˜erste hulp bij krimp · Dronten, Noordoostpolder en Zeewolde dalen in de periode 20102015. De...

download ˜erste hulp bij krimp · Dronten, Noordoostpolder en Zeewolde dalen in de periode 20102015. De grootste groei in de basis generatie zal naar verwachting plaatsvinden in Lelystad.

If you can't read please download the document

Transcript of ˜erste hulp bij krimp · Dronten, Noordoostpolder en Zeewolde dalen in de periode 20102015. De...

  • Zeeland

    Zederik

    Leerdam

    GiessenlandenGraafstroom

    SliedrechtPapendrechtH-I-A

    Alblasserdam

    Dordrecht

    Zwijndrecht

    StrijenCromstrijen

    Korendijk

    Oostvlakkee

    Middelharnis

    Dirksland

    Goedereede

    Westvoorne

    Hellevoetsluis

    Brielle

    BernisseSpijkenisse

    Oud-Beijerland

    Binnenmaas

    BarendrechtRidderkerk

    Nieuw-Lekkerland

    Albrandswaard

    RotterdamNederlek

    Ouderkerk

    Vlist

    MoordrechtGouda

    Reeuwijk

    Boskoop

    Rijnwoude

    Zoeterwoude

    Leiderdorp

    Kaag en Braassem

    Nieuwkoop

    Leiden

    Katwijk Oegstgeest

    Teylingen

    Lisse

    Noordwijk

    Noordwijkerhout

    Hillegom

    Leidschendam-Voorburg Bodegraven

    Alphen aan de Rijn

    Waddinxveen

    SchiedamVlaardingen

    Westland

    s Gravenhage

    Wassenaar

    Voorschoten

    Rijswijk

    Delft

    Pijnacker-Nootdorp

    Zoetermeer

    Lansingerland

    Capellea/d IJssel

    Nieuwerkerka/d IJssel

    Krimpena/d IJssel

    Zevenhuizen-Moerkapelle

    Midden-Del�and

    Maassluis Liesveld

    SchoonhovenBergambacht

    Hardinxveld-Giessendam

    Gorinchem

    Schouwen-Duiveland

    Tholen

    Noord-Beveland

    Veere

    Goes

    Kapelle

    Reimerswaal

    Hulst

    Terneuzen

    Sluis

    Borsele

    Middelburg

    Vlissingen

    Op de gemeente Reimerswaal na, zal in alle Zeelandse

    gemeenten de basisgeneratie naar verwachting kleiner

    worden in de komende vijf jaar. De grootste daling

    wordt voorspeld voor SchouwenDuiveland, waar de

    basisgeneratie met bijna 20% terugloopt tot 2015.

    Andere gemeenten waar een sterke krimp in het aantal

    basisschoolleerlingen wordt voorspeld zijn Borsele,

    Veere en Sluis.

    Verloop Basisgeneratie 2010-2015

    > 25% krimp

    10% - 25% krimp

    0% - 10% krimp

    0% - 10% groei

    > 10% groei

    Bron: CBS, ABF (Primos 2009)Ondergrond: i-mapping.comIndeling gemeenten 1-1-2009

    17

  • Noord-Holland

    Wieringermeer

    Anna Paulowna

    WieringenDen Helder

    Texel

    Zijpe

    Schagen

    Niedorp

    Opmeer Medemblik

    Andijk

    Wervershoof

    DrechterlandHoorn

    Koggenland

    EnkhuizenStedeBroec

    Harenkarspel

    Bergen (NH)

    Langedijk

    Heerhugowaard

    Alkmaar

    SchermerHeiloo

    Castricum

    Uitgeest

    Graft-de RijpBeemster

    Zeevang

    Wormerland Purmerend

    Heemskerk

    Zaanstad

    Beverwijk

    Velsen OostzaanLandsmeer

    Waterland

    Amsterdam

    AmsterdamOuder-Amstel

    Heemstede

    Haarlem

    Haarlemmermeer Amstelveen

    DiemenMuiden

    Naarden

    Wijdemeren

    Hilversum

    Bussum

    Laren

    Blaricum

    Edam-Volendam

    WeespHuizen

    Uithoorn

    Aalsmeer

    Zandvoort

    Bloemendaal Haarlemmerliedeen Spaarnwoude

    Het aantal basisschoolleerlingen zal in veel Noord

    Hollandse gemeenten dalen in de komende vijf jaar.

    In veel gemeenten zal het totaal tot 2015 tussen de

    10% en 25% afnemen ten opzichte van 2010.

    De basis generatie in de stedelijke gemeenten blijft

    relatief stabiel en in gemeenten als Amsterdam,

    Aalsmeer, Heerhugowaard en Haarlemmermeer zal als

    gevolg van nieuwbouwwoningen nog een lichte stijging

    plaatsvinden.

    Verloop Basisgeneratie 2010-2015

    > 25% krimp

    10% - 25% krimp

    0% - 10% krimp

    0% - 10% groei

    > 10% groei

    Bron: CBS, ABF (Primos 2009)Ondergrond: i-mapping.comIndeling gemeenten 1-1-2009

    18

  • het protestantschristelijke minder religieus of weten niet goed welke inhoud het christelijke karakter nog heeft. Sommige scholen uiten hun christelijke karakter vooral in een mate van betrokkenheid bij mens en wereld, waarbij talentontwikkeling en burgerschapsvorming centraal staat. Op weer andere christelijke scholen staat de zelfontplooiing van de leerlingen op de eerste plaats en is religie vooral iets wat bijdraagt aan het eigen geluk.In meer algemene zin zijn bij de visie op onderwijs twee richtingen mogelijk. Er zijn scholen die het accent leggen op werken vanuit vertrouwen, verbinding, solidariteit en een bijdrage willen leveren aan een meer vreedzame samenwerking. Andere scholen richten zich meer op het voorbereiden van de leerlingen op een maatschappij waar een mens zichzelf moet zien te redden.

    ‘In hoeverre bieden de eigen identiteit en het onderwijsprofiel mogelijkheden voldoende leer lingen te trekken, nu en in de toekomst?’

    Ook de structuur van de organisatie is belangrijk als het gaat om de identiteit en het profiel van de school. Richt een schoolbestuur zich vooral op de natuurlijke achterban, of is het bestuur gewend om een veel bredere doelgroep van ouders te bedienen. Doet een schoolbestuur vooral datgene wat de overheid vraagt, of is de eigen visie

    Een christelijke school wil kinderen méér meegeven dan alleen goed onderwijs. Godsbesef en Bijbelse waarden en normen kleuren de iden-titeit en bepalen de visie op het on-derwijs. Ook werkt elke school vanuit een bepaalde pedagogische visie of onderwijsfilosofie. Verder kan een school ervoor kiezen zich met iets extra’s te profileren, zoals speciale aandacht voor Engels, sport of cultuur.

    Aanpassen of profileren?Het is belangrijk dat scholen nadenken over het bijzondere van de eigen school en wat men wil aanbieden. Dat geldt voor alle scholen, maar zeker voor scholen in krimpregio’s. In hoeverre bieden de eigen identiteit en het onderwijsprofiel mogelijkheden voldoende leerlingen te trekken, nu en in de toekomst? Sluit het samenwerking met bepaalde scholen uit of niet? Kan de eigen identiteit in stand worden gehouden of moet de school zich aanpassen?

    De ene christelijke school kan daarbij sterk verschillen van de andere. Er zijn scholen waar het geloof de basis vormt van de identiteit. Andere scholen profileren

    Gevolgen voor de identiteit en het onderwijs-profiel

    19

  • leidend? Wordt de school bestuurd door een vereniging, waarin ouders en andere voorstanders van christelijk onderwijs zijn verenigd? Of is er een stichting met een college van bestuur gevormd met een raad van toezicht, en zo ja, hoe is die ingevuld? Zijn de eigen signatuur of belanghebbende maatschappelijke organisaties erin vertegenwoordigd, of fungeert de raad van toezicht vooral als een soort raad van commissarissen, die het belang van de school als maatschappelijke onderneming versterkt?

    Toegankelijkheid en diversiteitIn de wet is vastgelegd dat er voldoende aanbod dient te zijn van openbaar onderwijs. Daarnaast is er ruimte voor scholen met levensbeschouwelijke visies. Het is de vraag of dit aanbod in krimpgebieden in stand kan blijven en of de kwaliteit hoogwaardig is. In tijden van krimp zal een bewuste afweging moeten worden gemaakt tussen het eigen aanbod, gewenste kwaliteit en bereikbaarheid.

    De Besturenraad heeft scenario’s opgesteld, rekening houdend met de identiteit en het onderwijsprofiel van de school. Op bladzijde 27 zetten we deze scenario’s uiteen.

    20

  • groep voldoende diversiteit en begeleiding te bieden. Als groepen worden samengevoegd, kan het zijn dat leerlingen in die groepen niet de gewenste sociale ontwik keling kunnen doormaken, omdat er weinig klasgenoten van dezelfde leeftijd zijn. Door terugloop van inkomsten kan er minder budget overblijven voor onderwijsvernieuwingen. En bij minder middelen bezuinigen scholen vaak als eerste op de scholing en professionalisering van het personeel. Doorgaans verlaten hoger opgeleiden en ‘kansrijken’ een krimpregio als eerste. Dat betekent dat ook de samenstelling van de leerlingenpopulatie in krimpregio’s zal veranderen.

