OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V....

29
OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936 HD te Farmsum (gemeente Delfzijl) Groningen, 15 mei 2012 Nr. 2012-21.794/20, MV Zaaknummer 380871

Transcript of OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V....

Page 1: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

OMGEVINGSVERGUNNING

verleend aan

North Water Afvalwater B.V.

voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI)

Locatie: Schakelweg 2, 9936 HD te Farmsum (gemeente Delfzijl)

Groningen, 15 mei 2012 Nr. 2012-21.794/20, MV Zaaknummer 380871

Page 2: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

Inhoudsopgave 1. OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT 5

1.1 Onderwerp 5 1.2 Besluit 5 1.3 Ondertekening en verzending 5

2. OMGEVINGSVERGUNNING PROCEDUREEL 7

2.1 Procedure (uitgebreid) en zienswijzen 7 2.2 Projectbeschrijving 7 2.3 Huidige vergunningsituatie 7 2.4 Bevoegd gezag 7 2.5 Ontvankelijkheid en opschorting procedure 8 2.6 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) 8 2.7 Coördinatie en adviezen 8 2.8 Zienswijzen 8

3. IN WERKING HEBBEN VAN EEN INRICHTING 9

3.1 Inleiding 9 3.2 Toetsing revisie 9 3.3 Conclusie 10 3.4 Beste beschikbare technieken 10

3.4.1 Inleiding 10 3.4.2 Toetsing 10 3.4.3 Conclusie 10

3.5 Activiteitenbesluit 10 3.5.1 GPBV-installaties 10

3.6 Nationale milieubeleidsplannen 10 3.7 Provinciaal Omgevingsplan (POP) 11 3.8 Milieuzorg 11 3.9 Doelmatig beheer van afvalstoffen - minimumstandaard LAP 11

3.9.1 Algemeen 11 3.9.2 Afvalwater dat per as wordt aangevoerd 11 3.9.3 Spuislib 12 3.9.4 Mengen van afvalstoffen 12 3.9.5 AV-beleid en AO/IC 12 3.9.6 Wijzigingen in het AV-beleid en/of de AO/IC 13 3.9.7 Conclusie 13

3.10 Afvalwater 13 3.11 Geur 13

3.11.1 Landelijk beleid 13 3.11.2 Toetsingskader 13 3.11.3 Bijzondere regeling geur 13

3.12 Luchtkwaliteit 14 3.13 Geluid 14

3.13.1 Akoestisch onderzoek 14 3.13.2 Geluidsgevoelige objecten 14 3.13.3 Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau 14 3.13.4 Zonetoets 15 3.13.5 Maximale geluidsniveaus 15

Page 3: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

3.13.6 Conclusie 15 3.14 Bodem 15

3.14.1 Het kader voor de bescherming van de bodem 15 3.14.2 Beoordeling en conclusie 15 3.14.3 Bodembelastingonderzoek 16

3.15 Energie 16 3.16 Externe veiligheid 16 3.17 Overige aspecten 16

3.17.1 Strijd met andere wetten en algemene regels 16 3.17.2 PRTR-verslag 17 3.17.3 Maatregelen in bijzondere omstandigheden 17

3.18 Integrale afweging 17

VOORSCHRIFTEN 18

BIJLAGE 1 : BEGRIPPEN 28

pagina 4 van 30

Page 4: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN Groningen, 15 mei 2012 Nr. 2012-21.794/20, MV

Verzonden: 2 ^ f ^ ^ l 2012

Beschikken hierbij op de aanvraag van North Water Afvalwater B.V. (hierna: NWA) om een omgevingsvergunning op grond van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht voor het zuiveren van zout afvalwater.

1. OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT

1.1 Onderwerp Gedeputeerde Staten hebben op 1 april 2011 een aanvraag voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende, omgevingsvergunning ontvangen van NWA. Het betreft een inrichting voor het zuiveren van zout afvalwater gelegen aan de Schakelweg 2 te Farmsum (gemeente Delfzijl). De aanvraag is geregistreerd onder nummer 108731. De aanvraag is op 27 oktober 2011 aangevuld met een aangepast acceptatie protocol. Concreet wordt verzocht om een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, onder e en ex artikel 2.6 van de Wabo (nieuwe, de gehele inrichting omvattende omgevingsvergunning).

1.2 Besluit Gedeputeerde Staten besluiten, gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de omgevingsvergunning te verlenen voor het zuiveren van zout afvalwater. De vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. De volgende aanvraagbescheiden maken onderdeel uit van deze vergunning:

bijlage VI van de aanvraag (akoestisch onderzoek); bijlage VIII van de aanvraag (het acceptatieprotocol dat op 27 oktober 2011 is ingediend).

Aan deze vergunning zijn de bijgevoegde voorschriften verbonden.

1.3 Ondertekening en verzending Groningen, 15 mei 2012.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

, voorzitter.

, secretaris.

pagina 5 van 30

Page 5: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

Deze beslissing is namens Gedeputeerde Staten genomen door het lid van Gedeputeerde Staten dat het onderwerp in portefeuille heeft.

2 1 MFI 2012 Verzonden op: Een exemplaar van dit besluit is gezonden aan:

het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl het Dagelijks bestuur van het Waterschap Hunze en Aa's Rijkswaterstaat de Waterdienst

pagina 6 van 30

Page 6: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

2. OMGEVINGSVERGUNNING PROCEDUREEL

2.1 Procedure (uitgebreid) en zienswijzen Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich niet voordoet hebben wij geen kennis gegeven van de aanvraag in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Wij hebben op 11 mei 2011 de ontvangst van de aanvraag bevestigd aan de aanvrager. Daarnaast zijn de adviseurs in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het ontwerpbesluit. Een (kopie van de) aanvraag is op 11 mei 2011 naar de gemeente Delfzijl, het waterschap Noorderzijlvest en Rijkswaterstaat gezonden. Het ontwerpbesluit is, tezamen met de aanvraag en de overige van belang zijnde stukken, waaronder het informatieblad, ter inzage gelegd in de gemeente Delfzijl en op het provinciehuis van 15 februari tot en met 27 maart 2012. Dit is bekend gemaakt door het plaatsen van een kennisgeving in het Dagblad van het Noorden van 11 februari 2012, de Staatscourant van 15 februari 2012 alsmede op de website van de provincie Groningen. Naar aanleiding van de ontwerpbeschikking zijn zienswijzen ingebracht door de heer R. Cornips, namens NWA. Deze zienswijzen worden behandeld in paragraaf 2.8 van deze beschikking. Van de terinzagelegging van het besluit van 29 mei tot en met 10 juli 2012 en de mogelijkheid tot het indienen van beroep is mededeling gedaan in het Dagblad van het Noorden van 26 mei 2012 en de Staatscourant van 25 mei 2012. Een exemplaar van het besluit is verzonden aan de aanvrager en aan de betrokken adviseurs.

2.2 Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is een zoute afvalwaterzuiveringsinstallatie (ZAWZI) voor zout afvalwater afkomstig van bedrijven op het bedrijvenpark Oosterhorn te Farmsum. Daarnaast wordt zout afvalwater per as aangevoerd. De ZAWZI bestaat o.a. uit een roostergoedverwijdering, egalisatiebuffertank, beluchtingstank, nabezinktank, bandindikker en slibbuffer. Daarnaast vind opslag van verschillende hulpstoffen plaats, waarvan sommige gevaarlijk. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten:

het reinigen van afvalwater (categorie 27.1); het microbiologisch omzetten van "van buiten de inrichting afkomstige bedrijfsafvalstoffen" met een capaciteit ten aanzien daarvan van 15.000.000 kg per jaar of meer (categorie 28.4, lid c onder 1°); de opslag van gevaarlijke stoffen (categorie 4.1, lid a).

2.3 Huidige vergunningsituatie Op 12 december 2007 hebben Burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl aan NWA een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm), verleend voor een inrichting voor het zuiveren van zout afvalwater, gelegen aan de Schakel weg 2 te Farmsum (gemeente Delfzijl). Tegelijkertijd is door Rijkswaterstaat Noord op 12 december 2007 een Wvo-vergunning (nu: Watervergunning) verleend voor het lozen van effluent op het Zeehavenkanaal. Deze Watervergunning is op 11 mei 2011 en 25 oktober 2011 ambtshalve aangepast voor wat betreft het termijn waarbinnen is toegestaan te lozen binnen de randvoorwaarden in fase 2, zoals genoemd in artikel 4 van de lozingsvergunning van 12 december 2007.

2.4 Bevoegd gezag Naast het zuiveren van zout afvalwater dat via het riool wordt aangevoerd is NWA van plan meer dan 50 ton afvalwater per dag te zuiveren dat per as wordt aangevoerd. Deze (nieuwe) activiteit wordt genoemd in categorie 28.4, lid c onder 1° van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en paragraaf 5.3 van de IPPC. Door (het aanvragen van) het zuiveren van meer dan 50 ton zout afvalwater per dag dat per as wordt aangevoerd, is er sprake van een IPPC inrichting waarvoor Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen het bevoegd gezag zijn om te beslissen op de aanvraag om een nieuwe, de gehele inrichting omvattende, omgevingsvergunning.

pagina 7 van 30

Page 7: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

2.5 Ontvankelijkheid en opschorting procedure Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor een geharmoniseerde regeling van de indieningsvereisten. Dit betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag om een omgevingsvergunning moeten worden overlegd om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor, met een nadere uitwerking in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen.

2.6 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) Uit artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit dat op inrichtingen waar een installatie aanwezig is als bedoeld in bijlage 1 van de EG-richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gpbv-installatie), het Activiteitenbesluit niet van toepassing is. Bij de ZAWZI van NWA is een dergelijke installatie aanwezig, zodat het Activiteitenbesluit niet van toepassing is.

2.7 Coördinatie en adviezen Met deze aanvraag is op 21 februari 2011 tevens een aanvraag ingevolge de Waterwet ingediend bij Rijkswaterstaat. Het college van Gedeputeerde Staten belast zich, ingevolge art. 3.16 Wabo en artikel 6.27 Waterwet, met de gecoördineerde afhandeling van de procedure. Met het oog op de onderlinge samenhang van de beschikkingen heeft door middel van ambtelijk overleg tussen de provincie Groningen en Rijkswaterstaat, een inhoudelijke afstemming plaatsgevonden tussen deze Omgevingvergunning en de Watervergunning. Hierbij is het voorgeschreven AV-beleid en AO/IC en de periode dat de geregistreerde gegevens moeten worden bewaard, op elkaar afgestemd. De gemeente Delfzijl heeft op 10 januari 2012 een advies ingediend met betrekking tot de plattegrondtekening van de inrichting. Op deze tekening staat een mogelijk toekomstige buffertank. De gemeente adviseert deze tank van de tekening te verwijderen. Wij hebben dit advies niet gevolgd omdat in de aanvraag duidelijk is aangegeven dat de met stippellijn getekende buffertank geen onderdeel uitmaakt van de aanvraag. Er is daardoor geen reden de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren.

2.8 Zienswijzen Naar aanleiding van de ontwerpbeschikking zijn zienswijzen ingebracht door de heer R. Cornips, namens NWA. De zienswijzen zijn hieronder samengevat en voorzien van een reactie.

Zienswijze 1: De tenaamstelling in de ontwerp Omgevingsvergunning is anders dan in de Watervergunning.

Reactie: In de Omgevingsvergunning is North Water vervangen door North Water Afvalwater B. V. of NWA.

