om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het...

70

Transcript of om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het...

Page 1: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625
Page 2: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

2Syllabus2017voordeAangifteIB2016

om het beste

Ookdatis#werkenbijpwc

Je studie zit erop en je zit vol ambitie, net als PwC. Met een frisse blik weet je hoe zakelijke en financiële dienstverlening beter kan. Daarom krijg je bij PwC alle ruimte voor initiatieven. Bij PwC staat kwaliteit voorop, maar dan wel op jouw manier. Het gaat ons niet alleen om wat je hebt gestudeerd, maar ook om jouw ideeën. We vinden het belangrijk dat iedereen bij PwC zijn visie, kennis en ervaringen deelt met anderen. Daar worden niet alleen jij en je collega’s beter van, maar ook onze klanten.

Leren en inspireren

Je krijgt bij ons meer vrijheid dan je verwacht. De kansen liggen voor het oprapen. Om het beste uit jezelf te halen werk je in multidisciplinair teams met collega’s die elkaar inspireren. Bij PwC vind je dan ook veel mensen met verschillende opleidingen en culturele achtergronden.

Verras jezelf en je klanten

PwC onderscheidt zich door oprechte interesse in haar klanten. In een diepgaande relatie willen we hen verrassen met persoonlijke aandacht en advies op maat. Daarom blijven we zoeken naar nieuwe invalshoeken, want alleen door onszelf uit te dagen, komen we tot de beste oplossingen op het gebied van Advisory, Tax & HRS en Audit & Assurance.

Ontdek je kracht

We helpen je graag verder bij het ontdekken van je sterke punten. Met coaching, inspirerende collega’s, diverse opleidingen en de mogelijkheid te switchen tussen sectoren en vestigingen. En daar hoort het buitenland ook bij. Want als het om jouw ontwikkeling gaat, kent PwC geen grenzen.

Heb je interesse?

Kijk voor meer informatie over werken bij PwC of heb je vragen voor een van onze recruiters, kijk dan ook op werkenbijpwc.nl

Kom verder op werkenbijpwc.nl

The opportunity of a lifetime

Page 3: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 3

Beste medewerkers,

Voor jullie ligt de syllabus 2017 voor de aangifte inkomstenbelasting 2016. Bij de belastingaangifte worden het aangifteprogramma Elsevier Nextens én de syllabus gebruikt. De syllabus is hierbij al lange tijd een erg handig hulpmiddel, omdat hierin alle relevante informatie staat. Wanneer er vragen of onduidelijkheden zijn bij het invullen van de aangifte is het antwoord te vinden in de syllabus. Daarnaast is het doel van de syllabus om jullie als medewerkers van de Stichting Belastingwinkel Rotterdam op te leiden. Kortom, de syllabus is heel handig en vooral erg leerzaam!

De Belastingwinkel helpt niet alleen haar cliënten, maar streeft er ook naar dat jullie, onze medewerkers, een leerzame en gezellige tijd zullen hebben! De Belastingwinkel zal ook dit collegejaar weer diverse activiteiten organiseren waarbij gezelligheid voorop staat. Zo staat er in november een opleidingsweekend gepland, zijn er in maart weer de Landelijke Aangifte Dagen en vindt in mei de eindactiviteit plaats. Daarnaast zullen er verschillende opleidingsavonden en borrels worden georganiseerd gedurende het jaar. Kortom, een jaar waarin zowel jullie fiscale kennis als jullie algemene vaardigheden worden getraind met daarnaast de nodige ontspanning!

Tenslotte willen wij namens het bestuur van de Stichting Belastingwinkel Rotterdam jullie als medewerkers enorm bedanken voor jullie steun en inzet. Vele Rotterdammers zijn voor hun aangifte afhankelijk van onze dienstverlening. De Belastingwinkel staat of valt hierbij met de inzet van haar medewerkers! Geniet van dit gezellige en leerzame jaar!

Namens de Opleidingscommissie 2016/2017,

v.l.n.r.: Jaleesa Rijn, Hamza Achtot, Luz Marina Rodrigues Pita, Rick van Dekken

Page 4: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

4Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Inhoudsopgave 1 - Introductie Stichting Belastingwinkel Rotterdam .............................................................. 6

1.1 - De syllabus ........................................................................................................................ 6 1.2 - Inleiding SBR .................................................................................................................... 7 1.3 - Inleiding Belastingdienst .................................................................................................. 9

2 - Aangifte IB & Premie volksverzekeringen ........................................................................ 12 2.1 – Inleiding ..................................................................................................................... 12

2.2 – Algemeen .................................................................................................................... 12 2.3 - Kopieën en bewijsstukken ........................................................................................... 13 2.4 – Partnerbegrip .............................................................................................................. 14 2.5 – Inkomenstoerekening .................................................................................................. 15

3 - Inkomsten ............................................................................................................................. 16 3.1.a – Inkomsten uit tegenwoordige en vroegere arbeid .................................................... 16 3.1.b – Tarieven ................................................................................................................... 18 3.1.c – Buitenlands inkomen ............................................................................................... 20 3.1.d – Middeling ex art. 3.154 Wet IB ............................................................................... 21 3.2 – Negatief loon .............................................................................................................. 23 3.3 – Privévoordeel van een auto van de werkgever ........................................................... 23 3.4 – Reiskostenaftrek openbaar vervoer ............................................................................ 24 3.5 – Ontvangen vergoeding van de werkgever .................................................................. 25 3.6 – Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden ........................................................ 25 3.7 – Inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) zorgverzekeringswet ...................................... 26 3.8 – Periodieke uitkeringen ................................................................................................ 27

4 – De eigen woning ................................................................................................................... 29 4.1 – Het eigenwoningforfait ............................................................................................... 29 4.2 – Aftrekbare kosten ingeval het eigenwoningforfait van toepassing is ......................... 31

5 – De uitgaven voor inkomensvoorzieningen ........................................................................ 35 5.1 – Lijfrente ...................................................................................................................... 35 5.2 – Jaarruimte ................................................................................................................... 36 5.3 – Reserveringsruimte ..................................................................................................... 38 5.4 – Tijdstip van aftrek ....................................................................................................... 38

6 – De negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen ....................................................... 40

Page 5: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 5

7 – De persoonsgebonden aftrek .............................................................................................. 41 7.1 – De uitgaven voor onderhoudsverplichtingen .............................................................. 42 7.2 – Specifieke zorgkosten ................................................................................................. 42 7.2.a. – Specifieke zorgkosten ............................................................................................. 44 7.2.b. – Overige specifieke zorgkosten ................................................................................ 50 7.3 – Weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen .......................................................... 51 7.4 – Scholingsuitgaven ....................................................................................................... 52 7.5 – Aftrekbare giften ......................................................................................................... 53 7.6 – Negatieve persoonsgebonden aftrek ........................................................................... 54

8 – Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen ..................................................................... 56 8.1 – Rendementsgrondslag ................................................................................................. 56 8.2 – Voordeel uit sparen en beleggen ................................................................................ 58

9 – Heffingskortingen ............................................................................................................... 59 9.1 – Algemene heffingskorting .......................................................................................... 60 9.2 – Arbeidskorting ............................................................................................................ 60 9.3 – Werkbonus .................................................................................................................. 61 9.4 – Inkomensafhankelijke combinatiekorting .................................................................. 62 9.5 – Jonggehandicaptenkorting .......................................................................................... 63 9.6 – Ouderenkorting ........................................................................................................... 64 9.7 – Alleenstaande ouderenkorting .................................................................................... 64 9.8 – Korting voor maatschappelijke beleggingen .............................................................. 64 9.9 – Tijdelijke heffingskorting voor VUT en prepensioen ................................................ 64 9.10 – Levensloopverlofkorting ......................................................................................... 64

10 – Nog te betalen of nog te ontvangen .................................................................................. 65

11 – Bijlagen .............................................................................................................................. 66

Page 6: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

6Syllabus2017voordeAangifteIB2016

1 - Introductie Stichting Belastingwinkel Rotterdam In dit hoofdstuk staat de introductie van de Stichting Belastingwinkel Rotterdam centraal. Er zal worden uiteengezet hoe de syllabus en de daarbij behorende formulieren gebruikt moeten worden. Daarnaast wordt kort stilgestaan bij het functioneren van de vestiging. Tot slot worden enkele belangrijke zaken rondom de Belastingdienst toegelicht.

1.1 - De syllabus

In deze paragraaf wordt het gebruik van de syllabus behandeld, waarna vervolgens de verschillende formulieren geïntroduceerd worden. 1.1.a - Het gebruik van de syllabus

De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is beperkt tot de hoofdzaken. Het is dus geen compleet overzicht van alle belastingproblemen die zich kunnen voordoen bij cliënten! Zelf nadenken over de problemen van een cliënt is dus van groot belang, want alleen zo kunnen we een hoge kwaliteit van de ingevulde aangiften bereiken.

Bij het uitwerken van de voor onze doelgroep belangrijke regelingen is zoveel mogelijk verwezen naar de wet, die de bron van alle regelingen vormt. Zo nodig wordt een bepaald punt met een voorbeeld toegelicht. Naast de syllabus en de wettekst vormt de Belastingalmanak ook een handig hulpmiddel, omdat daarin vele regelingen zijn uitgelegd en specifiek staat wat er wel en niet onder een bepaalde regeling valt. Op iedere vestiging is een Belastingalmanak aanwezig

1.1.b – Schaduwformulier

De syllabus is dus een leidraad en om het gebruik van deze leidraad te vereenvoudigen is in de bijlage een schaduwformulier opgenomen. In dit formulier is verwezen naar de pagina waarop het betreffende onderwerp wordt uitgelegd. Je ziet dan meteen op welke pagina van de syllabus een bepaald onderwerp te vinden is of waar het ingevuld dient te worden in het programma.

De Belastingdienst werkt met afgeronde bedragen, en daarom mag ieder bedrag dat in het aangifteprogramma wordt ingevuld in het voordeel van de belastingplichtige worden afgerond. Dat wil zeggen: inkomsten en opbrengsten naar beneden afronden en uitgaven en kosten naar boven afronden. Let op! Zijn er meerdere bedragen die bij elkaar moeten worden opgeteld, dan mag alleen pas na het bepalen van de totaalsom worden afgerond.

Net zoals geldt voor de syllabus is het schaduwformulier niet volledig. Ook deze is namelijk beperkt tot de meest voorkomende onderwerpen. De rest is altijd terug te vinden in de wettekst, in de Belastingalmanak of in het aangifteprogramma op de laptops. Het schaduwformulier is te vinden in de bijlage.

Page 7: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 7

1.2 - Inleiding SBR

1.2.a – Dossier

Per cliënt wordt er een dossier aangelegd met daarin alle belangrijke gegevens van de cliënt. Op het moment dat je bij het invullen van de aangifte gebruik maakt van bepaalde informatie moet daarom een scan van deze informatie worden gemaakt en in het dossier worden gestopt. Als je besluit bepaalde informatie mee te nemen, ondanks dat er geen bewijsstuk van is, kun je een aantekening maken.

Het dossier is een handig hulpmiddel bij de aangifte van de cliënt een jaar later. Daarnaast kunnen vragen van de belastinginspecteur eerder beantwoord worden en kan worden vastgesteld waarom de inspecteur is afgeweken van de aangifte. Elke vestiging heeft haar eigen Becon-nummer (belastingconsulent-nummer).

In het dossier moeten in ieder geval de volgende stukken:

• Voorblad met overzicht van cliëntgegevens • Kopie van geldig identiteitsbewijs (bijv. paspoort of rijbewijs) • Machtiging (dient te worden ondertekend door zowel de cliënt als een groepsleider) • Elektronische handtekening! (hiermee kunnen we de aangifte indienen) • Kopieën van bewijsstukken (bijv. jaaropgaven, buitengewone lasten) • Eventueel kladpapier met opmerkingen en berekeningen

Elke belastingplichtige dient een machtiging te hebben ondertekend, zodat de Belastingwinkel de volmacht heeft om namens hem zijn aangelegenheden inzake belastingen te behartigen en waarin haar aansprakelijkheid helder uiteen is gezet

1.2.b - De vestigingen van de SBR

Vestiging Zuid Vestiging Centrum-Middelland

Persoonsdam 142 Tidemanstraat 80

3071 EE Rotterdam 3022 SM Rotterdam

Tel: 010 - 485 78 10 Tel: 010 - 268 03 08

Becon-nummer 386625 Becon-nummer 386583

Openingstijd: Openingstijd:

maandagavond 18.00 – 20.00 uur dinsdagavond 18:00 – 20:00 uur

Page 8: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

8Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Vestiging Het Oude Noorden Vestiging Lage Land

Ruivenstraat 81 Bramanteplein 2

3036 DD Rotterdam 3066 BH Rotterdam

Tel: 010 - 466 15 44 Tel: 010 - 286 72 18

Becon-nummer 386595 Becon-nummer 386613

Openingstijd: Openingstijd:

woensdagavond 18.00 – 20.00 uur woensdagavond 18.00 – 20.00 uur

Vestiging Den Haag

Spui 68 (Centrale Bibliotheek derde verdieping)

2511 BT Den Haag

Tel: 010 - 466 15 44

Openingstijd:

Dinsdagavond 17.30 – 19.30 uur

Page 9: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 9

1.3 - Inleiding Belastingdienst

In deze paragraaf komen een aantal algemene aspecten aan de orde zoals de aangifte, de aanslag en contactgegevens van de Belastingdienst die van belang zijn voor een goed begrip van de in de volgende hoofdstukken te behandelen procedures.

1.3.a - De aangifte

Hier volgen enkele opmerkingen t.a.v. de aangifte.

• Het aangiftebiljet wordt uitgereikt door de inspecteur. • Het is verplicht om het uitgereikte biljet in te vullen, te ondertekenen en terug te zenden. • Wanneer geen biljet is ontvangen en de verwachting bestaat dat er belasting betaald moet

worden, bestaat de verplichting een aangiftebiljet aan te vragen. Dat biljet wordt dan uitgereikt, zodat ook hiervoor de verplichting van invullen, ondertekenen en terugzenden bestaat.

• De termijn waarbinnen het biljet moet worden teruggezonden staat linksboven het biljet (in de meeste gevallen staat er: vóór 1 mei).

• Soorten biljetten, onder andere:

o P-biljet: het standaardbiljet o F-biljet: wanneer aangifte dient te worden gedaan voor een overledene over het

jaar waarin de belastingplichtige is overleden. o C-biljet: wanneer de belastingplichtige in het belastingjaar niet in Nederland

heeft gewoond, maar wel in Nederland inkomsten heeft genoten. o M-biljet: voor de belastingplichtige die een deel van het jaar niet in Nederland

heeft gewoond.

Inspecteur en de belastingplichtige zijn beiden niet gebonden aan de aangifte, wat als gevolg kan hebben:

• Een vragenbrief vooraf, voor zover de gevraagde gegevens van belang zijn bij het bepalen van de aanslag ben je verplicht die te verstrekken (art. 47 AWR).

• Correctiebrief, waarin de inspecteur vermeldt dat hij van de aangifte zal afwijken en op welke punten.

• Geen kennisgeving, de inspecteur legt gewoon de aanslag op.

Let op! Het aangiftebiljet moet door de belastingplichtige worden ondertekend. Als er gebruik wordt gemaakt van een elektronische aangifte moet een elektronische handtekening formulier worden ingevuld en ondertekend bij de programma’s van de belastingdienst. Bij het gebruik van het Elsevier Nextens programma is dit niet nodig.

Let op! Controleer het rekeningnummer voor teruggave. Vanaf 2012 kunnen wij het rekeningnummer niet meer voor de cliënt wijzigen. Dit zullen zij zelf moeten doen!

Page 10: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

10Syllabus2017voordeAangifteIB2016

1.3.b - De aanslag

Er zijn diverse vormen van de aanslag. Welke er zijn en wat deze inhouden wordt in deze subparagraaf uitgelegd.

1. Voorlopige aanslag a) Een voorheffing gemaakt op basis van de aangifte van het voorgaande jaar OF de

aanslag opgelegd na de gedane aangifte.

b) De voorlopige aanslag neem je altijd mee in het indienen van de aangifte.

c) Bezwaar en verzoek om ambtshalve vermindering is niet mogelijk.

2. Definitieve aanslag

d) Moet opgelegd worden binnen 3 jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan, eventueel verlengd met de periode waarvoor uitstel tot het doen van aangifte is verleend.

e) Bezwaar en verzoek om ambtshalve vermindering is mogelijk. Tegen de uitspraak op het bezwaarschrift bestaat de mogelijkheid tot het aantekenen van beroep bij de rechtbank.

3. Ambtshalve aanslag

f) Een bijzondere vorm van een definitieve aanslag, opgelegd omdat de belastingplichtige heeft verzuimd aangifte te doen.

g) De inspecteur zal naar eigen redelijk inzicht en met hem ter beschikking staande gegevens de aanslag vaststellen.

h) Heeft omkering van de bewijslast tot gevolg (art. 25 lid 3 AWR).

i) Bezwaar en verzoek om ambtshalve vermindering is mogelijk. Tegen de uitspraak op het bezwaarschrift bestaat de mogelijkheid tot het aantekenen van beroep bij de rechtbank.

4. Navorderingsaanslag

j) Kan gedurende 5 jaar na het ontstaan van de belastingschuld worden opgelegd, eventueel verlengd met de periode van uitstel. Indien sprake is van buitenlands inkomen is de termijn 12 jaar (art. 16 lid 4 AWR).

k) Belangrijkste voorwaarde is het bekend worden van een nieuw feit (art. 16 lid 1 AWR) dat redelijkerwijs niet bekend had kunnen zijn bij de inspecteur. Voor overige voorwaarden zie art. 16 lid 2 AWR.

l) De belastingplichtige die te kwader trouw is, geniet geen bescherming ter zake van een nieuw feit.

m) Meestal verhoogd met een boete, eventueel (deels) kwijtgescholden door de inspecteur.

Page 11: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 11

n) Tegen de navorderingsaanslag en het kwijtscheldingsbesluit is bezwaar en verzoek om ambtshalve vermindering mogelijk. Tegen de uitspraak op het bezwaarschrift bestaat de mogelijkheid tot het aantekenen van beroep bij de rechtbank.

