notariaat - Larcieruitgeverijlarcier.larciergroup.com/resource/extra...– Gewijzigd bij art. 11 wet...

75
I. NOTARIAAT • E. Boekhouding en honoraria Richtl. 31 januari 2012 — p. 76 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier 1 I. NOTARIAAT E. Boekhouding en honoraria p. 63 Subtrefwoord «E. Boekhouding en honoraria» Inhoudsopgave aanvullen Richtl. 13 januari 2012 – Notariële boekhouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76, Aanv. 1 p. 76 Richtl. 31 januari 2012 toevoegen na Regl. 29 januari 2002 Richtl. 13 januari 2012 met betrekking tot de notariële boekhouding Deze richtlijn is opgesteld naar aanleiding van de afschaffing van de BTW-vrijstelling voor notarissen vanaf 1 januari 2012. Art. 1. Provisies voor dossiers buiten authentieke akte De term «provisies» van lid 2 van artikel 10 van het reglement van 9 oktober 2001 van de Nationale Kamer van notarissen voor de organisatie van de notariële boekhouding (goedgekeurd bij K.B. 9 maart 2003), omvat niet enkel de provisies voor authentieke aktes, maar alle provisies voor presta- ties te leveren door notarissen. }1 [Art. 2. Ontvangstbewijs – Verplichte uitreiking factuur ook aan natuurlijke persoon voor privé-doel- einden Voor de dienstverrichting aan een BTW-plichtige of aan een niet-BTW-plichtige rechtspersoon moet steeds een factuur uitgereikt worden (art. 53, § 2, 1 ste lid, 1°, W. BTW). Bovendien moet verplicht een factuur worden uit- gereikt, ook indien de cliënten niet-BTW-plichtige natuurlijke personen zijn, voor elke diensprestatie waarvoor een fiscaal ontvangstbewijs moet worden afgeleverd. Indien er meerdere niet-BTW-plichtige cliënten, natuurlijke personen zijn, mag er een glo- bale facuur worden uitgereikt. De provisie die werd ontvangen voor de voorschot- ten in de zin van art. 28, 5°, Wetboek BTW (die bui- ten de maatstaf van heffing vallen) moet verplicht worden vermeld op alle facturen met betrekking tot een dienstverrichting waarvoor tevens een ont- vangstbewijs werd opgemaakt.] 1 }1. – Toegevoegd door de buitengewone algemene vergadering van 13 september 2012

Transcript of notariaat - Larcieruitgeverijlarcier.larciergroup.com/resource/extra...– Gewijzigd bij art. 11 wet...

  • I. NOTARIAAT • E. Boekhouding en honorariaRichtl. 31 januari 2012 — p. 76

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier 1

    I. NOTARIAAT

    E. Boekhouding en honoraria

    p. 63

    Subtrefwoord «E. Boekhouding en honoraria»Inhoudsopgave aanvullen

    Richtl. 13 januari 2012 – Notariële boekhouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76, Aanv. 1

    p. 76

    Richtl. 31 januari 2012toevoegen na Regl. 29 januari 2002

    Richtl. 13 januari 2012 met betrekkingtot de notariële boekhouding

    Deze richtlijn is opgesteld naar aanleiding van deafschaffing van de BTW-vrijstelling voor notarissenvanaf 1 januari 2012.

    Art. 1. Provisies voor dossiers buiten authentiekeakte

    De term «provisies» van lid 2 van artikel 10 van hetreglement van 9 oktober 2001 van de NationaleKamer van notarissen voor de organisatie van denotariële boekhouding (goedgekeurd bij K.B.9 maart 2003), omvat niet enkel de provisies voorauthentieke aktes, maar alle provisies voor presta-ties te leveren door notarissen.

    }1[Art. 2. Ontvangstbewijs – Verplichte uitreikingfactuur ook aan natuurlijke persoon voor privé-doel-einden

    Voor de dienstverrichting aan een BTW-plichtige ofaan een niet-BTW-plichtige rechtspersoon moetsteeds een factuur uitgereikt worden (art. 53, § 2,1ste lid, 1°, W. BTW).

    Bovendien moet verplicht een factuur worden uit-gereikt, ook indien de cliënten niet-BTW-plichtigenatuurlijke personen zijn, voor elke diensprestatiewaarvoor een fiscaal ontvangstbewijs moet wordenafgeleverd. Indien er meerdere niet-BTW-plichtigecliënten, natuurlijke personen zijn, mag er een glo-bale facuur worden uitgereikt.

    De provisie die werd ontvangen voor de voorschot-ten in de zin van art. 28, 5°, Wetboek BTW (die bui-ten de maatstaf van heffing vallen) moet verplichtworden vermeld op alle facturen met betrekking toteen dienstverrichting waarvoor tevens een ont-vangstbewijs werd opgemaakt.]1

    }1. – Toegevoegd door de buitengewone algemene vergaderingvan 13 september 2012

  • II. BURGERLIJK RECHT • A. Burgerlijk Wetboek Wet 21 maart 1804 — p. 108

    2 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier

    II. BURGERLIJK RECHT

    A. Burgerlijk Wetboek

    p. 108

    Wet 21 maart 1804

    Art. 346-2 volledig vervangen

    }1[Art. 346-2. De geschiktheid wordt door dejeugdrechtbank beoordeeld op grond van een doorhaar te bevelen maatschappelijk onderzoek. Vooral-eer over hun geschiktheid wordt geoordeeld, moe-ten de persoon of de personen die een kind wensente adopteren de voorbereiding hebben gevolgd diedoor de bevoegde gemeenschap wordt verstrekt, endie meer bepaald de informatie inhoudt over destappen in de procedure, de juridische en de anderegevolgen van de adoptie, en over de mogelijkheiden het nut van nazorg na de adoptie. }2[De voorbe-reiding is niet verplicht voor de adoptant of deadoptanten die deze voorbereiding reeds hebbengevolgd bij een eerdere adoptie en van wie de ge-schiktheid om te adopteren door de jeugdrecht-bank is erkend.]2

    De rechtbank houdt inzonderheid rekening met depersoonlijke, familiale en medische toestand van debetrokkene, en met zijn beweegredenen.

    Het maatschappelijk onderzoek is echter niet ver-plicht wanneer de adoptant een kind wenst te adop-teren:

    1° dat met hem, met zijn echtgenoot of met de per-soon met wie hij samenwoont, zelfs overleden, ver-want is tot in de derde graad; of

    2° met wie hij reeds het dagelijkse leven deelt of metwie hij reeds een sociale en affectieve band heeft.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)}2. – Lid 1 aangevuld bij art. 2 wet 20 juni 2012, B.S.,10 augustus 2012

    p. 113

    Wet 21 maart 1804Art. 361-1 volledig vervangen

    Art. 361-1. }1[De persoon of de personen met ge-wone verblijfplaats in België die een kind wensen teadopteren dat zijn gewone verblijfplaats in een an-dere Staat heeft, moeten alvorens enige stappenmet het oog op een adoptie te ondernemen, eenvonnis verkrijgen waaruit blijkt dat zij bekwaam engeschikt zijn om een interlandelijke adoptie aan tegaan.

    Vooraleer hun geschiktheid wordt beoordeeld,moeten zij de voorbereiding hebben gevolgd die debevoegde gemeenschap organiseert teneinde heninzonderheid inlichtingen te verstrekken betref-fende de verschillende stappen van de adoptiepro-cedure, de juridische gevolgen en de andere gevol-gen van de adoptie alsook over de mogelijkheid enhet nut van nazorg na de adoptie. }2[De voorberei-ding is niet verplicht voor de adoptant of de adop-tanten die deze voorbereiding reeds hebben ge-volgd bij een eerdere adoptie en van wie de ge-

    schiktheid om te adopteren door de jeugdrecht-bank is erkend.]2

    Deze verplichting geldt voor alle adoptanten, zelfsvoor diegenen die een kind wensen te adopterendat met hen verwant is.]1

    }3[De voorbereiding moet niet worden hernieuwdin het kader van de procedure tot verlenging van degeschiktheid om te adopteren.]3

    }1. – Vervangen bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)}2. – Lid 2 aangevuld bij art. 3 wet 20 juni 2012, B.S.,10 augustus 2012}3. – Lid 4 toegevoegd bij art. 62 wet (II) 30 december 2009,B.S., 15 januari 2010, inwerkingtreding: 15 januari 2010(art. 66)

    p. 223

    Wet 21 maart 1804Art. 2247 volledig vervangen

    Art. 2247. }1[...]1

    Indien de eiser afstand doet van zijn eis,}2[...]2

    Of indien zijn eis wordt afgewezen,

    Wordt de stuiting voor niet bestaande gehouden.}1. – Lid 1 opgeheven bij art. 2 wet 16 juli 2012, B.S., 3 augustus2012}2. – Lid 3 opgeheven bij art. 28, 29° wet 15 december 1949,B.S., 1-3 januari 1950

  • II. BURGERLIJK RECHT • F. Kredietverlening • 1. Hypothecair kredietWet 4 augustus 1992 — p. 238

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier 3

    F. Kredietverlening

    1. Hypothecair krediet

    p. 238

    Wet 4 augustus 1992Art. 50 – 51bis volledig vervangen

    Art. 50. }1[Deze titel is van toepassing op alleschuldvorderingen gewaarborgd door een hypo-theek}2[, alle schuldvorderingen waarvoor eenrecht werd bedongen om een hypotheekgarantie teeisen, met inbegrip van een hypothecair mandaatof een hypotheekbelofte]2 alsmede op alle schuld-vorderingen gewaarborgd door een voorrecht opeen onroerend goed, ongeacht of deze schuldvorde-ringen al dan niet bedoeld zijn in Titel I van dezewet.]1

    }1. – Vervangen bij art. 6 wet 13 april 1995, B.S., 7 juni 1995,err., B.S., 5 oktober 1995, inwerkingtreding: 19 juli 1995 (art. 10,lid 2)}2. – Gewijzigd bij art. 11 wet 3 augustus 2012, B.S. ,24 augustus 2012

    Art. 51. }1[§ 1. }2[Wanneer een schuldvorderingwaarvan sprake is in artikel 50 wordt overgedragenof in pand gegeven door of aan een instelling of, invoorkomend geval, aan of door een bijzonder ver-mogen of een compartiment van een instelling dat,op het ogenblik van de overdracht of van de inpand-geving:

    1° een mobiliseringsinstelling is in de zin vanartikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betref-fende diverse maatregelen ter vergemakkelijkingvan de mobilisering van schuldvorderingen in de fi-nanciële sector; of

    2° een Belgische kredietinstelling is in de zin van dewet van 22 maart 1993 op het statuut van en hettoezicht op de kredietinstellingen, met inbegripvan, in voorkomend geval, een bijzonder vermogenvan een kredietinstelling die Belgische coveredbonds uitgeeft in de zin van deze wet;

    3° een financiële instelling in de zin van artikel 3,12°, van de wet betreffende de financiële zekerhe-den;

    zijn artikelen 5 en 92, derde lid, van de hypo-theekwet van 16 december 1851 niet van toepas-sing op deze overdracht of op deze inpandgeving.De overdrager of de pandgevende schuldenaar vande schuldvordering moet, op verzoek van derden,de nodige informatie verstrekken betreffende deidentiteit van de overnemer of van de pandhou-dende schuldeiser.]2

    § 2. Een voorschot toegestaan in het raam van eenbevoorrechte of hypothecaire kredietopening }3[ofin het kader van een kredietopening bedongen methet recht om een hypotheekgarantie te eisen, metinbegrip van een hypothecair mandaat of een hypo-theekbelofte]3 kan worden overgedragen.

    }4[In het geval bedoeld in de vorige paragraaf]4 ge-niet de overnemer eveneens de voorrechten en ze-kerheden die de kredietopening waarborgen }5[en,behoudens andersluidende overeenkomst tussende overdrager en de overnemer, de rechten om eenhypotheekgarantie te eisen]5, ongeacht het bedragdat krachtens de kredietopening zal verschuldigdblijven. Het overgedragen voorschot wordt bij voor-rang betaald boven de voorschotten die na de over-

    dracht in het kader van de kredietopening zijn toe-gestaan. }6[De voorschotten die vóór of op datumvan de overdracht zijn toegestaan, worden betaaldin gelijke rang met de overgedragen voorschotten,behalve indien de overdrager en de overnemer eenandere rangregeling of achterstelling zijn overeen-gekomen. Artikel 5 van de hypotheekwet van16 december 1851 is niet van toepassing op eendergelijke rangregeling of achterstelling. Een derge-lijke rangregeling of achterstelling mag geen af-breuk doen aan de rechten die door derden werdenverworven vóór de datum van de overdracht of, invoorkomend geval, vóór de datum van de rangrege-ling of achterstelling, met inbegrip van de rechtenvan de overnemer of van de pandhoudende schuld-eiser van bestaande schuldvorderingen met betrek-king tot voorschotten die vooraf werden overgedra-gen of in pand gegeven, behoudens uitdrukkelijkakkoord van deze derden.]6

    Het recht op benuttiging van het krediet wordt ge-schorst ten belope van het bedrag dat de kredietne-mer verschuldigd blijft uit hoofde van het overge-dragen voorschot. De overdrager kan op elk ogen-blik eisen dat de overnemer hem informeert overhet verschuldigde bedrag bedoeld in het vorige lid.

