaand alweer verouderd is.We vol-staan met enkele algemene opmerkin-gen en verwijzen naar internet voormeer informatie. Zo biedt de site vanuitgever O’Reilly22 een goed startpuntvoor de technisch geïnteresseerden.Blogservers komen uit de open sour-ce-wereld waarin veel met Unix-va-rianten en weinig met het Windows-platform gewerkt wordt. Dat maaktdat een Unix-installatie (bijvoorbeeldop Linux of op Mac OS X) verreweg hetgemakkelijkst is. Ook zullen nieuweontwikkelingen eerder voor Unix be-schikbaar zijn. De meeste blogserverszijn open source, al zijn er ook enkelewaarvoor betaald moet worden. Dat

betekent dat een installatie niet vooriedereen is weggelegd, ook al omdatmeestal een koppeling met een con-tentmanagementsysteem gemaaktmoet worden.Verder gaan, zoals ge-zegd, de ontwikkelingen snel enkomen er steeds nieuwe functionali-teiten beschikbaar, zodat regelmatigupdaten van de blogsoftware aan teraden is.

ConclusieBloggen is een jong verschijnsel, blog-gen in het onderwijs dus ook.Ongetwijfeld zal veel van wat in dit ar-tikel staat, binnenkort achterhaald zijnof anders uitpakken dan wij nu den-ken. Laat dat geen reden zijn om hetgebruik van blogs in het onderwijsniet nader te verkennen. Blogs zijn eenvorm van sociale software. Met de toe-nemende impact die het internet oponze samenleving heeft, en dus ookop het onderwijs, zal sociale softwareeen steeds belangrijker rol gaan spe-len. Experimenteren met blogs is eenmanier om op die rol zicht te krijgen.

Referenties1 http://bloglines.com2 http://ranchero.com3 http://www.jjg.net/portal/tpoowl.

html4 http://www.pitas.com/5 http://www.blogger.com/6 http://www.scripting.com/7 http://www.userland.com/

theHistoryOfWeblogs8 http://www.rebeccablood.net/

essays/weblog_history.html9 http://www.downes.ca/cgi-bin/

website/view.cgi?dbs=Article&key=1023977253

10 http://volkomenkut.com/index.php11 http://www.livejournal.com/12 http://firstmonday.org/issues/

issue9_12/raynes/index.html13 www.rssonderwijs.nl14 www.google.com15 www.kennisnet.nl16 http://nl.wikipedia.org/wiki/

Hoofdpagina17 www.grassroots.nl18 http://www.inter-net-viewer.nl/

weblog/2004/11/02/incorporated-subversion-de-mond-gesnoerd/

19 www.furl.net20 http://mt.middlebury.edu/

middblogs/ganley/bgblogging/2004_11.html#005311

21 http://www.web-log.nl/22 http://www.oreilly.com/

Page 26: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

26 OnderwijsInnovatie maart 2005

Bij leren in combinatie met ict gaan onderwijsontwikkelaars zich vaak te bui-ten aan allerlei ‘gadgets’: geluid, beeld, animaties, het kan niet op. Uit onder-zoek is bekend dat deze digitale toeters en bellen vaak geen (extra) meer-waarde hebben. Sterker nog: het zou studenten soms juist afleiden. De vraagis dan ook wat het effect is van leren met behulp van ict-toepassingen.Hebben die toepassingen een meerwaarde, of verstoren ze de concentratie bijde lerende en schiet het middel daarom het doel voorbij?

De invloed van ict-onderwijsop het concentratievermogen

Jacob van Kokswijk (Meer informatie over de auteur, zie:www.kokswijk.nl)

Radio 538 tettert uit de oordopjes. Op de achtergrond flikkertde televisie met flitsende MTV-clips. Elke paar minuten komt opde computermonitor het MSN-schermpje omhoog (‘ploink’ zegtde luidspreker) en gaat de hand naar het trillende mobieltje omde SMS-tekst op het minischermpje af te lezen. Zelfs de elektro-nische leerprogramma’s van school bevatten geintjes en geluid-jes, film en muziek. Hoe kan iemand in deze multimediale kaka-fonie zich concentreren op de leerstof? Toch lukt het. Uit onder-zoek blijkt dat informatie via meerdere kanalen tot sneller lerenkan leiden, maar ook dat irrelevante – maar wel interessante –informatie dat snelle opnameproces verstoort. Succesvol lerenwordt regisseren van aandacht en informatiekanalen.

Geen glijmiddel

Informatietechnologie heeft – ten opzichte van boek en schrift –het leren gemakkelijker,mobieler en sneller aanpasbaar gemaakt.Mensen kunnen met ict méér,sneller en eenvoudiger leren,maardaardoor is dat leren niet vanzelf leuker geworden (Kirschner,OI4/2003;Martens,OI 3/2004). Ict is een leermiddel,geen glijmiddel ofverpakking.Het gaat erom dat de elektronische leeromgeving ge-bruiksvriendelijk is en hoe de leerstof gepresenteerd wordt,niet omhet aantal flitsende gadgets.Bij een overkill aan piepjes,trucjes en il-lustraties bestaat het gevaar dat docenten en lerende(n) verdwalenin de digitale jungle en niet meer terugkeren op de leerroute.Omcontact te leggen en aandacht (vast) te houden moeten technolo-gie en inhoud samengaan,anders leidt e-learning tot verwarring endemotivatie. Ict-achtige toeters en bellen,gadgets en gimmicks,zijndan ook overbodig als ze niets met de informatie die moet wordenovergedragen te maken hebben.Pas als de student in ict-toepassin-gen een bepaalde meerwaarde ziet, is het een functionele toevoe-ging.Maar wat is een gadget? Een laptop was ooit ook een gadget;nu niet meer.Vandaag zijn games de gadgets van de laptop,zoalsWindows ooit ook een gadget was.

Informatietechnologie moet dus iets toevoegen.Oude leerstof ineen modieus ict-jasje is niet interessant en krijgt het averechtse ef-fect van een volwassene die als een kind tegen een kind gaat praten.

Aandacht en concentratie

Aandacht kunnen we meten,blijkt uit velerlei onderzoek en even-veel methoden. Inwendig kan middels MRI-scans de specifieke her-senactiviteit zichtbaar worden gemaakt.Uitwendig kan aandachtworden opgevangen door oogbewegingsensoren.Dat kan ergeenvoudig:een ledje,een fotocel en een Bluetooth chipje,voor eenpaar euro in een bril verborgen.De oogbewegingen van een menszeggen niet alleen veel over de aandacht,maar ook over de inten-ties.Een tijdje staren naar een computerscherm geeft bijvoorbeeldaan dat iemands bedoeling nog niet helder is.Volgens dr.TedSelker,directeur van het MIT Context Aware Computing Lab,kun jeuit het zweten,kreunen,zuchten en turen achter de computer heelwat afleiden.Zijn onderzoeksgroep zet de behoeften en bedoelin-gen van mensen om in voor een computersysteem herkenbare op-drachten. In een testparadijs vol sensoren en kunstmatige intelli-gentie is een situatie geschapen waarbij de computer zonder toet-senbord kan worden bestuurd.Met het volgen van de ogen kan incombinatie met het registreren van geluiden en bewegingen eengoede inschatting worden gemaakt van de omgeving,de context.Uit al deze signalen is ook af te leiden hoe diep en intens de aan-dacht is.Concentratie is een gerichte, intense en langdurige maniervan aandacht geven.Veelgehoord is de hypothese dat je niet kuntleren in een omgeving met afleidende geluiden en beelden.Ouders zoeken daarom een rustige leeromgeving waar kinderengeconcentreerd hun best doen om te leren1.Maar wie raakt hetmeest van slag? In veel situaties is het ontbreken van vaardighedenmet computers en multimediale apparatuur de reden dat docen-ten zich niet kunnen concentreren op het lesgeven,waardoor leer-lingen zich vervelen (Sluijsmans,OI 3/2001).

Page 27: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

Lange Termijn Geheugen LTG(LTM Long-term memory)

Selectieve perceptie

Directe geheugen(Immediate memory)

Zintuigen(Receptors)

Output(Effectors)

Informatie terug naar de omgeving

Informatie vanuitde omgeving

Omgeving (Environment)

Opslag (Storage) Ophalen (Retrieval)

Respons/outputorganisatie

WerkgeheugenKorte Termijn Geheugen KTG

(Working memory – Short-term memory)

Controleprocessen

HERSENEN VERWERKEN NIET ALLE INFORMATIEInformatie komt langs alle zintuigkanalen in de hersenen binnen en wordt geselecteerd inhet directe geheugen. In het werkgeheugen gebeurt het (cognitieve) verwerken, opslaan enophalen van geselecteerde informatie in het lange termijn geheugen. Controleprocessenregelen het cognitief functioneren6.

BASISMODEL VAN COGNITIEF FUNCTIONEREN (Valcke, 1999).Via de zintuigen wordt uit de omgeving informatie opgenomen om via het zenuw-stelsel naar de hersenen te gaan. Die informatie blijft onderweg even ‘hangen’ inhet directe (zintuiglijk) geheugen om door de hersenen geïnterpreteerd te kunnenworden. In dat geheugen vindt vervolgens een voorselectieprocedure plaats zodatslechts bepaalde informatie naar het korte termijngeheugen gaat. Daar gebeurthet verwerken van informatie via de wisselwerking tussen het lange termijngeheu-gen, het korte termijngeheugen en het directe geheugen. De niet-geselecteerdeinformatie blijft in het directe geheugen achter en wordt onmiddellijk door andere,nieuwe geobserveerde informatie overschreven. Het selectieproces is gebaseerdop het ophalen van relevante en gerelateerde informatie (voorkennis) uit het langetermijngeheugen. Omdat deze voorkennis in relatie staat met de geobserveerde in-formatie zullen beide bij de informatieverwerking samen verwerkt worden tot mo-dellen die weer in het lange termijngeheugen opgeslagen worden. Dit resulteert innetwerken van geïnterrelateerde objecten, gebeurtenissen en concepten die debasis vormen van onze ervaringen, ons geheugen7. Op basis van deze relationelenetwerken kunnen mensen ergens een betekenis aan geven en zaken plaatsen.