    Scholen bieden de afgelopen jaren een steeds breder pakket van voorzie-ningen. In de huidige maatschappij wordt dit ook van hen verwacht. Brede scholen zijn een behoefte van veel werkende ouders. Zo ontstaan meer brede scholen, waarbij naast onderwijs ook voorzieningen worden geboden op gebied van kinderopvang, voor- en naschoolse opvang, voor- en vroegschoolse educatie, sport en cultuur. Het is moeilijk voor kleine scholen in krimpregio’s om in de toe-komst te kunnen blijven voldoen aan deze wensen.

    Minder leerlingen, minder kwaliteit?Kleine scholen hoeven niet slechter te presteren dan grotere scholen. Wel blijkt er een verband te bestaan tussen schaal en kwaliteit. Er zijn gemiddeld meer kleine scholen zwak of zeer zwak dan grote scholen. Kleine scholen zijn ook kwetsbaarder voor onverwachte gebeurtenissen. Een vacaturestop en vermindering van het personeelsbudget veroorzaken een verlies aan jong talent. Op kleine scholen vergt het een grote inspanning van leerkrachten om alle leerlingen op verschillende niveaus in een

    Gevolgen voor de onderwijs-kwaliteit en de voorzieningen

    ‘Hoger opgeleiden en ‘kansrijken’ verlaten een krimpregio als eerste. Dat betekent dat ook de samenstelling van de leerlingenpopulatie verandert’

    21

  • Sinds januari 2011 kan de minister ontheffing verlenen en kunnen scholen onder de 23 leerlingen bekostigd blijven. De school moet dan kwalitatief goed onderwijs bieden én zicht hebben op groei.

    In de tabel ‘Minder leerlingen, minder kosten’ op de volgende pagina is duidelijk te zien dat de inkomsten van de school snel achteruit gaan bij een afnemend leerlingenaantal. Hoe kleiner de school, hoe hoger het bedrag per leerling. Dankzij de kleinescholentoeslag heeft school 4 een relatief beperkte teruggang van de inkomsten. Tegelijkertijd blijkt in de praktijk dat deze toeslag onvoldoende is om de stijgende kosten te compenseren.In dit voorbeeld is geen rekening gehouden met eventuele leerlingengewichten, de verdeling van het aantal leerlingen over onder en bovenbouw en de gemiddelde leeftijd van het onderwijsgevend personeel.

    De overheid relateert de bekostiging van scholen aan het aantal leerlingen. Daarom hebben dalende leerlingen-aantallen rechtstreeks invloed op de inkomsten van een school. Ook wordt rekening gehouden met de gemid-delde leeftijd van leerkrachten per school, omdat oudere leerkrachten meer geld kosten. Scholen die minder dan 145 leerlingen hebben, ontvangen een kleine-scholentoeslag, die op-loopt naarmate het aantal leerlingen sterker daalt. Als uw school in een paar jaar tijd een kwart minder leer-lingen telt, hoeft dat dus niet meteen te betekenen dat uw school dan ook een kwart minder inkomsten heeft.

    In het uiterste geval kan een school te maken krijgen met stopzetting van de bekostiging. De opheffingsnormen voor het primair onderwijs worden vastgesteld op basis van de leerlingdichtheid in de gemeente. De opheffingsnorm verschilt per school en bedraagt tussen de 23 en 200 leerlingen. De norm wordt steeds voor vijf jaar aan gepast, op basis van cijfers van het CBS van twee jaar geleden. De bekostiging van de school wordt gestopt als een school drie jaar lang onder de opheffingsnorm zit.

    Gevolgen voor inkomsten en uitgaven

    22

  • Minder leerlingen, minder inkomsten

    Basisschool Aantal leerlingenRijksvergoeding

    in euro’sVergoeding per

    leerling in euro’s

    Uitgangspositie school 1 400 1.572,000 3.930

    Bij tien procent krimp 360 1.420,000 3.944

    Afname 40 152.000

    Uitgangspositie school 2 220 891.500 4.052

    Bij tien procent krimp 198 808.500 4.083

    Afname 22 83.000

    Uitgangspositie school 3 100 492.500 4.925

    Bij tien procent krimp 90 445.500 4.950

    Afname 10 47.000

    Uitgangspositie school 4 50 334.000 6.680

    Bij tien procent krimp 45 321.500 7.144

    Afname 5 12.500

    algemene ruimten (zoals gangen) hebben, zijn extra in het nadeel. Een eventuele kleinescholentoeslag is lang niet voldoende om de relatief hogere kosten te dekken.

    Bij krimp is het belangrijk dat er regelmatig overleg is tussen gemeenten en schoolbestuur. Vaak zijn schoolgebouwen economisch eigendom van de gemeente. Daarom is het belangrijk gemeenten tijdig op de hoogte te stellen van dalende leerlingenaantallen. Ga na welke afspraken er gelden bij leegstand. Kunt u ruimte teruggeven aan de gemeente? Kan de school ruimte verhuren aan andere partijen en zo ja, welke?

    Stijgende kostenNiet alleen de inkomsten, ook de uitgaven worden beïnvloed door krimp: denk aan de kosten voor huisvesting en personeel. Minder leerlingen betekent niet meteen minder kosten. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een gebouw waarvan de capaciteit niet volledig wordt benut, maar dat wel verwarmd, verlicht, onderhouden en schoon gehouden moet worden. Een klas die vijf leerlingen minder telt, heeft nog steeds dezelfde docent nodig, de verwarming blijft aan en de roosterplanning gaat door. Pas als de daling een bepaalde drempelwaarde overschrijdt, kan er misschien een klas worden opgeheven en een lokaal worden gesloten. Scholen die relatief veel

    23

  • Minder leerlingen, minder oppervlakIedere school heeft standaard recht op een vaste voet van 200 vierkante meter en daarnaast een oppervlakte van 5,03 vierkante meter per leerling. Voor scholen met weging geldt nog een aanvulling. Uit de tabel blijkt dat een school met een leerlingenaantal dat terugloopt van 100 naar 75 leerlingen, bijna 130 vierkante meter moet inleveren. Die ruimte wordt dan niet meer bekostigd.

    Up-to-date prognoses en een financiële scanOm de financiële gevolgen van krimp voor de school in kaart te brengen is het essentieel om te weten hoe het leerlingenaantal zich op korte en middellange termijn ontwikkelt. Op bladzijde 37 gaan we hier verder op in.

    Ook kunt u een financiële scan laten maken, die inzicht geeft in de financiële positie en risico’s. U weet dan waar zich de kritische factoren bevinden voor inkomsten en uitgaven. In een krimpsituatie is dat, als onderdeel van een goede bedrijfsvoering, extra belangrijk.

    Aantal leerlingen

    vaste voettotale

    oppervlakte in m2

    23 200 316

    50 200 452

    75 200 577

    100 200 703

    125 200 829

    150 200 955

    175 200 1080

    200 200 1206

    250 200 1458

    300 200 1709

    ‘Om de financiële gevolgen van krimp in kaart te brengen, is het essentieel om te weten hoe het leerlingenaantal zich op korte en middellange termijn ontwikkelt’

    24

  • De belangrijkste kostenpost in het primair onderwijs is het personeel. Minstens tachtig procent van de be-groting gaat hieraan op. Boventallig personeel in dienst houden kost veel geld. Het is dan ook belangrijk dat de personeelsformatie tijdig wordt aan-gepast aan de dalende leerlingen-aantallen.

    Mogelijke problemenDoorgaans krijgen ‘krimpscholen’ te maken met een vergrijzend personeelsbestand. De toenemende gemiddelde leeftijd van het personeel brengt relatief hoge personeelskosten met zich mee. Weliswaar houdt de overheid rekening met de gemiddelde leeftijd van het lerarenbestand van de organisatie, maar deze toeslag is niet altijd toereikend. Scholen waar de leeftijd van het personeel relatief hoog is of stijgt, krijgen dus minder ruimte in de personele begroting. Ook de Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen (BAPO) regeling maakt de formatie duurder. Daardoor kunnen er weer minder nieuwe, jongere leraren in dienst worden gehouden. Als zich op langere termijn uitstroom van het personeel voordoet, bestaat het risico dat veel jonger personeel de regio heeft verlaten en er extra moeite

    moet worden gedaan om hen te werven.Verder wordt de directie relatief ‘zwaar’ ten opzichte van de formatie. Mogelijk moet de directeur meer lesgeven. Ook wordt bij een kleine school meer gevraagd van de leerkrachten. Als het aantal leerlingen drastisch terugloopt, zal een school vaak groepen samenvoegen. Het vereist specifieke deskundigheid van leerkrachten om meerdere jaargroepen te begeleiden. Verder moeten alle overige taken over een kleine groep mensen worden verdeeld en kunnen de leerkrachten maar in beperkte kring overleggen. Binnen scholen zijn steeds meer specifieke expertises noodzakelijk, zoals remedial teachers, intern begeleiders, coördinatoren ICT of coördinatoren op het gebied van cultuur en techniek. In kleine teams is het lastig al dit soort specialisten te organiseren. Tot slot zijn er voor leerkrachten weinig mogelijkheden voor interne mobiliteit.

    Gevolgen voor het personeel

    ‘Tijdig anticiperen op krimp, kan gedwongen ontslagen voorkomen’

    Strategisch personeelsbeleidAls scholen tijdig anticiperen op krimp, is het vaak voldoende om door natuurlijk verloop en vertrekbevorderende maatregelen, zoals uittrederegelingen, de teruggang op te vangen. Gedwongen ontslagen hoeven dan niet aan de orde te zijn. Ook kan worden voorkomen dat er geruime tijd geen jonge mensen meer kunnen worden aangenomen.