5. Naheffingsaanslag

o) Opgelegd bij belastingen die op aangifte worden afgedragen of voldaan (bijv. loonheffing en omzetbelasting), als die belastingen niet of slechts gedeeltelijk zijn betaald.

p) Kan gedurende 5 jaar na het ontstaan van de belastingschuld worden opgelegd, met uitzondering van art. 20 lid 4 AWR.

q) Bezwaar en verzoek om ambtshalve vermindering is mogelijk. Tegen de uitspraak op het bezwaarschrift bestaat de mogelijkheid tot het aantekenen van beroep bij de rechtbank.

6. Verplichte aanslag

r) De verschuldigde belasting overtreft de gezamenlijke voorheffingen en de voorlopige teruggaven met meer dan € 45 (art. 9.4 Wet IB). Indien dit bedrag € 45 of minder is, wordt er een nihil-aanslag opgelegd. Er hoeft dan niet betaald te worden.

s) Er is voor/in de loop van het kalenderjaar een voorlopige teruggaaf vastgesteld.

t) De belastingplichtige heeft aangifte gedaan.

u) Zie verder de voorwaarden in art. 9.4 Wet IB.

v) Indien de teruggave € 14 of minder bedraagt, wordt de aanslag vastgesteld op nihil.

Let op! De Belastingdienst houdt niet altijd rekening met de nihil-aanslag (zie §2.15). Wordt er toch een aanslag opgelegd, maak dan bezwaar.

1.3.c - Adres van de Belastingdienst

De Belastingdienst is onderverdeeld in de volgende eenheden: Particulieren, Ondernemingen, Grote Ondernemingen en Douane. De adressen van de Belastingdienst en aanverwante instanties die van toepassing kunnen zijn voor de SBR zijn hieronder weergegeven. Voor de overige contactgegevens is het beter om de Belastingtelefoon te bellen of internet te raadplegen.

Belastingtelefoon Particulieren 0800 – 0543 (gratis) Ma t/m do: 8.00-20.00 uur

Vr: 8.00-17.00 uur

Page 12: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

12Syllabus2017voordeAangifteIB2016

2 - Aangifte IB & Premie volksverzekeringen

In dit hoofdstuk worden alle essentiële punten voor het invullen van de aangifte behandeld. Na een inleiding met wat algemene zaken voor het invullen van de aangifte worden de onderdelen van de formulieren punt voor punt besproken. In het schaduwformulier in de bijlage staat per post op welke pagina van de syllabus je meer informatie kunt vinden.

2.1 – Inleiding

In deze inleiding wordt stilgestaan bij de aanwezige hulpmiddelen voor het doen van de aangifte en de dossiervorming. Tevens wordt het partnerbegrip en de inkomenstoerekening tussen partners besproken.

2.2 – Algemeen

Dit hoofdstuk van de opleidingssyllabus behandelt het aangiftebiljet. Het merendeel van ons werk bestaat uit het digitaal invullen van aangiftebiljetten, waarbij we het aangifteprogramma van Elsevier Nextens gebruiken. Samen met de Belastingalmanak en de toelichting bij het Elsevier Nextens programma is deze syllabus de handleiding bij het invullen van de aangiftebiljetten. De Belastingalmanak voor de aangifte over 2016 wordt net zoals deze syllabus ‘2017’ genoemd. Let er dus op dat dit jaartal niet gelijk is aan het aangiftejaar.

Kortom: Let er dus op dat je voor elk jaar de juiste Belastingalmanak raadpleegt en de juiste getallen gebruikt!

De Wet Identificatie Dienstverlening (WID) is op 1 juli 2003 in werking getreden. De SBR heeft hier ook mee te maken. Voortaan zal van iedere belastingplichtige van wie wij de aangifte invullen, een kopie van een geldig legitimatiebewijs in het dossier moeten worden opgenomen. Als geldig legitimatiebewijs geldt: paspoort, identiteitskaart, rijbewijs, verblijfsdocument. Let op of het legitimatiebewijs nog geldig is. Als er een kopie van een legitimatiebewijs in het dossier zit dat is verlopen, maak dan een kopie van het nieuwe, geldige legitimatiebewijs.

Let dus op: Zonder geldig legitimatiebewijs mogen wij cliënten niet helpen!

Belangrijkste gegevens

Alvorens te beginnen met het invullen van de aangifte is het handig om te controleren of de cliënt voldoende gegevens bij zich heeft, zodat de aangifte meteen volledig ingevuld kan worden. De belangrijkste gegevens zijn in de praktijk:

• geldig legitimatiebewijs; • jaaropgaven van de (oud-)werkgever(s), ook die van de (eventuele) partner; • jaaropgaven van de uitkeringsinstellingen; • bank-/giroafschriften waarop begin- en eindsaldi van het desbetreffende jaar staan; • nota's van zorgkosten/buitengewone uitgaven. Een polis van de afgesloten

ziektekostenverzekering is niet meer nodig, ziektekostenpremies zijn niet meer aftrekbaar;

• indien in bezit van een eigen woning: hypotheekjaaroverzicht, WOZ-beschikking.

Page 13: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 13

Doelgroep

Bekijk kort of de cliënt in de doelgroep van de SBR valt, namelijk de mindervermogende particulieren (geen ondernemers!). Als SBR hebben we de grens dit jaar gesteld op € 35.000. Het gaat hier om het inkomen van de belastingplichtige tezamen met zijn eventuele partner. Indien het belastbare inkomen meer bedraagt, vragen wij aan de cliënt een vrijwillige bijdrage. Wijs de cliënt hier ook op voordat je de aangifte in behandeling neemt.

Voorblad

Let bij het invullen van het voorblad op dat je altijd de naam van de cliënt, de datum en je eigen naam invult zodat het voor de groepsleiders duidelijk is wie welke aangifte heeft behandeld. Vergeet niet een duidelijke uitwerking van de berekeningen bij te voegen in het dossier. Als je een opmerking hebt, zet deze dan op het voorblad waar ruimte is voor aantekeningen. Met andere woorden: Zorg ervoor dat het voor iedereen duidelijk is hoe je tot het resultaat gekomen bent en tegen welke problemen je bent aangelopen.

Aangifteprogramma of aangiftebiljet

Vul vervolgens de aangifte in met behulp van het Elsevier Nextens programma of het aangiftebiljet.

Indien een belastingplichtige een brief heeft gekregen met het verzoek om aangifte te doen of een aangiftebiljet is uitgereikt door de Belastingdienst, dan moet altijd aangifte worden gedaan, ook als het inkomen of de teruggave nihil is (art. 8 AWR).

Indien de fiscale partner niet aanwezig is, dient de aanwezige belastingplichtige het biljet of de elektronische handtekening te ondertekenen namens de fiscale partner. Dit kan in opdracht. De partner tekent dan met zijn eigen handtekening en vermeldt daarbij de letters i.o. (= in opdracht).

2.3 - Kopieën en bewijsstukken

De bewijsstukken (zoals de jaaropgaven en de bewijsstukken met betrekking tot de ziektekosten, studiekosten, eigen woning gegevens enzovoort) moeten voor het dossier worden gescand. Alle originele bewijsstukken moeten aan de cliënt worden teruggegeven. Naar de Belastingdienst moet alleen de ondertekende elektronische handtekening of het aangiftebiljet worden verzonden. Bewijsstukken dienen niet meegezonden te worden. Wil de Belastingdienst aanvullende informatie, dan zullen zij daar zelf om vragen.

Het dossier moet het volgende bevatten: • kladpapier met de basisgegevens van de cliënt + eventuele aantekeningen; • een kopie van het geldige legitimatiebewijs; • een machtigingsformulier • eventuele berekeningen en toelichtingen; • een kopie van de bewijsstukken en de jaaropgaven; • een kopie van de brieven naar de Belastingdienst en de cliënt.

Page 14: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

14Syllabus2017voordeAangifteIB2016

2.4 – Partnerbegrip

Alle definities die in de Wet IB worden gebruikt zijn te vinden in hoofdstuk 1 van die wet. Dat geldt ook voor het partnerbegrip, dat te vinden is in artikel 1.2. Volgens lid 1 wordt in aanvulling op artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen onder partner mede verstaan degene die op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en:

• uit wiens relatie met de belastingplichtige een kind is geboren; • die een kind van de belastingplichtige heeft erkend dan wel van wie een kind door de

belastingplichtige is erkend; • die voor de toepassing van een pensioenregeling als partner van de belastingplichtige is

aangemeld; • die samen met de belastingplichtige een woning heeft, die hun anders dan tijdelijk als

hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom, waaronder begrepen economisch eigendom, of op grond van een recht van lidmaatschap van een coöperatie;

• waarbij op dat woonadres tevens een minderjarig kind van ten minste een van beiden staat ingeschreven, behoudens ingeval de belastingplichtige door middel van een schriftelijke huurovereenkomst, waaraan bij ministeriële regeling nadere voorwaarden kunnen worden gesteld, doet blijken dat een van beiden op zakelijke gronden een gedeelte van de woning huurt van de ander; of

• die in het aan het kalenderjaar voorafgaande jaar reeds partner van de belastingplichtige was.

In afwijking van artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het eerste lid wordt niet als partner aangemerkt:

• een bloedverwant in de eerste graad van de belastingplichtige, tenzij beiden bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 27 jaar hebben bereikt;

• een persoon die geen inwoner is van Nederland en niet kiest voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige.

De keuzemogelijkheid voor kwalificatie als partner is per 1 januari 2011 komen te vervallen.

Let op! De fiscale partner komt niet altijd overeen met de toeslagpartner.

Page 15: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 15

2.5 – Inkomenstoerekening

Fiscale partners (waaronder dus ook echtgenoten) betalen gewoon individueel belasting over hun eigen inkomsten, en in beginsel worden inkomstenbestanddelen en aftrekposten ook in aanmerking genomen bij de persoon op wie de kosten drukken of door wie de inkomsten zijn genoten, zie art. 2.17, lid 1.

Voor een aantal inkomstenbestanddelen en aftrekposten bestaat echter een keuzemogelijkheid (zie art. 2.17 lid 5). De posten mogen naar eigen voorkeur worden verdeeld tussen de beide partners. In totaal dient wel 100% te worden aangegeven. Per inkomstenbestanddeel mag de keuze afzonderlijk worden gemaakt. Voor de volgende inkomensbestanddelen en aftrekposten bestaat de keuzemogelijkheid:

• Het saldo van het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten (hypotheekrente); als de ene partner 80% van de hypotheekrente aftrekt, moet hij ook 80% van het eigenwoningforfait bijtellen. Voor de andere partner blijft dan 20% over. Je mag dus niet de hypotheekrente bij de ene partner in aftrek brengen en het eigenwoningforfait bij de andere partner bijtellen. Kortom: Alleen het saldo mag worden verdeeld.

• Persoonsgebonden aftrek (onderhoudsverplichtingen, levensonderhoud kinderen, uitgaven voor specifieke zorgkosten, weekenduitgaven gehandicapten, scholingsuitgaven, uitgaven voor monumentpanden, aftrekbare giften);

• De gezamenlijke grondslag sparen en beleggen van box 3. Over het algemeen is het verstandig de aftrekposten te laten neerslaan bij de partner met het hoogste inkomen. De aftrekposten worden dan geëffectueerd tegen een hoger marginaal tarief. Als je gebruik maakt van het Elsevier Nextens programma kun je door het gebruik van de optie ‘optimalisatie’ de aftrekposten op de meest gunstige manier verdelen.

Page 16: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

16Syllabus2017voordeAangifteIB2016

3 - Inkomsten

3.1.a – Inkomsten uit tegenwoordige en vroegere arbeid Mijn naam is Li Hong Gosen en ik werk sinds 15 november bij Meijburg & Co op de algemene praktijk (met name internationaal belastingrecht en M&A projecten). Ik heb Fiscaal Recht gestudeerd aan de EUR en ik heb naast een aantal commissies ook een bestuursjaar gedaan bij de SBR. Afgelopen voorjaar ben ik begonnen als werkstudent bij Meijburg en dat is zo goed bevallen dat ik in dienst wilde/mocht komen. Ben jij ook benieuwd naar Meijburg? Stuur dan een e-mail naar Bente Bruins ([email protected]). Je mag haar natuurlijk ook gewoon bellen (088-9091202)! Inkomsten uit loon Een van de belangrijkste inkomsten voor de cliënten van de SBR is het belastbaar inkomen bestaande uit loon (art. 3.1 lid 2 onderdeel b Wet IB 2001). Het begrip ‘loon’ in de inkomstenbelasting sluit aan bij het begrip ‘loon’ in Wet op de loonbelasting 1964. Een erg belangrijk onderscheid is het onderscheid tussen loon uit tegenwoordige arbeid en vroegere arbeid. Dit onderscheid wordt gemaakt, omdat over het loon uit tegenwoordige arbeid extra heffingskorting mag worden berekend, namelijk de arbeidskorting. Het verschil in de te betalen belasting kan tot duizenden euro’s schelen (de maximale arbeidskorting 2016 is € 3.103)! Tegenwoordige arbeid Met loon uit tegenwoordige arbeid wordt bedoeld een vergoeding die iemand ontvangt voor arbeid die wordt verricht. Het meest voorkomende voorbeeld is iemand die gewoon in loondienst is. De meeste uitkeringen vallen hier dus niet onder. Een heel belangrijke en veelvoorkomende uitzondering is een uitkering ingevolge de Ziektewet (‘ZW’ op de jaaropgaaf). Als je een uitkering ingevolge de Ziektewet ontvangt, werk je op dat moment weliswaar niet, maar je ontvangt de uitkering uit hoofde van bijvoorbeeld een huidige arbeidscontract. Hierop is gewoon de arbeidskorting van toepassing. Onder tegenwoordige arbeid vallen: • inkomsten uit een bestaande dienstbetrekking zoals: loon, gratificaties, tantièmes, provisie; • eventueel ziekengeld of uitkeringen ingevolge de Ziektewet; • de inkomsten uit werkzaamheden die niet in dienstbetrekking zijn verricht; • inkomsten uit bijverdiensten en nevenfuncties; en • WAO- en AAW-uitkeringen als deze tezamen met loon uit tegenwoordige arbeid via de werkgever zijn ontvangen.

Page 17: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 17

Vroegere arbeid Met loon uit vroegere arbeid wordt bedoeld een vergoeding die je krijgt, omdat je in het verleden arbeid hebt verricht. Vaak wordt deze vergoeding ontvangen in de vorm van een uitkering, bijv. pensioen. Maar onder het kopje vroegere arbeid horen ook de (periodieke) uitkeringen die je ontvangt die niets te maken hebben met een vroegere dienstbetrekking, zoals een bijstandsuitkering. Inkomsten uit vroegere arbeid zijn onder meer: • pensioenen (ook wegens invaliditeit) en afkoopsommen voor pensioenen; • uitkeringen ingevolge de VUT, AOW, AWW, WW, WAO, Wajong, AAW, Waz, Anw, IOAW, IOAZ en de Algemene Bijstandswet (o.m. RWW); • lijfrente-uitkeringen waarover loonbelasting wordt ingehouden; • uitkeringen Stichting '40-'45, WUV, WUBO. Genietingsmoment loon? In art. 13a van de Wet op de loonbelasting 1964 (zie hierbij ook art. 3.146 Wet IB 2001) wordt het genietingstijdstip van loon beschreven. Er zijn vijf momenten, waarop het loon geacht wordt te zijn genoten, namelijk wanneer het loon: • betaald wordt; • verrekend word; • ter beschikking gesteld wordt; • rentedragend wordt; of • vorderbaar en tevens inbaar wordt. Voor SBR-cliënten zal met name het eerste moment van belang zijn, namelijk wanneer het loon wordt betaald. De meeste werkgevers laten tegenwoordig het geld per bank overschrijven en het genietingsmoment is dan het moment waarom het op de bankrekening van de werknemer staat (zie o.a. BNB 1978/60). Praktische toepassing voor de SBR Als je niet weet of het inkomen uit tegenwoordige of vroegere arbeid betreft, kun je het altijd vragen aan de cliënten. Uiteraard kan het voorkomen dat zij het ook niet weten. Daarom is het ook goed om te weten dat er ook aanwijzingen op de jaaropgaaf staan. Een van de aanwijzingen is dat er wel of geen arbeidskorting op de jaaropgaaf verwerkt staat. Als er arbeidskorting op staat, is dat een erg duidelijke aanwijzing dat het om tegenwoordige arbeid gaat. Maar let op, het staat er niet altijd op. Als het er niet op staat, betekent het niet automatisch dat het om loon uit vroegere arbeid gaat. Een andere goede aanwijzing is de ‘code’ of beter de loonheffingstabel die wordt toegepast op de loonstrook voor de inkomsten. Vaak staat in die tabel ‘wit’ of ‘groen’ op de jaaropgaaf. De witte tabel verwijst naar inkomsten uit tegenwoordige arbeid, de groene tabel verwijst naar inkomsten uit vroegere arbeid. Let wel weer op, dit staat niet altijd vermeld op de jaaropgaaf.

Page 18: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

18Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Nu je het verschil weet tussen tegenwoordige en vroegere arbeid en ook weet waarom dit verschil gemaakt wordt, hoef je het alleen nog maar in te vullen in het programma. Maar waar?! Tegenwoordige arbeid is vrij simpel, dat staat namelijk onder het kopje ‘tegenwoordige arbeid’ en vervolgens onder ‘loon e.d.’. Maar veel SBR-cliënten ontvangen een pensioen en dat kopje zal je niet terugvinden in het aangifteprogramma. Inkomen uit vroegere arbeid en andere uitkeringen moeten worden ingevuld onder het kopje ‘aow, pensioenen’.

3.1.b – Tarieven Over het inkomen wordt belasting geheven. Het inkomen uit werk en woning wordt ingedeeld in “schijven”; elke schijf heeft een eigen percentage. De eerste twee “schijven” zijn gecombineerd met een belastingtarief en een tarief voor de premie volksverzekeringen.

Vanaf de dag dat de belastingplichtige de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, is de belastingplichtige alleen nog premieplichtig voor de ANW (0,60%) en de WLZ (09,65%). De premieplicht voor de AOW (17,90%) is voor deze groep belastingplichtigen dan vervallen. Het tarief voor de belastingplichtige die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt is daarom in de eerste twee schijven lager: 18,65% in de eerste schijf en 22,50% in de tweede schijf.

Page 19: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 19

Als de belastingplichtige in 2016 de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, dient hij een deel van het jaar het hoge tarief in de eerste twee schijven te betalen. Vanaf het moment dat hij de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, hoeft de belastingplichtige slechts het lage percentage te betalen. De belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) bedraagt 25%. De belasting op het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box 3) bedraagt 30%.