OnderwijsInnovatie maart 2005 27

Communicatie verstoort aandacht

In het onderwijs wordt meestal met woorden (taal) aandachtgevraagd van de lerenden.Taal kent drie aspecten: beschrijven(zakelijk), uitdrukken (expressief ) en appelleren2. Met name hetappellerende aspect speelt een rol in het vragen, krijgen en dusafleiden van aandacht.

Het is de keuzevrijheid van de ontvanger om aandacht te bestedenaan de boodschap3.Als de ontvanger af en toe aandacht geeft,ofreageert op een aspect van de boodschap waarop de zender géénnadruk wilde leggen,kan dat tot (ver)storingen in contact leiden.Nóg hinderlijker is een voortdurend eenzijdige keuze,bijvoorbeeldals iemand enkel de zakelijke informatie uit een boodschap haalten alleen daarop wél of juist níet reageert. In interpersoonlijke inter-actieve communicatie is ieder zowel zender als ontvanger,en vin-den verstoringen gelijktijdig plaats4.Mensen ‘verstoren’ook com-municatie door simpelweg niet meer te lezen/luisteren,als ze hette verwachten bericht of de afzender ervan oninteressant of lastigvinden.Wanneer ze de aangeboden boodschappen door middelvan filters blokkeren,als ze telkens van adres of nummer verande-ren,of (voice)mailtjes niet openen,dan sluiten ze zich af op ‘appel-lerend niveau’.Wat je niet weet,daar heb je ook geen last van.Duskomt de hele boodschap niet aan,ook al doet de verzender op ‘ex-pressief niveau’nog zo zijn best,mogelijk zelfs via alle vindbare ka-nalen (e-mail,post, fax, telefoon).Dit negeren van alle inkomendeberichten is de crux in de aandachteisende push-communicatie viadigitale media.Filtering en triggering (lees:manipulatie) van infor-matie gaat niet alleen in de hersenen maar vooral in het mediumplaatsvinden5.Dat moet ook wel. In de loop van jaren is informatie verveelvou-digd en verweven in ons functioneren.Mensen zijn autonomer enmobieler gaan leren en werken.Daarmee stijgt de noodzaak omzelf eigen filtermechanismen aan te brengen, in en rondom demens (oordopjes,zonnebril, spamfilters).Er zijn steeds meer regelsystemen nodig omdat het afleidings- enconcentratieprobleem bij ict-onderwijs veel breder is dan bij demeer traditionele leervormen.Overigens geldt voor ict-onderwijsdat veel van de‘oude’afleidingsbronnen (piepende deuren,zoe-men van apparatuur,krakende stoelen,geuren, lichtveranderingen,onregelmatige roosters en onduidelijk sprekende docenten) ooknog aanwezig zijn.Met name AD(H)D’ers concentreren zich daar-door extra moeilijk.

ZAKELIJKE ASPECT

RELATIONELE ASPECT

ontvangerexpressieve aspect appellerende aspectzender boodschap

Figuur 1: Communicatiemodel ‘Hoe bedoelt u?’

(Schulz von Thun, 1982)

Lees verder op pagina 30

Page 28: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

Onderwijs, en zeker het hoger onderwijs,is een zaak van professionals die elkaarscherp controleren. De universitair onder-zoeker – tevens docent – weet precieswaar hij en zijn collega’s staan in de na-tionale en internationale hitlijsten. Zeweten zelf ook precies wat ze moetendoen en waar ze moeten publiceren omnationaal en internationaal mee te tellen.Een eenvoudige druk op de knop van deverschillende databases geeft snel en ge-detailleerd de relevante gegevens waar-op een hoogleraar kan sturen. In hethoger onderwijs bestaan er bovendientalloze en intensieve contacten met ver-schillende partijen in de samenleving: be-drijven die onderzoek uitzetten, bedrij-ven en organisaties die afgestudeerdenafnemen, financiers als NWO (NederlandseOrganisatie voor WetenschappelijkOnderzoek), de Europese Unie; de lijst kaneindeloos worden aangevuld. Ook dezecontacten en – deels financiële – interac-ties zorgen voor sturing op kwaliteit enop actualiteit van onderwijs en onder-zoek. En niet in de laatste plaats gevenstudenten door hun studiekeuzes rich-ting en sturing aan de vernieuwing enverandering in het onderwijs; afgezienvan de ongezouten kritiek die ze – zonderte worden gestoord door conventies van

hoffelijkheid – zullen spuien als ze vindendat iets niet deugt. Een prachtig systeemdus dat weinig interventie behoeft vanhogere organen en lichamen. Incidentelegrondige financiële controles, beoorde-ling van de werkloosheidscijfers van netafgestudeerden en het eens in de vier ofvijf jaar vergelijken van lijstjes met ran-kings van onderzoeksgroepen zoudenkunnen volstaan.

Ingewikkelde processen

Was het maar zo eenvoudig. Het aantalorganen en lichamen dat zich op de eenof andere manier intensief met het hogeronderwijs bezighoudt blijft groeien. Hetmeest recente voorbeeld hiervan is deNVAO (Nederlands-Vlaamse AccredidatieOrganisatie). Uiteraard gehuisvest in eenmooi pand en voorzien van hoog opge-leide beleidsmedewerkers houdt dit or-gaan met ingewikkelde processen onder-zoekers en docenten van hun werk en uithun slaap.Het is jammer dat de kwaliteit van de op-leidingen langs een nationale meetlatwordt gelegd, omdat het er nu juist omgaat dat in toenemende mate deEuropese en internationale vergelijkin-gen van belang worden. Studenten zullenin beweging komen:

Eeuwig herhalendemantra’s

De

Zijl

ijn

De Zijlijn staat stil bijtrends en hypes in hethoger onderwijs

Prof. dr. ir. L. SpeelmanBert Speelman is rec-tor magnificus van deWageningenUniversiteit

Het aantal organen en organisaties dat zich op deeen of andere manier met het hoger onderwijs be-zighoudt, neemt hand over hand toe. Dat leidt vaaktot extra werkdruk bij onderzoekers en docenten,terwijl de meerwaarde ervan nauwelijks meetbaaris. Als de Nederlandse universiteiten een stevigeEuropese positie willen verwerven, dan moeten zeaf van de bureaucratische rompslomp die over deuniversiteiten wordt uitgestort, en moeten ze eeneinde maken aan de hevige onderlinge concurren-tiestrijd om studenten en geld, meent BertSpeelman.

28 OnderwijsInnovatie maart 2005

Page 29: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

Nederlandse studenten kunnen kiezenuit een rijk aanbod binnen de EU en in-ternationale studenten zullen afkomenop Nederlandse topopleidingen. Ook desturende fondsen van de EU houdengeen rekening met landsgrenzen. Daar-om vergelijkt Wageningen Universiteithaar curricula dan ook met die vanEuropese zusterinstellingen in het kadervan de zogenoemde Euro League. Op diemanier kunnen programma’s worden af-gestemd, zodat studenten beter gebruikkunnen maken van het onderwijsaanbodelders in Europa.

Benepen regelzucht

Veel docenten vinden het accreditatie-systeem een voorbeeld van benepenNederlandse regelzucht. Regelzucht dievoortkomt uit de neiging van ambtena-ren en politici om alles waarvoor geendikke boeken met ingewikkelde regelsbestaan, te wantrouwen. De universitei-ten en hogescholen worden geconfron-teerd met omslachtige procedures envragenlijsten. Dat leidt tot een extrawerkdruk met, zo vinden velen, weinigtoegevoegde waarde; noch voor de do-centen, noch voor de studenten.Ik krijg dan ook de indruk dat het kabinethet terugdringen van regels te veel al-leen met de mond belijdt. Het werkelijkloslaten van omslachtige proceduresstuit op ambtelijke onzekerheden enkoudwatervrees.Te vaak wordt de eneregel gewoon vervangen door een ande-re, met weer nieuwe ambtenaren omhem te handhaven.De universiteiten en hogescholen staan,zoals gezegd, voor de opgave zich inEuropees verband te profileren. Dáár ligtde toekomst, ook van het Nederlandshoger onderwijsbestel. En daar liggen dekansen. Er is behoefte aan visie en daad-kracht en niet aan benepen regelgevingen overbodige controles. De Europese fi-nancierings- en studentenstromen zullenbepalend zijn voor de toekomst en le-vensvatbaarheid van ons bestel. Er is noggeen Europese Ivy League, maar die gaater natuurlijk wel komen. Ik verwacht vaneen kabinet dat zij de universiteiten en

hogescholen in staat stelt om voor te sor-teren. Ik verwacht van de universiteitenen hogescholen dat ze hun kracht ont-wikkelen en uitbouwen, en dat ze zichniet terugtrekken op hun huidige posi-ties. Succesvolle ontwikkelingen van an-dere – Nederlandse – universiteiten wor-den te veel en te vaak gekopieerd.Daardoor vindt versnippering van ener-gie en onderwijs plaats en wordt het be-reiken van een stevige Europese positiegeblokkeerd. En deze kleinsteedse natio-nale concurrentie veroorzaakt natuurlijkop de lange termijn een teloorgang vanhet Nederlands hoger onderwijs.Jongeren zullen in de toekomst meer enmeer in Europa gaan winkelen om eengoede opleiding te vinden. De besten heteerst.

