Netwerk en taken in de wijk - Werkagenda Menzis, gemeenten...Met de Hervorming Langdurige Zorg is...
Transcript of Netwerk en taken in de wijk - Werkagenda Menzis, gemeenten...Met de Hervorming Langdurige Zorg is...
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
link
Wijkverpleging niet-toewijsbare zorg in de praktijk
Netwerk en taken in de wijk
Datum
26 april 2016
Contact
Thijs van den Broek (AEF)
Evelien Rutgers (AEF)
Referentie
WM03/uitkomsten effectenanalyse
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
3
Inhoud
1 Inleiding 4
1.1 Context en aanleiding van het onderzoek ......................................................................... 4 1.2 Vraagstelling ....................................................................................................................... 5 1.3 Aanpak van het onderzoek ................................................................................................. 5 1.4 Leeswijzer ............................................................................................................................ 7
2 Bevindingen van de effectenanalyses 8
3 Conclusies en aanbevelingen 13
3.1 Conclusies ......................................................................................................................... 13 3.2 Aanbevelingen .................................................................................................................. 14
4 Verantwoording onderzoeksopzet 16
Bijlage: de samenwerking in de wijk samengevat 19
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
4
1 Inleiding
1.1 Context en aanleiding van het onderzoek
Met de komst van de aparte bekostiging van de niet-toewijsbare taken van de wijkverpleging,
hebben Menzis en gemeenten de handen inéén geslagen om te onderzoeken wat het effect is
van de niet-toewijsbare zorg. In deze effectenanalyse komen vragen aan de orde als: hoe
wordt de niet-toewijsbare zorg ingezet, wat is de relatie tot het sociaal team en de andere
partners in een gebied en kunnen we iets zeggen over het resultaat van de niet-toewijsbare
zorg? Deze effectenanalyse is uitgevoerd binnen de ‘Werkagenda Menzis, gemeenten en
regio’s’, een samenwerkingsverband tussen Menzis en de (regio)gemeenten Enschede
(Twente), Arnhem, Groningen, Den Haag en de regio’s Achterhoek en FoodValley.
Verandering in bekostiging van de wijkverpleging
Met de Hervorming Langdurige Zorg is veel veranderd rondom de wijkverpleging. De
bekostiging van de wijkverpleging valt sinds 1 januari 2015 onder de ‘aanspraak
wijkverpleging’ van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Deze aanspraak is als volgt geformuleerd1:
“Verpleging en verzorging omvat zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden, waarbij
die zorg verband houdt met de behoefte aan de geneeskundige zorg (…) of een hoog risico
daarop”.
In de bekostiging van de aanspraak wijkverpleging is onderscheid gemaakt tussen
‘wijkgericht werken’ (niet-toewijsbaar) en ‘verpleging en verzorging’ (toewijsbaar)2. Onder
‘wijkgericht werken’ vallen activiteiten die niet direct te koppelen zijn aan één cliënt; ze zijn
niet-toewijsbaar. Onder de niet-toewijsbare taken vallen meerdere activiteiten. Ten eerste
het langsgaan bij een inwoner die nog niet in zorg is naar aanleiding van een signaal van een
buurman, de huisarts, kerk, etc. Indien nodig kan de wijkverpleegkundige vervolgens
eerstelijns professionals inschakelen of organisaties binnen het sociaal domein (/sociale
teams). Daarnaast kan de wijkverpleegkundige binnen de niet-toewijsbare taken een
samenwerking aangaan met het sociaal team, waardoor de samenhang tussen zorg en
ondersteuning kan worden geborgd. Doel van de niet-toewijsbare activiteiten is om een
impuls te geven aan de verbinding tussen het medisch en sociaal domein.
1 Artikel 2.10, Besluit Zorgverzekering, 01-01-2015
2 Kamerbrief, wijkverpleegkundigen S1 per 2015, 20 januari 2015
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
5
Voor het ‘wijkgericht werken’ is een macrobudget beschikbaar gemaakt van €40 miljoen.
Menzis representeert de andere zorgverzekeraars in de regio’s waar zij de dominante
verzekeraar is en koopt voor circa € 5 miljoen (van de € 40 miljoen) wijkverpleging niet-
toewijsbare zorg in bij aanbieders.
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
In de regio’s waar een groot deel van de inwoners is verzekerd bij Menzis, zijn circa
80 gemeenten en Menzis aan de slag gegaan met de nieuwe verantwoordelijkheden die zij
hebben als opdrachtgever en financier, om samen te zorgen voor een samenhangend en
betaalbaar aanbod van ondersteuning, hulp en zorg. Samen streven zij naar een betere
gezondheid voor burgers met een effectieve inzet van middelen.
Eén van de thema’s die gezamenlijk wordt opgepakt is ‘wijkverpleging niet-toewijsbare zorg’.3
Deze werkgroep richt zich op een effectieve inzet van de niet-toewijsbare taken van de
wijkverpleegkundige. De niet-toewijsbare taken zijn het toonbeeld van waar de werelden van
gemeenten en zorgverzekeraar elkaar raken: de verbinding van het medische en sociaal
domein.
1.2 Vraagstelling
Gezien de nieuwe taken van de wijkverpleegkundige, heeft de werkgroep ‘wijkverpleging niet-
toewijsbare zorg’ de wens uitgesproken om inzicht te krijgen in de manier waarop de niet-
toewijsbare taken tot uiting zijn gekomen in de praktijk. Specifiek is de werkgroep
geïnteresseerd in de volgende vragen:
- Op welke manier is de samenwerking met andere professionals in de wijk vormgegeven?
- Welke afspraken zijn gemaakt over de invulling van de niet-toewijsbare taken van de
wijkverpleegkundige?
- Wat zijn de voorwaarden en belemmeringen voor een effectieve inzet van de niet-
toewijsbare taken van de wijkverpleegkundige?
- Wat is de meerwaarde van de niet-toewijsbare taken ten opzichte van de andere
professionals in de wijk?
1.3 Aanpak van het onderzoek
Onderzoeksopzet
Om bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden is een instrumentarium ontwikkeld: de
effectenanalyse wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg. Dit instrumentarium bestaat uit
verschillende onderdelen:
Wijkscan
De wijkscan geeft een beknopte kenschets van de wijk of dorp. Het biedt inzicht in de context
waarin de wijkverpleegkundige werkt en de factoren die van invloed kunnen zijn op het werk
en de effectiviteit van de wijkverpleegkundige (zoals de sociaal economische status en de
zorgvraag in de wijk).