Zienswijze 2: In voorschrift 2.4.3 staat dat ten behoeve van de registratie van hoeveelheden op de inrichting een weegvoorziening aanwezig moet zijn. Dit is volgens NWA niet de huidige praktijk. De ontdoener van het afvalwater is verantwoordelijk voor de weging en levert de specificaties van de weging in bij NWA.

Reactie: Een weegbrug is voorgeschreven om de hoeveelheid afvalwater dat per as wordt aangevoerd te kunnen bepalen en registreren (voorschrift 2.4.2). NWA heeft in een toelichting aangegeven dat het afvalwater dat per as wordt aangevoerd, afkomstig is van bedrijven (ESD en E-on) die in het bezit zijn van een weegbrug en dat het afvalwater van deze bedrijven alleen wordt geaccepteerd als de vracht vergezeld gaat met een met een vrachtbrief en weegbrief. Hiermee is een Juiste registratie van het per as aangevoerde afvalwater voldoende gewaarborgd. De zienswijze is gegrond. Voorschrift 2.4.3 is zodanig aangepast dat er geen weegbrug binnen de inrichting aanwezig hoeft te zijn.

Zienswijze 3: In voorschrift 3.2 is vermeld welke maatregelen en voorzieningen moeten worden getroffen om bodemverontreiniging te voorkomen. Hierbij is onvoldoende rekening gehouden met het feit dat de tanks altijd in gebruik zijn en het uit bedrijf halen van de zuivering betekent dat de op de ZAWZI aangesloten bedrijven ongezuiverd afvalwater op het oppervlaktewater lozen.

pagina 8 van 30

Page 8: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

Daarnaast is NWA van mening dat de kosten voor grondwatermonitoring niet opwegen tegen de toegevoegde waarde ten opzichte van visuele controle. NWA moet het terrein schoon opleveren na beëindiging van de zuiveringswerkzaamheden en is van mening dat hiermee de zorgplicht voldoende is geborgd.

Reactie: Wij zijn ons bewust van de consequenties van het uit bedrijf halen van de ZA WZI en hebben daarom geen maatregelen of voorzieningen voorgeschreven die er toe leiden dat de zuivering uit bedrijf moet worden genomen. In voorschrift 3.2.5 staat dat tijdens groot onderhoud, maar minimaal één keer in de 15 jaar, de dilatatievoegen en onderlinge overgangen van bassins, tanks en leidingen visueel moeten worden geïnspecteerd en dat CUR/PBV-A44 daarbij als leidraad dient te worden gebruikt. Deze controle kan ons inziens plaatsvinden zonder dat de gehele zuivering uit bedrijf wordt gehaald. Grondwatermonitoring is voorgeschreven om een aanvaardbaar bodemrisico te bereiken. Om onredelijke hoge kosten te voorkomen is - overeenkomstig het STOWA-rapport 2010-04 'Bodembescherming op rwzi's' - een minder verdicht grondwaterwoniitoringsysteem voorgeschreven dan op grond van deel B I van de NRB2003 zou moeten worden voorgeschreven. De verplichting om het terrein schoon op te leveren na beëindiging van de activiteiten ontslaat een bedrijf niet van de verplichting om zodanige maatregelen te treffen dat het bodemrisico van de potentieel bodembedreigende activiteiten aanvaardbaar zijn. De zienswijze is ongegrond.

Zienswijze 4: Volgens NWA is het niet nodig om de pH, temperatuur en geleidbaarheid van het percolatiewater van de lavafilters continu te meten en verzoekt voorschrift 6.1.2 op dit punt aan te passen.

Reactie: Uit een toelichting van NWA blijkt dat de pH, temperatuur en geleidbaarheid van het percolatiewater van de lavafilters niet continu of dagelijks hoeft te worden gemeten om de goede werking van de lavafilters te garanderen. De zienswijze is gegrond. Het voorschrift is aangepast:

Zienswijze 5: Het is volgens NWA niet duidelijk of er een verschil is tussen geureenheden en odour units. Reactie: 1 odour unit = 2 geureenheden. Voor de duidelijkheid is het begrip "odour unit'toegevoegd

aan de begrippenlijst.

3. IN WERKING HEBBEN VAN EEN INRICHTING

3.1 Inleiding De aanvraag heeft betrekking op het veranderen van de werking van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e en art. 2.6 van de Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden.

3.2 Toetsing revisie Gelet op artikel 2.14, lid 1 onder a Wabo hebben wij de volgende aspecten betrokken bij de beslissing op de aanvraag:

pagina 9 van 30

Page 9: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken; de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting kan veroorzaken, mede gezien de technische kenmerken en de geografische ligging daarvan; de met betrekking tot de inrichting en het gebied waar de inrichting zal zijn of is gelegen, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu; de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen; het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting drijft, met betrekking tot de inrichting toepast, alsmede het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting voert.

Wij beperken ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed (kunnen) zijn.

3.3 Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het in werking hebben van een ZAWZI zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. In deze beschikking zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen.

3.4 Beste beschikbare technieken 3.4.1 Inleiding De inrichting dient ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken (BBT) toe te passen. Bij de bepaling van BBT moeten wij in zijn algemeenheid de in de artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht vermelde aspecten betrekken, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. In het bijzonder moeten wij bij de bepaling van BBT rekening houden met in bijlage 1 van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) aanwezen BBT-documenten. Voor gpbv-installaties moet in ieder geval rekening worden gehouden met de in tabel 1 van bijlage 1 van de in de (Mor) opgenomen informatiebronnen. Met de in tabel 2 van de bij deze regeling behorende bijlage opgenomen documenten moet rekening worden gehouden, voor zover deze betrekking hebben op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting. 3.4.2 Toetsing Voor de inrichting is een BREF beschikbaar waaraan wij de aangevraagde activiteiten kunnen toetsen. Aan de volgende BREF's is getoetst:

BREF afvalbehandeling (Waste treatment); BREF afgas- en afvalwaterbehandeling (Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical dector).

3.4.3 Conclusie De inrichting voldoet - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - aan de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, geluidemissies, afvalpreventie, externe veiligheid en energiebesparing. Voor de overwegingen per milieuthema wordt verwezen naar de desbetreffende paragraaf.

3.5 Activiteitenbesluit 3.5.1 GPBV-installaties Omdat de aanvraag een gpbv-installatie betreft, is het activiteitenbesluit slechts van toepassing voor zover het gaat om onderdelen uit het Besluit voorzieningen en installaties en/of het Besluit opslaan in ondergrondse tanks (BOOT). Beide besluiten zijn overgegaan in het Activiteitenbesluit zodat er overgangsrecht moet zijn. Het bevoegd gezag heeft vijfjaar de tijd om de specifieke voorschriften op te nemen in de milieuvergunning.

3.6 Nationale milieubeleidsplannen Het algemene Rijksbeleid met betrekking tot het milieu is vastgelegd in de Nationale Milieubeleidsplannen (NMP's). In het NMP zijn geen direct werkende bepalingen of beperkingen opgenomen voor het verlenen van milieuvergunningen. Wel zijn onder andere landelijke doelstellingen geformuleerd voor de emissies van NOx, SO2 en VOS. Wij zijn van mening dat de werkwijze van de vergunninghouder niet in strijd is met de NMP's.

pagina 10 van 30

Page 10: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

3.7 Provinciaal Omgevingsplan (POP) Het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen is opgenomen in het ontwerp van het Provinciaal Omgevingsplan Groningen 2009-2013 (POP) dat Provinciale Staten van Groningen op 17 juni 2009 hebben vastgesteld. Het plan bevat ten aanzien van de activiteiten waarvoor vergunning wordt gevraagd en de milieuaspecten die hierbij aan de orde zijn, geen concrete beleidsbeslissingen.

3.8 Milieuzorg in het huidige milieubeleid wordt de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voorop gesteld. Hieruit volgt de behoefte dat bedrijven beschikken over een intern milieuzorgsysteem. NWA beschikt niet over een milieuzorgsysteem, maar beschikt wel over instructies voor in bedrijfneming van de installaties, een onderhoudsbeheersysteem en een Zuivering Informatie Systeem (ZIS). Bij het stellen van voorschriften hebben wij hiermee rekening gehouden.

3.9 Doelmatig beheer van afvalstoffen - minimumstandaard LAP 3.9.1 Algemeen Op grond van artikel 2.14 van de Wabo kan de omgevingsvergunning in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Onderdeel van het begrip "bescherming van het milieu" is de zorg voor het doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 van de Wabo is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afval beheersplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm (artikel 10.14 van de Wm). In het bedoelde afvalbeheersplan (het Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021, hierna aangeduid als het LAP) is het afvalstoffenbeleid neergelegd . Op grond van de Wabo dient het LAP als toetsingskader voor het beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op afvalbeheer. De hoofdlijnen van het beleid zijn vastgelegd in het LAP. De doelstellingen van het LAP geven invulling aan de voorkeursvolgorde voor afvalbeheer zoals die in artikel 10.4 van de Wm is opgenomen en als volgt is samen te vatten:

het stimuleren van preventie van afvalstoffen; het stimuleren van hergebruik/nuttige toepassing van afvalstoffen door het promoten van afvalscheiding aan de bron en nascheiding van afvalstromen. Afvalscheiding maakt producthergebruik en materiaal hergebruik (nuttige toepassing) mogelijk en beperkt de hoeveelheid te storten of in een afvalverbrandingsinstallatie (AVI) te verbranden afvalstoffen; het optimaal benutten van de energie-inhoud van afval dat niet kan worden hergebruikt (nuttig toepassen als brandstof); het verwijderen van afvalstoffen door verbranding; het verwijderen van afvalstoffen door storten.

Bij de vaststelling van het LAP is ook rekening gehouden met de in artikel 10.5 van de Wm vermelde aspecten van doelmatig afvalbeheer. Bijlage 4 bij het LAP bevat een invulling van het beleid voor specifieke afvalstoffen. In het LAP is aangegeven op welke wijze het bevoegd gezag bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het inzamelen, bewaren en be- en verwerken van afvalstoffen, rekening moeten houden met een aantal algemene bepalingen aangaande het LAP. De minimumstandaard geeft de meest laagwaardige wijze van be- en verwerking van de betreffende afvalstoffen, waarvoor nog omgevingsvergunning verleend mag worden. Als de minimumstandaard bestaat uit verschillende be- en verwerkingshandelingen bij diverse inrichtingen kan voor de afzonderlijke bewerkingsstappen een omgevingsvergunning worden verleend.

3.9.2 Afvalwater dat per as wordt aangevoerd Voor de verwerking van afvalwater dat per as wordt aangevoerd is sectorplan 76 van het LAP het meest van toepassing^ Overige zuren, basen en metaalhoudend afvalwater. De minimumstandaard voor het be- en verwerken van overige zuren, basen en metaalhoudend afvalwater waarin de concentraties van één of meer van in onderstaand overzicht genoemde verontreinigingen gelijk zijn aan de concentratiegrenswaarde of deze waarde overschrijden is ontgiften, neutraliseren en/of ontwateren, waarbij metalen worden geconcentreerd. Vormen van nuttige toepassing zijn uitsluitend toegestaan wanneer deze voorzien in het binden of concentreren van de metalen zodat diffuse verspreiding daarvan wordt voorkomen. Baden met lagere metaalconcentraties dan vermeld in onderstaand overzicht mogen eveneens worden verwerkt door ontgiften, neutraliseren en/of ontwateren, maar kunnen ook in een waterzuiveringsinstallatie

^ Het LAP bevat geen sectorplan dat is toegesneden voor het afvalwater dat in de ZAWZI wordt verwerkt.

pagina 11 van 30

Page 11: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

worden gezuiverd en vervolgens geloosd indien de betreffende waterkwaliteitsbeheerder daar geen bezwaar tegen heeft. Deze concentratiegrenswaarden mogen niet door mengen of verdunnen worden bereikt.