Fundamentele voorwaarde

Ik beschouw dit overigens niet als een be-dreiging, maar als een enorme kans en uit-daging. En dat is dit keer geen dooddoe-ner. Er moet aan een aantal voorwaardenworden voldaan om de handschoen metsucces te kunnen oppakken. Allereerstmoeten we dus af van de bureaucratischerompslomp die in het kielzog van univer-sitaire hervormingen uit de jaren zeventigover de universiteiten zijn gespoeld. Hethoger onderwijs moet beweeglijker kun-nen zijn en niet te veel energie hoeven testoppen in het tevreden stellen van eenambtelijk apparaat met haar complexevragenlijsten, rapportages en visitaties.Het klinkt als een open deur en als eeneeuwig gelamenteer, maar het is werkelijkeen fundamentele voorwaarde. Er wordtal jaren over gesproken, maar er wordt aljaren feitelijk weinig gedaan om het pro-bleem op te lossen. Bureaucratie en on-derwijs lijken onlosmakelijk verbonden.Docenten en onderzoekers klagen over deeeuwig herhalende mantra’s. Ze beschou-wen het als de prijs die ze voor hun onaf-hankelijkheid betalen. Ze schikken zicherin en zoeken naar wegen om het de bu-reaucraten moeilijk te maken. Maar bu-reaucratie is geen natuurwet! Het kan an-ders en het moet anders.Ten tweede moeten de universiteiten en

hogescholen zich bezinnen en een eindemaken aan de heftige concurrentiestrijdom studenten en financieringsbronnen.We zullen in Nederland keuzes moetendurven maken en prioriteiten stellen.Alleen op die manier is de inzet van dewat schaarse middelen voor het hogeronderwijs te bundelen en te richten ophet verkrijgen en behouden van een ster-ke positie in het Europa van de toekomst.EU-commissaris Busquin heeft beginvorig jaar in en aan WageningenUniversiteit en Researchcentrum latenweten dat concentratie en focus wat hembetreft de toekomst vormen voor hetEuropese wetenschappelijk beleid. Dathij Wageningen daarbij als toonaange-vend voorbeeld noemde was strelend.Tegelijkertijd realiseer ik me dat de opga-ve voor brede hoger onderwijsinstellin-gen een stuk lastiger is dan voor ons als,van oudsher, domeingeorienteerde on-derzoeks- en onderwijsinstelling. Dat laatonverlet dat het nu tijd is om de horlogesgelijk te zetten en om – in de volle breed-te van het Nederlands hoger onderwijs-veld – te gaan werken aan keuzes en aaneen scherpe focus.Laten we dat als onderwijsinstellingenzelf aanvatten en niet opnieuw ruimtegeven aan een nieuw orgaan of lichaamdat ons van ons werk komt houden.

OnderwijsInnovatie maart 2005 29

Page 30: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

30 OnderwijsInnovatie maart 2005

heugen wordt opgeslagen.Volgens de CTML-theorie gebeurt ver-werking van informatie in vijf stappen:1) selectie van woorden,2)selectie van beelden,3) organiseren van woorden,4) organiserenvan beelden,en 5) integreren van woorden en beelden.Vanuitdeze stappen,theorieën en veronderstellingen formuleert Mayerde handleiding ‘Ontwerp multimedia leermaterialen’met een aantalprincipes die gerespecteerd moeten worden tijdens het ontwikke-len.Bij neurowetenschappers is twijfel over deze theorie.Recent on-derzoek aan de Universiteit van Utrecht bevestigt evenmin alle oor-spronkelijke CTML-hypotheses.11 Het woord-en-beeld-samen-prin-cipe,het-geluid-vlak-bij-beeld-principe en de mentale last wordenniet waargemaakt.De kennisdomeinen waarin deze principes ge-hanteerd worden,blijken invloed te hebben op de resultaten.

Verhoging leereffect

Informatietechnologie kan worden gezien als een toevoeging aanhet traditionele leren. Ict maakt leren niet direct leuker, interessan-ter of authentieker,maar wel actueler en minder afhankelijk vantijd en plaats.Leren met behulp van de juiste ict-toepassingen kandaarom het leereffect verhogen.Het vereist echter zowel van do-centen als van lerenden een nieuwe visie op leren en een anderemanier van contact leggen om aandacht te krijgen en te houden.Uit onderzoek blijkt dat lerenden nauwelijks worden afgeleid vande te leren onderwijsstof als ze worden geconfronteerd met (veel)‘gadgets’en andere ‘ict-spielerei’omdat ze in staat zijn ongewensteinformatie on line te negeren.Echter, interessante maar irrelevanteinformatie verlaagt wél de concentratie.Hoe dan ook:het lijkt datde meerwaarde van ict-leren voor de gemiddelde lerende hoger isdan het verstorende effect dat deze manier van leren heeft op aan-dacht en concentratie.

Referenties1 Weenink, D. (2005): Machtsbronnen van de hogere middenklasse in

het onderwijs (proefschrift UvA)..2 Bühler, K.L. (1934): Sprachtheorie. Die Darstellungsfunktion der Sprache.3 Schulz von Thun, F. (1982): Hoe bedoelt u?, een psychologogische ana-

lyse van menselijke communicatie (ISBN); uit: Fittkau, B., Müller-Wolf,H. & Schulz von Thun, F. (1977): Kommunizieren lernen (und umlernen).

4 Johnson, E.W. (1973): Contempory social psychology. Philadelphia,Lippincott.

5 Kokswijk, J. van (2003): Mensen. Zwolle: Bergboek.6 Valcke, M. (1999). Onderwijskunde als ontwerpwetenschap. Gent:

Academia Press.7 Jonassen, D.H. (Ed.) (1982):The technology of text. Principles for struc-

turing, designing, and displaying text. Englewood Cliffs: EducationalTechnology Publications.

8 Reynolds, J.H. & Chelazzi, L. (2004): Attentional modulation of visualprocessing. Annual Review of Neuroscience 27: 611-647

9 Sweller, J., Merriënboer, J. J. G. van, & Paas, F. G.W. C. (1998). Cognitivearchitecture and instructional design. Educational Psychology Review,10(3), 251-296.

10 Mayer, R.E. (2001): Multimedia learning. New York: Cambridge UniversityPress.

11 Westelinck, K. de (2004): De aard van externe grafische representatiesals een beperkende factor in de toepassing van CTML, UniversiteitGent (Papersymposia Vakkundig Leren ORD, Universiteit Utrecht 9-11juni 2004).

Filtermechanisme

Hoe meer afleiders,hoe meer selectieve aandacht.Als ons brein opeen stijgend aantal taken moet letten komt het voor dat bij het fo-cussen korte tijdspannen (‘samples’) worden gericht op elke gege-ven taak of interesse.8 Tevens treden mechanismen in werking omde informatie te filteren.Volgens dr.Sabine Kastner van het Neuro-science of Attention & Perception Laboratory (Princeton University,USA), filtert het directe geheugen bijna alle ongewenste informatieuit de brei aan prikkels.Dat filtermechanisme wordt bestuurd doorhersennetwerken van hogere orde in het frontale en parietale ge-heugengebied.Alle oninteressante prikkels worden vanzelf gewist(overschreven) door nieuwe prikkels.De informatiecapaciteit in hetmenselijk werkgeheugen is beperkt.Er kan minder informatie wor-den vastgehouden dan via de zintuigen geregistreerd wordt.Datleidt tot cognitieve belasting:het hoofd zit dan ‘vol’(Cognitive LoadTheory9).Deze (over)load kan verholpen worden door de cognitie-ve structuren die bij de mens aanwezig zijn, te hanteren.De herse-nen verwerken daardoor niet alle informatie.Bij jongeren is er spra-ke van een leer- of trainingsproces,waarmee ze hun werkgeheu-gen slimmer (‘sampling & selective’) inzetten om in ‘multi tasks’tekunnen denken.Bijna automatisch schakelen ze daarbij hulp vanbuiten in.Geen probleem is uniek,dus handelingen die te veel se-lectie- en zoekwerk voor de hersenen opleveren kan iemand an-ders,een apparaat of een medium voor je doen.Je laat anderenvoorselecteren,manipuleert je bereikbaarheid en kopieert de be-nodigde ‘cheats’en ‘scripts’van internet.Via deze persoonlijke entechnische hulpmiddelen kan gewenste informatie gevonden wor-den en wordt irrelevante of ongewenste informatie onderdrukt.Mensen die dit mechanisme onvoldoende beheersen,raken over-gevoelig voor prikkels,en kunnen daar doodmoe van worden.

Ideale mix van woorden en beelden?

Hoewel de mens informatie kan opdoen via alle zintuigen,gaan degebruikelijke leermaterialen uit van oog en oor.De cognitieve theo-rie van multimediaal leren (CTML10) veronderstelt dat de mens min-stens twee aparte kanalen bezit om informatie te verwerken.Vanuitzowel het auditieve als het visuele kanaal wordt de ontvangen infor-matie in het directe geheugen (sensory memory) gefilterd,daarnain het werkgeheugen georganiseerd en tot een model gevormd,datvervolgens na integratie met de voorkennis in het lange termijnge-

Multimedia presentation

SensoryMemory Working Memory Long Term

Memory

Prior Knowledge

ORG

AN

IZIN

G

INTEGRATION

Verbal ModelSounds

Pictorial ModelImages

EarsWords

EyesPictures

Figuur 2:

De cognitieve

theorie van multi-

mediaal leren

(Mayer, 2001)

Page 31: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

31OnderwijsInnovatie maart 2005

De in het hbo ingestelde lectoraten moeten kennisontwikkeling tussen hoge-scholen en het professionele (werk)veld versterken. Daarbij is de gedachte datde onderzoeksresultaten van de lectoraten via interne kenniscirculatie door-werken in de curricula van de opleidingen. Kenniscirculatie tussen onderzoeken opleiding blijkt echter niet vanzelf tot stand te komen. De faculteit Natuuren Techniek van de HvU heeft een model ontwikkeld dat de kenniscirculatieop een logische wijze vorm geeft.