3 Voor informatie over alle thema’s van de Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s, zie: www.werkagendamenzisgemeenten.nl
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
6
Netwerk- en takenanalyse
Het doel van de netwerk- en takenanalyse is tweeledig. Enerzijds wordt hiermee het netwerk
van de wijk in kaart gebracht: met wie hebben de professionals in de wijk vooral contact en
hoe vaak? Anderzijds wordt in de netwerk- en takenanalyse een beeld gevormd van hoe de
taken die onder het niet-toewijsbare segment (kunnen) vallen, worden ingevuld. Hierbij is
uitgegaan van de volgende (mogelijke) taken: signaleren, stimuleren, netwerktaken,
coördineren, behoeftebepaling en doorverwijzen. Daarbij wordt ook gekeken hoe deze taken
zich verhouden tot de taken van de andere actoren in de wijk. Hierbij is er voor gekozen om
vooral te focussen op het netwerk en de taken van de huisarts, praktijkondersteuner (POH),
het sociaal team en de wijkverpleegkundige.
Casusanalyse
De casusanalyse is bedoeld om een nauwkeuriger beeld te krijgen van de werkpraktijk, in
aanvulling op de netwerk- en takenanalyse. Hiervoor worden meerdere casussen op
detailniveau doorlopen.
Het instrumentarium staat op de website van de Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s4 .
Indien wenselijk kunnen gemeenten zelf aan de slag met dit instrumentarium om te
achterhalen hoe de niet-toewijsbare taken van de wijkverpleging tot uiting zijn gekomen in de
betreffende gemeente c.q. wijk.
1.3.1 Uitvoering van het onderzoek
De ‘effectenanalyse wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg’ is uitgevoerd in zeven
plaatsen, verspreid over vier regio’s van de Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s:
- De gemeente Vlagtwedde (regio Groningen)
- De wijk Vinkhuizen (Groningen) - De wijk Enschede-Noord-Noord - Het dorp Mariënvelde (gemeente Oost Gelre, regio Achterhoek)
- De gemeente Lingewaard (regio Arnhem)
- De wijk Elden en de Laar (Arnhem)
- De wijk Presikhaaf (Arnhem)
We zijn allen die tijd hebben vrijgemaakt om aan dit onderzoek mee te werken, zeer
erkentelijk voor hun bijdrage. We hebben in de gesprekken (die zonder uitzondering prettig
waren) een schat aan waardevolle informatie opgehaald.
De erkentelijkheid wordt onder andere veroorzaakt doordat we beseffen hoe druk alle
betrokkenen zijn met hun dagelijkse werkzaamheden en desondanks tijd voor ons
vrijgemaakt hebben. Dat behoeft twee aanvullende opmerkingen:
- Vanwege de grote druk op de agenda’s was op veel plekken de tijd die nodig is om de
(ambitieuze) vragenlijst door te werken, niet beschikbaar. Op verschillende manieren
hebben we hieraan tegemoet proberen te komen (vooraf rondsturen van een afgeslankte
vragenlijst, aparte belafspraken met betrokkenen, toespitsen op specifieke onderdelen
van de effectenanalyse, etc.)
- Een rode draad in het onderzoek is dat het uitermate lastig bleek om huisartsen en POH’s
te betrekken in de sessies (uitzonderingen daargelaten). Als redenen hiervoor gaven ze
onder andere aan veel vergelijkbare verzoeken te krijgen, dat de analyse onder werktijd
viel en ze voor deelname een vervanger moesten regelen, en dat er geen financiële
4 Zie: www.werkagendamenzisgemeenten.nl
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
7
compensatie tegenover stond. In enkele gevallen hebben we hieraan tegemoet kunnen
komen met een telefonische afspraak. Dit neemt niet weg dat het perspectief van de
huisartsen en POH’s in dit onderzoek meer onderbelicht is gebleken dan vooraf gepland.
Overigens gold deze beperking in veel gevallen niet alleen voor het onderzoek in kwestie,
maar is dit ook één van de belangrijkere belemmeringen gebleken in de totstandkoming
van een geolied wijknetwerk.
De resultaten van de effectenanalyse zijn uitgewerkt op twee niveaus:
- Per wijk/gemeente: per plaats is een ‘factsheet’ gemaakt met de uitkomsten van de
bijeenkomsten. Hierin is onder andere opgenomen een overzicht van het netwerk in de
wijk en de manier waarop invulling is gegeven aan de niet-toewijsbare taken.
- Overall rapport. Een rapport met de overkoepelende resultaten van het onderzoek.
Dit document bevat het overall rapport. Specifieke details over de onderzochte gemeenten
zijn te vinden in de ‘factsheets’. Hiervoor verwijzen we de lezer door naar de website van de
Werkagenda: www.werkagendamenzisgemeenten.nl.
1.4 Leeswijzer
De rest van dit rapport is als volgt vormgegeven:
- In Hoofdstuk 2 gaan we in op de bevindingen van de effectenanalyse: welke samenwerkingsvormen zijn we bij het onderzoek tegengekomen, wat hebben we bij de
verschillende bijeenkomsten feitelijk geconstateerd en kunnen we die constateringen
terugbrengen tot de kenmerken van het wijknetwerk?
- In Hoofdstuk 3 verbinden we daar conclusies aan: wat betekenen de bevindingen voor de samenwerking in de wijk en de invulling van de rol van de wijkverpleegkundige in het
bijzonder? Op basis van deze conclusies formuleren we in datzelfde hoofdstuk adviezen
aan gemeenten en Menzis.
- Tot slot geven we in Hoofdstuk 4 een verantwoording van keuzes die voor, tijdens en na het onderzoek zijn gemaakt om tot en de resultaten te komen.
N.B. De teams worden op verschillende plaatsen verschillend genoemd: wijkteam, sociaal
team, sociaal wijkteam, etc. Omwille van de leesbaarheid spreken we hier van ‘sociaal team’,
waarmee telkens het team bedoeld wordt in het bezochte gebied dat in het sociaal domein
opereert.
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
8
2 Bevindingen van de effectenanalyses
Onderstaande paragrafen geven de belangrijkste bevindingen weer. In de bijlage zijn de
overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende plaatsen in meer detail weergegeven.
(Vormgeving van) het wijknetwerk en de onderlinge samenwerking
- De plaatsen waar het onderzoek is uitgevoerd, vertoonden een grote spreiding in een aantal facetten, waaronder de stedelijkheid, aanwezigheid van een sociaal team en de
positie van de wijkverpleegkundige ten opzichte daarvan. In Figuur 1 hieronder zijn zeer
schematisch de voorkomende wijknetwerken weergegeven (zie het bijschrift voor een
toelichting).
- Zonder uitzondering legden de gesproken actoren betrokkenheid en welwillendheid jegens elkaar aan de dag en stonden open voor onderlinge samenwerking.