Hieronderdetarieveninbox1,schijf1en2alsdebelastingplichtigin2016deAOW-leeftijdbereikt.

U bereikt in 2016 de AOW-leeftijd in de maand

Percentage schijf 1 (t/m € 19.922)

Percentage schijf 2 (€ 19.923 t/m € 33.715)

Januari 18,65% 22,50%

Februari 20,14% 23,99%

Maart 21,63% 25,48%

April 23,12% 26,97%

Mei 24,61% 28,46%

Juni 26,10% 29,95%

Juli 27,60% 31,45%

Augustus 29,09% 32,94%

September 30,58% 34,43%

Oktober 32,07% 35,92%

November 33,56% 37,41%

December 35,05% 38,90%

In 2016 kunt u in de maanden januari, februari en maart niet de AOW-leeftijd bereiken.

Page 20: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

20Syllabus2017voordeAangifteIB2016

3.1.c – Buitenlands inkomen Als de belastingplichtige in Nederland woont, geeft hij in zijn belastingaangifte zijn wereldinkomen aan. Tot zijn wereldinkomen behoren ook zijn niet-Nederlandse inkomsten (bijvoorbeeld arbeidsinkomen of vermogen in het buitenland). Dat hij zijn niet-Nederlandse inkomen in Nederland moet aangeven, betekent niet dat hij daarover altijd in Nederland inkomstenbelasting moet betalen. Als het recht om belasting te heffen op grond van (inter)nationale regelingen is toegewezen aan een ander land dan Nederland, is de belastingplichtige over die inkomsten in Nederland geen inkomstenbelasting verschuldigd. Om te voorkomen dat de belastingplichtige in meerdere landen inkomstenbelasting betaalt, krijgt hij in Nederland een vermindering van de verschuldigde inkomstenbelasting. Dit heet aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De aftrek ter voorkoming van dubbele belasting geldt niet voor de heffing van premie volksverzekeringen. Hiervoor gelden andere regels.

Er zijn in Nederland twee manieren om voorkoming van dubbele belasting te berekenen:

• Vrijstellingsmethode • Verrekeningsmethode

In het aangifteprogramma vult u het buitenlandse arbeidsinkomen in onder het kopje arbeidsinkomen bij “Buitenlandse tegenwoordige arbeid” of “Buitenlandse vroegere arbeid”. Wanneer er in het buitenland al belasting is geheven over het arbeidsinkomen, vult u dit ook in onder het kopje: “ Aftrek elders belast”. Enkele landen zoals Turkije, Marokko, Servië en Finland vallen onder het kopje: “Verrekening bronbelasting”. De landcodes van de landen waarvan dit aan de orde is, staan hierbij genoemd. De overige landen vallen onder het kopje: “Evenredigheidsmethode”.

Let op! Het gaat hier over loon, pensioen & uitkeringen. Bij het invullen van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting over overige inkomsten, inkomsten van artiesten en dergelijke zaken meer moet per situatie naar het verdrag worden gekeken!

Vreemde valuta Wanneer is uitbetaald in vreemde valuta zijn er twee mogelijkheden:

• Wanneer de bankafschriften de bedragen in euro’s vermelden worden deze door de belastingdienst geaccepteerd;

• Zo niet dan is er hier een rekentool te vinden van de belastingdienst, waarmee u de gemiddelde koers per maand terug kunt vinden. Op deze manier kunt u vanzelfsprekend ook een jaargemiddelde berekenen. (wordt de papieren versie van de syllabus gebruikt zoek dan naar rekenhulp wisselkoersen Belastingdienst)

Page 21: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 21

3.1.d – Middeling ex art. 3.154 Wet IB

Mijn naam is Gajan Paramanathan en ik werk als senior consultant binnen de People and Organisation praktijk van PwC in Rotterdam. Binnen People and Organisation richt ik mij op Global Mobility (grensoverschrijdende arbeid). Ik heb veel geleerd van mijn tijd bij de SBR, zowel als werknemer en als groepsleider. Ik wens jullie ook een goed jaar toe, waarin je veel leert maar ook veel plezier met elkaar hebt: “keep up the good work!”

Wat is de middelingsregeling?

De middelingsregeling (artikel 3.154 Wet inkomstenbelasting 2001) is een regeling om tegemoet te komen aan sterk wisselende inkomens. Doordat de verschuldigde inkomstenbelasting per kalenderjaar wordt betaald, kan door de werking van het progressieve tarief een hoger bedrag aan belasting verschuldigd zijn dan wanneer de inkomens in gelijke delen zouden worden verdiend.

Hoe werkt de middelingsregeling uit?

Middeling vindt plaats over 3 aaneengesloten gehele kalenderjaren (middelingstijdvak). De belastingplichtige kan zelf kiezen welke jaren hij in een middelingstijdvak betrekt, waarbij het niet mogelijk is om een kalenderjaar in twee middelingstijdvakken te betrekken. Bij middeling wordt het totale belastbare inkomen uit werk en woning gedurende het middelingstijdvak op 1/3 gesteld. Vervolgens wordt de jaarlijkse verschuldigde belasting hierop berekend. Indien het verschil van de berekende belastingen en premies volksverzekeringen minder is dan de jaarlijkse afgedragen belastingen, dan resteert er een teruggaaf aan de belastingplichtige (drempel: € 545). Het volgende voorbeeld dient ter illustratie.

2011 (in EUR) 2012 (in EUR) 2013 (in EUR) Totaal (in €) Voor middeling: Inkomen 100.000 0 50.000 150.000 Belastingen & premies

44.745 0 20.016 64.761

Na middeling: Inkomen 50.000 50.000 50.000 150.000 Belastingen & premies

19.314 19.305 20.016 58.635

Verschil 6.126 Drempel 545 Teruggave 5.581

Page 22: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

22Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Hoe vraag je een middelingsverzoek aan?

Een middelingsverzoek moet schriftelijk bij de Belastingdienst worden aangevraagd. Hierbij is het van belang dat het verzoek wordt ingediend binnen 36 maanden nadat de aanslag over het middelingstijdvak definitief is geworden. Bij het verzoek moet de achterliggende berekening worden toegevoegd.

Let op!

Middeling is niet alleen interessant voor bepaalde beroepsgroepen (met wisselend inkomen), maar kan ook voor jullie als starter relevant zijn (met name voor de jaren dat je net bent begonnen met fulltime werken)! Ik adviseer je om jaarlijks bij het opstellen van je aangifte inkomstenbelasting een middelingsberekening op te stellen om na te gaan of een middelingsverzoek voor je interessant is en zo ja, welke jaren hierin te betrekken. Op internet zijn er verschillende (gratis) websites die de berekeningen voor je kunnen opstellen.

Er is een aantal voorwaarden om voor middeling in aanmerking te komen:

• Middeling van het inkomen is alleen mogelijk voor box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning.

• Middeling is alleen mogelijk over een periode van 3 aaneengesloten kalenderjaren (het middelingstijdvak).

• Gedurende het gehele middelingstijdvak dient de belastingplichtige in Nederland te hebben gewoond.

• Er wordt geen rekening gehouden met heffingskortingen. Ook het jaar waarin je 65 jaar en 1 maand bent geworden kun je in de middeling betrekken. Er wordt dan echter geen rekening gehouden met het lagere belastingtarief voor 65 jaar en 1 maand en ouder. Elsevier Nextens heeft een eigen rekentool voor middeling. Deze tool staat in ’t startoverzicht van de klant, onder de jaaraangiften. Dit is een voorbeeld:

Page 23: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 23

3.2 – Negatief loon Wanneer is sprake van negatief loon? Uitkeringen van een uitkeringsinstantie (maar ook bijvoorbeeld pensioenuitkeringen) zijn een vorm van inkomsten uit vroegere arbeid. Het kan voorkomen dat de belastingplichtige in het belastingjaar te veel uitkering heeft ontvangen. In dat geval moet de belastingplichtige deze te veel ontvangen uitkering terugbetalen. Deze bijzondere terugbetaling, negatief loon genoemd, verdient extra aandacht.

Het begrip negatief loon is niet in de wettenbundel terug te vinden. De Hoge Raad heeft in een reeks uitspraken geoordeeld dat loon ook negatief kan zijn. Er is echter geen sluitende definitie van het negatief loon. Wel houdt de Hoge Raad een steeds terugkerend element aan in haar uitspraken. Het betreft steeds een betaling die rechtstreeks samenhangt met de dienstbetrekking. In de Cursus Belastingrecht wordt uitgegaan van een tegenovergestelde definitie van het positief loon. Negatief loon wordt daarin gedefinieerd als “al hetgeen door een werknemer in verband met zijn dienstbetrekking wordt betaald aan zijn werkgever of een derde, waarbij de betaling zozeer in verband staat met de dienstbetrekking dat deze als daaruit in negatieve zin genoten moet worden beschouwd”. Negatief loon kan in verschillende situaties voorkomen. Een bekend voorbeeld is dat de uitkering te lang is doorgelopen, maar de belastingplichtige inmiddels weer is gaan werken. Het is ook mogelijk dat de werknemer een boete heeft moeten betalen aan de werkgever. Dit laatste kan bijvoorbeeld ook in de vorm van een aan de werkgever verschuldigde schadevergoeding bij het onrechtmatig beëindigen van de dienstbetrekking. Het negatief loon moet vervolgens in één keer dan wel in termijnen worden terugbetaald.

Het negatief loon wordt ingevuld bij het inkomen uit vroegere dienstbetrekking (‘AOW, pensioen, lijfrente en andere uitkeringen en afkoopsommen die onder de loonheffing vielen’). Ziektewetuitkeringen worden ingevuld onder ‘Loon en ziektewetuitkeringen’. In het aangifteprogramma hoeft slechts een minteken (-) voor het loonbedrag worden ingevuld.

De ingehouden loonheffing wordt NIET in aanmerking genomen. Op het terug te betalen bedrag is immers loonheffing ingehouden. Aangezien de uitkeringsinstantie onterecht een uitkering heeft gedaan en loonbelasting heeft ingehouden, krijgt de belastingplichtige de loonheffing op het negatief loon op deze wijze terug.

3.3 – Privévoordeel van een auto van de werkgever De bijtelling voor het privégebruik van de (bestel)auto door de werknemer wordt met ingang van 1 januari 2006 niet langer in de inkomstenbelasting belast, maar in de loonbelasting. De ondernemer en de resultaatgenieter moeten wel in de inkomstenbelasting hun privégebruik van de auto blijven bijtellen.

Page 24: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

24Syllabus2017voordeAangifteIB2016

3.4 – Reiskostenaftrek openbaar vervoer De reiskostenaftrek, beschreven in art. 3.87 wet IB is onderdeel van de werknemersaftrek. Alleen werknemers kunnen gebruik maken van de reisaftrek. De reisaftrek is bovendien alleen van toepassing wanneer de belastingplichtige met het openbaar vervoer naar zijn werk gaat! Niet de werkelijke kosten zijn aftrekbaar, maar een forfaitair bedrag minus de ontvangen vergoeding van de werkgever is aftrekbaar.

Voordat de forfaitaire reisaftrek bepaald wordt, dient er voldaan te zijn aan een aantal voorwaarden:

• de belastingplichtige moet beschikken over een openbaarvervoerverklaring of een reisverklaring; en

• de per openbaar vervoer afgelegde enkele reisafstand moet meer dan 10 kilometer bedragen; en

• de belastingplichtige moet regelmatig (doorgaans minimaal één keer per week of minimaal 40 dagen in 2016) tussen zijn woning en zijn werkplek heen en weer reizen per openbaar vervoer.

Extra opmerkingen bij de voorwaarden:

Om in aanmerking te komen voor de reisaftrek openbaar vervoer moet de belastingplichtige een openbaarvervoerverklaring hebben. Deze kan alleen van de Nederlandse Spoorwegen en/of de streekvervoerbedrijven worden verkregen indien een OV-jaarkaart of een jaartrajectkaart wordt aangeschaft. Indien de belastingplichtige niet zo’n jaarkaart heeft, dan kan de werkgever een openbaarvervoerverklaring afgeven. Studenten kunnen een openbaarvervoerverklaring bij de DUO aanvragen.

Binnen een tijdsbestek van 24 uur moet zowel heen als terug worden gereisd. De reisafstand is de afstand tussen de woning of verblijfplaats en de plaats van de werkzaamheden gemeten langs de meest gebruikelijke weg. Het gaat om de kilometers van een enkele reis. Alleen de per openbaar vervoer gereisde kilometers zijn van belang, de afstand die naar bijvoorbeeld een halte wordt gelopen of gefietst telt dus niet mee!

Indien de belastingplichtige per week naar dezelfde plaats van werkzaamheden pleegt te reizen, bedraagt de reisaftrek:

Page 25: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 25

*Indien de belastingplichtige een reisafstand van meer dan 90 kilometer heeft, bedraagt de reisaftrek € 0,23 per kilometer van die reisafstand vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop wordt gereisd, maar niet meer dan € 2.055 per jaar.

Indien er geen vast reispatroon is, dan wordt het aantal dagen per week berekend op een gemiddelde dat wordt afgerond op hele dagen. Als er 120 dagen in een jaar wordt gereisd, dan bedraagt het gemiddelde aantal dagen per week: 120/52 = 2,3 dagen = 2 dagen per week. Indien in een jaar 190 keer van de woning naar de werkplaats wordt gereisd, dan bedraagt het aantal dagen per week: 190/52 = 3,7 dagen = 4 dagen per week.

Wanneer de belastingplichtige op verschillende dagen naar verschillende werkplaatsen reist per openbaar vervoer, dan wordt voor elk van die werkplaatsen het forfait afzonderlijk bepaald. De som van de op deze manier bepaalde reisaftrek mag echter niet meer bedragen dan € 2.066 per jaar.

Wanneer de belastingplichtige op dezelfde dag naar verschillende werkplaatsen reist per openbaar vervoer, dan wordt het forfait toegepast op de meest bereisde werkplaats. Indien elke werkplaats even vaak in het jaar pleegt te worden bereisd, geldt de grootste reisafstand.

3.5 – Ontvangen vergoeding van de werkgever De van de werkgever ontvangen vergoeding voor de kosten van het openbaar vervoer komt in mindering op het forfait. Indien de ontvangen vergoeding hoger is dan het forfait, wordt het saldo op nihil gesteld. Dit kan het geval zijn indien de werkgever de werkelijk gemaakte kosten vergoedt. Er geldt dan dus geen reisaftrek, maar ook geen bijtelling. Indien de werkgever het vervoer voor zijn werknemers organiseert, is er geen sprake van belastbaar loon. Zie ook de Belastingalmanak en art. 3.87 Wet IB.

3.6 – Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden Conform art. 3.90 Wet IB is het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden het resultaat van de werkzaamheden die geen belastbaar loon en geen belastbare winst uit onderneming zijn. Over dit resultaat is dan ook geen loonbelasting en/of premieheffing volksverzekeringen ingehouden. Onder belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden vallen onder andere de verdiensten:

• uit het geven van (bij)lessen en cursussen; • uit fooien (die niet al bij het fiscale loon aan de orde kwamen); • van alfahulpen (thuishulpverleners); • uit het houden van kostgangers; • uit een arbeidsbeloning voor de meewerkende partner (onder voorwaarden, zie de

Belastingalmanak en de toelichting); en • uit het verrichten van karweitjes voor anderen als bijverdienste. • een krantenwijk

Page 26: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

26Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Inkomsten uit liefhebberij en uit de gezinssfeer zijn onbelast (er is immers geen deelname aan het economische verkeer, en dus geen bron van inkomen) en behoeven dus niet te worden opgegeven. Hierop geldt een uitzondering, indien het werkzaamheden betreffen die de in familieverband gebruikelijke wederzijdse hulp en bijstand te buiten gaan. Dan is een beloning als resultaat uit overige werkzaamheid belast. Indien het inkomsten betreffen voor het verrichten van werkzaamheden voor een houder (bijvoorbeeld een gehandicapte) van een AWBZ-persoonsgebonden budget (PGB), dient de beloning bij de ontvanger te worden aangegeven. Voor de budgethouder zijn de inkomsten belastingvrij, maar mogen de uitgaven die uit het budget zijn voldaan niet tot de buitengewone uitgaven worden gerekend.

Bedragen die vrijwilligers ontvangen zijn tot bepaalde hoogte van belasting vrijgesteld. Toegekende bedragen van niet meer dan € 150 per maand, maar ten hoogste € 1500 per jaar, gelden zonder meer als een kostendekkende vergoeding (zie art. 3.96 onderdeel c Wet IB jo. art. 2 lid 6 Wet LB).

Er hoeft in deze gevallen geen belastbaar resultaat te worden bepaald. Een hoger bedrag is onbelast indien er sprake is van een vergoeding voor werkelijk gemaakte kosten. Een beloning exclusief onkostenvergoeding voor de werkzaamheden die boven het bedrag uitgaat, is wel geheel belast. De vrijwilliger moet dan het resultaat uit werkzaamheden voor zijn vrijwilligerswerk bepalen.

Het resultaat uit overige werkzaamheden dient te worden opgegeven. Dit betekent dat de opbrengsten verminderd dienen te worden met de kosten die gemaakt zijn om de opbrengst te kunnen genereren. In de Wet IB is paragraaf 3.4.2 ingericht met de regels voor de bepaling van het resultaat uit een werkzaamheid.

3.7 – Inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) zorgverzekeringswet Sinds 1 januari 2006 moet iedereen die in Nederland woont of werkt een zorgverzekering afsluiten. De zorgverzekering bestaat uit een basispakket. Daarnaast is er de mogelijkheid om aanvullende verzekeringen af te sluiten. Naast deze premie die aan een zorgverzekeraar wordt betaald, moet iedereen ook een inkomensafhankelijke bijdrage aan de overheid overdragen. Deze bijdrage hangt af van de hoogte van het inkomen. Hoe hoger het inkomen is, hoe hoger de bijdrage. Dit is de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB).

Wanneer een cliënt in loondienst is of een uitkering geniet, wordt de inkomensafhankelijke bijdrage automatisch ingehouden op het loon of de uitkering. Afhankelijk van het soort inkomen, wordt de inkomensafhankelijke bijdrage vergoed door de werkgever of uitkeringsinstantie. Die telt tevens als een vergoeding waarover loonbelasting/premies volksverzekeringen worden ingehouden.