Kenniscirculatie via studentenprojecten

Rien van StigtTom van WeertVan Stigt is lid van dekenniskring ‘ICT enHoger Onderwijs’ vande Hogeschool vanUtrecht,Van Weert islector van deze ken-niskring.

De faculteit Natuur en Techniek van de Hogeschool van Utrecht(HvU) kent enkele kenniscentra waarin toegepast onderzoekwordt gedaan, ondermeer met als doel de curricula van de oplei-dingen te vernieuwen en docenten de gelegenheid te biedenzich verder te professionaliseren. Het onderzoek wordt uitge-voerd in kenniskringen, gevormd door een lector, docenten, trai-nees en studenten. De vraag is hoe studenten en medewerkerszich in toegepast onderzoek professioneel kunnen ontwikkelen,en hoe de daarbij gecreëerde kennis kan worden hergebruikt.

Model

De methode die de faculteit hiervoor gevolgd heeft, is die vanDesign Research, gebaseerd op de Soft Systems Methodologyvan Checkland (Checkland 1999).Voor deze methode is geko-zen omdat ze helpt de mensen in de organisatie ‘mee te krijgen’in het beantwoorden van gestelde vragen. De methode stelt or-ganisaties in staat hun handelen te verbeteren door daarvaneen model te maken. Door vergelijkingen daarvan met de wer-kelijkheid kan bepaald worden welke verbeteringen mogelijken gewenst zijn (zie kader en figuur 1). Daarbij speelt de percep-tie die mensen in de organisatie, inclusief de onderzoekers, heb-ben van het probleem en de wereld eromheen, een grote rol.Een belangrijk onderdeel van de methode is dat resultaten,zoals handelingsmodel en verbeteracties, moeten worden ge-valideerd met stakeholders en actoren. De toepassing van demethode, leidend tot deugdelijke resultaten, wordt geverifieerddoor peer review. Bij het beschrijven van de situatie en het op-stellen van het model zijn de auteurs uitgegaan van een aantalvooronderstellingen. De belangrijkste daarvan zijn:In het hoger onderwijs leren studenten én medewerkers tefunctioneren als kenniswerkers; ict verschaft het gereedschapdat zij daarbij gebruiken. Mensen ontwikkelen competentiesvooral door te doen en daarop te reflecteren.Veel (maatschap-pelijke) problemen waar kenniswerkers voor komen te staan

hebben een interdisciplinair karakter. Om die reden, én omdat hetreflectie vergemakkelijkt, is een omgeving waarin wordt samen-gewerkt in multidisciplinaire teams vruchtbaar voor het leren.Een goede leeromgeving stelt lerenden in staat om zelf te bepa-len wat en hoe er wordt geleerd; de rol van de docent is daarbijdie van een coach, die het leren stimuleert en erop toeziet dathet leerproces goed verloopt en tot professionele resultatenleidt. Beoordeling vindt plaats door (tussen)resultaten te toet-sen aan professionele criteria.Veranderingen in de beroepenwaarvoor het hoger onderwijs opleidt, gaan zó snel dat het voordocenten steeds meer tijd vergt die te volgen en ze een plaatste geven in de curricula. Actieve deelname aan innovatieve ont-wikkelingen door docenten en studenten samen maakt het mo-gelijk dat onderwijsontwikkeling en deskundigheidsbevorde-ring van docenten tegelijk plaatsvinden met competentieont-wikkeling van studenten.

Ideaalbeeld

Uit gesprekken met medewerkers van kenniscentra en onder-wijsafdelingen bleek dat men in grote lijnen hetzelfde ideaal-beeld heeft: studenten ontwikkelen hun competenties door op-drachten uit te voeren in teams onder verantwoordelijkheid vanéén of meer docenten. Een deel van de opdrachten valt binnenhet deskundigheidsgebied van een kennisinstituut. Het gaatdaarbij om nieuwe kennis: problemen uit de beroepspraktijkwaarvoor nog geen oplossing is; ook de begeleidende docentweet niet precies hoe het resultaat eruit zal zien en leert dus zelfook. Deze nieuwe kennis, zowel in expliciete als impliciete vorm,wil men opnemen in het onderwijs om daarmee het curriculumop een dynamische manier te vernieuwen. Er blijkt echter geenhelder stramien te bestaan van de manier waarop dit ideaal-beeld kan worden gerealiseerd. Zo ontbreekt bijvoorbeeld vaakeen onderzoeksagenda die is afgestemd op de beoogde ontwik-keling van de opleidingen, en zijn er geen criteria voor selectie

Page 32: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

Vergelijkingmodel/werkelijkheid

Gewenste toestand:prototype

Implementatie enverbeteracties

Modelwereld

Werkelijkheid

Representatie inmodel: Wat, hoe?

Definitie van het systeem

“Rich Picture”

Beschrijving van het probleem

Systeemdefinitie in de Soft Systems MethodologyIn de Soft Systems Methodology wordt een probleem benaderd zie onderstaand figuur.

De definitie van het systeem vindt plaats door de elementen te beschrijven die wor-den aangegeven met het acroniem CATWOE: Clients (degenen die de output van hetsysteem ontvangen), Actors (deelnemers aan het systeem),Transformations (veran-deringen die het systeem teweeg brengt),Weltanschauung (visie op de wereld diehet systeem omringt), Owner (degene die beslist over het systeem), Environment (deomgeving van het systeem). De faculteit Natuur en Techniek heeft deze aspecten vanhet systeem als volgt gedefinieerd: Clients zijn in eerste instantie studenten, maarkunnen ook de opdrachtgever, of de opleidingen zijn. Actors zijn de projectteams, be-staande uit studenten en docenten, maar ook lectoren, directeuren van kenniscentra,opleidingsdirecteuren, curriculumcommissies, afstudeerbegeleiders en stagebegelei-ders.Transformation is het proces waarin een – echte – opdrachtgever een resultaatkrijgt dat aan professionele criteria voldoet en dat de teamleden gedurende het pro-ject de beoogde competenties hebben ontwikkeld; nieuw gecreëerde kennis is expli-ciet gemaakt en toegankelijk.Weltanschauung (of View of the world) is de visie op dewereld die het systeem omringt. Owner is het management van opleidingen en ken-niscentra, en Environment is de kennismaatschappij.

van projecten, noch voor beoordeling van leerresultaten. Er isook geen model voor de financiering van de inzet van docentenin het onderzoek. Er wordt wel gesproken over een ‘marktplaats’waar vraag en aanbod van kennis bij elkaar komen, maar in depraktijk is de relatie met de onderwijsafdelingen zwak. Uit hetbovenstaande blijkt dat er over de precieze uitvoering van hetideaalbeeld grote onduidelijkheid bestaat. Juist de discussierondom een concreet activiteitenmodel, dat in de volgendestap wordt opgesteld, verschaft de benodigde helderheid.

32 OnderwijsInnovatie maart 2005

Projectmethodiek

Het model (zie figuur 2) beschrijft de opzet van een onderzoeks-project, uitgevoerd door studenten en leden van de kenniskringvan het lectoraat. De studenten hebben primair tot doel zich teontwikkelen tot competente beginnende beroepsbeoefenaren.Dat houdt tevens in dat nieuwe ontwikkelingen in die beroepenworden meegenomen. Het lectoraat heeft vooral als doel ant-woorden te vinden op maatschappelijke vragen.Projectteams voeren het onderzoek zelfstandig uit voor een op-drachtgever. De rollen die de projectleden binnen het team spe-len verschillen naar gelang de fase van de studie waarin een stu-dent zich bevindt en de beoogde competentieontwikkeling. Hetproject wordt op een professionele manier aangepakt met dedaarbij behorende indeling in fasen, die elk hun mijlpalen en pro-ducten kennen. Deze fasering is gebaseerd op de projectmetho-diek die is ontwikkeld voor het Virtueel Bedrijf (Van Weert, et al.2003).

De projectleden leren enerzijds door hun handelen en het resul-taat daarvan te valideren. Anderzijds wordt door reviews kritischereflectie gefaciliteerd, die uitmondt in verbeteracties.De kennis die de projectleden nodig hebben om het onderzoekvolgens de gestelde eisen te kunnen uitvoeren ontlenen zij aan –heel algemeen aangeduid – ‘bronnen’. Dit kan bijvoorbeeld be-staande content zijn die via internet, mediatheek of elektronischeleeromgeving op aanvraag van de projectleden beschikbaar is.Het kunnen ook hoor- of werkcolleges zijn, practica of consulta-ties door een vakdocent. Kern is dat de projectleden leren en dathet geleerde zoveel mogelijk beschikbaar blijft voor de organisa-tie. Enerzijds door nieuwe kennis expliciet te maken en te ontslui-ten, anderzijds doordat impliciete kennis wordt ingezet in anderefasen van de opleidingen. Dit gebeurt uiteraard doordat betrok-ken docenten in die fases onderwijs verzorgen, maar ook doordatstudenten nauwer bij het begeleiden van projecten en het gevenvan practica en workshops worden betrokken.