    25

  • Scholen kunnen de krimp opvangen door samen te werken, bijvoorbeeld met een mobiliteits, invallers of vervangingspool. Leerkrachten zijn zo op verschillende scholen inzetbaar en werkzaam. Jonge leerkrachten kunnen waar nodig ingezet worden tot er een vaste plek vrijkomt. Oudere werknemers kunnen via de pool vrijgesteld worden van extra taken. Ook zijn voorbeelden bekend van onderwijsteams die het onderwijs op verschillende locaties verzorgen.

    Een goede leerlingenprognose is een belangrijk instrument bij het personeelsbeleid. Deze kan gebruikt worden bij het opstellen van een meerjarenformatieplan. Daarnaast is het belangrijk na te gaan wie er de komende jaren gaan stoppen met werken. Zo kan doorgerekend worden hoeveel leerkrachten nodig zijn de komende jaren. Op dat perspectief kunnen de plannen worden gebaseerd. Er kan bijvoorbeeld tijdig geld worden gereserveerd om klappen op personeelsgebied op te vangen. Belangrijk is extra mobiliteit en een brede inzetbaarheid te belonen. Als er geen alternatieven zijn, zal het boventallig personeel in het risicodragend deel van de formatie worden geplaatst.

    26

  • In alle krimpregio’s zullen de demo-grafische veranderingen leiden tot een inkrimping en herschikking van onderwijsinstellingen. In plattelands-gebieden is extra inspanning vereist om het onderwijs bereikbaar te hou-den. Verbeterd leerlingenvervoer, bijvoorbeeld in de vorm van school-busjes, kan een oplossing zijn om kleine scholen in stand te houden. Ouders kunnen bereid zijn kinderen te laten reizen voor een school met een bepaald onderwijsprofiel of identiteit, zoals een christelijke school. In andere regio’s is samenwerking en samensmelting van meerdere scho-len een optie om aan de wensen van kwaliteit en voorzieningen te voldoen. Op deze plek schetsen we diverse scenario’s waarvoor een christelijke school kan kiezen.

    Scenario 1: zelfstandig doorgaan

    Alleen verdergaan kan een goede keus zijn. U behoudt de vrijheid om zelf te beslissen en te besturen, samen met actieve ouders en andere partners.

    Om meer leerlingen te trekken, kan de school kiezen voor een duidelijk profiel en een mogelijke verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Het versterken van de identiteit van een christelijke school is een manier om de leerlingendaling op schoolniveau te stabiliseren. Ook kan de school zich onderwijskundig profileren als Dalton, kunst en cultuur, sport of hoogbegaafdenschool. Door onder woorden te brengen waar de school voor staat en wat de school te bieden heeft, maakt deze zich aantrekkelijk voor leerlingen, ouders, leraren en medewerkers. Ook kan de school meer activiteiten ondernemen en het aanbod verbreden door ook kinderopvang te bieden, activiteiten na school te verzorgen, vervoer te organiseren et cetera.

    Voor leerlingenvervoer geldt dat de gemeente middelen beschikbaar moet stellen als de reisafstand meer dan zes kilometer is. Wel heeft elke gemeente een bepaalde beleidsvrijheid bij het vaststellen van cri teria. De Wet op het primair onderwijs (WPO) zegt dat iedere gemeente een regeling moet hebben die aangeeft hoe het leerlingenvervoer wordt bekostigd. De WPO geeft een aantal voorwaarden waaraan die regeling moet voldoen. Zo mag er geen onderscheid worden gemaakt tussen openbaar en bijzonder onderwijs en moet de regeling de schoolkeuze (zowel godsdienstig als op levensbeschouwing) van de ouders respecteren. Daarnaast regelt de wet nog veel meer zaken op het gebied van afstanden, leeftijd en inkomensgrenzen.

    Keuzes bij krimp

    27

  • Om het aantal leerlingen te vergroten of de school voor een wijk of dorp te behouden, kan een christelijke school zich nadrukkelijk openstellen voor iedereen uit de wijk of het dorp of het toelatingsbeleid verruimen. Dit betekent dat de school zich volop op wil werpen als de school voor alle kinderen in het dorp of de wijk. Dat kan weliswaar betekenen dat de school als christelijke school bekend wil staan, maar nadrukkelijk open wil staan voor iedereen en daar ook volop rekening mee wil houden. Deze school is te vergelijken met veel huidige christelijke scholen in bijvoorbeeld stadswijken. Een voorbeeld hiervan leest u hiernaast.

    Scenario 2: zich openstellen voor iedereen in dorp of wijk

    Bedum

    ‘Om het aantal leerlingen te vergroten of de school voor een wijk of dorp te behouden, kan een christe lijke school zich nadrukkelijk openstellen voor iedereen uit de wijk of het dorp’

    Eén school voor alle kinderen in het dorpOnderdendam, een dorp met 670 inwoners ten noorden van Bedum in de provincie Groningen. In 2005 waren er nog twee scholen, een openbare en een christelijke basisschool. De leerlingenaantallen van beide scholen daalden. Toen het leerlingenaantal op de openbare basisschool onder de dertig zakte, werd aan het bestuur van de christelijke school voorgesteld te fuseren tot een samenwerkingsschool. Dit mislukte door wederzijds onbegrip, de nodige vooroordelen over en weer en inmenging van nietdirect betrokken. De sfeer in het dorp leed eronder. Een aantal gezinnen stuurde hun kinderen zelfs naar een school in een ander dorp. Uiteindelijk kwam de openbare school onder de 23 leerlingen en bleef alleen de christelijke school over.

    In 2008 fuseerde de vereniging van de christelijke school met de grotere partner VCPO NoordGroningen. Het bestuur van VCPO NoordGroningen bracht verandering aan in de teamsamenstelling, onder andere in verband met de kwaliteit van het onderwijs. Het team kreeg de opdracht om de school samen met de ouders de positie te geven van een dorpsschool, waar ruimte is voor alle leerlingen in het dorp. Dit proces is met enthousiasme opgepakt.

    28

  • Er zijn veel ouderavonden gehouden over de identiteit van de school. De ouders en leerkrachten gingen samen aan de slag om een concept te vinden voor de school. Dat is uitstekend gelukt. Steeds meer jonge leerlingen bezoeken de school, nu tussen de veertig en vijftig in totaal. Onderzocht wordt nu of in de school ook de peuterspeelzaal en een opvang na schooltijd kan worden ondergebracht. De school werkt hiervoor nauw samen met de peuterspeelzaal en de dorpsvereniging.

    Scenario 3: delen van personeel

    Op het gebied van personeel zijn diverse samenwerkingsvormen mogelijk, zowel met scholen die onder hetzelfde bestuur vallen als met scholen die onder een ander bestuur vallen. In het laatste geval zal dat alleen lukken wanneer de identiteit zodanig is dat men elkaars personeel kan en wil overnemen. Door op personeelsgebied samen te werken, vindt er meer onderlinge kennisuitwisseling plaats. Samenwerking kan ook de mogelijkheid met zich meebrengen om specialisaties aan te trekken of te handhaven, zoals een remedial teacher. Leraren van verschillende scholen met een specialisme kunnen bijvoorbeeld op meerdere scholen ingezet worden.Middelen kunnen dus effi ciënter worden ingezet. Tegelijk is het van belang om wel het eigen karakter te benadrukken, zodat ouders bewust kunnen kiezen.

    Interne mobiliteit bevorderen en personeel anders inzettenLOGOS is een stichting voor protestantschristelijk onderwijs, met 2500 leerlingen verdeeld over zes reguliere basisscholen, een speciaal basisonderwijs school, eenZMLK school en een VO praktijkschool in de gemeenten Gorinchem en Leerdam.

    Door de krimp in het leerlingenaantal is op sommige scholen een overbezetting van leerkrachten ontstaan. Stichting LOGOS heeft daarom een mobiliteitscentrum opgezet om de interne mobiliteit te bevorderen. Om het jaar inventariseert het centrum welke wensen er leven bij het personeel. Er is een vacaturestop ingevoerd en vacatures die vrijkomen worden gepresenteerd op de krimpende scholen. Dit heeft in 2010 geleid tot een overstap van twee leerkrachten van het basisonderwijs naar het praktijkonderwijs. In de toekomst gaat de stichting misschien ook kijken naar de mogelijkheden van verplichte mobiliteit.

    Gorinchem

    29

  • Het ‘weersamennaarschoolbeleid’ heeft voor de sbo ook voor krimp gezorgd. Om de opgebouwde kennis van de school niet te verliezen, heeft LOGOS een expertisecentrum opgericht waar het personeel van de sbo wordt ingezet. Dit personeel geeft ook onderwijs in speciale klassen die leerlingen uit het speciaal onderwijs voorbereiden op het basisonderwijs.

    Scenario 4: voorzieningen delen

    Scholen kunnen afspreken voorzieningen te delen, ook als ze niet onder een en hetzelfde bestuur vallen. Bij de huisvestingsplannen kan bijvoorbeeld worden samen gewerkt met gemeenten, kinderdagverblijven of naschoolse opvang. In geval van leegstand kunnen de kosten enigszins gecompenseerd worden door ruimtes ter beschikking te stellen aan andere organisaties, zoals voor, na of tussenschoolse opvang, de peuterspeelzaal, het Centrum voor Jeugd en Gezin, muziekscholen en sportfaciliteiten. Er zijn zelfs voorbeelden van scholen die leegstand oplossen door bijvoorbeeld het computerlokaal te laten gebruiken door buurtbewoners.