De regeling rondom de inkomensafhankelijke bijdrage is heel erg uitgebreid, met tal van schema’s en situaties. Bovendien wordt dit alles perfect uitgewerkt in de Belastingalmanak en komt het in de elektronische aangifte nauwelijks meer voor dat je zelf moet gaan rekenen. Om die reden verwijzen wij hier verder naar de Belastingalmanak.

Page 27: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 27

3.8 – Periodieke uitkeringen Periodieke uitkeringen vormen een bron van inkomen voor box 1. Periodieke uitkeringen zijn geregeld in artikel 3.100 wet IB t/m 3.109 wet IB. De belastbare periodieke uitkeringen zijn onderdeel van het persoonlijk inkomen en worden derhalve altijd belast bij degene die de uitkering heeft genoten. Er is sprake van een periodieke uitkering indien de uitkering de volgende tweetal elementen bevat:

• De uitkering moet onderdeel vormen van een reeks van uitkeringen, er moet sprake zijn van een zekere periodiciteit. Voldoende is dat recht bestaat op ten minste twee uitkeringen. Niet is vereist dat de uitkeringen even hoog zijn, ook hoeft er tussen de uitkeringen geen gelijke tussenpozen te zitten

• Daarnaast is het vereist dat het recht op de uitkering onzeker is alvorens het kwalificeert als periodieke uitkering, er moet sprake zijn van een onzekerheidselement, dat wil zeggen dat de uitkeringen afhankelijk zijn van een toekomstige onzekere gebeurtenis. Als voorwaarde geldt verder dat de periodieke uitkering geen onderdeel mag zijn van een complex van rechten en verplichtingen, die bij voortduring tegenover elkaar staan. Een maandelijkse huurbetaling vormt derhalve geen periodieke uitkering omdat tegenover de betaling van de huur (verplichting) het gehuurde kan worden gebruikt (recht).

Periodieke uitkeringen kunnen grofweg onderverdeeld worden in 3 groepen. Deze groepen worden echter nog uitgebreid o.g.v. art. 3.103 Wet IB en een aantal uitkeringen worden weer vrijgesteld o.g.v. art. 3.104 Wet IB.

• Lijfrentes: De lijfrentepremies zijn aftrekbaar in box 1 en de uitkeringen zijn in box 1 belast. Indien de aanspraak onbelast is geweest (premies aftrekbaar), dan is de uitkering belast. Indien de aanspraak belast is geweest (contante waarde), dan is de uitkering onbelast. Wanneer de lijfrentepremie deels niet afgetrokken is, dan is de lijfrente voor dat deel een vermogensbestanddeel dat in box 3 valt.

• Familierechtelijke periodieke uitkeringen: Hieronder vallen periodieke uitkeringen die rechtstreeks uit het familierecht voortvloeien. Deze komen pas aan de orde als de echtlieden uit elkaar gaan. Voor de alimentatiegerechtigde wordt ontvangen alimentatie (ook afkoop en pensioenverrekening bij echtscheiding) belast in box 1 (art. 3.101, lid 1, onderdeel b, Wet IB 2001). Voor de alimentatieplichtige wordt de betaalde alimentatie aangemerkt als een persoonsgebonden aftrek (art. 6.1, lid 2, onderdeel a, Wet IB 2001). Ontvangen alimentatie voor kinderen is vrijgesteld. Indien naast de alimentatie ook aanvullende bijstand ontvangen wordt, dan valt deze onder de loonbelasting

• Publiekrechtelijke periodieke uitkeringen: dit zijn uitkeringen die rechtstreeks voortvloeien uit wettelijke bepalingen van publiekrechtelijke aard. In art. 3.104 Wet IB 2001 is geregeld welke publiekrechtelijke periodieke uitkeringen niet meer tot het inkomen gerekend hoeven te worden, zoals uitkeringen en verstrekkingen AWBZ, kinderbijslaguitkeringen en bepaalde uitkeringen krachtens de Algemene bijstandswet.

Page 28: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

28Syllabus2017voordeAangifteIB2016

• Specifieke uitbreidingen: In artikel 3.103 Wet IB zijn een aantal ‘specifieke uitbereidingen publiekrechtelijke uitkeringen’ opgenomen zodat ook deze uitkeringen belast worden. Hieronder vallen onder andere AOW-uitkeringen aan gemoedsbezwaarden en WAZ-uitkeringen.

• Vrijgestelde uitkeringen: Op grond van art. 3.104 Wet IB zijn bepaalde uitkeringen vrijgesteld. Hieronder vallen onder andere uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de AWBZ, kinderbijslag, bepaalde noodzakelijke kosten in verband met opleiding of studie (een basisbeurs, aanvullende beurs en een rentedragende lening worden niet als inkomen aangemerkt) en bepaalde tegemoetkomingen o.g.v. art. 2 van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten.

Page 29: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 29

4 – De eigen woning

De belastbare inkomsten uit eigen woning behoren tot de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen. Partners kunnen daardoor ieder jaar opnieuw een onderverdeling maken zoals zij willen. De som van deze onderverdeling moet wel optellen tot 100% van de belastbare inkomsten worden opgegeven. Bovendien zijn slechts de inkomsten uit eigen woning onder te verdelen en dus niet het eigenwoningforfait en de eigenwoningschuld los van elkaar. Dit betekent dat indien een partner 70% van de hypotheekrente in aftrek brengt, hij ook 70% van het eigenwoningforfait moet bijtellen.

4.1 – Het eigenwoningforfait

De oorspronkelijke gedachte van de eigenwoningregeling was het belasten van de eigen woning. De eigenwoningbezitter geniet een voordeel in natura (het woongenot). Dit voordeel in natura wordt belast door het eigenwoningforfait. Onder een eigen woning wordt verstaan een gebouw, een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen die de belastingplichtige, anders dan ten behoeve van een onderneming, en anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van:

• eigendom; of • recht van vruchtgebruik krachtens erfrecht verkregen.

De kosten en lasten moeten op de belastingplichtige drukken wil er sprake kunnen zijn van een eigen woning. Zie ook art 3.111 lid 1 Wet IB.

Een belastingplichtige kan slechts één eigen woning hebben. De tweede woning en de vakantiewoning komen derhalve in box 3 terecht. Indien partners allebei een woning hebben, kunnen zij jaarlijks kiezen welke woning zij als hoofdverblijf aanmerken. Indien geen keuze is gemaakt, wordt geen van beide woningen als hoofdverblijf aangemerkt (art. 3.111 lid 8 en 9 Wet IB).

Het eigenwoningforfait wordt berekend op basis van de eigenwoningwaarde. De eigenwoningwaarde is de waarde van de woning zoals die bepaald is in de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Voor het aangiftejaar 2016 geldt de WOZ-waarde met een peildatum 1 januari 2015. Deze waarde staat op een WOZ-beschikking die begin 2016 door de gemeente wordt uitgereikt.

Page 30: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

30Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Indien de eigen woning leeg staat bij verkoop of leeg staat/ in aanbouw is, zijn de voordelen uit een eigen woning nihil. Voor beide gevallen geldt een termijn van grofweg drie jaar (art. 3.111 lid 2 en 3 Wet IB). Het eigenwoningforfait is echter 1,25% van de eigenwoningwaarde, maar ten hoogste € 13.125 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwaarde boven de € 1.050.000, als er sprake is van een tijdelijk verblijf elders (art. 3.112 lid 5 jo. art.3.111 lid 6 Wet IB). In afwijking van de vorige volzin, worden bij een eigenwoningwaarde van meer dan € 1.050.000 de voordelen gesteld op € 13.125 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.050.000.

Indien sprake is van geen of geringe aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning zoals hierna wordt besproken, zal het resultaat uit de eigen woning positief uitvallen. De belastingplichtige heeft in dit geval recht op een extra aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. De aftrek is gelijk aan het eigenwoningforfait verminderd met de eventueel geringe aftrekbare kosten. De aftrek kan er derhalve niet voor zorgen dat het resultaat uit eigen woning negatief uitvalt. Zie art 3.123a Wet IB.

Voorbeeld:

Een belastingplichtige heeft een eigen woning van € 250.000. Het eigenwoningforfait bedraagt derhalve € 250.000 * 0,75% = € 1.850. De resterende 3,5%-hypotheeklening voor de financiering van de woning is € 25.000, zodat de aftrekbare kosten eigen woning € 875 bedragen. De belastbare inkomsten uit eigen woning bedragen: € 1.850 minus € 875 = € 975 positief. Nu heeft de belastingplichtige recht op een extra aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld van € 975, zodat het saldo van de belastbare inkomsten uit eigen woning nihil bedraagt.

Page 31: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 31

Bijzondere situaties van de eigen woning

Het kan voorkomen dat de cliënt tijdelijk twee woningen had of tijdelijk niet in zijn woning woonde. In bijzondere situaties valt de woning waar hij niet in woonde, tijdelijk toch onder de eigenwoningregeling. Hierdoor kan hij bijvoorbeeld de hypotheekrente blijven aftrekken. Dit geldt in bovenstaande en de volgende situaties:

• hij verliet zijn eigen woning, zijn voormalige fiscale partner blijft in de woning, dan wordt de woning ten hoogste twee jaren aangemerkt als eigen woning, zie nadere voorwaarden (art. 3.111 lid 4 Wet IB).

• hij was opgenomen in een AWBZ-instelling* (max. 2 jaar) (art. 3.111 lid 5 Wet IB). *Een AWBZ-instelling is een zorgaanbieder die zorg of hulp biedt op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Bijvoorbeeld:

• een verzorgingshuis • een verpleeginrichting • een instellingen voor gehandicapten • een regionale instelling voor beschermd wonen (RIBW) • een psychiatrisch ziekenhuis • een psychiatrische afdeling van een ziekenhuis (PAAZ) • een revalidatiecentrum

Kijk als je een dergelijke bijzondere situatie tegenkomt altijd even in de Belastingalmanak of je wettenbundel. Dit alles is omwille van beknoptheid niet in de syllabus opgenomen.

Hypotheekrenteaftrek

Met ingang van 1 januari 2013 geldt de hypotheekaftrek alleen voor hypotheken met een ten minste annuïtair aflossingsschema en een looptijd van maximaal 30 jaar. Voor de bestaande leningen is deze regeling niet van toepassing. De belastingplichtigen die op 31 december 2012 een eigen woning en een eigenwoningschuld hadden, kunnen de hypotheekrente nog steeds aftrekken ook al wordt op de betreffende lening niet afgelost. Dit geldt ook indien zij in of na 2013 deze lening oversluiten. Indien zij naast de bestaande lening een nieuwe lening afsluiten, moet alleen de nieuw afgesloten lening annuïtair afgelost worden. Indien het een betalingsachterstand betreft, verschuift de lening naar box 3. Indien niet aan de aflossing wordt voldaan, mag er geen rente meer worden afgetrokken. De schuld (of lening) valt dan in box 3 (sparen en beleggen). De woning blijft in box 1 (inkomen uit werk en woning) en het eigenwoningforfait moet worden aangeven.

4.2 – Aftrekbare kosten ingeval het eigenwoningforfait van toepassing is

De aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning zijn het gezamenlijke bedrag van:

• renten van schulden (vooruitbetaalde rente wordt niet in aanmerking genomen, zie voorwaarden art. 3.120 lid 3), kosten van geldleningen daaronder begrepen, die zijn aangegaan ter verwerving van de eigen woning;

• periodieke betalingen op grond van rechten van erfpacht, opstal of beklemming; en • renten van schulden aangegaan voor verbetering of onderhoud van de eigen woning.

Page 32: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

32Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Hieronder vallen:

• kadastraal recht en de notariële kosten van de hypotheekakte inclusief de BTW (maar niet de notariële kosten voor de aankoop van de woning en de kosten van de koopakte);

• afsluitprovisie voor maximaal 1,5% van het bedrag van de aangegane schulden en ten hoogste € 3.630 (art. 3.120 lid 5 Wet IB). Het restant van deze kosten wordt naar volgende jaren verschoven;

• bereidstellings-, verlengings- en garantieprovisie; • taxatiekosten ter verkrijging van de lening; • kosten aanvraag gemeentegarantie; • bemiddelingskosten en de kosten van de aanvraag van Nationale Hypotheek Garantie; • royementskosten en boeterente die bij de aflossing van een lening zijn betaald; • bouw- en grondrente die betrekking hebben op de periode ná de aankoop; • andere kosten van hypothecaire geldleningen, bijvoorbeeld disagio; • renten en kosten van andere geldleningen (niet zijnde een hypothecaire lening) in

verband met de eigen woning. Bijvoorbeeld een persoonlijke lening of doorlopend krediet ter financiering van de aankoop, de verbetering en/of het onderhoud van de eigen woning;

• revisierente & omzettingskosten bij het oversluiten van een hypotheek. Let op! Bij het oversluiten van een hypotheek kan er belastbare interest worden gegenereerd.

De kosten die voor aftrek in aanmerking komen zijn slechts 30 jaar aftrekbaar. Als derhalve in de daaropvolgende jaren rente is betaald, is deze niet meer aftrekbaar. Het is voor de belastingplichtige daarom van belang dat hij alle afschriften, die verband houden met de eigenwoningschuld, bewaart.

De op de aan- en verkoop van een eigen woning drukkende kosten, zoals overdrachts- of omzetbelasting, notariskosten, makelaarskosten, veilingkosten en kosten van vergunningen zijn niet aftrekbaar.

Zijn partners van elkaar gescheiden en blijft er één in het huis wonen, maar betaalt de ander de hypotheekrente, dan mag de ander nog gedurende twee jaren de hypotheekrente aftrekken. Daar staat tegenover dat hij ook het eigenwoningforfait moet bijtellen. De partner die in de woning blijft wonen, hoeft het eigenwoningforfait niet bij te tellen. Betalen beiden de helft van de hypotheekrente, dan nemen beiden de helft van het eigenwoningforfait in aanmerking.

Let op! Met ingang van 2014 wordt het tarief waartegen de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning in de vierde belastingschijf kunnen worden afgetrokken verlaagd. Deze wordt elk jaar met 0,5%-punt verlaagd totdat het aftrektarief 38% bedraagt, waarbij het tarief niet verlaagd zal worden tot onder het tarief van de derde belastingschijf. In 2016 bedraagt het tarief voor de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning 50,5% (in tegenstelling tot 52%) voor zover de aftrek zou plaatsvinden tegen het tarief van de vierde belastingschijf.

Page 33: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 33

Bijleenregeling

Als door verhuizing naar een nieuwe woning de hypotheekschuld wordt verhoogd, wordt de aftrek van hypotheekrente alleen toegestaan voor zover de hypotheekverhoging nodig is om het verschil tussen aankoopprijs van de nieuwe woning (inclusief verwervingskosten) en de opbrengst van de oude woning (na aftrek van kosten) te financieren.

Deze regeling beperkt de mogelijkheid om voor de aankoop van een nieuwe eigen woning geld te lenen waarvan de rente als eigenwoningrente aftrekbaar is.

Voorbeeld:

Merlijn verkoopt zijn voormalige eigen woning voor €355.000,-. Hij koopt een andere eigen woning voor €440.000,- (incl. aankoop- en financieringskosten). Op zijn eerste eigen woning rustte een eigenwoningschuld van €240.000,-. De verkoopkosten zijn €5000,-. Het door Merlijn gerealiseerde bedrag aan ‘eigen geld’ – zijn in zijn eigenwoningreserve opgenomen vervreemdingssaldo eigen woning – bedraagt €110.000,- (€355.000,- - €240.000,- - €5000,-).

Merlijn besluit €60.000,- te besteden aan de inrichting van zijn nieuwe woning en de aankoop van een nieuwe auto. Hij investeert dus €50.000,- ‘eigen geld’ in zijn nieuwe eigen woning en gaat daarnaast een nieuwe hypothecaire geldlening aan voor €390.000,-. Het maximale toegestane nieuwe eigenwoningschuld is echter €440.000,- - €110.000,- = €330.000,-. Van zijn nieuwe hypothecaire geldlening van €390.000,- vormt dus een bedrag van €60.000,- een box 3-schuld. Er is hierbij sprake van een zogenaamde gemengde lening.

Page 34: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

34Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Page 35: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 35

5 – De uitgaven voor inkomensvoorzieningen Op grond van art. 3.124 Wet IB zijn de uitgaven voor inkomensvoorzieningen de op de belastingplichtige drukkende:

• Premies voor lijfrenten ter compensatie van een pensioentekort tot de in de wet genoemde bedragen;

• Premies voor lijfrenten waarvan de termijnen toekomen aan een meerderjarig invalide (klein)kind en uitsluitend eindigen bij het overlijden van de gerechtigde;

• Premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen aan uzelf bij invaliditeit, ziekte of ongeval; en

• Bijdragen om recht te blijven houden op een nabestaandenuitkering volgens de Algemene nabestaandenwet (Anw).

Deze premies zijn onder voorwaarden aftrekbaar en voor zover de belastingplichtige voldoende jaarruimte en/of reserveringsruimte heeft, maar de belastingplichtige is niet verplicht om premies voor lijfrenten, die voor aftrek in aanmerking komen, af te trekken. Als de belastingplichtige ervoor kiest de premies niet af te trekken (dus bij uitkering ook niet belast in box 1), is de waarde van de polis belast in box 3: voordeel uit sparen en beleggen. Dit geldt ook voor het gedeelte van de lijfrentepremie dat niet aftrekbaar is, omdat de jaar- en reserveringsruimte ontoereikend zijn.

Let op! De premies of eigen bijdragen van werknemers voor bijvoorbeeld hun pensioen zijn niet aftrekbaar. De werkgever of de uitkeringsinstantie heeft hier namelijk al rekening mee gehouden bij de inhouding van de loonheffing. In deze syllabus wordt alleen uitvoerig aandacht besteed aan de eerste variant. De overige varianten zijn binnen de gestelde vereisten aan de verzekeringsovereenkomst onbeperkt aftrekbaar.