- Er is door ons nergens een hiërarchische structuur bemerkt: men behandelt elkaar
gelijkwaardig.
- Op de plaatsen waar het onderzoek uitgevoerd is, waren overal contacten tussen de ‘primaire’ actoren (wijkverpleegkundigen, Wmo-consulent, huisarts, sociaal team (mits
bestaand)). In een minderheid van de plaatsen was dat echter nog vrij onderontwikkeld.
- In meer stedelijke omgevingen is het netwerk doorgaans veel complexer, uitgebreider en
pluriformer dan in landelijke gebieden. Dit heeft zowel te maken met de ‘vraag’, als met
het ‘aanbod’. Niet alleen hebben stedelijke gebieden gemiddeld een groter aandeel
hulpbehoevende cliënten op de populatie, ook is er sprake van een grotere diversiteit in
hun behoefte en komen er vaker zwaardere problematieken voor. Dit heeft weer zijn
weerslag op de aanbodzijde: het aantal aanbieders en de diversiteit erin (bijvoorbeeld
instellingen voor beschermd wonen).Opvallend is ook hoe vaak in meer stedelijke
omgevingen er een schuldenproblematiek speelt in huishoudens die zorg of
ondersteuning krijgen.
- Enkele huisartsen gaven aan het overzicht te missen door de vele (wettelijke)
veranderingen in het sociaal domein de afgelopen jaren.
- Het soms omvangrijke sociaal domein (in de zin van voorzieningen en mogelijkheden)
werd soms ook aangedragen als reden van een beperkte overzichtelijkheid. Als reden
hiertoe werd de onduidelijkheid van het gemeentelijk beleid genoemd. Ook werd
genoemd dat de gemeentelijke indeling in wijken niet overeenstemt met de verdeling van
cliënten van de betreffende huisarts: men had simpelweg met teveel verschillende
professionals te maken.
- De vele actoren die werkzaam zijn in de eerste lijn in de wijk maken maar in beperkte
mate met elkaar afspraken over hoe ze gaan samenwerken. Als die afspraken al zijn
gemaakt, dan betreft het vooral afspraken “binnen de eigen kolom”, dus binnen het
sociaal of binnen het medisch domein. De samenwerking tussen de actoren in het
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
9
medisch domein berusten vaker op gewoonte: ze zijn historisch zo gegroeid. Zover wij
hebben kunnen achterhalen tijdens het onderzoek zijn de decentralisaties weliswaar
aangegrepen voor het maken van afspraken over onderlinge samenwerking, maar
nergens voor een integraal (over de domeinen heen) herontwerp van het wijknetwerk.
Om een vergelijking te maken tussen de plaatsen waar de analyse is uitgevoerd, geeft
onderstaande Figuur heel schematisch (en versimpeld) weer hoe de contacten lopen tussen
de ‘primaire’ actoren (en in welke mate). Hierin zijn de actoren die in het sociaal en medisch
domein een belangrijke positie vervullen weergegeven: HA = huisarts, ST = sociaal team, POH
= praktijkondersteuner huisarts en Wmo-C = Wmo-consulent. De wijkverpleegkundige is de
knoop die in het midden is weergegeven. Wanneer de ene actor onderdeel is van een andere,
zijn beide omcirkeld. De mate van onderling contact is weergegeven door de dikte van de
streep: dik is veelvuldig/intensief contact, dun is minder veelvuldig/intensief.
Enkele specifieke bevindingen over het netwerk zijn hieronder opgenomen:
- Op verschillende plekken moeten de wijkverpleegkundige/sociaal teamleden
toestemming vragen aan de huisarts om contact te zoeken met de POH. Dit zou met de
financieringswijze van de POH te maken hebben. Hierdoor is er relatief meer contact met
de huisarts dan met de POH.
- Op enkele plaatsen lijken de contacten tussen de huisarts en het sociaal team
intensiever. Ze weten elkaar goed te vinden. De meerwaarde van de wijkverpleegkundige
als verbinder van het sociaal en medisch domein komt daarmee minder tot zijn recht en
de niet-toewijsbare taken minder tot uiting. Andersom geldt soms ook, dat waar geen
wijkteam is, de wijkverpleegkundige(n) een deel van diens rollen overnemen.
- Op verschillende plaatsen zijn er vaste overleggen tussen professionals (bijvoorbeeld een multidisciplinair overleg). Dit vindt veelal plaats waar geen sociaal team aanwezig is en
vervult dan in sommige aspecten een vergelijkbare rol. Eén gemeente vormt daarop een
uitzondering: daar bestaat een gezamenlijk overleg met sociaal teamleden, Wmo-
consulent en wijkverpleegkundigen.
- Slechts op één plek is er een intensieve samenwerking tussen wijkverpleegkundige en
Wmo-consulent.
Figuur 1: sterk versimpelde weergaven van het netwerk van de primaire actoren, vanuit het
perspectief van de wijkverpleegkundige (de knoop in het midden). Een omcirkeling betekent
‘onderdeel van', een dikke lijn betekent intensief contact, een dunne lijn minder intensief.
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
10
Verwerkelijking, financiering en capaciteit niet-toewijsbare taken wijkverpleegkundige
- Op bijna alle bezochte plaatsen hebben de wijkverpleegkundigen met niet-toewijsbare
uren zowel toewijsbare als niet-toewijsbare taken. Zij moeten hun tijd dus tussen beide
verdelen.
- Op de meeste plaatsen spenderen de wijkverpleegkundigen met niet-toewijsbare taken
daar minder tijd aan dan volgens de ingekochte capaciteit het geval zou moeten zijn. Als
reden hiervoor werd aangedragen dat er te weinig capaciteit is voor de toewijsbare taken;
zij worden als het ware ‘volgepland’ met cliëntgebonden zorg, wat door deze
zorgaanbieders voorrang krijgt op niet-cliëntgebonden zorg.
- Het merendeel van de wijkverpleegkundigen weet niet wat het aantal uur is dat deze
gemiddeld per week kan of moet besteden aan niet-toewijsbare taken. Dat lijkt niet
gecommuniceerd te worden door de werkgever. Dat kan ervoor zorgen dat de niet-
toewijsbare uren in de verdrukking komen. Dit laatste speelt vooral waar de ingekochte
capaciteit voor de niet-toewijsbare taken (per persoon) klein is.
Invulling van de niet-toewijsbare taken
- Een klein deel van de professionals (vooral huisartsen) was nog niet bekend met het
onderscheid tussen toewijsbare en niet-toewijsbare taken. Hierdoor worden de niet-
toewijsbare taken van de wijkverpleegkundige minder aangesproken en benut dan
anders het geval zou zijn.