    § 3. }7[Onverminderd artikel 92, tweede lid, van dehypotheekwet van 16 december 1851, wordt deakte van toestemming tot doorhaling of verminde-ring]7 vergezeld van een voor eensluidend verklaardafschrift of van een voor eensluidend verklaardwoordelijk uittreksel van de onderhandse akte vanoverdracht.]1

    }8[§ 4. Behoudens andersluidende overeenkomst,waarborgt een hypotheek verleend voor bestaandeen toekomstige schulden, die bepaald of bepaal-baar zijn op grond van de in de hypotheekakte voor-komende beschrijving van de gewaarborgdeschuldvorderingen, eveneens van rechtswege deschuldvorderingen die overeenstemmen met dezebeschrijving en die eerder door de hypothecaireschuldeiser werden overgedragen aan een instel-ling, aan een compartiment van een instelling ofeen bijzonder vermogen, zoals vermeld in § 1, opvoorwaarde dat de schuldenaar van de schuldvor-dering nog niet in kennis werd gesteld van dezeoverdracht en evenmin werd erkend door dezeschuldenaar op het ogenblik van de hypotheekves-tiging.

    Het eerste lid is eveneens van toepassing op overge-dragen schuldvorderingen die, op het ogenblik vande overdracht, niet worden gewaarborgd door eenhypotheek, een voorrecht op een onroerend goed ofeen recht om een hypotheekgarantie te eisen, metinbegrip van een hypothecair mandaat of een hypo-theekbelofte.]8

    }1. – Vervangen bij art. 10 wet 6 juli 1994, B.S., 15 juli 1994}2. – § 1, na wijziging, vervangen bij art. 12, 1°, wet 3 augustus2012, B.S., 24 augustus 2012}3. – § 2, lid 1, gewijzigd bij art. 12, 2°, wet 3 augustus 2012,B.S., 24 augustus 2012}4. – § 2, lid 2, gewijzigd bij art. 7, 2°, wet 13 april 1995, B.S.,7 juni 1995, err., B.S., 5 oktober 1995, inwerkingtreding: 19 juli1995 (art. 10, lid 2)}5. – § 2, lid 2, gewijzigd bij art. 12, 3°, wet 3 augustus 2012,B.S., 24 augustus 2012}6. – § 2, lid 2, aangevuld bij art. 12, 4°, wet 3 augustus 2012,B.S., 24 augustus 2012}7. – § 3 gewijzigd bij art. 12, 5°, wet 3 augustus 2012, B.S.,24 augustus 2012

    }8. – § 4 toegevoegd bij art. 12, 6°, wet 3 augustus 2012, B.S.,24 augustus 2012

    }1[Art. 51bis. § 1. Een hypotheek mag verleendworden tot zekerheid van toekomstige schuldvorde-ringen indien de gewaarborgde schuldvorderingenbepaald zijn of bepaalbaar zijn op het ogenblik vande hypotheekstelling; haar rang wordt bepaaldnaar de dagtekening van haar inschrijving, onge-acht de tijdstippen waarop de gewaarborgdeschuldvorderingen ontstaan.

    § 2. Indien een hypotheek wordt gevestigd tot ze-kerheid van toekomstige schuldvorderingen dieover een onbepaalde duur kunnen ontstaan of totzekerheid van schuldvorderingen uit hoofde vaneen overeenkomst van onbepaalde duur, kan depersoon tegen wie de hypotheek wordt ingeschre-ven of de derde-bezitter van het met hypotheek be-zwaarde goed, de hypotheek steeds opzeggen meteen opzegging van minstens drie maanden enmaximum zes maanden, dat aan de schuldeiserwordt gericht bij ter post aangetekend schrijvenmet ontvangstmelding. De opzeggingstermijn gaatin op de dag van de ontvangstmelding.

    Inzake toekomstige schuldvorderingen heeft de op-zegging tot gevolg dat de hypotheek enkel nogstrekt tot zekerheid van gewaarborgde schuldvor-deringen die bestaan bij het verstrijken van de op-zeggingstermijn. Inzake overeenkomsten van onbe-paalde duur, blijven slechts die schuldvorderingengewaarborgd die bij het verstrijken van de opzeg-gingstermijn bestaan tengevolge van de uitvoeringvan de overeenkomst.

    Wie de hypotheek opzegt, kan eisen dat de schuld-eiser hem schriftelijk de inventaris meedeelt van deschuldvorderingen die nog gewaarborgd zijn op heteinde van de opzeggingstermijn.

    § 3. Wanneer eenzelfde hypotheek }2[ongeacht ofdit al dan niet in het kader van een kredietopeninggebeurt]2 meerdere schuldvorderingen waarborgtwaarvan één is overgedragen }3[aan een instellingof aan een compartiment van een instelling, zoalsbepaald in]3 artikel 51, § 1, dan wordt deze }4[over-gedragen]4 schuldvordering bij voorrang betaaldboven de schuldvorderingen ontstaan na de datumvan de overdracht.]1 }5[De schuldvorderingen ont-staan vóór of op de datum van de overdracht wor-den betaald in gelijke rang met de overgedragenschuldvorderingen, behalve indien de overdrageren de overnemer een andere rangregeling of eenachterstelling zijn overeengekomen. Artikel 5 vande hypotheekwet van 16 december 1851 is niet vantoepassing op een dergelijke rangregeling of achter-stelling. Een dergelijke rangregeling of achterstel-ling mag geen afbreuk doen aan de rechten diedoor derden werden verworven vóór de datum vande overdracht of, in voorkomend geval, vóór dedatum van de rangregeling of achterstelling, metinbegrip van de rechten van de overnemer of van depandhoudende schuldeiser van bestaande schuld-vorderingen met betrekking tot voorschotten dievooraf werden overgedragen of in pand gegeven,behoudens uitdrukkelijk akkoord van deze der-den.]5

    }1. – Ingevoegd bij art. 8 wet 13 april 1995, B.S., 7 juni 1995,err., B.S., 5 oktober 1995, inwerkingtreding: 19 juli 1995 (art. 10,lid 2)

  • II. BURGERLIJK RECHT • F. Kredietverlening • 1. Hypothecair kredietWet 4 augustus 1992 — p. 238

    4 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier

    }2. – § 3 gewijzigd bij art. 13, 1°, wet 3 augustus 2012, B.S.,24 augustus 2012}3. – § 3 gewijzigd bij art. 13, 2°, wet 3 augustus 2012, B.S.,24 augustus 2012}4. – § 3 gewijzigd bij art. 13, 3°, wet 3 augustus 2012, B.S.,24 augustus 2012}5. – § 3 aangevuld bij art. 13, 4°, wet 3 augustus 2012, B.S.,24 augustus 2012

    p. 238

    Wet 4 augustus 1992Art. 51ter – 51septies en historiek invoegen

    }1[Art. 51ter. § 1. Een hypothecair mandaatwordt, behoudens uitdrukkelijk andersluidend be-ding in het mandaat, van rechtswege geacht te zijnbedongen ten gunste van de erfopvolgers ten bij-zondere of ten algemene titel van de houder van degewaarborgde schuldvordering, met inbegrip vande overnemers van de schuldvordering. Een hypo-theekbelofte wordt, behoudens uitdrukkelijk ander-sluidend beding, van rechtswege geacht te zijn be-dongen ten gunste van de erfopvolgers ten bijzon-dere of ten algemene titel van de houder van de ge-waarborgde schuldvordering, met inbegrip van deovernemers van de schuldvordering.

    § 2. Wanneer een schuldvordering wordt overge-dragen overeenkomstig artikel 51, § 1, verwerft deovernemer, behoudens andersluidende overeen-komst tussen de overdrager en de overnemer, derechten die de overdrager geniet ten titel van eenhypothecair mandaat of van een hypotheekbelofte,ten belope van de overgedragen schuldvordering.De overnemer mag, behoudens andersluidendeovereenkomst tussen de overdrager en de overne-mer, deze rechten uitoefenen ten aanzien van delastgever en ten aanzien van de in het mandaat aan-gewezen lasthebbers of ten aanzien van hen die dehypotheekbelofte hebben verstrekt. Op grond vanhet mandaat of de hypotheekbelofte mag de hypo-theek worden gevestigd ten gunste van de overne-mer voordat de lastgever(s) en de schuldenaar vande overgedragen verbintenissen kennis hadden vande overdracht.

    § 3. Wanneer een of meer schuldvorderingen dieworden gewaarborgd door een hypothecair man-daat of een hypotheekbelofte, vóór de hypotheek-vestiging worden overgedragen aan een instelling,een compartiment van een instelling of een bijzon-der vermogen, waarvan sprake is in artikel 51, § 1,waarborgt de hypotheek die wordt gevestigd ter uit-voering van het mandaat of van de hypotheekbe-lofte, behoudens andersluidende overeenkomst tus-sen de overdrager en de overnemer, niet alleen de inde hypotheekakte beschreven bestaande en toe-komstige schuldvorderingen van de overdrager,maar ook van rechtswege de schuldvorderingen dieeerder werden overgedragen door de overdrageraan de overnemer. De hypotheek kan naar keuzeworden ingeschreven alleen op naam van de over-drager, op naam van de overdrager en de overne-mer, of alleen op naam van de overnemer. Onge-acht de keuze van inschrijvingswijze, geniet de over-nemer de hypothecaire rechten ten belope van deschuldvordering(en) die aan hem werd (of werden)overgedragen en kan hij deze rechten uitoefenenten aanzien van degene die de hypotheek verleenten ten aanzien van derden.

    § 4. Wanneer een hypotheek wordt gevestigd teruitvoering van een hypothecair mandaat of van eenhypotheekbelofte, worden de schuldvorderingendie vóór of na de hypotheekvestiging zijn overge-dragen aan een instelling, een bijzonder vermogen

    of aan een compartiment van een instelling, waar-van sprake is in artikel 51, § 1, bij voorrang betaaldten opzichte van de schuldvorderingen die zijn ont-staan na de datum van de overdracht, ongeacht ofde schuldvordering al dan niet geschiedt in hetkader van een kredietopening. De schuldvorderin-gen die vóór of op datum van de overdracht zijn ont-staan, worden betaald in gelijke rang met de over-gedragen schuldvorderingen, behalve indien deoverdrager en de overnemer een andere rangrege-ling of achterstelling zijn overeengekomen.Artikel 5 van de hypotheekwet van 16 december1851 is niet van toepassing op de rangregeling of deachterstelling krachtens deze § . Een dergelijkerangregeling of achterstelling mag geen afbreukdoen aan de rechten die door derden werden ver-worven vóór de datum van de overdracht of, invoorkomend geval, vóór de datum van de rangrege-ling of achterstelling, met inbegrip van de rechtenvan de overnemer of van de pandhoudende schuld-eiser van bestaande schuldvorderingen die voorafwerden overgedragen of in pand gegeven, behou-dens uitdrukkelijk akkoord van deze derden.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 14 wet 3 augustus 2012, B.S.,24 augustus 2012

    }1[Art. 51quater. Wanneer ter vervanging vaneen hypothecair mandaat, een hypotheekbelofte ofeen bestaande hypotheek, een nieuw hypothecairmandaat of een nieuwe hypotheekbelofte wordtverleend of een nieuwe hypotheek wordt gevestigd,wordt een dergelijk hypothecair mandaat, een der-gelijke hypotheekbelofte of een dergelijke hypo-theek, behoudens andersluidende overeenkomstgesloten tussen de overdrager en de overnemer, oftussen de pandgever en de pandhoudende schuld-eiser, en in dezelfde mate als deze bestaande zeker-heden, van rechtswege geacht te zijn verleend of ge-vestigd ten gunste van de overnemer of van depandhoudende schuldeiser van de schuldvorderin-gen die worden gewaarborgd door het bestaandehypothecaire mandaat, de bestaande hypotheekbe-lofte of de bestaande hypotheek en die vóór de ver-vanging werden overgedragen of in pand gegevenaan of door een instelling, een bijzonder vermogenof een compartiment van een instelling, zoals ver-meld in artikel 51, § 1.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 15 wet 3 augustus 2012, B.S.,24 augustus 2012

    }1[Art. 51quinquies. § 1. Wanneer een schuld-vordering die werd overgedragen aan een instel-ling, een bijzonder vermogen of een compartimentvan een instelling, waarvan sprake is in artikel 51,§ 1, wordt overgedragen door deze instelling, dit bij-zonder vermogen of dit compartiment van een in-stelling:

    1° verwerft de overnemer eveneens de rechten diede instelling, het bijzondere vermogen of het com-partiment bezit overeenkomstig artikelen 50 tot51quater, met inbegrip van de rechten die betrek-king hebben op de voorrechten, hypotheken, hypo-theekbeloften en hypothecaire mandaten of de hy-potheken die worden gevestigd krachtens een man-daat of een hypotheekbelofte;

    2° behoudt de schuldvordering haar rang die wordtbepaald afhankelijk van artikelen 51bis, § 3, en51ter, § 4, behoudens andersluidend beding in deovereenkomst van overdracht. Artikel 5 van de hy-potheekwet van 16 december 1851 is niet van toe-passing op een dergelijke rangregeling of achter-stelling.