5.1 – Lijfrente Een lijfrente is een aanspraak volgens overeenkomst van levensverzekering op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen, die uiterlijk eindigen bij overlijden en welke niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen. Er zijn drie typen lijfrenten ter dekking van een pensioentekort:

• Oudedagslijfrente: de lijfrente-uitkeringen komen slechts toe aan de premiebetaler zelf en mogen alleen bij zijn overlijden eindigen. De termijnen moeten uiterlijk ingaan in het vijfde jaar na het jaar waarin de premiebetaler de AOW-gerechtigde leeftijd (65 jaar en 6 maanden in 2016) bereikt;

• Nabestaandenlijfrente: de lijfrente gaat in bij het overlijden van de premiebetaler zelf

of diens fiscale partner. Het maakt hierbij niet uit wie de gerechtigde tot de uitkeringen is en wanneer de lijfrente eindigt. Uitzondering: de einddatum is niet vrij wanneer de termijnen toekomen aan (klein)kinderen en hun echtgenoten, (schoon)ouders, grootouders, broers, zwagers, (schoon)zussen en hun (aangehuwde) kinderen, ooms of tantes van de premiebetaler of van zijn partner. In dat geval mag de lijfrente uitsluitend eindigen bij het overlijden van de gerechtigde of, als de lijfrente niet levenslang loopt, uiterlijk op het moment dat de gerechtigde 30 jaar wordt;

Page 36: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

36Syllabus2017voordeAangifteIB2016

• Tijdelijke oudedagslijfrente: de lijfrente komt alleen toe aan de premiebetaler zelf en

gaat niet eerder in dan in het jaar waarin deze de AOW-gerechtigde leeftijd (65 jaar en 6 maanden) bereikt. De ingangsdatum mag niet later zijn dan in het vijfde jaar na het jaar waarin de premiebetaler de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. De minimumlooptijd van de uitkeringen moet minstens vijf jaar zijn en de uitkeringen mogen niet meer dan € 21.142 per jaar bedragen.

Daarnaast is er een aantal algemene vereisten voor de aftrekbaarheid van de lijfrentepremie:

• De toekomstige lijfrenten dienen ter compensatie van een pensioentekort; en • De lijfrenteovereenkomst dient bij een ‘erkende’ verzekeraar te zijn afgesloten. • De belastingplichtige dient zelf de betalingen of stortingen te doen. De premies moeten zijn betaald aan een in Nederland gevestigde professionele

verzekeraar (dit is een verzekeraar in de zin van de Wet op het financieel toezicht) of een in Nederland gevestigd professioneel pensioenfonds. Een in het buitenland bevoegde verzekeraar die door de Nederlandse Belastingdienst is aangewezen valt ook onder de ‘erkende’ verzekeraar.

De pensioenverzekeraar kan aan de belastingplichtige aangeven in hoeverre hij een pensioentekort heeft. Een pensioentekort doet zich voor in de situatie waarbij een belastingplichtige in het belastingjaar een kleinere toename van zijn aanspraak op oudedagsvoorziening verkrijgt dan nodig is om aan het einde van zijn werkzame leven te beschikken over een maatschappelijk adequaat geacht niveau. Dit tekort vertaalt zich in een bedrag aan te weinig gestorte lijfrentepremie.

Let op! Alle regels rondom lijfrenten vormen een behoorlijk ingewikkeld geheel. Beschouw deze paragraaf daarom als een kort overzicht van wat er zich allemaal afspeelt rondom lijfrenten.

Let op! Premies voor een overbruggingslijfrente zijn niet aftrekbaar. Een overbruggingslijfrente is een tijdelijke uitkering totdat de belastingplichtige met pensioen gaat. Voor de meesten zal dit geen gevolgen hebben omdat de polis naast de overbruggingslijfrente meestal ook nog voorziet in andere lijfrentevormen waarvoor nog wel aftrek mogelijk is. Echter, indien een polis uitsluitend voorziet in een overbruggingslijfrente, is geen premieaftrek meer mogelijk. Dit houdt in dat het zo kan zijn dat belastingplichtigen die in voorgaande jaren premies voor lijfrenten hebben afgetrokken, niet langer van deze aftrekpost gebruik kunnen maken.

5.2 – Jaarruimte Het pensioentekort kan deels op een fiscaal aantrekkelijke wijze worden opgevuld met behulp van het benutten van de eventueel aanwezige jaarruimte. Er is een jaarruimte aanwezig als in een bepaald jaar niet voldoende pensioen is opgebouwd. Dit betekent dat er in een bepaald jaar minder pensioen is opgebouwd dan nodig is om een oudedagsvoorziening (inclusief AOW) te krijgen. Overigens geldt er een belangrijke voorwaarde voor het benutten van de jaarruimte: de belastingplichtige met een pensioentekort heeft bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar en 6 maanden nog niet bereikt. Het maximaal aftrekbaar bedrag geldt voor alle

Page 37: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 37

lijfrenteverzekeringen en lijfrentespaarrekeningen of lijfrentebeleggingsrechten van de belastingplichtige samen.

De maximale jaarruimte =

• 13,8% van de premiegrondslag; minus • de opbouw van pensioenaanspraken in 2015; minus • de door de belastingplichtige in 2015 vrijwillig betaalde pensioenpremies voldaan

uit een spaarloonopname. De jaarruimte bedraagt maximaal € 12.355. De premiegrondslag bestaat uit:

• het belastbare loon uit 2015; en • het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden uit 2015; en • de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen uit 2015; minus • een bedrag van € 11.996 (de AOW-franchise).

De aldus berekende premiegrondslag bedraagt ten hoogste € 89.523.

De vermindering in verband met de opbouw van pensioenaanspraken wordt gesteld op 6,5 keer de toename van de pensioenaanspraak voor zover die samenhangt met de diensttijd in het kalenderjaar. Hierbij blijft buiten aanmerking aangroei die het gevolg is van de vrijwillig betaalde pensioenpremies voldaan uit een spaarloonopname. De (fiscale) pensioenaangroei, ook wel bekend als factor A, is bij de pensioenverzekeraar bekend en wordt op de pensioenopgave vermeld. Helaas zijn onze cliënten vaak niet op de hoogte van dit bedrag, waardoor het moeilijk is een accurate berekening te maken. Om deze reden en ook vanwege het feit dat een lijfrente gemakkelijk verward kan worden met een kapitaalverzekering, waarvan de betaalde premies niet aftrekbaar zijn, is het aan te raden om met een groepsleider te overleggen indien je een cliënt met een lijfrente helpt.

Voorbeeld: Jaarruimte

Harry is 33 jaar en hij heeft in 2015 een bruto jaarsalaris (tevens pensioengevend salaris) van € 35.996 en over 2016 € 37.200. Om op zijn oude dag het ultieme “Zwitserleven”-gevoel te hebben, heeft hij begin 2014 een lijfrenteverzekering afgesloten. In 2016 heeft Harry in het kader van deze verzekering een premie betaald van € 2.550. Via de personeelsfunctionaris is Harry te weten gekomen dat de AOW-franchise € 11.996 bedraagt en dat het pensioenopbouwpercentage 1,60 % per dienstjaar is.

Om de jaarruimte te berekenen moet eerst de pensioenaangroei berekend worden:

Jaarsalaris Harry € 35.936

Af: AOW-franchise € 11.936

= Premiegrondslag € 24.000

Premiegrondslag x Pensioenopbouwpercentage % 1,60

Page 38: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

38Syllabus2017voordeAangifteIB2016

= Pensioenaangroei € 384

Nu de pensioenaangroei bekend is, kan de jaarruimte berekend worden:

13,8% x (€ 35.996 -/- € 11.996) -/- (6,5 x € 384) = € 3.312 -/- € 2.496 = € 816.

Wanneer Harry nog niet deelneemt aan de pensioenregeling van zijn bedrijf zal de jaarruimte een ander bedrag zijn.

Jaarruimte: 13,8% x (€ 35.996 -/- € 11.996) = € 3.312.

Hij heeft echter slechts € 2.550 betaald in 2016, dus de premieaftrek in 2016 bedraagt dan ook € 2.550. Volgens de berekening mag hij maximaal € 3.312 in aftrek brengen, maar het is niet mogelijk om meer in aftrek te brengen dan daadwerkelijk betaald is, dus maximaal € 2.550. € 816

5.3 – Reserveringsruimte Er is nog een faciliteit die bepalend is voor de hoogte van de aftrekbare lijfrentepremies.

Dit is het geval indien de belastingplichtige in de afgelopen zeven jaren zijn jaarruimte niet volledig heeft benut. Er is dan sprake van een reserveringsruimte, opgenomen in art. 3.127 lid 2 Wet IB.

De belastingplichtige heeft de vrije keuze tussen het benutten van zijn jaarruimte of van zijn reserveringsruimte beginnend bij het oudste jaar. Het is verstandig om betaalde lijfrentepremies af te boeken van de reserveringsruimte, aangezien de jaarruimte van 2016 nog tot en met 2023 benut kan worden. Voor de reserveringsruimte is de dotatie niet meer dan 17% van de premiegrondslag maar met een maximum van € 7.088 voor 2015. Is de belastingplichtige bij het begin van het jaar 55 jaar en 6 maanden of ouder, dan wordt dit maximum verhoogd tot € 13.997. De reserveringsruimte vervalt niet als de belastingplichtige de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.

5.4 – Tijdstip van aftrek Premies voor lijfrente zijn aftrekbaar in het jaar dat ze betaald of verrekend zijn, voor zover de verrekening niet leidt tot een schuldig gebleven bedrag. Verder is er nog de mogelijkheid om premies die binnen 6 maanden na afloop van het kalenderjaar en door de belastingplichtige betaald of verrekend zijn, bij de aangifte aan te merken als premies die in het kalenderjaar betaald of verrekend zijn.

Page 39: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 39

Voorbeeld: Reserveringsruimte

Emma is 45 jaar. Zij heeft over 2016 een brutoloon genoten van € 60.996. Emma heeft als gevolg van haar pensioenregeling in 2015 geen gebruik kunnen maken van de jaarruimte.

Zij heeft voor de beoordeling van de reserveringsruimte in 2016 de jaarruimte over de jaren 2009 tot en met 2015 laten berekenen. De niet benutte jaarruimtes over deze jaren bedragen in totaal € 12.000. De AOW-franchise is € 11.996 in 2016.

De reserveringsruimte bedraagt 17% van de premiegrondslag (maximaal € 7.088).

17% x (€ 60.996 -/- € 11.996) = € 8.330 > maximum € 7.088. De reserveringsruimte in 2016 = € 7.088.

Het overige deel kan niet benut worden, dus kan het meegenomen worden naar volgende jaren en tot en met 2023 alsnog in aftrek gebracht worden.

Wanneer Emma 61 jaar is bedraagt het maximum € 13.997. De reserveringsruimte bedraagt in dit geval wel € 8.330 (17% van de premiegrondslag).

Om te kijken naar de vorige jaren moet eerst de jaarruimte van de jaren 2009 tot en met 2015 berekend worden. Per jaar moet dan gekeken worden of de jaarruimte is gebruikt, of dat er een deel nog niet is gebruikt. De niet-benutte jaarruimte voor Emma is € 12.000.

Let op maximum:

17% van de premiegrondslag, maar (17% van € 60.996 -/- € 11.996 = €8.330)

Als Emma op 31 december 2015 jonger dan 55 jaar en 6 maanden was, is het maximum € 7.088. Emma houdt dan een inhaalmogelijkheid van € 4.912 over voor eventueel latere jaren.

Als Emma op 31 december 2015 55 jaar en 6 maanden of ouder was, is het maximum € 13.997.

Saldomethode

Vanaf 2009 is deze splitsingsmethode vervallen. De box 1-lijfrenteverzekering valt alleen nog maar in box 1. De uitkeringen uit een verzekering zijn dus altijd belast in box 1. Ook als de premie niet of onvolledig in aftrek is gebracht. Dit geldt voor nieuwe maar ook voor bestaande polissen. In plaats van de splitsingsmethode, is een saldomethode ingevoerd. Op grond daarvan mogen de eerste uitkeringen die niet of onvolledig in aftrek zijn gebracht onbelast in box 1 ontvangen worden tot het volgende bedrag:

alle niet-afgetrokken premies tot en met 31 december 2008 plus de niet-afgetrokken premies betaald met ingang van 1 januari 2009, voor zover deze laatste premies althans lager zijn dan € 2.269 per belastingplichtige per jaar.

Stap 3: Reserveringsruimte

Berekent de jaarruimte voor elke van de jaren 2009 tot en met 2015.

Page 40: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

40Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Bekijk per jaar of de jaarruimte gebruikt is, of dat er en deel nog niet gebruikt is.

Telt de niet-benutte jaarruimte op. Het totaal is de opgebouwde reserveringsruimte.

Let op het Maximum!

17% van de premiegrondslag met een maximum van € 7.088. Indien de belastingplichtige aan het begin van het kalenderjaar een leeftijd heeft bereikt die ten hoogste tien jaar lager is dan de AOW-gerechtigde leeftijd wordt het eerder genoemde maximum verhoogd naar € 13.997.

6 – De negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen

De uitgaven voor inkomensvoorziening (bijvoorbeeld lijfrentepremies) zijn in het verleden in aftrek gebracht op het inkomen. De negatieve uitgaven voor inkomensvoorziening zijn de ontvangsten uit deze inkomensvoorziening (bijvoorbeeld uitgekeerde lijfrente). De aanspraak (betaalde premies) was onbelast; de uitkering is dus belast. De ontvangen bedragen ingevolge een inkomensvoorziening moeten dus bij het inkomen worden opgeteld.

In de volgende gevallen kan er sprake zijn van negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, indien:

• een lijfrenteverzekering niet meer aan de voorwaarden voldoet of er in strijd met de voorwaarden is gehandeld;

• de belastingplichtige de lijfrenteverzekering geheel of gedeeltelijk heeft afgekocht. In dat geval heeft belastingplichtige het bedrag van de uitkering ineens in plaats van in termijnen ontvangen (behoudens in geval een aanspraak op lijfrente of p.u. waarvan nog geen termijnen zijn vervallen, in 1 bedrag wordt uitgekeerd en de WEV = €4.303 of minder bedraagt);

• de belastingplichtige het recht op de uitkering van de lijfrenteverzekering aan iemand heeft geschonken, verkocht of verpand; en

• de beroepspensioenregeling van de belastingplichtige niet meer voldoet aan de fiscale voorwaarden, bijvoorbeeld na een aanpassing van de polis.

De waarde in het economische verkeer van de lijfrenteverzekering of beroepspensioenregeling dient op het moment van afkoop, schenking, e.d. te worden vermeld in de aangifte. Het bedrag van het rendement op de lijfrenteverzekering dat is behaald in een periode dat er sprake van niet binnenlandse belastingplicht was, mag hierop in mindering worden gebracht. Voor lijfrenteverzekeringen waarvan de uitkeringen nog niet waren ingegaan in 2016, moet minimaal het totaalbedrag van de premies die in het verleden is afgetrokken worden aangegeven. De Belastingdienst brengt in deze situaties zogenoemde revisierente in rekening.

De negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn uitgewerkt in art. 3.132 t/m 3.138 wet IB. Heb je met een negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen te maken, raadpleeg dan deze artikelen en de Belastingalmanak.

Page 41: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 41

7 – De persoonsgebonden aftrek

In hoofdstuk 6 van de Wet IB wordt eigenlijk het belangrijkste onderwerp voor onze cliënten behandeld: de persoonsgebonden aftrek. Aangezien de werkgevers en uitkeringsinstanties de fiscaal aftrekbare kosten van de cliënt niet kennen, moet hij dit zelf met behulp van een aangiftebiljet aangeven om zijn teveel ingehouden belasting terug te vragen.

De wet kent de volgende persoonsgebonden aftrekposten: In de wet: • uitgaven voor onderhoudsverplichtingen; (afdeling 6.2) • uitgaven voor levensonderhoud van kinderen; Vervallen • uitgaven voor specifieke zorgkosten; (afdeling 6.5) • weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen; (afdeling 6.6) • scholingsuitgaven; (afdeling 6.7) • uitgaven voor monumentenpanden; en (afdeling 6.8) • aftrekbare giften. (afdeling 6.9)

Omdat niet alle aftrekposten voor de cliënten van de Belastingwinkel van belang zijn, zullen wij ons hier beperken tot de meest voorkomende aftrekposten. Mocht je toch iemand helpen met aftrekposten die niet behandeld worden, pak dan de Wet IB en de Belastingalmanak erbij.

Aftrektechniek

De persoonsgebonden aftrek komt allereerst in mindering op het inkomen uit box 1. Het inkomen kan door de aftrek echter niet negatief worden! Mocht het inkomen in box 1 derhalve niet voldoende zijn om de aftrek te gebruiken, dan komt de persoonsgebonden aftrek in mindering op het inkomen uit box 3; mocht dat ook niet voldoende zijn, dan komt het restant in aftrek op het inkomen uit box 2. Het gedeelte dat dan nog steeds niet kan worden afgetrokken, mag in de volgende kalenderjaren in aftrek worden gebracht. De inspecteur dient het niet in aanmerking genomen bedrag vast te stellen bij voor bezwaar vatbare beschikking. Dit alles is geregeld in art. 6.2 en art. 6.2a Wet IB.

De persoonsgebonden aftrek maakt deel uit van de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen (art. 2.17 Wet IB). Dit betekent dat de aftrekposten (geheel of gedeeltelijk) overgebracht kunnen worden naar de fiscale partner. Enige voorwaarde is dat deze fiscale partner gedurende het gehele kalenderjaar partner moet zijn geweest. Over het algemeen is het voordelig de aftrekposten over te brengen naar de partner, als deze partner te maken heeft met een hoger belasting- en premietarief.

Voor zover niet anders is bepaald, komen de uitgaven ter zake van persoonsgebonden aftrekposten voor aftrek in aanmerking op het tijdstip waarop zij zijn: (art 6.40 Wet IB).

• betaald; • verrekend; • ter beschikking gesteld; of • rentedragend geworden.

Page 42: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

42Syllabus2017voordeAangifteIB2016

7.1 – De uitgaven voor onderhoudsverplichtingen

Dit zijn de aftrekbare uitkeringen en verstrekkingen voor het levensonderhoud van een vroegere echtgenoot en de van tafel en bed, dan wel duurzaam gescheiden levende echtgenoot. Bij de betalende persoon zijn de verstrekkingen aftrekbaar; bij de ontvangende persoon zijn deze uitkeringen belast (zie onderdeel 2.6, periodieke uitkeringen). Ook de afkoop van een verplichting tot periodieke uitkeringen wordt aangemerkt als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen.

Niet aftrekbaar zijn alimentaties die voor de kinderen zijn bedoeld. Wordt dus een alimentatie betaald aan een (ex)echtgenoot en de kinderen, dan moet die betaling gesplitst worden om het aftrekbare deel te bepalen.

