Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de...

17
8 Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijs te geven in de Engelse, Duitse of Franse taal ( 34031 ). De voorzitter: Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom in de Eerste Kamer. De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw Van Bijsterveld (CDA): Voorzitter. Het klinkt sympathiek. Dit wetsvoorstel beperkt, verbiedt of kadert niets in, maar maakt iets mogelijk, en dat op vrijwillige basis. Het betreft het geven van gewone schoolvakken in het primair onderwijs in een andere voer- taal dan het Nederlands. Ook het doel is sympathiek: leer- lingen via het gewoon onderwijs al op jonge leeftijd ver- trouwd maken met een moderne westerse vreemde taal. Taalverwerving zou dan makkelijker zijn en leerlingen zou- den dus een hoger niveau van taalbeheersing bereiken. Waarom is het voorstel dan niet al veel eerder door deze Kamer aangenomen? En waarom heeft het een relatief uit- voerige schriftelijke behandeling achter de rug? Wat de CDA-fractie betreft kan het antwoord op die vragen kort zijn. Mijn fractie kijkt als volgt aan tegen de introductie van een vreemde taal als voertaal voor vakken in het primair onderwijs. Of je moet het goed doen, of je moet het niet doen. Met dit motto in gedachten is mijn fractie er op dit moment nog niet van overtuigd dat we met het voorstel mee moeten gaan, omdat wij er nog niet van overtuigd zijn dat de kwa- liteit van het onderwijs in een vreemde taal voldoende is gewaarborgd. In deze bijdrage wil ik dan ook vooral over het waarborgen van de kwaliteit met de staatssecretaris van gedachten wisselen. Ook wil ik met de staatssecretaris bekijken welke mogelijkheden er zijn om de kwaliteit van het onderwijs wél te verzekeren. In de voorbereiding op dit voorstel heb ik positieve reacties gehoord. Zo zouden scholen in de grensstreken nu niet meer belemmerd worden bij bezoeken aan en uitwisselingen met scholen over de grens. Een gastdocent uit een buurland zou eens een of meerdere lessen kunnen verzorgen aan scholieren hier. Vanuit dat oogpunt is het te begrijpen dat het wetsvoorstel geen verplichting bevat dat scholen die gedurende een beperkte tijd een vreemde taal als middel voor hun onder- wijs gebruiken, ook lessen in die taal moeten aanbieden. Over de taalbeheersing van een vreemde taal door een gastdocent hoeven we ons in deze gevallen ook geen zorgen te maken. Maar voor zulke situaties is het wetsvoorstel niet hoofzakelijk geschreven. Het is overduidelijk dat het niet gaat om het wat spelenderwijs pionieren, als ik dat zo mag noemen. Nee, het gaat om het op jonge leeftijd klaarstomen van leerlingen opdat zij een vreemde taal — in de meeste gevallen zal het om het Engels gaan — op hoog niveau leren beheersen met het oog op hun latere leven in een globaliserende wereld. Breeduit wordt in de toelichting uitgemeten dat de bevatte- lijkheid voor een vreemde taal op jonge leeftijd hoog is. Maar juist dan en juist daarom is het naar het oordeel van mijn fractie van groot belang dat die taal op het hoogst denkbare niveau wordt gepresenteerd. Als een jonge leeftijd de leerling bevattelijk maakt voor een vreemde taal, dan geldt die bevattelijkheid ook voor een kwalitatief minder goed, gebrekkige, slordige of onjuist gepresenteerde taal. Ook voor het niveau van het onderwijs in het vak dat via het vehikel van een vreemde taal gedoceerd wordt, is het cruciaal dat een docent die vreemde taal uitstekend beheerst. Dat dit makkelijker gezegd is dan gedaan, weet ik uit eigen, langjarige ervaring met het aanbieden van academisch onderwijs in een andere voertaal dan het Nederlands. Een beheersing die niet uitstekend is, gaat ten koste van de vreemde taal en het onderwijs over het onderwerp waarom het gaat. Die uitstekende beheersing is bepaald niet vanzelfsprekend. Over de kwaliteit van de gedoceerde taal bevat het wetsvoorstel nu geen enkele waarborg. In de schriftelijke behandeling is de staatssecre- taris er zelfs met een boog omheen gelopen. Een nog te ontwikkelen systeem van zelfregulering zou uitkomst moeten bieden. Een wettelijke verankering van kwaliteitsei- sen zou niet in het systeem van de wet passen. Ook over het niveau van de taalbeheersing heeft de staatssecretaris zich tot nog toe niet willen uitspreken. Ik denk dat de inspectie hierin zonder bevoegdheids- en bekwaamheidsei- sen geen rol kan spelen. Of zie ik dat verkeerd? Graag ont- vang ik een reactie van de staatssecretaris. Voor beroepen in het onderwijs bestaat een uitgebreid stelsel van bevoegdheids- en bekwaamheidseisen. Voor het voortgezet onderwijs moet een docent een graad heb- ben in het te onderwijzen vak, net als een bewijs van didactische bekwaamheid. Voor het primair onderwijs moet de pabo doorlopen zijn. Voor docenten lichamelijke opvoeding geldt zelfs een bijzondere bevoegdheidseis in lichamelijke opvoeding. De Wet BIO en de daarop geba- seerde regeling bevatten tot in detail bekwaamheidseisen voor leraren. Om een vreemde taal te mogen doceren is in het middelbaar onderwijs een bevoegdheidseis van toepas- sing. Maar voor een fundamentele kwestie als onderwijs in een vreemde voertaal in het primair onderwijs zou geen enkele bevoegdheids- of bekwaamheidseis gelden. De pabo voorziet wel in te onderwijzen vakken, maar niet in het onderwijzen van die vakken in een vreemde voertaal. Zeker als van de wettelijke mogelijkheid op bredere schaal gebruik gemaakt zou worden dan door een enkele pilotschool, is een voorafgaand geldende waarborg naar ons idee nodig. Hoe zou het wel kunnen? Mijn fractie acht het wenselijk dat wordt uitgesproken wat het minimale beheersingsniveau van de te doceren vreemde taal moet zijn. Er is een fijnma- zig systeem ontwikkeld om die niveaus te definiëren. Niveau C zou een goed uitgangspunt kunnen zijn. Dit zou ook ver- plicht kunnen worden gesteld en wellicht geïntegreerd kunnen worden in regelgeving. Het stellen van bevoegd- heidseisen vormt zeker geen precedent. Pabo's kunnen in de toekomst onderwijs en bijbehorende certificaten ontwik- kelen voor het kunnen doceren van een gewoon schoolvak in een vreemde taal. Daar komt meer bij kijken dan het beheersen van die taal in het alledaagse spraakgebruik alleen. Als ik mij niet vergis, richten enkele lerarenopleidin- gen zich al specifiek op tweetalig onderwijs. Het te ontwik- 1-8-1 22 september 2015 EK 1 Herdruk Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal Eerste Kamer

Transcript of Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de...

Page 1: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

8Onderwijs in de Engelse, Duitse ofFranse taal

Aan de orde is de behandeling van:- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primaironderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband methet regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijste geven in de Engelse, Duitse of Franse taal ( 34031 ).

De voorzitter:Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur enWetenschap van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Voorzitter. Het klinkt sympathiek. Dit wetsvoorstel beperkt,verbiedt of kadert niets in, maar maakt iets mogelijk, en datop vrijwillige basis. Het betreft het geven van gewoneschoolvakken in het primair onderwijs in een andere voer-taal dan het Nederlands. Ook het doel is sympathiek: leer-lingen via het gewoon onderwijs al op jonge leeftijd ver-trouwd maken met een moderne westerse vreemde taal.Taalverwerving zou dan makkelijker zijn en leerlingen zou-den dus een hoger niveau van taalbeheersing bereiken.Waarom is het voorstel dan niet al veel eerder door dezeKamer aangenomen? En waarom heeft het een relatief uit-voerige schriftelijke behandeling achter de rug? Wat deCDA-fractie betreft kan het antwoord op die vragen kortzijn. Mijn fractie kijkt als volgt aan tegen de introductie vaneen vreemde taal als voertaal voor vakken in het primaironderwijs. Of je moet het goed doen, of je moet het nietdoen.

Met dit motto in gedachten is mijn fractie er op dit momentnog niet van overtuigd dat we met het voorstel mee moetengaan, omdat wij er nog niet van overtuigd zijn dat de kwa-liteit van het onderwijs in een vreemde taal voldoende isgewaarborgd. In deze bijdrage wil ik dan ook vooral overhet waarborgen van de kwaliteit met de staatssecretarisvan gedachten wisselen. Ook wil ik met de staatssecretarisbekijken welke mogelijkheden er zijn om de kwaliteit vanhet onderwijs wél te verzekeren. In de voorbereiding op ditvoorstel heb ik positieve reacties gehoord. Zo zoudenscholen in de grensstreken nu niet meer belemmerd wordenbij bezoeken aan en uitwisselingen met scholen over degrens. Een gastdocent uit een buurland zou eens een ofmeerdere lessen kunnen verzorgen aan scholieren hier.Vanuit dat oogpunt is het te begrijpen dat het wetsvoorstelgeen verplichting bevat dat scholen die gedurende eenbeperkte tijd een vreemde taal als middel voor hun onder-wijs gebruiken, ook lessen in die taal moeten aanbieden.Over de taalbeheersing van een vreemde taal door eengastdocent hoeven we ons in deze gevallen ook geen zorgente maken. Maar voor zulke situaties is het wetsvoorstel niethoofzakelijk geschreven. Het is overduidelijk dat het nietgaat om het wat spelenderwijs pionieren, als ik dat zo magnoemen. Nee, het gaat om het op jonge leeftijd klaarstomenvan leerlingen opdat zij een vreemde taal — in de meestegevallen zal het om het Engels gaan — op hoog niveau

leren beheersen met het oog op hun latere leven in eenglobaliserende wereld.

Breeduit wordt in de toelichting uitgemeten dat de bevatte-lijkheid voor een vreemde taal op jonge leeftijd hoog is.Maar juist dan en juist daarom is het naar het oordeel vanmijn fractie van groot belang dat die taal op het hoogstdenkbare niveau wordt gepresenteerd. Als een jonge leeftijdde leerling bevattelijk maakt voor een vreemde taal, dangeldt die bevattelijkheid ook voor een kwalitatief mindergoed, gebrekkige, slordige of onjuist gepresenteerde taal.Ook voor het niveau van het onderwijs in het vak dat viahet vehikel van een vreemde taal gedoceerd wordt, is hetcruciaal dat een docent die vreemde taal uitstekendbeheerst. Dat dit makkelijker gezegd is dan gedaan, weetik uit eigen, langjarige ervaring met het aanbieden vanacademisch onderwijs in een andere voertaal dan hetNederlands. Een beheersing die niet uitstekend is, gaat tenkoste van de vreemde taal en het onderwijs over hetonderwerp waarom het gaat. Die uitstekende beheersingis bepaald niet vanzelfsprekend. Over de kwaliteit van degedoceerde taal bevat het wetsvoorstel nu geen enkelewaarborg. In de schriftelijke behandeling is de staatssecre-taris er zelfs met een boog omheen gelopen. Een nog teontwikkelen systeem van zelfregulering zou uitkomstmoeten bieden. Een wettelijke verankering van kwaliteitsei-sen zou niet in het systeem van de wet passen. Ook overhet niveau van de taalbeheersing heeft de staatssecretariszich tot nog toe niet willen uitspreken. Ik denk dat deinspectie hierin zonder bevoegdheids- en bekwaamheidsei-sen geen rol kan spelen. Of zie ik dat verkeerd? Graag ont-vang ik een reactie van de staatssecretaris.

Voor beroepen in het onderwijs bestaat een uitgebreidstelsel van bevoegdheids- en bekwaamheidseisen. Voorhet voortgezet onderwijs moet een docent een graad heb-ben in het te onderwijzen vak, net als een bewijs vandidactische bekwaamheid. Voor het primair onderwijs moetde pabo doorlopen zijn. Voor docenten lichamelijkeopvoeding geldt zelfs een bijzondere bevoegdheidseis inlichamelijke opvoeding. De Wet BIO en de daarop geba-seerde regeling bevatten tot in detail bekwaamheidseisenvoor leraren. Om een vreemde taal te mogen doceren is inhet middelbaar onderwijs een bevoegdheidseis van toepas-sing. Maar voor een fundamentele kwestie als onderwijsin een vreemde voertaal in het primair onderwijs zou geenenkele bevoegdheids- of bekwaamheidseis gelden. De pabovoorziet wel in te onderwijzen vakken, maar niet in hetonderwijzen van die vakken in een vreemde voertaal. Zekerals van de wettelijke mogelijkheid op bredere schaal gebruikgemaakt zou worden dan door een enkele pilotschool, iseen voorafgaand geldende waarborg naar ons idee nodig.

Hoe zou het wel kunnen? Mijn fractie acht het wenselijk datwordt uitgesproken wat het minimale beheersingsniveauvan de te doceren vreemde taal moet zijn. Er is een fijnma-zig systeem ontwikkeld om die niveaus te definiëren. NiveauC zou een goed uitgangspunt kunnen zijn. Dit zou ook ver-plicht kunnen worden gesteld en wellicht geïntegreerdkunnen worden in regelgeving. Het stellen van bevoegd-heidseisen vormt zeker geen precedent. Pabo's kunnen inde toekomst onderwijs en bijbehorende certificaten ontwik-kelen voor het kunnen doceren van een gewoon schoolvakin een vreemde taal. Daar komt meer bij kijken dan hetbeheersen van die taal in het alledaagse spraakgebruikalleen. Als ik mij niet vergis, richten enkele lerarenopleidin-gen zich al specifiek op tweetalig onderwijs. Het te ontwik-

1-8-1

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 2: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

kelen zelfreguleringssysteem van deelnemende scholenkan een rol spelen bij het op peil houden van debekwaamheid en bij de nascholing. Kan de staatssecretarisin deze denk- en oplossingsrichting meegaan met het oogop de kwaliteitsgarantie? De pilots zijn uiteraard met degrootst mogelijke zorg en begeleiding omringd geweest.Die is niet meer in dien mate beschikbaar voor scholen alshet straks wettelijk mogelijk wordt om zelf tot onderwijs ineen vreemde taal over te gaan. Mijn fractie overweegt omeen motie over de kwaliteit in te dienen. Zij hoopt opsamenwerking met andere fracties op dit punt.

In het verlengde van het voorgaande roer ik graag nog tweepunten aan, ten eerste het maximum van 15%. Dat maxi-mum is niet in het wetsvoorstel vastgelegd maar wordt ineen Algemene Maatregel van Bestuur geregeld. Inafwachting van de resultaten van de pilot die nu loopt,wordt al nagedacht over een verhoging tot maximaal 50%.15% is al ongeveer een dagdeel. Dat is vrij veel voor hetprimair onderwijs. Met 50% verandert het karakter van hetprimair onderwijs echt. Mijn fractie acht dit alleen verant-woord als deze Kamer van tevoren over dat voornemenwordt ingelicht, onder gelijktijdige overlegging van deresultaten van de uitkomsten van het daaraan ten grondslagliggende onderzoek. Mijn fractie is niet alleen geïnteresseerdin de resultaten van de beheersing van het Engels doorleerlingen, maar ook in de Nederlandse taalvaardigheid ende in inhoud van de vakken die in een vreemde taal wordenaangeboden. Is de staatssecretaris bereid om dat toe tezeggen? Hoe wordt overigens verzekerd dat de leerlingenstraks vertrouwd zijn met Nederlandse vaktermen? Blijvende Cito-toetsen bijvoorbeeld in het Nederlands, of wordendie deels in het Engels afgenomen? Dit punt is ook door deStichting Taalverdediging aangereikt.