- Er is bij de overige professionals vaak veel onduidelijkheid over wat precies de niet-toewijsbare zorg inhoudt en wat de verhouding met de toewijsbare zorg is. Nergens
(m.u.v. één gemeente) lijkt er (door gemeente of werkgever) in een scherpe omschrijving
van de niet-toewijsbare taken voorzien te zijn. (N.B. Dit onderzoek heeft geen vooraf
bepaalde, eenduidige definitie gehanteerd, maar in de plaats daarvan een aantal taken
nauwkeuriger onder de loep genomen die (mogelijk) onderdeel van de niet-toewijsbare
zorg zijn.)
- De taken die in het onderzoek als (mogelijk) niet-toewijsbaar geïdentificeerd zijn, blijken
altijd (dat wil zeggen: in elk van de onderzochte contexten) door iemand uitgevoerd te
worden in meer of mindere mate. Voornamelijk daar waar niet-toewijsbare taken nog niet
goed tot uiting zijn gekomen, komt het voor dat de Wmo-consulent, POH of huisarts
taken vervult die geassocieerd worden met de niet-toewijsbare taken. Bij gebrek aan
(kennis over) wijkverpleegkundigen met niet-toewijsbare taken, stuurt de huisarts
bijvoorbeeld een POH af op een ‘niet-pluis’ signaal, of gaat deze er zelf op af.
- We lichten voor elk van de taken die onderdeel waren van de analyse (zie hoofdstuk 1.3)
hieronder kort enkele opvallende aspecten uit die we daarbij tegen zijn gekomen:
- Signaleren. Tussen huisarts, sociaal team en wijkverpleegkundige worden in meer of
mindere mate signalen uitgewisseld. Er lijkt een relatie te zijn tussen de kanalen
waarvandaan de wijkverpleegkundige signalen ontvangt en de mate van
stedelijkheid van het gebied: in de landelijke omgevingen ontvangen de
wijkverpleegkundigen relatief meer signalen vanuit inwoners zelf, terwijl in de
stedelijke gebieden de signalen voornamelijk vanuit de huisarts komen. De signalen
vanuit de huisarts zijn voornamelijk ‘niet pluis’ signalen, die kunnen zowel medisch
als sociaal van aard zijn. Dat de wijkverpleegkundige de huisarts signalen doorspeelt,
komt niet veelvuldig voor. Wanneer er goed contact is tussen de huisarts en het
sociaal team, kan de huisarts ook direct het sociaal team inschakelen wanneer deze
een sociale problematiek signaleert.
- Coördineren. De meeste wijkverpleegkundigen coördineren alleen casussen waarbij
de hoofdvraag medisch is. De coördinatierol van casussen met sociale problematiek
ligt bij het sociaal team of —indien niet aanwezig— bij de Wmo-consulent of een
ander multidisciplinair team dat zich heeft gevormd in de wijk. Alleen in één
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
11
gemeente (waar de wijkverpleegkundige onderdeel is van het sociaal team) is het
coördineren van casussen met zowel medische als sociale problematiek expliciet
onderdeel van de taakinvulling. Echter, in dit sociaal team is het ook de bedoeling dat
de overige sociaal teamleden uiteindelijk casussen met medische problematiek
kunnen coördineren. Daarnaast hebben in één wijk de wijkverpleegkundigen uit
zichzelf de coördinatietaak op zich genomen (van zowel sociale- als medische
problematiek) bij afwezigheid van een sociaal team.
- Stimuleren. dit is verschillende keren aangegeven als een taak waarin de wijkverpleegkundige meerwaarde kan hebben ten opzichte van de andere
professionals. Enerzijds is dat omdat de wijkverpleegkundige naar inwoners toe een
neutralere positie heeft dan het sociaal team of de Wmo-consulent: die komen iets
halen in plaats van brengen, in het beeld van veel inwoners. Anderzijds geven
verschillende Wmo-consulenten en sociaal teamleden aan dat de Wmo uitgaat van de
wens van de cliënt: wanneer een inwoner niets wil, dan houdt het al snel op. Hier
staat tegenover dat ook wijkverpleegkundigen de autonomie van de inwoner hoog in
het vaandel hebben staan: ze zijn erg terughoudend in het bepalen voor de inwoner
wat goed voor hem/haar is. Ze kiezen er wel op verschillende plekken voor om stapje
voor stapje een vertrouwensband op te bouwen.
In de plaatsen waar de niet-toewijsbare taken al goed tot uiting zijn gekomen,
stimuleren de wijkverpleegkundigen voornamelijk inwoners die nog niet in zorg
zitten. Dit verschilt van het stimuleren tot zelfredzaamheid of het inschakelen van het
netwerk tot het stimuleren om zorg/ondersteuning te accepteren. In de plaatsen
waar de niet-toewijsbare taken nog niet goed tot uiting zijn gekomen, neemt het
sociaal team deze rol voornamelijk op zich, of —bij afwezigheid van een sociaal
team— de Wmo-consulent. De wijkverpleegkundigen stimuleren in dat geval vooral
inwoners die al in zorg zitten (wat het toewijsbare zorg maakt).
- Doorverwijzen. Een wijkverpleegkundige mag doorverwijzen naar algemeen
toegankelijke voorzieningen in het sociaal domein. Een indicatie ergens voor afgeven
is echter nergens onderdeel van de bevoegdheden. Anderzijds zijn deze in het
medische domein wettelijk en strikt geregeld: daar is de huisarts de toegangspoort.
De wijkverpleegkundigen hebben een goede kennis van de mogelijkheden in het
sociaal domein (de ‘sociale kaart’). Soms komt dat door samenwerking met het
sociaal team, soms door jarenlange ervaring.
- Behoeftebepaling. Waar een sociaal team is, wordt de wijkverpleegkundige soms
ingevlogen om de medische component van een casus te bekijken.
Benutten van de meerwaarde van de wijkverpleegkundige
- De potentiële meerwaarde van de wijkverpleegkundige wordt wel door (bijna) alle
betrokkenen gedeeld.
- Wat die meerwaarde precies is, verschilt echter van plek tot plek en is afhankelijk van veel
factoren:
- Sommige van die factoren zijn ‘contextueel’: bijvoorbeeld de mate van stedelijkheid
van het gebied, de verdeling van huisartsen over het gebied, beleidskeuzes van de
gemeente. Ter illustratie: de meerwaarde van de wijkverpleegkundige om
zorgmijders tot zorg te bewegen is afhankelijk van hoe actief de gemeente zich hier in
opstelt. De meerwaarde voor behoeftebepaling van de wijkverpleegkundige hangt af
van of de Wmo-consulent fysiek langs moet gaan bij cliënten.