Het komt nogal eens voor dat een vroegere echtgenoot of een duurzaam gescheiden levende echtgenoot een bijstandsuitkering ontvangt die vervolgens op de andere (ex)echtgenoot wordt verhaald. Deze verhaalde bijstandsuitkeringen zijn voor deze laatste aftrekbaar als uitgave voor onderhoudsverplichtingen.

7.2 – Specifieke zorgkosten Beste SBR Medewerker, Ik ben Mark Plat en Trainee bij Mazars. Als tweedejaars fiscale economiestudent ben ik begonnen bij SBR. Eerst als medewerker bij de vestiging Centrum-Middelland en vervolgens bij de nieuw opgerichte vestiging Den Haag. Ook heb ik in 2015 samen met mijn commissieleden de ADDH verzorgd. Als medewerker van SBR leer je onder andere de theorie die je geleerd hebt in de collegebanken te gebruiken bij het invullen van de IB aangiften. Een vergelijkbaar proces maak ik als masterstudent nu ook mee bij Mazars. Tijdens mijn stage op de btw-afdeling heb ik onder andere geleerd de door de klant aangedragen vraagstukken te analyseren en aan de hand van jurisprudentie te vertalen naar een praktische oplossing. Mijn periode bij Mazars was hierdoor zeer leerzaam en niet te vergeten ook heel gezellig. Een fijne werkomgeving is namelijk een goede basis voor verdere zelfontplooiing. Op basis van artikel 6.1 Wet IB mogen als persoonsgebonden kosten specifieke zorgenkosten in aftrek worden gebracht. Wat onder specifieke zorgkosten valt staat beschreven in afdeling 6.5 van Hoofdstuk 6 van de Wet IB. Uitgaven voor specifieke zorgkosten worden in aanmerking genomen indien de uitgaven zijn gedaan voor de belastingplichtige, zijn partner, zijn jonger dan 27-jarige kinderen, tot zijn huishouden behorende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder en bij de belastingplichtige inwonende zorgafhankelijke ouders, broers of zusters. Belangrijk is wel dat de kosten drukken op de cliënt. Met andere woorden de cliënt moet de specifieke zorgkosten hebben betaald voor bijvoorbeeld zijn kinderen. Doen de kinderen dit zelf, dan mag de cliënt deze kosten niet in aftrek brengen.

Page 43: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 43

Welke specifieke zorgkosten aftrekbaar zijn, staat beschreven in artikel 6.17 Wet IB. Hier zal de syllabus straks verder op ingaan. De kosten die betaald zijn door de verzekeraar of worden betaald uit het eigen risico zijn in ieder geval niet aftrekbaar. Tot 2009 waren de kosten voor het vrijwillige eigen risico nog wel aftrekbaar, maar dit is niet langer meer het geval. Veel cliënten van de SBR die wat ouder zijn hebben deze tijd nog meegemaakt en denken nog steeds dat deze kosten aftrekbaar zijn. Deze cliënten kan je uitleggen dat door wetswijzigingen sinds 2009 het vrijwillige eigen risico dus niet meer aftrekbaar is. Naast de kosten die betaald zijn door de verzekerhaar en het eigen risico zijn in ieder geval ook de volgende kosten niet aftrekbaar:

• Verplicht en vrijwillig eigen risico ziektenkosten- of zorverzekering; • Premie en aanvullende premie ziektekosten- of zorgverzekering; • Wettelijke eigen bijdrage aan het Centraal Administratiekantoor (CAK); • Ouderdomsaftrek/arbeidsongeschiktheidsaftrek/aftrek voor chronische ziekten; • Huisapotheek; • De hulpmiddelen brillen, lenzen en de complementaire kosten; • Kosten voor bevalling en adoptie; • Uitgaven wegens overlijden; • Premie begrafenis/crematieverzekering in natura; • Ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen; • Uitgaven voor een elleboogkruk, een gipssteun, een looprek, een okselkruk, een

onderarmschaalkruk, een rollator of een loophulp met drie of vier poten; • Uitgaven voor een ivf-behandeling voor een vrouw van 43 jaar of ouder; • Uitgaven voor de eerste twee ivf-behandeling voor een vrouw jonger dan 38, indien

meer dan één embryo per poging wordt teruggeplaatst; • Voedingssupplementen, zoals vitaminetabletten en levertraan; • Kosten voor het op peil houden of bevorderen van de algemene gezondheidstoestand,

zoals een hometrainer en fitnesstrainingen; • Zelfzorgmiddelen zonder recept (bijv. kalktabletten, laxeermiddelen, neusspray,

autoverbanddoos, huidverzorgingsmiddelen); • Kosten voor geestelijke gezondheidszorg voor een persoon jonger dan 18 jaar; • Kosten voor een combinatietest in het kader van prenatale screening indien er geen

sprake is van medische indicatie;

Het bedrag van sommige specifieke zorgkosten wordt op basis van artikel 6.19 Wet IB verhoogd, mits het verzamelinkomen niet hoger is dan € 34.027. Het verzamelinkomen is al het inkomen wat de cliënt en zijn/haar eventuele partner heeft genoten in het desbetreffende jaar. Deze verhoging geldt voor de kosten die gemaakt zijn met betrekking tot vervoer, farmaceutische hulpmiddelen op voorschrift, andere hulpmiddel die hoofdzakelijk door ziekte of invaliditeit worden gebruikt, extra gezinshulp, dieetkosten en extra kosten voor kleding en beddengoed. De verhoging bedraagt:

Page 44: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

44Syllabus2017voordeAangifteIB2016

• 113%, indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de

pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt; • 40% indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de

pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt; of • In partnersituaties geldt dat wanneer één van de partners de pensioengerechtigde

leeftijd heeft bereikt, voor beiden de hierboven genoemde kosten met 113% worden verhoogd.

Voordat specifieke zorgkosten aftrekbaar zijn moet eerst de drempel worden overschreden. Alleen de kosten die boven de drempel uitkomen mogen in aftrek worden gebracht op het verzamelinkomen. Hoe deze drempel bepaald wordt staat beschreven in artikel 6.20 Wet IB. Dit kan als volgt worden weergegeven:

7.2.a. – Specifieke zorgkosten Voorgeschreven medicijnen: Dit zijn medicijnen die door de huisarts of specialist worden voorgeschreven (medicijnen op recept die meestal alleen bij de apotheek verkrijgbaar zijn) en door hen als medicijnen worden beschouwd. Hieronder vallen ook andere (alternatieve) middelen, zoals homeopathische middelen, die door een arts als geneesmiddel worden voorgeschreven en die niet voor andere doeleinden dan als geneesmiddel gebruikt worden voorgeschreven en die niet voor andere doeleinden dan als geneesmiddel gebruikt dienen te worden. De geneesmiddelen moeten als geneesmiddel wegens ziekte of invaliditeit worden gebruikt om in aanmerking te komen voor aftrek. Bovendien komen alleen medicijnen die niet zijn vergoed door de ziektekostenverzekeraar in aanmerking voor aftrek. Vervoerskosten arts/ziekenhuis: De kosten van vervoer voor het verkrijgen van geneeskundige hulp, dus de kosten van vervoer van de patiënt per ambulance of taxi van en naar de behandelende arts, specialist, tandarts, apotheek en het ziekenhuis zijn geheel aftrekbaar. Indien het vervoer per eigen auto of op een andere manier plaatsvindt, zijn de werkelijke kosten per kilometer aftrekbaar. Denk hierbij aan eigen bijdrage ambulancevervoer en extra vervoerskosten door ziekte of invaliditeit. Voor de eigen auto mag gemakshalve worden uitgegaan van €0,19 per kilometer. De parkeerkosten, die de belastingplichtige kwijt is bij een arts/ziekenhuis, zijn tevens aftrekbaar. Wanneer van de zorgverzekeraar een vergoeding voor

Drempelinkomen 2016

Drempelinkomen van Drempelinkomen tot Drempel

- €7.563 €128

€7.563 €40.175 1,65% van het drempelinkomen

€40.175 - €662 + 5,75% van het bedrag boven €40.175

Page 45: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 45

de vervoerskosten wordt gegeven, dan moet die vergoeding in mindering worden gebracht op de vervoerskosten.

Hulpmiddelen: Aanschaffingskosten inclusief de complementaire kosten, de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van hulpmiddelen die mensen in staat stellen tot het verrichten van normale lichaamsfuncties, zoals:

• Kunstgebit, kroon, brug en dergelijke; • Steunzolen; • Hulpmiddelen bedoeld ter vervanging van gezichtsvermogen zoals een blindenstok,

blindengeleidehond of bepaalde aanpassingen aan een computer; • Hoortoestellen (incl. batterijtjes); • Protheses; • Blindengeleidehond; • Aangepaste tekstverwerker voor spastisch kind dat niet kan schrijven; • Dyslexiepakket; • Een alarmsysteem in verband met een specifieke ziekte; • Stomadouche; • Onderhoud, reparatie en verzekering van bovenstaande hulpmiddelen

zijn voor het werkelijke bedrag aftrekbaar. Het gaat dus om middelen die normale lichaamsfuncties, zoals horen, bewegen of communiceren, overnemen of versterken. Het hulpmiddel moet rechtstreeks verband houden met ziekte of invaliditeit; het mag dus niet alleen dienen ter preventie.

De volgende hulpmiddelen zijn niet aftrekbaar:

• Brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen, en ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen;

• Rollators, looprekken, loophulpen met drie of vier poten, elleboogkrukken, gipssteunen, okselkrukken en onderarmschaalkrukken;

• Scootmobiel; • Rolstoelen; • Aanpassingen aan, in of om een woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid

daarvan; • Kosten voor een verhoogd bed; • Kosten van muziekapparatuur (als ontspanning voor rolstoelpatiënt of voor iemand met

nerveuze storing); • Solarium.

Let op! Sinds 1 januari 2014 is geen aftrek meer mogelijk voor de kosten van scootmobielen, rolstoelen en woningaanpassingen. De afschrijvingskosten van scootmobielen, rolstoelen en woningaanpassingen die al vóór 2014 zijn aangeschaft, blijven ook in 2015 en latere jaren in aanmerking komen voor aftrek.

Page 46: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

46Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Extra kosten kleding en beddengoed: U mag de kosten van (het wassen van) kleding en beddengoed aftrekken indien deze kosten samenhangen met ziekte, die al minstens een jaar duurt of minstens een jaar zal duren en de zieke of invalide behoorde tot het huishouden van de belastingplichtige. Hiervoor zijn forfaitaire bedragen aftrekbaar. Aftrekbaar is een vast bedrag van € 300. Het is hiervoor niet nodig dat de kosten moeten worden aangetoond. Voldoende is dat de aard van de ziekte of invaliditeit bekend is en dat algemeen bekend is dat de ziekte of invaliditeit extra kosten voor kleding of beddengoed met zich meebrengt. Bedroegen de extra uitgaven meer dan € 600 dan wordt het vaste bedrag van € 300 verhoogd tot € 750. Voor deze verhoging moeten de kosten wel kunnen worden aangetoond. Volgens rechtbank Noord-Holland zijn de normale was- en droogkosten van een 1-persoonshuishouden € 249,60. De extra kosten kleding en beddengoed bedragen in dat geval het bedrag wat de normale was- en droogkosten te boven gaat. Is niet het hele jaar aan de gestelde voorwaarden voldaan, dan geldt een tijdsevenredig berekend bedrag. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de uitvoeringsregeling in de Wet IB onverbindend is. Art. 38 van deze regeling ziet op de extra kosten voor kleding en beddengoed. Gesteld is dat ook een hoger bedrag dan € 750 in aftrek kan worden gebracht, indien aannemelijk wordt gemaakt dat daadwerkelijk een hoger bedrag aan kosten is gemaakt.

Als er bijvoorbeeld vanaf 1 oktober 2016 extra uitgaven waren, neemt u 3/12 van het aftrekbedrag. De regeling geldt vooral voor zwakzinnige geesteszieke, motorisch en/of psychisch gestoorde en incontinente personen. De regeling kan echter ook gelden voor personen met een huidziekte of reuma. Onder beddengoed vallen niet alleen de kosten van lakens, slopen, dekens maar ook de kosten van een matras mits hiervoor door ziekte of invaliditeit meer kosten zijn gemaakt in vergelijking met belastingplichtigen die niet ziek of invalide zijn.

Uitgaven voor extra gezinshulp: Het gaat hier om de kosten voor extra gezinshulp die zijn gemaakt ten tijde van ziekte van de belastingplichtige of van een van zijn gezinsleden. De kosten zijn aftrekbaar indien de gezinshulp door ziekte of invaliditeit nodig was en de belastingplichtige over rekeningen of kwitanties beschikt waarop de datum, bedrag, naam, adres en woonplaats van de gezinshulp of instantie staan vermeld. Was de extra gezinshulp nodig wegens ziekte van de partner van de belastingplichtige, dan is nog drie maanden na diens overlijden aftrek van de extra kosten van gezinshulp mogelijk. Er geldt daarnaast een drempel voor de aftrek. De drempel is een bepaald percentage van het verzamelinkomen voor de persoonsgebonden aftrek. Deze percentages staan in onderstaande tabel weergegeven:

Bij een verzamelinkomen voor persoonsgebonden aftrek van: Meer dan Meer niet meer dan Geldt als percentage van het verzamelinkomen

- €31.024 0% € 31.024 €46.536 1% € 46.536 € 62.041 2% € 62.041 - 3%

Het bedrag dat boven de drempel uitkomt, wordt aangemerkt als de extra uitgaven voor gezinshulp.

Page 47: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 47

Uitgaven om gezinshulp overbodig te maken, zoals:

• Kosten van buitenshuis eten; • Het laten logeren van de kinderen bij familie of kennissen; • Stomerijkosten; • Kosten van aanschaf van huishoudelijke apparaten,

komen niet voor aftrek in aanmerking. Dieetkosten: De uitgaven voor een dieet zijn alleen tot een vast bedrag per jaar aftrekbaar. Is een deel van het jaar dieet gehouden, dan is een tijdsevenredig deel van het jaarbedrag aftrekbaar. De kosten van diëten, die in de dieetkostentabel 2016 (zie hieronder) staan, komen voor aftrek in aanmerking. De kosten van andere diëten komen niet voor aftrek in aanmerking. Aftrek is alleen mogelijk als het dieet gevolgd wordt op voorschrift van een arts of een diëtist. De belastingplichtige zal door middel van een dieetverklaring moeten aantonen dat hij een bepaald dieet volgt. Probleem hierbij is dat het voorschrift op de dieetverklaring niet duidelijk gekoppeld kan worden aan het door de fiscus gegeven overzicht van forfaitaire bedragen. Neem bij twijfel altijd het hoogst mogelijke bedrag, maar controleer eerst of in het dossier van de cliënt informatie aanwezig is over de dieetaftrek in voorgaande jaren.

De dieetverklaring moet de volgende gegevens bevatten:

• gegevens waaruit blijkt dat de voorschrijver arts of diëtist is; • naam, adres, telefoonnummer en handtekening van de voorschrijver; • naam, adres en Burgerservicenummer van de patiënt; • het ziektebeeld, de aandoening en de dieettypering; • dagtekening, ingangsdatum en eventuele einddatum van het dieet.

Als de belastingplichtige in een jaar twee of meer diëten uit de tabel volgde, dan zijn de volgende situaties mogelijk:

• Hij volgde twee of meer diëten voor hetzelfde 'ziektebeeld en aandoening'. Dan mag er maar van één van die gevolgde diëten het vaste bedrag uit de tabel worden meegeteld. Het hoogste bedrag mag worden gekozen.

• Hij volgde diëten voor verschillende ziektebeelden en aandoeningen. Dan mag er per 'ziektebeeld en aandoening' het hoogste vaste bedrag van de gevolgde diëten worden meegeteld.

Page 48: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

48Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Dieetkostentabel 2016

Ziektebeeld en aandoening Dieettypering Vast aftrekbaar bedrag

Algemene symptomen Groeiachterstand bij kinderen Energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

€ 900

Energieverrijkt € 700

Ondervoeding Energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

€ 900

Energieverrijkt € 700

Decubitus Energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

€900

Hartziekten Decompensatio cordis, hartfalen

Natriumbeperkt € 100

Infectieziekten Aids Energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

€ 900

Luchtwegen Chronische obstructieve longziekten (COPD)

Energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

€ 900

Energieverrijkt € 700

Maag-, darm en leverziekten

Dumpingsyndroom Lactosebeperkt/lactosevrij € 200

Chronische pancreatitis Energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

€ 900

Cystic fibrosis Energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

€ 900

Energieverrijkt € 700

Coeliaki en ziekte van Dühring

Glutenvrij € 900

Glutenvrij in combinatie met lactosebeperkt/lactosevrij

€ 1.050

Short bowel syndroom

Energieverrijkt in combinatie

met MCT-vetverrijkt

Energieverrijkt in combinatie

met MCT-vetverrijkt met

vitaminepreparaat

€ 700

€ 750

Overige Energieverrijkt met vitaminepreparaat

€ 750

Energieverrijkt € 700

Energieverrijkt in combinatie € 900

Page 49: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 49

met eiwitverrijkt

Energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt/lactosevrij

€ 1.200

Metabole ziekten Hypercholesterolemie Verzadigd vetbeperkt in combinatie met fyto/plantensterolenverrijkt

€ 100

Vetstofafwisselingsstoornis Vetbeperkt in combinatie met MCT-vetverrijkt

€ 700

Fructose intolerantie Fructosebeperkt € 250

Galactosemie Galactosevrij € 200

Sacharase isomaltase deficiëntie

Sterk sacharosebeperkt in combinatie met (iso)maltosebeperkt

€ 800

Glycogeenstapelingsziekte Sacharosebeperkt, fructosebeperkt, lactosebeperkt en vetbeperkt

€ 650

Insulineresistentie Sterk koolhydraatbeperkt, zonder energiebeperking

€ 250

Eiwitstofwisselingsstoornis (zoals PKU en hyperlysinemie)

Sterk eiwitbeperkt € 2.700

Nierziekten Nierziekten Natriumbeperkt € 100

Chronische nier- insufficiëntie met hemodialyse / peritoneale dialyse

Eiwitverrijkt in combinatie met natriumbeperkt

€ 550

Nefrotisch syndroom Natriumbeperkt € 100

Oncologie Oncologie Energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

€ 900

Energieverrijkt € 700

Overige Voedselovergevoeligheid Koemelkeiwitvrij € 300

Kippenei-eiwitvrij € 100

Lactosebeperkt/lactosevrij € 200

Tarwevrij € 600

Tarwevrij in combinatie met kippenei-eiwitvrij

€ 700

Koemelkeitwitvrij in combinatie met kippenei-eiwitvrij

€ 350

Page 50: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

50Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Koemelkeiwitvrij in combinatie met soja-eiwitvrij

€ 350

Koemelkeiwitvrij in combinatie met kippei-eiwitvrij en soja-eiwitvrij

€ 400

Koemelkeiwitvrij in combinatie met kippenei-eiwitvrij, soja-eiwitvrij en tarwevrij

€950

Koemelkeiwitvrij in combinatie met glutenvrij en tarwevrij

€ 1.100

Brandwonden Energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

€ 900

Lymfe-lekkage Eitwitverrijkt in combinatie met sterk (LCT-)vetbeperkt en MCT-vetverrijkt

€ 700

Epilepsie Sterk koolhydraatbeperkt in combinatie met eiwitbeperkt vetverrijkt

€ 150

7.2.b. – Overige specifieke zorgkosten Vanbelangisnategaanofdegemaaktekostendirectverbandhoudenmetziekteendekostenaantoonboorzijn. Reiskosten ziekenbezoek: Er is een speciale regeling getroffen voor de reiskosten in verband met regelmatig ziekenbezoek aan langdurige verpleegden. Daarvoor is vereist dat:

• De verpleging langer dan een maand (aaneengesloten) heeft geduurd of naar verwachting langer dan een maand zal duren. Bij verschillende opnames die elk korter dan een maand (maar samen langer dan een maand) duren, is alleen aftrek mogelijk als deze elkaar met zo korte onderbrekingen (tijd tussen verpleegperioden is maximaal vier weken) opvolgen en zo duidelijk met elkaar samenhangen, dat zij in wezen als 1 opnamemoment worden gezien; en

• De verpleging geschiedt of is geschied op een afstand van meer dan 10 km (enkele reisafstand) van de woning of verblijfplaats van de belastingplichtige; en

• De bezoeker bij aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde met de verpleegde persoon; en

• Het bezoek regelmatig (minstens 1 keer per week of bij een ziekte van langere duur minstens 1 keer per maand) plaatsvond. Het is niet nodig dat de verpleging in een ziekenhuis, verpleeghuis of tbs-instelling plaatsvindt. Aftrek is ook mogelijk als de patiënt bij iemand thuis wordt verpleegd.