Mijn tweede punt betreft de aansluiting met het voortgezetonderwijs. Kan de staatssecretaris nog eens toelichten hoehij in de nabije toekomst de aansluiting op het voortgezetonderwijs ziet wanneer er een duidelijk verschil ontstaattussen scholen die wel en die geen gebruikmaken van hetwetsvoorstel als het wordt aangenomen? En hoe ziet dateruit bij een eventuele invoering van de 50%-mogelijkheid?Ik begon met het motto van dit wetsvoorstel voor mijnfractie. Of je moet het doen, of je moet het goed doen, ofje moet het niet doen. Om het goed te doen, heeft hetwetsvoorstel op het punt van de kwaliteitsborging nogenige concretisering nodig. Wij hebben daar net een voor-stel voor gedaan. Met belangstelling wacht ik de reactievan de staatssecretaris af.

Mevrouw Gerkens (SP):

Bent u bekend met het onderzoek van de universiteit vanLeiden wat en of voordelen zijn bij vroeg taalonderwijs? Deuitkomst daarvan is dat er eigenlijk geen voordeel is bijvroege starters, omdat zij langzamer leren dan late starters,die veel meer cognitieve vaardigheden hebben. Alleonderzoeken laten zien dat het als je maar vroeg eenvreemde taal spreekt, wel helpt in de privésituatie maar datdaar op school geen voordeel van te bemerken is. Datwetende, hoe denkt u dan over het wetsvoorstel?

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Wij staan er op zich niet negatief tegenover, dat heb ik netook proberen uit te leggen, maar wij vinden het wel vanbelang dat het onderwijs op zodanig goed niveau wordt

gegeven dat zowel het Engels juist wordt aangeleerd alsookde inhoud van het te doceren vak zelf daar niet onder lijdten dat ook het Nederlands er niet onder lijdt. Met namewanneer het meer wordt dan 15%, dus richting 50% gaat,is het natuurlijk belangrijker om dat goed in de gaten tehouden.

Mevrouw Gerkens (SP):

Het onderzoek wijst juist uit dat het beste wat je kunt gevenvolledig immersie-onderwijs is, dus volledig onderdompe-lingsonderwijs, om die tweede taal op een goede manierte bemachtigen. Al het andere, zelfs gedeeltelijk immersie-onderwijs, behaalt niet de resultaten waarvan de staatsse-cretaris zegt dat we ze zo hard nodig hebben. Zijn we hierdan niet bezig met overbodige wetgeving? Er zijn immersgeen positieve resultaten te behalen met dit onderwijs.

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Ik denk dat mijn antwoord daarop negatief is, dus dat hetniet noodzakelijkerwijs betekent dat je dan negatief tegendit voorstel aan moet kijken. Daarbij speelt voor ons weldat het een mogelijkheid is die scholen krijgen. Het wordtdus niet verplicht voor scholen maar zij kunnen daar zelfvoor kiezen. Vervolgens kunnen ouders natuurlijk kiezenvoor een bepaalde school of niet. Dat zou voorlopig mijnantwoord zijn.

De heer Bruijn (VVD):

Voorzitter. De leden van de VVD-fractie hebben metinstemming kennis genomen van het wetsvoorstel. Wijonderschrijven het belang van de wettelijke mogelijkheiddat kinderen al op jonge leeftijd een basis leggen voorvreemde talen. Namens mijn fractie dank ik de staatssecre-taris voor zijn beantwoording van de schriftelijk gesteldevragen.

Zoals bij veel wetsvoorstellen hebben wij ook hier te makenmet een afweging van belangen. Nieuwe generaties hebbeneen groot sociaal-cultureel en economisch belang bij hetverwerven van internationalistische competenties. In hetonderwijs gaat het dan om mobiliteit, onderwijsinhoud entalen. Dosering en temporisering hiervan moeten zorgvuldigen op maat geschieden. Niet te veel, niet te weinig. Niet tesnel, niet te langzaam. Dat is een kwestie van individueelmaatwerk, zoals heel veel zaken in het onderwijs dat zijn.Ten tijde van het rapport-Dijsselbloem hebben we afgespro-ken dat het de school en de docent zelf zijn die, in overlegmet ouders en leerling, het beste dosering en tempo perleerling kunnen bepalen. Dat rapport werd breed omarmddoor de Tweede Kamer. De wet biedt daarbij ruimte engrenzen. Bij het bepalen van die grenzen moet telkens devraag gesteld worden of het voor sommige leerlingen niette snel en voor andere niet juist te langzaam gaat. Daaroverheeft mijn fractie nog enkele vragen.

Dat betreft dan eerst kinderen met achterstanden. Het lerenvan een vreemde taal op jonge leeftijd heeft een positieveinvloed op de cognitieve en taalkundige ontwikkeling vaneen kind, zo stelde de Onderwijsraad in 2008. Daarbij zijnvolgens de Onderwijsraad de leerprestaties Engels vanallochtone kinderen over het algemeen niet anders dan dievan autochtone kinderen uit hetzelfde sociale milieu. Kinde-

1-8-2

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 3: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

ren met een anderstalige achtergrond hebben zelfs eenvoorspong wanneer de lessen gegeven worden in eenvreemde taal als voertaal, omdat het voor die kinderen detweede keer is dat ze in aanraking komen met een vreemdetaal. Er zijn hierover tal van onderzoeken gedaan en veledaarvan zijn in de voorafgaande discussies over dit wets-voorstel gepasseerd. Ik zal ze niet alle herhalen, tenzij udaarop aandringt, voorzitter.

De Onderwijsraad heeft in zijn advies het beschikbareonderzoek op een rijtje gezet en zelf gesproken met tiental-len scholen en docenten. Tot aan de jaren zestig, zo schrijftde Onderwijsraad in zijn concluderende rapport genaamdVreemde talen in het onderwijs, gingen wetenschappersen deskundigen ervan uit dat het aanbieden van twee talen,thuis of in het onderwijs, negatieve effecten zou kunnenhebben op de ontwikkeling van kinderen. Positieve effectenwerden wel toegeschreven aan sociale afkomst en milieu,de "social bias".

Sindsdien is er echter uitgebreid gepubliceerd over deeffecten van tweetaligheid en van onderwijs in vreemdetalen. Om het vermeende effect van sociale afkomst tetoetsen, onderzochten Peal en Lambert uit Montreal groe-pen kinderen uit sociaal gelijke milieus. Het bleek dattweetalige kinderen op allerlei cognitieve tests niet lager,maar juist significant hoger scoren dan eentalige kinderenuit hetzelfde sociale milieu. Ook in het ErvaringsrapportProefproject 15% vvto en het eindverslag Foreign Langua-ges in Primary School Project van de Universiteit Utrechten de Rijksuniversiteit Groningen werden uitsluitend posi-tieve gevolgen gerapporteerd. Ouders, leerlingen en leer-krachten waren vrijwel zonder uitzondering enthousiast. Erwas met name geen aantoonbaar negatief effect op dekennis van het Nederlands en de zaakvakken. Vvto (vroegvreemdetalenonderwijs) lijkt juist de taalontwikkeling tebevorderen, ook in andere talen dan de taal waar het overgaat.

Daarbij ontwikkelen vvto-leerlingen met een niet-Neder-landse en niet-Engelse thuistaal zich met betrekking tot deNederlandse woordenschat vergelijkbaar met Nederlandseleerlingen. Was er dan geen enkel bezwaarpunt? Wel, hetbelangrijkste genoemde bezwaarpunt in die studies wasdat sommige leerlingen pas in hogere groepen aan hetproject begonnen. Daardoor misten zij basisvaardighedendie ze met 15% vvto op vroegere leeftijd hadden moetenleren, zo schrijft de Universiteit Utrecht.

Met betrekking tot die vroege start blijken uit de meta-ana-lyse van de Onderwijsraad: "overwegend positieve effectenvan vreemdetalenonderwijs vanaf groep een van de basis-school. Deze effecten zijn gevonden voor drie aspecten: devaardigheid in de vreemde taal, de vaardigheid in de moe-dertaal en de ontwikkeling van metalinguistische en meta-cognitieve vaardigheden zoals analytisch denken, gramma-ticaal bewustzijn en inzicht in woordstructuur en betekenis-opbouw. De beste resultaten zijn gevonden voor situatieswaarin kinderen in de nieuwe taal worden ondergedom-peld." Die onderdompeling betreft dus het al eerdergenoemde immersie-onderwijs.

Dergelijke vaardigheden zijn met name van belang voorkinderen met een ontwikkelingsachterstand of met eenleerprobleem. Deze kinderen mogen, en voor de leden vanmijn fractie is dit een belangrijk punt, niet benadeeld wor-den, noch door uitsluiting uit, noch door ontijdige of

onmatige deelname aan het vvto. Dat vindt ook de Onder-wijsraad, die op basis van zijn uitgebreide meta-analysevan het beschikbare onderzoek concluderend ook voor dezedoelgroepen vreemde taalonderwijs adviseert, maar meteen minder hoog ambitieniveau en aparte eindniveaus.

Wat is op die verschillende eindniveaus de visie van deregering? Is de regering bereid deze aspecten mee te nemenin de effectmonitoring en de resultaten ook voor te leggenaan deze Kamer? Specifiek het buurtaalonderwijs is bijzon-der nuttig voor diegenen die niet per se een hogere oplei-ding gaan doen en daardoor vaak binnen een beperktereactieradius later hun werk zullen moeten vinden. Deonderdompelingsmethode heeft als bijkomend voordeeldat dit niet ten koste gaat van de lestijd van andere vakken,waaronder het Nederlands.

Deze Kamer heeft een toelichting ontvangen van deonderzoekers van de Voorstudie Pilot Tweetalig PrimairOnderwijs. Zij geven aan dat het leren van talen geenkwestie is van of-of. Gerichte aandacht voor talen in hetonderwijs kan in principe een positief effect hebben vooralle talen in het programma. Wel tekenen zij hierbij aan dathet belangrijk is om bij de invoering van 15% vroegvreemdetalenonderwijs de Nederlandse taalontwikkelingvan taalzwakke en anderstalige leerlingen goed te monito-ren. Mijn fractie is optimistisch over de effecten van vroegvreemdetalenonderwijs, maar deelt de constatering dat ervoor deze groep aandacht moet zijn in de pilot en vraagtde staatssecretaris hoe hij invulling wil geven aan de in deTweede Kamer in deze context aangenomen motie-Rog. Indie motie wordt de regering verzocht om de effecten op debeheersing van de Nederlandse taal op scholen waargedeeltelijk les in een vreemde taal gegeven wordt,nadrukkelijk te monitoren en de Kamer over de uitkomstenin 2018 te informeren.

Het in het wetsvoorstel aangegeven percentage van deonderwijstijd dat in een vreemde taal kan worden gegeven— die 15% dus — is een maximumpercentage. Het staatscholen vrij om lagere percentages te hanteren. Mijn fractieheeft de regering in de schriftelijke ronde gevraagd of zijniet bevreesd is dat vooral op achterstandsscholen gekozenzal worden voor een lager percentage dan die 15%, terwijljuist daar de kinderen zitten die deze ontwikkelingsimpulshet hardst nodig hebben, zulks potentieel bijdragend aaneen vergroting van een maatschappelijke kloof. In antwoordhierop stelt de regering, dat scholen zelf bepalen of en, zoja, welk deel van de onderwijstijd zij binnen de gegevenruimte aanbieden in een vreemde taal, dat zij onder andereafwegen ten opzichte van wat past bij de leerlingpopulatieen waar die het meest bij gebaat is en het feit dat onderzoekaantoont dat leerlingen met een taalachterstand zich intweetalige programma’s niet anders ontwikkelen dan leer-lingen die geen achterstand hebben. Bedoelt de regeringhiermee dat leerlingen met een taalachterstand het dusblijkbaar even goed doen als leerlingen zonder taalachter-stand en dat dit dus een positief effect is van het pro-gramma? Dat laatste zou juist aanleiding zijn voor mijnfractie om de vraag te herhalen. Zou 15% niet een minimum-percentage, of ten minste een richtpercentage moeten zijnin een "apply or explain"-arrangement? Ook de UniversiteitUtrecht suggereert in het reeds genoemde ErvaringsrapportProefproject 15% vvto om 15% als streefniveau te gebruiken.Daar komt bij dat wij, conform Dijsselbloem, het "hoe" —dus bijvoorbeeld: hoeveel tijd in een vreemde taal? — waarmogelijk zouden overlaten aan de scholen, en het "wat"

1-8-3

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 4: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

gezamenlijk zouden vaststellen en afspreken. Dat zijn dusde eindniveaus.

Welnu, de Onderwijsraad is er voorstander van om tweeverschillende eindniveaus voor het basisonderwijs vast teleggen: een dat voor bijna elk kind haalbaar is en eenwaaraan drie kwart van de kinderen zou kunnen voldoen.Heeft de regering overwogen om conform Dijsselbloemjuist dit deel van het advies, dus dat aangaande de eindni-veaus, van de Onderwijsraad over te nemen en de 15%,zijnde het "hoe", zoals gezegd, als richtpercentage tebenoemen?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

De zorg van de heer Bruijn over met name groepen meteen grote achterstand kan ik volledig delen. Is hij ook vanmening dat de regering wellicht extra middelen moet vrij-maken om juist deze scholen, die voor veel meer opgavenstaan en waar het wellicht het meest nodig is om diemaatschappelijke tweedeling te voorkomen, tegemoet tekomen, zodat zij hun maatschappelijke taak goed kunnenvervullen?

De heer Bruijn (VVD):

We praten vandaag over het wetsvoorstel 15% vreemdetaalonderwijs. In die context ben ik het niet eens met deheer Ganzevoort. Uit alle onderzoeken blijkt dat, als je ditvia de immersiemethode doet, dus een bestaand vak nietin het Nederlands geven maar in een andere taal, dit geenkwestie is van geld. De Onderwijsraad heeft gesproken meteen groot aantal scholen die het wel doen en met scholendie het niet doen. De Onderwijsraad heeft scholen die hetwel doen gevraagd waarom ze het doen. Aan scholen diehet niet doen, is gevraagd waarom die het niet doen.Daarbij zijn de financiën nooit een argument geweest. DeOnderwijsraad heeft dat onderzoek overigens al in 2008uitgevoerd. De motivatie van de schoolleiding was dedoorslaggevende factor. Ook de beschikbaarheid van goededocenten was althans volgens die scholen — los van dewaarde die wij daaraan hechten — niet het argument omhet wel of niet te doen. Geld is in dit geval geen doorslag-gevende issue.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

De vraag die dan opkomt, is of de algemene redenering datgeld in het algemeen niet de motiverende factor is, ookopgaat voor de specifieke groep van achterstandsscholen,of scholen in achterstandswijken, of scholen die werkenmet een achterstandspopulatie, waar wellicht de opdrachtentoch al erg groot zijn. Voor die specifieke groep zou finan-ciering wellicht een issue kunnen zijn.