Tabel 1: Maximale concentratiegrenswaarden voor afvoer naar een zuiveringsinstallatie

Stof Concentratiegrenswaarde Cadmium 0,2 mg/l in de waterfractie Zeswaardig chroom 0,1 mg/l in de waterfractie Cyanide (vrij cyanide) 1,0 mg/l in de waterfractie Som metalen: arseen, chroom, kobalt, koper, molybdeen, lood, nikkel, tin, vanadium, zink en ijzer

25 mg/l in de waterfractie

Uit tabel 2.3 van het acceptatieprotocol dat onderdeel uitmaakt van de aanvraag blijkt dat de concentratie van de hierboven genoemde stoffen in het per vrachtwagen aangevoerde afvalwater beneden de hierboven genoemde concentratiegrenswaarde dient te blijven. Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen het zuiveren van per as aangevoerd afvalwater in de ZAWZI, mits wordt voldaan aan de voorwaarden in de acceptatieprocedure. Het "verwerken" van dit afvalwater in de ZAWZI voldoet hiermee aan de minimum standaard.

3.9.3 Spuislib In de aanvraag is aangegeven dat spuislib wordt afgevoerd naar slibgisting Waterschap Hunze en Aa's. Het beleid voor waterzuiveringslib is neergelegd in sectorplan nr 16 en is gericht op verwerking. In het sectorplan 16 is daartoe een minimumstandaard opgenomen. Voor waterzuiveringslib is deze minimumstandaard thermisch verwerken, al dan niet na voordrogen, leidend tot oxidatie van het organisch materiaal. Dit houdt in dat verbranding in verschillende typen installaties - al dan niet in combinatie met biologische dan wel thermische voordroging - is toegestaan. Ook vergassen gevolgd door nuttige toepassing van het verkregen gas is toegestaan. De in de aanvraag voor spuislib beschreven be-/verwerkingsmethode voldoet aan de minimumstandaard. 3.9.4 Mengen van afvalstoffen Afvalstoffen moeten met het oog op hergebruik en nuttige toepassing over het algemeen na het ontstaan zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden van andere afvalstoffen. Verder is het ongewenst dat in afval gecumuleerde milieugevaarlijke stoffen door wegmenging ongecontroleerd in het milieu verspreid raken. Onder bepaalde condities kunnen verschillende afvalstromen echter net zo goed of soms zelfs beter samengesteld worden verwerkt. Het samenvoegen van qua aard, samenstelling en concentraties niet met elkaar vergelijkbare (verschillende) afvalstoffen alsmede het samenvoegen van afvalstoffen en niet-afvalstoffen wordt mengen genoemd. Mengen is niet toegestaan tenzij dat expliciet en gespecificeerd is aangevraagd en vastgelegd in de omgevingsvergunning. Op basis van het gestelde in de aanvraag hebben wij de doelmatigheid van het mengen van zout afvalwater dat per as wordt aangevoerd met afvalwater dat via het riool als volgt beoordeeld: Het mengen van deze afvalwaterstromen vormt geen belemmering voor het be-/verwerken van de betreffende afvalstoffen volgens een techniek die tenminste even hoogwaardig is als de minimumstandaard. 3.9.5 AV-beleid en AO/IC In het LAP is aangegeven dat een inrichting dat afvalstoffen accepteert over een adequaat acceptatie- en verwerkingsbeleid (AV-beleid) en een systeem voor administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) moet beschikken. In het AV-beleid moet zijn aangegeven op welke wijze binnen de inrichting acceptatie en verwerking van afvalstoffen plaatsvinden In de AO/IC is vastgelegd hoe door technische, administratieve en organisatorische maatregelen de relevante processen binnen een inrichting kunnen worden beheerst en geborgd om de risico's binnen de bedrijfsvoering te minimaliseren. Bij de aanvraag is een acceptatieprotocol gevoegd. Daarin is aangegeven op welke wijze acceptatie en verwerking van afvalwater dat per as wordt aangevoerd, zal plaatsvinden. Het beschreven AV-beleid en de AO/IC voldoet aan de randvoorwaarden zoals die in het LAP zijn beschreven. Op basis van het gestelde in de aanvraag kunnen wij met dit AV-beleid en de AO/IC instemmen. In de Watervergunning van Rijkswaterstaat Noord-Nederland zijn ook voorschriften opgenomen met betrekking tot de acceptatie- en verwerkingsprocedure. Deze zijn niet in strijd met de voorschriften in deze vergunning. Met RWS is afgestemd dat zij het toezicht houden op het AV-beleid en AO/IC.

pagina 12 van 30

Page 12: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

3.9.6 Wijzigingen in het AV-beleid en/of de AO/IC Wijzigingen in het AV-beleid en/of de AO/IC moeten schriftelijk aan ons te worden voorgelegd. Als bevoegd gezag zullen wij vervolgens bezien welke procedure in relatie tot de aard van de wijziging is vereist. Naast de voorschriften voortvloeiend uit het AV-beleid en de AO/IC zijn geen extra registratievoorschriften in de omgevingsvergunning opgenomen. Mede gezien de verplichtingen ingevolge de Wet milieubeheer (artikelen 10.38 en 10.40) en de verplichtingen ingevolge het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen en de daarbij behorende Regeling, worden voldoende en juiste gegevens geregistreerd om handhaving mogelijk te maken. 3.9.7 Conclusie Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat de aangevraagde activiteiten in overeenstemming zijn met het geldende afvalbeheersplan en daarmee bijdragen aan een doelmatig beheer van afvalstoffen.

3.10 Afvalwater Effluent afkomstig van de ZAWZI wordt op het oppervlaktewater geloosd. Voor deze lozing is gelijktijdig met onderhavige aanvraag om een omgeveingsvergunning, een Watervergunning aangevraagd bij Rijkswaterstaat Noord-Nederland.

3.11 Geur 3.11.1 Landelijk beleid Het landelijk beleid is gericht op het zoveel mogelijk beperken van bestaande hinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Het is aan het bevoegd gezag om in vergunningprocedures invulling aan deze doelstelling te geven en te bepalen welke mate van hinder als acceptabel wordt beschouwd. Als leidraad voor het afwegingsproces dat daarbij doorlopen wordt is de hindersystematiek Geur ontwikkeld. Deze hindersystematiek, die is vastgelegd in hoofdstuk 3.6 van de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR), benoemt de verschillende aspecten die in het afwegingsproces moeten worden meegenomen om te komen tot een zorgvuldige bepaling van het acceptabel hinderniveau. De NeR is in de Regeling omgevingsrecht (bijlage 1, tabel 2) opgenomen als BBT document. Maatregelen ter bestrijding van geurhinder moeten worden bepaald in overeenstemming met het BBT-principe (beste beschikbare techniek). Voor een aantal branches is in de NeR een bijzondere regeling opgenomen. Het bevoegd gezag stelt op basis van een afweging van alle relevante factoren het acceptabele hinderniveau vast. 3.11.2 Toetsingskader De activiteiten, waar de vergunningaanvraag betrekking op heeft, zijn beoordeeld overeenkomstig de hindersystematiek voor geur zoals beschreven in hoofdstuk 3.6 van de NeR. Op basis daarvan concluderen wij dat geur een relevant milieuaspect is. 3.11.3 Bijzondere regeling geur In de NeR zijn voor diverse bedrijfstakken bijzondere regelingen opgenomen, in deze bijzondere regelingen zijn op basis van bedrijfstakstudies concrete maatregelpakketten en/of acceptabele hinderniveaus vastgesteld. De wijze waarop met bijzondere regelingen moet worden omgegaan is beschreven in de hindersystematiek. Voor de overige bedrijven is het aan het bevoegd gezag om aan de hand van de hindersystematiek te komen tot een afweging van het acceptabel geurhinderniveau. De activiteiten van de inrichting vallen onder de Bijzondere regeling voor rioolwaterzuiveringsinstallaties. In deze bijzondere regeling wordt beschreven hoe de geuremissie- en immissiesituatie voor bedrijven uit deze branche moet worden vastgesteld. De Bijzondere regeling geeft de volgende toetsingswaarden:

7a6e/ 2 toetsingwaarden (maximale imm'issie Nieuwe Bestaande situaties _3 _^

concentraties in ge/m als 98-perjcentiel) . , situaties' Ter plaatse van de aaneengesloten woonbebouwing, lintbebouwing of andere geurgevoelige objecten Ter plaatse van verspreid liggende woonbebouwing en van woningen op industrieterreinen

Bij de aanvraag om een oprichtingsvergunning in 2007 is een geurrapport bijgevoegd. Uit dit geurrapport ■ waarbij is uitgegaan van 5x hogere emissie dan bij AWZI's - blijkt in deze worst case situatie nog steeds wordt voldaan aan de toetsingswaarden voor nieuwe situaties. Deze toetsingswaarde (1 ge/vn^ als 98 percentiel) is opgenomen als geurnorm (voorschrift 6.1.5). Er zijn bij de gemeente of provincie nooit geurklachten binnengekomen over de ZAWZI.

pagina 13 van 30

Page 13: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

Deze omgevingsvergunning omvat de uitbreiding van de verwerking van afvalwater dat per as wordt aangevoerd van 50 ton/dag naar maximaal 240 ton/dag. Ten opzichte van de totale aanvoer (>4000 ton/dag) is deze hoeveelheid gering en zal de toename van het volume geen relevante toename van de geuremissie tot gevolg hebben. In het acceptatie protocol is aangegeven dat per as aangevoerd afvalwater geen stank veroorzakende stoffen mogen bevatten. Indien het afvalwater dat per as wordt aangevoerd onverhoopt een zodanige toename van de geuremissie veroorzaakt dat deze waarneembaar is bij (een) woning(en), dient het verwerken van dit afvalwater onmiddellijk te worden gestaakt (voorschrift 6.1.4). BBT afweging De buffer/egalisatietank, het ontvangswerk, de slibbuffer en de ruimte met slibverwerking worden afgezogen met behulp van een afgasventilator. De in de afgezogen lucht aanwezige geur en H2S wordt met behulp van een lavafilter verwijderd. Deze geurreducerende maatregelen worden beschouwd als de beste beschikbare technieken (BBT). Conclusie Gezien bovenstaande overwegingen zijn wij van mening dat aangevraagde activiteiten vergunbaar zijn. De activiteiten voldoen aan het van toepassing zijnde toetsingskader en de beste beschikbare technieken worden toegepast.

3.12 Luchtkwaliteit In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan grenswaarden voor de concentratie van zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen in de buitenlucht. Indien emissies van deze stoffen een toename veroorzaken van de concentratie in de buitenlucht, dient deze (toename van de) concentratie te worden getoetst aan deze grenswaarden. De door NWA aangevraagde wijzigingen hebben betrekking op de aanvoer van afvalwater per as. Deze wijziging (maximaal 8 transporten per dag) kan een bijdrage aan de concentratie van stikstofdioxide en zwevende deeltjes (PM10) in de buitenlucht tot gevolg hebben. Deze bijdrage zal echter zeer gering zijn en zal - gezien het verschil tussen de jaargemiddelde achtergrondconcentratie van fijn stof en stikstofdioxide ter plaatse van de ZAWZI en de grenswaarden - geen overschrijding van de grenswaarden voor deze stoffen veroorzaken. Toelichting: De Jaargemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) ter plaatse van de ZAWZI bedroeg in 2010 minder dan 23 pg/m^. De jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide bedroeg in 2010 minder dan 12 pg/m^ (bron.geodata.rivm.nl). De grenswaarde voor de Jaargemiddelde concentratie van stikstofdioxide is 40 pg/m^. De strengste grenswaarde voor fijn stof is maximaal 35 overschrijdingen van een daggemiddelde concentratie van 50 pg/m^, hetgeen overeenkomt op een Jaargemiddelde concentratie van ca. 32 pg/m^.