- Andere factoren zijn meer ‘occasioneel’: bijvoorbeeld taakopvattingen van de
betrokken actoren, de toevallige aanvullende expertise of het karakter van de
betrokkenen. Ter illustratie: wanneer de wijkverpleegkundige een achtergrond in het
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
12
sociaal domein heeft, of een sociaal teamlid juist ooit in de thuiszorg heeft gewerkt,
hebben zij elkaars expertise minder hard nodig.
- Als meerwaarde zijn onder andere genoemd:
- Een wijkverpleegkundige kijkt met een andere (meer medische) blik naar
huishoudens en hun problemen. Hem of haar valt dingen op die een sociaal teamlid
over het hoofd ziet.
- Wanneer er geen sociaal team is, kan de wijkverpleegkundige het coördineren van
huishoudens met meervoudige problematieken doen.
- De wijkverpleegkundige heeft vaak een groot wijknetwerk en heeft daardoor de mogelijkheid om diverse signalen op te pikken en aan andere door te spelen.
- Afhankelijk van de houding van de gemeente heeft een wijkverpleegkundige meer
mogelijkheden voor het overreden van zorgmijders.
- De wijkverpleegkundige kan, in tegenstelling tot het sociaal team, afgaan op signalen
van inwoners zonder dat deze signalen van de inwoner zelf komen.
- Bovenstaande meerwaarde blijkt uit verschillende situaties. Op een aantal plekken bleek
het echter ook moeilijk te zijn om concrete situaties aan te dragen waaruit de
meerwaarde van de niet-toewijsbare taken blijkt doordat de niet-toewijsbare taken in die
wijken nog niet goed tot uiting zijn gekomen.
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
13
3 Conclusies en aanbevelingen
3.1 Conclusies
(Vormgeving van) het wijknetwerk en de onderlinge samenwerking
- Samenwerking komt vaak wel uit zichzelf tot stand, maar voor een effectieve en efficiënte
samenwerking geldt dat niet. Het is van belang dat een gedeelde verantwoordelijkheid
wordt gevoeld bij de actoren in de wijk; allen moeten de meerwaarde van samenwerking
voelen en tijd willen investeren om deze samenwerking effectief in te vullen.
- We constateren een diverse invulling van de samenwerking, maar ook een grote
diversiteit aan contexten. Er bestaat niet zoiets als een generieke ‘optimale’ werkwijze in
de wijk: de werkwijze is optimaal wanneer deze aansluit bij de werkelijkheid in de wijk en
de behoeften van betrokkenen. Dit geldt in het bijzonder voor hoe de
wijkverpleegkundige gepositioneerd is ten opzichte van het lokale team.
- De niet-toewijsbare taken zijn niet toe te schrijven aan alléén de wijkverpleegkundige: elke van diens taken wordt ook vaak door één van de andere professionals gedaan,
echter vaak met een andere focus wat betreft doelgroep en/of problematiek. Wanneer de
niet-toewijsbare taken (nog) niet goed tot uiting zijn gekomen in de wijk, vullen andere
professionals die leemte soms op door de taken (in een andere vorm) op te pakken.
- De huisarts is een sleutelspeler in het wijknetwerk —of kan dat althans zijn— wegens
diens statuur en expertise, het kennen van veel inwoners in de wijk, en (daardoor) voor de
‘voeding’ van de wijkverpleegkundige. Deze lijkt vaak echter juist de minst betrokken
actor in het vormgeven van het wijknetwerk. Vaak is de houding van de huisartsen hier
mede debet aan: de meerwaarde wordt (nog) niet ingezien, dat ligt soms aan de ‘vraag’
(men lijkt zich te weinig te verdiepen in de veranderingen), soms aan het ‘aanbod’ (de
informatievoorziening vanuit de gemeente).
Verwerkelijking, financiering en capaciteit niet-toewijsbare taken wijkverpleegkundige
- Doordat op verschillende plaatsen de wijkverpleegkundigen veel minder tijd aan hun
niet-toewijsbare taken kunnen besteden dan dat zij geacht worden, komen de niet-
toewijsbare taken nog onvoldoende uit de verf. Het ontbreekt aan een mechanisme dat
waarborgt dat de ingekochte capaciteit daadwerkelijk aan niet-toewijsbare taken
gespendeerd wordt.
- Dit heeft enerzijds met de houding van de werkgevers te maken, anderzijds ook met de
mate waarin de werkgevers met gemeenten en / of Menzis afspraken hebben gemaakt
over de inzet van de capaciteit.
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
14
Invulling van de wijkverpleegkundige niet toewijsbare taken
- Op alle plaatsen is er een behoefte aan het verbinden van het medisch met het sociaal
domein. In stedelijke omgevingen lijkt deze sterker dan in landelijke omgevingen,
vanwege het grotere aandeel van mensen met een zorgbehoefte en de gemiddeld grotere
complexiteit ervan.
- Er bestaat veel onduidelijkheid over de inhoud van de niet-toewijsbare taken. Er bestaan ook diverse beelden over wat de niet-toewijsbare taken zouden moeten inhouden.
- Een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle invulling is duidelijkheid over de rol en de verwachtingen van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare taken.
- Gezien de diversiteit in contexten en bijbehorende oplossingen, past daarbij geen ‘one size fits all’-oplossing (bijvoorbeeld wat betreft de positionering van de
wijkverpleegkundige ten opzichte van het wijkteam). Leidend moet zijn dat de
oplossingen aansluiten bij de behoeften van betrokkenen; in de eerste plaats natuurlijk
bij die van inwoners met een zorgbehoefte, maar daarnaast ook bij de professionals,
voornamelijk de eerstelijns professionals in de wijk zelf.
Benutten van meerwaarde wijkverpleegkundige
- Voorwaardelijk voor het optimaal benutten van de meerwaarde is een scherp lokaal
beeld van wat die meerwaarde kan zijn en hoe die benut wordt. Dat vergt vanuit de
gemeente een visie over hoe de wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg in het sociaal
domein past en wat daarvoor de vereisten zijn aan diens rol en verhouding tot anderen.
- Voor een uitgekristalliseerd beeld van de resultaten van het apart financieren van de niet-toewijsbare zorg is het echter nog te vroeg.
3.2 Aanbevelingen
Aan de beroepsorganisatie van wijkverpleegkundigen
- Stel een beeld op van wat de niet-toewijsbare taken zijn, bijvoorbeeld uitgewerkt aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden. Dit kan professionals handvatten bieden in het
invullen van hun taken.