Prototype

Het activiteitenmodel van de faculteit Natuur en Techniek werdgereviewd in twee sessies met deskundigen binnen de HvU.Bij deze reviewgesprekken kwamen vragen aan de orde als:‘Beschrijft het model de werkelijkheid correct en duidelijk?’,‘Watis er nodig om volgens het model te kunnen werken in de prak-tijk?’,‘Onder welke voorwaarden kan het model succesvol zijn?’,en ‘Wie voert de regie bij het opslaan en ontsluiten van de opgedane expliciete kennis?’ Het review heeft geleid tot enkelebijstellingen die in het model werden verwerkt. Daarnaast zijnaandachtspunten vastgesteld waarmee bij het ontwerp van eenprototype en de implementatie daarvan rekening moest wor-den gehouden. Het ging daarbij om aandacht voor helderheidin de beschrijving van de rollen die de betrokkenen spelen, voorgoede procesbegeleiding en dergelijke zaken.

Page 33: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 33

concept ‘onderzoeksproject’ die betrokkenen hebben, met el-kaar worden geconfronteerd. Hierdoor wordt het gemakkelijkerom tot een gezamenlijk gedefinieerd model te komen. Ook isduidelijk geworden waar de werkelijkheid nog onvoldoendevoorziet in instrumenten om de functies die het model veron-derstelt ook in de praktijk goed uit te voeren. Dat blijkt vooralde inpassing in de ‘oude’ onderwijsorganisatie te betreffen.Ervaringen binnen de faculteit Natuur en Techniek met het acti-viteitenmodel laten zien dat de ontwikkeling van studenten totbeginnende professionals op een logische manier samen metde professionele ontwikkeling van docenten en met inhoudelij-ke vernieuwing van de curricula verloopt. Bovendien blijkt dezemanier van werken een goede voorstelling van zaken te geven,waarin alle betrokkenen hun eigen werkelijkheid herkennen endie sturing biedt voor het formuleren van voorstellen ter verbe-tering van het handelen in die werkelijkheid.

LiteratuurCheckland, P. en J. Scholes. Soft Systems Methodology in Action. JohnWiley & Sons, Chichester, 1999.Weert,T. van et. al. Guidelines Virtueel Project. Het projectteam. DigitaleUniversiteit, Utrecht, 2003.

Het activiteitenmodel is toegepast bij de ontwikkeling van hetonderzoeksproject ‘People Planet Profit; (re)searching for sustain-able settlement’. Hiervoor werd een prototype ontwikkeld con-form het gevalideerde model. Studenten voerden onderzoek uitbinnen de onderzoeksagenda van het Department of Architec-ture van de Tshwane University of Technology in Pretoria. Doelvan het onderzoek is het ontwerpen van duurzame vormen vanbewoning op verschillende schaalniveaus (woning, buurt, wijk).De disciplines die bij dit onderzoek betrokken zijn bouwkunde,ruimtelijke ordening en bedrijfskunde.

Verbeteracties

Al snel bleek dat zowel voor studenten als docenten de rollenen de te volgen procedures nog onvoldoende duidelijk waren.Dit is opgevangen door in goed overleg de ontbrekende proce-dures te ontwikkelen en voor volgende groepen studenten tebeschrijven. Ook is pas na de start van het project nagedachtover een goede methode om informatie en nieuwe kennis vastte leggen en te ontsluiten.Verbeteracties richten zich nu danook op het verduidelijken van procedures en van de rollen diede vele betrokkenen spelen, van vakdocent en coach tot afstu-deerbegeleider. Er wordt ook uitgebreid aandacht besteed aanverbetering van de manier waarop de kennis die in het projectwordt opgedaan toegankelijk wordt gemaakt.Door de systematische manier van werken in de onderzoeksme-thode is gebleken dat de verschillende opvattingen van het

Projectwerk

Tussenresultaten

Prob

leem

anal

yse

VALIDATIEREVIEW

PROJECTINITIATIE PROJECTUITVOERING PROJECTAFSLUITING

BRONNEN VAN IMPLICIETE EN EXPLICIETE KENNIS

Plan

van

Aan

pak

Competentie

Projectresultaat

Kennis

Opdracht

Competentieontwikkeling

Kennisontwikkeling

Figuur 2: Activiteitenmodel

Page 34: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

34 OnderwijsInnovatie maart 2005

Onderzoeksnieuws

Assessment en leren als twee-eenheidIn juni 2004 hield Mien Segers haar inaugu-rale rede ter aanvaarding van het ambt vanhoogleraar aan de Universiteit van Leiden.Bij zo’n rede geeft de nieuwe hoogleraar zijnof haar visie op het vakgebied, en laat zienwaar nog relevante onderzoeksvragen enthema’s liggen. Segers richt zich op modernevormen van toetsing, ook wel assessmentgenoemd. In plaats van een tamelijke passieveconsument van kennis die door de docentwordt aangereikt en die aan het einde wordtgetoetst, is in het ‘nieuwe leren’ de leerlingzelf actief en zelfregulerend in zijn kennis-constructie.Toetsing krijgt dus een andererol omdat van leerlingen een ander gedraggevraagd wordt.Segers toonde aan dat er heel wat mis is metde meer traditionele vormen van toetsing. Inde VS en Groot-Brittannië – die behoren totde ‘most tested nations’ – zijn veel leerlingentestmoe, cynisch of angstig door al dat ge-test.Vooral bij de zwakke leerlingen doet dattesten veel kwaad, met name op motivatio-neel gebied. Segers benadrukt daarom deverschuiving van testen naar assessment.Daaronder wordt verstaan dat toetsing nietalleen geldt als een soort afrekening op heteinde, maar veel meer in functie staat vanhet leerproces zelf. Deze vorm van assess-ment (zoals self- en peerassessment) is meergericht op toetsing in een realistische con-text waarbij het gewenste beheersings-niveau of de competentie ook echt in al zijncomplexiteit aan bod komt. De assessment iszoveel mogelijk onderdeel van het leerpro-ces en de verantwoordelijkheid wordt ver-schoven richting student. Op die manier sluitassessment veel meer aan bij wat in ‘modern’onderwijs beoogd wordt.Deze thematiek roept nog heel veel onder-zoeksvragen op.Tot de toekomstige assess-ment onderzoeksagenda behoren volgensSegers vragen als: hoe werkt dit in bedrijfs-opleidingen, wat zijn de consequenties vannieuwe assessmentmethoden (lokken ze inderdaad het studiegedrag uit dat we ver-wachten, de zogenaamde consequentiëlevaliditeit), hoe werken assessment metho-den (zoals 360-graden feedback; portfolio’s)

in het bedrijfsleven, en hoe ontwikkel je assessmentomgevingen voor constructivis-tische leeromgevingen?Toetsing – of het modernere ‘assessment’ –heeft volgens Segers een sleutelrol in het on-derwijs, zowel in traditioneel als in meer ver-nieuwend onderwijs. Deze sleutelrol recht-vaardigt volgens haar de grote onderzoeks-inspanning naar dit onderwerp.

Segers, M. Assessment en leren als een

twee-eenheid: onderzoek naar de im-

pact van assessment op leren. Leiden:

Universiteit Leiden

Weeshuis voor ongepubliceerde data IEr zijn mensen die beweren dat er ergens opinternet of in een ver schaduwuniversumeen plek is waar alle verloren data, nooit aan-gekomen mailtjes en verloren geraakte attachments bivakkeren. Hoe aardig die gedachte ook is, waarschijnlijk moeten wegewoon accepteren dat heel veel werk voor-goed verloren is geraakt.Bij onderwijsonderzoek is ook zoiets aan dehand, alleen zijn de gevolgen daarvan veelernstiger omdat ze tot onbedoelde mislei-dingen op grote schaal kunnen leiden. In on-derwijsonderzoek verdwijnen namelijk opgrote schaal negatieve uitkomsten en niet-significante uitkomsten. Dat is zó ernstig dateen nieuw initiatief,The CampbellCollaboration, probeert hier iets aan te doendoor, nog voordat onderzoek is gepubli-ceerd, de data al te verzamelen onder hetmotto ‘The significance of null’.Maar hoe komt het eigenlijk dat zoveel niet-significante data verdwijnen (lees: niet gepu-bliceerd worden) in onderwijsonderzoek? Daarvoor zijn verschillende redenen:Onderwijsonderzoekers zijn vaak ook ont-wikkelaars van onderwijsvernieuwingen. Zedoen wetenschappelijk onderzoek vanuiteen bepaalde theorie, én ze schrijven hand-boeken waarin ze die theorieën gebruikenom onderwijsmakers te vertellen hoe ze hunonderwijs kunnen verbeteren. Soms ontwik-kelen ze ook onderwijskundige software omonderwijs te vernieuwen.Zulke onderzoekers zijn dus vooral op zoeknaar bevestiging van hun eigen ideeën.

Zonder dat daar boze opzet bij in het spel is,zullen ze geneigd zijn net zolang te zoekentot ze iets vinden dat hun ideeën lijkt te be-vestigen. Onderwijstheorieën zijn echter zel-den helemaal waar of onwaar. Het zijn reduc-ties van de werkelijkheid. Soms zijn het zelfsoversimplificaties.Voor de meeste theorieënof ideeën is dus na enig speuren altijd weliets van evidentie te vinden. Sommige theo-rieën zitten zelfs zo handig in elkaar datbijna alles wat je vindt kan gelden als bewijsvoor die theorie. Zo’n theorie is dan moeilijkfalsifieerbaar. Hoe dan ook: de bril van onder-wijsontwikkelaar of -vernieuwer kan dus le-lijk in de weg zitten als hij plots de bril vanobjectieve en onpartijdige onderzoekermoet opzetten.