3.13 Geluid

3.13.1 Akoestisch onderzoek Bij de aanvraag om vergunning is een akoestisch onderzoek toegevoegd. In dit onderzoek is - op grond van geluidmetingen van de bestaande bronnen en een prognose van de toekomstige geluidbronnen - een geluidsberekening uitgevoerd. In dit onderzoek zijn de in deze overweging genoemde toetsingskader en de gevolgen hiervan meegenomen. Tevens is aangegeven dat geluidsreducerende maatregelen zijn getroffen die als best beschikbare technieken worden aangemerkt.

3.13.2 Geluidsgevoelige objecten Het dichtstbijgelegen geluidgevoelig object buiten het industrieterrein is een boerderij aan de T.J. Jansenweg. Deze boerderij ligt hemelsbreed op meer dan 1300 meter afstand van de inrichting. Voor deze woningen is, voor de zonering in het kader van de Wet geluidhinder, een ontheffing voor een hogere geluidsgrenswaarde verleend.

3.13.3 Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau Op grond van een representatieve bedrijfssituatie is een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau over drie verschillende etmaalperioden,namelijk de dag- avond en nachtperiode berekend. De geluidsuitstraling wordt voornamelijk bepaald door de beluchting, de overloop van de beluchtingstank, de heftruck, vrachtwagens, en compressoren. De inrichting is volcontinue in werking. Verder is rekening gehouden met 8 vrachtwagen bewegingen die in de dagperiode van en naar de inrichting rijden. Als gevolg van de activiteiten van de inrichting bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de dichtstbijzijnde zone punt ten hoogste 20 dB(A) etmaalwaarde.

pagina 14 van 30

Page 14: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

3.13.4 Zonetoets Door Stroop raadgevende ingenieurs is namens de gemeente Delfzijl een zonetoets uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de bijdrage van de ZAWZI niet zorg draagt voor een overschrijding van de geluidgrenswaarden.

3.13.5 Maximale geluidsniveaus. Maximale geluidsniveaus worden voornamelijk veroorzaakt door vrachtwagenbewegingen en door laad en los activiteiten van deze vrachtwagens. Uit de berekende maximale geluidsniveaus op woningen kan geconcludeerd worden dat geen sprake is van geluidhinder als gevolg van maximale geluidsniveaus veroorzaakt door de inrichting .

3.13.6 Conclusie De inrichting is inpasbaar binnen de aanwezige geluidsruimte op de zone en bij de woningen gelegen binnen deze geluidszonegrens waarvoor een ontheffing is vastgesteld. Als gevolg van maximale geluidsniveaus is geen sprake van hinder omdat deze binnen de streefwaarde liggen en ruimschoots voldoen aan de door de Handreiking geadviseerde grenswaarden. Van indirecte hinder is geen sprake. We zien om die reden geen aanleiding om geluidsvoorschriften aan deze vergunning te verbinden.

3.14 Bodem 3.14.1 Het kader voor de bescherming van de bodem Het (nationale) preventieve bodembeschermingbeleid is vastgelegd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) bedrijfsmatige activiteiten. Het ministerie van VROM heeft de NRB in overleg met vergunningverleners, onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven opgesteld. Deze richtlijn is ontwikkeld om vergunningvoorschriften te uniformeren en harmoniseren. Met de NRB kunnen (voorgenomen) bodembeschermende maatregelen en voorzieningen binnen inrichtingen worden beoordeeld en kan de besluitvorming met betrekking tot een optimale bodembeschermingstrategie worden gestuurd. De NRB beperkt zich tot de normale bedrijfsvoering en voorzienbare incidenten. Bodembescherming in situaties van calamiteiten wordt in NRB-kader niet behandeld. Een eventuele calamiteitenopvang echter wel. Het uitgangspunt van de als BBT-document aangewezen NRB is dat door een doelmatige combinatie van maatregelen en vloeistofdichte voorzieningen een verwaarloosbaar risico wordt gerealiseerd. Alleen in een aantal bestaande situaties kan conform de NRB onder voorwaarden volstaan worden met een aanvaardbaar bodemrisico. In tabel 3.8 van de aanvraag zijn de potentieel bodembedreigende activiteiten van de inrichting weergegeven met bijbehorende NRB categorie, maatregelen en voorzieningen en eind emissiescore. 3.14.2 Beoordeling en conclusie Wij hebben de informatie in tabel 3.8 van de aanvraag beoordeeld en stemmen in met de opzet, de uitgangspunten en de resultaten. Uit het document blijkt dat voor de in de tabel genoemde bodembedreigende locaties een verwaarloosbaar bodemrisico wordt behaald. In de aanvraag is aangegeven dat de zuivering is ingericht ingevolge de STOWA richtlijn. Er ontbreekt echter een beschrijving van de maatregelen die bij de zuivering zijn genomen om te komen tot een verwaarloosbaar of aanvaardbaar bodemrisico. Wij achten het noodzakelijk dat ook voor deze bedrijfsonderdelen (egalisatiebuffertank, beluchtingstank, nabezinktank van de zawzi) wordt bepaald of er, op basis van de NRB, sprake is van een bodembedreigende activiteit. Aangezien de tanks/bassins van de zawzi niet aantoonbaar vloeistofdicht zijn uitgevoerd en continu in gebruik zijn - waardoor geen inwendige visuele inspectie mogelijk is - kan voor deze bedrijfsonderdelen niet aan een bodemrisicocategorie A worden voldaan. Wij achten het toelaatbaar dat voor deze bestaande bassins alsnog (binnen een termijn van 12 maanden na het in werking treden van deze beschikking) wordt voldaan aan een bodemrisicocategorie A (een aanvaardbaar risico), hetgeen in voorschrift 3.1.2 is vastgelegd. in voorschrift 3.4.1 is vastgelegd dat vergunninghoudster binnen 6 maanden na het in werking treden van deze beschikking, voor die onderdelen van de zawzi en de proceswaterbehandeling die op basis van de NRB als bodembedreigende bedrijfsactiviteiten moeten worden beoordeeld, een plan van aanpak ter beoordeling bij ons moet hebben ingediend waarin is uitgewerkt op welke wijze aan het bepaalde in voorschrift 3.1.2 wordt voldaan.

pagina 15 van 30

Page 15: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

3.14.3 Bodembelastingonderzoek Het preventieve bodembeschermingbeleid gaat er van uit dat (zelfs) een verwaarloosbaar bodemrisico nooit volledig uitsluit dat een belasting van de bodem optreedt. Om die reden is altijd bodembelastingonderzoek noodzakelijk. Het bodembelastingonderzoek richt zich op de afzonderlijke activiteiten en de aldaar gebruikte stoffen. Bodembelastingonderzoek bestaat uit het vastleggen van de nulsituatie bodemkwaliteit voorafgaand aan, of zo spoedig mogelijk na, de start van de betreffende activiteit(en) en een vergelijkbaar eindsituatie bodemonderzoek na het beëindigen van de betreffende activiteit. Het nulsituatie onderzoek moet ten minste duidelijkheid verstrekken over:

de locatie van bemonsteringspunten rekening houdend met de mobiliteit van de gebruikte stoffen en de locale grondwaterstroming; de wijze waarop de betreffende stoffen moeten worden gedetecteerd, bemonsterd en geanalyseerd; de bodemkwaliteit ter plaatse van bemonsteringslocaties.

De door middel van nulsituatie onderzoek vastgelegde bodemkwaliteit geldt als uitgangspunt bij de beoordeling of ten gevolge van de betreffende activiteiten bodembelasting heeft plaatsgevonden en of bodemherstel nodig is. Voor het bodemonderzoek noodzakelijke werkzaamheden als vermeld in de Regeling bodemkwaliteit moeten zijn uitgevoerd door een erkende instantie als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit. Ter plaatse van de inrichting is - zoals in de aanvraag staat vermeld - een bodemonderzoeken uitgevoerd in opdracht van Havenbedrijf Groningen Seaports. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in "bodemonderzoeksrapport rapport d.d. 8 maart 2007 met kenmerk ROOI-4502252ADS-asx-V02-NL". Dit onderzoek geeft ons geen aanleiding tot het stellen van nadere maatregelen of eisen en beschouwen wij daarom als nulsituatie onderzoek. Het risico dat door de aangevraagde activiteiten in combinatie met de getroffen en te treffen voorzieningen een bodemverontreiniging ontstaat is (in combinatie met de gestelde voorschriften) aanvaardbaar overeenkomstig het gestelde in de NRB. Het is dan ook niet noodzakelijk dat de bodemkwaliteit tussentijds wordt gecontroleerd. De voorschriften met betrekking tot het bodembelastingsonderzoek naar de eindsituatie en de herstelplicht bij geconstateerde verontreiniging, zijn op grond van artikel 2.22 van de Wabo gesteld en blijven van kracht nadat de onderhavige vergunning vervalt of wordt ingetrokken. De basis hiervoor is artikel 2.23 van de Wabo.

3.15 Energie Zoals blijkt uit de aanvraag verbruikt de inrichting een relevante hoeveelheid energie. Binnen de inrichting wordt naar schatting 1.000.000 kWh elektriciteit per jaar verbruikt. Naast elektriciteit worden geen overige energiedragers verbruikt. In het landelijke beleid zoals vastgelegd in de circulaire energie in de milieuvergunning (Infomil, oktober 1999) worden inrichtingen met een jaarlijks energieverbruik hoger 50.000 kWh elektriciteit namelijk als energierelevant bestempeld. Getoetst is of de inrichting voldoende inspanningen heeft gepleegd om tot het zuinig en verantwoord omgaan met energie te komen. In de aanvraag is aangegeven dat de blowers voor de zuurstofvoorziening in de aeratietank de voornaamste energieverbruikers zijn. Deze blowers zijn een relatief energiezuinige techniek en kunnen worden beschouwd als BBT. Op basis van deze gegevens zijn wij van mening dat er door de inrichting adequaat wordt omgegaan met energie. Er zijn dan ook geen voorschriften ten aanzien van energie-efficiency in deze vergunning opgenomen.

3.16 Externe veiligheid Binnen de inrichting worden gevaarlijke stoffen opgeslagen in verpakkingen en tanks. Deze opslagen moeten voldoen aan de van toepassing zijnde (PGS) richtlijnen. Binnen de inrichting is ook een laboratorium aanwezig. De activiteiten in dit lab zijn zo kleinschalig dat hiervoor geen voorschriften zijn opgenomen.