Aan Menzis
- Bekijk of het verdeelmodel van de niet-toewijsbare capaciteit overeenkomt met de
werkpraktijk en pas deze zo nodig aan. Het huidige verdeelmodel is tot stand gekomen
op basis van de destijds beste en meest recente informatie, maar dat was voorafgaand
aan een uitgekristalliseerde werkpraktijk. De behoefte aan niet-toewijsbare capaciteit
lijkt om diverse redenen in stedelijke gebieden een stuk groter is dan in landelijke
gebieden, de verdeling komt daar mogelijk onvoldoende aan tegemoet. Een mogelijke
toets hiervan is door de verdeling te vergelijken met de uren die in de praktijk gemaakt
worden.
- Voorwaarden stellen aan de afbakening van de niet-toewijsbare capaciteit, om te
voorkomen dat deze rol onvoldoende uit de verf komt.
Aan Menzis en gemeente samen
- Maak een gezamenlijke visie op de positie en verantwoordelijkheden van de partners in
de eerste lijn (over de domeinen heen) en doe dit gezamenlijk met de
beroeps/brancheorganisaties.
Aan de gemeenten
- De wijk is waar het de komende jaren gaat gebeuren. Een solide, goed op elkaar
ingespeeld wijknetwerk is daarbij van groot belang. Dit vereist dat alle relevante
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
15
professionals betrokken zijn bij het vormgeven van het netwerk en opstellen van
afspraken die daarvoor nodig zijn.
- Juist omdat de huisartsen moeilijk te betrekken zijn bij het geheel, is een proactieve
houding van de gemeente nodig. Duidelijke aanspreekpunten en het vertrouwen in
andere professionals is voor huisartsen van groot belang om de samenwerking op te
zetten.
- Uitgangspunten van een netwerk zouden bijvoorbeeld kunnen zijn: - Overzichtelijkheid - Optimaal benutten van elkaars mogelijke meerwaarde
- Erkenning van en vertrouwen in elkaars professionaliteit - Continue bijsturing op de gemaakte afspraken en de samenwerking, voor een
optimaal resultaat.
- Onderdeel hiervan zou zijn wat de lokale visie is op wat de niet-toewijsbare zorgtaken zouden moeten zijn.
- Bij het (verder) ontwikkelen van het wijknetwerk, kunnen de volgende vragen —die
volgen uit de geconstateerde voorwaarden of werkzame bestanddelen— van waarde zijn.
Taken en verantwoordelijkheden
- Hoe zorg je dat iedereen in het netwerk op de hoogte is van elkaars taken en verantwoordelijkheden? In het bijzonder, hoe zorg je dat de professionals in het
sociaal domein en hun taken voldoende bekend zijn bij de professionals in het
medisch domein?
- Hoe moet de gewenste structuur zich verhouden tot de infrastructuur die al aanwezig
is (bepaalde overleggen etc.)?
- Wie wordt geacht aan wie signalen door te spelen?
- In welke situaties betrekt de wijkverpleegkundige het sociaal team erbij en
andersom?
Onderlinge contact
- Hoe geef je het georganiseerde onderlinge contact vorm, zodanig dat het aansluit op
ieders activiteiten en tegemoet komt aan ieders behoefte?
- Hoe houdt men elkaar voldoende op de hoogte van wie met welke inwoner of cliënt
contact heeft gehad (zonder daarmee de privacy aan te tasten)?
Overige
- Hoe zorg je dat de professionals zichtbaar zijn voor inwoners? - Hoe maak je de sociale kaart voldoende bekend bij de professionals buiten het
sociaal domein?
- Hoe zorg je voor voldoende congruentie tussen het gebied waar de cliënten van de huisarts wonen en waar het sociaal team werkzaam is?
- Wat kan/moet de gemeente doen aan de negatievere houding van inwoners naar de
gemeente ten opzichte van die naar de wijkverpleegkundige?
- Hoe breng je een cultuur van samenwerking tot stand, waarin men gebruik maakt
van en vertrouwt op elkaars expertise?
- Wat is er nodig om het overleg over de samenwerking in te richten zodat alle
belanghebbenden er voldoende bij betrokken zijn?
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
16
4 Verantwoording onderzoeksopzet
Hieronder is een korte verantwoording opgenomen van de keuzes die voor, tijdens en na
afloop van het onderzoek zijn gemaakt.
De vragenlijst
- Leidraad voor de gesprekken met de belangrijkste actoren in de wijk was een vragenlijst,
ontwikkeld door de werkgroep ‘wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg’ binnen de
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s. Daarbij hebben andere rapporten als
inspiratie gediend. De conceptversie van de lijst is aan verschillende professionals
voorgelegd ter toetsing.
- De volledige vragenlijst is te vinden op de website van de Werkagenda:
www.werkagendamenzisgemeenten.nl. De vragenlijst kan door gemeenten worden
gebruikt om te achterhalen hoe het netwerk van de belangrijkste actoren in de wijk er uit
zijn, en op welke manier de niet-toewijsbare taken tot uiting komen in de praktijk.
Selectie van wijken
- De selectie van wijken is in overleg met de werkgroep tot stand gekomen. De meeste
gemeenten hebben zichzelf hiervoor gemeld, anderen gemeenten zijn ervoor gevraagd.
- De bedoeling van deze keuze van wijken is niet dat zij samen een representatief beeld
opleveren van de regio’s die participeren in de Werkagenda. Wel is het de bedoeling dat
zij een weerspiegeling vormen van de diversiteit in oplossingen en samenwerkingen die in
deze regio’s voorkomen. De analyse is uitgevoerd in
- zowel stedelijke als landelijke gebieden, - zowel in gebieden waar wel als geen sociaal team aanwezig is,
- gebieden waar samen alle mogelijke positioneringen van de wijkverpleegkundige ten
opzichte van het sociaal team voor kwamen
- zowel in gebieden waar de samenwerking verder gevorderd was, als waar deze nog in
ontwikkeling was.
- Een gevolg hiervan is dat we weliswaar verbanden kunnen ontwaren, maar die niet met
een ‘wetenschappelijke’ grondigheid kunnen hard maken (dit ook gezien het relatief klein
aantal bezochte wijken).
Uitvoering van het onderzoek
- Op alle plaatsen zijn alle betrokken partijen (wijkverpleegkundigen, sociaal team, Wmo-
consulent, POH, huisarts) uitgenodigd. Wanneer zij niet aanwezig konden zijn, hebben we
hieraan tegemoet proberen te komen via een telefonisch interview. In twee gevallen is
ook dat niet gelukt.
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
17
- De vragenlijst is niet als een dwingend keurslijf gehanteerd, maar als gespreksleidraad.
Een open gesprek was de insteek. Het volledig afgaan van de lijst zou veel meer tijd
hebben gekost dan beschikbaar was. We hebben daarom steeds de belangrijkste vragen
gesteld, aangevuld door de vragen die gezien de context het meest relevant waren.