    ‘Scholen kunnen afspreken voorzieningen te delen, ook als ze niet onder een en hetzelfde bestuur vallen’

    Scenario 5: bestuurlijke fusie

    Een andere keus is om te fuseren met een ander schoolbestuur of het bestuur van een school over te dragen aan een groter bestuurlijk verband. Dit kan een verantwoorde keuze zijn om in een grotere context christelijk onderwijs in stand te houden. Ook kan samenwerking met andere scholen kosten besparen op materieel en bestuurlijk gebied. In het algemeen geldt: hoe meer scholen onder één bestuur, hoe makkelijker ingespeeld kan worden op veranderingen in het leerlingenaantal. Op bestuursniveau is het mogelijk efficiënter te werken. Bijvoorbeeld door één directeur te hebben voor meerdere scholen. Vaak wordt een locatieleider aangesteld als eerste aanspreekpunt voor de dagelijkse gang van zaken. De directeur krijgt op deze manier meer ruimte voor zijn eigenlijke taken en op de scholen levert dit extra formatie op. Op deze manier is het mogelijk kleinere scholen open te houden, die anders niet zelfstandig hadden kunnen voortbestaan. Ook kan een groter bestuur makkelijker reserves opbouwen, waarmee schokken in de ontwikkeling van het aantal leerlingen opgevangen kunnen worden als die schokken tenminste niet bij alle scholen tegelijk aankomen. Verder kunnen scholen die onder de opheffingsnorm vallen, bekostigd blijven als de school onder een bestuur valt met andere scholen. Dat kan zelfs de belangrijkste reden zijn voor besturen om een samenwerkingsverband af te sluiten. De gemiddelde schoolgrootte moet dan wel ruim boven de opheffingsnorm vallen (10/6 maal de opheffingsnorm).

    30

  • ‘Ook bestuurlijke samenwerking met de kinderopvang en peuterspeelzaal is een optie’

    Fusie binnen eigen kringHet meest voor de hand ligt fusie met schoolbesturen met een (protestants)christelijke signatuur. Dit is een goede oplossing voor scholen die bewust willen blijven uitgaan van een (protestants)christelijke mens en maatschappijvisie.

    Fusie met andere richtingenAls fusie binnen eigen kring niet mogelijk is, is een fusie met een schoolbestuur van een andere levensbeschouwing wellicht mogelijk. In de praktijk is dit meestal een roomskatholiek bestuur. Onder één nieuw bestuur kunnen scholen van verschillende richtingen worden ondergebracht. Er ontstaat dan een zogenaamd interconfessioneel of oecumenisch schoolbestuur. Daarnaast is het ook mogelijk om te fuseren met een algemeenbijzonder schoolbestuur.

    Samenwerking met openbaar onderwijsIs een fusie met andere levensbeschouwelijke richtingen niet mogelijk of niet voldoende, dan kan ook worden gedacht aan een fusie waarbij het bestuur van het openbaar onderwijs is betrokken. Er ontstaat dan een samenwerkingsbestuur waaronder protestantschristelijke, roomskatholieke en openbare scholen vallen. Bij bestuurlijke samenwerking van een christelijke school met andere richtingen of openbaar onderwijs, moeten de statuten

    van de vereniging of stichting worden gewijzigd. Grondslag en doelstelling moeten het mogelijk maken om scholen van verschillende richtingen te besturen. Een andere optie is om een pluriform samen gesteld federatiebestuur te vormen met vertegenwoordigers van elke denominatie. Het vormgeven van de identiteit wordt dan meer overgelaten aan de scholen zelf. In dat geval is er dus geen sprake van een fusie.

    Samenwerking in de kolomOok bestuurlijke samenwerking met de kinderopvang en peuterspeelzaal of scholen voor voortgezet onderwijs, al dan niet alleen voor de bovenbouw van de basisschool, kan een optie zijn. Onder een en hetzelfde bestuur vallen dan niet alleen een of meer basisscholen, maar ook scholen voor voortgezet onderwijs of kinderopvangcentra. Zo zijn er al zogenaamde ‘kindcentra’ (zie ook het onderstaande voorbeeld) en ‘tienerscholen’.

    Opvang en basisschool onder één dakAccrete is een bestuur in Zwartsluis dat zeventien ‘onderwijskundige kindcentra’ beheert. Onderwijs en professionele kinderopvang zitten er onder één dak. Accrete ontstond in 2001 door een fusie van veertien schoolbesturen. Een jaar later werd een visie voor ‘de school van 2015’ geformuleerd. Het moest een plek worden waar kinderen van nul tot twaalf jaar terecht konden van zeven uur ’s morgens tot zeven uur ’s avonds. Zij moesten daar niet alleen kunnen leren, maar zich ook breder kunnen ontwikkelen.

    31

  • Het eerste kindcentrum kwam tot stand toen een agrariër in Blokzijl die kinderopvang in z’n boerderij verzorgde, ging emigreren.

    Directeur Jan Spanjer stelde voor de spullen over te nemen én de kinderen. De ouders van de opgevangen kinderen waren blij met deze ontwikkeling. Ook bijna alle leidsters wilden mee. En de school in Blokzijl stond open voor deze verandering. Op 1 januari 2004 opende de tot kindcentrum omgevormde basisschool haar deuren, nadat deze eerst ingrijpend was verbouwd. Na anderhalf jaar was het kindcentrum kostendekkend en werd het concept uitgerold naar de andere scholen. De motie Van AartsenBos, die scholen verplicht om te zorgen voor voor en naschoolse opvang als ouders hierom vragen, versterkte de plannen alleen maar. Inmiddels blijft bijna elk peutertje na z’n vierde verjaardag op hetzelfde kindcentrum. Ook de kinderen uit nietchristelijke gezinnen blijven het kindcentrum trouw.Alle medewerkers in het kindcentrum vallen onder dezelfde directeur. Het werken met één

    doorlopende leerlijn bevalt goed. Ook op het terrein van identiteit wordt één lijn getrokken. Het voltallige personeel is getraind in het werken vanuit dezelfde kindvisie. Daardoor is de overstap naar het basisonderwijs minder groot geworden.

    In januari 2011 is het wetsvoorstel Fusietoets aangenomen. Dat betekent dat goedkeuring van de minister nodig is voor een bestuurlijke fusie waarbij 10 of meer scholen zijn betrokken. Voor meer informatie kunt u terecht bij de Besturenraad.

    Scenario 6: fuseren met een andere school

    Een verregaande vorm van samenwerking is een scholenfusie. Het samengaan van twee scholen kan positief zijn als een goed bereikbare onderwijslocatie ontstaat waar de onderwijskwaliteit en de voorzieningen hoger zijn en het voortbestaan is verzekerd. Een grote school kan aan een kleine school worden gekoppeld of de ene kleine school aan de andere kleine school. In sommige situaties is het mogelijk om als nevenvestiging door te gaan. Daarvoor gelden zowel getalsmatige als afstandscriteria. De bekostiging van een nevenvestiging is geringer dan van een hoofdvestiging. Het is dan ook zaak om een goede bedrijfsmatige afweging te maken bij de vraag of een school als nevenvestiging in stand kan worden gehouden. Ook bij fusie geldt dat een christelijke school eerst zal kijken naar fusiekandidaten uit eigen kring, en vervolgens naar kandi daten van een andere richting. Fuseren met een openbare school is nog niet mogelijk.

    Zwartsluis

    32

  • Wel is er in januari 2011 een wetsvoorstel aangenomen door de Tweede Kamer die de samenwerkingsschool mogelijk moet maken. In een samenwerkingsschool wordt zowel bijzonder als openbaar onderwijs gegeven. De behandeling in de Eerste Kamer moet nog plaatsvinden. Een dergelijke fusie brengt wel een complexe bestuurlijke situatie met zich mee. Naast het nieuwe bestuur heeft de school te maken met de overdragende besturen. Deze blijven namelijk verantwoordelijk voor de respectievelijk christelijke en openbare identiteit van de school en de benoeming van de bestuursleden van het nieuwe bestuur van de samenwerkingsschool.

    In januari 2011 is het wetsvoorstel Fusietoets aangenomen. Dat betekent dat goedkeuring van de minister nodig is voor een fusie van scholen waarbij 500 of meer leerlingen zijn betrokken.

    Verschillende beschouwingen in één schoolDe Lonneboot in Nieuw en Sint Joosland (Zeeuws Vlaanderen) is een samenwerkingsschool van openbaar en protestants christelijke onderwijs. In de school werken leerkrachten, kinderen en ouders van verschillende levensbeschouwelijke achtergronden samen op basis van gelijkwaardigheid en herkenbaarheid. De school is een plaats waar de kinderen worden voorbereid op het leven met elkaar en voor elkaar in de maatschappij. De school kent elementen van het christelijke onderwijs, zoals dagopeningen en weeksluitingen. Tegelijk gaat de school uit van kernwaarden van algemeen onderwijs: kindgericht, resultaatgericht, toekomstgericht en maatschappijgericht.

    Scenario 7: de school opheffen

    Als samenwerking niet mogelijk is en de school zelfstandig te weinig bestaansrecht heeft en er geen scenario’s ontwikkeld kunnen worden om de school te behouden, is sluiting het gevolg. Ouders die hun kinderen toch christelijk onderwijs willen laten volgen, worden uitgenodigd hun kinderen in te schrijven op een andere christelijke school.