3.17 Overige aspecten 3.17.1 Strijd met andere wetten en algemene regels In artikel 8.9 wordt aangegeven, dat de vergunning niet in strijd mag zijn met andere relevante wetgeving. Door het van kracht worden van deze vergunning ontstaat geen strijd met regels die met betrekking tot de inrichting gelden, gesteld bij of krachtens de Wabo, dan wel bij of krachtens de in artikel 13.1, tweede lid, genoemde wetten.

pagina 16 van 30

Page 16: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

3.17.2 PRTR-verslag Op de activiteiten van NWA zijn hoofdstuk 12, titel 12.3, van de Wm en de EU-verordening E-PRTR (Pollutant Release and Transfer Register) van toepassing. Op grond hiervan moet jaarlijks worden gerapporteerd over de emissies naar lucht, water en bodem en de afgifte van afvalstoffen aan derden. Het PRTR-verslag (voorheen het milieujaarverslag) moet voldoen aan de eisen zoals die zijn gesteld in hoofdstuk 12 van de Wm. Met ingang van het verslagjaar 2009 wordt het geïntegreerde verslag elektronisch ingediend. 3.17.3 Maatregelen in bijzondere omstandigheden Indien ten gevolge van ongewone voorvallen (calamiteiten en afwijkingen van de normale gang van zaken in de inrichting) nadelige effecten voor het milieu zijn ontstaan dan wel dreigen te ontstaan, dienen daarop door degene die de inrichting drijft de nodige acties te worden genomen. Ten aanzien van deze ongewone voorvallen is hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer (Maatregelen in bijzondere omstandigheden) van toepassing. Dit hoofdstuk verplicht de vergunninghoudster om van een ongewoon voorval in de inrichting zo spoedig mogelijk melding te maken bij het bevoegd gezag en onmiddellijk de nodige maatregelen te nemen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken, in de Wet is aangegeven welke gegevens met betrekking tot het voorval aan de melding dienen te worden toegevoegd. De nieuwe Europese REACH (Registratie Evaluatie en Autorisatie van Chemische stoffen) Verordening (EC) 1907/2006 vervangt stapsgewijs de huidige Europese richtlijnen en verordeningen over stoffen. Per 1 juli 2007 is REACH in werking getreden en is het grootste deel van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms) vervallen. REACH werkt rechtstreeks. Voor een deel van de op grond van REACH geregistreerde stoffen bestaat er een autorisatieplicht. Deze stoffen mogen niet zonder meer worden gebruikt. Uit de aanvraag blijkt dat er binnen de inrichting stoffen worden gebruikt waarop REACH van toepassing is. In het kader van deze vergunning is door ons nagegaan of er sprake is van een autorisatieplicht of restricties en of aan bepaalde specifieke stoffen die de inrichting gebruikt op grond van REACH in de toekomst een autorisatie of restrictie verbonden kan zijn. Bij het opstellen van de voorschriften hebben wij rekening gehouden met REACH. De inrichting moet voldoen aan de verplichtingen uit REACH.

3.18 Integrale afweging Het bevoegd gezag moet alle aspecten van de milieugevolgen, voor zover ze elkaar beïnvloeden, tegen elkaar afwegen. Hiermee wordt voorkomen, dat maatregelen ten behoeve van het ene milieucompartiment negatieve gevolgen hebben voor een ander compartiment. Bij deze vergunning vindt geen relevante onderlinge beïnvloeding plaats. Een nadere afweging is daarom niet nodig.

pagina 17 van 30

Page 17: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

VOORSCHRIFTEN

INHOUDSOPGAVE

1 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 19

2 AFVALSTOFFEN 19

2.1 Afvalscheiding 19 2.2 Opslag van afvalstoffen 19 2.3 Acceptatie 19 2.4 Registratie 20

3 BODEM 20

3.1 Doelvoorschriften 20 3.2 Maatregelen en voorzieningen 21 3.3 Immissiemonitoring 21 3.4 Plan van aanpak en bodemrisico document 22 3.5 Bodembelastingonderzoek 22

4 OPSLAG VAN VERPAKTE GEVAARLIJKE STOFFEN 23

4.1 Algemeen 23 4.2 Verpakking en etikettering 24 4.3 Onverenigbare combinaties 24 4.4 Gebruik opslagvoorziening 24 4.5 Incidenten met gemorste gevaarlijke stoffen 24 4.6 Veiligheidsignalering, veiligheidsinformatiebladen, instructies 25 4.7 Vakbekwaamheid 25 4.8 Journaal en registratie 25

5 OPSLAG ZOUTZUUR IN EEN TANK 26 6 GEUR 26 BIJLAGE 1 : BEGRIPPEN 28

pagina 18 van 30

Page 18: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

1 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 1.1.1 De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. 1.1.2 Gebouwen, installaties en opslagvoorzieningen moeten altijd goed bereikbaar zijn voor alle voertuigen die in geval van calamiteiten toegang tot de inrichting/installatie moeten hebben. Binnen of nabij de installaties mogen geen andere goederen of stoffen worden opgeslagen dan die welke voor het proces nodig zijn of daardoor zijn verkregen, met uitzondering van brandbestrijdingsmiddelen. 1.1.3 Tijdens het in bedrijf zijn van installaties die in geval van storingen of onregelmatigheden kunnen leiden tot nadelige gevolgen voor het milieu, moet binnen 1,5 uur kundig personeel aanwezig kunnen zijn om in voorkomende gevallen te kunnen ingrijpen. 1.1.4 Binnen de inrichting is een exemplaar van deze vergunning (inclusief aanvraag) met bijbehorende voorschriften aanwezig. Verder zijn binnen de inrichting de volgende documenten aanwezig: a alle overige voor de inrichting geldende milieuvergunningen en meldingen; b de veiligheidsinformatiebladen die behoren bij de in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen; c de bewijzen, resultaten en/of bevindingen van de in deze vergunning voorgeschreven inspecties,

onderzoeken, keuringen, onderhoud en/of metingen; d de registratie van het jaarlijks elektriciteit- en waterverbruik. 1.1.5 Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten binnen de inrichting moeten alle aanwezige stoffen en materialen door of namens vergunninghouder op milieuhygiënisch verantwoorde wijze in overleg met het bevoegd gezag worden verwijderd. 1.1.6 Van het structureel buiten werking stellen van (delen van) installaties en/of beëindigen van (een van de) activiteiten moet het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gesteld. Installaties of delen van installaties die structureel buiten werking zijn gesteld en nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, moeten in overleg met het bevoegd gezag worden verwijderd tenzij de (delen van de) installaties in een zodanige staat van onderhoud worden gehouden dat de nadelige gevolgen niet kunnen optreden.

2 AFVALSTOFFEN

2.1 Afvalscheiding 2.1.1 Vergunninghouder is verplicht de volgende afvalstromen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden aan te bieden dan wel zelf af te voeren: a de verschillende categorieën gevaarlijke afvalstoffen, onderling en van andere afvalstoffen b papier en karton; c elektrische en elektronische apparatuur; 2.1.2 Gebruikte poetsdoeken, absorptiematerialen en overige gevaarlijke afvalstoffen, die vrijkomen bij onderhoudswerkzaamheden en bij het verwijderen van gemorste dieselolie, smeerolie en hydraulische olie, moeten worden bewaard in vloeistofdichte en afgesloten emballage die bestand is tegen inwerking van de betreffende afvalstoffen.

2.2 Opslag van afvalstoffen 2.2.1 De op- en overslag en het transport van afvalstoffen moeten zodanig plaatsvinden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden. Mocht onverhoopt toch verontreiniging van het openbaar terrein rond de inrichting plaatsvinden, dan moeten direct maatregelen worden getroffen om deze verontreiniging te verwijderen.

2.3 Acceptatie 2.3.1 in de inrichting mag per dag maximaal 240 ton afvalwater worden verwerkt dat per as is aangevoerd. 2.3.2 De vergunninghouder moet altijd handelen overeenkomstig het bij de aanvraag gevoegde AV-beleid en de AO/IC inclusief (voorzover van toepassing) de goedgekeurde aanvullingen.

pagina 19 van 30

Page 19: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

2.3.3 Wijzigingen van de procedure voor acceptatie, be- en verwerking, registratie of controle moeten uiterlijk twee weken voordat de wijziging wordt doorgevoerd (ter bepaling van de procedure die in relatie tot de aard van de wijziging is vereist) schriftelijk aan het bevoegd gezag worden voorgelegd. In het voornemen tot wijziging dient het volgende aangegeven te worden: a de reden tot wijziging; b de aard van de wijziging; c de gevolgen van de wijziging voor andere onderdelen van het AV-beleid en de AO/IC; d de datum waarop vergunninghouder de wijziging wil invoeren. 2.3.4 Indien bij de controle van aangevoerde afvalstoffen blijkt dat deze niet mogen worden geaccepteerd, moeten deze afvalstoffen door vergunninghouder worden afgevoerd naar een inrichting die beschikt over de vereiste vergunning(en). Deze handelwijze moet in het acceptatiereglement van het AV-beleid en AO/IC zijn vastgelegd.

2.4 Registratie 2.4.1 In de inrichting moet een registratiesysteem aanwezig zijn, waarin van alle aangevoerde (afval)stoffen het volgende moet worden vermeld: a de datum van aanvoer; b de aangevoerde hoeveelheid (kg); c de naam en adres van de locatie van herkomst; d de naam en adres van de ontdoener; e de gebruikelijke benaming van de (afval)stoffen; f de euralcode (indien van toepassing); g het afvalstroomnummer (indien van toepassing). 2.4.2 Van de reeds ingewogen afvalstoffen die op grond van een acceptatievoorschrift van deze vergunning niet mogen worden geaccepteerd moet een registratie bijgehouden worden waarin staat vermeld: a de datum van aanvoer; b de aangeboden hoeveelheid (ton); c de naam en adres van plaats herkomst; d de reden waarom de afvalstoffen niet mogen worden geaccepteerd; e de naam en adres van de uiteindelijke verwerker; f de euralcode (indien van toepassing); g het afvalstroomnummer (indien van toepassing). 2.4.3 Ten behoeve van de registratie als bedoeld in dit hoofdstuk moet het afvalwater dat per as wordt aangevoerd, vergezeld gaan van een vrachtbrief met weegbrief. 2.4.4 Er moet een sluitend verband bestaan tussen de (afval)stoffenregistratie als bedoeld in dit hoofdstuk en de financiële administratie. 2.4.5 Alle op grond van dit hoofdstuk te registreren gegevens moeten dagelijks worden bijgehouden en samen met de in het vorige voorschrift genoemde rapportage gedurende ten minste drie jaar op de inrichting te worden bewaard en aan de daartoe bevoegde ambtenaren op aanvraag ter inzage worden gegeven.