Weeshuis voor ongepubliceerde data IIMaar er is er meer dat in de hand werkt datveel theorieën en modellen meer bewijslastkrijgen dan ze eigenlijk verdienen.Tijdschriften publiceren namelijk graag sig-nificante resultaten. Dat is interessanter voorde lezer en bovendien zijn significante resul-taten een aanwijzing voor een goede studie.Immers, niet-significante resultaten kunnenkomen omdat de theorie niet klopt, of omdathet onderzoek slecht is uitgevoerd. Een niet-betrouwbare vragenlijst bijvoorbeeld brengtmeestal gewoon geen verschillen aan hetlicht (zogenoemde type 2 fout), terwijl die erin werkelijkheid wel zijn. Ook komt het voordat een effect significant gemaakt wordt datin werkelijkheid niet significant is (type 1fout). Maar bovenal publiceren onderwijs-tijdschriften graag over vernieuwingenwaarvoor ook bewijs over de goede werkingervan wordt aangedragen.Onderzoekers zitten dus in een lastig parket.Er wordt grote druk op ze uitgeoefend om tepubliceren; onderzoeks- en onderwijssub-sidies zijn daarvan sterk afhankelijk. En als dedruk maar groot genoeg is, neemt de kanstoe dat vooral datgene gepubliceerd wordtdat de meeste kans op publicatie maakt:positieve uitkomsten dus.Verder is er in toenemende mate een over-heid die eist dat onderwijsinnovatie wérkt.Dat was bijvoorbeeld het geval bij de

Page 35: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 35

Universiteit Maastricht met haar probleem-gestuurd onderwijs. Ook de DigitaleUniversiteit en andere subsidieverstrekkersop het gebied van onderwijsinnovatie willengraag dat dingen werken en zetten ontwik-kelaars ertoe aan zélf die bewijslast te leve-ren, en heel erg hun best te doen om ervoorte zorgen dat iets werkt. Als dat een beetjelukt, dan zullen die ontwikkelaars daar ver-volgens weer over publiceren. Zo kan het ge-beuren dat een matig idee, theorie, model ofconcept toch steeds weer opduikt. Gewoonomdat onderzoekers/ontwikkelaars er nietzoveel belang bij hebben om te publicerendat het eigenlijk niet zo heel goed werkt, ofdat het alleen maar met heel veel moeite eninspanning werkt.

Weeshuis voor ongepubliceerde data IIIOmdat, zoals gezegd, theorieën zelden hele-maal waar, of helemaal onwaar zijn, hebbenwe meta-analyses nodig die een heleboel on-derzoek op een hoop kunnen vegen en daar-mee dan iets kan zeggen als:‘probleemge-stuurd onderwijs is meestal beter dan klassi-kaal onderwijs’, of:‘competentiegericht onder-wijs is meestal een prima idee’. Deze vorm vanonderzoek werkt echter alleen als negatieve ofniet-significante resultaten net zoveel kanshebben gepubliceerd te worden als significan-te uitkomsten. In de medische wetenschapheeft men dit probleem lang ontkend.Hoofdverantwoordelijk daarvoor is de medi-sche en farmaceutische industrie, die graagsignificant positieve resultaten wil zien vanpillen en apparaten die zij aan de man pro-beert te brengen. Je kunt tegenwoordig geenelektrische tandenborstel meer kopen of erwordt wel een studie bijgehaald die claimt tebewijzen dat dit het apparaat ‘klinisch bewe-zen effectiviteit’heeft.In The Campbell Collaboration proberen on-derzoekers iets aan deze (onwenselijke)schijnwetenschap te doen door een objectievedatabase aan te leggen met àlle data, ook on-gepubliceerde data, of dat van studies die noglopen. Alleen door grondige analyses van dekwaliteit van het onderzoek wordt bepaaldwelke studies worden opgenomen in de data-base. Het al dan niet significant zijn van de

resultaten mag daarbij geen enkele rol spelen.Volgens Dingfelder (2005) is de Campbell-database ook heel nuttig in de sociale weten-schappen en met name bij onderwijsonder-zoek. Zo krijgen beleidsmakers betrouwbaar-der informatie over wat nu wel en niet werkten tooien ze zich niet steeds weer in de nieu-we kleren van de keizer.Dit weeshuis voor ongepubliceerde data zoudus kunnen helpen om het probleem vanschijnwetenschap op te lossen, maar beter zouzijn ervoor te zorgen dat er geen nieuwe‘wezen’meer bijkomen. Cruciaal lijkt daarbij tezijn dat onderwijsonderzoekers zoveel onaf-hankelijkheid hebben dat ze écht objectief on-derzoek kunnen doen, zonder die excessievepublicatiedruk.

Dingfelder, S.F. (2005).The significance of

null. Monitor on Psychology, 35, 24-25.

Zie ook de website: http://www.camp-

bellcollaboration.org

Hoe en wanneer slaat testangst toe?Het is al lang bekend dat testangst een be-hoorlijke invloed kan uitoefenen op de testre-sultaten die iemand behaalt. Of dat nu eenCITO-toets is in groep 8, of een universitair ten-tamen is; testangst kan behoorlijk hinderlijkzijn en ertoe leiden dat mensen lagere scoreshalen dan ze zouden halen zonder die angst.Maar hoe zit dat nu precies? Wanneer hebbenmensen het meeste last van testangst? Is datgedurende de voorbereiding op de test, tij-dens de test, of vooral na afloop als ze de testen de uitslag nog eens overdenken?Cassady (2004) onderzocht de invloed vanangst voor cognitieve tests tijdens de ‘lear-ning-testing’-cyclus. Het bleek dat testangst inalle fases hindert en het proces verstoort. Opde eerste plaats tijdens de voorbereiding opeen test. Een hoge testangst leidt tot gevoe-lens van hulpeloosheid. In plaats van zich opti-maal voor te bereiden nemen studenten bij-voorbeeld vooral letterlijke definities over inplaats van de leerstof goed te verwerken.Tijdens de test zelf is het blokkade-fenomeenberucht.Studenten rapporteren dan dat zevóórdat de test begon alles nog exact wisten,maar zodra de test begon geconfronteerd wer-den met dit ‘anxiety blockage phenomenon’.

Dat schijnt vooral op te treden bij studentenmet hoge testangst, goede studievaardighe-den en juist bij gemakkelijke testitems.Verderhebben testangstigen last van allerlei bijge-dachten die irrelevant zijn voor de taak zelf, eneen te hoge inschatting van de moeilijkheids-graad die de aandacht afleidt van de test. Naafloop van een test ontstaat de test-reflectie-fase. Studenten denken dan na over een testen zoeken naar verklaringen voor hoe het isgegaan. Ze wijten falen sterk aan zichzelf enbij een volgende test is die test geen uitdagingmeer, maar een bedreiging.Uit het onderzoek van Cassady blijkt dus datgedurende alle fasen rondom een test test-angst toeslaat en het proces verstoort,hetgeen een negatieve invloed heeft op deprestaties van de testangstigen.Net als Mien Segers in haar oratie waarschuwtook Cassady voor het toenemende aantal test-momenten in de Verenigde Staten, en de toe-genomen testdruk die daarbij optreedt.Volgens Cassady kan dit ‘overtesten’ertoe leiden dat veel meer studenten zich afwendenvan testsituaties in het onderwijs, bijvoorbeelddoor ‘self-handicapping’. Behalve het vermin-deren van testdruk bepleit Cassady ook speci-fieke interventieprogramma’s bij testangstigen,die hen kunnen helpen om voor zichzelf effec-tieve doelen te stellen en zich goed voor te bereiden, zodat ze zich emotioneel gesteundvoelen en leren om emotionele zelfregulatie teontwikkelen.

Cassady, J.C. (2004).The influence of cog-

nitive test anxiety across the learning-

testing cycle. Learning and Instruction,

14, 569-592.

Deze rubriek wordt verzorgd

door dr. Rob Martens en geeft

een overzicht van recente

ontwikkelingen in nationaal

en internationaal onderzoek

naar onderwijsinnovatie, zon-

der een poging te doen volle-

dig te zijn. Reacties kunnen

gestuurd worden naar:

[email protected]

Page 36: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

36 OnderwijsInnovatie maart 2005

wordt om een situatie in korte tijd te analyseren, te verhelderenen tenslotte om zoveel mogelijk handelingssuggesties te verkrij-gen waar de probleeminbrenger een keuze uit kan maken die inzijn/haar situatie het beste lijkt te passen) en intervisie.

Inzicht

Een van de meest gebruikte beschrijvingen van intervisie is:‘Onderlinge advisering bij werkproblemen in een leergroep be-staande uit gelijken, die binnen een gezamenlijk vastgesteldestructuur, doelgericht tot oplossingen tracht te komen, in een au-tonoom, ervaringsgericht leerproces’ (Hendriksen, 1998).Tijdensintervisiebijeenkomsten wisselen deelnemers ervaringen, kennisen inzichten uit met als doel inzicht te verkrijgen in het eigenleer- en ontwikkelingsproces. Intervisie is een onbegeleide werk-vorm die wordt gekenmerkt door zelfsturing. Studenten missendie zelfsturing echter nog, vandaar dat onbegeleide intervisieniet thuishoort in een opleiding. Begeleide intervisie als voorbe-reiding op intervisie in de latere beroepspraktijk verdient wel eenplaats in de beroepsopleiding. De begeleider leert de studenten

De definitie voor reflectie luidt volgens Korthagen et al. (2002):‘Iemand reflecteert als hij zijn ervaringen en/of kennis probeertte herstructureren’. Herstructureren van ervaring of kennis – ookwel ‘double-loop’ leren genoemd – is gericht op duurzame ge-dragsverandering. De lerende is bereid onderliggende ‘body ofknowledge’te onderzoeken en aan te passen of te verbeteren. Ditvraagt een kritisch reflectieve houding van de lerende: de bereid-heid kritische vragen te stellen, een visie kenbaar te maken, feed-back te vragen, durven te experimenteren met nieuw gedrag, enmedestudenten durven confronteren met effecten van hun ge-drag. Het vraagt ook om de bereidheid achterliggende waardenen overtuigingen te onderzoeken en op basis daarvan nieuweoplossingen en nieuw gedrag uit te proberen. Alleen lerendendie écht willen leren, en dus hun eigen leerproces sturen, zullendeze inspanning willen leveren. De herstructurering van kennisen ervaring vraagt om een systematisch proces van reflectie; eencyclisch proces waarin de lerende vijf stappen doorloopt (zie fi-guur 1). Dit proces van reflectie vertoont grote overeenkomst metde incidentmethode (methode die in het onderwijs gehanteerd

Op steeds meer hbo-opleidingen is het onderwijs vraaggestuurd en zijn stu-denten regisseur van hun eigen leerroute. Dit veronderstelt zelfstandig leren-de studenten die in staat zijn te reflecteren op hun eigen leren en werken.Maar hoe leren studenten te reflecteren? In de propedeuse van de Academievoor ICT en Media is onderzocht hoe begeleide intervisie kan worden ingezetom studenten aan te zetten tot reflectie.