    § 2. Wanneer een schuldvordering in pand wordtgegeven ten gunste van of door een instelling, eenbijzonder vermogen of een compartiment van eeninstelling, waarvan sprake is in artikel 51, § 1:

    1° omvat het pand, behoudens andersluidend be-ding in de pandakte, de rechten van de pandgevermet betrekking tot het hypothecair mandaat, de hy-potheekbelofte of de hypotheek gevestigd krach-tens het hypothecair mandaat of de hypotheekbe-lofte;

    2° kan de pandhoudende schuldeiser, behoudensandersluidend beding in de pandakte, ten aanzienvan derden, van de lastgever en de in het mandaataangewezen lasthebbers alsook ten aanzien van de-gene die de hypotheekbelofte heeft verstrekt, derechten van de pandgever uitoefenen betreffendehet hypothecair mandaat of de hypotheekbelofte ofde hypotheek gevestigd krachtens het hypothecairmandaat of de hypotheekbelofte die ten gunste vanhem in pand zijn gegeven. De hypotheek kan naarkeuze worden ingeschreven alleen op naam van depandgever, op naam van de pandgever en de over-drager die de schuldvordering heeft overgedragenaan de pandgever, of alleen op naam van de over-drager van de schuldvordering.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 16 wet 3 augustus 2012, B.S. ,24 augustus 2012

    }1[Art. 51sexies. Wanneer een schuldvorderingdie opgenomen is in een hypothecaire grosse aantoonder of aan order, wordt overgedragen of inpand gegeven ten gunste van of door een instelling,een bijzonder vermogen of een compartiment vaneen instelling, waarvan sprake is in artikel 51, § 1,zijn de bepalingen van artikelen 50 tot en met51quinquies van toepassing op die overdracht of opdie inpandgeving, zonder dat een endossement ofeen afgifte van de titel aan de overnemer of aan depandhoudende schuldeiser nodig is.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 17 wet 3 augustus 2012, B.S. ,24 augustus 2012

    }1[Art. 51septies. § 1. Een registratie van eenschuldvordering overeenkomstig artikel 64/20, § 2,van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van enhet toezicht op de kredietinstellingen of de schrap-ping van een schuldvordering uit dit register vooreen wederbelegging in het algemene vermogen vande instelling die de Belgische covered bonds uit-geeft waarvoor het register wordt gehouden, wordtop dezelfde manier behandeld als een overdrachtvan die schuldvorderingen voor de toepassing vande bepalingen in artikelen 51 tot 51sexies van dezewet. Het bijzondere vermogen heeft dan de hoeda-nigheid van overnemer in geval van registratie ende hoedanigheid van overdrager in geval vanschrapping uit het register.

    § 2. In geval van schrapping uit het register wegensoverdracht van schuldvordering aan een andereovernemer dan een kredietinstelling die de Bel-gische covered bonds uitgeeft waarvoor het registerw o rd t ge hou de n , z i jn d e be p a l ing en v a nartikelen 51 tot 51sexies van deze wet van toepas-sing op de overdracht aan de overnemer en maaktde schrapping een loutere uitvoeringsdaad uit metbetrekking tot deze overdracht.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 18 wet 3 augustus 2012, B.S. ,24 augustus 2012

    p. 238

    Wet 4 augustus 1992Art. 53 volledig vervangen

    Art. 53. }1[Zonder afbreuk te doen aan artikel 31van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van enhet toezicht op de kredietinstellingen, kan een over-dracht van schuldvorderingen zoals bedoeld in

  • II. BURGERLIJK RECHT • F. Kredietverlening • 1. Hypothecair kredietWet 4 augustus 1992 — p. 238

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier 5

    artikel 50 van deze wet, in het raam van een fusie,overneming of splitsing van ondernemingen of inhet raam van de inbreng of verkoop van }2[het ge-heel of een gedeelte van]2 de hypothecaire bedrij-vigheid }3[of van de gehele of een gedeelte van deportefeuille van deze schuldvorderingen]3, door eenonderneming, onderworpen aan Titel II van dezewet, worden tegengeworpen aan alle derden doorhaar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad doortoedoen van de }4[FSMA]4.]1

    }5[Artikelen 51, 51bis, § 3, 51ter, 51quater ,51quinquies en 51sexies zijn eveneens van toepas-sing wanneer de betrokken overdracht overeen-komstig dit artikel 53 wordt verricht door of aan eenonderneming die valt onder Titel II van deze wet.]5

    {6

    }1. – Lid 1 vervangen bij art. 9 wet 13 april 1995, B.S., 7 juni1995, err., B.S., 5 oktober 1995, inwerkingtreding: 17 juni 1995}2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 19, 1°, wet 3 augustus 2012, B.S.,24 augustus 2012

    }3. – Lid 1 gewijzigd bij art. 19, 2°, wet 3 augustus 2012, B.S.,24 augustus 2012

    }4. – Lid 1 gewijzigd bij art. 331, lid 1, K.B. 3 maart 2011, B.S.,9 maart 2011, add., B.S., 29 maart 2011, inwerkingtreding:1 april 2011 (art. 351, § 1)

    }5. – Lid 2 toegevoegd bij art. 19, 3°, wet 3 augustus 2012, B.S.,24 augustus 2012

    R 6. – Zie wet 22 maart 1993 op het statuut van en het toe-zicht op de kredietinstellingen, B.S., 19 april 1993, err., B.S.,2 juni 1993, err., B.S., 4 juni 1993, err., B.S., 9 juli 1993

  • II. BURGERLIJK RECHT • F. Kredietverlening • 2. ConsumentenkredietWet 12 juni 1991 — p. 241–242

    6 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier

    2. Consumentenkrediet

    p. 241–242

    Wet 12 juni 1991Art. 3 volledig vervangen

    Art. 3. § 1. Deze wet is niet van toepassing op:

    1° }1[de verzekeringsovereenkomsten alsook deovereenkomsten voor doorlopende dienstverleningen doorlopende levering van dezelfde goederen,waarbij de consument, zolang de diensten c.q. goe-deren worden geleverd, de kosten daarvan in ter-mijnen betaalt;]1

    2° }2[de huurovereenkomsten waarbij noch in hetcontract zelf noch bij afzonderlijke overeenkomsteen verplichting is voorzien om het goed te kopen.Dergelijke verplichting wordt geacht te bestaan in-dien de verhuurder hiertoe eenzijdig beslist;]2

    3° }3[de kredietovereenkomsten zonder interestwaarbij het opgenomen krediet binnen een termijnvan 2 maanden wordt terugbetaald en de krediet-gever kosten vraagt die lager zijn dan 4,17 euro opmaandbasis. Die kosten omvatten de kosten be-doeld in artikel 1, 5°, zo nodig berekend op basisvan de elementen bedoeld in artikel 1, 6°.

    Het drempelbedrag wordt geïndexeerd op 1 januarivan elk jaar op basis van de volgende formule:4,17 euro vermenigvuldigd met de nieuwe index engedeeld door de aanvangsindex. De nieuwe index isde index van de consumptieprijzen van de maanddecember van het vorige jaar en de aanvangsindexis de index van de consumptieprijzen van de maanddecember 2010. Het geïndexeerde bedrag wordt af-gerond overeenkomstig de regelen die gelden voorde afronding van de debetrentevoet op grond vanartikel 1, 8°. De Koning kan het bedrag van dezedrempel wijzigen;]3

    4° }4[...]4

    5° }5[...]5

    6° de hypothecaire leningen en kredietopeningenwaarop Titel I van het koninklijk besluit nr. 225 van7 januari 1936 tot reglementering van de hypothe-caire leningen en tot inrichting van de controle opde ondernemingen van hypothecaire leningen vantoepassing is;

    }6[7° de hypothecaire kredieten waarop titel I vande wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair kre-diet van toepassing is;]6

    }7[8° de overeenkomsten van huwelijksbemidde-ling die onder de toepassing vallen van de wet van9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie vanhuwelijksbureaus te regelen en te controleren;]7

    }8[9° de kredietovereenkomsten die voorzien in kos-teloos uitstel van een bestaande schuld;]8

    }9[10° de kredietovereenkomsten toegestaan doorde bergen van barmhartigheid bedoeld door de wetvan 30 april 1848 op de herinrichting der bergenvan barmhartigheid.]9

    }10[11° de kredietovereenkomsten zonder interes-ten en zonder kosten die onder de toepassing vallenvan artikel 18 van de wet van 28 augustus 2011 be-treffende de bescherming van de consumenten in-zake overeenkomsten betreffende het gebruik vangoederen in deeltijd, vakantieproducten van langeduur, doorverkoop en uitwisseling.]10

    § 2. }11[De kredietovereenkomsten die betrekkinghebben op bedragen van minder dan 200 euro wor-den van het toepassingsgebied van deze wet uitge-sloten, met uitzondering van de bepalingen van}12[de artikelen 1 tot 11ter, 13, 15, eerste lid, 16, 21,27bis tot 39, 47, 54, 59, 62 tot 67, 74 tot 109.]12]11

    }13[De kredietovereenkomsten vastgesteld bij eenauthentieke akte die betrekking hebben op bedra-gen }14[van meer dan 75.000 euro]14, zijn niet aande bepalingen van deze wet onderworpen, met uit-zondering van de bepalingen van }15[de artikelen 1tot 11ter, 13, 14, § 2, 1° tot 6°, 8° tot 14°, 16°, 18°,21° tot 23°, 15, 16, 21, 27bis tot 32bis, 33ter, § 2, 34tot 39, 47, 54, 59, 62 tot 109]15]13

    }16[...]16

    }17[De geoorloofde debetstanden op een rekeningdie binnen een maand moeten worden afgelost,worden van het toepassingsgebied van deze wet uit-gesloten, met uitzondering van de bepalingen be-doeld in de artikelen 1 tot 4, 11bis, § 3, 11ter, 21,27bis, 28 tot 33, 37 en 38, 59, § 1, 60bis,, 62 tot 63,65 tot 84, 86, eerste lid, 87, 90 en 91, 96, 101 tot118.]17

    }18[De geoorloofde debetstanden op een rekeningterugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever ofbinnen een termijn van drie maanden worden vanhet toepassingsgebied van deze wet uitgesloten,met uitzondering van de bepalingen van deartikelen 1 tot 4, 5, § 1, eerste lid, 1° tot 3° en § 2, 6tot 10, 11bis tot 13, 14, §§ 1 en 3, 15 tot 17, 19 tot38, 59, § 1, 60bis tot 118.]18

    }19[De overschrijdingen worden van het toepas-singsgebied van deze wet uitgesloten, met uitzon-dering van de bepalingen van de artikelen 1 tot 4, 5,§ 2, 6, }20[21, 27bis, 28 en 29, 30, §§ 1, 2, 4 en 5, 31tot 33]20, 37 en 38, 60ter, 62 tot 63, 65 tot 84, 86,eerste lid, 87, 90 en 91, 96, 101 tot 118.]19

    }21[De kredietovereenkomsten gesloten met eenbeleggingsonderneming bedoeld in de wet van2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de fi-nanciële sector en de financiële diensten of met eenkredietinstelling bedoeld in artikel 1, tweede lid, 1°,van de wet van 22 maart 1993 op het statuut en hettoezicht op de kredietinstellingen waarbij een be-legger transacties kan verrichten op één of meervan de financiële instrumenten bedoeld in artikel 2,1°, van de wet van 2 augustus 2002 en waarbij debeleggingsonderneming of de kredietinstelling diehet krediet verleent, bij deze transactie betrokken isworden van het toepassingsgebied van deze wet uit-gesloten, met uitzondering van de bepalingen vande artikelen 1 tot 11ter, 14, 15, 21 tot 23, 25 tot33ter, 63 tot 118.]21