3 BODEM

3.1 Doelvoorschriften 3.1.1 Het bodemrisico van de in tabel 3.8 van de aanvraag beschreven bodembedreigende activiteiten moet door het treffen van doelmatige maatregelen en voorzieningen voldoen aan bodemrisicocategorie A (verwaarloosbaar bodemrisico) zoals gedefinieerd in de NRB. 3.1.2 Het bodemrisico van de waterlijn en de sliblijn van de ZAWZI met een verhoogd bodemrisico moet, door het treffen van doelmatige maatregelen en voorzieningen, binnen 1 jaar nadat deze vergunning in werking is getreden voldoen aan bodemrisicocategorie A* (aanvaardbaar bodemrisico) zoals gedefinieerd in de NRB.

pagina 20 van 30

Page 20: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

3.2 Maatregelen en voorzieningen 3.2.1 De bedrijfsonderdelen van de waterlijn en de sliblijn van de ZAWZI met een verhoogd bodemrisico moeten zodanig ontworpen, aangelegd en in gebruik zijn dat geen vloeistoffen in de bodem kunnen dringen. Dit geldt voor de volgende bedrijfsonderdelen: ontvangstwerk tot aan de selector, bassins, tanks en verbindend leidingwerk waar influent, primair slib, gistend en/of vergist slib in voor kan komen alsmede secondair slib met tolueengehaltes hoger dan de I-waarde. 3.2.2 Het ontwerp en de aanleg van de nieuwe beluchtingstank moet voldoen aan CUR/PBV-A51 en 65 of gelijkwaardig met uitzondering van eisen zoals gesteld in paragrafen 4.1, 5.1, 6.1.1 en 6.1.2 van de CUR/PBV-A51 alsmede paragraaf 5.2.1 van de CUR/PBV-A65. Het ontwerp en de aanleg van bassins, tanks en leidingen in de wateren sliblijn mag op andere wijze dan de CUR/PBV-A51 en 65 worden uitgevoerd indien de gelijkwaardigheid daarvan is aangetoond. 3.2.3 Controle op de lekdichtheid van in voorschrift 3.2.1 genoemde bedrijfsonderdelen moet minimaal -plaatsvinden via een grondwatermonitoringssysteem als beschreven in de voorschriften in paragraaf 3.3 (immissiemonitoring). 3.2.4 Als alternatief voor een grondwatermonitoringssysteem mag de methode geoelectrische metingen worden gebruikt met een meetfrequentie van eenmaal per zes jaar. 3.2.5 indien controle op de lekdichtheid uitsluitend plaatsvindt via een grondwatermonitoringssysteem moet tijdens groot onderhoud, maar minimaal één keer in de 15 jaar, de dilatatievoegen en onderlinge overgangen van bassins, tanks en leidingen visueel worden geïnspecteerd. CUR/PBV-A44 dient daarbij als leidraad te worden gebruikt. De bevindingen moeten zijn vastgelegd in een logboek. Dit logboek moet ter inzage voor het bevoegd gezag binnen de inrichting aanwezig zijn. 3.2.6 Naast controle op lekdichtheid zoals genoemd in de voorschriften 3.2.3 t/m 3.2.5 moet maandelijks een maaiveldmonitoring plaatsvinden. Maaiveldmonitoring moet zijn geregistreerd in een logboek. Verweking van de bodem anders dan ten gevolge van (langdurige) regenval, moet binnen één maand worden gerapporteerd aan het bevoegd gezag. Binnen drie maanden na rapportage aan het bevoegd gezag moet in overleg met en met toestemming van het bevoegd gezag een herstelplan zijn opgesteld.

3.3 Immissiemonitoring 3.3.1 in het geval dat een monitoringssysteem wordt aangelegd dan dient deze te bestaan uit: a een horizontaal monitoringssysteem in het geval van nieuw te realiseren bedrijfsonderdelen,

bestaande uit horizontaal geplaatste buizen; b een verticaal monitoringssysteem in geval van reeds aanwezige bassins, tanks en leidingen

bestaande uit verticaal geplaatste buizen. De aanleg van een verticaal monitoringssysteem is niet noodzakelijk indien een horizontaal monotoringssysteem aanwezig is.

3.3.2 Ter plaatse van bestaande bedrijfsonderdelen, zoals genoemd in voorschrift 3.2.1, moet om de 30 meter een verticale buis gezet worden. Wanneer binnen een afstand van 60 meter (gemeten van hart tot hart) meerdere bassins/tanks met een verhoogd bodemrisico gesitueerd zijn dan moet een extra buis gezet worden. Bij grotere afstanden moet elke 30 meter een buis geplaatst worden. 3.3.3 Ter plaatse van nieuwe bedrijfsonderdelen, zoals genoemd in voorschrift 3.2.2, moet om de 30 meter een horizontale buis aangelegd worden. De horizontale buizen moeten op afschot naar een verticale monsternamebuis worden gelegd. Wanneer binnen een afstand van 60 meter (gemeten van hart tot hart) meerdere bassins/tanks, zoals genoemd in voorschrift 3.2.1, gesitueerd zijn dan moet een extra horizontale buis geplaatst worden. Bij grotere afstanden moet elke 30 meter een horizontale buis geplaatst worden. 3.3.4 De toegepaste materialen voor een horizontaal en verticaal monitoringssysteem mogen de meetresultaten van de analyseren parameters niet beïnvloeden. 3.3.5 De peilbuis alsmede de plaatsing moet voldoen aan het gestelde uit NEN 5766:2003 NL. Het ontwerp en de aanleg van het monitoringssysteem moet zodanig zijn dat representatieve monsters van het grondwater genomen kunnen worden.

pagina 21 van 30

Page 21: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

3.3.6 Met de plaatsing van de verticale of horizontale buizen moet rekening worden gehouden met de stromingsrichting van het grondwater. De verticale buizen dienen benedenstrooms bassins/leidingen geplaatst te worden. Voorts moet voorzien worden in minimaal één (verticale) peilbuis stroomopwaarts voor het bepalen van de referentie grondwaterkwaliteit. 3.3.7 Elk jaar moet een gefiltreerd monster uit elke de peil- en/of monsternamebuis geanalyseerd worden op CZV en (totaal) stikstof. Tussen opeenvolgende monsternames moet minimaal elf maanden liggen. 3.3.8 Deze resultaten moeten eenmaal per twee kalenderjaren met een toelichting gerapporteerd worden aan het bevoegd gezag. De rapportage moet plaatsvinden binnen twee maanden na de laatste van de twee monsternames. 3.3.9 Meetwaardes die meer dan 50% hoger zijn dan de referentie grondwaterkwaliteit moeten binnen één maand na analyse gerapporteerd worden aan het bevoegd gezag. Wanneer de gemeten waarden meer dan 50% hoger zijn dan de referentie grondwaterkwaliteit moet binnen twee maanden na rapportage een nieuw monster worden geanalyseerd. Als de gemeten waarden gedurende 3 opeenvolgende waarnemingen gemiddeld meer dan 50% hoger zijn en niet kan worden aangetoond dat deze verhoging niet veroorzaakt worden door de bedrijfsmatige activiteiten binnen de rwzi, moet binnen drie maanden na rapportage van de laatste analyses in overleg met en met instemming van het bevoegd gezag een herstelplan voor het (de) treffende bedrijfsonderdeel (delen) zijn opgesteld. 3.3.10 Een verzoek tot wijziging van analysemethodes, bepalingsfrequenties en wijze van rapporteren kan de vergunninghouder aan de hand van een onderbouwd voorstel overleggen aan het bevoegd gezag. Voorgenomen wijzigingen behoeven de schriftelijke toestemming van het bevoegd gezag.

3.4 Plan van aanpak en bodemrisico document 3.4.1 Binnen 6 maanden nadat de vergunning in werking is getreden moet bij het bevoegd gezag een plan van aanpak overgelegd waarin is aangegeven op welke wijze een aanvaardbaar bodemrisico wordt gerealiseerd ter plaatse van de waterlijn en de sliblijn van de ZAWZI met een verhoogd bodemrisico. 3.4.2 Het bodemrisico document moet actueel worden gehouden. Uit het bodemrisico document moet blijken dat wordt voldaan aan het gestelde in voorschift 3.1.1 en 3.1.2. De in het bodemrisico document beschreven maatregelen moeten zijn uitgevoerd. De bepaling van bodembedreigende activiteiten, emissiescore en eindemissiescore moet geschieden aan de hand van deel A3 (Bepalen bodembeschermingcategorie) van de NRB. Voor het bepalen van het bodemrisico van de waterlijn en de sliblijn van de ZAWZI mag gebruik worden gemaakt van het STOWA rapport 'Bescherming van de bodem op RWZI's', februari 2010 (rapportnummer 2010-04).

3.5 Bodembelastingonderzoek 3.5.1 Bij beëindiging van een bodembedreigende activiteit moet ter vaststelling van de kwaliteit van de bodem een bodembelastingonderzoek naar de eindsituatie zijn uitgevoerd. Het onderzoek moet worden uitgevoerd overeenkomstig NEN 5740 en NEN 5725. Ter zake van de uitvoering van het bodemonderzoek kunnen -binnen 3 maanden nadat voornoemde rapportage is overgelegd - nadere eisen worden gesteld door het bevoegd gezag; inhoudende dat meerdere monsternemingen of analyses moeten worden verricht, indien dit op grond van de overgelegde hypothes(n) en onderzoeksstrategie noodzakelijk blijkt. De resultaten van het onderzoek moeten uiterlijk drie maanden na het uitvoeren van het onderzoek aan het bevoegd gezag zijn overgelegd. 3.5.2 Het eindonderzoek moet worden verricht op die locaties van de inrichting die bij het nulsituatieonderzoek (rapport d.d. 8 maart 2007 met kenmerk R001-4502252ADS-asx-V02-NL) relevant zijn gebleken en op alle overige locaties in de inrichting waar bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Monsterneming moet direct na beëindiging van de activiteiten plaatsvinden. iVIonsterneming en analyse van de monsters dient te zijn uitgevoerd conform NEN 5740. Ter plaatse van de tijdens het nulsituatieonderzoek en een eventueel (laatste) herhalingsonderzoek onderzochte locaties moet het eindsituatieonderzoek dezelfde opzet en intensiteit hebben als het nulsituatieonderzoek of het eventueel uitgevoerde herhalingsonderzoek.

pagina 22 van 30

Page 22: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

3.5.3 Indien uit eindonderzoek, bedoeld in voorschrift 3.5.1, blijkt dat de bodem als gevolg van de activiteiten in de inrichting is aangetast of verontreinigd, draagt degene die de inrichting drijft er zorg voor dat binnen zes maanden na toezending van dat rapport aan het bevoegd gezag de bodemkwaliteit is hersteld tot de nulsituatie zoals vastgelegd in het rapport d.d. 8 maart 2007 met kenmerk R001-4502252ADS-asx-V02-NL. Het herstel van de bodemkwaliteit geschiedt door een persoon of een instelling die beschikt over een erkenning op grond van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer. 3.5.4 Indien de Wet bodembescherming niet van toepassing is op de wijze van saneren moet sanering plaats vinden overeenkomstig door het bevoegd gezag te stellen nadere eisen.

4 OPSLAG VAN VERPAKTE GEVAARLIJKE STOFFEN

4.1 Algemeen 4.1.1 Gevaarlijke stoffen verpakt in emballage moeten, met uitzondering van de noodzakelijke werkvoorraad, worden opgeslagen in een daarvoor bestemde opslagvoorziening. In de opslagvoorziening mogen daarnaast uitsluitend aanverwante stoffen worden opgeslagen.