Aftrekbaar is € 0,19 per kilometer indien het vervoer plaatsvindt per eigen auto of de werkelijke kosten indien het vervoer op een andere wijze plaatsvindt.

Page 51: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 51

Aftrek is niet mogelijk voor kosten van bloemen en dergelijke, kosten van onderweg gebruikte consumpties en (reis)kosten die worden gemaakt als de zieke tijdens een bezoek wordt meegenomen voor bijvoorbeeld een ritje in de omgeving. Het bezoek aan bejaarden in een instelling betekent niet zonder meer dat er sprake is van ziekenbezoek. Dat hangt van de gezondheidstoestand van de bejaarde en de aard van de verzorging af. Eenmalige reizen naar het buitenland om de zieke(n) te bezoeken indien zij in levensgevaar verkeren, kunnen ook voor aftrek in aanmerking komen.

7.3 – Weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen Voor de extra uitgaven voor de verzorging thuis van doorgaans in een inrichting verblijvende ernstig gehandicapte kinderen/broers/zussen of personen die onder zijn mentorschap staan, van 21 jaar en ouder geldt een aftrek van € 10 per dag. De dagen waarop de gehandicapte persoon gehaald en gebracht wordt tellen mee bij het bepalen van de aftrek. Er geldt een aftrek van € 0,19 per kilometer voor het vervoer van het kind per auto door de belastingplichtige over de reisafstand tussen de plaats waar het kind doorgaans verblijft en de plaats waar de belastingplichtige doorgaans verblijft. Deze uitgaven zijn vanaf 1 januari 2015 ook mogelijk voor weekenduitgaven ten behoeve van een onder curatele gestelde gehandicapte persoon. De voorwaarde dat de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedwongen heeft kunnen voelen om de uitgaven te doen is vervallen. Het inkomen of vermogen van de gehandicapte speelt niet langer een rol meer bij de beoordeling van het recht op aftrek.

Page 52: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

52Syllabus2017voordeAangifteIB2016

7.4 – Scholingsuitgaven

Scholingsuitgaven zijn uitgaven voor het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Het doel van de opleiding moet zijn gericht op verandering van positie of op het op peil houden of verbeteren van kennis en vaardigheden die de belastingplichtige nodig heeft voor het verwerven of behouden van inkomen uit arbeid. Uitgaven voor het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning die op zijn partner drukken, worden mede als scholingsuitgaven aangemerkt; zie art. 6.27 Wet IB. Kosten die zijn gemaakt voor het louter uit interesse volgen van een cursus zijn niet aftrekbaar.

Als scholingsuitgaven mogen worden aangemerkt: • lesgelden, collegegelden, cursusgelden; • door de onderwijsinstelling verplicht gestelde leer- en beschermingsmiddelen; • uitgaven voor het doorlopen van de procedure voor erkenning van elders verworven

competenties (EVC’s); • promotiekosten (kosten van publicatie van het proefschrift en de kosten van de

voorgeschreven kleding voor de promovendus en de paranimfen).

Let op! Computers en randapparatuur (printer, scanner enz.) zijn expliciet van aftrek uitgesloten. Met ingang van 1 januari 2018 zal de regeling komen te vervallen en volgt een vervangende regeling.

Tot de scholingsuitgaven behoren niet de uitgaven die verband houden met (zie art 6.28 Wet IB):

• levensonderhoud, daaronder begrepen huisvesting, voedsel, drank, genotmiddelen en kleding;

• werk- of studeerruimten, daaronder begrepen de inrichting; • reizen en verblijven, daaronder begrepen excursies en studiereizen; • de opslag, waarmee het basistarief wordt verhoogd tot het verhoogd tarief; • oorzaken die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen.

*Van het laatste punt is echter door de overheid nog geen gebruik gemaakt.

Ontvangt iemand een prestatiebeurs op grond van de Wet op de Studiefinanciering, dan kunnen de scholingskosten niet in aftrek komen. Pas wanneer een prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift, komen de scholingskosten, die eerder niet aftrekbaar waren, alsnog voor aftrek in het jaar waarin die prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift. De scholingskosten worden maximaal in aanmerking genomen voor een bedrag van €2.443 per studiejaar voor het hoger onderwijs en voor een bedrag van €1.693 per studiejaar voor het beroepsonderwijs waarop de prestatiebeurs, die definitief niet wordt omgezet in een gift, betrekking heeft. Indien de prestatiebeurs lager is dan de genoemde bedragen, wordt het lagere bedrag in aanmerking genomen als scholingskosten. Wanneer de omzetting van de prestatiebeurs niet het gehele studiejaar betreft, worden de genoemde bedragen naar tijdsgelang herrekend.

Page 53: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 53

In art 6.30 Wet IB zijn nog beperkingen ten aanzien van de aftrekbare scholingsuitgaven opgelegd. Lid 1 beperkt de aftrek met een drempel van € 250. Zijn de uitgaven gedaan buiten de standaardstudieperiode dan mogen ze niet meer zijn dan € 15.000, afgezien van de mutaties in de prestatiebeurs (zie lid 2).

7.5 – Aftrekbare giften

De wet maakt in art. 6.32 Wet IB onderscheid tussen twee soorten giften, namelijk periodieke giften en andere giften. Aan periodieke giften worden bepaalde eisen gesteld, zie hiervoor de Belastingalmanak. Daar onze doelgroep (veelal) geen giften van de eerste soort doet, zal in het hierna volgende hoofdzakelijk op de tweede soort giften worden ingegaan. Let op! Tegenover een gift mag geen tegenprestatie staan.

Sinds 1 januari 2009 geldt dat de periodieke en de andere giften aan een instelling alleen aftrekbaar zijn, als de desbetreffende instelling door de Belastingdienst aangemerkt is als een zogenoemde Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI)*.

Verder moet deze instelling gevestigd zijn in lidstaten van de EU, Aruba, Curaçao of Sint Maarten of de BES-eilanden deze hoeft niet per se in Nederland te zijn gevestigd.

Vanaf 2012 zijn ook eenmalige giften aan een steunstichting sociaal belang behartigende instelling (SBBI)** onder voorwaarden aftrekbaar.

*Een ANBI is een kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve (liefdadige), culturele, wetenschappelijke of algemeen nut beogende instelling die als zodanig door de Belastingdienst is aangewezen.

** Voorbeelden van SBBI’s zijn sportverenigingen, muziekverenigingen, ouderenverenigingen, buurthuizen en scoutinggroepen. Steunstichtingen SBBI’s zijn stichtingen die speciaal zijn opgericht om geld in te zamelen ter ondersteuning van een SBBI. Raadpleeg art. 6.33 Wet IB en het programma ANBI opzoeken op de website van de belastingdienst voor verdere toelichting of de door de belastingplichtige gedane gift wel gedaan is aan een daarvoor in aanmerking komende instelling. In het programma ANBI opzoeken op de website van de belastingdienst is te vinden of de instelling een ANBI, SBBI of geen van beide is. Giften aan buitenlandse familieleden/ kennissen zijn echter niet aftrekbaar. Voor aftrek komen zowel giften in geld als giften in natura (tegen de waarde in het economisch verkeer/verkoopwaarde) in aanmerking.

De opgevoerde giften moeten echter wel met schriftelijke bewijsstukken (bijv. kwitanties, bank- of giroafschriften) kunnen worden gestaafd. Giften bij straat- of deurcollecten komen dus niet voor aftrek in aanmerking. Ook voor giften geldt het kasstelsel, dat wil zeggen dat giften alleen in aftrek komen in het jaar waarin ze zijn betaald. Bovendien geldt nu ook dat als herroepelijke giften worden herroepen, deze bij het inkomen worden opgeteld indien voor deze giften eerder giftenaftrek is genoten.

Page 54: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

54Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Drempel

Het bedrag dat als andere giften in aftrek kan worden gebracht, wordt begrensd door een drempel. De giften zijn aftrekbaar voor zover zij meer bedragen dan 1% van het verzamelinkomen van de belastingplichtige (als minimumdrempel geldt in ieder geval € 60). Maximaal kan 10% van het verzamelinkomen als gift in aanmerking worden genomen. Als voor de partners gezamenlijk de persoonsgebonden aftrekposten worden ingevuld, dien je uit te gaan van het gezamenlijk verzamelinkomen.

Nieuw vanaf 2012 is dat het afzien van een kostenvergoeding door een vrijwilliger onder voorwaarden als aftrekbare gift kan worden aangemerkt (zie art. 6.36 Wet IB). Onder deze kostenvergoeding valt ook de vergoeding van kosten voor vervoer per auto, anders dan per taxi, voor een bedrag van €0,19 per kilometer. Ook geldt sinds 1 januari 2012 dat giften aan ANBI’s die aangemerkt zijn als culturele instellingen in aanmerking genomen kunnen worden voor 1,25 keer het bedrag van de gedane gift, met als maximum een bedrag van €1.250. Deze extra aftrek kan slechts worden toegepast over maximaal €5.000 van de aan culturele instellingen gedane giften.

Voor periodieke giften geldt geen drempel indien in een notariële akte is vastgelegd dat deze giften daadwerkelijk periodiek (gedurende 5 of meer jaren) worden gedaan. Nieuw per 2014 was dat voor de aftrek van periodieke giften ook een onderhandse akte van schenking die voldoet aan bepaalde voorwaarden die zijn vastgesteld voor een periode van ten minste 5 jaar voldoende is.

7.6 – Negatieve persoonsgebonden aftrek

Een negatieve persoonsgebonden aftrek betreft een correctie op een in een eerdere aangifte onterecht aangegeven aftrekpost. Hiervan is sprake als er na het doen van de aangifte waarin een aftrekpost is opgegeven een vergoeding is ontvangen (bijv. van een zorgverzekeraar). In dat geval blijkt dus achteraf, na het doen van die aangifte dat de aftrekpost ten onrechte is meegenomen. Aangezien er sprake is geweest van een aftrekpost op het inkomen, dient het onterecht afgetrokken bedrag bij het inkomen uit werk en woning te worden opgeteld (zie art. 3.139 Wet IB).

Het gaat hier om vergoedingen of terugontvangen bedragen voor: • alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen; • (onderhouds)kosten van een (rijksmonumenten)pand, of een subsidie op termijn die

verrekend wordt met een lening van het Nationaal Restauratiefonds; • ziektekosten en andere buitengewone uitgaven die u in de periode 2001 tot en met 2008

heeft afgetrokken; • specifieke zorgkosten die u in de periode (vanaf) 2009 tot en met 2016 heeft

afgetrokken; • studiekosten en andere scholingsuitgaven die u sinds 2001 heeft afgetrokken;• giften die u vanaf 2012 heeft gedaan en die onder een ontbindende voorwaarde is

gedaan en ontbonden of herroepen is.

Let op! Geef geen hoger bedrag aan dan het bedrag dat de belastingplichtige en zijn fiscale partner heeft/hebben afgetrokken. De Belastingdienst verrekent het restant persoonsgebonden

Page 55: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 55

aftrek automatisch bij het vaststellen van de aanslag. Het is dus niet verplicht om dit in te vullen in de aangifte inkomstenbelasting. Fiscale partner Heeft uw fiscale partner het bedrag vóór 2016 afgetrokken? Dan moet hij het teruggekregen bedrag of de vergoeding aangeven. Was u in 2016 geen fiscale partners meer? Dan geeft de persoon die de vergoeding heeft ontvangen de vergoeding aan.

Page 56: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

56Syllabus2017voordeAangifteIB2016

8 – Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

In hoofdstuk 5 van de Wet IB wordt het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, beter bekend als box 3, besproken. Box 3 belast een forfaitair rendement van 4% met een tarief van 30%; de werkelijke inkomsten van vermogensbestanddelen in box 3 zijn dus niet van belang. De grondslag sparen en beleggen is de rendementsgrondslag aan het begin van het kalenderjaar (peildatum: 1-1-2016) voor zover die rendementsgrondslag meer bedraagt dan het heffingsvrije vermogen.

Let op! Als er sprake is van aandelen of winstbewijzen in box 3 en er is in een jaar dividendbelasting ingehouden, dan vormt die belasting een voorheffing op de inkomstenbelasting (zie § 2.15).

Let op! In beginsel is iemand die voor ten minste 5% bezit van het nominaal geplaatst aandelenkapitaal, of daarmee gelijk gestelde rechten, belast in box 2: het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Binnen deze box geldt een geheel andere manier van heffen en een ander tarief. Let dus goed op dit onderscheid!

8.1 – Rendementsgrondslag

Onder de heffingsgrondslag vallen alleen bezittingen en schulden die niet al in een andere box tot de grondslag behoren. Dat gebeurt op basis van de rangorderegeling van art. 2.14 Wet IB. Die regeling houdt kort gezegd in dat een bestanddeel altijd in aanmerking moet worden genomen in de eerste wettelijke bepaling waaronder deze kan vallen.

Sommige bezittingen zijn vrijgesteld. Hieronder worden de belangrijkste voorbeelden genoemd van bezittingen, schulden en vrijstellingen in box 3.

Bezittingen (artikel 5.3 lid 2 Wet IB)

• Onroerende zaken; Denk aan een tweede huis. Het is niet van belang of de onroerende zaak wordt verhuurd of voor eigen gebruik is.

• Rechten op onroerende zaken; Bijvoorbeeld recht van erfpacht of vruchtgebruik

• Roerende zaken, niet voor eigen gebruik of hoofdzakelijk ter belegging; Cliënten van de Belastingwinkel zullen niet snel zaken hebben die in deze categorie vallen. Als goederen hoofdzakelijk ter belegging dienen, is het aan de inspecteur om dit te bewijzen.

• Rechten op roerende zaken; Bijvoorbeeld optiecontracten op vreemde valuta. Deze rechten zijn ook onderdeel van de heffingsgrondslag als zij voor eigen gebruik zijn

• Rechten die niet op roerende zaken betrekking hebben; Voorbeelden zijn: geld, aandelen, opties op aandelen, obligaties, schuldvorderingen en kapitaalverzekeringen. Belastingvorderingen zijn vrijgesteld.

• Overige vermogensbestanddelen; Dit is een restcategorie, vergunningen vallen hieronder.

• Vorderingen inzake erfbelasting.

Page 57: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 57

Schulden (artikel 5.3 lid 3 Wet IB)

• Alle schulden met een waarde in het economische verkeer mogen in mindering op het vermogen worden gebracht, voor zover het totaal boven de € 3.000,- per persoon (dus bij partners € 6.000) uitkomt. Belastingschulden komen niet in mindering. Kosten met betrekking tot de inkomsten uit sparen en beleggen zijn niet aftrekbaar;

• Schulden inzake erfbelasting. Vrijstellingen (artikel 5.7 e.v. Wet IB)

• Bos- en natuurterreinen en landgoederen; • Voorwerpen van kunst en wetenschap; • Rechten op roerende zaken, krachtens erfrecht verkregen, voor eigen gebruik en die

niet hoofdzakelijk dienen ter belegging; • Uitvaartverzekeringen tot € 6.956 per persoon; • Rechten op kapitaalsuitkeringen bij overlijden van belastingplichtige tot € 6.956 per

persoon; • Maatschappelijke beleggingen (groene beleggingen) tot een bedrag van € 57.213 per

persoon; • Op of vóór 14 september 1999 bestaande kapitaalverzekeringen onder bepaalde

voorwaarden vrijgesteld tot een bedrag van € 123.428; • Voor kapitaalverzekeringen die uitkeren bij invaliditeit, ziekte of ongeval, geen

maximum aan verbonden; • Vrijstelling van € 520 contant geld en vergelijkbare vermogensrechten (chipkaart,

cadeaubonnen, etc.) (per belastingplichtige, dus voor partners € 1.040); • Lopende termijnen van inkomsten en verplichtingen die betrekking hebben op een

tijdvak van een jaar of korter en waarvan het vermogensbestanddeel eveneens in het bezit is van de belastingplichtige.