    Venray: jaarlijkse evaluatie kleine scholenVenray ligt in een krimpgebied. De Stichting Primair Onderwijs Venray en regio (SPO Venray en regio) heeft in overleg met de gemeente, dorps en wijkraden en ouders afspraken gemaakt over de instandhouding van de kleine scholen. Kleine scholen zijn daarbij gedefi nieerd als scholen met minder dan honderd leerlingen. Een school met minder dan acht groepen heeft een eigen locatie, maar deelt het management en de overhead met een

    Nieuw- en Sint Joostland

    33

  • andere school. Jaarlijks evalueert SPO Venray of de kwaliteit van het onderwijs op de kleine scholen nog in orde is, of de leerlingpopulatie evenwichtig is opgebouwd, of het leerlingaantal boven de vijftig is, of leegstand ten laste komt van de gemeente en of de school met inspanning van dorp of wijk in stand gehouden kan worden. De centrale vraag is of de school onderwijskundig en bedrijfsmatig goed functioneert en kan voortbestaan.Een school met minder dan honderd leerlingen die niet meer aan twee van de genoemde criteria voldoet en ook niet meer zal kunnen voldoen, moet binnen twee jaar met een andere school fuseren. Met welke school wordt gefuseerd en wat de toekomstige locatie is, wordt zorgvuldig afgewogen en overlegd met de teams, ouders, gemeente en wijkof dorpsraad. Dit alles wordt vastgelegd in een fusieeffectrapportage. Deze rapportage wordt voorgelegd aan de MRen van de betrokken scholen, die instemmingsrecht hebben.

    Venray

    34

  • Noodzakelijke stappen

    U weet of uw school te maken krijgt met krimp in de gemeente en wanneer. Ook weet u welke keuzemogelijkheden er zijn bij krimp. In dit hoofdstuk staat een stappenplan om de juiste acties te ondernemen die bij de situatie van uw school past.

    1. Een prognose makenOm als school weloverwogen keuzes voor de toekomst te kunnen maken, is het belangrijk te weten hoe het leerlingenaantal zich op korte en middellange termijn ontwikkelt. Omdat binnen schoolbesturen de daling in het aantal leerlingen per school flink kan verschillen, is het verstandig niet alleen naar de cijfers op bestuursniveau te kijken, maar ook op schoolniveau. Het verdient aanbeveling dit eens per twee jaar te doen. De prognose kunt u aanvullen met uw eigen waarnemingen en ervaringen, bijvoorbeeld op grond van cijfers van de kerkelijke netwerken, kinderopvangorganisaties of de gemeente. Mogelijk maakt de gemeente ook een prognose, die u kunt laten toetsen.

    2. De gewenste identiteit vaststellenJuist in tijden van krimp is het belangrijk helderheid te hebben over de eigen visie op de identiteit. Op basis daarvan kunnen de mogelijkheden worden verkend en keuzes worden gemaakt. Scholen die weten waar ze voor staan, kunnen beter een strategie kiezen bij krimp. Uit de verkenning van het eigen profiel en de eigen identiteit blijkt in hoeverre samenwerking mogelijk is of zelfstandig blijven wenselijk is. Als een school kan verwoorden wat het kenmerkende karakter is, vormt dat een goede basis voor gesprekken met anderen.

    Het scherpstellen van de identiteit en het schoolprofiel is daarom een belangrijke stap. Daarbij gaat het om vragen als:

    Wat is de betekenis van de levens•beschouwelijke identiteit op uw school?Hoe werkt die identiteit door op •pedagogisch, onderwijskundig en maatschappelijk terrein?Welke keuzes maakt u als school? •Hoe beleven uw medewerkers de levens•beschouwelijke identiteit?Vanuit welke pedagogische visie geeft •de school onderwijs?Hoe betrek je de ouders bij de discussie •over de toekomstige identiteit?

    Het antwoord op deze vragen kan u helpen bij het maken van een keuze tussen de geschetste scenario’s.

    3. Een omgevingsanalyse makenEen derde stap is om uw huidige positie vast te stellen en de mogelijkheden voor de toekomst te inventariseren. Als u kijkt naar de prognose van het aantal leerlingen voor

    35

  • de komende jaren en de identiteit en het profiel van de school, welke mogelijkheden zijn er dan? Welk van de scenario’s uit deze brochure acht u haalbaar? Hoe liggen het huidige en gewenste profiel en de identiteit ‘in de markt’? Wil en kan de school zelfstandig doorgaan? Welke vormen van samenwerking zijn mogelijk? Met wie zou u willen en kunnen samenwerken? Dit is in elke regio weer anders.

    4. Afstemmen met de gemeente en provincieNiet alleen het onderwijs krijgt met krimp te maken. Wanneer een regio met krimp wordt geconfronteerd, ondervinden alle as pecten van de samenleving daarvan gevolgen: economie, welzijn, zorg, recreatie, huisvesting etcetera. Het ligt dan ook voor de hand dat de politiek en de overheid zich ermee bezighouden. Dat gebeurt op zowel rijks, provinciaal als gemeentelijk niveau. De rijksoverheid speelt vooral een coördinerende rol en kijkt bijvoorbeeld welke regelgeving knellend werkt in krimp gebieden. De provincies Limburg, Groningen en Zeeland hebben een voortrekkersrol gespeeld bij het op de agenda zetten van de krimp. Maar provincies hebben nauwelijks bevoegdheden in het onderwijs. Schoolorganisaties hebben vooral te maken met de gemeente. Met die gemeente(n) voeren zij regelmatig overleg op het gebied van huisvesting, VVE, Doorlopende Leerlijnen, Zorg in en om de school (ZAT), Centra voor Jeugd en Gezin, Brede School, de Lokale Educatieve Agenda of LEA, et cetera. Krimp is een thema dat zich leent voor overleg aan de LEAtafel. Zorg er daarbij wel voor dat u uw eigen visie op uw identiteit en onderwijskundig profiel helder hebt geformuleerd.

    Overleg met gemeenten is belangrijk als het gaat om huisvesting, samenwerking met de kinderopvang, stageplaatsen, doelsubsidies en dergelijke. Bij gemeenten die een duidelijk verschil hebben in bevolkingsopbouw en dichtheid, kan het lonen om de gemeente te splitsen, waarbij voor elk deel een eigen opheffingsnorm geldt. Dit speelt vooral bij gemeenten die zowel een ‘echte stad’ als ‘echt platteland’ binnen de grenzen hebben.

    5. CommunicatieIn alle gevallen is het verstandig er rekening mee te houden dat er vanaf het begin een extra inspanning nodig is voor de communicatie en afstemming met alle betrokkenen. Beslissingen over de toekomst van scholen liggen gevoelig. Vooral de opheffing van een school kan veel emoties oproepen. Ouders verzetten zich vaak tegen sluiting en politieke bestuurders zullen daardoor niet snel de keuze maken de sluiting van een school te accepteren. Het bestuur van een school beslist over het al dan niet sluiten van een school, maar wanneer de gemeentelijke politiek en ouders zich niet kunnen vinden in het besluit, kan dit veel commotie opleveren. Dit is te voorkomen door zorgvuldig en vooral tijdig te communiceren. Het bieden van een duidelijke toekomstvisie kan helpen weerstand weg te nemen en noodzakelijke veranderingen te implementeren.

    ‘Juist in tijden van krimp is het belangrijk helderheid te hebben over de eigen visie op de identiteit’

    36

  • Informatie en advies

    De Besturenraad heeft veel informatie over krimp in relatie tot de christelijke identiteit. Er is een speciaal project-team dat zich bezighoudt met de ge-volgen van krimp voor christelijke scholen. Als lid van de Besturenraad kunt u een afspraak maken voor een vrijblijvend advies. Hieraan zijn geen kosten verbonden. Hiervoor kunt contact opnemen met de volgende adviseurs:

    Wob van BeekT 06 53 81 02 [email protected]

    Harm Jan Luth T 06 51 59 81 57 [email protected]

    Wout NeutelT 06 22 92 19 [email protected]

    Prognoses en toetsingDe Besturenraad kan een goede prognose van de ontwikkeling in het aantal leerlingen voor uw school maken. Hierop kunt u toekomstig beleid baseren. Ook kunt u prognoses van de gemeente bij ons laten toetsen.Voor meer informatie hierover kunt u bij onze adviseurs terecht.

    Helpdesk voor uw juridische vragenAls lid van de Besturenraad kunt u met al uw onderwijsrechtelijke vragen dagelijks gratis terecht bij onze helpdesk. Dat kan telefonisch via 0348 74 44 60 of per mail, [email protected]. Als u belt krijgt u direct een van onze juridisch adviseurs aan de lijn. Zij hebben de deskundigheid en specialismen die de onderwijspraktijk vraagt, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting en arbeidsrecht. Ook beschikt de Besturenraad over de noodzakelijke juridische kennis, bijvoorbeeld te oordelen of een gemeentelijke regeling aan de wettelijke vereisten voldoet.

    Overige dienstenKrimp kan ook aanleiding zijn om de hele organisatie of onderdelen onder de loep te nemen. Leden van de Besturenraad kunnen tegen een aantrekkelijk tarief gebruikmaken van diverse ‘scans’. Bij het maken van keuzes voor de toekomst bieden deze goede handvatten:

    De ‘waarstaikvoorenwaargaikvoor•identiteitscan’ geef concreet inzicht in de huidige én de gewenste identiteit van de school.De ‘hoestaikerfinancieeleigenlijk•voorscan’ geeft inzicht in de financiële positie en risico’s. U weet dan waar zich

    37

  • de kritische factoren bevinden voor inkomsten en uitgaven. De ‘hoezithetmetdekwaliteitvan•mijnp&oscan’ laat de kwaliteit van het p&o beleid zien.De ‘pasopdeplaatsgovernancescan’ •geeft snel concreet inzicht in het bestuurlijk functioneren van de school.De ‘watisdekwaliteitvanmijnschool•opbrengstenscan’ geeft de kwaliteit van de schoolopbrengsten aan. Daarmee kunt u kwaliteitsverlies snel signaleren, zodat u niet verrast wordt door het oordeel van de inspectie.

