Oefeningen Schrijven Niveau A2 · Oefeningen Schrijven Niveau A2 nt2taalmenu is een website voor...

88
Oefeningen Schrijven Niveau A2 nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. Kijk op: www.nt2taalmenu.nl

Transcript of Oefeningen Schrijven Niveau A2 · Oefeningen Schrijven Niveau A2 nt2taalmenu is een website voor...

Oefeningen

Schrijven

Niveau A2

nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2.

Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen.

Kijk op: www.nt2taalmenu.nl

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 2

Inhoud:

1. 2A nr. 1: Zinnen maken Pag. 3

2. 2A nr. 2: Zinnen maken Pag. 13

3. 2B nr. 1: Zinnen met verschillende volgorde Pag. 23

4. 2B nr. 2: Zinnen met verschillende volgorde Pag. 26

5. 2B nr. 3: Zinnen met ‘moet’ en ‘hoeft niet’ Pag. 35

6. 2B nr. 4: Vragen met een vraagwoord Pag. 39

7. 2C nr. 1: Zinnen met ‘want’ en ‘omdat’ Pag. 43

8. 2C nr. 2: Zinnen met ‘want’ Pag. 48

9. 2C nr. 3: Zinnen met ‘omdat Pag. 51

10. 2C nr. 4: Zinnen met ‘want en ‘omdat Pag. 54

11. 2C nr. 5: Zinnen met ‘als’ Pag. 60

12. 2C nr. 5: Zinnen met ‘maar’ en ‘als’ Pag. 63

13. 2C nr. 6: Zinnen met ‘dat’, ‘omdat’ en ‘als’ Pag. 66

14. Kaartjes schrijven Pag. 70

15. Brieven schrijven Pag. 78

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 3

2a nr 1: Zinnen maken

Je ziet plaatjes van mensen of dingen. Probeer goede zinnen te schrijven bij de

plaatjes.

Nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 4

Wat moet je weten voor je begint:

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn

snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben.

Deze vijf dingen moet je altijd controleren:

1. de volgorde: in deze oefening:

1 2 3 4

(onderwerp)

wie of wat - werkwoord (lijdend voorwerp)

- (wat) - waar B.v.: Hij doet de boodschappen bij A.H.

2. het werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t.

- Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

3. hoofdletter en punt: vergeet ze niet!

4. lidwoorden (de, het, een): vergeet ze niet!

5. voorzetsels (woorden voor 'waar'): vergeet ze niet! b.v. in, op, bij, naar, etc.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 5

3

Maak goede zinnen. Zo moet je het doen:

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) - waar. (of wat)

1

2

4

5

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 6

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) - waar.

(of wat)

6

7

8

10

9

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 7

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) - waar.

(of wat)

11

12

13

14

15

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 8

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) - waar. (of wat)

21

22

23

24

25

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 9

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) - waar.

(of wat)

26

27

28

29

30

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 10

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) - waar.

(of wat)

31

32

33

34

35

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 11

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) - waar.

(of wat)

36

37

38

39

40

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 12

Antwoorden:

1. De jongen zit in de doos.

2. De jongen stapt over de doos.

3. Het potlood ligt tussen de glazen.

4. Het potlood ligt achter het glas. (of: Het glas staat voor het potlood.)

5. Het potlood ligt op het glas.

6. De doos staat onder de tafel.

7. Het potlood ligt naast het glas.

8. De appel valt van de tafel.

9. De doos staat naast de tafel.

10. De vrouw geeft het glas aan de man.

11. De jongen botst (of: loopt) tegen de tafel.

12. De jongen gooit de bal tegen de muur.

13. De vrouw legt de sleutels in de la.

14. De clown geeft een ballon aan het kind.

15. De man doet het fotorolletje in de camera.

16. De vrouw loopt de trap af. (of: De vrouw loopt naar beneden.)

17. De koffie en de thee staan op de tafel.

18. De vrouw pakt de boodschappen uit de tas.

19. De vrouw stapt in de bus.

20. De jongen slaat (of: gooit) de bal in het net.

21. Het meisje zet de muts op haar hoofd.

22. De man botst (of: loopt) tegen de auto.

23. De jongen loopt om de boom.

24. De hoed valt van het hoofd van de man.

25. De appels vallen uit de armen van de vrouw. (of: De appels vallen op

de tafel.)

26. De vrachtwagen botst tegen de brug.

27. De vrouw zet (of: doet) de bloemen in de vaas.

28. De baby ligt in bed. (of: De vader kijkt naar zijn kind.)

29. De jongen kijkt naar de t.v.

30. De vrouw zet het boek in de kast.

31. De jongen slaat (of: gooit) de bal over het net.

32. Het meisje doet een sjaal om haar hals.

33. De jongen staat op de doos.

34. Het meisje springt over de doos.

35. Het glas staat op het potlood. ( of: Het potlood ligt onder het glas.)

36. Het potlood ligt voor het glas. (of: Het glas staat achter het potlood.)

37. Het potlood staat in het glas.

38. Het potlood ligt naast het glas. (of: Het glas staat naast het potlood.)

39. De jongen staat tussen de dozen.

40. Het meisje springt in de doos.

Heb je andere antwoorden? Laat het aan je docent

zien. Misschien zijn jouw antwoorden ook goed!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 13

2a nr. 2 Zinnen maken

Je ziet plaatjes van mensen of dingen. Probeer goede zinnen te schrijven bij de

plaatjes.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 14

Wat moet je weten voor je begint:

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar

foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten

hebben.

Deze vijf dingen moet je altijd controleren:

1. de volgorde: in deze oefening:

1 2 3 4

(onderwerp) (lijdend voorwerp)

wie of wat - werkwoord - (wat) - waar

B.v.: Hij doet de boodschappen bij A.H.

2. het werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t.

- Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

3. hoofdletter en punt: vergeet ze niet!

4. lidwoorden (de, het, een): vergeet ze niet!

5. voorzetsels (woorden voor 'waar'): vergeet ze niet! b.v. in, op, bij, naar, etc.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 15

Maak goede zinnen. Zo moet je het doen:

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) - (waar).

1

2

3

4

5

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 16

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) -( waar).

6

7

8

9

10

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 17 nt2taal menu.nl Schrij ven ni veau A2 16

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) - (waar).

11

12

13

14

15

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 18

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) -( waar).

16

17

18

19

20

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 19

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) - (waar).

21

22

23

24

25

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 20

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) -( waar).

26

27

28

29

30

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 21

1 2 3 4

Wie - werkwoord - (wat) - (waar).

31

32

33

34

35

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 22

Antwoorden: 1. De vrouw boent de vloer. (of: De vrouw maakt de vloer schoon.)

2. De man schrijft een brief.

3. De vrouw telefoneert. (of: De vrouw belt.)

4. De man scheert zijn baard. (of: De man scheert zich.)

5. De kinderen kijken naar de t.v.

6. De man en de vrouw spelen (of: doen) een (kaart)spelletje.

7. De jongen slaapt.

8. De vrouw doet de afwas. (of: De vrouw wast het bord af.)

9. De vrouw wast haar haar.

10. De vrouw bakt koekjes. (of: De vrouw haalt de koekjes uit de oven.)

11. De man repareert de auto. (of: De man ligt onder de auto.)

12. De vrouw naait.

13. De jongen trekt zijn broek aan.

14. De jongen poetst zijn tanden.

15. De man leest een boek.

16. De man stofzuigt de kamer. (of: De man maakt de kamer schoon.)

17. De vrouw strijkt de kleren.

18. De vrouw kookt. (of: De vrouw maakt het eten klaar.)

19. De man staat onder de douche.

20. Het meisje en de jongen dansen.

21. De man drinkt een glas bier (of: cola) in het café.

22. De man doet de was in de wasmachine. (of: De man wast de kleren.)

23. De man leest de krant.

24. De kinderen zitten in de klas.

25. De man en de vrouw rennen in het park.

26. De lerares schrijft de som op het bord.

27. Het meisje zwemt.

28. De kinderen pakken de boeken uit de kast.

29. De man en het kind kijken naar de apen. (of: Het kind wijst naar de apen.)

30. Het meisje maakt een sneeuwpop.

31. De man en de vrouw eten in een restaurant.

32. De jongen fietst.

33. De vrouw luistert naar de radio.

34. De man en de vrouw kijken naar het schilderij. (of: De man en de vrouw zijn in

het museum.)

35. De man en de vrouw lopen (of: wandelen) in het park.

Heb je andere antwoorden? Laat het aan je docent zien.

Misschien zijn jouw antwoorden ook goed!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 23

2b nr. 1 Zinnen met verschillende volgorde

Je gaat zinnen schrijven over de school. Probeer goed op de volgorde van de woorden te letten: soms moet je beginnen met een persoon (‘wie’), soms met een tijd (‘wanneer’).

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 24

Wat moet je weten voor je begint:

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben. Deze vijf dingen moet je altijd controleren:

1. de volgorde: in deze oefening:

1 2 3 4 5 6

Óf: Wie – werkwoord – wanneer – wat – waar – (2e werkwoord).

1 2 3 4 5 6

Óf: Wanneer – werkwoord – wie – wat – waar – (2e werkwoord).

2. het werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t. - Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

3. hoofdletter en punt: vergeet ze niet!

4. lidwoorden (de, het, een): vergeet ze niet!

5. voorzetsels (woorden voor 'waar'): vergeet ze niet! b.v. in, op, bij, naar,

etc.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 25

School

Schrijf 8 zinnen over school. Samen moeten de zinnen een kort verhaaltje zijn.

Hieronder zie je de zinnen. Maak de zinnen af.

N.B.: Let goed op de volgorde:

Óf: Wie – werkwoord – wanneer – wat – waar – (2e werkwoord).

Óf: Wanneer – werkwoord – wie – wat – waar – (2e werkwoord).

1 Ik

2 Om 9.00 uur

3 De cursisten

4 Om 10.30 uur

5 De kantine

6 Om 10.50 uur

7 De docent

8 Om 12.15 uur

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 26

2b nr. 2 Zinnen met twee werkwoorden

Je gaat zinnen schrijven met twee werkwoorden. Probeer goed op de volgorde van de woorden te letten!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 27

Wat moet je weten voor je begint:

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben. Deze vijf dingen moet je altijd controleren:

1. de volgorde: in deze oefening:

1 2 3 4 5 6

Wie – werkwoord – wanneer – wat – waar – 2e werkwoord. Hij moet vandaag de boodschappen bij A.H. doen.

2. het 1e werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t. - Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

Het 2e werkwoord: - het 2e werkwoord heeft bijna altijd ‘–en’ als laatste letters.

3. hoofdletter en punt: vergeet ze niet!

4. lidwoorden (de, het, een): vergeet ze niet!

5. voorzetsels (woorden voor 'waar'): vergeet ze niet! b.v. in, op, bij, naar,

etc.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 28

Zinnen met twee werkwoorden

oefening 1: maak een goede zin. Tip: maak korte zinnen! Dan maak je minder fouten.

Voorbeeld: mogen – geven

1 2 3 4 5 6

Wie werkwoord wanneer wat waar 2e werkwoord

Je mag nooit een scherp mes aan een kind geven

1. moeten - maken

2. willen - geven

3. gaan - inschrijven

4. kunnen - krijgen

5. mogen - kijken

6. gaan - leren

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 29

Zinnen met twee werkwoorden

oefening 2: maak een goede zin. Tip: maak korte zinnen! Dan maak je minder fouten.