• Aanspraak op nettolijfrentes onder bepaalde voorwaarden; • Aanspraken ingevolge nettopensioenregeling

Waardering

Voor de waardering van de bezittingen en schulden wordt in beginsel uitgegaan van de waarde in het economische verkeer. Een uitzondering geldt voor de tweede woning. Deze mag tegen de WOZ-waarde worden gewaardeerd, indien de woning in Nederland ligt en de belastingplichtige de woning minimaal 30% van het jaar zelf kan gebruiken. Om de heffingsgrondslag te bepalen, moeten de heffingsgrondslagen per 1 januari worden berekend. Hiervan wordt het gemiddelde berekend. Dit gemiddelde is minimaal gelijk aan nihil. Er kan dus niets worden verrekend met andere boxen of andere jaren.

Page 58: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

58Syllabus2017voordeAangifteIB2016

8.2 – Voordeel uit sparen en beleggen Heffingsvrij vermogen

Op de rendementsgrondslag komt het heffingsvrije vermogen in mindering. Het heffingsvrije vermogen bedraagt € 24.437 per persoon. Partners kunnen dit bedrag aan elkaar overdragen. Dit kan alleen voor het hele bedrag en niet voor een gedeelte. Het heffingsvrije vermogen wordt dan voor de partners samen € 48.874.

Ouderentoeslag

Het heffingsvrije vermogen kon onder voorwaarden worden verhoogd met de ouderentoeslag. Vanaf 2016 wordt de extra verhoging van de heffingsvrije vermogen voor ouderen afgeschaft. Het kabinet wilt de belastingvrijstelling voor inkomen uit vermogen voor iedereen gelijk trekken. Ouderen met vermogen worden dus voortaan dus hetzelfde behandeld als andere burgers met vermogen.

Saldo rendementsgrondslag

Onder saldo rendementsgrondslag wordt verstaan de rendementsgrondslag, na aftrek van het heffingsvrije vermogen (basisbedrag + kindertoeslag). Partners mogen kiezen wie welk deel van dit saldo aangeeft. In totaal moet wel de gehele grondslag worden aangegeven. Let hierbij op dat dit zo optimaal mogelijk over de partners wordt verdeeld. Hoewel het tarief voor beiden gelijk is, kan er toch een belastingvoordeel worden behaald door het verzilveren van de niet overdraagbare heffingskortingen.

Tarief

Op het saldo rendementsgrondslag wordt een forfaitair rendement behaald van 4%. Dit forfaitaire rendement wordt belast tegen 30%. Indien iemand niet het gehele jaar binnenlands belastingplichtig is (als gevolg van verhuizen), wordt het rendement tijdsevenredig berekend. Wanneer iemand halverwege het jaar overlijdt, wordt het rendement niet tijdsevenredig berekend.

Voorbeeld: Emigreert een belastingplichtige op 1 april, dan wordt er belast: 3/12 (jan, feb, mrt) * 4% * 30% * de heffingsgrondslag.

Page 59: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 59

9 – Heffingskortingen

Op het te betalen bedrag aan belasting komt in mindering de standaardheffingskorting. Deze is het gezamenlijke bedrag van:

De in de tabel vermelde bedragen gelden indien de belastingplichtige heel 2016 jonger was of heel 2016 ouder was dan de AOW gerechtigde leeftijd. Het bedrag van de heffingskorting is mede afhankelijk van de vraag hoe men belastingplichtig en premieplichtig voor de volksverzekeringen is. Derhalve geldt er een ander bedrag aan heffingskorting voor mensen van boven de AOW-gerechtigde leeftijd. Heeft de belastingplichtige in 2016 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, dan geldt voor de algemene heffingskorting tot en met de aanvullende alleenstaande-ouderkorting afgezien van de ouderschapsverlofkorting en de werkbonus het volgende: Pak het percentage voor het tarief uit de eerste schijf uit de bovenstaande tabel (voor de maand waarin de belastingplichtige jarig is). Deel dit percentage door het normale tarief uit de eerste schijf: 36,50%. Vermenigvuldig de uitkomst hiervan vervolgens met het bedrag van de heffingskorting voor personen die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt hebben.

Page 60: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

60Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Voorbeeld Algemene heffingskorting en in 2016 de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Als mevrouw R Tovernaar op 18 oktober 2016 de AOW-gerechtigde leftijd bereikt bedraagt haar algemene heffingskorting: (32,07%1 / 36,50%) * € 2.242 = € 1.969,89. In de volgende paragrafen worden de voorwaarden van de genoemde heffingskortingen behandeld.

9.1 – Algemene heffingskorting Iedere belastingplichtige heeft conform art 8.10 Wet IB recht op de algemene heffingskorting, deze bedraagt € 2.242. De algemene heffingskorting is inkomensafhankelijk. Dat betekent dat vanaf een inkomen van €19.922 de algemene heffingskorting lager wordt naarmate het belastbare inkomen uit werk en woning stijgt. Voor belastingplichtigen die ouder zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd geldt een lagere algemene heffingskorting van € 1.145.

9.2 – Arbeidskorting

In art. 8.11 Wet IB staat dat deze korting geldt voor de belastingplichtige die met tegenwoordige arbeid, loon of resultaat uit een werkzaamheid inkomen geniet. De arbeidskorting is:

Arbeidsinkomen meer dan

Arbeidsinkomen meer dan

niet Arbeidskorting

- € 9.147 1,793% x arbeidsinkomen

€ 9.147 € 19.758

€ 164 + 27,698% x (arbeidsinkomen - € 9.147)

€ 19.758 € 34.015 € 3.103

€ 34.015 € 111.590

€ 3.103 - 4% x (arbeidsinkomen - € 34.015)

€ 111.590 - € 0

1 Zie hoofdstuk 3, pagina 19 voor de tabel “Tarieven als de belastingplichtige in 2016 de AOW-leeftijd heeft bereikt”

Page 61: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 61

Voorbeeld Het inkomen uit loondienst is € 65.000. De arbeidskorting is dan: € 3.103 – 4% x (€ 65.000 - € 34.015) = € 1.864.

De arbeidskorting is dus maximaal € 3.103,-. Dit wordt bij een arbeidskortinggrondslag van € 19.758 voor het eerst bereikt. Heeft belastingplichtige een arbeidskortinggrondslag van meer dan € 34.015, dan wordt de korting verlaagd met 4%. Hogere inkomens hebben dus een lagere arbeidskorting!

Nieuw vanaf 1 januari 2010 is dat voor mensen van 61 jaar en ouder loon uit de levensloopvoorziening wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. Hierdoor bestaat er geen recht op doorwerkbonus, arbeidskorting en aanvullende alleenstaandeouderkorting voor zover loon uit de levensloopvoorziening wordt genoten.

Let op! Voor oudere werknemers bestaat een aangepaste arbeidskorting. Het percentage van de (aangepaste) arbeidskorting wordt verhoogd voor een:

Arbeidsinkomen meer dan

Arbeidsinkomen meer dan

niet Arbeidskorting

- € 9.147 0,915% x arbeidsinkomen

€ 9.147 € 19.758

€ 84 + 14,133% x (arbeidsinkomen - € 9.147)

€ 19.463 € 34.015 € 1.585

€ 34.015 € 111.590

€ 1.585 – 2,041% x (arbeidsinkomen - € 34.015)

€ 111.590 - € 0

De leeftijd aan het begin van het kalenderjaar is bepalend voor de aangepaste arbeidskorting. Deze komt in de plaats van de normale arbeidskorting!

Let op! Neem de grootste arbeidskorting van de jaaropgave of de wettelijke berekening, maar nooit hoger dan het wettelijke maximum.

9.3 – Werkbonus De werkbonus geldt alleen nog maar voor de belastingplichtige die arbeidsinkomen geniet en die geboren is in 1952 of 1953. Daarnaast heeft de belastingplichtige in 2016 een arbeidsinkomen van meer dan € 17.327 en niet meer dan € 33.694. In tabelvorm ziet het er zo uit:

Page 62: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

62Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Arbeidsinkomen meer dan

Arbeidsinkomen niet meer dan

Werkbonus

- € 17.327 geen

€ 17.327 € 19.252 58,1% x (arbeidsinkomen - € 17.327)

€ 19.252 € 23.104 € 1.119

€ 23.104 € 33.694 € 1.119 - 10,567% x (arbeidsinkomen - € 23.104)

€ 33.694 - geen

Voorbeeld U bent geboren in 1953. Uw arbeidsinkomen is € 18.000. De werkbonus is 58,1% van € 673 (€ 18.000 - € 17.327) = € 391.

9.4 – Inkomensafhankelijke combinatiekorting De belastingplichtige, minstverdienende partner of alleenstaande ouder, heeft op grond van art 8.14a Wet IB recht op een basisbedrag, de inkomensafhankelijke combinatiekorting ad

€1.039, als hij: • met tegenwoordige arbeid of resultaat uit een werkzaamheid meer dan € 4.881 heeft

verdiend of als hij in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek; en • in het kalenderjaar meer dan zes maanden een kind in zijn huishouding heeft dat op

1 januari 2016 nog geen 12 jaar was en dat tijdens die periode op het zelfde woonadres is ingeschreven (geboren na 31-12-2003);

• Voor elke euro die meer wordt verdiend dan €4.881 loopt de inkomensafhankelijke combinatiekorting met 6,159% op.

In tabelvorm ziet het er zo uit:

Arbeidsinkomen meer dan

Arbeidsinkomen meer dan

niet Inkomensafhankelijke combinatiekorting

-

€ 4.881 Geen. Krijgt u zelfstandigenaftrek? Dan € 1.039.

€ 4.881

€ 32.969

€ 1.039 + 6,159% x (arbeidsinkomen - € 4.881)

€ 32.969 - € 2.769

Page 63: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 63

De belastingplichtige die de AOW-gerechtigde leeftijd in 2016 bereikt, heeft te maken met een aangepast belastingtarief. Deze beïnvloedt tevens de inkomensafhankelijke combinatiekorting in 2016. Voor de belastingplichtige die in 2016 het hele jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt heeft, geldt de volgende tabel:

Arbeidsinkomen meer dan

Arbeidsinkomen niet meer dan

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

- € 4.881 Geen. Krijgt u zelfstandigenaftrek? Dan € 531.

€ 4.881 € 32.969 € 531 + 3,143% x (arbeidsinkomen - € 4.881)

€ 32.969 - € 1.413

Voorbeeld berekening inkomensafhankelijke combinatiekorting Het inkomen is €10.000 en u voldoet aan alle voorwaarden voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Je krijgt dan de basiskorting van €1.039 plus een extra korting voor het gedeelte van het inkomen boven de grens van €4.881.

a) Bedrag boven de grens van € 4.881: € 10.000 - € 4.881 = € 5119.

b) Extra korting (6,159% van het bedrag boven de grens): 4% van € 5119 = € 315,28

c) Totaalbedrag inkomensafhankelijke combinatiekorting (basiskorting + extra korting): €1.039 + € 315,28 = € 1354,28

De Ouderschapsverlofkorting en alleenstaande-ouderkorting zijn per 1 januari 2015 vervallen.

9.5 – Jonggehandicaptenkorting Art 8.16a Wet IB geeft de belastingplichtige die in het kalenderjaar een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) recht op de jonggehandicaptenkorting ad € 719, tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. Belastingplichtigen komen ook voor de jonggehandicaptenkorting in aanmerking, indien weliswaar recht bestaat op een Wajonguitkering, maar niet daadwerkelijk een Wajonguitkering wordt ontvangen vanwege het hebben van een andere uitkering of ander inkomen uit arbeid.

Page 64: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

64Syllabus2017voordeAangifteIB2016

9.6 – Ouderenkorting Let op! Dit is iets anders dan de ouderkorting! De belastingplichtige heeft conform art. 8.17 Wet IB recht op de ouderenkorting als hij:

• op 31 december 2016 de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt; en • een verzamelinkomen, voor aftrek van de persoonsgebonden aftrek, heeft van ten

hoogste € 35.770. De ouderenkorting ad € 1.187 geldt ook indien de belastingplicht in de loop van het jaar eindigt en de belastingplichtige toen de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Bij een inkomen boven € 35.770 bedraagt de ouderenkorting € 70.

9.7 – Alleenstaande ouderenkorting Op grond van art. 8.18 Wet IB heeft de belastingplichtige recht op de alleenstaande ouderenkorting ad € 436 indien hij een AOW-uitkering voor alleenstaanden ontvangt. Of wanneer hij hier recht op heeft, maar deze uitkering niet of slechts gedeeltelijk ontvangt omdat hij bijvoorbeeld erkend gemoedsbezwaarde is of in het buitenland woonde.

9.8 – Korting voor maatschappelijke beleggingen Deze korting geldt voor de belastingplichtige die belegt in maatschappelijke beleggingen (groene beleggingen en sociaal-ethische beleggingen zie art. 8.19 Wet IB). De korting bedraagt 0,7% van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3. Maximaal is dus 0,7% van € 57.213 = € 400 vrijgesteld. Voor fiscale partners is het bedrag verdubbeld, namelijk 57.213 x2 = € 114.426

9.9 – Tijdelijke heffingskorting voor VUT en prepensioen De tijdelijke heffingskorting voor VUT en prepensioen is vervallen per 1 januari 2016.

9.10 – Levensloopverlofkorting De levensloopregeling is afgeschaft per 1 januari 2012. De levensloopverlofkorting vervalt daardoor ook. De in het verleden opgebouwde levensverlofkorting blijft intact voor deelnemers die op 31 december 2011 een saldo op hun levensloopregeling hebben staan. De levensverlofkorting is gelijk aan het bedrag van het opgenomen levenstegoed, maar ten hoogste € 209 per jaar waarin voor 1 januari 2012 is gestort in de levensloopregeling. Bedragen aan levensverlofkorting die in voorafgaande jaren al zijn genoten worden in mindering gebracht.

Page 65: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 65

10 – Nog te betalen of nog te ontvangen Deheffingskortingenkomenophettotalebelastingbedraginmindering.Hetresterendebedrag isdebelastinglastoverhetkalenderjaar.Lethierbijgoedopdatditbedragnietnegatief kan zijn. Indien de totale heffingskortingen meer bedragen dan de totalebelastinglast,danwordthetrestantvandeheffingskortingnietdoordebelastingdienstuitbetaald. Zij betaalt namelijk alleen de voorheffingen, zoals de loonheffing en dedividendbelasting, terug voor zover deze meer bedragen dan de verschuldigdebelastinglast.Naast voorheffingen kan de belastingplichtige over 2016 ook een voorlopige teruggave of voorlopige aanslag hebben gekregen. Dit zijn vooruitbetalingen door de belastingdienst respectievelijk de belastingplichtige op basis van de verwachte belastinglast en voorheffingen. Een voorlopige aanslag moet van de feitelijke belastinglast worden afgetrokken en een voorlopige teruggave moet daarbij worden opgeteld. Veel cliënten weten niet wat een voorlopige teruggaaf is. Vraag dan aan ze of ze in 2016 iedere maand geld van de Belastingdienst hebben ontvangen (betaaldatum rond de 15e van de maand). Dat weten ze meestal wel.

Als het te betalen bedrag minder is dan € 45, kan er een nihilaanslag worden opgelegd. Dit betekent dat er niets betaald hoeft te worden. Als het terug te ontvangen bedrag niet meer dan € 14 bedraagt, wordt er niets door de belastingdienst terugbetaald.

Er is sprake van niet verrekende heffingskorting, indien de totale belasting kleiner is dan de totale heffingskortingen. Indien er sprake is van een fiscaal partnerschap is het mogelijk om de niet verrekende heffingskorting van de ene partner alsnog te verzilveren met de positieve feitelijke belasting van de andere partner. De berekening van de verschuldigde belasting van de partner met de (in eerste instantie) niet verrekende heffingskorting verandert hierdoor, omdat in deze situatie de belastinglast negatief wordt tot de heffingskorting die wel kan worden verrekend. Deze partner effectueert dankzij het fiscale partnerschap uiteindelijk ook de extra voorheffingen van zijn partner, aangezien hij die niet kon realiseren. De berekening van de verschuldigde belasting van de partner met de positieve feitelijke belasting blijft overigens ongewijzigd.

Verzilveren heffingskorting

Iedere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. Partners hebben ieder zelfstandig recht op deze heffingskorting. Zij kunnen deze korting niet overdragen aan hun partner. Als één van de partners geen of weinig inkomsten heeft en dus zijn eigen heffingskorting niet (helemaal) gebruikt, kan hij onder voorwaarden (een deel van) het bedrag rechtstreeks uitbetaald krijgen door de Belastingdienst. Voorwaarde voor uitbetaling is dat de partner van belastingplichtige voldoende inkomen heeft en voldoende belasting betaalt. Deze overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting wordt afgebouwd in 15 jaar tijd met 6,67% per jaar. De afbouw is gestart in 2009. Dit betekent dat de uitbetaling van de algemene heffingskorting in 2016 afgebouwd is met 53,33% tot maximaal 46,67% van €2.242. De maximale uitbetaling in 2016 bedraagt €1.047.

Page 66: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

66Syllabus2017voordeAangifteIB2016

De beperking van de uitbetaling geldt niet indien de belastingplichtige die zijn heffingskorting niet volledig gebruikt geboren is vóór 1-1-1963. Voor deze groep blijft – mits ook aan de andere voorwaarden is voldaan – de uitbetaling voor 100% gehandhaafd. In 2011 gold deze uitzondering nog indien de belastingplichtige geboren is vóór 1-1-1972 of indien er in het huishouden kinderen van 5 jaar of jonger aanwezig zijn. In 2012, 2013, 2014 en 2015 werden deze uitzonderingen stapsgewijs afgeschaft. Dit betekent dat in 2015 ten hoogste € 1.047 (46,67%) van de algemene heffingskorting wordt uitbetaald aan de minstverdienende partner als die tussen 1-1-1963 en 1-1-1972 geboren is of als er in het huishouden kinderen van 5 jaar of jonger aanwezig zijn.

Let op! Bij een fiscaal partnerschap kun je minimaal de algemene heffingskorting (gedeeltelijk) verzilveren.

Let op! De feitelijke belastinglast kan alleen negatief worden tot de feitelijke positieve belastinglast van de andere partner.

Let op! De heffingskorting wordt verzilverd door voor de betreffende belastingplichtige een nulaangifte te doen.

Page 67: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 67

11 – Bijlagen

Page 68: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

68Syllabus2017voordeAangifteIB2016

Page 69: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

Syllabus2017voordeAangifteIB2016 69

Page 70: om het beste - Stichting Belastingwinkel Rotterdam · De syllabus heeft als hoofddoel om het invullen van de aangiften te vergemakkelijken en is ... 268 03 08 Becon-nummer 386625

70Syllabus2017voordeAangifteIB2016