Reflectie door intervisie

Mirza van Tilburg Esther GielenVan Tilburg is als be-leidsadviseur werk-zaam bij het Leer- enInnovatieCentrumvan Avans Hoge-school. E-mail: [email protected] is als onder-wijskundige en stu-dieadviseur werk-zaam bij de FaculteitIndustrial Design vande Technische Univer-siteit Eindhoven.E-mail: [email protected]

4

3

Alternatieven ontwikkelenen daaruit kiezen

Formulerenessentiële aspecten

Terugblikken

Handelen/ervaring opdoen

Uitproberen

2

5

1

Figuur 1: Spiraalmodel voor reflectie (Korthagen et al., 2002, p. 15)

TABEL 1: De basisstructuur van intervisieDe basisstructuur van intervisie is uit vijf fasen opgebouwd:

Fase 1 De probleeminventarisatie, waarin de deelnemers een probleem inbrengen en dat kort en duidelijk formuleren.In deze fase bepaalt de groep welk probleem besproken wordt en kiest zij een werkwijze.

Fase 2 Analyse door ‘neutraal’door te vragen en niet te interpreteren.Deelnemers stellen alleen vragen en komen nog niet met oplossingen.

Fase 3 De adviesronde, waarin de inbrenger van het probleem zich laat adviseren zonder daarop direct te reageren.

Fase 4 Het opstellen van een actieplan.De inbrenger van het probleemgeeft aan welk advies hem het meest aanspreekt.De inbrengerstelt een actieplan op en toetst dit op haalbaarheid.

Fase 5 De evaluatie als afronding van de bijeenkomst.Elke deelnemergeeft aan wat hij/zij geleerd heeft. In deze fase wordt tevens vooruit geblikt naar de volgende bijeenkomst.

Page 37: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie maart 2005 37

gesloten vragen werden gesteld, studenten te snel met een op-lossingsrichting kwamen, of als de docent zag dat een studentzich aan het proces onttrok. Na elke bijeenkomst schreef destudent een leerverslag. Op basis van zeven vragen keek destudent terug op de bijeenkomst en evalueerde wat voor hemhet leereffect was.

Resultaten

Uit de analyse van de leerverslagen, de interviews met studen-ten en participerende observaties valt op dat de onderwerpendie de studenten inbrachten vooral te maken hadden met moti-vatieproblemen, studievaardigheden, plannen en samenwer-king binnen de groepen. Als belangrijkste leereffect noemen destudenten zelf: dat ze anders zijn gaan leren, door beter te plan-nen of door een ander wijze van studieaanpak te kiezen; dat zede ingebrachte problemen herkennen en de adviezen die gege-ven worden ook toepassen; dat ze meer inzicht in het samen-werkingsproces hebben gekregen en in het bespreekbaarmaken van samenwerkingsproblemen; en dat ze meer inzicht inen begrip voor het gedrag van medestudenten hebben gekre-gen.Tijdens de intervisie werd vooral goed doorgevraagd alshet probleem van de inbrenger niet direct duidelijk of herken-baar is. De casus nodigt dan uit tot doorvragen. Dit geldt ook alsde oorzaak van het probleem niet direct duidelijk is.

hoe ze zelfstandig intervisiebijeenkomsten kunnen houden.Intervisie vraagt om een gestructureerde aanpak. Een veelge-bruikte basisstructuur is opgebouwd uit vijf fasen (zie tabel 1).De verschillende fasen in de intervisie vertonen een sterke over-eenkomst met de vijf stappen uit de reflectiecyclus (zie tabel 2).Met behulp van de intervisiemethodiek doorloopt de studentop een systematische wijze samen met, en geholpen door zijnmedestudenten de stappen uit de reflectiecyclus. Dit betekentdat begeleide intervisie de student ondersteunt in het leren re-flecteren op het eigen leren en het leren van medestudenten.

Onderzoek

Met 43 propedeusestudenten en drie begeleiders is in de prope-deuse van de Academie voor ICT en Media een pilot begeleideintervisie uitgevoerd. De beoogde leeropbrengst voor de studentwas als volgt geformuleerd: het onder begeleiding kunnen toe-passen van de intervisiemethodiek; het leren inbrengen van eenprobleem, vraag of situatie; het vinden van oplossingen en hetformuleren van een advies voor de ingebrachte problemen; hetverder ontwikkelen van communicatieve vaardigheden als lui-steren, het stellen van vragen en het doorvragen, de ander uitlaten spreken, feedback geven en ontvangen; en het ontwikkelenvan de reflectie op eigen leren en werken op school.Tijdens dezepilot was een aantal randvoorwaarden van belang. Zo mocht degrootte van de intervisiegroep niet kleiner zijn dan zes, en nietgroter zijn dan acht studenten.Verder vond de intervisie plaats ineen voor de studenten ‘veilige’ omgeving, en moesten studentenkennis hebben van een aantal gesprekstechnieken. In het semes-ter voorafgaand aan de pilot hebben zij daarom trainingen ge-volgd waarin aandacht besteed is aan luisteren, vragen stellen,feedback geven en ontvangen. Daarnaast mochten studentendie in de intervisiegroep werkten niet samen in een projectgroepwerken. Dit bood de mogelijkheid samenwerkingsproblemenbinnen de projectgroep in de intervisiebijeenkomst in te bren-gen.Tot slot moest de casus die in de intervisie werd ingebrachtte maken hebben met het leren en werken op school.In totaal zijn zes bijeenkomsten georganiseerd, waarvan de eer-ste drie een voorbereidend karakter hadden. In de eerste bijeen-komst werd de student geïnformeerd over de inhoud en de bete-kenis van intervisie, werd het contract met de studenten bespro-ken en zijn de intervisiegroepen samengesteld. De tweede bij-eenkomst stond in het teken van het oefenen in het inbrengenvan een probleem en het stellen van open vragen aan de inbren-ger. In de derde bijeenkomst werd de incidentmethode geïntro-duceerd en geoefend. De bijeenkomsten vier, vijf en zes haddeneenzelfde opbouw: twee of drie studenten brachten een casus inen via de incidentmethode werd het probleem geanalyseerd enontving de inbrenger een advies. Als casus kon de student de uit-werking van een huiswerkopdracht inbrengen, maar hij mochtook kiezen voor een actueel onderwerp. De docent begeleiddehet intervisieproces en intervenieerde alleen als er te veel

TABEL 2: Overeenkomst tussen de fasen in de reflectiecyclus en hetintervisieproces

Fase Reflectiecyclus Intervisieproces(Korthagen et al., 2002) (Hendriksen, 1998; de Groot & Nobel, 2001)

1 Handelen (ervaring opdoen) Probleeminventarisatie. Deelnemers brengen een probleem of ervaring in. In deze fase bepaalt de groep welk probleem tijdens de intervisiebijeenkomst wordtbesproken.

2 Terugblikken Informatieronde waarin groepsleden informatieve vragen stellen aan de probleeminbrenger om een duidelijk beeld te krijgen van de situatie.

3 Formuleren van essentiële Analysefase waarin gezocht wordt naar de achter-liggende oorzaak door het aspecten stellen van open vragen.Vervolgens formuleren de deelnemers een advies aan de probleeminbrenger.

4 Alternatieve ontwikkelen Actieplan opstellen waarin probleeminbrenger aangeeft welk advies hem/haar het meest aanspreekt en wat hij/zij gaat uitproberen.

5 Uitproberen Evaluatie en afronding. Deelnemers geven aan wat zij geleerd hebben.

Page 38: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

Uit de leerverslagen bleek dat een aantal studenten alle vijffasen van de reflectiecyclus heeft doorlopen. Zij hebben daad-werkelijk het advies op hun ingebrachte casus in de praktijktoegepast en het resultaat teruggekoppeld.Tot slot bleek datgaandeweg de pilot studenten vaardiger werden in het stellenvan open vragen en het doorvragen. Uit de onderzoeksresulta-ten blijkt dat tijdens de begeleide intervisie het ‘greep krijgenop je eigen leerproces’ bespreekbaar wordt gemaakt en dat metbehulp van medestudenten reflectie op het eigen leren opgang wordt gebracht. Hoe kritisch deze reflectie is, hangt ener-zijds af van hoe problematisch de inbrenger zijn casus ervaarten anderzijds van de gesprekvaardigheden van de intervisie-deelnemers.