Voorbeeld: mogen – geven

1 2 3 4 5 6

Wie werkwoord wanneer wat waar 2e werkwoord Je mag nooit een scherp mes aan een kind geven

1. moeten - inleveren

2. willen - kopen

3. gaan - schrijven

4. kunnen - begrijpen

5. mogen - blijven

6. gaan - brengen

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 30

Zinnen met twee werkwoorden

oefening 3: maak een goede zin. Tip: maak korte zinnen! Dan maak je minder fouten.

Voorbeeld: mogen – geven

1 2 3 4 5 6

Wie werkwoord wanneer wat waar 2e werkwoord

Je mag nooit een scherp mes aan een kind geven

1. moeten -werken

2. willen - helpen

3. gaan - brengen

4. kunnen - maken

5. mogen - ruilen

6. gaan - kopen

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 31

Zinnen met twee werkwoorden

oefening 4: maak een goede zin. Tip: maak korte zinnen! Dan maak je minder fouten.

Let op: bij nr 1 – 3 moet je enkelvoud gebruiken, bij nr. 4 – 6 meervoud.

Voorbeeld: mogen – geven

1 2 3 4 5 6

Wie werkwoord wanneer wat waar 2e werkwoord

Je mag nooit een scherp mes aan een kind geven

Enkelvoud:

1. moeten - inleveren

2. willen - kopen

3. gaan - schrijven

Meervoud:

4. kunnen - begrijpen

5. mogen - blijven

6. gaan - brengen

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 32

Zinnen met twee werkwoorden

oefening 5: maak een goede zin. Tip: maak korte zinnen! Dan maak je minder fouten.

Let op: bij nr 1 – 3 moet je enkelvoud gebruiken, bij nr. 4 – 6 meervoud.

Voorbeeld: mogen – geven

1 2 3 4 5 6

Wie werkwoord wanneer wat waar 2e werkwoord

Je mag nooit een scherp mes aan een kind geven

Enkelvoud:

1. moeten - maken

2. gaan - lopen

3. willen - lezen

Meervoud:

4. gaan - slapen

5. mogen - kijken

6. kunnen - doen

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 33

oefening 6: Maak goede zinnen. Gebruik 2 werkwoorden. Het 1e werkwoord staat onder het plaatje. Zo moet je het doen:

1 2 3 4 5 6

wie werkwoord (wanneer) wat (waar) 2e werkwoord

Je mag nooit een scherp mes aan een kind geven.

Hij heeft nog nooit een scherp mes aan een kind gegeven.

1.

gaan

2.

moeten

3.

hebben (volt. Tijd)

4.

kunnen

5.

willen

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 34

Maak goede zinnen. Gebruik 2 werkwoorden. Het 1e werkwoord staat onder het plaatje. Zo moet je het doen:

1 2 3 4 5 6

wie werkwoord (wanneer) wat (waar) 2e werkwoord

Je mag nooit een scherp mes aan een kind geven.

Hij heeft nog nooit een scherp mes aan een kind gegeven.

6.

hebben (volt. Tijd)

7.

mogen

8.

willen

9.

willen

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 35

2b nr. 3 Zinnen met ‘moet’ en ‘hoeft niet’

Je gaat zinnen schrijven met de woorden ‘moet’ en ‘ hoeft niet’. Tip: vergeet niet bij zinnen met ‘hoeft niet’ het woordje ‘te’ vóór het 2e werkwoord te schrijven!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 36

‘Moet’ en ‘hoeft niet’

Maak bij alle woorden 2 zinnen:

- één met: “Je moet elke dag…”,

- één met: “Je hoeft niet elke dag …”.

N.B.: vergeet bij ‘hoeft niet’ het woordje ‘te’ niet vóór het 2e werkwoord te schrijven!

Voorbeeld: eten Je moet elke dag eten.

Je hoeft niet elke dag te eten.

thee drinken

t.v. kijken

de krant lezen

huiswerk maken

je best doen

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 37

‘Moet’ en ‘hoeft niet’

Maak bij alle woorden 2 zinnen:

- één met: “Je moet elke dag…”,

- één met: “Je hoeft niet elke dag …”.

N.B.: vergeet bij ‘hoeft niet’ het woordje ‘te’ niet vóór het 2e werkwoord te schrijven!

Voorbeeld: eten Je moet wel goed eten, hoor.

Je hoeft niet elke dag chocola te eten.

werken

woorden leren

boodschappen doen

naar je werk gaan

voetballen

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 38

‘Moet’ en ‘hoeft niet’

Maak bij alle woorden 2 zinnen:

- één met: “Je moet elke dag…”,

- één met: “Je hoeft niet elke dag …”.

bood met kaas eten

naar de radio

luisteren

de buren groeten

een rondje in

het park lopen

stofzuigen

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 39

2b nr. 4 vragen met een vraagwoord

Je gaat vragen schrijven met een vraagwoord (b.v. ‘wie’, ‘wat’, ‘waarom’, ‘wanneer’). Probeer goed op de volgorde van de woorden te letten!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 40

Wat moet je weten voor je begint:

Vraagwoorden:

Als je een vraagzin wilt schrijven, begin je vaak met een ‘vraagwoord’: wie, wat, waneer, waarom, enz. Soms moet je beginnen met een groepje van woorden met een vraagwoord: b.v. Met welke bus ga je altijd naar je werk? Met hoeveel vrienden ben je gisteren naar die film geweest?

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben. Deze vijf dingen moet je altijd controleren:

2. de volgorde: in deze oefening:

1 2 3 4 5 6 7

vraagwoord w.w. wie wanneer wat waar 2e w.w.

Waarom

doet

hij

vandaag

de boodschappen

bij A.H.?

Waarom heeft hij vandaag de boodschappen bij A.H. gedaan? Waarom gaat hij vandaag de boodschappen bij A.H. doen?