    Meer informatie? Neem contact op met de Besturenraad via T 0348 74 44 44 of www.besturenraad.nl

    38

  • Bijlagen

  • Groningen

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Appingedam 1097 913 815 766 17% 30%

    Bedum 1104 822 702 676 26% 39%

    Bellingwedde 795 648 534 465 19% 41%

    De Marne 1014 859 689 623 15% 39%

    Delfzijl 2380 2097 1899 1861 12% 22%

    Eemsmond 1708 1407 1131 1035 18% 39%

    Groningen 12777 12551 13472 14661 2% 15%

    Grootegast 1501 1354 1169 1090 10% 27%

    Haren 1872 1781 1627 1560 5% 17%

    Hoogezand-Sappemeer 3383 3290 3253 3301 3% 2%

    Leek 2097 1960 1899 1896 7% 10%

    Loppersum 1057 936 834 757 11% 28%

    Marum 1213 988 807 713 19% 41%

    Menterwolde 1243 1025 763 590 17% 53%

    Oldambt 3530 3236 3011 3087 8% 13%

    Pekela 1271 1025 951 899 19% 29%

    Slochteren 1714 1557 1420 1340 9% 22%

    Stadskanaal 3213 3008 2906 2939 6% 9%

    Ten Boer 931 830 755 699 11% 25%

    Veendam 2625 2359 2256 2284 10% 13%

    Vlagtwedde 1461 1332 1208 1164 9% 20%

    Winsum 1610 1410 1311 1261 12% 22%

    Zuidhorn 2235 2139 1980 1930 4% 14%

    Basisgeneratie primair onderwijs volgens Primosprognose 2009 per provincie; 2010 feitelijk volgens CBS. Basisgeneratie = 4 t/m 11 jarigen + 30% van de 12jarigen.Gemeenteindeling op basis van 112010

    40

  • Friesland

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Achtkarspelen 3102 3070 2889 2719 1% 12%

    Ameland 367 346 310 265 6% 28%

    Boarnsterhim 2258 2095 1932 1853 7% 18%

    Bolsward 1089 1108 1052 977 2% 10%

    Dantumadiel 2014 1675 1413 1236 17% 39%

    Dongeradeel 2582 2452 2402 2449 5% 5%

    Ferwerderadiel 1008 918 802 767 9% 24%

    Franekeradeel 2264 1942 1765 1711 14% 24%

    Gaasterlân-Sleat 1041 876 772 766 16% 26%

    Harlingen 1517 1505 1445 1409 1% 7%

    Heerenveen 4358 4216 4174 4086 3% 6%

    Het Bildt 1207 1229 1189 1199 2% 1%

    Kollumerland / Nieuwkruisland 1357 1315 1257 1233 3% 9%

    Leeuwarden 7896 8039 8409 8881 2% 12%

    Leeuwarderadeel 1112 1008 895 827 9% 26%

    Lemsterland 1525 1481 1461 1438 3% 6%

    Littenseradiel 1344 1220 1140 1143 9% 15%

    Menaldumadeel 1564 1343 1220 1209 14% 23%

    Nijefurd 1128 1110 1073 1028 2% 9%

    Ooststellingwerf 2596 2348 2282 2295 10% 12%

    Opsterland 3408 3022 2780 2636 11% 23%

    Schiermonnikoog 88 63 54 44 28% 50%

    Skarsterlân 3054 2719 2519 2503 11% 18%

    Smallingerland 5763 5371 5347 5423 7% 6%

    Sneek 3600 3182 3079 3076 12% 15%

    Terschelling 432 332 317 322 23% 25%

    Tytsjerksteradiel 3474 3215 3015 2982 7% 14%

    Vlieland 117 108 93 84 7% 28%

    Weststellingwerf 2595 2413 2305 2280 7% 12%

    Wûnseradiel 1334 1171 1141 1100 12% 18%

    Wymbritseradiel 1951 1657 1574 1604 15% 18%

    41

  • Drenthe

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Aa en Hunze 2599 2141 1844 1798 18% 31%

    Assen 7270 7347 7608 7849 1% 8%

    Borger-Odoorn 2550 2059 1715 1627 19% 36%

    Coevorden 3738 3280 2955 2785 12% 25%

    De Wolden 2636 2071 1720 1609 21% 39%

    Emmen 10752 9811 9434 9463 9% 12%

    Hoogeveen 5654 5565 5709 5760 2% 2%

    Meppel 3508 3475 3444 3420 1% 3%

    Midden-Drenthe 3569 3074 2713 2590 14% 27%

    Noordenveld 3123 2710 2280 2182 13% 30%

    Tynaarlo 3371 2923 2500 2316 13% 31%

    Westerveld 1922 1589 1423 1386 17% 28%

    Flevoland

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Almere 22961 23026 23741 25906 0% 13%

    Dronten 4552 4091 4253 4701 10% 3%

    Lelystad 8243 9336 9431 9320 13% 13%

    Noordoostpolder 5541 5331 5414 5459 4% 1%

    Urk 3074 3214 3417 3514 5% 14%

    Zeewolde 2984 2542 2353 2397 15% 20%

    42

  • Overijssel

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Almelo 7707 7480 7149 6943 3% 10%

    Borne 2305 1992 1851 1924 14% 17%

    Dalfsen 3226 2985 2849 2846 7% 12%

    Deventer 10217 10007 9919 9988 2% 2%

    Dinkelland 3091 2530 1929 1713 18% 45%

    Enschede 14369 14238 14337 14424 1% 0%

    Haaksbergen 2629 2327 2130 2050 11% 22%

    Hardenberg 6927 6274 5950 5877 9% 15%

    Hellendoorn 3914 3854 3651 3463 2% 12%

    Hengelo 8376 8150 7943 7988 3% 5%

    Hof van Twente 3757 3117 2505 2325 17% 38%

    Kampen 6027 5816 5751 5656 4% 6%

    Losser 2321 2066 1935 1903 11% 18%

    Oldenzaal 3282 3268 3100 2998 0% 9%

    Olst-Wijhe 1996 1688 1403 1300 15% 35%

    Ommen 1757 1837 1915 1928 5% 10%

    Raalte 3893 3454 3131 3077 11% 21%

    Rijssen-Holten 4542 4251 3986 3893 6% 14%

    Staphorst 2336 2307 2332 2371 1% 1%

    Steenwijkerland 4693 4202 3869 3764 10% 20%

    Tubbergen 2693 2305 2005 1862 14% 31%

    Twenterand 3990 3639 3238 2871 9% 28%

    Wierden 2597 2389 2177 2019 8% 22%

    Zwartewaterland 2905 2481 2078 1841 15% 37%

    Zwolle 12114 13090 13745 14380 8% 19%

    43

  • Utrecht

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Abcoude 1141 1084 957 913 5% 20%

    Amersfoort 16883 17606 17708 18340 4% 9%

    Baarn 2377 2229 2060 2094 6% 12%

    Breukelen 1728 1405 1214 1196 19% 31%

    Bunnik 1598 1434 1525 1566 10% 2%

    Bunschoten 2333 2455 2524 2649 5% 14%

    De Bilt 4355 4027 3746 3798 8% 13%

    De Ronde Venen 3683 3127 2827 2917 15% 21%

    Eemnes 1043 1044 968 957 0% 8%

    Houten 6000 6074 5780 5251 1% 12%

    IJsselstein 4164 3693 3106 2786 11% 33%

    Leusden 3105 2729 2452 2412 12% 22%

    Loenen 995 794 707 732 20% 26%

    Lopik 1794 1503 1299 1234 16% 31%

    Maarssen 3681 3469 3275 3149 6% 14%

    Montfoort 1655 1466 1276 1237 11% 25%

    Nieuwegein 5784 5606 5487 5648 3% 2%

    Oudewater 1087 992 886 849 9% 22%

    Renswoude 608 547 480 491 10% 19%

    Rhenen 2166 2134 1978 2011 1% 7%

    Soest 4869 4487 4282 4359 8% 10%

    Utrecht 27073 31027 33200 35373 15% 31%

    Utrechtse Heuvelrug 5133 4720 4262 4188 8% 18%

    Veenendaal 7288 6994 6981 7533 4% 3%

    Vianen 2085 1894 1902 1933 9% 7%

    Wijk bij Duurstede 2595 2220 2050 2105 14% 19%

    Woerden 5746 5255 5077 5210 9% 9%

    Woudenberg 1474 1368 1589 1660 7% 13%

    Zeist 6165 6659 6839 7175 8% 16%

    44

  • Gelderland

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Aalten 2852 2830 2774 2657 1% 7%

    Apeldoorn 15509 14525 13745 13515 6% 13%

    Arnhem 13153 13610 14266 14877 3% 13%

    Barneveld 6709 6464 6557 6680 4% 0%

    Berkelland 4678 4066 3328 3010 13% 36%

    Beuningen 2743 2288 2012 1954 17% 29%

    Bronckhorst 3949 3108 2405 2156 21% 45%

    Brummen 2153 1846 1628 1551 14% 28%

    Buren 2833 2464 2267 2199 13% 22%

    Culemborg 3244 2987 2780 2751 8% 15%

    Doesburg 1199 940 771 697 22% 42%

    Doetinchem 5764 5281 4972 4905 8% 15%

    Druten 2077 1874 1730 1639 10% 21%

    Duiven 3044 2271 1920 1911 25% 37%

    Ede 12108 12002 12451 13288 1% 10%

    Elburg 2599 2436 2338 2246 6% 14%

    Epe 3232 2931 2750 2694 9% 17%

    Ermelo 2472 2351 2327 2437 5% 1%

    Geldermalsen 3122 2739 2473 2408 12% 23%

    Groesbeek 1717 1560 1426 1396 9% 19%

    Harderwijk 4832 4844 5049 5192 0% 7%

    Hattem 1278 1236 1128 1068 3% 16%

    Heerde 1883 1710 1570 1462 9% 22%

    Heumen 1884 1468 1192 1147 22% 39%

    Lingewaal 1219 1055 1013 1016 13% 17%

    Lingewaard 5092 4727 4209 3750 7% 26%

    Lochem 3342 3098 2875 2799 7% 16%

    Maasdriel 2596 2277 2083 1974 12% 24%

    Millingen aan de Rijn 625 527 473 461 16% 26%

    Montferland 3649 2818 2174 1897 23% 48%

    Neder-Betuwe 2922 2604 2313 2362 11% 19%

    45

  • Gelderland

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Neerijnen 1468 1392 1304 1291 5% 12%