- Voor de meeste van de gebieden is voorafgaand aan het onderzoek een sterk ingekorte
versie van de vragenlijst opgestuurd naar de wijkverpleegkundige(n), met het verzoek
deze vooraf in te vullen. Hierdoor kon tijdens de gesprekken sneller worden ingezoomd
op de lokale situatie.
- De informatie die uit de effectenanalyse komt, is grotendeels gebaseerd op ervaringen
van de professionals die zijn geïnterviewd. Dat maakt de informatie waardevol maar
betekent ook dat de uitkomsten en conclusies gekleurd zijn door welke
actoren/professionals die wel en niet aanwezig waren bij de bijeenkomsten. Het effect
hiervan op de algemene beeld van het betreffende gebied zijn echter klein en op de
overkoepelende conclusies nog kleiner.
- De uitkomsten zijn teruggelegd bij degenen die bij de gesprekken betrokken zijn.
Wijze van rapporteren
- De uitkomsten van de onderzoeken zijn per gebied vormgegeven via de factsheets, de
overkoepelende conclusies via deze rapportage.
- De inhoud van de factsheets weerspiegelt die van de gevoerde gesprekken. Op twee onderdelen na, komt de inhoud vrij letterlijk overeen met wat gezegd is, met dien
verstande dat de precieze formulering van AEF komt. De inhoud van de overige twee
onderdelen (‘Kenmerkend voor de werkwijze’ en ‘Voorwaarden en belemmeringen voor
een effectieve inzet’) is een interpretatie van AEF op basis van de totale uitkomsten van
het betreffende gebied.
- Voor de vergelijking van het zorggebruik tussen het gebied in kwestie en het Nederlandse gemiddelde zijn gegevens gebruikt van de Vraag en Aanbod Analyse Monitor (VAAM) van
het NIVEL5. Deze database hanteert viercijferige postcodes als gebiedsindelingen. Daarbij
is de postcode gekozen die het beste aansluit bij het betreffende gebied. Wanneer het
gebied twee postcodegebieden beslaat, is een gemiddelde gekozen, gewogen met de
inwoneraantallen van de beide postcodegebieden. De statusscores zijn afkomstig van het
Sociaal Cultureel Planbureau (SCP, zie bijvoorbeeld www.scp.nl › Onderzoek › Lopend
onderzoek › A-Z alle lopende onderzoeken › Statusscores). De inwoneraantallen zijn
gebaseerd op de dataset Kerncijfers wijken en buurten 2015 van het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS, zie www.cbs.nl › Thema’s › Dossiers › Nederland regionaal › Cijfers ›
Kerncijfers wijken en buurten)
- Voor het aantal fte niet-toewijsbare zorg per gemeente is de meest recente versie van het
verdeelmodel gebruikt. Hierbij is het resulterende budget vertaald naar een aantal fte op
basis van een totale loonsom van € 65.000 per fte per jaar.6
- De grafische afbeeldingen van de gebieden zijn bewerkingen van bestanden afkomstig
van o.a. Wikipedia (zie bijvoorbeeld het lemma ‘Wijken en buurten in Arnhem’).
- Elke gemeente en elk gebied kent haar eigen organisaties, functies en oplossingen. Voor
een onderlinge vergelijkbaarheid van de netwerkdiagrammen in de wijk zijn alle mensen
en organisaties die genoemd werden als onderdeel van het netwerk, als volgt ingedeeld.
5 Zie: vaam.nivel.nl/vaam
6 Deze keus is gebaseerd op een match van de separate opgaven van enkele gemeenten met de lijst van fte’s voor alle gemeenten.
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
18
- Medisch: ziekenhuizen en intramurale opvang, Tweedelijns specialisten (Zvw),
Paramedici en apothekers, Collega’s (van andere thuiszorgorganisaties), Advies en
preventie (waaronder Hulpmiddelen).
- Sociaal: Veiligheid wonen en bemoeizorg, Aanbieders in hulp en ondersteuning,
Welzijnswerk en maatschappelijk werk, Algemene voorzieningen, (Organen van de)
gemeente & scholen, Vrijwilligersorganisaties, Netwerk van cliënten (familie,
mantelzorgers, buren).
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
19
Bijlage: de samenwerking in de wijk samengevat
Op de volgende pagina’s is in een tabel samengevat op welke manier de samenwerking in de
wijk tussen de belangrijke actoren in de wijk is georganiseerd. Een uitgebreide analyse per
wijk is uitgewerkt in factsheets, deze zijn te vinden op de website van de Werkagenda.
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
20
7 Wanneer in de tabel over ‘WVP’ wordt gesproken, wordt bedoeld de wijkverpleegkundige binnen zijn niet-toewijsbare taken. Met ‘HA’ wordt bedoeld de huisarts.
Wijk Opzet wijkteam (WT) Positionering niet-
toewijsbare zorg
Samenwerking HA – WT -
WVP7
Taakverdeling HA-WT-WVP
Stedelijk
Elden en de
Laar
- Schuldhulpverlening - GGZ - Participatie - Begeleiding (MEE) - Jeugdzorg, thuiszorg - Wmo-consulent
Doelgroep: veel
huishoudens met
schuldproblematiek
- Geen onderdeel van WT.
- Geen specifiek aantal uur vrijgemaakt voor niet-
toewijsbare taken.
- Doet voornamelijk
toewijsbare zorg.
- Contact tussen het ‘sociaal’ en ‘medisch domein’ gaat
(nog) niet via de WVP, maar
via de HA (contact was er al
vóór 2015). Eén sociaal
teamlid is vast
contactpersoon van de HA.
- WVP en HA hebben
dagelijks contact, maar
over cliëntgebonden zorg.
- WVP is vooral bezig met
toewijsbare zorg – geen ruimte
voor niet-toewijsbare zorg.
- WT heeft veel contact met
inwoners; coördineert casussen
met multiproblematiek en legt
verbindingen in de wijk.
- HA is degene die zorgmijders in
beeld krijgt, maar dan is het vaak
al te laat.
Enschede
Noord-Noord
- Gemeente Enschede
- Begeleiding (MEE) - Jeugdzorg - Stichting maatschappelijke
dienstverlening
- RIBW
Doelgroep:
Multiproblematiek
- Geen onderdeel van WT.
- Geen specifiek aantal uren vrijgemaakt voor
niet-toewijsbare taken.
- Doet voornamelijk
toewijsbare zorg.
Doelgroep:
Ouderen en cliënten met
GGZ-problematiek (vanuit
toewijsbare taken)
- Nauw contact tussen WT en
HA (op casusniveau),
Samenwerking tussen WT
en WVP is in opstartfase.