2. het 1e werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t. Maar let op: Bij vragen met je schrijf je het werkwoord zonder t! Waarom doe je vandaag de boodschappen bij A.H.?

- Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

Het 2e werkwoord: - het 2e werkwoord heeft bijna altijd ‘–en’ als laatste letters. - bij de voltooide tijd begint het 2e werkwoord bijna altijd met ‘ge-‘

3. hoofdletter en punt: vergeet ze niet!

4. lidwoorden (de, het, een): vergeet ze niet!

5. voorzetsels (woorden voor 'waar'): vergeet ze niet! b.v. in, op, bij, naar,

etc.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 41

Maak een goede vraag. Begin met het vraagwoord dat er staat. Tip: Je mag ook korte vragen maken!

Voorbeeld: Waarom

0 1 2 3 4 5 6

vraagwoord werkwoord wie wanneer wat waar 2e werkwoord Waarom mag je nooit een scherp mes aan een kind geven?

1. Hoe laat_

2. Waarom

3. Wie

4. Hoeveel

5. Wanneer

6. Waar

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 42

Maak een goede vraag. Begin met het vraagwoord dat er staat. Tip: Je mag ook korte vragen maken!

Voorbeeld: Waarom 0 1 2 3 4 5 6

vraagwoord werkwoord wie wanneer wat waar 2e werkwoord Waarom mag je nooit een scherp mes aan een kind geven?

6. Met wie

7. Hoe laat

8. Wat

9. Hoe duur

10. Welke

6 Hoeveel

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 43

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

Je gaat zinnen schrijven met de woorden ‘want’ en ‘omdat’. Probeer goed op de

volgorde van de woorden te letten: na het woord ‘want’ moet je een normale

volgorde schrijven, maar na het woord ‘omdat’ moet je

het werkwoord helemaal achteraan schrijven!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 44

Wat moet je weten voor je begint:

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben. Deze dingen moet je goed controleren:

1. de volgorde:

- zinnen met want: NORMALE VOLGORDE!

b.v.: Hij komt morgen wat later, want …

1 wie

2 werkwoord

3 wanneer

4 wat

5 waar

6 2e w.w.

(of wat) (of wie)

hij gaat morgen zijn kind naar school brengen.

- zinnen met omdat: WERKWOORD

ACHTERAAN! b.v.: Hij komt morgen wat

later, omdat …

1 2 3 4 5 6

wie (of wat)

hij

wanneer

morgen

wat

zijn kind

waar (of wie)

naar school

werkwoord

gaat

2e w.w.

brengen.

2. het 1e werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t. - Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 45

Want/omdat:

Maak goede zinnen. Let op: je moet het werkwoord nog wel in de goede vorm zetten!

1. Hij kan morgen niet komen, want …

hebben – hij – in het ziekenhuis – om half elf – een afspraak.

2. Suzan is een beetje boos op haar zoontje,

omdat … nooit – opruimen – zijn speelgoed -

hij.

3. Ik moet morgen thuisblijven, want …

de monteur – komen - repareren – morgen – de verwarming.

4. We blijven vanavond lekker thuis, omdat …

de wedstrijd van Ajax – op t.v. – komen - vanavond.

5. Marja is erg tevreden, want …

van haar man – ze – een mooi kado – hebben – vandaag - gekregen.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 46

Want/omdat:

Maak goede zinnen.

1. Woensdagavond ben ik niet thuis, want …

oppassen – ik – bij mijn dochter – elke woensdagavond – ga.

2. We kunnen die spullen beter begin volgende maand kopen,

omdat … aan het eind van de maand – heb – nog maar weinig

geld - ik – op de bank.

3. Mijn kinderen vinden hem heel aardig,

want … ze – krijgen - van hem – vaak –

een kadootje.

4. Vroeger ging hij vaak sporten, maar nu niet meer,

omdat … hij – in zijn knie – heeft – al heel lang –

vreselijke pijn.

5. Mijn zoontje is al een paar dagen zenuwachtig, want …

bij zijn nieuwe voetbalclub –hij – zijn eerste wedstrijd – gaat –

volgende week - spelen.

6. Zijn moeder is een beetje boos op hem, omdat …

zijn speelgoed – overal in huis – laat – hij – altijd – liggen.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 47

Want/omdat:

Maak goede zinnen.

1 Hij gaat morgen naar Utrecht, want …

bezoeken – hij – in Utrecht – een museum - morgen – wil.

2. Ik kan morgen lekker lang uitslapen, omdat …

morgen – heb – een dagje vrij - ik – van mijn werk - genomen.

3. Hij kan morgen niet komen, want …

hij – krijgt - van zijn familie – de hele dag – bezoek.

4. Hij is een beetje boos op zijn buurman, omdat …

de buurman – buiten – zet – altijd op de verkeerde dag – de vuilniszak.

5 Het meisje huilt, want …

ze – haar moeder – mist – opeens.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 48

2c nr. 2 zinnen met want

Je gaat zinnen schrijven met de woorden ‘want’. Probeer goed op de

volgorde van de woorden te letten.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 49

Wat moet je weten voor je begint:

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben. Deze vijf dingen moet je altijd controleren:

1. de volgorde: in deze oefening:

Hij komt een beetje later, want….

2. het 1e werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t. - Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

Het 2e werkwoord: - het 2e werkwoord heeft bijna altijd ‘–en’ als laatste letters. - Bij de voltooide tijd begint het 2e werkwoord bijna altijd met –ge.

3. hoofdletter en punt: vergeet ze niet!

4. lidwoorden (de, het, een): vergeet ze niet!

5. voorzetsels (woorden voor 'waar'): vergeet ze niet! b.v. in, op, bij, naar,

etc.

Hij moet vandaag de boodschappen bij A.H. doen.

waar – 2e werkwoord.