    }22[De kredietovereenkomsten die erin voorzien datde kredietgever en de consument regelingen vooruitstel of aflossing treffen als de consument zijn ver-plichtingen op grond van de oorspronkelijke kre-dietovereenkomst niet is nagekomen; en

    1° met deze regelingen een rechtsvordering tot in-gebrekestelling zou kunnen worden vermeden; en

    2° de voorwaarden voor de consument daardoorniet ongunstiger worden dan de voorwaarden vande oorspronkelijke kredietovereenkomst,

    worden van het toepassingsgebied van deze wet uit-gesloten, met uitzondering van de bepalingen be-doeld in de artikelen 1 tot 10, 11bis tot 13, 14 §§ 1

    en 2, 1° tot 11°, 15 tot 17, 19 tot 23, 25 tot 60bis, 62tot 118. Valt de kredietovereenkomst onder hetvierde lid, dan zijn uitsluitend de bepalingen vandat lid van toepassing. De uitzondering bedoeld indit lid kan slechts eenmalig worden toegepast.]22

    § 3. }23[De Koning kan bepalen dat sommige artike-len van deze wet, die hij aanwijst, niet van toepas-sing zijn:

    1° op kredietovereenkomsten waarbij het kredietals nevenactiviteit door een werkgever rentevrij oftegen een jaarlijks kostenpercentage dat lager isdan gebruikelijk op de markt, aan zijn werknemerswordt toegekend, en die niet aan het publiek in hetalgemeen worden aangeboden;

    2° op kredietovereenkomsten die door overheidsin-stellingen of door particuliere instellingen die daar-toe door de bevoegde overheid zijn erkend wordentoegestaan, met een doelstelling van algemeen be-lang, aan een beperkt publiek worden toegekendtegen een lagere dan op de markt gebruikelijke ren-tevoet, dan wel rentevrij, of onder andere voorwaar-den die voor de consument gunstiger zijn dan de opde markt gebruikelijke voorwaarden en tegen rente-tarieven die niet hoger zijn dan de op de markt ge-bruikelijke.]23

    }1. – § 1, 1°, laatst vervangen bij art. 4, a), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}2. – § 1, 2°, vervangen bij art. 4, b), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}3. – § 1, 3°, laatst vervangen bij art. 2 wet 3 augustus 2012, B.S.,19 september 2012, inwerkingtreding: 20 september 2012(art. 3)}4. – § 1, 4°, na wijziging, opgeheven bij art. 4, d), wet 13 juni2010, B.S., 21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010(art. 76)}5. – § 1, 5°, opgeheven bij art. 4, d), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}6. – § 1, 7°, ingevoegd bij art. 60 wet 4 augustus 1992, B.S.,19 augustus 1992}7. – § 1, 8°, ingevoegd bij art. 10 wet 11 april 1999, B.S.,30 april 1999, inwerkingtreding: 1 juli 1999 (art. 11, lid 1)}8. – § 1, 9°, ingevoegd bij art. 4, e), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}9. – § 1, 10°, ingevoegd bij art. 4, e), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}10. – § 1, 11°, ingevoegd bij art. 30 wet 28 augustus 2011, B.S.,16 september 2011}11. – § 2, lid 1, na wijziging, vervangen bij art. 4, 2°, a), wet24 maart 2003, B.S., 2 mei 2003, inwerkingtreding: 1 juni 2003(art. 86)}12. – § 2, lid 1, gewijzigd bij art. 4, f), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}13. – § 2, lid 2, ingevoegd bij art. 4, 2°, b), wet 24 maart 2003,B.S., 2 mei 2003, inwerkingtreding: 1 juni 2003 (art. 86)}14. – § 2, lid 2, gewijzigd bij art. 4, g), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}15. – § 2, lid 2, laatst gewijzigd bij art. 4, g), wet 13 juni 2010,B.S., 21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}16. – § 2, lid 3, opgeheven bij art. 4, h), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}17. – § 2, lid 4, ingevoegd bij art. 4, i), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}18. – § 2, lid 5, ingevoegd bij art. 4, i), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}19. – § 2, lid 6, ingevoegd bij art. 4, i), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}20. – § 2, lid 6, gewijzigd bij art. 9 wet (I) 29 december 2010,B.S., 31 december 2010, err., B.S., 13 januari 2011}21. – § 2, lid 7, ingevoegd bij art. 4, i), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}22. – § 2, lid 8, ingevoegd bij art. 4, i), wet 13 juni 2010, B.S.,21 juni 2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)}23. – § 3 vervangen bij art. 4, j), wet 13 juni 2010, B.S., 21 juni2010, inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)

  • II. BURGERLIJK RECHT • F. Kredietverlening • 2. ConsumentenkredietWet 12 juni 1991 — p. 247

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier 7

    p. 247

    Wet 12 juni 1991Art. 25 volledig vervangen

    Art. 25. De overeenkomst of de schuldvorderinguit de kredietovereenkomst kan slechts wordenovergedragen aan, of, na indeplaatsstelling slechtsworden verworven door een op grond van deze wet

    erkende persoon, dan wel overgedragen wordenaan of verworven worden door de Nationale Bankvan België, }1[het Beschermingsfonds voor depo-sito's en financiële instrumenten, de kredietverzeke-raars, de instellingen voor collectieve beleggingenzoals bedoeld in de wet van 20 juli 2004 betreffendebepaalde vormen van collectief beheer van beleg-gingsportefeuilles]1, }2[...]2, of andere daartoe doorde Koning aangewezen personen. {3

    }1. – Gewijzigd bij art. 22 wet 13 juni 2010, B.S., 21 juni 2010,inwerkingtreding: 1 december 2010 (art. 76)

    }2. – Gewijzigd bij art. 21 wet 3 augustus 2012, B.S. ,24 augustus 2012

    R 3. – De overeenkomst of de schuldvordering uit de kredieto-vereenkomst kan worden overgedragen aan, of worden verwor-ven door de personen die een activiteit van minnelijke invorde-ring van schulden van de consument uitoefenen en die hiertoe,overeenkomstig artikel 4, § 1, van de wet van 20 december 2002betreffende de minnelijke invordering van schulden van de con-sument, zijn ingeschreven bij de Federale Overheidsdienst Eco-nomie, KMO, Middenstand en Energie (art. 1 K.B. 2 mei 2006,B.S., 18 mei 2006)

  • II. BURGERLIJK RECHT • I. Testamenten, wilsbeschikkingen en patiëntenrechten Wet 13 juni 1986 — p. 267

    8 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier

    I. Testamenten, wilsbeschikkingen en patiëntenrechten

    p. 267

    Wet 13 juni 1986Hfdst. I (opschrift) en art. 1 – 1bis volledig

    vervangen

    HOOFDSTUK I}1[TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN

    ALGEMENE BEGINSELEN]1

    }1. Opschrift vervangen bij art. 3 wet 3 juli 2012, B.S.,24 augustus 2012

    Art. 1. }1[Deze wet is van toepassing op het done-ren, testen, karakteriseren, wegnemen, preserveren,vervoeren en transplanteren van organen bestemdvoor transplantatie.

    Wanneer deze organen voor onderzoek worden ge-bruikt, is deze wet daar alleen op van toepassing alszij bestemd zijn voor transplantatie in het menselijklichaam.]1 {2É5

    }1. – Na wijzigingen, vervangen bij art. 4 wet 3 juli 2012, B.S.,24 augustus 2012

    R 2. – § 3: zie K.B. 24 november 1997 betreffende het wegne-men en toewijzen van organen van menselijke oorsprong, B.S.,23 december 1997R 3. – § 3: zie K.B. 19 juli 2001 tot erkenning van Eurotrans-plant als toewijzingsorganisme voor organen van menselijkeoorsprong, B.S., 7 september 2001

    R 4. – Zie K.B. 28 september 2009 tot vaststelling van de alge-mene voorwaarden waaraan de banken voor menselijk lichaam-smateriaal, de intermediaire structuren en de productie-instel-lingen moeten voldoen om te worden erkend, B.S., 23 oktober2009R 5. – De secretarissen van de Provinciale GeneeskundigeCommissies zijn belast met de controle op de toepassing van dewet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplante-ren van organen, en van haar uitvoeringsbesluiten (art. 1 K.B.30 oktober 1986, B.S., 14 februari 1987)

    }1[Art. 1bis. § 1. De Koning kan de regels stellenen de voorwaarden of beperkingen opleggen be-treffende het wegnemen, bewaren, bereiden, invoe-ren, distribueren en afleveren van organen, }2[...]2.

    Elke uitvoering van het eerste lid na de inwerking-treding van de programmawet van 22 december2003 zal geschieden bij een besluit vastgesteld naoverleg in de Ministerraad.

    § 2. }3[De Koning kan maatregelen nemen om hetwegnemen van organen optimaal te organiseren,en om de opsporing, de selectie en het beheer vande donoren te verbeteren.]3]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 25 februari 2007, B.S., 13 april2007}2. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 28 wet 19 december 2008, B.S.,30 december 2008, err., B.S., 4 maart 2009, err., B.S., 19 oktober2009, inwerkingtreding: 1 december 2009 (art. 14, lid 1, K.B.28 september 2009, B.S., 23 oktober 2009)}3. – § 2 vervangen bij art. 5 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus2012

    p. 267

    Wet 13 juni 1986Art. 1ter – 1quater en historiek invoegen

    }1[Art. 1ter. Voor de toepassing van deze wet,wordt verstaan onder:

    1° «verwijdering»: de eindbestemming van een or-gaan wanneer dat niet voor transplantatie gebruiktwordt;

    2° «donor»: een persoon die één of meerdere orga-nen doneert, ongeacht of de donatie tijdens hetleven of na de dood van die persoon plaatsvindt;

    3° «donatie»: het doneren van organen voor trans-plantatie;

    4° «karakterisatie van de donor»: de verzamelingvan de relevante informatie over de kenmerken vande donor die nodig is om zijn of haar geschiktheidvoor orgaandonatie te beoordelen, teneinde eendeugdelijke risicobeoordeling uit te voeren en de ri-sico's voor de ontvanger zo klein mogelijk te makenen om de toewijzing van organen te optimaliseren;

    5° «Europese orgaanuitwisselingsorganisatie»: eenopenbare of particuliere organisatie zonder winst-oogmerk die zich toelegt op nationale en grensover-schrijdende uitwisseling van organen en waarvande meerderheid van de landen die lid zijn Lid-Statenvan de Unie zijn;

    6° «orgaan»: een gedifferentieerd deel van het men-selijk lichaam, dat is opgebouwd uit verschillendeweefsels en zijn structuur, vascularisatie en vermo-gen om met een aanzienlijke autonomie fysiologi-sche functies te ontwikkelen, behoudt. Een deel vaneen orgaan wordt ook als orgaan beschouwd als hetals functie heeft in het menselijke lichaam te wor-den gebruikt voor dezelfde doeleinden als die vanhet gehele orgaan, met behoud van de vereisten in-zake structuur en vascularisatie;

    7° «karakterisatie van het orgaan»: de verzamelingvan de relevante informatie over de kenmerken vanhet orgaan die nodig is om de geschiktheid van hetorgaan voor transplantatie te evalueren, teneindeeen deugdelijke risicobeoordeling uit te voeren ende risico's voor de ontvanger zo klein mogelijk temaken en om de toewijzing van organen te optima-liseren;

    8° «wegneming»: een proces waardoor de gedo-neerde organen beschikbaar worden;

    9° «preservatie»: het gebruik van chemische stoffen,wijzigingen in de omgevingscondities of anderemiddelen, bedoeld om biologische of fysieke achter-uitgang van organen van het tijdstip van wegne-ming tot de transplantatie te voorkomen of te ver-tragen;

    10° «ontvanger»: een persoon bij wie een orgaangeïmplanteerd wordt;

    11° «ernstig ongewenst voorval»: elk ongewenst enonverwacht voorval dat zich ergens in de keten vandonatie tot transplantatie voordoet en dat voor eenpatiënt besmetting met een overdraagbare ziekte,overlijden, levensgevaar, invaliditeit of arbeidson-geschiktheid tot gevolg kan hebben, dan wel leidttot opname in een ziekenhuis of tot ziekte of deduur van ziekenhuisopname of de ziekte verlengt;

    12° «ernstige ongewenste bijwerking»: een onbe-doelde reactie, met inbegrip van een overdraagbareziekte, die zich mogelijkerwijs ergens in de ketenvan donatie tot transplantatie bij de levende donorof de ontvanger voordoet en die dodelijk is, levens-gevaar oplevert, invaliditeit of arbeidsongeschikt-heid veroorzaakt, dan wel leidt tot opname in eenziekenhuis of tot ziekte of de duur van de zieken-huisopname of de ziekte verlengt;

    13° «werkprocedures»: schriftelijke instructieswaarin de stappen van een bepaald proces wordenbeschreven, met inbegrip van de te gebruiken mate-rialen en methoden en het verwachte eindresultaat;

    14° «transplantatie»: een proces dat tot doel heeftbepaalde functies van het menselijke lichaam teherstellen door een orgaan over te brengen van eendonor naar een ontvanger;

    15° «transplantatiecentrum»: een medische diensterkend krachtens de wet betreffende de ziekenhui-zen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördi-neerd op 10 juli 2008.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 6 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012

    }1[Art. 1quater. Gameten, gonaden, embryo'sen beenmerg worden door deze wet niet als orga-nen beschouwd.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 7 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012

    p. 267

    Wet 13 juni 1986Art. 3 volledig vervangen

    Art. 3. }1[§ 1. Alle medische activiteiten met be-trekking tot het wegnemen van organen, zoals deselectie en de evaluatie van de donoren worden uit-gevoerd door een arts op basis van hun gezond-heidstoestand en hun medische antecedenten.