Nieuw gedrag

Na afloop van de pilot gaf het merendeel van de studenten aanintervisie als leerzame en welkome aanvulling op het regulierebegeleidingsproces te hebben ervaren. Begeleide intervisie is indeze pilot een instrument gebleken om studenten kennis telaten maken en te laten oefenen met reflecteren. De meerwaar-de van begeleide intervisie ligt in het gegeven dat de studentenop een gestructureerde (en herkenbare) wijze een probleembespreekbaar leren te maken. De studenten helpen elkaar in hetachterhalen van mogelijke oorzaken en het formuleren van al-ternatief gedrag.Vervolgens worden ze uitgedaagd om met ditnieuwe gedrag te gaan experimenteren.We concluderen danook dat begeleide intervisie zeker een aanvullende methodiekis voor het begeleiden van studenten als het gaat om bijvoor-beeld zelfstandig leren, het maken van keuzes (studieloopbaan-begeleiding), en het maken en uitvoeren van persoonlijke ont-wikkelplannen.

ReferentiesBoekaerts, M., & Simons, P.R.J. (1995). Leren en instructie: Psychologie vande leerling en het leerproces (2nd ed.). Assen:Van Gorcum.Bolhuis, S. (1997). Kan het leren op school beter? Een literatuuronder-zoek. In P.R.J. Simons & J.G.G. Zuijlen (Eds.), Staalkaartenreeks.Tilburg:MesoConsult.Bolhuis, S. (2000). Naar zelfstandig leren:Wat doen en denken docen-ten?. Apeldoorn: Garant.Dewulf, L. (2003). Gras groeit niet door er aan te trekken. Opleiding enOntwikkeling, 16, 3-8.Hendriksen, J. (1998). Begeleid intervisie model: Collegiale advisering enprobleemoplossing (2nd ed.). Baarn: Nelissen.Kessel, L. van (1998). Een model en praktijk van lerend interviseren.Supervisie in Opleiding en Beroep 15, 155-171.Korthagen, F., Koster, B., Melief, K., & Tigchelaar, A. (2002). Docenten lerenreflecteren: Systematische reflectie in de opleiding en begeleiding vanleraren. Soest: Nelissen.Praag-van Asperen, H.M. van, & Praag, Ph.H. van (2000). Handboek super-visie en intervisie. (3th ed.). Leusden: De Tijdstroom.Sieger, F. (1998). Intervisie: Onbegeleid en begeleid. Supervisie inOpleiding en Beroep 15, 3-39.Vermunt, J.D.H.M. (1992). Leerstijlen en sturen van leerprocessen in hethoger onderwijs: Naar procesgerichte instructie in zelfstandig denken.Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger.Woerkom, M. van (2004). Kritisch reflectief werkgedrag: Interactie tussenorganisatie en individu. In J. Streumer & M. van der Klink (Eds.), Leren opde werkplek (pp. 111-132). ’s-Gravenhage: Reed Business Information bv.

38 OnderwijsInnovatie maart 2005

Page 39: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden

OnderwijsInnovatie – nummer 1, maart 2005

COLOFON

OnderwijsInnovatie is een uitgave van de OpenUniversiteit Nederland.Het tijdschrift verschijnt vier keer per jaar.

De redactie wordt bijgestaan door een redactieraad, sa-mengesteld uit de volgende personen:prof.dr. J.J.G. van Merriënboer (vz., Open UniversiteitNederland), prof.dr. C.P.M. van der Vleuten (UniversiteitMaastricht), prof.dr. J.M.H.M. Elen (KatholiekeUniversiteit Leuven), prof.dr.ir. R.R. Bakker (OpenUniversiteit Nederland), dr. P. Mostert (BDF Adviesgroep)

HoofdredactiePatrick Rinzemae-mail: [email protected]

Bladmanagement IDNK Communicatie, Deventere-mail: [email protected]

TekstenGerard Spaai, Emile Hendriks, Hanneke de Ridder, Huibde Ridder, Marcel Reinders, Sanne de Roever, Sijmen vanWijk, Eric van de Luytgaarden, Francisco van Jole, SybillaPoortman, Peter Sloep, Jacob van Kokswijk, BertSpeelman, Mirza van Tilburg, Esther Gielen, Rien vanStigt,Tom van Weert, Rob Martens, Hans Olthof

Beeldredactie, fotografie & illustratiesPolka design, Roermond, Dennis Schmitz

Grafische vormgevingPolka design, Roermond in samenwerking met de OpenUniversiteit Nederland, Grafisch centrum

Lithografie en drukwerkOBT bv, Den Haag

AdvertentiesJetvertising bve-mail: [email protected]

Bureauredactie Henny Schuttelefoon: 045-5762959 fax: 045-5762908e-mail: [email protected]

Adres hoofdvestigingOpen Universiteit NederlandValkenburgerweg 1776419 AT Heerlentelefoon: 045-576 2888fax: 045-576 2269website: www.ou.nl

Professionals werkzaam in het hoger onderwijs kunneneen gratis abonnement aanvragen via de website:http://www.onderwijsinnovatie.nl Abonnementen worden enkel op naam verstuurd.Extra exemplaren en/of oude nummers kunnen besteldworden via e-mail: [email protected] dit e-mailadres kunnen ook persberichten,nieuws en artikelen gestuurd worden.

© Copyright Open Universiteit NederlandOvername van (delen van) artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie.Voor overname van illustraties en foto’s is toestemming van de maker(s) vereist.

ISSN 1389-45957e jaargang, nummer 1, maart 2005

Lectoraten en de daarbijbehorende kenniskringen zijnde afgelopen jaren als paddestoelen uit de grond ge-schoten.Zoals zo vaak in ons land heeft dat in de aller-eerste plaats te maken met geld.Onder voormaligOnderwijsminister Hermans werd ruim 110 miljoeneuro beschikbaar gesteld voor de aanstelling van lecto-ren op hogescholen (voor de periode 2001-2004).Uitonderzoek (2004) van de Stichting KennisontwikkelingHBO blijkt dat lectoren (en kenniskringen) een succes-volle bijdrage leveren aan de kenniscirculatie en -ont-wikkeling binnen hbo-instellingen.Lectoraten doenhet zó goed dat staatssecretaris Rutte eind vorig jaarbekend maakte dat hij er tussen nu en 2008 nog eenszo’n slordige 175 miljoen euro voor beschikbaar stelt.Lectoren zijn ‘hooggekwalificeerde professionals’metruime ervaring op hun vakgebied.Zij kunnen vanuit dehogeschool zelf komen, vanuit universiteiten, maar ookvanuit het bedrijfsleven.Doordat lectoren andere do-centen, medewerkers, vertegenwoordigers uit het be-drijfsleven en studenten om zich heen verzamelen, ont-staat een kring van deskundigen, de zogenoemde ken-niskring.Binnen deze kenniskringen wordt de inhoude-lijke expertise op een bepaald (vak)gebied gebundelden verder ontwikkeld, waardoor studenten en docen-ten zich verder kunnen professionaliseren.Kort door debocht is de taak van lectoren dus simpel; zij dienen depositie van hogeschool als kenniscentrum te versterken.

Alle 45 door de overheid bekostigde hogescholen heb-ben inmiddels tenminste één lector aangesteld.Zo ophet oog een doorslaand succes dus.Maar leveren lecto-raten en kenniskringen ook een bijdrage aan de inno-vatie van het onderwijs? Het antwoord daarop is ge-zien de diversiteit van de lectoraten en verschillendewerkwijzen die zij volgen niet gemakkelijk te geven.

De praktijk

Veel innovaties in het hoger onderwijs hebben eenhoog theoretisch gehalte of verlaten nooit de teken-tafel: te moeilijk, te duur, niet haalbaar. Onderwijs ver-anderen en innoveren blijkt geen gemakkelijke opga-ve en de praktijk is vaak weerbarstig.Toch zijn er tal-loze initiatieven en ideeën die zich dagelijks bewijzen.De rubriek ‘De praktijk’ bericht daarover. In dit eerstedeel aandacht voor lectoraten in het hbo.

Bovendien draait niet elk lectoraat even soepel; vaakduurt het een tijdje voordat de lector zijn/haar draaigevonden heeft.Wat zeker is, is dat de kennis die verza-meld wordt en het (toegepast) onderzoek dat verrichtwordt – uiteindelijk – ten goede komt aan de studen-ten. En hoewel dat niet noodzakelijkerwijs innovatiefonderwijs hoeft te zijn, draagt het wel bij aan de ken-nisvermeerdering en –circulatie binnen faculteitenen de hogeschool. Maar de meerwaarde van lectora-ten moet met name gezien worden in de samenwer-king met het bedrijfsleven. Kennis(innovatieve) vra-gen die daar spelen, worden door de lectoraten op-gepakt en uitgewerkt, waarmee ze vernieuwingsim-pulsen geven aan het onderwijs op bachelor- enmasterniveau.Verschillende lectoren ontwikkelenspeciale minoren waarin alle aspecten van het lecto-raat aan studenten worden meegegeven. Goed voorde studenten en aankomende werknemers en eenadequaat middel tegen de roep van het bedrijfslevendat ze niet de juiste mensen kunnen vinden. Door delectoraten wordt de vraag naar en het aanbod vankennis tussen bedrijfsleven en hogeschool beter opelkaar aangesloten: de veelgeroemde kenniscircula-tie. Maar er is nóg een reden waarmee de lectoraten scoren: zij bevorderen de ondernemerszin bij studen-ten. En laat dat nu net één van Ruttes speerpuntenzijn (zie ook pagina 8-10).Via de lectoraten kunnenstudenten ervaren wat het is om ondernemer te zijn,immers waar beginnend ondernemers vroeger aanvestigingseisen moesten voldoen, moet het houvastnu vooral uit de opleiding komen.

Page 40: OnderwijsInnovatie - ou.nl · vermbo-iseerd door pragmatisme,de ‘ge-lijkheidsobsessie’,regelzucht en voorspel-baarheid. 4 Nieuwsladder Chronologisch overzicht van drie maanden