Wie – werkwoord – wanneer

6 5 4

wat

3 2 1

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 50

Maak de volgende zinnen af:

1. Mijn kinderen gaan vandaag niet naar school, want …

2. Mijn broers gaan nieuwe kleren kopen, want…

3. Ik drink geen koffie, want …

4. Ik moet mijn band plakken, want …

5. Ik ga naar het ziekenhuis, want …

6. Saida koopt zonnebrandcrème, want …

7. Mohamed koopt een zonnebril, want …

8. Ik ga nooit naar de bioscoop, want …

9. Ik eet geen patat, want …

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 51

2c nr. 3 zinnen met omdat

Je gaat zinnen schrijven met het woord ‘omdat’. Probeer goed op de

volgorde van de woorden te letten: na het woord ‘omdat’ moet je het

werkwoord helemaal achteraan schrijven!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 52

Wat moet je weten voor je begint:

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben. Deze vijf dingen moet je altijd controleren:

1. de volgorde: in deze oefening:

Hij komt morgen wat later, omdat …

1 2 3 4 5 6

wie (of wat)

hij

wanneer

morgen

wat

zijn kind

waar (of wie)

naar school

werkwoord

gaat

2e w.w.

brengen.

2. het 1e werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t. - Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

Het 2e werkwoord: - het 2e werkwoord heeft bijna altijd ‘–en’ als laatste letters. - Bij de voltooide tijd begint het 2e werkwoord bijna altijd met –ge.

3. hoofdletter en punt: vergeet ze niet!

4. lidwoorden (de, het, een): vergeet ze niet!

5. voorzetsels (woorden voor 'waar'): vergeet ze niet! b.v. in, op, bij, naar,

etc.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 53

Maak de volgende zinnen af. Denk erom: het werkwoord komt

helemaal achteraan!

1. Sorry, ik heb een beetje haast, omdat …

2. Ik ben vandaag heel blij, omdat…

3. Zijn zus gaat dit jaar niet naar school, omdat …

4. Deze maand heb ik het erg druk, omdat …

5. Ik kan morgen niet komen, omdat …

6. Mijn moeder is erg boos op mij, omdat …

7. We gaan dit jaar niet op vakantie, omdat …

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 54

2c nr. 4 zinnen met want en omdat

Je gaat zinnen schrijven met de woorden ‘want’ en ‘omdat’. Probeer goed op de

volgorde van de woorden te letten: na het woord ‘want’ moet

je een normale volgorde schrijven, maar na het woord ‘omdat’ moet je het

werkwoord helemaal achteraan schrijven!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 55

Wat moet je weten voor je begint:

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben. Deze dingen moet je goed controleren:

1. de volgorde:

- zinnen met want: NORMALE VOLGORDE!

b.v.: Hij komt morgen wat later, want …

1 2 3 4 5 6

wie (of wat) hij

werkwoord

gaat

wanneer

morgen

wat (of wie) zijn kind

waar

naar school

2e w.w.

brengen.

- zinnen met omdat: WERKWOORD ACHTERAAN! b.v.: Hij komt morgen wat

later, omdat …

1 2 3 4 5 6

wie (of wat) hij

wanneer

morgen

wat

zijn kind

waar (of wie) naar school

werkwoord

gaat

2e w.w.

brengen.

2. het 1e werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t. - Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

3. hoofdletter en punt: vergeet ze niet!

4. lidwoorden (de, het, een): vergeet ze niet!

5. voorzetsels (woorden voor 'waar'): vergeet ze niet! b.v. in, op, bij, naar,

etc.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 56

Want/omdat:

Maak goede zinnen. Let op: bij want moet het werkwoord op de normale plaats, maar bij

omdat helemaal achteraan!

5. Hij kan morgen niet komen, want …

6. Suzan is een beetje boos op haar zoontje, omdat …

7. Ik moet morgen thuisblijven, want …

8. We blijven vanavond lekker thuis, omdat …

6. Marja is erg tevreden, want …

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 57

Want/omdat:

Maak goede zinnen.

9. Woensdagavond ben ik niet thuis, want …

10. We kunnen die spullen beter begin volgende maand kopen, omdat …

11. Mijn kinderen vinden hem heel aardig, want …

12. Vroeger ging hij vaak sporten, maar nu niet meer, omdat …

7. Mijn zoontje is al een paar dagen zenuwachtig, want …

8. Zijn moeder is een beetje boos op hem, omdat …

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 58

Want/omdat:

Maak goede zinnen.

13. We hebben het vandaag heel druk, want …

14. Ik ga een nieuwe tv kopen, omdat …

15. Hij is boos op zijn vrouw, want …

16. Piet gaat altijd met de bus naar zijn werk, omdat …

9. Ik doe bijna al mijn boodschappen op de markt, want …

10. Mijn ouders kunnen morgen niet op mijn verjaardag komen, omdat …

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 59

Maak de zinnen af. Let op: bij want moet het werkwoord op de normale plaats, maar bij omdat helemaal achteraan!

1. Nee, ik ga niet mee winkelen, want ……………………………………………

…………………………………………………………………………………

2. Sorry, ik kan morgen niet komen, omdat …………………………..………………

……………………………………………………………………………………

3. Ik wil graag je auto lenen, want …………………………………….………………

……………………………………………………………………………………

4. Ik was gisteren ontzettend boos, omdat ……………………………………………

……………………………………………………………………………………

5. Het kindje moest vreselijk huilen, want ………………………….………………

……………………………………………………………………………………

6. Soms word ik wel moe van mijn kinderen, omdat …………………………………

……………………………………………………………………………………

7. Ik ga een kadootje kopen voor mijn buurvrouw, want ………….…….…….…….

……………………………………………………………………………………

8. Hij keek naar buiten en was heel verbaasd, omdat …………...…….…….…….

……………………………………………………………………………………

9. Ik ben heel erg trots op mijn zoon, want ………………………………...……...

……………………………………………………………………………………

10. Hij had ruzie met zijn baas, omdat …………………………………...……...……...

……………………………………………………………………………………

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 60

2c nr. 5 zinnen met als

Je gaat zinnen schrijven met het woord ‘als’. Probeer goed op de

volgorde van de woorden te letten: na het woord ‘als’ moet je het

werkwoord helemaal achteraan schrijven!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 61

Wat moet je weten voor je begint:

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben. Deze vijf dingen moet je altijd controleren:

3. de volgorde: in deze oefening:

Hij wil misschien morgen mijn auto lenen, als …

1 2 3 4 5 6

wie (of wat)

hij

wanneer

vandaag

wat (of wie)

zijn auto

waar

naar de garage

werkwoord

kan

2e w.w.

brengen.