    Wanneer de donatie van een levende persoon eenonaanvaardbaar gezondheidsrisico voor hem in-houdt, moet deze door de arts worden uitgeslotenvan de selectie.

    § 2. Ieder wegnemen en transplanteren van orga-nen van overleden personen wordt uitgevoerd dooreen arts van een transplantatiecentrum in eentransplantatiecentrum of in een ziekenhuis als ge-definieerd in de wet betreffende de ziekenhuizen enandere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op10 juli 2008, op voorwaarde dat dit ziekenhuis eensamenwerkingsakkoord heeft gesloten met eentransplantatiecentrum dat verantwoordelijk is voorde wegneming en de transplantatie.

    In afwijking van het eerste lid, mag het wegnemenen transplanteren van een hart of een hart-longworden uitgevoerd buiten een transplantatiecen-trum, door een team van het zorgprogramma «car-diale pathologie» T dat een samenwerkingsakkoordheeft gesloten met een transplantatiecentrum.

    § 3. Het wegnemen en transplanteren van organenvan levende personen wordt uitgevoerd door eenarts van een transplantatiecentrum in een trans-plantatiecentrum.]1

    }1. – Na wijzigingen, vervangen bij art. 8 wet 3 juli 2012, B.S.,24 augustus 2012

    p. 267

    Wet 13 juni 1986Art. 3bis – 3sexies en historiek invoegen

    }1[Art. 3bis. Er moet een kader voor kwaliteit enveiligheid worden opgesteld voor alle stadia van deketen van donatie tot transplantatie of verwijde-ring.

  • II. BURGERLIJK RECHT • I. Testamenten, wilsbeschikkingen en patiëntenrechtenWet 13 juni 1986 — p. 267–268

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier 9

    Het personeel in de gezondheidszorg dat betrokkenis in alle stadia van de keten van donatie tot trans-plantatie of verwijdering, is naar behoren gekwalifi-ceerd of opgeleid en bekwaam. Dit personeel volgtspecifieke opleidingsprogramma's die voor henworden georganiseerd.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 9 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012

    }1[Art. 3ter. § 1. Alle weggenomen organen enalle donoren moeten voor de transplantatie wordengekarakteriseerd, conform het model als bijlage bijonderhavige wet.

    De Koning kan bijzondere criteria vastleggen in ver-band met de fysiologische, immunologische of his-tologische karakterisatie van de donor, de functio-nele karakterisatie van het orgaan, de opsporingvan overdraagbare ziektes en de toestand van de pa-tiënt.

    § 2. Bij de levende donoren moet alle noodzakelijkeinformatie worden ingewonnen.

    In geval van donatie na overlijden moet deze infor-matie worden ingewonnen bij de familie van deoverleden donor of bij andere personen.

    Alle partijen worden attent gemaakt op het belangvan een snelle overdracht van die informatie.

    § 3. De voor de karakterisatie van organen en dono-ren vereiste tests worden uitgevoerd door laborato-ria die over naar behoren gekwalificeerd of opgeleiden bekwaam personeel en over passende faciliteitenen apparatuur beschikken.

    De Koning kan criteria vastleggen waaraan de labo-ratoria moeten voldoen in het kader van de nodigeanalyses voor de karakterisatie van organen en do-noren.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 10 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus2012

    }1[Art. 3quater. Voor het vervoer van organenmoeten de nodige werkprocedures voorhanden zijnom de integriteit van het orgaan tijdens het vervoeren een passende duur van het vervoer te waarbor-gen.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 11 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus2012

    }1[Art. 3quinquies. Alle organen die in Belgiëworden weggenomen, toegewezen en getransplan-teerd, worden van donor tot ontvanger en omge-keerd getraceerd teneinde de gezondheid van do-noren en ontvangers veilig te stellen.

    Deze traceerbaarheid impliceert dat er een donor-en ontvangeridentificatiesysteem wordt uitgewerktzodat elke donatie en alle daarbij betrokken orga-nen en ontvangers kunnen worden geïdentificeerd.

    Alle vereiste gegevens om de traceerbaarheid in allestadia van de keten van donatie tot transplantatie ofverwijdering te waarborgen en alle informatie inverband met de karakterisatie van organen en do-noren moeten gedurende ten minste dertig jaar nade donatie bewaard worden. Deze gegevens mogenelektronisch worden opgeslagen.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 12 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus2012

    }1[Art. 3sexies. § 1. Er moet een notificatiesys-teem bestaan voor het melden, onderzoeken, regis-treren en doorgeven van relevante, noodzakelijkeinformatie over ernstige ongewenste voorvallen dievan invloed kunnen zijn op de kwaliteit en veilig-heid van organen en die zouden kunnen wordentoegeschreven aan het testen, karakteriseren, weg-nemen, preserveren en vervoeren van organen,evenals over alle ernstige ongewenste bijwerkingen

    vastgesteld tijdens of na de transplantatie die metdie activiteiten verband zouden kunnen houden.

    § 2. Er moet een werkprocedure worden uitgewerktvoor het beheer van ernstige ongewenste voorval-len en bijwerkingen.

    § 3. Er moeten werkprocedures worden uitgewerktom:

    a) de Europese orgaanuitwisselingsorganisatie ofhet betrokken transplantatiecentrum tijdig in ken-nis te stellen van ongewenste ernstige voorvallen enbijwerkingen;

    b) de Europese orgaanuitwisselingsorganisatie tij-dig in kennis te stellen van de beheersmaatregelenmet betrekking tot ernstige ongewenste voorvallenen bijwerkingen.

    § 4. Er moet worden gezorgd voor een koppelingtussen het in § 1 bedoeld notificatiesysteem en hetmeldsysteem dat in overeenstemming met de wetvan 19 december 2008 inzake het verkrijgen en hetgebruik van menselijk lichaamsmateriaal met hetoog op de geneeskundige toepassing op de mens ofhet wetenschappelijk onderzoek, is ingevoerd.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 13 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus2012

    p. 267

    Wet 13 juni 1986Art. 4 volledig vervangen

    Art. 4. }1[§ 1. Donaties van organen van levendeen overleden donoren zijn vrijwillig en onbetaald.

    Noch de donor, noch zijn naasten mogen enig rechtdoen gelden ten aanzien van de ontvanger.

    § 2. Het beginsel van onbetaalde donatie belet nietdat levende donoren een vergoeding ontvangen,mits deze beperkt blijft tot het vergoeden van derechtstreekse en onrechtstreekse kosten en de in-komstenderving die met de donatie verband hou-den.

    De Koning bepaalt de voorwaarden waaronderdeze vergoeding mag worden toegekend, waarbijwordt vermeden dat er financiële stimuli of voorde-len voor potentiële donoren zijn.

    § 3. Het onder de aandacht brengen van de be-hoefte aan, of de beschikbaarheid van organenwanneer daarmee beoogd wordt financiëleof verge-lijkbare voordelen aan te bieden of te behalen, isverboden.

    § 4. Het wegnemen van organen moet plaatsvindenzonder winstoogmerk.]1

    }1. – Na wijzigingen, vervangen bij art. 14 wet 3 juli 2012, B.S.,24 augustus 2012

    p. 267

    Wet 13 juni 1986Art. 4bis en historiek invoegen

    }1[Art. 4bis. Behalve indien de donor en de ont-vanger elkaars identiteit kennen in het kader vaneen wegneming bij een levende persoon, mag deidentiteit van de donor en de ontvanger niet wor-den meegedeeld.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 15 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus2012

    p. 267–268

    Wet 13 juni 1986Art. 10 volledig vervangen

    Art. 10. § 1. }1[Organen, }2[...]2]1 bestemd voortransplantatie, alsmede voor de bereiding, onder devoorwaarden bepaald in artikel 2, van therapeuti-sche bestanddelen, mogen worden weggenomen}1[bij al wie in het bevolkingsregister of sedert meerdan zes maanden in het vreemdelingenregister]1 isingeschreven, behalve indien vaststaat dat tegeneen dergelijke wegneming verzet is geuit.

    }3[De arts die de wegneming van het orgaan over-weegt, moet informeren naar een mogelijk verzetdat is uitgedrukt door de potentiële donor.]3

    Voor de personen die }4[in het eerste lid]4 niet be-doeld zijn, is vereist dat zij uitdrukkelijk hebben in-gestemd met de wegneming.

    § 2. De persoon die achttien jaar oud is en in staat isom zijn wil te doen kennen, kan het in paragraaf 1bedoelde verzet alleen uitdrukken.

    Indien een persoon minder dan achttien jaar oud is,maar in staat is zijn wil te doen kennen, kan het ver-zet worden uitgedrukt, ofwel door die persoon, of-wel, zolang hij in leven is, }5[door een van de oudersdie het gezag over de minderjarige uitoefent of doorzijn voogd]5.

    Indien een persoon minder dan achttien jaar oud is,en niet in staat is om zijn wil te doen kennen, kan,zolang hij in leven is, het verzet worden uitgedrukt}6[door een van de ouders die het gezag over deminderjarige uitoefent of door zijn voogd]6.

    Indien een persoon wegens zijn geestestoestandniet in staat is zijn wil te doen kennen. dan kan, zo-lang hij in leven is, verzet worden uitgedrukt doorzijn wettelijke vertegenwoordiger, door zijn voorlo-pige bewindvoerder of bij gebreke daarvan doorzijn naaste verwant.

    }7[§ 2bis. Iedereen die in staat is zijn wil te uiten,kan zelf zijn uitdrukkelijke wil uitdrukken om donorte zijn na zijn overlijden.]7

    § 3. De Koning regelt een wijze waarop het verzetdoor de donor of de personen bedoeld in § 2 tegende wegneming kan worden uitgedrukt.

    Daartoe wordt Hij gemachtigd onder de voorwaar-den en op de wijze die Hij bepaalt:

    a. op verzoek van de betrokkene het verzet te doenopnemen via de diensten van het Rijksregister;

    b. de toegang tot dit gegeven te regelen ten einde degeneesheren die tot wegneming overgaan, op dehoogte te brengen van het uitgedrukt verzet.