De heer Bruijn (VVD):

Die vraag zou je aan de staatssecretaris kunnen stellen. Ditis een heel belangrijk punt. Ik heb het ook zelf naar vorengebracht, maar uit het onderzoek van de Onderwijsraad,waarin achterstandsscholen zijn meegenomen, blijkt datook op die scholen, waar financiering wel een uitdagingkan zijn, financiering ten aanzien van het vroeg vreemdeta-lenonderwijs niet de uitdaging is. Het geven van eenbestaand vak in een andere taal, vroeg vreemdetalenonder-wijs, kost geen extra middelen, maar je moet wel een goededocent hebben. Daar heeft de vorige spreekster ook al op

aangedrongen. Ik zal er ook nog op ingaan. Het kost ookgeen extra tijd in het curriculum, want je geeft een bestaandvak in een andere taal. Ik deel het belang van dit punt, maarik vind niet dat wij nu al aan de regering moeten vragenom hiervoor extra middelen ter beschikking te stellen.Sterker nog, een goede beheersing van vreemde talen zallater economisch een bepaalde opbrengst kennen en uitein-delijk misschien zorgen voor extra middelen in de staatskas,zodat dit tot lagere lasten kan leiden. Dat zien wij echterover een tijdje wel.

De vraag was of de regering die 15% niet als richtpercentagewil meenemen. Dit zou ook tegemoetkomen aan de zorgenmet betrekking tot de leerlingen met leerachterstanden,waarvoor de Onderwijsraad de aparte niveaus adviseert.Het gaat om die twee aparte eindniveaus. Waarom wachtenop het Platform 2032 Onderwijs, zoals de regering in dememorie van antwoord stelt, als de Onderwijsraad hieroveral in 2008 op grond van een uitgebreide analyse concreetadviseerde, over de eindniveaus dus? Voor het behalen vande kerndoelen ten aanzien van de Engelse taal is het, zostelt de regering in de memorie van antwoord, niet nodigom, naast het geven van het vak Engels, onderwijs in eenvreemde taal aan te bieden. Er is dus geen sprake van eenvereist minimumaanbod in een vreemde taal. Maar volgensde empirisch onderbouwde analyse van de Onderwijsraadis het wel degelijk beter om eerder te beginnen met eenvreemde taal dan zoals nu gebruikelijk in groep zeven vanhet basisonderwijs, en wel via de onderdompelingsme-thode, omdat veel van de problemen met het huidige vakEngels juist voortvloeien uit de late aanvangsleeftijd.

Ten slotte doet de vraag zich in dit kader nog voor of kinde-ren met een achterstand met betrekking tot taal of anders-zins niet al vroeg zouden kunnen worden ondersteund metbehulp van voorschools onderwijs. Graag hierop de visievan de regering.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Je zou de microfoons, met het oog op de iPad,eigenlijk ook met de voeten moeten kunnen bedienen.

De heer Bruijn stelt dat het bewezen is dat immersieonder-wijs op vroege leeftijd beter werkt dan op late leeftijd. Ikwijs toch weer op de studie van de Universiteit Leiden diealle studies op dit punt heeft onderzocht. Dit was de conclu-sie: "Vroege starters krijgen, omdat ze eerder beginnen, inde meeste onderwijssituaties meer input dan late starters,maar die extra input blijkt niet voldoende om de late startersvoor te blijven." In een onderzoek uit 2006 staat dat deprestaties van vroege en late starters uiteindelijk niet zoveruiteen zullen lopen als beide doelgroepen op dezelfdeleeftijd aan het eind van het schoolcurriculum in het voort-gezet onderwijs getest zullen worden. Het voordeel dat delate starters op vroege starters tijdens hun schoolcarrièrehebben, het feit dat ze ouder zijn op het moment van testenen verder in hun cognitieve ontwikkeling, is dan namelijkverdwenen. Ik heb de VVD altijd gekend als een partij diehelemaal niet van overbodige regelgeving houdt.

De heer Bruijn (VVD):

Wat is nu de vraag?

1-8-4

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 5: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

Mevrouw Gerkens (SP):

Als je kijkt naar de conclusies van dit onderzoek, een litera-tuuronderzoek naar alle studies die er zijn geweest, kun jeconcluderen dat het niet helpt om dit te doen. Waarom eenwetsvoorstel invoeren dat geen effect heeft?

De heer Bruijn (VVD):

Ik ben heel blij met die vraag van mevrouw Gerkens en deSP. De staatssecretaris en ik zijn verheugd dat mevrouwGerkens een gerenommeerd instituut als de Universiteitvan Leiden citeert. Het is een belangrijk onderzoek, datonderstreept hoe belangrijk het is om een verschil te makentussen regulier, vroeg vreemdetalenonderwijs, waarbij duseen taal wordt gedoceerd — daar gaat het onderzoek over— en de onderdompelingsmethode, waarbij een bestaandvak in een taal wordt gedoceerd. Dat is de beste manier omiets te leren. Dat onderzoek uit 2012 is inderdaad belang-wekkend. Het is goed dat mevrouw Gerkens dat naar vorenbrengt, maar dat gaat over regulier vroeg vreemdetalenon-derwijs. Het toont aan dat, als je dat hanteert, zelfs vroegerbeginnen niet zinvol is. In het onderzoek van de Onderwijs-raad, dat het geheel overziet, die meta-analyse, wordt datbevestigd. Daarin wordt gesteld dat, als je vroeg begint, jemoet beginnen met de onderdompelingsmethode. Eigenlijkdoen wij dat allemaal met onze pasgeboren baby's als wijdaar als ouders mee beginnen te praten. Dat is de onder-dompelingsmethode. Dan begin je ook niet eerst metgrammatica uit te leggen, althans de meesten van ons nietnaar ik hoop. Pas later, zo'n beetje rond groep zeven, beginje met het regulier vroeg vreemdetalenonderwijs, gramma-tica, vertalen en woordjes. Het is belangrijk dat mevrouwGerkens dat naar voren brengt. Dank voor de aanvulling.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik vind het fijn dat de heer Bruijn goed heeft gekeken naarhet onderzoek. Ik denk overigens dat hij alleen maar heeftgekeken naar de vraagstelling ervan. In het onderzoek isnamelijk wel degelijk gekeken naar immersieonderwijs,volledige immersie en gedeeltelijke immersie. Men komttot de conclusie dat alleen volledige immersie, volledigonderwijs in de vreemde taal dus, hetzelfde voordeel heeft.Vroeg beginnen met een vreemde taal blijkt te werken inde privésituatie, want je spreekt in die situatie die vreemdetaal thuis en op school. Bij gedeeltelijk onderdompelings-onderwijs, dus minder dan 50%, zien we dezelfde resultatenals bij gewoon vroeg vreemdetalenonderwijs. Dat geldt dusook voor de 15% die in het wetsvoorstel staat. Kortom, welossen hiermee niets op. Er is in mijn ogen geen probleem,maar we voeren een wet in die niet het effect bereikt datde heer Bruijn denkt te gaan bereiken. Als hij nog een keernaar dat onderzoek kijkt, vindt hij dan niet dat we bezig zijnmet overbodige wetgeving?

De heer Bruijn (VVD):

Mevrouw Gerkens herhaalt nu haar vraag. Ik zal niet hetantwoord herhalen. Ik ben wel heel blij met haar steun voormijn pleidooi om het percentage van 15 zo snel mogelijkte verhogen.

Mevrouw Gerkens (SP):

De heer Bruijn stelt dus voor dat het onderwijs voortaancompleet in een vreemde taal wordt gegeven. Dat is immers

de enige methode waarop het beter werkt. Is dat wat deheer Bruijn wil? Gaan wij voortaan in deze zaal Engels, Duitsof Frans spreken?

De heer Bruijn (VVD):

Ik waardeer het ambitieniveau van mevrouw Gerkens ende SP. Ik ben zo ver nog niet. Ik heb de regering gevraagdof zij in alle onderzoeken misschien aanleiding ziet om de15% niet als een maximum te hanteren, maar als eenrichtpercentage. Daarmee kan scholen die er juist ondergaan zitten een impuls worden gegeven om richting die15% te gaan. Mijn fractie vreest namelijk dat de achterstands-kinderen, die juist op die scholen vaak rondlopen, watachterblijven. Nogmaals, ik waardeer de steun van mevrouwGerkens voor mijn idee om te kijken of we het percentagevan 15% moeten verhogen. Haar voorstel om het meteennaar 100% te brengen, gaat mij iets te ver.

Ik kom bij de voorloperscholen. Het wetsvoorstel is tot standgekomen doordat een toenemend aantal basisscholen,gesteund door de ouders, vroeg vreemdetalenonderwijswil aanbieden via de onderdompelingsmethode. In feitedoen veel scholen dit al. In Nederland bieden al meer danduizend basisscholen in groep 1 lessen in een vreemde taalaan. De afgelopen vijf jaar is het aantal scholen dat Engelseles aanbiedt aan de allerjongsten van de basisschool meerdan verdubbeld. Steeds meer scholen bieden in verschil-lende vormen en maten tweetalig onderwijs aan. Daarbijis het aantal basisscholen dat de leerlingen al in groep 1tweetalig onderwijs aanbiedt, sterk groeiende. Het gaatmeestal om een uurtje of een halfuurtje per week. Eenreguliere les, bijvoorbeeld gym, wordt dan in het Engelsgegeven. De wet verbood dit tot nu toe, maar kennelijkzagen de bevoegde instanties redenen om het oogluikendtoe te staan. Met deze wetswijziging wordt dit nu ook for-meel wettelijk geregeld, dat wil zeggen: tot 15% van deonderwijstijd, dus ook conform het advies van de Onder-wijsraad.

Onder de scholen die reeds vvto aanbieden, is er echtereen aantal dat een hoger percentage dan 15 hanteert. Hoekijkt de regering hier tegenaan en hoe gaat ze ermee om?Om hoeveel scholen gaat het, wat zijn de redenen voordeze scholen om een hoger percentage dan 15% te hante-ren, ook conform de wens van de SP? Hoe zal de regeringna invoering van het wetsvoorstel hiermee omgaan? Mogendeze scholen er vanuit het oogpunt van continuïteit vanbeleid op rekenen dat zij hun programma's mogen blijvenaanbieden? Een voorbeeld is De Nieuwe InternationaleSchool Esprit, afgekort Denise, in Amsterdam. Denise biedttweetalig internationaal onderwijs voor alle leerlingen, metals eerste en huidige doelgroep vooral integrerendenieuwkomers en expats. De Nederlandse kinderen komenrechtstreeks uit het buitenland met een expatvader of -moeder of vertrekken binnenkort naar het buitenland, zoalsgebruikelijk is op internationale scholen voor basisonder-wijs. Deze kinderen vallen onder de regeling internationalescholen, waardoor Nederlands niet als verplichte voertaalgeldt. Op Denise worden echter ook reguliere Nederlandsekinderen toegelaten.

De sociaal-culturele voordelen van deze internationalclassroom zijn evident. Dat zien ook de ouders. De schoolheeft een zeer lange wachtlijst. Voor het taalonderwijs wordtmaatwerk geboden, waarbij zorgvuldig wordt gekeken naar

1-8-5

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 6: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

de culturele achtergrond en de taalachtergrond van deindividuele leerling en naar diens talenten en capaciteiten.Een deel van de leerlingen heeft Engels als moedertaal ofals tweede taal. Het Nederlands komt daar als tweede ofderde taal bovenop. Onderzoek wijst uit dat men een tweedetaal het beste leert als wordt voortgebouwd op de moeder-taal. Dat geldt dus zeker voor de jonge leerlingen. Om diereden wordt lezen en schrijven in het Engels aangeleerdals dit de moedertaal is, en in het Nederlands in alle anderegevallen. Het Nederlands of Engels bouwt men daarbovenop. In de praktijk komt het erop neer dat wordtbegonnen met ongeveer twee derde Engels en een derdeNederlands. Dat schuift in de loop van de tijd naar 50/50tot een derde Engels en twee derde Nederlands in debovenbouw van het po en in het vo. Daarmee overschrijdtmen de maximale hoeveelheid Engels die in dit wetsvoor-stel wordt toegestaan, althans voor wat betreft de aanwe-zige reguliere Nederlandse leerlingen die niet onder deaparte regeling vallen.

Voor leerlingen met een niet-Engelstalige achtergrondbegint men in de verhouding een derde Engels en tweederde Nederlands en houdt men het globaal op die verhou-ding. Ook daarmee overschrijdt men het maximum. Dit pastweliswaar binnen de IGBO-status, maar deze status is nietbedoeld voor de Nederlandse leerlingen die men toelaattot deze vorm van internationaal onderwijs. Hoe kijkt destaatssecretaris hier tegenaan? De strikte scheiding IGBOen regulier verbiedt Nederlandse leerlingen het volgen vaninternationaal onderwijs. Is dat in deze tijden sociaal-cultu-reel en economisch niet onwenselijk? Is de regering bereidom toelating van reguliere Nederlandse kinderen tot derge-lijk internationaal onderwijs, eventueel alleen voorbestaande gevallen, als experiment toe te staan? DeOnderwijsraad adviseerde dit al in 2006 ten aanzien vanhet Internationaal Baccalaureaat in het voortgezet onderwijs.Zou dit niet een tweede reden zijn om 15% als richtlijn tehanteren in plaats van als maximum?

Het belang van goede docenten werd al aangegeven doormijn collega van het CDA. Bij vroeg vreemdetalenonderwijsis dit belang evident en dat is in de schriftelijke voorberei-ding uitgebreid aan de orde geweest. Men zou kunnenstellen dat wij het personeelsbeleid ook voor andere vakkenniet wettelijk vastleggen, maar dat wij dat overlaten aan deschool zelf. De kwaliteit van het totale onderwijsproceswordt, conform de commissie-Dijsselbloem, getoetst mid-dels de examinering aan de hand van vooraf afgesprokenleerdoelen. De regering heeft in de memorie van antwoordaangegeven dat er diverse goede scholings- en nascholings-mogelijkheden en daaraan gerelateerde subsidies zijn voorleerkrachten die een vreemde taal als voertaal gebruiken.Ook ontstaan er momenteel nieuwe initiatieven, zoals dehbo-bachelor International Teacher Education for PrimarySchools. Onder coördinatie van EP-Nuffic werken scholenin het basisonderwijs aan een kwaliteitsstandaard, zo steltde regering. Toch zijn de zorgen hierover bij mijn fractie enbij andere nog niet geheel weggenomen. Kan de staatsse-cretaris bij benadering aangeven om hoeveel docenten hetzal gaan, of de beschikbare mogelijkheden voldoende zijn,wat het beoogde tijdpad is en of de lerarenopleidingeninmiddels voldoen aan de prestatieafspraken? Deze presta-tieafspraken zijn opgenomen in de beleidsagenda die detoenmalige minister en de lerarenopleidingen in 2005 heb-ben opgesteld om uitvoering te geven aan het NederlandseActiviteitenprogramma Moderne Vreemde Talen. Dat iszeer relevant in deze context.

Is het lerarenregister geen goed instrument om de structu-rele bij- en nascholing goed te laten regelen door deberoepsbeoefenaren, zodat het belang van voortvarendeinvoering ervan nog eens onderstreept wordt?

De leden van mijn fractie wachten de beantwoording doorde regering met belangstelling af.