2. het 1e werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t. - Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

Het 2e werkwoord: - het 2e werkwoord heeft bijna altijd ‘–en’ als laatste letters. - Bij de voltooide tijd begint het 2e werkwoord bijna altijd met –ge.

3. hoofdletter en punt: vergeet ze niet!

4. lidwoorden (de, het, een): vergeet ze niet!

5. voorzetsels (woorden voor 'waar'): vergeet ze niet! b.v. in, op, bij, naar,

etc.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 62

Maak de volgende zinnen af. Denk erom: het werkwoord komt

helemaal achteraan!

1. Zijn vrouw wordt altijd boos, als …

2. Ik word altijd vreselijk zenuwachtig als …

3. Hij moet vaak lachen als …

4. Hij moppert soms op zijn zoontje als …

5. Ik zou heel blij zijn, als …

6. Ik wil je alleen helpen, als …

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 63

2c nr. 6 zinnen met ‘maar’ en ‘als’

Je gaat zinnen schrijven met de woorden ‘maar’ en ‘als’. Probeer goed op de

volgorde van de woorden te letten: na het woord ‘maar’ moet je een normale

volgorde schrijven, maar na het woord ‘als’ moet je het

werkwoord helemaal achteraan schrijven!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 64

Wat moet je weten voor je begint:

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben. Deze dingen moet je goed controleren:

6. de volgorde:

- zinnen met maar: NORMALE VOLGORDE!

b.v.: Hij kan morgenochtend wel komen, maar …

1 2 3 4 5 6

wie (of wat)

hij

werkwoord

moet

wanneer

om 12 uur

wat (of wie)

zijn kind

waar

van school

2e w.w.

halen.

- zinnen met als: WERKWOORD ACHTERAAN!

b.v.: Hij komt misschien morgen wat later,

als …

1 2 3 4 5 6

wie (of wat)

hij

wanneer

morgen

wat

zijn kind

waar (of wie)

naar school

werkwoord

moet

2e w.w.

brengen.

2. het 1e werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t. - Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 65

Zinnen met “maar”: Maak de zin af.

1. Ik moet eigenlijk een nieuwe bank kopen, maar …

2. Ja, hij is wel aardig hoor, maar …

3. Ik doe echt heel erg mijn best, maar …

4. Onze groep stopt op 11 december, maar …

5. Mijn vader is nog heel gezond, maar …

Zinnen met “als”: maak de zin af. Let op: het werkwoord moet

helemaal achteraan!

6. Zijn vrouw wordt altijd boos, als …

7. Ik word altijd vreselijk zenuwachtig als …

8. Hij moet vaak lachen als …

9. Hij moppert soms op zijn zoontje als …

10. Ik zou heel blij zijn, als …

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 66

2c nr. 7 zinnen met ‘dat’, ‘omdat’ en ‘als’

Je gaat zinnen schrijven met de woorden ‘dat’, ‘omdat’ en ‘als’. Probeer goed

op de volgorde van de woorden te letten: na deze woorden moet je

het werkwoord helemaal achteraan schrijven!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 67

Wat moet je weten voor je begint:

Jezelf controleren:

Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben. Deze vijf dingen moet je altijd controleren:

4. de volgorde: in deze oefening:

Hij wil misschien morgen mijn auto lenen, als …

1 2 3 4 5 6

wie (of wat)

hij

wanneer

vandaag

wat (of wie)

zijn auto

waar

naar de garage

werkwoord

kan

2e w.w.

brengen.

2. het 1e werkwoord: kijk goed naar de laatste letters!

- Is het één persoon (enkelvoud): de laatste letter is een -t. - Zijn het twee of meer personen (meervoud): de laatste letters zijn -en.

Het 2e werkwoord: - het 2e werkwoord heeft bijna altijd ‘–en’ als laatste letters. - Bij de voltooide tijd begint het 2e werkwoord bijna altijd met –ge.

3. hoofdletter en punt: vergeet ze niet!

4. lidwoorden (de, het, een): vergeet ze niet!

5. voorzetsels (woorden voor 'waar'): vergeet ze niet! b.v. in, op, bij, naar,

etc.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 68

Zinnen met als, dat en omdat: maak de zinnen af. Let op: het werkwoord

moet helemaal achteraan!

1. Hé, wat doe je nou? Weet je niet dat …

2. Ik wil het je wel vertellen, maar alleen als …

3. Ik heb het echt heel druk, omdat …

4. Ik ben altijd weer blij als …

5. Wat zeg je? Zondag? Nou, ik zal even in mijn agenda kijken, maar ik ben bang dat …

6. De cursisten willen meer schrijfoefeningen, omdat …

7. Veel mensen worden boos als …

8. Meestal zijn mijn kinderen heel lief, hoor. Maar soms denken ze dat …

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 69

Antwoorden:

Pagina 3: 1 … want hij heeft om half elf een afspraak in het ziekenhuis. 2 … omdat hij nooit zijn speelgoed opruimt. 3 … want de monteur komt morgen de verwarming repareren. 4 … omdat de wedstrijd van Ajax vanavond op t.v. komt. 5 … want ze heeft vandaag een mooi kado van haar man gekregen.