    § 3bis. }8[...]8

    }9[§ 3ter. De Koning organiseert een wijze voor hetuitdrukken van de uitdrukkelijke wil van elke per-soon in de hoedanigheid van donor.]9

    § 4. De geneesheer mag niet tot wegneming over-gaan:

    1° wanneer verzet is uitgedrukt op de door de Ko-ning geregelde wijze;

    2° wanneer door de donor verzet is uitgedrukt opeen andere wijze en voor zover aan de geneesheerdaarvan kennis is gegeven;

    3° }10[...]10

    }11[...]11 {12

  • II. BURGERLIJK RECHT • I. Testamenten, wilsbeschikkingen en patiëntenrechten Wet 13 juni 1986 — p. 268

    10 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier

    }1. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 1 wet 17 februari 1987, B.S.,14 ap ri l 1987; gewijz igd b i j ar t . 165 Program mawet22 december 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 16 januari2004}2. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 36 wet 19 december 2008, B.S.,30 december 2008, err., B.S., 4 maart 2009, err., B.S., 19 oktober2009, inwerkingtreding: 1 december 2009 (art. 14, lid 1, K.B.28 september 2009, B.S., 23 oktober 2009)}3. – § 1, lid 2, ingevoegd bij art. 21, 1°, a), wet 3 juli 2012, B.S.,24 augustus 2012}4. – § 1, lid 3, gewijzigd bij art. 21, 1°, b), wet 3 juli 2012, B.S.,24 augustus 2012}5. – § 2, lid 2, gewijzigd bij art. 6, 1°, wet 25 februari 2007, B.S.,13 april 2007}6. – § 2, lid 3, gewijzigd bij art. 6, 1°, wet 25 februari 2007, B.S.,13 april 2007}7. – § 2bis ingevoegd bij art. 21, 2°, wet 3 juli 2012, B.S.,24 augustus 2012}8. – § 3bis ingevoegd bij art. 2 wet 14 juni 2006, B.S.,28 augustus 2006, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen(art. 4); wijziging bij art. 2 ingetrokken bij art. 30 wet 3 juli 2012,B.S., 24 augustus 2012}9. – § 3ter ingevoegd bij art. 6, 3°, wet 25 februari 2007, B.S.,13 april 2007}10. – § 4, lid 1, 3°, opgeheven bij art. 6, 4°, wet 25 februari2007, B.S., 13 april 2007}11. – § 4, lid 2, opgeheven bij art. 6, 5°, wet 25 februari 2007,B.S., 13 april 2007F 12. – Op een door de Koning te bepalen datumluidt dit art. als volgt:

    Art. 10. § 1. }13[Organen, }14[...]14]13 bestemd voortransplantatie, alsmede voor de bereiding, onder devoorwaarden bepaald in artikel 2, van therapeutischebestanddelen, mogen worden weggenomen }13[bij alwie in het bevolkingsregister of sedert meer dan zesmaanden in het vreemdelingenregister]13 is ingeschre-ven, behalve indien vaststaat dat tegen een dergelijkewegneming verzet is geuit.}15[De arts die de wegneming van het orgaan over-weegt, moet informeren naar een mogelijk verzet dat isuitgedrukt door de potentiële donor.]15

    Voor de personen die }16[in het eerste lid]16 niet bedoeldzijn, is vereist dat zij uitdrukkelijk hebben ingestemd metde wegneming.

    § 2. De persoon die achttien jaar oud is en in staat is omzijn wil te doen kennen, kan het in paragraaf 1 bedoeldeverzet alleen uitdrukken.

    Indien een persoon minder dan achttien jaar oud is,maar in staat is zijn wil te doen kennen, kan het verzetworden uitgedrukt, ofwel door die persoon, ofwel, zo-lang hij in leven is, }17[door een van de ouders die hetgezag over de minderjarige uitoefent of door zijnvoogd]17.

    Indien een persoon minder dan achttien jaar oud is, enniet in staat is om zijn wil te doen kennen, kan, zolang hijin leven is, het verzet worden uitgedrukt }18[door eenvan de ouders die het gezag over de minderjarige uitoe-fent of door zijn voogd]18.

    Indien een persoon wegens zijn geestestoestand niet instaat is zijn wil te doen kennen. dan kan, zolang hij inleven is, verzet worden uitgedrukt door zijn wettelijkevertegenwoordiger, door zijn voorlopige bewindvoerderof bij gebreke daarvan door zijn naaste verwant.}19[§ 2bis. Iedereen die in staat is zijn wil te uiten, kanzelf zijn uitdrukkelijke wil uitdrukken om donor te zijnna zijn overlijden.]19

    § 3. De Koning regelt een wijze waarop het verzet doorde donor of de personen bedoeld in § 2 tegen de wegne-ming kan worden uitgedrukt.

    Daartoe wordt Hij gemachtigd onder de voorwaardenen op de wijze die Hij bepaalt:

    a. op verzoek van de betrokkene het verzet te doen opne-men via de diensten van het Rijksregister;

    b. de toegang tot dit gegeven te regelen ten einde de ge-neesheren die tot wegneming overgaan, op de hoogte tebrengen van het uitgedrukt verzet.

    § 3bis. }20[}21[Verzet tegen de wegneming, geregis-treerd volgens de door de Koning vastgelegde procedureop vraag van de krachtens dit artikel bevoegde personenop de datum waarop aan dat verzet uiting werd gege-ven, heeft geen gevolgen meer indien de in § 2, tweedeen derde lid, bedoelde persoon, de meerderjarigheidheeft bereikt. De Koning legt de nadere regels vast in ver-band met de annulering van dat verzet.

    De betrokken persoon wordt van die annulering in ken-nis gesteld overeenkomstig de door de Koning vastge-legde nadere regels.De in het eerste lid bedoelde annulering geldt niet voorde in § 2, vierde lid, bedoelde persoon.De personen die meerderjarig zijn op het ogenblik vande inwerkingtreding van deze paragraaf vallen eveneensonder de in het eerste lid bedoelde annulering.]21]20}22[§ 3ter. De Koning organiseert een wijze voor het uit-drukken van de uitdrukkelijke wil van elke persoon in dehoedanigheid van donor.]22

    § 4. De geneesheer mag niet tot wegneming overgaan:1° wanneer verzet is uitgedrukt op de door de Koning ge-regelde wijze;2° wanneer door de donor verzet is uitgedrukt op eenandere wijze en voor zover aan de geneesheer daarvankennis is gegeven;3° }23[...]23}24[...]24

    }13. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 1 wet 17 februari 1987, B.S.,14 a pr i l 1987; gewi jz igd b i j a rt . 165 Pro gramm awet22 december 2003, B.S., 31 december 2003, err., B.S., 16 januari2004}14. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 36 wet 19 december 2008,B.S., 30 december 2008, err., B.S., 4 maart 2009, err., B.S.,19 oktober 2009, inwerkingtreding: 1 december 2009 (art. 14,lid 1, K.B. 28 september 2009, B.S., 23 oktober 2009)}15. – § 1, lid 2, ingevoegd bij art. 21, 1°, a), wet 3 juli 2012, B.S.,24 augustus 2012}16. – § 1, lid 3, gewijzigd bij art. 21, 1°, b), wet 3 juli 2012, B.S.,24 augustus 2012}17. – § 2, lid 2, gewijzigd bij art. 6, 1°, wet 25 februari 2007,B.S., 13 april 2007}18. – § 2, lid 3, gewijzigd bij art. 6, 1°, wet 25 februari 2007,B.S., 13 april 2007}19. – § 2bis ingevoegd bij art. 21, 2°, wet 3 juli 2012, B.S.,24 augustus 2012}20. – § 3bis ingevoegd bij art. 2 wet 14 juni 2006, B.S.,28 augustus 2006, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen(art. 4); wijziging bij art. 2 ingetrokken bij art. 30 wet 3 juli 2012,B.S., 24 augustus 2012}21. – § 3bis opnieuw ingevoegd bij art. 21, 3°, wet 3 juli 2012,B.S., 24 augustus 2012, inwerkingtreding: door de Koning te be-palen (art. 29)}22. – § 3ter ingevoegd bij art. 6, 3°, wet 25 februari 2007, B.S.,13 april 2007}23. – § 4, lid 1, 3°, opgeheven bij art. 6, 4°, wet 25 februari2007, B.S., 13 april 2007}24. – § 4, lid 2, opgeheven bij art. 6, 5°, wet 25 februari 2007,B.S., 13 april 2007

    p. 268

    Wet 13 juni 1986Art. 13quater – 14 en hfdst. III/1 (art. 13bis –

    13ter) en historiek invoegen

    }1[HOOFDSTUK III/1

    BEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEWIJZING VAN ORGANEN]1

    }1. Opschrift ingevoegd bij art. 22 wet 3 juli 2012, B.S.,24 augustus 2012

    }1[Art. 13bis. }2[§ 1. De Koning wijst de Europeseorgaanuitwisselingsorganisatie aan die bevoegd isvoor de werkzaamheden met betrekking tot de or-gaanuitwisseling in België en met het buitenland,en ook voor de volgende taken binnen het krach-tens deze wet opgelegde kader voor kwaliteit en vei-ligheid:

    1° het bijhouden en beheren van een traceerbaar-heids- en identificatiesysteem van de donoren en deontvangers;

    2° het bijhouden en beheren van een notificatie- enbeheerssysteem voor ernstige ongewenste voorval-len en bijwerkingen;

    3° het bijhouden en beheren van een register eneen follow-up systeem van de levende donoren.

    De krachtens het eerste lid door de Koning aange-wezen organisatie, is de verantwoordelijke voor deverwerking in de zin van artikel 1, § 4, van de wetvan 8 december 1992 tot bescherming van de per-soonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwer-king van persoonsgegevens, voor de gegevensver-werkingen vermeld in het eerste lid, 1° tot 3°.

    § 2. In het kader van zijn organenuitwisselingsop-dracht, garandeert de door de Koning aangewezenEuropese orgaanuitwisselingsorganisatie:

    1° een optimale compatibiliteit tussen de weggeno-men organen en de kandidaat-ontvangers;

    2° een billijk evenwicht tussen het aantal vanuitBelgië geëxporteerde organen en het aantal in onsland geïmporteerde organen;

    3° dat er rekening wordt gehouden met de medi-sche urgentie, de effectieve wachttijd van de kandi-daatontvangers en de afstand tussen het centrumwaar het orgaan wordt weggenomen en het cen-trum waar het zal worden getransplanteerd.

    § 3. De Koning kan de opdrachten die worden toe-vertrouwd aan de Europese orgaanuitwisselingsor-ganisatie nader regelen.

    § 4. De aangewezen Europese orgaanuitwisselings-organisatie verbindt er zich toe de bepalingen vandeze wet, van de wet betreffende de ziekenhuizenen andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerdop 10 juli 2008, de wet van 8 december 1992 tot be-scherming van de persoonlijke levenssfeer ten op-zichte van de verwerking van persoonsgegevens ende wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare sta-tistiek, en hun uitvoeringsbesluiten na te leven.]2]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 7 wet 25 februari 2007, B.S., 13 april2007}2. – Vervangen bij art. 23 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus2012

    }1[Art. 13bis/1. Orgaanuitwisseling met derdelanden van buiten de Europese Unie is slechts toe-gestaan indien de organen van de donor naar deontvanger en omgekeerd kunnen worden getra-ceerd en indien de organen voldoen aan kwaliteits-en veiligheidsvoorschriften die gelijkwaardig zijnaan de voorschriften van de Richtlijn 2010/53/EUvan het Europees Parlement en van de Raad van7 juli 2010 inzake kwaliteits- en veiligheidsnormenvoor menselijke organen, bestemd voor transplan-tatie.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 24 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus2012

    }1[Art. 13ter. Om als kandidaat receptor te wor-den ingeschreven }2[...]2 in een Belgisch transplan-tatiecentrum, moet elke persoon, hetzij de Bel-gische nationaliteit hebben of in belgië gedomicili-eerd zijn sinds minstens zes maanden, hetzij de na-tionaliteit hebben van een staat die hetzelfdetoewijzingsorganisme voor organen deelt of sindsminstens 6 maanden in deze staat gedomicilieerdzijn.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 8 wet 25 februari 2007, B.S., 13 april2007}2. – Gewijzigd bij art. 25 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus 2012

    }1[Art. 13quater. De Koning kan de uitzonde-ringsvoorwaarden bepalen voor de toepassing vanartikel 13ter.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 9 wet 25 februari 2007, B.S., 13 april2007

    Art. 14. }1[...]1

    }1. – Opgeheven bij art. 26 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus2012

  • II. BURGERLIJK RECHT • I. Testamenten, wilsbeschikkingen en patiëntenrechtenWet 13 juni 1986 — p. 268–269

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier 11

    p. 268–269

    Wet 13 juni 1986Art. 17 volledig vervangen

    Art. 17. § 1. Overtreding }1[van de artikelen 3 tot3sexies]1 wordt gestraft met gevangenisstraf vandrie maanden tot zes maanden en met geldboetevan 500 [euro]* tot 5.000 [euro]* of met één van diestraffen alleen.

    § 2. Overtreding van artikel 14 en van de besluitenter uitvoering van artikel 1, § 3, worden gestraft metgevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden enmet geldboete van 100 [euro]* tot 500 [euro]* of metéén van die straffen alleen.

    § 3. Overtreding van de artikelen 4 tot 11 en 13}2[en artikelen 13ter en 13quater]2 evenals van debesluiten tot uitvoering ervan, wordt gestraft metgevangenisstraf van drie maanden tot één jaar enmet geldboete van 1.000 [euro]* tot 10.000 [euro]*of met één van die straffen alleen.