De voorzitter:Ik geef het woord aan mevrouw Nooren en druk op de knop,zodat iedereen weet dat er een maidenspeech wordtgehouden.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Voorzitter. Een bekend Nederlands spreekwoord luidt alsvolgt: wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit eenkwartje. Het spreekwoord drukt uit dat iemand die in eenarm gezin wordt geboren, niet zo veel zal bereiken in hetleven. Gelukkig leven we in Nederland in een tijd ensamenleving waarin we ernaar streven dat talent en inzetde kans op een opleiding of goede maatschappelijke positiebepaalt en niet iemands familiaire achtergrond of definanciële situatie van het gezin waarvan hij onderdeel uit-maakt. In de afgelopen eeuw is er veel bereikt op het gebiedvan gelijke toegang tot onderwijs voor alle kinderen enjeugdigen. In de samenstelling van deze Kamer zie je eenweerslag van deze ontwikkeling. Velen van ons, onder wieik zelf, zijn beter geschoold dan hun ouders. Wij hebbenkansen gekregen om onze talenten via goed onderwijs teontwikkelen en te benutten. Talenten die nu ingezet wordenin wetenschap, maatschappij en politiek. Het is mij een eeren genoegen om met deze bagage, samen met 74 deskun-dige collega's, een bijdrage te leveren aan de rechtmatig-heid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wetgeving.Daarbij is het mijn ambitie om bijzondere aandacht te heb-ben voor de betekenis van wetgeving voor de positie enrol van kwetsbare mensen in onze samenleving. In mijnwerk bij Bartiméus merk ik elke dag wat het betekent voormensen met een visuele beperking om afhankelijk te zijnvan anderen om mee te tellen en een zinvol leven te heb-ben. Er is nog veel te doen om daadwerkelijk te kunnenspreken van een inclusieve samenleving.

Het is mijn stellige overtuiging dat wetgeving, zeker ook ophet gebied van onderwijs, beoordeeld moet worden op haarbijdrage aan een rechtvaardige maatschappij, waarin allemensen onafhankelijk van talenten, afkomst en achtergrondwelkom en gelijkwaardig zijn. Zeker mensen met eenbeperking of anderen die om wat voor reden dan ookmoeite hebben met de steeds complexer wordendesamenleving verdienen daarbij onze bijzondere aandacht.

De PvdA staat voor een ongedeelde samenleving met gelijkekansen voor iedereen. Zij heeft zich hier altijd voor ingezeten zal dat ook altijd blijven doen. Onderwijs dat kansenbiedt voor alle kinderen en jeugdigen en hen uitdaagt huntalenten te ontwikkelen, is daarvoor cruciaal. Een ambitiewaar nog inzet voor nodig is, zo blijkt ook uit onderzoek.Onderwijsachterstanden hangen samen met kenmerkenvan het gezin waarin een kind opgroeit. Nog steeds is deopleiding van de ouders de meest bepalende factor voorhet latere schoolsucces van kinderen. Bovendien blijkt uitonderzoek dat jongeren die geen diploma hebben of laag-

1-8-6

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 7: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

opgeleid zijn minder kans hebben om een baan te vinden.Kortom, er is nog veel werk aan de winkel.

Het investeren in onderwijs dat kinderen de mogelijkheidbiedt zich te ontwikkelen en dat daarbij boeit, bindt en uit-daagt, is daarom van groot belang. Met het wetsvoorstelover meertalig onderwijs in het basisonderwijs wil destaatssecretaris hier een bijdrage aan leveren. Wij dankende staatssecretaris voor zijn antwoorden op de diversevragen die door verschillende fracties ter voorbereidingvan deze plenaire behandeling zijn gesteld.

De staatssecretaris heeft in de ogen van onze fractie helderbeargumenteerd waarom hij met dit wetsvoorstel ruimtewil bieden aan scholen die hun leerlingen al op vroegeleeftijd een vreemde taal willen leren en daarbij die vreemdetaal als voertaal willen gebruiken door de zogehetenonderdompelingsmethode. Dit is immers nu alleen toege-staan voor een beperkt aantal scholen dat al participeert inde pilot meertalig onderwijs. De staatssecretaris gaat ervanuit dat via tweetalig onderwijs kinderen beter voorbereidkunnen worden op een steeds internationaler wordendesamenleving. Hij is ervan overtuigd dat de kansen voorkinderen wat betreft taalvaardigheid beter worden, als zijvroegtijdig les kunnen krijgen met Engels, Frans of Duitsals voertaal. Wij vinden het een verrijking dat met ditwetsvoorstel aandacht wordt gegeven aan het belang vanalfavakken in het onderwijs en specifiek aan het goedbeheersen van de taal. Vroegtijdig in contact komen metandere talen dan de moedertaal heeft over het algemeenpositieve effecten op taal- en andere vaardigheden. Daaris eerder ook al iets over gezegd. Dit blijkt overigens ookuit het inventariserend internationaal onderzoek van deRijksuniversiteit Groningen dat in opdracht van de staatsse-cretaris bij de pilot is uitgevoerd. Als PvdA-fractie zijn wijervan overtuigd dat aansprekende, uitdagende lesvormenhet beste naar boven kunnen halen bij kinderen én hundocenten.

Uit het wetsvoorstel en de beantwoording van vragen diezijn gesteld in de parlementaire behandeling spreekt eengroot vertrouwen van de staatssecretaris in het zelfregule-rende vermogen van het onderwijs. Op vragen over hetwetsvoorstel antwoordt de staatssecretaris dat het aan deonderwijsinstellingen zelf is om te bepalen hoe de lessenin het Engels, Frans of Duits als voertaal vormgegevenworden. Het meer ruimte geven aan onderwijsinstellingenis een van de Kamerbreed overgenomen aanbevelingenvan de parlementaire commissie-Dijsselbloem naar onder-wijsvernieuwing in 2008; de heer Bruijn verwees ernaar.Echter, een belangrijke conclusie van de commissie wasdat de overheid zich meer moet richten op haar kerntaak:het zekerstellen van de kwaliteit van het onderwijs.

Als PvdA-fractie onderschrijven wij dat ruimte bieden ommogelijkheden te benutten vertrouwen geeft en eigen ver-antwoordelijkheid uitlokt. Leren doe je immers letterlijk enfiguurlijk door vallen en opstaan. Wij onderkennen dat heteen zoektocht is om een goed evenwicht te vinden tussenverantwoordelijkheid nemen als overheid voor de kwaliteitvan het onderwijs en de ruimte voor scholen voor dedidactische en inhoudelijke invulling daarvan. Wie overigensde worsteling wil ervaren die met het zoeken van zo'nevenwicht gepaard gaat, adviseer ik de film The story ofRay Charles een keer of misschien zelfs nog een keer tebekijken. In de fase dat Ray Charles blind wordt, geeft zijnmoeder ondanks haar eigen angst en onzekerheid over wat

er gebeuren gaat hem de ruimte om zijn eigen weg te vin-den en zelfstandig te worden. Zij let op en grijpt alleen inals het niet anders kan. Zij borgde de kaders waarbinnenRay Charles zich kon ontwikkelen tot een fantastischemuzikant. Naar analogie van dit voorbeeld verwachten wijvan de staatssecretaris van Onderwijs dat hij bij de invoe-ring van meertalig basisonderwijs alert aanwezig is, volgthoe het proces loopt en zo nodig ingrijpt als de kwaliteit entoegankelijkheid van het basisonderwijs voor kinderen ingevaar komen.

In het verlengde van het voorafgaande hebben wij eenaantal vragen over de wijze waarop de staatssecretaris bijdit wetsvoorstel zijn rol gaat invullen. Onze vragen gaanover de keuze voor Engels, Frans en Duits als tweedevoertaal, over het borgen van de kwaliteit van de docenten— daar zijn al meer vragen over gesteld — over de betekenisvan de veranderingen voor kwetsbare kinderen en over heteffect van ouderlijke bijdragen op de toegankelijkheid vanhet meertalig onderwijs.

Als gekozen wordt voor meertalig onderwijs, is het logischom te kiezen voor talen waar Nederlanders veel mee temaken krijgen. Op de vraag waarom alleen gekozen wordtvoor Engels, Frans en Duits als tweede voertaal antwoordtde staatssecretaris dat dit de formele voertalen in Europazijn. Nu is de wereld groter dan Europa. Als je mondiaalkijkt, neemt de betekenis van bijvoorbeeld een taal als hetSpaans toe. Kan de staatssecretaris toelichten waarom dekeuze van de tweede taal niet overgelaten wordt aan deschool en de ouders?

Het tweede onderwerp waarover wij vragen hebben, betreftde scholing van de docenten die lessen in de tweede voer-taal gaan geven. Uit de memorie van antwoord bij hetwetsvoorstel en de beantwoording van de schriftelijke vra-gen concluderen wij dat de staatssecretaris van mening isdat docenten via bij- en nascholing zich in de tweede voer-taal moeten bekwamen. De scholing moet een plek krijgenin het professionaliseringsregister. Hoewel wij dit een primaidee vinden, is dit in onze ogen een onvoldoende garantieom de kwaliteit van de docenten te borgen. De staatssecre-taris geeft in zijn beantwoording aan dat hij vertrouwt ophet veld en niet wil voorschrijven wat de scholing moetinhouden. Dit wordt beargumenteerd door aan te gevendat dit in lijn is met de rest van het basisonderwijs. AlsPvdA-fractie vragen wij ons af of die redenering eigenlijkwel klopt. De meeste docenten in het basisonderwijs hebbende pabo gevolgd. Het curriculum van deze opleiding isafgestemd op de vakken en de lesprogramma's in het hui-dige basisonderwijs. Het geven van meertalig basisonder-wijs maakt daar nog geen onderdeel van uit.

Opvallend is verder dat in de onderzoeken waarnaar destaatssecretaris verwijst om de meerwaarde van het twee-talig onderwijs aan te tonen, altijd vooraf eisen wordengesteld aan de scholing van docenten. Ook de Groningseonderzoekers, de experts die betrokken zijn bij hun onder-zoek en ook anderen geven aan dat je alleen les moet latengeven in een andere voertaal door docenten die daarvoorgekwalificeerd zijn. Wij willen de staatssecretaris vragenwaarom hij deze adviezen niet overneemt en de borgingvan de kwaliteit van de docenten volledig overlaat aan hetveld. Wij willen de staatssecretaris bovendien vragen hoehij gaat beoordelen of scholen daadwerkelijk hun verant-woordelijkheid nemen en hoe hij zicht denkt te houden opde kwaliteit van het onderwijs in een andere voertaal. Ten

1-8-7

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 8: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

slotte willen wij de staatssecretaris vragen op welk momenten op welke wijze hij wil ingrijpen als de kwaliteit niet goedis.

Gelijke kansen in onderwijs zijn een basis voor gelijke kan-sen in de rest van het leven, zo heb ik hiervoor al betoogd.Het is te prijzen dat de staatssecretaris de mogelijkheid voortweetaligheid invoert bij zowel het regulier als het speciaalonderwijs. Scholen mogen, maar hoeven geen tweetaligonderwijs aan te bieden. Bovendien hebben zij de vrijheidom zelf te bepalen wanneer en op welke wijze les wordtgegeven in een andere voertaal. Voor ons als PvdA-fractieis het belangrijk dat tweetalig onderwijs de kansen op eensuccesvolle schoolcarrière van kwetsbare kinderen en inhet bijzonder kinderen met een taalachterstand of leermoei-lijkheden minimaal op gelijk niveau houdt. De vraag is ofin het wetsvoorstel hier voldoende garanties voor zijningebouwd.

Als PvdA-fractie vinden wij dat voorkomen moet wordendat het vroegtijdig speels kennismaken met een taal alsEngels in het onderwijs alleen voorbehouden is aan"slimme" of "rustige" kinderen. Tegelijkertijd realiseren wijons dat het in het belang van kwetsbare kinderen kan zijnom de lesstof niet extra te verzwaren met les in een anderevoertaal. De vraag is welke factoren scholen bepalend zullenlaten zijn bij hun keuze en of zij bereid en in staat zijn omextra inzet te plegen om kinderen die kwetsbaar zijn deelte laten nemen aan een les in een andere voertaal. Daarbijvragen wij ons af of wij niet sluipend het risico lopen dater een situatie ontstaat waarin kwetsbare kinderen, waaron-der kinderen met een taalachterstand of leermoeilijkheden,uiteindelijk geen gelijkwaardig curriculum meer krijgenaangeboden. Hoe denkt de staatssecretaris dat te voorko-men? Bovendien roepen wij de staatssecretaris op om watbetreft gelijke kansen voor kwetsbare kinderen de vingeraan de pols te houden. Wij vinden het van belang om deinvloed van de invoering van tweetalig onderwijs op dezekinderen te onderzoeken in de komende jaren, zodat erbeter zicht komt op de meerwaarde en de toegankelijkheidvan tweetalig onderwijs voor alle kinderen. Is de staatsse-cretaris hiertoe bereid en, zo ja, wanneer kunnen wij deresultaten van die onderzoeken ontvangen?

Onze laatste vragen hebben betrekking op de invloed vande invoering van meertalig onderwijs op de vrijwilligeouderbijdrage. De scholen krijgen vanuit het ministerie vanOCW geen extra middelen voor tweetalige onderwijs. Daaris net al over gesproken. Wel staat een aantal subsidiemo-gelijkheden open voor extra scholing van docenten en zijnmaterialen deels kosteloos beschikbaar. In reactie op vragenover de consequenties die het zal hebben voor de vrijwilligeouderbijdrage, benadrukt de staatssecretaris vooral hetvrijwillige karakter van die bijdrage. Hij verwacht op basisvan de Pilot Meertalig Primair Onderwijs dat er door deinvoering van meertalig basisonderwijs geen verschil zalontstaan op basis van sociaaleconomische achtergrondenvan de leerlingen. De pilot was echter beperkt van karakteren met tweetalig onderwijs is al meer ervaring opgedaanin het voortgezet onderwijs. Is de staatssecretaris bekendof de ouderbijdrage op tweetalige middelbare scholen hogeris dan die op andere scholen en, zo ja, of er samenhang ismet de sociaaleconomische status van de gezinnen waaruitde kinderen komen? Is de staatssecretaris bereid om deinvloed van de invoering van tweetalig onderwijs op dehoogte van de vrijwillige ouderbijdrage te monitoren? Ishij van plan om in te grijpen als het een uitsluitend effect

op kinderen uit financieel minder draagkrachtige gezinnenzou hebben?

Goed en uitdagend onderwijs is een mooie basis voor hetverdere leven. Het is onze overtuiging als PvdA dat ditwetsvoorstel daar een bijdrage aan kan leveren, mits ditonderwijs kwalitatief goed is en het voor alle kinderen inNederland mogelijk wordt gemaakt om hieraan deel tenemen. Wij zien de reactie van de staatssecretaris op onzevragen met belangstelling tegemoet.

De voorzitter:Dank u wel, mevrouw Nooren. Blijft u nog even staan. Mijnhartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Graag wilik op deze plaats nog iets over uw achtergrond schetsen.

Hoewel uw maidenspeech in de Eerste Kamer vandaag gingover het onderwijs, speelt uw loopbaan zich tot dusvervooral af in de gezondheidszorg. U hebt in die sectoropmerkelijke stappen gezet. Na uw middelbare schoolbegint u als longfunctieassistente. Na enkele jaren kiest uvoor de opleiding van ergotherapeute. U hebt dat vak tussen1986 en 1991 in Deventer en later in Haarlem uitgeoefend.Daarnaast gaat u aan de Erasmus Universiteit Rotterdambeleid en management gezondheidszorg studeren. Na uwafstuderen — ondanks uw werk binnen de "modale tijd"zoals dat tegenwoordig heet, een hele prestatie — houdtuw opleidingsinstelling u vast. U bent van 1993 tot 1997wetenschappelijk medewerker en later universitair docentaan het instituut Beleid & Management Gezondheidszorgvan de Erasmus Universiteit, toen al en nu nog steeds eentoonaangevend instituut op het terrein van beleidsonder-zoek in de gezondheidszorg, waar ook onze voormaligeondervoorzitter Kim Putters aan verbonden was en naastzijn hoofdfunctie nog steeds is.