Pagina 4: 1 … want ik ga elke woensdagavond bij mijn dochter oppassen. 2 … omdat ik aan het eind van de maand weinig geld op de bank heb. 3 … want ze krijgen vaak een kadootje van hem. 4 … omdat hij al heel lang vreselijke pijn in zijn knie heeft. 5 … want hij gaat volgende week zijn eerste wedstrijd bij zijn nieuwe voetbalclub

spelen. 6 … omdat hij altijd zijn speelgoed overal in huis laat liggen.

Pagina 5: 1 … want hij wil morgen een museum in Utrecht bezoeken. 2 … omdat ik morgen een dagje vrij van mijn werk heb genomen. 3 … want hij krijgt de hele dag bezoek van zijn familie.

4 … omdat de buurman altijd op de verkeerde dag de vuilniszak buiten zet. 5 … want ze mist opeens haar moeder.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 70

Kaartjes schrijven

Je gaat kaartjes schrijven: naar een vriendin die een baby gekregen heeft,

naar iemand die jarig is, naar iemand die ziek is, enz.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 71

Een kaartje schrijven.

Een vriendin heeft een baby gekregen. Het is een jongetje en hij heet Marcel. Je schrijft een kaartje naar je vriendin om haar te feliciteren. Hieronder zie je de kaart. Schrijf de kaart. Je mag zelf naam en adres bedenken.

Hoera, een baby!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 72

Een kaartje schrijven.

Je collega Maaike gaat volgende week trouwen. Je kunt niet op het feest komen omdat je ziek bent. Je stuurt een kaart. Deze dingen moet je schrijven: - Feliciteer je collega.

- Wens haar een fantastisch trouwfeest. - Vertel waarom je niet kunt komen. - Wens je collega en haar man een heel gelukkig leven samen.

- Schrijf natuurlijk ook hun naam en adres op de juiste plaats: Maaike van Dam en Rob Veen, Bergsestraat 27, 2617 BG Leiden.

Leve het bruidspaar!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 73

Een kaartje schrijven.

Je wilt een kaartje sturen naar een vriend om hem een gelukkig nieuwjaar te wensen. Je wilt hem ook bedanken, want hij heeft je geholpen met schilderen van je woonkamer. Hieronder zie je het kaartje. Schrijf het kaartje. Bedenk zelf een naam en een adres.

Op het nieuwe jaar!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 74

Een kaartje schrijven.

Je oom Jared en je tante Bettina zijn volgende week 25 jaar getrouwd. Ze wonen niet in Nederland, dus je kunt niet op bezoek komen. Je stuurt een kaartje om ze te feliciteren. Je wilt deze zomervakantie een paar weken bij ze komen logeren. Vraag of dat kan, en wanneer je kunt komen. Schrijf de kaart. Bedenk zelf een adres.

Al 25 jaar een fantastisch paar!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 75

Een kaartje schrijven.

Je buurvrouw ligt in het ziekenhuis, want ze heeft haar been gebroken. Ze ligt in het Lucas-Andreas ziekenhuis, op kamer 433. Je wilt een kaartje schrijven. Het adres van het ziekenhuis is: Jan Tooropstraat 164, 1061 AE Amsterdam. Je buurvrouw heet Ada van Kesteren. Schrijf het kaartje:

Ik hoop dat je snel weer thuis bent!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 76

Een kaartje schrijven.

Je oom Jamal is erg ziek. Hij heeft een operatie gehad en hij is net terug uit het ziekenhuis. Je stuurt een kaart om hem beterschap te wensen. Hij wilde ook op vakantie gaan, als hij weer een beetje beter was. Vraag hem of hij al plannen heeft voor de vakantie. Schrijf de kaart. Bedenk zelf een adres.

Kop op, straks voel je je weer beter!

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 77

Gecondoleerd

Een kaartje schrijven.

De vrouw van je collega Henk Bouwman is gestorven. De begrafenis is over een paar dagen. Je wilt hem alvast een kaartje schrijven om hem sterkte te wensen in deze moeilijke dagen. Schrijf het kaartje. Bedenk zelf een adres.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 78

Brieven schrijven

Je gaat briefjes schrijven: b.v. naar school, omdat je zoontje ziek is, naar een vriend om hem uit te nodigen voor een feest, enz.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 79

Wat moet je weten voor je begint:

Een brief:

- Lees altijd goed wat er in de opdracht (boven de brief) staat! Daar staat precies wat je moet schrijven. Je mag niets vergeten.

- Leer de indeling van een officiële brief en van een brief aan familie of vrienden uit je hoofd. Die is altijd ongeveer hetzelfde! Bijvoorbeeld:

Officiële brief: familie of vrienden:

Jezelf controleren: Als je correcte zinnen wilt schrijven, moet je proberen heel precies te werken. Een paar foutjes zijn snel gemaakt. Controleer daarom als je klaar bent altijd of de zinnen geen fouten hebben. Deze twee dingen moet je goed controleren:

- de volgorde van een zin: b.v.

- het werkwoord: bij ‘ik’ zonder een –t, bij één persoon (enkelvoud) met een –t, bij 2 of meer personen (meervoud) met -en

Amsterdam, 25-04-

2006 Geachte

heer/mevrouw,

Met vriendelijke groet,

H. Vermeulen

Amsterdam, 25-04-2006

Beste ….., (of: Lieve ….)

Groeten van (of: groetjes van)

Henk

Hij moet vandaag de boodschappen bij A.H. doen.

5 6 waar – 2e werkwoord.

– 4

– wat

Wie – werkwoord – wanneer

3 2 1

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 80

Brief nr. 1: Een brief naar school.