    Met dezelfde straffen wordt gestraft, hij die wetensverhindert dat kennis wordt genomen van het inartikel 10 bedoelde verzet tegen de wegneming, on-geacht de wijze waarop dit verzet wordt uitgedrukt.}1. – § 1 gewijzigd bij art. 27 wet 3 juli 2012, B.S., 24 augustus2012}2. – § 3, lid 1, gewijzigd bij art. 10 wet 25 februari 2007, B.S.,13 april 2007

  • II. BURGERLIJK RECHT • N. Wet Breyne K.B. 21 oktober 1971 — p. 284

    12 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier

    N. Wet Breyne

    p. 284

    K.B. 21 oktober 1971Art. 4 volledig vervangen

    Art. 4. }1[De waarborg van voltooiing, bedoeld inartikel 12, tweede lid, van dezelfde wet, wordt ver-strekt bij wege van een hoofdelijke borgstellingwaarbij een kredietinstelling als bedoeld in de wetvan 22 maart 1993 op het statuut van en het toe-zicht op de kredietinstellingen, of een hypotheekon-derneming als bedoeld in de wet van 4 augustus1992 op het hypothecair krediet, }2[of een verzeke-ringsonderneming die voldoet, naar gelang van hetgeval, aan de voorschriften van de artikelen 3 en 64

    van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controleder verzekeringsondernemingen,]2 zich ertoe ver-bindt, bij in gebreke blijven van de verkoper of deaannemer, aan de koper of de opdrachtgever desommen te betalen die nodig zijn voor de voltooiingvan het huis of van het gebouw waarvan het appar-tement deel uitmaakt of, in het desbetreffende ge-val, van de verbouwings- of de uitbreidingswer-ken.]1

    De notaris vermeldt in de verkoopakte de overeen-komst waarbij de borgtocht werd verleend en voegteen afschrift van die overeenkomst bij de verkoo-pakte.

    De aannemer levert aan de opdrachtgever een be-wijsschrift van de borg, binnen dertig dagen na deaannemingsovereenkomst.

    De verbintenis van de borg eindigt bij de voorlopigeoplevering der werken. }3[Wanneer de aanne-mingsovereenkomst onder een opschortende voor-waarde is gesloten, begint de termijn van dertigdagen te lopen vanaf de dag waarop de aannemerkennis heeft van het vervuld zijn van die voor-waarde.]3

    }1. – Lid 1 vervangen bij art. 7 K.B. 21 september 1993, B.S.,

    1 oktober 1993, inwerkingtreding: 1 oktober 1993

    }2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 1 K.B. 21 september 2012, B.S.,

    28 september 2012, inwerkingtreding: 28 september 2012(art. 2)

    }3. – Lid 4 aangevuld bij art. 8 K.B. 21 september 1993, B.S.,1 oktober 1993, inwerkingtreding: 1 oktober 1993

  • III. GERECHTELIJK RECHT • A. Gerechtelijk WetboekWet 10 oktober 1967 — p. 292–293

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier 13

    III. GERECHTELIJK RECHT

    A. Gerechtelijk Wetboek

    p. 292–293

    Wet 10 oktober 1967Art. 569 volledig vervangen

    Art. 569. De rechtbank van eerste aanleg neemtkennis:

    1° van vorderingen betreffende de staat van de per-sonen alsmede van alle geschillen tussen echtgeno-ten betreffende de uitoefening van hun rechten ofbetreffende hun goederen, met uitzondering van deaangelegenheden waarvoor de vrederechter bijzon-der bevoegd is;

    2° van vorderingen tot inbezitstelling door onregel-matige erfopvolgers, van verzoeken tot aanwijzingvan een curator van een onbeheerde nalatenschap,van aanvragen tot verlenging van de termijnen be-paald in de artikelen 798 en 1458 van het BurgerlijkWetboek;

    3° }3[...]3

    4° van vorderingen tot verdeling;

    5° van geschillen over de tenuitvoerlegging vanvonnissen en arresten;

    6° van de vorderingen ingesteld hetzij krachtens hetdecreet van 26 juli-3 augustus 1791 betreffende hetopvorderen en het optreden van de openbaremacht tegen samenscholingen, hetzij krachtens hetdecreet van 10 vendémiaire, jaar IV op de inwen-dige politie van de gemeenten;

    7° }4[...]4

    8° }5[...]5

    9° van vorderingen betreffende de afzetting van be-heerders van mutualiteitsverenigingen }6[in de zinvan de wet van 23 juni 1894 houdende herzieningvan de wet van 3 april 1851 op de mutualiteitsvere-nigingen]6, verenigingen zonder winstoogmerk eninstellingen van openbaar nut; van vorderingen be-treffende de ontbinding van de genoemde instellin-gen en verenigingen en de benoeming van vereffe-naars in geval van ontbinding;

    10° van vorderingen betreffende onteigeningen tenalgemenen nutte, onverminderd de bevoegdheiddie krachtens artikel 595 aan de vrederechter is toe-gekend;

    11° van vorderingen betreffende de bekendmakingen de aanwending en uitvindingen en fabrieksge-heimen die belang hebben voor de verdediging vanhet grondgebied of de veiligheid van de Staat;

    12° van de vorderingen ingesteld krachtens }7[deartikelen 1188 tot 1193]7 betreffende sommigeopenbare verkopingen van onroerende goederen;

    13° van geschillen betreffende door een scheepska-pitein verschuldigde loodsgelden;

    14° van vorderingen tot vervallenverklaring van eenconcessie inzake mijnen, groeven en graverijen;

    15° van vorderingen tot regeling van het niet bij ta-rief vastgestelde ereloon van notarissen;

    16° van de vorderingen tot schadevergoeding opgrond van de wet van 29 maart 1962 houdende or-ganisatie van de ruimtelijke ordening en van de ste-denbouw;

    17° van de vorderingen ingesteld krachtens de wetvan 18 juli 1966 betreffende de burgerlijke aanspra-kelijkheid op het gebied van de kernenergie;

    18° van de vorderingen ingesteld krachtens de be-palingen van de wet van 9 augustus 1963 en de in-ternationale overeenkomsten tot vaststelling van deaansprakelijkheid van de exploitant van een atoom-schip;}8[19°}8[...]8]8

    }9[20° }10[...]10]9

    }11[21°]11 }11[van de vorderingen tot schadeloos-stelling op grond van het Internationaal Verdrag in-zake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schadedoor verontreiniging door olie en de Bijlage, opge-maakt te Brussel op 29 november 1969, van de wetvan 20 juli 1976 houdende goedkeuring en uitvoe-ring van dit Verdrag en van het Protocol bij dit Ver-drag opgemaakt te Londen op 19 november1976;]11

    }12[22° }12[van de vorderingen als bedoeld in de ar-tikelen 11bis en 12bis van het Wetboek van de Bel-gische nationaliteit en van de verklaringen opgrond van de artikelen 15 tot 17, 24, 26 en 28 vanhetzelfde Wetboek;]12]12

    }13[23° }14[...]14]13

    }15[24° }15[van de vorderingen tot het verkrijgenvan betalingsfaciliteiten zoals geregeld in artikel 59van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecairkrediet;]15]15

    }16[}16[25°]16 }16[van de gedingen ingesteld krach-tens artikel 49 van de wet op het politieambt;]16]16

    }17[}17[26°]17 }18[...]18]17

    }19[}19[27°]19 }19[van de gedingen ingesteld krach-tens artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzakede rechtstoestanden van het militair perso-neel;]19]19

    }20[}20[28°]20 }20[van de vorderingen die gebaseerdzijn op het internationale Verdrag ter oprichtingvan een internationaal Fonds voor vergoeding vanschade door verontreiniging door olie, opgemaaktte Brussel op 18 december 1971 en van het Protocolbij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 19 novem-ber 1976 en op de wet houdende goedkeuring enuitvoering van dat Verdrag en van dat Proto-col;]20]20

    }21[}21[29°]21 }21[van de vorderingen tot teruggavevan cultuurgoederen ingesteld op grond vanartikel 7 van de wet van 28 oktober 1996 betref-fende de teruggave van cultuurgoederen die op on-rechtmatige wijze buiten het grondgebied van be-paalde buitenlandse Staten zijn gebracht;]21]21

    }22[30° bij gebreke van andere bepalingen luidenswelke bevoegdheid wordt toegekend, de vorderin-gen ingesteld krachtens de wet van 22 april 1999betreffende de exclusieve economische zone vanBelgië in de Noordzee;]22

    }23[31° bij ontstentenis van andere bepalingen tottoekenning van bevoegdheid, van de vorderingeningeleid krachtens de wet van 20 januari 1999 terbescherming van het mariene milieu in de zeege-bieden onder de rechtsbevoegdheid van België;]23

    }24[32° van geschillen betreffende de toepassingvan een belastingwet;]24

    }25[33° }26[}27[van de beroepen tegen de beslissin-gen van de VREG tot het opleggen van een admini-stratieve sanctie op grond van de artikelen 13.3.1tot en met 13.3.5 van het Energiedecreet]27

    Het beroep tegen de beslissingen bedoeld in heteerste lid werkt schorsend;]26]25

    }28[34° van de vorderingen betreffende de afzettingvan bestuurders, de ontbinding en de vereffeningvan landsbonden van ziekenfondsen, ziekenfond-sen en maatschappijen van onderlinge bijstand inde zin van de wet van 6 augustus 1990 betreffendede ziekenfondsen en de landsbonden van zieken-fondsen;]28

    }29[35° van de beroepen tegen de beslissing van hetopleggen van een administratieve geldboete opgrond van artikel 21octies, derde lid, van de wet van4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek;]29

    }30[35° het beroep tegen de in artikel 47 van de wetvan 27 juni 1937 houdende herziening van de wetvan 16 november 1919 betreffende de regeling derluchtvaart vermelde beslissing;]30

    }31[35° van de vorderingen tot schadeloosstellingop grond van het Internationaal Verdrag van 2001inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schadedoor verontreiniging door bunkerolie en van dewetten houdende instemming en uitvoering vandat Verdrag;]31

    }32[37° van de beroepen bedoeld in artikel 62deciesvan de wet van 6 augustus 1990 betreffende de zie-kenfondsen en de landsbonden van ziekenfond-sen;]32 {1

    }33[38° van de vorderingen bedoeld in artikel 26tervan de wet van 9 juli 1975 betreffende de controleder verzekeringsondernemingen, in artikel 57tervan de wet van 22 maart 1993 op het statuut van enhet toezicht op de kredietinstellingen, en inartikel 23/2 van de wet van 2 augustus 2002 betref-fende het toezicht op de financiële sector en de fi-nanciële diensten.]33

    }34[40° van de vorderingen tot schadeloosstellingop grond van het Internationaal Verdrag van 2001inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor deschade door verontreiniging door bunkerolie envan de wetten houdende instemming en uitvoeringvan dat Verdrag;]34 {2

    }35[In de gevallen onder het eerste lid, }36[...]36 17°,21°, 28°}37[, 29°, 34° en 37°]37, is alleen de recht-bank van eerste aanleg te Brussel bevoegd en in hetgeval onder het }38[eerste lid, 18° en 35°,]38 die teAntwerpen.]35

    }39[In de gevallen onder het eerste lid, 22°, is alleende rechtbank van eerste aanleg te Brussel bevoegdwanneer de belanghebbende zijn hoofdverblijf nietof niet meer in België heeft.]39 {40É41 {88

  • III. GERECHTELIJK RECHT • A. Gerechtelijk Wetboek Wet 10 oktober 1967 — p. 292–293

    14 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2012) – © Larcier

    1 . – N V D R : d e w e t g e v e r b e d o e l t w a a r s c h i j n l i j kartikel 62undecies van de wet van 6 augustus 1990 betreffendede ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen

    2. – Nummering conform B.S.; B.S. vermeldt 3 maal 35°, B.S. ver-meldt geen 36°

    }3. – Lid 1, 3°, opgeheven bij art. 2, 1°, wet 27 maart 2001, B.S.,31 mei 2001, inwerkingtreding: 1 augustus 2001 (art. 6)}4. – Lid 1, 7°, na wijzigingen, opgeheven bij art. 12, 1°, wet10 mei 2007, B.S., 10 mei 2007, err., B.S., 14 mei 2007, inwer-kingtreding: 1 november 2007 (art. 34)}5. – Lid 1, 8°, opgeheven bij art. 12, 1°, wet 10 mei 2007, B.S.,10 mei 2007, err., B.S. , 14 mei 2007, inwerkingtreding:1 november 2007 (art. 34)}6. – Gewijzigd bij art. 4, 1°, wet 13 december 2005, B.S.,21 december 2005}7. – Lid 1, 12°, gewijzigd bij art. 2, 2°, wet 27 maart 2001, B.S.,31 mei 2001, inwerkingtreding: 1 augustus 2001 (art. 6); gewij-zigd bij art. 7 wet 13 februari 2003, B.S., 25 maart 2003}8. – Lid 1, 19°, ingevoegd bij art. 5 wet 7 mei 1973, B.S.,2 augustus 1973; opgeheven bij art. 2, 3°, wet 27 maart 2001,B.S., 31 mei 2001, inwerkingtreding: 1 augustus 2001 (art. 6)}9. – Lid 1, 20°, ingevoegd bij art. 39 wet 20 mei 1975, B.S.,5 september 1975}10. – Lid 1, 20°, opgeheven bij art. 12, 1°, wet 10 mei 2007,B.S., 10 mei 2007, err., B.S., 14 mei 2007, inwerkingtreding:1 november 2007 (art. 34)}11. – Lid 1, 21°, oorspronkelijk ingevoegd als 19° bij art. 15, § 2wet 20 juli 1976, B.S., 13 april 1977; hernummerd tot 21° bij wet28 juni 1984, B.S., 12 juli 1984, inwerkingtreding: 1 januari1985 (K.B. 18 juli 1984, B.S., 4 augustus 1984); vervangen bijart. 22 wet 11 april 1989, B.S., 6 oktober 1989, inwerkingtre-ding: 1 december 1989 (art. 6 K.B. 27 november 1989, B.S.,1 december 1989)}12. – Lid 1, 22°, ingevoegd bij art. 1 wet 28 juni 1984, B.S.,12 juli 1984; vervangen bij art. 7, § 1, wet 13 juni 1991, B.S., 3september 1991}13. – Lid 1, 23°, ingevoegd bij art. 17, § 1, wet 10 januari 1990,B.S., 26 januari 1990, err., B.S., 23 februari 1990. Overeenkom-stig art. 18 van diezelfde wet slechts van toepassing op de topo-grafieën van halfgeleiderproducten die voor de eerste maal nahaar inwerkingtreding werden vastgelegd}14. – Lid 1, 23°, opgeheven bij art. 12, 1°, wet 10 mei 2007,B.S., 10 mei 2007, err., B.S., 14 mei 2007, inwerkingtreding:1 november 2007 (art. 34)}15. – Lid 1, 24°, ingevoegd bij art. 59, § 2, wet 4 augustus 1992,B.S., 19 augustus 1992, inwerkingtreding: 1 januari 1993 (art.63); vervangen bij art. 52, A), wet 22 april 1999, B.S., 10 juli 1999}16. – Lid 1, 25°, ingevoegd bij art. 54 wet 5 augustus 1992, B.S.,22 december 1991, inwerkingtreding: 1 januari 1993; hernum-merd en vervangen bij art. 52, A), wet 22 april 1999, B.S., 10 juli1999}17. – Lid 1, 26°, ingevoegd bij art. 14, § 1, wet 30 juni 1994,B.S., 27 juli 1994, err., B.S., 5 november 1994, err., B.S.,22 november 1994; hernummerd en vervangen bij art. 52, A),wet 22 april 1999, B.S., 10 juli 1999}18. – Lid 1, 26°, na wijzigingen, opgeheven bij art. 12, 1°, wet10 mei 2007, B.S., 10 mei 2007, err., B.S., 14 mei 2007, inwer-kingtreding: 1 november 2007 (art. 34)}19. – Lid 1, 27°, ingevoegd bij art. 98 wet 20 mei 1994, B.S., 21juni 1994, inwerkingtreding: 20 mei 1995 (art. 14 K.B. 9 maart1995, B.S., 20 mei 1995); hernummerd en vervangen bij art. 52,A), wet 22 april 1999, B.S., 10 juli 1999}20. – Lid 1, 28°, ingevoegd bij art. 13, lid 1, wet 6 augustus1993, B.S., 5 november 1993, inwerkingtreding: 1 maart 1995(art. 1-2 K.B. 15 februari 1995, B.S., 19 april 1995); hernummerdbij art. 52, A), wet 22 april 1999, B.S., 10 juli 1999}21. – Lid 1, 29°, ingevoegd bij art. 14, A, wet 28 oktober 1996,B.S., 21 december 1996; hernummerd en vervangen bij art. 52,A), wet 22 april 1999, B.S., 10 juli 1999}22. – Lid 1, 30°, ingevoegd bij art. 52, B), wet 22 april 1999,B.S., 10 juli 1999}23. – Lid 1, 31°, ingevoegd bij art. 2 wet 28 februari 1999, B.S.,12 maart 1999}24. – Lid 1, 32°, ingevoegd bij art. 4 wet 23 maart 1999, B.S.,27 maart 1999}25. – Lid 1, 33°, ingevoegd bij art. 2 wet 1 maart 2000, B.S.,5 april 2000, inwerkingtreding: 1 mei 2000 (art. 4)}26. – Lid 1, 33°, vervangen bij art. 24 Decr. Vl. Parl. 25 mei2007, B.S., 10 juli 2007, inwerkingtreding: 10 juli 2007 (art. 26)}27. – Lid 1, 33°, al. 1, vervangen bij art. 15.1.1 Decr. Vl. Parl.8 mei 2009, B.S., 7 juli 2009, inwerkingtreding: 1 januari 2011(art. 12.4.3 B. Vl. Reg. 19 november 2010, B.S., 8 december2010)}28. – Lid 1, 34°, ingevoegd bij art. 4, 2°, wet 13 december 2005,B.S., 21 december 2005}29. – Lid 1, 35°, ingevoegd bij art. 93 wet (I) 22 december2008, B.S., 29 december 2008, err., B.S., 10 februari 2009, err.,B.S., 24 december 2009

    }30. – Lid 1, 35°, (tweede maal), ingevoegd bij art. 6 wet (II)22 december 2008, B.S., 29 december 2008}31. – Lid 1, 35°, (derde maal), ingevoegd bij art. 3, 1°, wet12 juli 2009, B.S., 30 oktober 2009}32. – Lid 1, 37°, ingevoegd bij art. 11, 1°, wet (II) 2 juni 2010,B.S., 1 juli 2010, inwerkingtreding: 1 maart 2010 (art. 14)}33. – Lid 1, 38°, ingevoegd bij art. 6 wet 2 juni 2010, B.S.,14 juni 2010}34. – Lid 1, 40°, ingevoegd bij art. 2, 1°, wet 2 juni 2010, B.S.,1 juli 2010, inwerkingtreding: 1 september 2012 (art. 1, tweedestreepje, K.B. 25 augustus 2012, B.S., 29 augustus 2012)}35. – Lid 2, na wijzigingen, vervangen bij art. 52, C), wet22 april 1999, B.S., 10 juli 1999}36. – Lid 2 gewijzigd bij art. 12, 2°, wet 10 mei 2007, B.S.,10 mei 2007, err., B.S., 14 mei 2007, inwerkingtreding:1 november 2007 (art. 34)}37. – Lid 2 gewijzigd bij art. 11, 2°, wet (II) 2 juni 2010, B.S.,1 juli 2010, inwerkingtreding: 1 maart 2010 (art. 14)}38. – Lid 2 gewijzigd bij art. 3, 2°, wet 12 juli 2009, B.S.,30 oktober 2009}39. – Lid 3 toegevoegd bij art. 20 wet 28 juni 1984, B.S., 12 juli1984}40. – Lid 1, 13°, voor het Vlaamse Gewest, opgeheven bij art. 23Decr. Vl. R. 19 april 1995, B.S., 5 september 1995F 41. – Op een door de Koning te bepalen datumluidt dit art. als volgt:

    Art. 569. De rechtbank van eerste aanleg neemt kennis:1° van vorderingen betreffende de staat van de personenalsmede van alle geschillen tussen echtgenoten betref-fende de uitoefening van hun rechten of betreffendehun goederen, met uitzondering van de aangelegenhe-den waarvoor de vrederechter bijzonder bevoegd is;2° van vorderingen tot inbezitstelling door onregelma-tige erfopvolgers, van verzoeken tot aanwijzing van eencurator van een onbeheerde nalatenschap, van aanvra-gen tot verlenging van de termijnen bepaald in de arti-kelen 798 en 1458 van het Burgerlijk Wetboek;3° }44[...]44

    4° van vorderingen tot verdeling;5° van geschillen over de tenuitvoerlegging van vonnis-sen en arresten;6° van de vorderingen ingesteld hetzij krachtens het de-creet van 26 juli-3 augustus 1791 betreffende het opvor-deren en het optreden van de openbare macht tegen sa-menscholingen, hetzij krachtens het decreet van 10 ven-démiaire, jaar IV op de inwendige politie van de ge-meenten;7° }45[...]45

    8° }46[...]46

    9° van vorderingen betreffende de afzetting van beheer-ders van mutualiteitsverenigingen }47[in de zin van dewet van 23 juni 1894 houdende herziening van de wetvan 3 april 1851 op de mutualiteitsverenigingen]47, ver-enigingen zonder winstoogmerk en instellingen vanopenbaar nut; van vorderingen betreffende de ontbin-ding van de genoemde instellingen en verenigingen ende benoeming van vereffenaars in geval van ontbinding;10° van vorderingen betreffende onteigeningen ten al-gemenen nutte, onverminderd de bevoegdheid diekrachtens artikel 595 aan de vrederechter is toegekend;11° van vorderingen betreffende de bekendmaking ende aanwending en uitvindingen en fabrieksgeheimendie belang hebben voor de verdediging van het grondge-bied of de veiligheid van de Staat;12° van de vorderingen ingesteld krachtens }48[deartikelen 1188 tot 1193]48 betreffende sommige open-bare verkopingen van onroerende goederen;13° van geschillen betreffende door een scheepskapiteinverschuldigde loodsgelden;14° van vorderingen tot vervallenverklaring van eenconcessie inzake mijnen, groeven en graverijen;15° van vorderingen tot regeling van het niet bij tariefvastgestelde ereloon van notarissen;16° van de vorderingen tot schadevergoeding op grondvan de wet van 29 maart 1962 houdende organisatievan de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw;17° van de vorderingen ingesteld krachtens de wet van18 juli 1966 betreffende de burgerlijke aansprakelijk-heid op het gebied van de kernenergie;18° van de vorderingen ingesteld krachtens de bepalin-gen van de wet van 9 augustus 1963 en de internatio-nale overeenkomsten tot vaststelling van de aansprake-lijkheid van de exploitant van een atoomschip;}49[19°}49[...]49]49

    }50[20° }51[...]51]50}52[21°]52 }52[van de vorderingen tot schadeloosstellingop grond van het Internationaal Verdrag inzake de bur-gerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreini-ging door olie en de Bijlage, opgemaakt te Brussel op29 november 1969, van de wet van 20 juli 1976 hou-dende goedkeuring en uitvoering van dit Verdrag en vanhet Protocol bij dit Verdrag opgemaakt te Londen op 19november 1976;]52}53[22° }53[van de vorderingen als bedoeld in de artike-len 11bis en 12bis van het Wetboek van de Belgische na-tionaliteit en van de verklaringen op grond van de arti-kelen 15 tot 17, 24, 26 en 28 van hetzelfde Wet-boek;]53]53}54[23° }55[...]55]54}56[24° }56[van de vorderingen tot het verkrijgen van be-talingsfaciliteiten zoals geregeld in artikel 59 van de wetvan 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;]56]56}57[}57[25°]57 }57[van de gedingen ingesteld krachtensartikel 49 van de wet op het politieambt;]57]57}58[}58[26°]58 }59[...]59]58}60[}60[27°]60 }60[van de gedingen ingesteld krachtensartikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake derechtstoestanden van het militair personeel;]60]60}61[}61[28°]61 }62[vorderingen gebaseerd op het Inter-nationaal Verdrag ter oprichting van een InternationaalFonds voor vergoeding van schade door verontreinigingdoor olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971,op de Protocollen bij dat Verdrag, opgemaakt te Londenop 27 november 1992 en 16 mei 2003 en op de wettenhoudende goedkeuring en uitvoering van dat Verdragen deze Protocollen;]62]61}63[}63[29°]63 }63[van de vorderingen tot teruggave vancultuurgoederen ingesteld op grond van artikel 7 van dewet van 28 oktober 1996 betreffende de teruggave vancultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten hetgrondgebied van bepaalde buitenlandse Staten zijn ge-bracht;]63]63}64[30° bij gebreke van andere bepalingen luidenswelke bevoegdheid wordt toegekend, de vorderingen in-gesteld krachtens de wet van 22 april 1999 betreffendede exclusieve economische zone van België in de Noord-zee;]64}65[31° bij ontstentenis van andere bepalingen tot toe-kenning van bevoegdheid, van de vorderingen ingeleidkrachtens de wet van 20 januari 1999 ter beschermingvan het mariene milieu in d