In 1997 gaat u het beleid van de gezondheidszorg in alsbeleidsmedewerker bij de koepel van zorgverzekeraars,Zorgverzekeraars Nederland. Uw managementbekwaam-heid wordt snel ontdekt, want al gauw wordt u daar mana-ger Zorg. Zes jaar later, in 2003, komt voor u de overstapnaar de functie van directeur van de Vereniging Gehandi-captenzorg Nederland (VGN), de branchevereniging vanaanbieders van zorg en dienstverlening aan mensen meteen handicap. U vervult die functie vijf jaar om in 2008 bijeen zorginstelling aan te treden: u wordt bestuurslid enlater voorzitter van de zorginstelling Lunet zorg. Sinds 1januari 2013 bent u voorzitter van de raad van bestuur vanBartiméus — u noemde dat ook al in uw speech — eengrote organisatie die mensen met een visuele beperkingondersteunt.

U behoort in deze Kamer tot de groep mensen die wel eengrote maatschappelijke ervaring, maar geen directe ervaringals volksvertegenwoordiger meebrengt. Maar u komt weluit een politiek nest: uw vader, die in Noord-Brabant eengemengd bedrijf had van 20 hectare met koeien en varkens,was bestuurlijk actief in het CDA en heeft u voor eenbelangrijk deel uw maatschappelijke betrokkenheid meege-geven. Uw gedachtegoed is, zo hebt u zelf wel verklaard,sterk beïnvloed door de humane aspecten van het progres-sieve rooms-katholicisme uit de jaren zeventig en tachtigvan de vorige eeuw in West-Brabant. Zelf was u in uw partij,de PvdA, op de achtergrond actief: als lid van de WerkgroepPatiënt Centraal en als lid van de werkgroep Arbeid van deWiardi Beckman Stichting. Nu u sinds 9 juni 2015 deel uit-

1-8-8

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 9: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

maakt van de PvdA-fractie van de Eerste Kamer, zult uongetwijfeld ook politiek wat meer op de voorgrond gaantreden, als exponent van de reflectieve gemeenschap diewij hier met elkaar vormen.

Ik wens u alle succes met uw verdere bijdrage aan het werkvan de Kamer. Ik schors de vergadering om de collegae degelegenheid te geven om u geluk te wensen met uw mai-denspeech. Nadat ik de vergadering geschorst heb, zal iku als eerste feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik begin met mevrouw Nooren vanaf deze plekte feliciteren met haar maidenspeech. Ik kijk uit naar de veledebatten die wij samen zullen hebben.

Afgelopen week zat ik in de trein met een groep jongeda-mes. Zij bespraken veelgemaakte taalfouten, zoals "zichirriteren" in plaats van "zich ergeren". Ze klaagden over eenstudiegenoot die slecht Nederlands sprak en toch een hbo-opleiding kon doen. U kent ze wel, voorzitter, deze klachten,want ook in de politiek wordt vaak gesproken over taalach-terstand. Dit kabinet voerde er zelfs de omstreden taal- enrekentoets voor in. Niet zelden spreek ik mensen die onzelidwoorden en aanwijzend voornaamwoorden niet juistgebruiken: "de gras, deze nummer, die boek." Taal is zegmaar echt mijn ding, zegt Paulien Cornelisse. Het is prachtigzoals zij de kunst van de Nederlandse taal voor een grootpubliek helder kan maken. Helaas zijn mensen zoals zijzeldzaam aan het worden. Het spelen met woorden waseen aantal decennia geleden de kracht van cabaretiers. Zegebruikten het spel van taal in hun conferences en kregenzo menig lacher op hun hand. Ik kan de Kamer heden tendage Kees Torn van harte aanbevelen. Taal is de essentievan onze cultuur, van iedere cultuur. Typisch Nederlandszijn woorden als "lekker" en "gezellig". De rijkheid van dezetwee woorden maakt dat ze haast niet te vertalen zijn.

De Nederlandse taal lijkt ook haar beperkingen te hebben.Maar weinigen vermoeden dat het Nederlands een waardigeplek in de wereld van de taal inneemt. Het is een van de 40meest gesproken talen ter wereld, een wereld die meer dan6.000 gesproken talen kent. 23 miljoen mensen sprekenNederlands en in Europa neemt het Nederlands een achtsteplek in. Het Woordenboek der Nederlandse Taal is hetgrootste ter wereld: er staan maar liefst 400.000 woordenin. Nederlands, met recht een taal om trots op te zijn.

Taal is ook het meest krachtige instrument in de politiek.Vele kabinetten zijn meesters gebleken in het gebruik vaneufemismen. Zo gaat er geen bank failliet, maar tegenwoor-dig valt een bank om. We kennen geen armen, maar soci-aaleconomisch zwakkeren. En een ongelukkige handelingwordt gebruikt voor het toegeven van stommiteiten.Opmerkelijk is overigens dat in de 20ste eeuw het aantaleufemismen op sociaal terrein is toegenomen. Ik hoef maarte verwijzen naar het debat van vorige week, waar de heerPechtold het voornemen uitsprak om zich minder van cli-chés te bedienen. Ze zijn bekend: "wisselen", "klip-en-klaar","het is linksom of rechtsom", "met alle respect", "van tweeënéén", noem ze maar op. Eenieder die het debat heeft gemist,raad ik aan de toespraak van de heer Holdijk bij het verlaten

van deze Kamer te lezen. Een toespraak met afgewogenwoorden, ieder woord vol betekenis, kort, krachtig en wel-bespraakt. Met deze inleiding besef ik terdege dat ik nugoed op mijn woorden zal moeten letten!

De basis voor onze taal is niet alleen het taalonderwijs,maar ook het dagelijks gebruik ervan. Voertaal zorgt vooreen beter taalgebruik. Dat is precies de achterliggendegedachte van dit wetsvoorstel. Vreemde talen mogen devoertaal worden op de basisschool. Mijn fractie heeft hiergrote zorgen over. Om te beginnen baseert de staatssecre-taris zich op onderzoeken die niet eenduidig zijn. Zo blijktdat anderstalige kinderen die ondergedompeld worden intweetalig onderwijs betere resultaten behalen. Maar daarbijis niet onderzocht of dit komt doordat deze kinderen acade-misch sterker zijn dan anderstalige kinderen op het regulieronderwijs. Toen ik, op zoek naar middelbaar onderwijs voormijn jongste kind, vorig jaar de voorlichtingsavond van eentto-school bezocht, werd daar een aantal malen herhaalddat dit onderwijs wordt gekozen door kinderen die een extrauitdaging kunnen gebruiken, anders deden ze dit niet. Zostelt ook de expert Fred Genesee dat kinderen die moeitehebben met leren, zich bewijsbaar kunnen redden in twee-talig onderwijs. Maar hij zegt wel expliciet dat er nog geenonderzoek is gedaan naar kinderen met ernstige taalproble-men. Er is geen gedegen onderzoek naar het verwervenvan de Nederlandse taal tijdens tweetalig onderwijs aananderstaligen, ook niet bij kinderen met een taalachterstand.Ik wil erop wijzen dat dit niet alleen allochtone kinderenzijn, maar ook kinderen die Nederlands als moedertaalhebben. Kinderen met een taalachterstand sluiten debasisschool af met een woordenschat van 10.000 woorden,waar kinderen zonder taalachterstand er 17.000 kennen.Dat betekent dat deze kinderen al in de eigen taal moeitehebben, kennis te verwerven van de andere vakken, laatstaan in een vreemde taal. De zo belangrijke schooljaren inhet primair onderwijs worden kwetsbaar door de invoeringvan tweetalig onderwijs, zeker zolang de onderzoeken noggeen uitsluitsel kunnen geven over dit risico.

De SP-fractie heeft nog een andere zorg. Immersie- ofonderdompelingsonderwijs is een vorm van onderwijs diede voorkeur geniet van ouders die een uitdaging zoekenvoor hun kind. Er zullen scholen zijn die deze kans aangrij-pen om bij de poort te gaan selecteren. Na groep 1 en 2blijkt al snel welke leerlingen deze uitdaging met gemakwel aankunnen en welke toch maar beter met zachte handnaar een reguliere school kunnen worden verwezen. Hoewelmijn fractie zeer voor differentiatie in het basisonderwijsis, is zij niet voor differentiatie tussen scholen, maar voormaatwerk binnen de scholen. Deze ontwikkeling heeft ver-volgens niet alleen gevolgen voor het basisonderwijs, maarook voor het vervolgonderwijs. De leerlingen zullen instro-men op een divers taalniveau. Dat geeft het voortgezetonderwijs een nieuwe uitdaging, zeg maar gerust eennieuwe belasting. Op welke wijze denkt de staatssecretarisdit dan op te lossen?

Ook zien wij het risico van verhoogde vrijwillige ouderbij-dragen om docenten te kunnen aanstellen die hetimmersieonderwijs kunnen gaan geven. Sociale druk maaktdan dat een ouder die het niet kan betalen, toch tot eenandere schoolkeuze gedwongen is. Daarmee vervalt hetgelijkheidsbeginsel van ons basisonderwijs. Maar daarnaastbiedt het wetsvoorstel geen randvoorwaarde, anders dande hoeveelheid tijd waarin het immersieonderwijs magworden gegeven. Dat roept veel vragen op. Hebben we dan

1-8-9

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 10: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

straks een native speaker in de vreemde taal die Neder-landse geschiedenis gaat geven? Of hebben we pabo-docenten die de geschiedenis in de Engelse, de Duitse ofde Franse taal gaan geven?

Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie geen voorstanderis van immersie op het basisonderwijs. Dat wil niet zeggendat mijn fractie de achterliggende gedachte niet begrijpt.Op jonge leeftijd leert men makkelijker een taal, zo wordtgesteld. Klopt dat? Ik lees enkele conclusies voor van eenreview van de onderzoeksliteratuur, gedaan door de Univer-siteit van Leiden, over het effect van vroeg-Engels op debasisschool. Daarbij is gekeken naar de effecten van volledigen gedeeltelijk immersie-onderwijs en vroegtijdig taalon-derwijs. "Zowel uit onderzoek naar immersieonderwijs alsnaar regulier vvto is bekend dat bij dezelfde hoeveelheidinput leerlingen die later starten vrijwel in alle aspecten vande taalvaardigheid beter kunnen presteren dan kinderendie vroeg starten. Late starters leren sneller, omdat ze ver-der zijn in hun cognitieve ontwikkeling en ook omdat zegebruik maken van vaardigheden die ze in de eerste taalhebben ontwikkeld. Kinderen die eerder starten, prestereneven goed als en soms beter dan leerlingen die later starten,omdat ze substantieel meer input hebben gehad en zelfsdan niet altijd. Dit is in tegenspraak met wat bekend is uitonderzoek over tweetaligheid en het leren van een tweedetaal buiten de schoolcontext. Daar wordt de hypothese"jong is beter" wél bevestigd. Maar deze resultaten moetenniet zonder meer worden toegepast op het leren van eenvreemde taal in een formele onderwijssituatie, waarin dehoeveelheid en de variëteit van de input door het curriculumworden bepaald. Aan het einde van het voortgezet onder-wijs lijken vroege starters in het immersieonderwijs alleenbeter op bepaalde vormen van luistervaardigheid."

Dit is een stevige conclusie: er is nagenoeg geen voordeelvan vroegtijdig immersieonderwijs. Dat lijkt de gedachtete steunen dat die positieve resultaten eerder komen doorbegaafde kinderen die een extra uitdaging kunnen gebrui-ken dan door het immersieonderwijs zelf. Dit roept op zijnminst twijfel op over het wetsvoorstel. Is de staatssecretarisdit met mij eens? Kent hij dit onderzoek van de Universiteitvan Leiden? Wat is zijn reactie op deze bevindingen?

Zoals gezegd begrijpt mijn fractie de achterliggendegedachte. Wat mijn fractie niet begrijpt, is het daarop vol-gende argument van de staatssecretaris: "Vanwege econo-mische redenen is het beter zo snel mogelijk een vreemdetaal te leren." Hoe eerder, hoe beter, lijkt de gedachte.Minister Asscher bereidt een wet voor die het mogelijkmaakt om op de kinderopvang 50% van de tijd een vreemdetaal te spreken. Ik vraag me trouwens af hoe dat praktischgemeten gaat worden, maar daar zullen we het in het kadervan dat wetsvoorstel nog wel over hebben.

Ik citeer de staatssecretaris weer: "Dit wetsvoorstel biedtjongeren een betere kans op banen bij multinationals."Nederlanders een betere kans op banen bij multinationals.Welk probleem lossen we hiermee op, vraag ik aan destaatssecretaris. Hebben we nu een tekort aan Nederlandersdie werken bij een multinational? Als dat het doel is,waarom geven we dan geen Chinees, Arabisch, Russischof Spaans? Frans en Duits komen niet eens in de top tienvan de talen voor. Waarom heeft de staatssecretaris danniet gekozen voor een van deze talen? Het meest bevreemdtmij de onderliggende aanname dat wij het zo slecht doenmet ons vreemdetaalonderwijs. Ik hoor werkelijk mijn leven

lang in het buitenland telkens weer de verbazing over debeheersing van vreemde talen door Nederlanders. Wij lerende basis van Duits, Engels, Frans en ook Spaans. Op hetvoortgezet onderwijs biedt men vaak ook Chinees of nogandere talen aan. De Nederlander is koploper in debeheersing van vreemde talen. 75% van de Nederlanderszegt een tweede taal goed te beheersen.

Opnieuw vraag ik de staatssecretaris welk probleem wijhier oplossen. Wat is zo prangend dat we op basis vantwijfelachtige onderzoeken dit wetsvoorstel moeten door-voeren? Is ons talenonderwijs in Nederland dan zo slechtdat Nederlanders geen buitenlandse carrière kunnen krij-gen? Ik ken anders voldoende mensen die zich voor werkover de grens gevestigd hebben, overigens niet alleen inVlaanderen.

Hier ligt een wetsvoorstel dat de tweedeling in het onderwijsversterkt, onbekende effecten heeft op kinderen met eentaalachterstand, geen bewezen meerwaarde heeft en overhet geheel gezien misschien geen schade aanricht aan deNederlandse taalontwikkeling, maar zeker ook niet zorgtvoor versterking en verrijking van onze mooie taal. Als deSP-fractie de balans opmaakt, komt zij tot de conclusie dathet zeer twijfelachtig is dat dit wetsvoorstel een positievebijdrage levert. We wensen op z'n minst een langjarigonderzoek naar de hiaten in de bestaande onderzoeken.Tot die tijd is niet duidelijk dat immersieonderwijs op jongeleeftijd daadwerkelijk effectiever is dan regulier taalonder-wijs.

Omdat ik met haar begon, sluit ik ook graag af met een kortcitaat van Paulien Cornelisse. Zij beschrijft een hedendaagsgesprekje. "Helder? Ja. Nee, als ik vraag "helder?", moet jijantwoorden "helder". Oké. Helder? Helder."

Ik kijk met belangstelling uit naar de beantwoording doorde staatssecretaris.