    Nijkerk 4601 4482 4340 4322 3% 6%

    Nijmegen 12866 12884 13696 15014 0% 17%

    Nunspeet 3083 2865 2793 2868 7% 7%

    Oldebroek 2544 2425 2400 2398 5% 6%

    Oost Gelre 3270 2810 2498 2398 14% 27%

    Oude IJsselstreek 4168 3444 2896 2635 17% 37%

    Overbetuwe 5493 4971 4359 3985 10% 27%

    Putten 2636 2516 2503 2575 5% 2%

    Renkum 2943 2846 2658 2621 3% 11%

    Rheden 3917 3479 3239 3146 11% 20%

    Rijnwaarden 1156 951 835 801 18% 31%

    Rozendaal 155 160 148 142 3% 8%

    Scherpenzeel 1126 1035 1075 1081 8% 4%

    Tiel 4680 4223 3966 3930 10% 16%

    Ubbergen 939 761 699 685 19% 27%

    Voorst 2173 2020 1859 1830 7% 16%

    Wageningen 2923 2533 2767 3210 13% 10%

    West Maas en Waal 1925 1566 1406 1374 19% 29%

    Westervoort 1460 1323 1174 1225 9% 16%

    Wijchen 4459 3971 3436 3083 11% 31%

    Winterswijk 3037 2877 2728 2711 5% 11%

    Zaltbommel 3274 3023 2707 2618 8% 20%

    Zevenaar 3013 2675 2418 2259 11% 25%

    Zutphen 5086 4975 4821 4800 2% 6%

    46

  • Noord-Holland

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Aalsmeer 3219 3555 3730 3929 10% 22%

    Alkmaar 8582 8510 8678 8852 1% 3%

    Amstelveen 7590 7372 7379 7878 3% 4%

    Amsterdam 63923 66004 68742 70829 3% 11%

    Andijk 706 575 524 596 19% 16%

    Anna Paulowna 1634 1425 1322 1298 13% 21%

    Beemster 883 746 759 872 16% 1%

    Bergen 2813 2296 2160 2203 18% 22%

    Beverwijk 3787 3668 3547 3488 3% 8%

    Blaricum 915 792 794 920 13% 1%

    Bloemendaal 2555 2190 2053 2024 14% 21%

    Bussum 3647 3777 3530 3481 4% 5%

    Castricum 3652 2843 2476 2569 22% 30%

    Den Helder 5062 4629 4406 4411 9% 13%

    Diemen 2216 2189 2183 2241 1% 1%

    Drechterland 2192 1847 1801 1867 16% 15%

    Edam-Volendam 3278 3125 2897 2760 5% 16%

    Enkhuizen 1702 1618 1652 1730 5% 2%

    Graft-De Rijp 750 584 499 513 22% 32%

    Haarlem 13553 13607 13612 13729 0% 1%

    Haarlemmerliede / Spaarnwoude 566 434 366 376 23% 34%

    Haarlemmermeer 16770 17284 16710 16867 3% 1%

    Harenkarspel 1888 1699 1550 1511 10% 20%

    Heemskerk 3742 3807 3925 4077 2% 9%

    Heemstede 2717 2596 2262 2074 4% 24%

    Heerhugowaard 5842 6096 6026 5971 4% 2%

    Heiloo 2408 2011 1768 1826 16% 24%

    Hilversum 8222 7758 7587 7660 6% 7%

    Hoorn 7373 6825 6605 6544 7% 11%

    Huizen 4275 3907 3509 3561 9% 17%

    Koggenland 2615 2198 1995 1981 16% 24%

    47

  • Noord-Holland

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25Landsmeer 1025 883 782 797 14% 22%

    Langedijk 3104 2706 2545 2664 13% 14%

    Laren 1086 814 675 747 25% 31%

    Medemblik 3097 2730 2549 2597 12% 16%

    Muiden 751 683 629 714 9% 5%

    Naarden 2172 2015 1857 1981 7% 9%

    Niedorp 1426 1339 1333 1483 6% 4%

    Oostzaan 1010 870 748 775 14% 23%

    Opmeer 1328 1141 965 922 14% 31%

    Ouder-Amstel 1473 1305 1023 949 11% 36%

    Purmerend 7947 7075 6605 6616 11% 17%

    Schagen 1748 1801 1825 1808 3% 3%

    Schermer 621 579 556 545 7% 12%

    Stede Broec 2274 2073 1935 1876 9% 17%

    Texel 1433 1114 992 936 22% 35%

    Uitgeest 1474 1273 1115 1090 14% 26%

    Uithoorn 3075 2788 2657 2764 9% 10%

    Velsen 6860 5980 5747 6095 13% 11%

    Waterland 1667 1438 1299 1312 14% 21%

    Weesp 1590 1534 1452 1533 4% 4%

    Wervershoof 979 906 795 793 7% 19%

    Wieringen 891 775 672 628 13% 30%

    Wieringermeer 1421 1350 1315 1333 5% 6%

    Wijdemeren 2467 2019 1579 1513 18% 39%

    Wormerland 1711 1437 1283 1199 16% 30%

    Zaanstad 14844 14195 13992 14556 4% 2%

    Zandvoort 1344 1240 1150 1133 8% 16%

    Zeevang 692 572 472 502 17% 27%

    Zijpe 1206 1149 1131 1157 5% 4%

    48

  • Zuid-Holland

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Alblasserdam 2222 2176 2072 2084 2% 6%

    Albrandswaard 2644 2614 2516 2405 1% 9%

    Alphen aan den Rijn 7515 6915 6686 6591 8% 12%

    Barendrecht 5848 5687 4953 4318 3% 26%

    Bergambacht 1140 1093 1087 1121 4% 2%

    Bernisse 1238 935 800 756 25% 39%

    Binnenmaas 2792 2755 2559 2520 1% 10%

    Bodegraven 2299 2114 1980 2029 8% 12%

    Boskoop 1743 1622 1536 1560 7% 10%

    Brielle 1518 1377 1262 1262 9% 17%

    Capelle aan den IJssel 6217 6034 6025 6117 3% 2%

    Cromstrijen 1301 1102 981 927 15% 29%

    Delft 7087 6992 7767 8735 1% 23%

    Dirksland 994 851 806 775 14% 22%

    Dordrecht 11600 10202 9742 9856 12% 15%

    Giessenlanden 1663 1448 1357 1330 13% 20%

    Goedereede 1259 1242 1078 953 1% 24%

    Gorinchem 3589 3108 2794 2627 13% 27%

    Gouda 7430 6815 6518 6931 8% 7%

    Graafstroom 1294 1218 1198 1213 6% 6%

    Hardinxveld-Giessendam 2029 1995 1990 2107 2% 4%

    Hellevoetsluis 3766 3607 3209 2913 4% 23%

    Hendrik-Ido-Ambacht 3171 3439 3580 3843 8% 21%

    Hillegom 1981 1802 1718 1801 9% 9%

    Kaag en Braassem 2732 2351 2131 2244 14% 18%

    Katwijk 6836 6635 7043 7798 3% 14%

    Korendijk 1195 1059 974 955 11% 20%

    Krimpen aan den IJssel 3022 2818 2779 2831 7% 6%

    Lansingerland 6784 7087 6616 6186 4% 9%

    Leerdam 2282 2040 1970 2029 11% 11%

    Leiden 9437 9051 8956 9415 4% 0%

    49

  • Zuid-Holland

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Leiderdorp 2774 2473 2037 1889 11% 32%

    Leidschendam-Voorburg 6343 6114 5695 5370 4% 15%

    Liesveld 1173 1068 1067 1161 9% 1%

    Lisse 2241 1997 1787 1748 11% 22%

    Maassluis 2970 2557 2315 2298 14% 23%

    Middelharnis 1815 1667 1625 1612 8% 11%

    Midden-Delfland 2074 1666 1339 1314 20% 37%

    Nederlek 1378 1121 984 980 19% 29%

    Nieuwkoop 2825 2394 2178 2134 15% 24%

    Nieuw-Lekkerland 1306 1229 1194 1217 6% 7%

    Noordwijk 2228 2034 2080 2240 9% 1%

    Noordwijkerhout 1618 1310 1223 1307 19% 19%

    Oegstgeest 2417 2263 2213 2375 6% 2%

    Oostflakkee 1013 891 804 698 12% 31%

    Oud-Beijerland 2570 2386 2156 2086 7% 19%

    Ouderkerk 919 916 859 861 0% 6%

    Papendrecht 3374 2971 2781 2666 12% 21%

    Pijnacker-Nootdorp 6508 6479 5913 5708 0% 12%

    Reeuwijk 1456 1304 1261 1308 10% 10%

    Ridderkerk 3707 3215 3003 2975 13% 20%

    Rijnwoude 1957 1781 1748 1935 9% 1%

    Rijswijk 3400 3453 3741 4011 2% 18%

    Rotterdam 52878 50846 51456 51711 4% 2%

    Rozenburg 1164 1058 898 845 9% 27%

    Schiedam 7047 6421 5832 5666 9% 20%

    Schoonhoven 1297 1198 1143 1073 8% 17%

    's-Gravenhage 46422 48263 49330 50325 4% 8%

    Sliedrecht 2513 2410 2413 2438 4% 3%

    Spijkenisse 6595 5873 5519 5599 11% 15%

    Strijen 934 670 423 370 28% 60%

    Teylingen 4162 3837 3390 3241 8% 22%

    50

  • Zuid-Holland

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Vlaardingen 6069 5982 5932 6102 1% 1%