Toelichting: Voorschrift 4.1.1 is niet van toepassing indien de in tabel 3 van paragraaf 1.5 van de PGS 15 richtlijn genoemde hoeveelheden niet worden overschreden. Onder een werkvoorraad wordt verstaan de voorraad gevaarlijke stoffen welke ten behoeve van de bedrijfsvoering/productie in een productieruimte/werkruimte of nabij een procesinstallatie of afvulinstallatie is opgesteld. De werkvoorraad moet strikt noodzakelijk zijn. De grootte ervan moet zijn afgestemd op het verbruik van één dag of één batch. Gevaarlijke stoffen die afwachting zijn van opslag of afvoer vallen niet binnen de definitie van werkvoorraad. 4.1.2 In een opslagvoorziening mogen, met uitzondering ten behoeve van monstername en ter bestrijding van een lekkage of calamiteit, geen aftap- of overtapwerkzaamheden plaatsvinden. Ompakwerkzaamheden mogen slechts plaatsvinden indien de primaire verpakking niet wordt geopend. 4.1.3 Lege, ongereinigde verpakking moet worden opgeslagen overeenkomstig de voorschriften van dit hoofdstuk. 4.1.4 Als er noodzaak is om vrijkomende dampen af te voeren uit een opslagvoorziening, moeten doeltreffende maatregelen worden genomen. Toelichting: Het is mogelijk dat bij normaal gebruik van verpakte gevaarlijke stoffen er onbedoeld dampen kunnen vrijkomen, die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van gebruikers van de opslagvoorziening. Dit moet worden voorkomen. Het is aan de eigenaar van de opslagvoorziening om na te gaan of er schadelijke dampen kunnen vrijkomen en welke maatregelen moeten worden genomen. Het bepalen van de noodzaak om na te gaan of er dampen kunnen vrijkomen is gelegen in het Arbeidsomstandighedenbesluit. 4.1.5 Een opslagvoorziening moet zodanig zijn geconstrueerd dat gelekte of gemorste gevaarlijke vloeistof redelijkerwijs niet uit de voorziening kan stromen. Daartoe moet de opslagvoorziening een opvangcapaciteit hebben van ten minste 110% van de inhoud van de grootste emballage, doch (als dat méér is) ten minste 10% van de inhoud van de totale emballage. De opvangvoorziening moet voldoende bestand zijn tegen de opgeslagen stoffen, in de opvangvoorziening mogen zich geen openingen bevinden die in rechtstreekse verbinding staan met de riolering. Toelichting: De opvangcapaciteit geldt alleen voor vloeistoffen. Lege ongereinigde emballage telt daarbij niet mee. 4.1.6 Een toegangsdeur tot een betreedbare opslagvoorziening moet van buitenaf met een slot en sleutel of op een andere gelijkwaardige wijze afsluitbaar zijn, doch van binnenuit zonder sleutel kunnen worden geopend. Een toegangsdeur moet behalve tijdens het inbrengen of uitnemen van gevaarlijke stoffen zijn afgesloten, tenzij de toegangsdeur verbinding geeft met een aanmaak-, verwerkings- of verkoopruimte.

pagina 23 van 30

Page 23: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

4.2 Verpakking en etikettering 4.2.1 De verpakking van de in een opslagvoorziening aanwezige gevaadijke stoffen moet zodanig zijn dat: a niets van de inhoud uit de verpakking onvoorzien kan ontsnappen; b het materiaal van de verpakking niet door gevaarlijke stoffen kan worden aangetast, dan wel met c die gevaarlijke stoffen een reactie kan aangaan dan wel een verbinding kan vormen; d de verpakking tegen normale behandeling bestand is. Aan dit voorschrift wordt in ieder geval voldaan indien de gevaarlijke stoffen zijn verpakt conform de bepalingen van de Verenigde Naties zoals verwoord in de "Manual of tests and criteria" (Oranje Boek). Toelichting: Over het algemeen bevinden gevaarlijke stoffen in een opslagvoorziening zich in de zogenaamde UN-gekeurde verpakking.

4.2.2 De etikettering van de in een opslagvoorziening aanwezige gevaarlijke stoffen moet zodanig zijn dat de gevaarsaspecten van de gevaarlijke stof duidelijk tot uiting komen. Toelichting: Conform de UN-regelgeving, respectievelijk ADR (hoofdstuk 5.2) moet elke colli (buitenverpakking) voor het vervoer zijn voorzien van een gevarenetiket, de kenmerking middels het UN-nummer voorafgegaan door de letters "UN". Tevens moeten gebruiksverpakkingen zijn voorzien van gevaaraanduidingen op grond van Hoofdstuk 9 van de Wm of, indien het voor intern gebruik is, zijn voorzien van werkpleketiketten conform de Arbeidsomstandighedenwet. Dit geldt uiteraard niet voor afvalstoffen. 4.2.3 De verpakking van in de buitenlucht opgeslagen gevaadijke stoffen moet bestand zijn tegen alle mogelijke weersinvloeden. 4.2.4 Voorzieningen moeten zijn getroffen om beschadiging van emballagemateriaal ten gevolge van transportactiviteiten te voorkomen.

4.3 Onverenigbare combinaties 4.3.1 Gevaarlijke stoffen die met elkaar gevaarlijke reacties kunnen aangaan waarbij sterke verhoging van temperatuur of druk optreedt of waarbij gassen kunnen ontstaan die giftiger of brandbaarder zijn dan op grond van de eigenschappen van één van de stoffen is te verwachten, moeten gescheiden van elkaar worden opgeslagen. Dit voorschrift is niet van toepassing voor stoffen die vallen onder het regime van gelimiteerde hoeveelheden (hoofdstuk 3.4 van het ADR). Toelichting: Het doel van het gescheiden opslaan van gevaarlijke stoffen is dat bij het vrijkomen van de stof uit de verpakking voorkomen wordt dat door de vrijgekomen stof een groter (vervolg)effect ontstaat dan op grond van de eigenschappen van de betreffende stof verwacht kan worden. In bijlage 3 van de PGS 15 is weergegeven hoe in praktische zin deze doelstelling kan worden gerealiseerd.

4.4 Gebruik opslagvoorziening 4.4.1 indien verpakte gevaarlijke stoffen gestapeld worden opgeslagen, moet de verpakking op veilige wijze gestapeld zijn, waarbij rekening gehouden wordt met de sterkte van de verpakking. 4.4.2 In een opslagvoorziening mogen geen gemotoriseerde transportmiddelen aanwezig zijn, anders dan ten behoeve van en slechts gedurende de tijd van het laden en lossen. 4,4.3 De opslagvoorziening moet regelmatig worden gecontroleerd op lekkages of beschadiging van de aanwezige emballage.

4.5 Incidenten met gemorste gevaarlijke stoffen 4.5.1 Gemorste of gelekte gevaarlijke stoffen die in een opslagvoorziening zijn vrijgekomen moeten zo snel mogelijk worden opgeruimd. Daartoe moeten in of nabij de opslagvoorziening materialen aanwezig zijn om deze stoffen te immobiliseren, te neutraliseren of te absorberen. De aard en hoeveelheid van deze materialen moeten zijn afgestemd op de aard en hoeveelheid van de opgeslagen gevaarlijke stoffen, en de grootte van de aanwezige verpakkingen.

pagina 24 van 30

Page 24: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

4,5.2 indien een verpakking lekt, moet deze lekkage onmiddellijk worden verholpen, bijvoorbeeld door lekkende vaten in overmaatse vaten te plaatsen. Bij lekkage moet ontwikkeling en verspreiding van giftige of explosieve stoffen of stankstoffen tot een minimum worden beperkt door doelmatige ventilatie, beperking van verspreiding van de vloeistof en snelle opname door middel van absorptiemateriaal. 4.5.3 Op een duidelijk zichtbare plaats bij de toegang tot de inrichting portier moet een duidelijk leesbare instructie zijn aangebracht over de te nemen maatregelen in het geval van een calamiteit. Deze instructie moet gegevens bevatten van instanties of personen waarmee in het geval van een calamiteit contact moet worden opgenomen. 4.5.4 Binnen een opslagvoorziening en tevens binnen een afstand van 2 m daarbuiten mag niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn. Aan de buitenzijde van de opslagvoorziening moet op daartoe geschikte plaatsen met betrekking tot dit verbod een pictogram overeenkomstig NEN 3011 zijn aangebracht.

4.6 Veiligheidsignalering, veiligheidsinformatiebladen, instructies 4.6.1 Aan de buitenzijde van een opslagvoorziening, nabij de toegangsdeur(en) moeten op duidelijk zichtbare plaatsen waarschuwingsborden worden geplaatst, welke het gevaar van de opgeslagen gevaarlijke stoffen aanduiden. Op daartoe geschikte plaatsen moeten het gevaarsymbolen "bijtende stoffen" en het verbodsbord "vuur, open vlam en roken verboden" zijn aangebracht. In plaats van bovengenoemde symbolen mogen ook de "grote etiketten" behorende bij de klasse 3, 8, 6.1 en 5.1 zoals nader omschreven in ADR hoofdstuk 5.3.1) worden geplaatst. Bron: Arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving. Toelichting: In bijlage 2 van de PGS 15 zijn voorbeelden van de voor de veiligheidssignalering te gebruiken gevaarsymbolen weergegeven. 4.6.2 Binnen de inrichting moeten veiligheidsinformatiebladen (ViB's) van de opgeslagen gevaadijke stoffen beschikbaar zijn. De VIB's moeten voldoen aan (EG) nr 1907/2006 (REACH). Dit voorschrift geldt niet voor stoffen die niet onder de Wms vallen en niet voor gevaarlijke afvalstoffen. Bron: Veiligheidsinformatiebladenbesluit Wms. Toelichting: Veiligheidsinformatiebladen (ook wel genoemd "material safety data sheets", MSDS) mogen ook digitaal in de inrichting beschikbaar zijn.

4.7 Vakbekwaamheid 4.7.1 Tijdens het verrichten van werkzaamheden met gevaarlijke stoffen in een opslagvoorziening moet een door het bedrijf aangestelde deskundige in de inrichting aanwezig zijn, met voldoende vakbekwaamheid op het gebied van het omgaan met gevaarlijke stoffen en het bestrijden van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Informatie over de vakbekwaamheid van de deskundige moet binnen de inrichting aanwezig zijn. Toelichting: De vakbekwaamheid van de deskundige moet aantoonbaar zijn, bijvoorbeeld aan de hand van gevolgde relevante opleidingen of certificaten.

4.8 Journaal en registratie 4.8.1 indien meer dan 2.500 kg gevaadijke stoffen wordt opgeslagen, moet van de opslag van gevaadijke stoffen die in de inrichting aanwezig zijn een actueel journaal worden bijgehouden. Het journaal moet van een datum zijn voorzien. Het journaal moet in de inrichting op een plaats ter inzage liggen, die direct toegankelijk is voor hulpverlenende diensten. Het journaal moet ten minste de volgende onderdelen bevatten: a de juiste vervoersnaam, aangevuld met, zover van toepassing, de technische benaming (zie 3.1.2

ADR/IMDG-code) en de klasse van de stof zoals vermeld in het ADR of de IMDG code; b de hoeveelheid van de stof; c de verpakkingsgroep (indien toegewezen); d het UN-nummer van de stof als mede de modelnummers van de gevaarsetiket(en) volgens art. 5.2

van ADR; Het journaal moet tevens een actuele tekening bevatten waarop het volgende is aangegeven:

pagina 25 van 30

Page 25: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

e de lay-out van de inrichting; f de plaats van de gebouwen en de te onderscheiden activiteiten; g de plaats waar de gevaadijke stoffen zijn opgeslagen; h een noordpijl. Het journaal moet zijn voorzien van een instructie met de namen en telefoonnummers van personen waarmee hulpvedenende diensten in het geval van een calamiteit contact kunnen opnemen. Toelichting: Het journaal heeft als doel hulpdiensten in geval van een calamiteit inzicht te geven in soort, hoeveelheid en locatie van opgeslagen gevaarlijke stoffen.Ten behoeve van het formuleren van de Journaalverplichting kunnen de volgende aandachtspunten worden genoemd: i in overleg met de lokale brandweer of het bevoegd gezag kan voor een andere vorm van het Journaal

worden gekozen; j door de modelnummers van een gevaarsetiket volgens hoofdstuk 5.2 van ADR in het Journaal op te

nemen zijn alle relevante gevaren van een stof bekend (bv een klasse 3 met bijkomend gevaar 6.1, dan moet vermeldt worden 3 + 6.1);

k indien ADR-klasse, UN-nummer, verpakkingsgroep en hoeveelheid van de opgeslagen gevaarlijke stoffen niet frequent wijzigen (niet vervoergebonden inrichting) kan eventueel worden volstaan met een eenmalige lijst van de maximale opslag (bijvoorbeeld het gevaarlijke sloffenoverzicht uit de aanvraag om een omgevingsvergunning), de soort gevaarlijke stof en de plaats van opslag (bijvoorbeeld een tekening). Indien in een opslagvoorziening stoffen qua soort en hoeveelheid dagelijks drastisch wijzigen, moet het Journaal dagelijks worden geactualiseerd;

I indien een actueel intern noodplan aanwezig en beschikbaar is voor hulpverlenende diensten, is het niet nodig om een tekening en persoonsgegevens in het logboek op te nemen.