De heer Bruijn (VVD):

Ik heb het onderzoek van de Onderwijsraad van enige tijdgeleden er nog eens bij gepakt. Wat mevrouw Gerkens zegt,klopt. De eigen ervaring van Nederlanders over hun eigentaalbeheersing is hoog. Veel respondenten geven aan datze zelf op het niveau van een vergevorderde zitten. Maarals je toetst of dat ook zo is, blijken ze vaak te zitten op hetniveau van een beginner of een gevorderde. Ander onder-zoek uit 1998 laat zien dat veel bedrijven ontevreden zijnover de beheersing van vreemde talen door Nederlandersen daarom kiezen — dus toen al — voor buitenlanders. Datgeldt zeker voor grote bedrijven en inmiddels ook voorkleine bedrijven, waarvoor taalbeheersing belangrijk is.Kleine bedrijven moeten immers steeds vaker exporterenet cetera. Doen we er niet verkeerd aan om te blijven han-gen in dat adagium dat onze taalbeheersing in Nederlandzo goed is? Volgens de Onderwijsraad is dat niet zo. Makenwe geen denkfout als we ervan uitgaan dat het wel goedzit en het vervolgens maar laten liggen?

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik ben blij dat de heer Bruijn een vraag beantwoordt die ikaan de staatssecretaris heb gesteld. Je kunt je overigensook afvragen wat dan de reden is van die onvoldoendetaalbeheersing die de Onderwijsraad constateert. Als dathet probleem is, is dit dan de oplossing? Dat is de vraag.

1-8-10

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 11: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

Het onderzoek van de universiteit van Leiden toont aan datimmersieonderwijs alleen een voordeel heeft als je meerdan 50% van de onderwijstijd immersieonderwijs geeft endaarmee vroeg start. Dan lost dit wetsvoorstel dat probleemdus niet op, want dan moet je veel eerder kijken naar demanier waarop we het onderwijs kunnen versterken op eenlatere leeftijd waarop leerlingen, naar blijkt, dit ook makkelijkleren. We hebben hier ook geen discussie over het tweetaligonderwijs op het middelbaar onderwijs, het gaat echt overde vroege starters. Hierover is gezegd dat dat geen voordeelheeft. Als de heer Bruijn zegt dat er een probleem is, wil ikdaarin best met hem meegaan. Dan denk ik echter nogsteeds dat dit niet de oplossing is.

De heer Bruijn (VVD):

Een kleine correctie. Het onderzoek van Leiden laat zien dathet voordeel beperkt is en groter wordt naarmate het per-centage wordt verhoogd. Ik heb de regering gevraagd omhet percentage te gebruiken als richtsnoer, niet als maxi-mum, en dat percentage in de toekomst misschien uit tebreiden. Ik denk dat we op één lijn zitten. Naarmate hetpercentage immersieonderwijs hoger wordt, is het voordeelgroter. Dat wijst onderzoek in Leiden ook uit, net zoals hetonderzoek van de Onderwijsraad dat eerder al uitwees.Doen we komende generaties niet tekort door het onderzoekverkeerd te citeren en te zeggen "laten we maar geenvreemdetaalonderwijs toestaan", terwijl dit al op 1.000scholen in Nederland gebeurt omdat ouders en lerarenervan overtuigd zijn, samen met de werkgevers, dat dit vooronze economie maar ook sociaal-cultureel essentieel is.

Mevrouw Gerkens (SP):

De heer Bruijn presenteert even een aantal conclusies waarik het niet allemaal mee eens ben. Het is een beetje eendrogredenering. Allereerst is de SP geen tegenstander vanvreemdetaalonderwijs. We hebben het hier overimmersieonderwijs. De heer Bruijn stelt voor om als hetkan het percentage immersieonderwijs zo snel mogelijk teverhogen. Mijn ervaring is echter dat daar waar tweetaligonderwijs wordt gegeven, meestal in de onderbouw, leer-lingen in de bovenbouw de vaktermen in het Nederlandsniet kennen. Dan komen we bij een totaal andere discussie,namelijk die over de vraag of we het Nederlands nog welals taal moeten houden of niet. De heer Bruijn is bereid omdie discussie aan te gaan. Mijn antwoord daarop is: ja, onzetaal is rijk genoeg om te behouden. We moeten daar sterken krachtig in zijn. Ik denk dus nog steeds dat dit het pro-bleem dat er volgens de heer Bruijn is, niet oplost.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Voorzitter. Allereerst feliciteer ik collega Nooren met haarmaidenspeech. Ik zie uit naar een verdere gedachtewisselingmet haar, over dit en vele andere onderwerpen.

Ik heb overwogen om mijn bijdrage voor 15% in eenvreemde taal te doen, maar ik bedacht mij toen dat dit geenbasisschool is.

In zijn boek De dingen hebben hun geheim beschrijft denatuurkundige Arie van den Beukel het Delftse huwelijk.De mannelijke techneut uit het boek hoort van zijn vrouwdat ze voor een dilemma staat. Als ze het heeft uitgelegd,

zegt hij dat het niet zo moeilijk oplosbaar is. Hij zegt: als Abeter is dan B, moet je A kiezen en als B beter is, kies je B.Zij vraagt dan: maar wat doe je als A maar een heel kleinbeetje beter is dan B? Zijn antwoord daarop luidt: dan kiesje nog steeds A. Hij voegt daaraan toe: als A en B precieseven goed zijn, dan maakt het niet uit wat je kiest; er is dusgeen dilemma. Zijn vrouw weet dat er geen speld tussente krijgen is, maar ze weet ook dat het in de werkelijkheidzo niet werkt.

Zo’n dilemma beleeft mijn fractie bij dit wetsvoorstel. Is hetinvoeren van de mogelijkheid om een klein deel van hetonderwijs aan te bieden in een vreemde taal — in de praktijkzal het met name gaan om het Engels — beter of een kleinbeetje beter dan het niet invoeren daarvan? Of is hetomgekeerd? Of maakt het niet uit? Die knoop moeten wehier doorhakken, maar we doen dat zonder in alle opzichtenhelderheid te hebben over de consequenties. Sommigecollega’s hier lijken het veel makkelijker te hebben. Voorhen is A beter dan B. Of omgekeerd. Of ten minste een kleinbeetje beter. Of het maakt niet uit. Maar net als de vrouwin het voorbeeld van Van den Beukel heb ik het gevoel dathet niet zo simpel is. Omdat we toch A of B moeten zeggen,trek ik een aantal overlappende vragen uit elkaar.

De eerste vraag is: levert het aanbieden van onderwijstijdin het Engels, het Duits of het Frans een verbetering of eenverslechtering op van de taalontwikkeling? We hebben inde schriftelijke behandeling, en ook in het debat tot nu toe,beide standpunten beargumenteerd gezien. In beidegevallen worden er onderzoeken aangedragen. Immers,ook in de wetenschap heeft elke ketter zijn of haar letter.Veel van die onderzoeken gaan niet, of maar gedeeltelijkof net niet precies over de specifieke situatie van dit wets-voorstel. Vaak zijn de uitkomsten bovendien genuanceerd.Het blijkt van diverse factoren af te hangen en te verschillentussen doelgroepen. De resultaten geven vaak wel inzicht,maar zijn statistisch niet per se doorslaggevend. Ook delopende pilot zal geen sluitend antwoord geven op dezevraag. Waarschijnlijk is het antwoord dan ook dat het nietbij voorbaat te zeggen valt of er in het algemeen sprake zalzijn van verbetering of verslechtering. Onder de juisteomstandigheden lijkt het goed uit te pakken. Onder mindergunstige omstandigheden kon het nog weleens tegenvallen.Dat is als zodanig geen reden om het niet te doen, maarmisschien wel een reden om het niet overal te doen, of inelk geval niet overal op dezelfde manier. Mijn vraag aan destaatssecretaris is dan ook of hij bij het monitoren van deontwikkelingen op dit punt wil laten nagaan wat nu preciesde leereffecten zijn, positief en negatief.

Dat leidt als vanzelf tot een tweede vraag: vergroot of ver-kleint het de tweedeling in het onderwijs? Als het van ver-schillende factoren afhangt, speelt dan bijvoorbeeld deachtergrondsituatie van leerlingen mee? Sommigen zeggendat precies kinderen met een taalachterstand in het Neder-lands het hier moeilijker mee krijgen. Anderen stellen datzij juist bij het onderwijs in het Engels opbloeien. Het lijktons toe dat er waarschijnlijk geen dwingende conclusie tetrekken valt. De tweedeling in het onderwijs hangt vooralvan andere factoren af, zoals een stimulerende omgevingin het ouderlijk huis, de mate waarin leerlingen met kennisen ideeën worden geconfronteerd, de mate waarin ze vrijzijn van belastende factoren als honger, conflicten in huis,et cetera. Daar komt nog iets bij. Zelfs als het zo zou zijndat dit wetsvoorstel vooral de getalenteerde, kansrijke kin-deren tegemoetkomt, en zelfs als er daardoor meer verschil

1-8-11

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 12: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

tussen scholen zou ontstaan, is daarmee nog niet gezegddat het een slecht voorstel is. Mijn fractie is een vurigpleitbezorger van het vergroten van kansen voor iedereenen het ruimte maken voor talent. Dat begint met gelijkekansen, zeker waar het de verantwoordelijkheid van deoverheid betreft. Dat bereik je echter niet door iedereen ingelijke mate te beperken, maar door leerlingen zo veelmogelijk ruimte te geven en door het aanbod zodanig tevergroten dat het voor elke groep of elke leerling vruchtbaaris. Als dat betekent dat er extra geld nodig is voor bepaaldeschooltypen of bepaalde groepen met bijvoorbeeld metname leerlingen uit achterstandsgebieden, dan zouden wedat graag ondersteunen. Volgens ons is er echter sprakevan een ongewenste nivellering als je het niet toelaat,omdat het voor sommige leerlingen of voor sommigescholen niet te betalen of niet te realiseren valt.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik begrijp de achterliggende gedachte van de heer Ganze-voort wel. Veel tegenstanders van dit wetsvoorstel kregentoegeworpen dat sprake is van kinnesinne en dat het kinde-ren die wel goed kunnen leren niet gegund wordt. Ik begrijpuit het betoog van de heer Ganzevoort dat hij ook voor dif-ferentiatie binnen het onderwijs is. Zouden we niet veelmeer moeten kijken naar maatwerk in het onderwijs? Danzouden we leerlingen die meer uitdaging nodig hebben,niet meer hoeven af te schepen — laat ik het zo maar noe-men — met hetzelfde soort onderwijs in een vreemde taal.Laten we er gewoon voor zorgen dat zij echt uitdagendonderwijs krijgen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik begrijp dat mevrouw Gerkens zich aangesproken voelt,want ik ging in dit stukje inderdaad onder andere tegenhaar visie in. Ik begrijp echter niet zo goed dat zij daar eenemotionele lading aan geeft. Het gaat niet om kinnesinneof wat dan ook, maar om een belangrijke vraag. Vind je datalle leerlingen op precies hetzelfde niveau onderwijs moetenkrijgen? Er is dan feitelijk sprake van een race to the bottom,want het onderwijs wordt dan gegeven op het laagstmogelijke niveau, het niveau dat overal en voor iedereenhaalbaar is. Of wil je ruimte maken voor differentiatie doordit alvast te laten doen op scholen waarvoor het op ditmoment organisatorisch en ook financieel — laten we daareerlijk over zijn — makkelijker is om het te realiseren? Ikben het natuurlijk wel helemaal met mevrouw Gerkens eensdat je graag wilt dat alle andere scholen de ruimte krijgenom tot dat hogere niveau te komen.

Mevrouw Gerkens (SP):

De tweedeling die de heer Ganzevoort hier beschrijft, isnog sterker dan die uit mijn betoog. De heer Ganzevoortzegt dat ik emotioneel reageer. Dat is interessant, want ikzeg alleen dat dit weleens wordt toegeworpen. Het gaaterom dat er binnen het basisonderwijs meer aandacht enmeer geld moet naar kinderen die meer capaciteiten hebbendan de middenmoot. Daar ben ik een vurig voorstandervan. Misschien moet daar wel meer geld naartoe dan naarkinderen die minder presteren dan de middenmoot. Ik vindhet jammer dat de heer Ganzevoort zegt dat het eenoplossing kan zijn om gewoon een paar scholen vreemde-talenonderwijs te laten geven. Ik wil namelijk dat er binnende school zelf gedifferentieerd wordt. We hebben prachtigebasisscholen. Kinderen van verschillende sociale klassen

met verschillende mogelijkheden en capaciteiten groeiendaar op. We moeten voorkomen dat er steeds meer eenonderscheid ontstaat tussen scholen waar het makkelijk isom vreemdetalenonderwijs te volgen en scholen waar datniet zo is en waar een leerling naartoe moet als het watmoeilijker gaat. Dat willen we niet. We willen toch differen-tiatie binnen de school?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Mevrouw Gerkens maakt op deze manier een beetje eenkarikatuur van de discussie. Volgens mij zijn wij het volstrekteens over het belang van verdere differentiatie binnenscholen. Daar gaat de discussie helemaal niet over. Dediscussie gaat over de vraag of wij het scholen willen ver-bieden om een deel van het onderwijs in een vreemde taalaan te bieden. Het gaat om dat punt. Haar bezwaar tegendit wetsvoorstel is niet dat scholen dit moeten gaan doen,maar dat zij dit mogen gaan doen. Dat wil zij verbieden.Dat is volgens mij een race to the bottom en dat zoudenwij niet moeten willen.

De voorzitter:Tot slot op dit punt, mevrouw Gerkens.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik vind het een fantastische manier van omdenken van deheer Ganzevoort. In onze wet staat dat wij onderwijs in hetNederlands hebben. Dat is de wet. Eigenlijk gaat deze wetdaar al tegenin, maar goed, het staat dus in de wet. Ik wilhelemaal niets verbieden. De staatssecretaris wil ietsmogelijk maken, maar mijn fractie is er niet van overtuigddat het een meerwaarde heeft voor het basisonderwijs. Datis niet bewezen. Zoals de heer Ganzevoort aan het beginvan zijn betoog prachtig zei, zijn er nog zo veel vraagtekensover welk onderzoek nu waar is of niet. Ik wijs erop dat deneveneffecten gevaarlijk zijn. Het gaat niet om het verbie-den. Het gaat om het mogelijk maken.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Men zou ook dat omdenken kunnen noemen. Bij dit wets-voorstel wil de SP-fractie het toelaten van de mogelijkheidtegenhouden. Dat is een keuze. Het zou niet de onze zijn,omdat we denken dat de verruiming en alle voordelen diedat zou kunnen hebben, ook alle aandacht verdienen. Maarde vraag blijft wel of de staatssecretaris bij de monitoringwil laten nagaan wat de factoren zijn die het leereffectpositief en negatief beïnvloeden en wat daar dan aanbeleidsadviezen zou kunnen of moeten voortvloeien.

Hiermee komen we bij de derde vraag: is er meer of mindersturing nodig voor scholen die dit willen? Sommigen vindenhet goed dat scholen zelf kunnen kiezen, rekening houdendmet eigen mogelijkheden, de leerlingenpopulatie enzo-voorts. Anderen vrezen dat de taalbeheersing van docentenonvoldoende is, dat het via de achterdeur leidt tot verhogingvan de ouderbijdrage, dat de regering naar eigen goeddun-ken het percentage kan verhogen, et cetera. Ik vat het debatmaar even samen. Bij deze vraag gaat het niet zozeer omhet ontbrekende feitelijke inzicht in hoe het zal uitpakken— dat gold meer bij de eerste twee vragen — maar vooralom de politieke afweging hoeveel vrijheid en professioneleverantwoordelijkheid scholen moeten hebben bij het orga-

1-8-12

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 13: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

niseren van hun onderwijs. En al kan men daar zeker zorgenover hebben, het is de vraag of die zorgen moeten wordengeadresseerd in wettelijke regelingen of dat een goed toe-zichtsregime daarvoor de aangewezen weg is. Op dit puntkrijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.