    Vlist 1073 947 911 895 12% 17%

    Voorschoten 2410 2371 2327 2429 2% 1%

    Waddinxveen 2666 2343 2211 2337 12% 12%

    Wassenaar 2711 2659 2696 2827 2% 4%

    Westland 10421 9969 9430 9654 4% 7%

    Westvoorne 1312 1057 946 913 19% 30%

    Zederik 1546 1368 1299 1300 12% 16%

    Zoetermeer 11888 12267 12923 13283 3% 12%

    Zoeterwoude 795 674 600 602 15% 24%

    Zuidplas 4468 4196 4264 4804 6% 8%

    Zwijndrecht 4011 3773 3852 4137 6% 3%

    Zeeland

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Borsele 2582 2236 2148 2121 13% 18%

    Goes 3450 3053 2944 2950 11% 14%

    Hulst 2596 2350 2141 2084 9% 20%

    Kapelle 1479 1404 1392 1407 5% 5%

    Middelburg 4801 4534 4632 4905 6% 2%

    Noord-Beveland 640 588 513 510 8% 20%

    Reimerswaal 2601 2681 2784 2887 3% 11%

    Schouwen-Duiveland 3194 2597 2212 2079 19% 35%

    Sluis 1940 1605 1329 1250 17% 36%

    Terneuzen 5090 4605 4408 4417 10% 13%

    Tholen 2972 2869 2857 2840 3% 4%

    Veere 2255 1903 1816 1833 16% 19%

    Vlissingen 3724 3690 3628 3754 1% 1%

    51

  • Noord-Brabant

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Aalburg 1549 1336 1219 1212 14% 22%

    Alphen-Chaam 938 767 612 588 18% 37%

    Asten 1721 1638 1536 1581 5% 8%

    Baarle-Nassau 535 524 471 431 2% 20%

    Bergeijk 1920 1640 1361 1268 15% 34%

    Bergen op Zoom 6186 5295 4968 4929 14% 20%

    Bernheze 3412 2956 2537 2327 13% 32%

    Best 3368 3109 2769 2736 8% 19%

    Bladel 2045 1720 1486 1409 16% 31%

    Boekel 1196 1112 1054 1049 7% 12%

    Boxmeer 2991 2497 2196 2094 17% 30%

    Boxtel 3042 3110 3095 3139 2% 3%

    Breda 16317 16377 16592 16895 0% 4%

    Cranendonck 1888 1647 1497 1399 13% 26%

    Cuijk 2576 2205 1929 1815 14% 30%

    Deurne 3030 2774 2625 2568 8% 15%

    Dongen 2635 2379 2213 2151 10% 18%

    Drimmelen 2584 2152 1852 1825 17% 29%

    Eersel 1706 1525 1416 1480 11% 13%

    Eindhoven 17986 17704 17835 17997 2% 0%

    Etten-Leur 4132 4007 3883 3779 3% 9%

    Geertruidenberg 2051 1786 1613 1601 13% 22%

    Geldrop-Mierlo 3893 3416 3133 3072 12% 21%

    Gemert-Bakel 2847 2598 2470 2358 9% 17%

    Gilze en Rijen 2618 2535 2568 2624 3% 0%

    Goirle 2148 2131 2229 2398 1% 12%

    Grave 1277 1126 1051 1087 12% 15%

    Haaren 1432 1201 1077 1006 16% 30%

    Halderberge 2760 2548 2298 2217 8% 20%

    Heeze-Leende 1536 1218 1020 957 21% 38%

    Helmond 9714 9313 8940 8881 4% 9%

    52

  • Noord-Brabant

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Heusden 4396 3837 3424 3397 13% 23%

    Hilvarenbeek 1623 1385 1236 1255 15% 23%

    Laarbeek 2289 2174 1997 1923 5% 16%

    Landerd 1673 1220 989 892 27% 47%

    Lith 763 614 523 529 20% 31%

    Loon op Zand 2270 2028 1858 1815 11% 20%

    Maasdonk 1277 1007 869 864 21% 32%

    Mill en Sint Hubert 1160 1065 1017 991 8% 15%

    Moerdijk 3752 3276 2809 2614 13% 30%

    Nuenen, Gerwen en Nederwetten 2222 1754 1500 1535 21% 31%

    Oirschot 1963 1672 1559 1480 15% 25%

    Oisterwijk 2588 2296 2069 2063 11% 20%

    Oosterhout 5264 5109 5002 4904 3% 7%

    Oss 7806 7189 6934 6975 8% 11%

    Reusel-De Mierden 1147 1092 1050 1140 5% 1%

    Roosendaal 7387 6808 6510 6510 8% 12%

    Rucphen 1835 1546 1396 1361 16% 26%

    Schijndel 2343 1967 1816 1781 16% 24%

    's-Hertogenbosch 12903 12413 12365 12371 4% 4%

    Sint Anthonis 1338 1133 936 854 15% 36%

    Sint-Michielsgestel 3113 2806 2613 2667 10% 14%

    Sint-Oedenrode 1911 1610 1496 1503 16% 21%

    Someren 1889 1532 1342 1322 19% 30%

    Son en Breugel 1779 1627 1582 1617 9% 9%

    Steenbergen 2174 1843 1645 1605 15% 26%

    Tilburg 18841 17885 17880 18437 5% 2%

    Uden 4227 3768 3518 3481 11% 18%

    Valkenswaard 2725 2399 2244 2245 12% 18%

    Veghel 4062 3499 3271 3221 14% 21%

    Veldhoven 4235 3827 3752 3720 10% 12%

    Vught 2539 2623 2494 2441 3% 4%

    53

  • Limburg

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Beek 1476 1128 978 995 24% 33%

    Beesel 1387 1244 1123 1087 10% 22%

    Bergen 1292 1057 900 842 18% 35%

    Brunssum 2414 2056 1898 1808 15% 25%

    Echt-Susteren 2589 2291 2058 1974 12% 24%

    Eijsden 1166 903 769 735 23% 37%

    Gennep 1657 1432 1350 1280 14% 23%

    Gulpen-Wittem 1141 911 650 506 20% 56%

    Heerlen 6848 6135 6083 6195 10% 10%

    Horst aan de Maas 4464 4029 3453 3052 10% 32%

    Kerkrade 3280 3069 3053 3077 6% 6%

    Landgraaf 3134 2815 2605 2461 10% 21%

    Leudal 3643 2983 2648 2573 18% 29%

    Maasgouw 2163 1789 1498 1377 17% 36%

    Maastricht 8430 7429 7317 7668 12% 9%

    Margraten 1237 1039 951 910 16% 26%

    Meerssen 1756 1509 1328 1217 14% 31%

    Mook en Middelaar 870 707 563 518 19% 40%

    Nederweert 1648 1408 1294 1263 15% 23%

    Nuth 1238 1143 1049 987 8% 20%

    Onderbanken 754 628 582 531 17% 30%

    Noord-Brabant

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Waalre 1767 1641 1546 1575 7% 11%

    Waalwijk 4372 4147 4023 3987 5% 9%

    Werkendam 2884 2762 2574 2476 4% 14%

    Woensdrecht 2042 1844 1670 1571 10% 23%

    Woudrichem 1593 1541 1415 1255 3% 21%

    Zundert 1939 1512 1476 1549 22% 20%

    54

  • Limburg

    2010 2015 2020 2025 ’10-’15 ’10-’25

    Peel en Maas 4263 3841 3421 3298 10% 23%

    Roerdalen 1824 1440 1233 1170 21% 36%

    Roermond 4903 4714 4557 4468 4% 9%

    Schinnen 1163 1096 1056 994 6% 15%

    Simpelveld 908 797 691 643 12% 29%

    Sittard-Geleen 8068 6873 5939 5399 15% 33%

    Stein 2216 1903 1669 1585 14% 28%

    Vaals 684 477 426 425 30% 38%

    Valkenburg aan de Geul 1337 1050 905 860 21% 36%

    Venlo 9063 8860 8837 8818 2% 3%

    Venray 4495 3419 3182 3067 24% 32%

    Voerendaal 1110 833 767 733 25% 34%

    Weert 4418 3904 3692 3769 12% 15%

    55

    Colofon

    Redactie Harm Jan Luth, Wout Neutel, Wob van Beek

    Eindredactie Karin Lassche

    Productiebegeleiding Besturenraad afdeling Marketing & Communicatie

    FotografieNationale Beeldbank

    Kaartproductie Wouter Haver, Ontwerpwerk

    Ontwerp Ontwerpwerk

    Druk Oranje Van Loon Drukkers

    03/11

  • Eerste hulp bij krimpGevolgen, mogelijkheden en keuzes voor het christelijk basisonderwijs

    Een speciale uitgave voor leden van de Besturenraad

    BesturenraadPostbus 3813440 AJ WoerdenT 0348 74 44 44F 0348 41 14 56

    [email protected]