5 OPSLAG ZOUTZUUR IN EEN TANK 5.1.1 De tank, leidingen en appendages moeten blijvend vloeistofdicht zijn en zodanig zijn geconstrueerd en worden onderhouden dat het optimaal veilig functioneren van alle onderdelen gewaarborgd is. Ze moeten bestand zijn tegen de druk en temperatuur welke hierin optreden en het medium waarvoor ze bestemd zijn. 5.1.2 De tank moet zijn voorzien van een vulleiding en een ontluchtingsleiding. Het vulpunt moet zijn voorzien van een duidelijk opschrift van het in de tank op te slaan medium. 5.1.3 De tank moet zijn voorzien van een overvulbeveiliging en een niveaumeetinstallatie. De tank mag slechts voor 95% worden gevuld. Het vullen van een tank moet zonder lekken en morsen geschieden. 5.1.4 De tank met de daarbij behorende leidingen en appendages voor de opslag van zoutzuur moet zijn uitgevoerd, geïnstalleerd en worden gerepareerd of vervangen overeenkomstig de hierna genoemde paragrafen van de BRL-K 903/07, door een bedrijf dat op grond van die BRL daartoe is gecertificeerd: 1.9; 3.1 t/m 3.22, 9.1 t/m 9.21 (met uitzondenng van 9.3, 9.5 en 9.13), 9.27 , 9.29, 9.30, 12.6, 15.1, 15.2.

6 GEUR 6.1.1 Geurreducerende voorzieningen moeten voor de goede werking, onder optimale condities in bedrijf worden gehouden en moeten zo vaak als voor een goede werking noodzakelijk is worden vervangen en gereinigd, worden onderhouden en geïnspecteerd. 6.1.2 De werking van het lavafilter moet worden gecontroleerd door de pH, temperatuur en geleidbaarheid van het percolaatwater ten minste 1 x per maand te meten. De werking van de automatische bevochtiging dient ten minste 1 x per week te worden gecontroleerd. Voor een optimale werking van het lavafilter moet van het percolaatwater de: • pH>2 o geleidbaarheid < 3000 microS/cm. 6.1.3 De vergunninghouder moet alle maatregelen of voorzieningen treffen ter beperking van geurwaarneming buiten de inrichting, die redelijkerwijs mogelijk zijn.

pagina 26 van 30

Page 26: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

6.1.4 Indien onverhoopt afvalwater is geaccepteerd dat een zodanige toename van de geuremissie tot gevolg heeft dat de van de inrichting afkomstige geur waarneembaar is bij woningen van derden, moet op aanwijzing van het bevoegd gezag de verwerking van dit afvalwater onmiddellijk worden gestaakt. 6.1.5 De geurimmissie vanwege de inrichting mag ter plaatse van woningen van derden maximaal 0,5 odourunits per kubieke meter als 98 percentiel bedragen.

pagina 27 van 30

Page 27: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

BIJLAGE 1 : BEGRIPPEN ** VOORZOVER EEN DIN-, NEN-, NEN-EN-, OF NEN-ISO-NORM, ...: Voor zover in een voorschrift verwezen wordt naar een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-, NVN-norm, Al-blad, BRL, CPR, PGS of NPR, wordt de uitgave bedoeld die voor de datum waarop de vergunning is vedeend het laatst is uitgegeven met tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen. indien er sprake is van reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties is -de norm, BRL, CPR, PGS, NPR of het Al-blad van toepassing die bij de aanleg of installatie van die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. Alle onderstaande verklaringen en definities zijn van toepassing op de in de voorschriften gebruikte benamingen en termen, aangevuld met, dan wel in afwijking van de in NEN 5880 (Afval en afvalverwijdering. Algemene termen en definities) en de NEN 5884 (Afval en afvalverwerking, termen en definities voor bouw­en sloopafval) gegeven verklaringen en definities. BESTELADRESSEN: publicaties zijn in ieder geval verkrijgbaar bij de onderstaande instanties: - overheidspublicaties zoals Al-bladen en CPR-nchtlijnen bij: SDU Service, afdeling Verkoop Postbus 20014 2500 EA DEN HAAG telefoon (070) 378 98 80 telefax (070) 378 97 83 - PGS-richtlijnen zijn digitaal verkrijgbaar via www.publicatiereeksgevaadijkestoffen.nl - DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-nchtlijnen bij: Nededands Normalisatie-instituut (NEN), Afdeling verkoop Postbus 5059 2600 GB DELFT telefoon (015) 269 03 91 telefax (015) 269 02 71 www.nen.nl - BRL-richtlijnen bij: KIWA Certificatie en Keuringen Postbus 70 2280 AB RIJSWIJK telefoon (070) 414 44 00 telefax (070) 414 44 20 - InfoMil is het informatiecentrum in Nededand over milieu wet- en regelgeving. www.infomil.nl BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT): Voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een innchting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen -economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de innchting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de innchting drijft, redelijkerwijs in Nededand of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de innchting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de innchting buiten gebruik wordt gesteld. BODEM: Het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen. BODEMBESCHERMENDE MAATREGEL: Handeling in de vorm van controle of onderhoud van een voorziening of proces, om de kans op emissies of immissies te reduceren (overeenkomstig Barim). BODEMBESCHERMENDE VOORZIENING:

pagina 28 van 30

Page 28: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

Een vloeistofkerende voorziening, een vloeistofdichte vloer of verharding of een andere doelmatige fysieke voorziening, ter voorkoming van immissies in de bodem. BODEMINCIDENT: Een incident waarvan op voorhand een redelijk vermoeden bestaat dat vrijgekomen stoffen de bodem zullen belasten, dan wel een incident waarna door middel van lekdetectie of anderszins is vastgesteld dat bodembelasting is opgetreden. BODEMRiSICO(CATEGORIE): Typering van de kans op (en omvang van) een bodembelasting door een specifieke bedrijfsmatige activiteit BODEMRISiCOCATEGORIE A: Verwaarloosbaar bodemrisico. BODEMRISICODOCUMENT: Document dat inzicht geeft in het nsico van bodemverontreiniging. Hiertoe wordt per bodembedreigende activiteit de (eind-) emissiescore en de bijbehorende bodemdsicocategone, overeenkomstig de bodemrisicochecklist uit de Nededandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten, bepaald. CUR/PBV: Stichting Civieltechnisch Centrum Uitvoenng Research en Regelgeving / Projectbureau Plan Bodembeschermende Voorzieningen. CUR/PBV-AANBEVELiNG 51: Milieutechnische ontwerpcriteria voor bedrijfsdoledngen. CUR/PBV-AANBEVELING 65: Ontwerp en aanleg van bodembeschermende voorzieningen. EMBALLAGE: Verpakkingsmateriaal, zoals glazen en kunststof flessen, blikken en kunststof cans, metalen en kunststof vaten of fiberdrums, papieren en kunststof zakken, houten kisten, big-bags en intermediate buikcontainers (IBC's). EMISSIE: De uitworp van één of meer verontreinigende stoffen naar de lucht (vracht per tijdeenheid). GELUIDSNIVEAU IN DB(A): Het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Elektrotechnische Commissie (lEC) terzake opgestelde regels, zoals neergelegd in de lEC-publicatie no. 651, uitgave 1989. GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN: Afvalstoffen zoals aangewezen in de regeling Europese afvalstoffenlijst (Eural). GEVAARLIJKE STOFFEN: Indien sprake is van een opslag volgens CPR 15-1, 15-2, of 15-3: Stof of preparaat dat bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaadijke stoffen en preparaten is ingedeeld in een categone als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer. Indien sprake is van een opslag volgens PGS 15: Gevaadijke stof als bedoeld in artikel 1, lid 1 onderdeel b, van de Wet vervoer gevaadijke stoffen. GOEDEREN: Producten als genoemd in bijlage 7 van de NeR. Bijlage 7 van de NeR geeft de klasse-indeling van de meest voorkomende stortgoederen. Deze lijst moet overigens niet als limitatief worden gezien, doch kan aanvullingen of wijzigingen ondergaan. IMMISSIE: De concentratie in de omgeving (op leefniveau). LANGTIJDGEMIDDELD BEOORDELINGSNIVEAU (LAr,LT): Het A-gewogen gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, bepaald in de loop van een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai', uitgave 1999. MAXIMALE GELUIDNIVEAU (LAmax): Het hoogste A-gewogen geluidsniveau, afgelezen in de meterstand 'fast', verminderd met de meteocorrectieterm Cm. De meterstand 'fast' komt overeen met een tijdconstante van 125 ms. NEN:

pagina 29 van 30

Page 29: OMGEVINGSVERGUNNING...2012/05/21  · OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan North Water Afvalwater B.V. voor een zout afvalwater zuiveringsinstallatie (ZAWZI) Locatie: Schakelweg 2, 9936

Een door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) uitgegeven norm. NEN 5725: Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek. NEN 5740: Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteitvan bodem en grond. NER: Nededandse Emissie Richtlijn Lucht. NRB: Nededandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten, Informatiecentrum Milieuvergunningen (InfoMil). NULSITUATIE: De kwaliteitvan de grond en het grondwater ter plaatse van de inrichting op het moment dat de bedrijfsactiviteiten zijn gestart. ONTDOENER: Persoon of inrichting waar afval ontstaat en die zich van het afval wil ontdoen door het af te geven aan een inzamelaar, vervoerder handelaar, bewerker of verwerker. ODOUR UNIT 1 odour unit = de hoeveelheid geurveroorzakende stof die in 1 m^ lucht mag toegevoegd worden zodat de helft van een groep mensen (een zogenaamd geurpanel) de geur nog net kan onderscheiden van geurvrije lucht, en de andere helft niet. Het geurpanel is zodanig gekozen dat de helft van het panel 40 ppm n-butanol ruikt (123 pg n-butanol/m3 = 1 European Reference Odour Mass (EROM)). 1 odour unit = 2 geureenheden PBV-VERKLARING VLOEISTOFDICHTE VOORZIENINGEN: Verkladng op basis van het KIWA/PBV document 99-02 Model Verklaring vloeistofdichte voorziening. POTENTIEEL BODEMBEDREIGENDE ACTIVITEIT: Elke activiteit die een nsico van verontreiniging van de bodem met zich meebrengt, als gevolg van de aard van die activiteit en als gevolg van de fysische en chemische eigenschappen van de stoffen waarmee de activiteit wordt uitgevoerd. Bij het vaststellen of een activiteit potentieel bodem bedreigend is worden eventuele maatregelen en voorzieningen die zijn getroffen om het risico van die activiteit uit te sluiten buiten beschouwing gelaten. RISICO: De mate van ongewenste gevolgen van een activiteit in relatie met de kans dat deze zich voordoen.

pagina 30 van 30