Mijn fractie ziet aanwijzingen dat het aanbieden van eendeel van het onderwijs in een vreemde taal ertoe kan bijdra-gen dat de taalontwikkeling van leerlingen verbetert en datdat hun internationale kansen vergroot, of het nu econo-misch, cultureel, persoonlijk of wetenschappelijk is. Mijnfractie herkent wel de risico's die door anderen wordenbenadrukt en vraagt daarom van de regering de toezeggingdat bij de monitoring gedifferentieerd inzicht wordt gegevenin de effecten voor verschillende groepen leerlingen. Wijdenken dat bij dit wetsvoorstel A waarschijnlijk in veelsituaties een beetje beter is dan B, maar wij willen wel graagdat de staatssecretaris, die zich als wethouder al inzettevoor het bestrijden van taalachterstanden bij leerlingen,goed in de gaten houdt dat de vrijheid die scholen nu krij-gen, uiteindelijk de leerlingen ten goede komt.

De heer Pijlman (D66):

Voorzitter. De positie van het Engels in onze cultuur en inons bedrijfsleven wordt steeds sterker. Het gaat hier nietalleen over het Engels, maar ook over het Duits en hetFrans, maar in werkelijkheid gaat het meer over het Engels.Het is dan ook logisch dat het onderwijs daarop reageert.Wij vinden dit wetsvoorstel, dat erop is gericht om 15% vanhet onderwijs in het Engels, Duits of Frans te geven, danook een goede stap. Daarbij geldt dat het uiteindelijk demedezeggenschapsraad van de school is die bepaalt ofmen ja of nee tegen dit type onderwijs zegt. Daar gaat eenuitvoerige discussie aan vooraf, waarbij ook ouders enleerkrachten betrokken zijn.

Deze contouren vinden wij goed, maar dat wil niet zeggendat grote zorgvuldigheid niet vereist is bij een verdereinvulling van dit wetsvoorstel. Wij steunen de versterktepositie van het Engels in het basisonderwijs. Tegelijkertijdhebben wij zorgen over de kwaliteit die wordt geleverd alser geen eisen aan de leraren worden gesteld. Eerlijk gezegdbegrijp ik niet dat de staatssecretaris zo ruimhartig is op ditpunt.

Hoelang is het geleden dat de politiek hogescholen dwongom leerlingen van mbo-3-niveau op te nemen op de peda-gogische academies? Dat was een experiment dat overigensheel snel weer werd gestaakt. Wij weten allemaal dat hetniveau van een hele generatie leraren, die nu in het basis-onderwijs lesgeven, minimaal is voorbereid op haar zwaretaak en dat er heel veel scholing en bijscholing nodig is omdie leraren bij de les te houden. Het kabinet heeft in dekwaliteit van met name de lerarenopleidingen ingegrepen.Alle waardering daarvoor. De Lerarenagenda heeft heelveel betekend voor de verbetering van de kwaliteit van depedagogische academies en van de leraren in het voortgezetonderwijs.

Bij de pedagogische academies zijn nu een rekentoets, eentaaltoets, een geschiedenistoets, een aardrijkskundetoetsen een natuurkundetoets ingevoerd, die voor een grootgedeelte ook al vooraf moeten worden afgelegd. Maar nogsteeds, ook in de nieuwe pedagogische academies, heeft

40% van de studenten, en in de grote steden zelfs meer,een mbo-achtergrond. Het Engels van die studenten is nietverder gekomen dan hun vmbo-achtergrond. Nu al zeggenwe tegen die studenten dat ze na de pedagogische acade-mie worden geacht om Engelse taal op de basisschool tekunnen geven. Weten wij hoeveel van de tijd die de peda-gogische academies in hun curriculum hebben, aan Engelswordt besteed? In totaal bestaat het curriculum van eenpedagogische academie uit 240 ECTS-credits (EuropeanCredit Transfer and Accumulation System). Daarvan zijndrie ECTS-credits bestemd voor het Engels. En van die driezijn er twee voor de didactiek en is er één voor het taalon-derwijs. Het is dus eigenlijk gewoon verwaarloosbaar. Demensen die van de verzwaarde pedagogische academies— maar het Engels is daarin dus niet meegegaan —- komen,worden geacht straks, mogelijk met enige bijscholing, dittype onderwijs te kunnen geven. Ik vind dat we dan welveel verwachten, ook al zijn er onderzoeken waarin menstelt dat het allemaal heel goed gaat.

Waarom zou je die kwaliteit niet méér waarborgen? Ookandere collega's vroegen dit. Waarom zou je geen eisenstellen aan het niveau van de leraren die op de tweetaligescholen straks die lessen gaan geven? Wij stellen allerleieisen aan de leerlingen, maar waarom geldt dat dan op ditpunt niet ook voor de docenten? Ik krijg hierop graag eenreactie van de staatssecretaris. Ik vraag daar dan bij hoe hijdie kwaliteit in de komende jaren wil waarborgen. Immers,we mogen aannemen dat deze vorm van onderwijs inomvang zal toenemen. Het echte tweetalige, Nederlands-Engelse onderwijs staat voor de deur; daar wordt nu meegeëxperimenteerd.

Ik heb nog een tweede zorg, en wel over de huidige tweeta-lige scholen, de Nederlands-Friese scholen. Ik kan wel eenstukje in de Friese taal doen, ik kin no wol wat sizze yn itFrysk. Ik zei dus dat ik het direct wel even zal vertalen.

De voorzitter:En het mag, want het is een officiële taal.

De heer Pijlman (D66):

Daarom doe ik het ook. Dat vind ik eigenlijk ook wel leuk.Ik zeg dus in het Fries: Der binne twatalige skuollen en watbinne dan de mogelijkheden foar trije taligens. De situaasjeyn Switselan leart dat dat mooglik is wannear,'t der in oaredidaktyk folge wurdt. Daar gaat het dan om de positie vanhet Italiaans en het Reto-Romaans. Der is der in soadunderfining mei trijetaligens we'rt wij fan leare kinne.]

Ik zei dus dat we de didaktiek die in Zwitserland heel erg isontwikkeld voor drietaligheid, waarbij het vaak gaat om depositie van het Italiaans of het Reto-Romaans, nodig hebbenom meertalig of Engels onderwijs ook op de huidige twee-talige scholen mogelijk te maken. Ook daarvoor is heel veelscholing nodig. Eerlijk gezegd ben ik ook niet erg onder deindruk van wat de leraren die nu op Fries-Nederlandsetweetalige scholen werken, op de pedagogische academiesaan scholing krijgen. Dat is mijns inziens minimaal.

Een derde zorg is de zorg voor de achterstandsleerling. Dieis al op meer plekken geuit. Ik denk dat we het er allemaalover eens zijn dat dit voorstel juist op achterstandsscholeneen heel goede vorm zou kunnen zijn om deze leerlingenop hetzelfde niveau te brengen of zelfs enige voorsprong

1-8-13

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 14: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

te geven. Het mag niet zo zijn dat juist achterstandsscholenstraks moeten afhaken. Om dit te kunnen doen, heb jeechter een heel specifieke vorm van didaktiek nodig. Diemoet aangeleerd worden en daar doen we heel weinig aan.Ik begrijp dat eigenlijk niet. Het kan niet zo zijn dat, als wemeertalig onderwijs steeds verder mogelijk maken, achter-standsscholen daar niet aan durven te beginnen omdat devoorbereiding voor hen te moeilijk is.

De positie van het Engels in het onderwijs wordt sterker ensterker. Dat geldt voor het hoger onderwijs: zijn er eigenlijknog masters die niet in het Engels worden aangeboden?Dat geldt in het voortgezet onderwijs, met de tweetaligescholen. Het geldt ook voor het primair onderwijs. Datbetekent ook iets voor de positie van het Nederlands alscultuurtaal. Bij de openingen in september van het acade-misch jaar was er eigenlijk nauwelijks nog Nederlands tehoren. Ik daag het kabinet uit om met een samenhangendevisie te komen op het gebruik van het Engels en de kwaliteitvan de lerarenopleiding, en daarmee op de positie van hetNederlands. Nu gaan we uit van steeds nieuwe feiten,zonder dat we die kunnen toetsen aan een samenhangendkader voor hoe we ons Nederlands ook als cultuurtaal instand willen houden.

Ik sluit af. Morgenochtend heb ik een discussie met studen-ten over de vraag: wat willen jullie, meer Engels of beteronderwijs? Ik hoop dat het antwoord is: beide.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik vind dat interessant. Ik zou best bij die discussie aanwezigwillen zijn.

De heer Pijlman (D66):

U bent van harte uitgenodigd. Een vroege trein wordt het!

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik ga bekijken of dat lukt. Het verbaast mij een beetje. Aande ene kant hoor ik de heer Pijlman de zorg uitspreken dieook bij mijn fractie leeft, namelijk dat we een completeverengelsing krijgen van onze samenleving. Inderdaad isEngels bijna de voertaal op de universiteit aan het worden.Aan de andere kant hoor ik de heer Pijlman zeggen dat hijgeen bezwaar heeft tegen de invoering van onderdompe-lingsonderwijs, terwijl we eigenlijk nog niet weten wat wewillen met onze Nederlandse taal. De heer Pijlman roeptdus wel op tot een discussie. Is die volgordelijkheid nieteen beetje vreemd?

De heer Pijlman (D66):

Ik kan mij die reactie heel goed voorstellen. Ik vind dat zelfook een worsteling. Aan de ene kant wil je de voorwaardenveel strenger maken waaronder dit onderdompelingsonder-wijs kan plaatsvinden. Ik wil ook graag dat we eens metelkaar debatteren over de positie van het Engels en hetNederlands in ons totale onderwijs. Mevrouw Gerkensbetoogde dat ook. Aan de andere kant vind ik het buitenge-woon lastig om nee te zeggen tegen een school die dit echtwil, waarvan de medezeggenschapsraad heeft gezegd datdit de toekomstvisie is en waarvan de leraren zich erachterscharen en bereid zijn om zich bij te scholen. Nogmaals,over de kwaliteit daarvan heb ik het nodige gezegd. Ik wil

dus graag dat enthousiasme ondersteunen en tegelijkertijdeen aantal kwaliteitseisen stellen.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. Ik ben heel verrast om de heer Pijlman te horendoen waar ikzelf altijd wat tegen heb opgekeken: de tweederijkstaal hier gebruiken. It hat my werklik tige goed dien datjo dat no al dien ha. Het heeft mij erg goed gedaan dat deheer Pijlman dat wél heeft gedaan. Miskien kinne we hjirmeinoch wol ris fierder.

En nu over het wetsvoorstel. Discussies over taal hebbenheel vaak een sterk emotionele toon. De gemiddeldeNederlander weet daar niet zo veel van, maar de gemid-delde Belg of de gemiddelde Fries des te meer. Bij wetge-ving is het natuurlijk zaak om het verstand te gebruiken,waarbij je overigens wel rekening moet houden metgevoelens en gevoeligheden.

In een wereld met, zeker in Europa, snel vervagende gren-zen, is het een verstandig en zinvol uitgangspunt van deEuropese Commissie dat iedere Europeaan ten minste tweevreemde talen naast zijn moedertaal zou moeten leren.Nederland doet daar eigenlijk niet heel veel aan. In datopzicht voel ik niet helemaal met mevrouw Gerkens mee.Ik denk dat op onze scholen het merendeel van de leerlingenwel Engels, maar nauwelijks meer Frans of Duits leert. DeNederlander neemt op taalgebied in het algemeen hetpragmatische standpunt in dat Engels het moderne linguafranca is, dat de hele wereld dus maar gewoon Engels moetleren en dat alles daarnaast eigenlijk overbodig is, behalvevoor hobbyisten. Engels leren is dan dus wel algemeenerkend belangrijk.

Een mens leert een taal het beste op heel jonge leeftijd.Van het begin af aan tweetalig opgroeien, blijkt in veelopzichten een voordeel te zijn. Dat geldt voor verdere taal-verwerving, maar ook in het algemeen om flexibel te kun-nen schakelen en misschien zelfs wel, zo wordt beweerd,voor het verminderen van de kans op dementie. Friesland— ik kom daar ook maar op — probeert van die wetenschapgebruik te maken ten bate van de eigen taal, door detweetalige voorschoolse kinderopvang en de drietaligebasisschool als norm te propageren. In het ideale gevalbetekent dat dat een basisschool werkt met 40% Neder-lands, 40% Fries en 20% Engels taalgebruik. Dat wordt striktgescheiden in dagdelen, om leerlingen ook duidelijk hetonderscheid te laten maken. Niet dat dit ideaal overal bereiktwordt — lang niet zelfs — maar het betekent wel dat inFriesland ook het Engels naast het Nederlands en het Friesals voertaal wordt gebruikt, nu al.

Verder schrijft de staatssecretaris zelf dat er in Nederlandwel 1.000 basisscholen zijn die aan vroeg vreemdetalenon-derwijs doen. Dat klinkt in eerste instantie als: een vreemdetaal als vak aangeboden krijgen. Maar in de begingroepenis het natuurlijk in de praktijk vaak een vorm van Engels alsvoertaal. Want lesjes leren is daar heus nog niet aan deorde. Engels als voertaal wordt dus in de Nederlandsescholen in de praktijk zo hier en daar wel gebruikt, nu al.Het is waarschijnlijk zinvol om dat te doen en om daar vroegmee te beginnen. Daar ga ik van uit na alle onderzoekendie ik gezien heb.

1-8-14

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 15: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

Friesland laat echter ook iets anders zien naast de drietaligeen op zichzelf succesvolle aanpak. Die aanpak is succesvolvoor alle drie de gebruikte talen, en ook voor knappe enminder knappe leerlingen, naar het schijnt, hoewel dekwaliteitsvraag ook daar heel duidelijk gesteld wordt: wiemoet Engels geven en kan die persoon dat wel? Die vraagis hier vanmiddag al uitgebreid aan de orde geweest inverband met het wetsvoorstel, en die ondersteun ik graag.Die vraag moet wel beantwoord worden. Friesland laatechter ook zien dat het buitengewoon moeilijk is om eentaal in stand te houden en verder te laten ontwikkelen alser daarnaast een taal wordt gebruikt die als dominant wordtervaren. De pragmatische keuze van heel velen valt dan opde dominante taal. De dominante taal begint ook hetnormgevoel aan te tasten bij diegenen die wel kiezen voorhet gebruik van de zwakkere taal. Of dat erg is, is eenkwestie van persoonlijke opvatting en van gevoel.