Je zoontje is ziek. Hij heeft griep. Hij kan niet naar school. Schrijf een briefje naar zijn docent.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 81

Brief nr. 2: een uitnodiging voor een feest.

Je hebt een nieuw huis gekregen. Je bent erg blij en je wilt een groot feest geven. Daarom wil je een brief schrijven aan je vriend of vriendin. Schrijf een brief aan je vriend of vriendin. Schrijf in je brief de volgende dingen: - waarom je een feest geeft - op welke dag het feest is - hoe laat het feest begint - wat je nieuwe adres is

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 82

Brief nr. 3: een uitnodiging voor een feest. Je bent volgende week vrijdag 10 jaar getrouwd. Je gaat een feest geven. Omdat er heel veel mensen komen, is het feest niet thuis, maar in de kantine van sportclub “De Trappers”. Het adres is Ookmeerlaan 72 in Amsterdam-West. Je hebt bijna iedereen al gevraagd voor het feest, alleen de buren nog niet. Je gaat naar de buren toe, maar ze zijn niet thuis. Daarom schrijf je een kort briefje. Schrijf in het briefje de volgende dingen: - waarom is het feest - de buren mogen ook komen - op welke dag is het feest - hoe laat begint het - waar is het feest

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 83

Brief nr. 4: een brief aan een oom en tante. Je wilt een briefje schrijven naar je oom en tante. Ze wonen niet in Nederland, en je hebt ze al heel lang niet gezien. Je wilt ze veel vertellen over hoe het met je gaat. Je wilt ze ook uitnodigen om in december een weekje bij jou te komen logeren. Ze kunnen bij jou slapen. Schrijf een kort briefje naar je oom en tante. Schrijf in het briefje de volgende dingen:

- hoe het met je gaat - wat je allemaal doet (b.v. werk, school) - wat je leuk vindt in Nederland - wat je niet zo leuk vindt in Nederland - dat ze een weekje bij jou op bezoek kunnen komen - dat ze bij jou kunnen slapen - wanneer ze precies kunnen komen

__________________________________ __________________________________

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 84

Brief nr. 5: een brief aan een vriend. Je hebt morgen een afspraak met je vriend, want je wilt samen naar de bioscoop. Je hebt afgesproken om 6 uur bij hem thuis. Maar je kunt pas om half 8 komen. Daarom is het beter om in de bioscoop af te spreken. Je belt je vriend, maar hij neemt niet op. Je gaat bij hem langs, maar hij is niet thuis. Daarom doe je een briefje bij hem in de brievenbus. Schrijf een kort briefje naar je vriend. Schrijf in het briefje de volgende dingen:

- Je kunt niet om 6 uur, maar om half acht. - Je wilt niet bij hem thuis, maar bij de bioscoop afspreken. - Vraag hem ook of hij je nog even wil bellen.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 85

Brief nr. 6: Een brief aan een woningbouwvereniging.

Je leest in een folder van de woningbouwvereniging dat ze mooie woningen hebben voor een lage huurprijs. Je wilt je inschrijven. Maar daarvoor heb je een inschrijfformulier nodig. Dat formulier kun je schriftelijk aanvragen bij meneer Janssen van de woningbouwvereniging. Hieronder zie je het briefje. Maak het briefje af.

Amsterdam, 26 – 05 – ‘06

,

In uw folder heb ik

Ik wil me graag inschrijven.

Kunt u

Mijn adres

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 86

Brief nr. 7: een brief aan KPN over de telefoonrekening

Je krijgt de telefoonrekening van de laatste twee maanden. Als je de rekening openmaakt en leest, schrik je vreselijk: er staat dat je €. 359,75 moet betalen! Normaal heb je maar een rekening van ongeveer €. 41,-. Je hebt de laatste twee maanden ook niet veel meer gebeld dan anders. Je denkt: “dat klopt niet! KPN heeft een fout gemaakt met mijn rekening.” Schrijf een kort briefje naar de klantenservice van KPN. Schrijf in het briefje de volgende dingen: - de rekening is veel te hoog. - normaal betaal je veel minder. - je hebt niet veel meer gebeld dan anders. - daarom wil je niet betalen.

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 87

Brief nr. 8: een brief aan school

Je staat op de wachtlijst voor een opleiding “Meewerkend Leidinggevende in de Schoonmaak”. Je krijgt een briefje van de school dat de opleiding over twee weken gaat beginnen en dat er voor jou plaats is. Je wilt wel graag deze opleiding doen, maar dit jaar heb je echt geen tijd, want je werkt 30 uur per week, je hebt een nieuwe baby en je man of vrouw is vaak ziek. Je wilt wel graag op de wachtlijst voor de opleiding van volgend jaar. Schrijf een kort briefje naar de school. Schrijf in het briefje de volgende dingen:

- Je naam, adres, postcode en woonplaats. - Je wilt wel de opleiding doen, maar nu kan je niet. - Waarom je nu niet kan - Dat je graag op de wachtlijst wilt blijven voor volgend jaar.

__________________________ __________________________

nt2taalmenu.nl Schrijven niveau A2 88

Brief nr. 9: een brief aan de gemeente

Je hebt een parttime baan, dus je verdient maar weinig. Je hebt gehoord dat mensen die maar weinig geld hebben misschien geen gemeentebelasting hoeven te betalen. Maar daarvoor moet je wel een formulier aanvragen en invullen: het formulier ‘aanvraag kwijtschelding gemeentebelastingen’. Schrijf een kort briefje naar de gemeente. Schrijf in het briefje de volgende dingen:

- Je werkt maar parttime, dus je verdient maar weinig. - Je wilt het formulier ‘aanvraag kwijtschelding gemeentebelastingen’

ontvangen. - Dat je ook een kopie van je laatste loonstrookje bij de brief doet. - Je naam, adres, postcode en woonplaats.

__________________________ __________________________