Daarmee komen we bij het emotionele aspect in de discus-sies over taal. Wie als ideaal heeft dat heel Europa Engelsspreekt en het liefst de diversiteit ziet verdwijnen, die hoeftzich weinig zorgen te maken. De ontwikkelingen gaannamelijk ongemerkt die kant op. Wie liever een Europa heeftmet bij iedereen voldoende kennis van het Engels en bijvoorkeur van nog een of twee vreemde talen, maar daar-naast ook en vooral kennis van de eigen taal, en wie duskiest voor de diversiteit van Europa met haar verscheiden-heid aan talen die soms al sinds de middeleeuwen gebruiktzijn als cultuurtaal, maar soms ook pas onder invloed vande negentiende-eeuwse romantiek ontwikkeld zijn tot cul-tuurtaal, moet het effect van maatregelen, juist in het pri-mair onderwijs, heel goed afwegen. Ik vind dat overhedenverantwoordelijk zijn voor de taalkeuzes van het onderwijs,en dat zij dat niet zomaar mogen overlaten aan modegrillen.Ik neem aan dat de staatssecretaris dat in principe met mijeens is. Ik vind ook dat overheden verantwoordelijk zijnvoor het garanderen van de mogelijkheden voor het gebruiken de ontwikkeling van de eigen taal of talen, en dat zijdaarvoor het onderwijs, maar ook hun eigen taalhoudingen taalgebruik moeten inzetten. Is de staatssecretaris ookdat met mij eens? Ik vind dus dat de Nederlandse overheidverantwoordelijkheid draagt voor de Friese taal — daarvoorzijn een aantal Europese verdragen ondertekend — maarook voor de Nederlandse taal. Dat zal de staatssecretaristoch ook met mij eens zijn. Nederland had net als Zwitser-land en Noord-Duitsland ervoor kunnen kiezen het Hoog-duits als cultuurtaal te gebruiken. Het heeft echter al sindsde hoge middeleeuwen de westelijke variant van hetNederduits als cultuurtaal gebruikt en vooral in de zeven-tiende eeuw verder ontwikkeld. Nederlands is immaterieelerfgoed.

En dan nu het concrete wetsvoorstel. Ik zie er geen bezwaarin om kinderen van heel jong af meertaligheid bij te bren-gen. Allereerst betekent dat trouwens respect voor demoedertaal, of dat nu Nederlands, Fries, Turks, Koerdischof Arabisch is. Dat respect voor de eigen taal van een kindis in Nederland niet altijd aanwezig en is ook in kringen vande regering zeker niet altijd aanwezig geweest. Onderdom-peling in het Engels naast het gebruik van Nederlands pastbij de uitgangspunten en helpt om ook het Engels op hoogniveau te kunnen internaliseren. Daar moet echter wel eengrens aan gesteld worden. Als het aandeel Engels alsomgangstaal in de scholen te groot wordt, bijvoorbeeld40% tot 50%, dan zal blijken — daar ben ik van overtuigd— dat het Engels de dominante taal wordt en dat hetNederlands als zwakke taal zijn functie als cultuurtaal in alledomeinen snel zal verliezen, en daarmee ook de daarop

toegesneden uitdrukkingsmogelijkheden zal verliezen. Datproces lijkt in de wetenschappelijke wereld al heel vergevorderd. Die eigen uitdrukkingsmogelijkheden zullen nogveel sterker worden beperkt als wij al in het primair onder-wijs diverse vakken alleen in het Engels en met de Engelseterminologie gaan onderwijzen. Kan de staatssecretaris datook met mij eens zijn? Het effect van een dominante, sterketaal die gebruikt wordt naast een zwakkere taal, is heelgroot. Dat zien wij op veel plaatsen in de wereld.

Mijn conclusie zal duidelijk zijn. Het principe van onderdom-peling van jonge kinderen in een andere taal kan primawerken en is aan te bevelen. Dat daarvoor ruimte wordtgegeven in de wet heeft dan ook mijn steun. Ik wil echtergeen carte blanche geven voor een vervanging van hetverplichte gebruik van Nederlands of Fries door gebruikvan Engels in een op termijn onbegrensde omvang. Eenvoertaal van 15% Engels, Frans of Duits, zoals nu als maxi-mum in de AMvB staat, levert bij mij geen bezwaar op. Omde regering echter de mogelijkheid te geven om per AMvBdat percentage onbegrensd te verhogen, lijkt mij onverant-woord. Vind de staatssecretaris ook niet dat er een duide-lijke bovengrens in de wet gesteld moet worden, om daar-mee als overheid verantwoordelijkheid voor de eigen taalte kunnen blijven dragen?

De heer Bruijn (VVD):

Ik kan grotendeels meegaan met uw pleidooi, maar uit hetLeidse onderzoek, waaruit al veelvuldig geciteerd is, blijktdat leerlingen in programma's waarin voor 50% tot 100%van de tijd les wordt gegeven in een vreemde taal, in hetbegin wel een tijdelijke terugval in de prestaties van demoedertaal hebben, maar daarna helemaal niet meer. Devraag is dus of we bang moeten zijn voor een mogelijkeophoging in de toekomst. Daarnaast kunnen we misschiennog praten over het voorhangen van de AMvB hier.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Tot nu toe wordt het Engels op betrekkelijk kleine schaal inde maatschappij gebruikt, een maatschappij die verder inhoofdzaak nog helemaal Nederlandstalig is. Als wij onzeprimaire scholen omvormen tot scholen waar 50% van detijd in het Engels lesgegeven wordt, dan is daarmee de helemaatschappelijke taalsituatie totaal gewijzigd. Ik ben erinderdaad van overtuigd dat er dan voor het Nederlandseen positie ontstaat als minderheidstaal, de zwakkere taal.Het Engels is dominant in de wereld en wordt door heelveel mensen als belangrijker, en dus zinvoller om tegebruiken en te leren, ervaren. Als wij hiervoor kiezen, denkik dat wij daarnaartoe gaan. Ik ken de situatie vanuit mijneigen heitelân. Ik denk dat op den duur de situatie inNederland niet veel anders zal worden.

De heer Kops (PVV):

Voorzitter. Een deel van de onderwijstijd in het basisonder-wijs moet dus ook gegeven kunnen worden in het Engels,Duits of Frans; daar gaat het hier om. Laat ik beginnen metde achtergrond van het wetsvoorstel. In de memorie vantoelichting schrijft de staatssecretaris het volgende. "Er isgekozen voor Engels omdat Engels de lingua franca is inde internationale samenleving en dus cruciaal is voor onzecontacten met anderstaligen. Engels, Duits en Frans zijndaarnaast de drie officiële werktalen van de Europese Unie

1-8-15

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 16: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

en daarmee is het relevant één of meerdere van deze talengoed te beheersen." De EU hanteert zogeheten meertalig-heidsdoelen. Een daarvan is dat elke Europeaan naast deeigen moedertaal ook twee andere talen zou moeten spre-ken. De heer Ten Hoeve heeft daar ook al aan gerefereerd.Al in 2002 had de Europese Commissie het daarover. Toenschreef zij in een actieplan dat alle leerlingen moeten wor-den aangemoedigd om, naast hun moedertaal, minimaaltwee Europese talen te leren. In dit kader wil de PVV-fractiede staatssecretaris vragen in hoeverre die meertaligheids-doelen van de Europese Unie hebben bijgedragen aan detotstandkoming van dit wetsvoorstel. Acht de staatssecre-taris het wetsvoorstel werkelijk een goed idee en goed uit-voerbaar, of is het toch merendeels een product van dewensen uit Brussel?

Het deel van de onderwijstijd dat scholen naast het Neder-lands, of het Fries in Friesland, in het Engels, Duits of Fransmogen geven, wordt door de staatssecretaris vastgesteldin procenten in een Algemene Maatregel van Bestuur. Ineerste instantie zal dat maximaal 15% zijn. Dat is een per-centage dat voortkomt uit een advies van de Onderwijsraaden uit het proefproject 15% vroeg vreemdetalenonderwijs.Waarom is er voor een AMvB gekozen? Betekent dit dat destaatssecretaris dit percentage wanneer hij maar wil naarbelieven kan aanpassen? Ik heb immers begrepen dat deKamer over een aanpassing van het percentage slechtsgeïnformeerd zal worden. Wat zijn de verwachtingen vande staatssecretaris? Verwacht hij dat dit percentage gaatstijgen, en hoeveel dan? Is het ook mogelijk dat dit in detoekomst gaat dalen? Met andere woorden, wanneer en opbasis waarvan zal de staatssecretaris beslissen dat percen-tage aan te passen?

Met het leren van vreemde talen is uiteraard niets mis.Sterker nog, het valt juist aan te moedigen. Naast vakkenals aardrijkskunde, rekenen en geschiedenis is ook taal vangrote waarde. De PVV is wel van mening dat het Nederlandsals dominante taal hier in Nederland niet verdrongen magworden. Die positie als dominante taal moet overeind blij-ven. Het Engels is echter wereldwijd een dominante taalaan het worden, of wellicht is het dat ondertussen al.Meertalig onderwijs, of anders gezegd, de verengelsingvan het onderwijs waar dit in de praktijk toch op neerkomt,zal dat alleen maar in de hand werken. Uit experimenten isbovendien gebleken dat, als men met meertalig onderwijsbegint, al snel de wens opkomt om het onderwijs volledigen alleen in die vreemde taal te geven, zeker als het eendominante vreemde taal betreft zoals het Engels. Als wedat laten gebeuren, als die ontwikkeling doorgaat, wordthet Nederlands feitelijk gedegradeerd tot een taal die alleennog maar aan de keukentafel gesproken wordt.

Laten wij ter illustratie even naar Vlaanderen kijken. Daarheeft men ervaring met een taalstrijd. Een van de negatieveeffecten van meertalig onderwijs in Vlaanderen is de vreesvoor een nieuwe duale samenleving. België, Vlaanderen,heeft ervaring met een dergelijke duale samenleving enmisschien bestaat die nog steeds. Dat zou kunnen. In iedergeval doel ik daarmee op een samenleving waarin de elitehet chique Frans spreekt en de gewone burger zich moetredden in het simpele Nederlands. De verdere verengelsingvan het onderwijs gaat ervoor zorgen dat het Engels uitein-delijk de taal van de elite wordt en het Nederlands de taalvan de straat.

Wij hebben het hier bovendien over leerlingen, over kinde-ren, die uiteraard nog lang niet uitgeleerd zijn wat betrefthet Nederlands. Je zou zelfs kunnen zeggen dat zij nog inde beginfase zitten. Je kunt je überhaupt afvragen of iemandooit uitgeleerd raakt op het vlak van de moedertaal of dedominante taal van het land waarin hij leeft.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Wij kennen de heer Kops als een welbespraakt man.

De heer Kops (PVV):

Dank u.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik vraag hem naar de straattaal. Is hij zich ervan bewusthoeveel Engels jongeren in de straattaal gebruiken? Mis-schien is het weleens aardig om daarnaar te luisteren.

De heer Kops (PVV):

Dat zal ik doen. Dank u wel.

Ik zei al dat je je kunt afvragen of je überhaupt ooit uitge-leerd raakt wat betreft je moedertaal of de dominante taalvan het land waarin je leeft. Leerlingen, kinderen, dienenin de eerste plaats het Nederlands te ontwikkelen. Daarmoet voldoende tijd en energie in gestoken worden, wantin het algemeen is de beheersing van het Nederlands nietal te best. In het hoger onderwijs en het wetenschappelijkonderwijs blijken de studenten relatief veel taalfouten temaken. In het hbo maken studenten gemiddeld 81 taalfou-ten per volgeschreven A4'tje en in het wetenschappelijkonderwijs is dat gemiddeld de helft. Dat zijn grote aantallen.

Waarom zeg ik dat? Als zelfs dergelijke studenten, dus oplatere leeftijd, al zo veel fouten maken en het Nederlandszo slecht beheersen, is het dan verstandig om in het basis-onderwijs, op relatief vroege leeftijd dus, de aandacht aldeels te verleggen naar het leren van vreemde talen doormiddel van meertalig onderwijs? Denkt de staatssecretarisniet dat het meertalig onderwijs ten koste zal gaan van denoodzakelijke aandacht die naar het leren van het Neder-lands behoort uit te gaan?

Afgezien daarvan rijst natuurlijk de vraag hoe het eigenlijkzit met de leerkrachten. Zij moeten uiteindelijk de lessengaan geven. Zij staan voor de klas. Ik noem maar wat:aardrijkskunde in het Engels, geschiedenis in het Duits,rekenen in het Frans. Met alle respect, maar gaat dit deleerkrachten lukken? Uit onderzoek van maart 2015 van deonderwijsinspectie blijkt dat het niveau en de kwaliteit vande pabo weliswaar verbeteren, maar nog verre van perfectzijn. Een op de vijf afgestudeerden van de pabo geeft aanontevreden tot zeer ontevreden te zijn over de kwaliteit vande opleiding. Een derde van de afgestudeerden stelt dat deopleiding hen niet in staat heeft gesteld om zich voldoendeop de beroepspraktijk voor te bereiden. Zij vinden hetbovendien lastig om passende zorg te bieden aan leerlingenen om lessen af te stemmen op leerlingen met een achter-stand of mogelijk een voorsprong. Wat vindt de staatssecre-taris hiervan? Want uiteindelijk zullen deze afgestudeerdenvoor de klas gaan staan. Hoe ziet de staatssecretaris voorzich dat een deel van deze afgestudeerden uiteindelijk ook,mogelijk, les moet gaan geven in het Engels, Duits of Frans?

1-8-16

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer

Page 17: Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal · 9/22/2015  · Franse taal Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en

Het aantal pabostudenten neemt bovendien drastisch af.Dit jaar zijn er 30% minder aanmeldingen dan vorig jaar,dus het aantal afgestudeerde leerkrachten uit deze nieuwelichting neemt af. Klaarblijkelijk neemt ook de motivatie omvoor de klas te staan af en dat terwijl er allesbehalve eenoverschot is aan leerkrachten.

Hoe ziet de staatssecretaris, dit alles overziende, het meer-talig onderwijs concreet in de praktijk voor zich? Zijn ervoldoende leerkrachten? Gaat dit lukken? Moeten de leer-krachten nog een taalcursus Engels, Duits of Frans volgenof wordt er misschien een soort taalcursus geïntegreerd inde opleiding op de pabo? Hoe ziet de staatssecretaris ditvoor zich?

De PVV is, zoals duidelijk mag zijn, kritisch over dit wets-voorstel. De aandacht dient, vooral in het basisonderwijs,in beginsel uit te gaan naar het leren en beheersen van hetNederlands, naar onze prachtige Nederlandse taal. Dichteren universitair docent Piet Gerbrandy zegt: "Wie in ons landop het hoogste niveau wil meedraaien, zowel in de weten-schap als op maatschappelijke posities, dient zich in deallereerste plaats toe te leggen op een volkomen beheersingvan het Nederlands." Gerbrandy heeft ervoor gepleit omde opmars van het Engels in het wetenschappelijk onderwijste stuiten en het Nederlands te behouden. Wij moeten dezeopmars in het primair onderwijs ook stuiten.

Ik sluit af, voorzitter, en dan zeg ik nog even kort tegen alleburgers van Nederland: teken vooral op teken.geenpeil.nl.

De voorzitter:Nee, mijnheer Kops, dit is buiten de orde. Mag ik nogmaalsnaar voren brengen dat mededelingen of oproepen diebuiten de orde zijn, hier niet getolereerd kunnen worden?Ik kijk daarbij naar de fractievoorzitter van de PVV, want ditis de tweede keer vandaag. Ik reken erop dat zij de boel eenbeetje in de gaten houdt wat dat betreft.

Ik stel vast dat geen van de leden nog het woord wenst ineerste termijn.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:Ik schors de vergadering in afwachting van de staatssecre-taris van Infrastructuur en Milieu.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

1-8-17

22 september 2015

EK 1 Herdruk

Onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse

taalEerste Kamer