- Twee sociaal teamleden
zijn contactpersoon voor de
WVP-en, één voor de HA-en.
- WVP is vooral bezig met
toewijsbare zorg – geen expliciete
ruimte voor niet-toewijsbare zorg.
- POH neemt een aantal niet-
toewijsbare taken op zich; deze
gaat langs bij inwoners n.a.v. een
‘niet-pluis’ gevoel van de HA.
- POH schakelt rechtstreeks het WT
in als moet worden doorverwezen
naar het sociaal domein.
- WT schakelt rechtstreeks de HA in
bij medische problematiek.
Lingewaard Geen WT, maar Lokaal
Zorg Netwerk (LZN) -
multidisciplinair overleg:
- Wmo-consulent, W&I en
jeugdconsulent
- Veiligheids en Gezondheidsregio
Gelderland Midden
- Politie Gelderland Midden; Woonstichting
Gendt; Waardwonen
- Stichting Welzijn
Lingewaard (SWL); RIBW
(GGZ); Thuisbegeleiding
- Stichting Rijnstad (welzijn en maatschappelijk
dienstverlening)
Doelgroep: complexe
Multiproblematiek
- Geen onderdeel van LZN - Geen specifiek aantal uren vrijgemaakt voor
niet-toewijsbare taken.
- Doet voornamelijk
toewijsbare zorg.
- Geringe samenwerking
tussen huisarts en de
gemeente (LZN, Wmo-
consulent etc.).
- Samenwerking tussen HA
en WVP alleen op
casusniveau. Niet-
toewijsbare taken WVP-en
zijn nog onvoldoende
bekend bij de HA.
- Contact tussen WVP en
Wmo-consulent is nog
gering.
- De WVP-en richten zich
voornamelijk toewijsbare zorg – er
is onduidelijkheid over invulling
van niet-toewijsbare taken.
- HA gaat zelf op bezoek bij inwoners bij een ‘niet-pluis’
gevoel, contact met de WVP-en is
nog te gering om hem/haar
hiervoor in te schakelen.
- De Wmo-consulent richt zich (o.a.)
op lichte zorgmijders, zware
zorgmijders worden door het LZN
opgepakt.
Werkagenda Menzis, gemeenten en regio’s
21
Stedelijk
Presikhaaf - Wmo-consulent
- Maatschappelijk werk - MEE - Schuldhulpverlening, Participatie, Begeleiding
- GGZ, Beschermd Wonen
- Ouderen, Verslavingszorg
Doelgroep:
- Sociaal maatschappelijk
gerelateerde casussen
met financiële problemen
- Ouderen (55 – 70 jaar) met sociale problematiek
- Geen onderdeel van WT.
- Geen specifiek aantal uren voor niet-
toewijsbare taken.
- Doet daarnaast toewijsbare zorg.
Doelgroep:
Ouderen (55 – 70 jaar) met
GGZ problematiek
- Nauwe samenwerking
tussen WT en WVP. Door
casus-overleggen wordt
samenwerking steeds
verder vormgegeven. Zitten
tevens in hetzelfde gebouw.
- Nauwe samenwerking
tussen HA en WT/WVP. HA
schakelt WT in voor sociale
problematiek en WVP voor
medische problematiek.
- WVP focust zich op medische
problematiek, WT op sociale
problematiek.
- Indien nodig, wordt van elkaars expertise gebruik gemaakt en/of
wordt gezamenlijk op
keukentafelgesprek gegaan.
- WVP kan tijd investeren om WT
binnen te krijgen bij zorgmijders.
WT pakt dit vervolgens verder op.
Vinkhuizen - GGZ, LVG, Verslavingszorg - Buurtmaatschappelijk
werk, opbouwwerk, W&I
- J&O, gezinsondersteuning - Toegang (MEE)
Doelgroep:
Multiproblematiek, waarbij
95% van casussen met
schuldenproblematiek
- Onderdeel van het WT.
- 20 uur per week niet-toewijsbare taken.
- Daarnaast 4 uur per week toewijsbare taken.
Doelgroep:
Expertise is ouderen (75+),
chronisch zieken en
overbelaste mantelzorgers
- WVP is volwaardig lid van
het sociaal team.
- Contact tussen HA en WT
gaat voornamelijk via de
WVP, vanwege expertise en
‘taal’ van de WVP.
- WT-leden horen zowel op sociaal
als medisch domein te acteren.
- Vooralsnog is WVP eerste
aanspreekpunt bij casussen met
hoofdvraag medische
problematiek, en WT bij
hoofdvraag sociale problematiek.
- WVP kan tijd investeren in
zorgmijders en afgaan op ‘niet-
pluis’ signalen.
Landelijk
Vlagtwedde Geen sociaal team
aanwezig. De
wijkverpleegkundigen
nemen een aantal taken op
zich die op andere plaatsen
door een sociaal team
gedaan worden.
- Drie WVP-en; in totaal
14 uur per week niet-
toewijsbare taken.
- Doen daarnaast toewijsbare zorg.
Doelgroep:
Multiproblematiek – 70%
hoofzakelijk sociale
problematiek, 30%
medisch
- WVP: goed contact met HA
en Wmo-consulent. HA-en
hebben duidelijke
aanspreekpunten.
- HA schakelt WVP in bij niet-
pluis gevoel.
- WVP schakelt Wmo-
consulent in voor indicatie
binnen sociaal domein.
- WVP-en acteren als WT. Ze
schakelen met organisaties uit
medisch- en sociaal domein om
juiste zorg en ondersteuning te
regelen voor de cliënt.
- WVP-en kunnen tijd investeren in
zorgmijders
- Wmo-consulent indiceert binnen
het sociaal domein en kan juiste
ondersteuning regelen binnen het
sociaal domein voor inwoners.
Mariënvelde I.p.v. sociaal team:
zorgcoöperatie, met als
centrale rol de
zorgcoördinator (ZC, ook
Wmo-consulent)
Doelgroep:
Multiproblematiek
- Eén WVP; geen afspraken
over aantal niet-
toewijsbare uren– ruimte
om dit zelf in te delen.
Doelgroep: kwetsbare
(alleenstaande) ouderen
- Intensief contact tussen ZC en WVP: vormen samen de
spil in de wijk.
- Een keer per maand overleg
met ZC, WVP, HA, POH en
fysiotherapeut:
casuïstiekbespreking en
leggen van verbindingen
met de wijk.
- Daarnaast hebben ZC en WVP contact met HA voor
specifieke casussen.
- Contacten met het sociaal domein
lopen via ZC.
- Contacten met het medisch
domein via WVP.
- Zowel WVP als ZC kan ongevraagd
langsgaan bij inwoners
(afhankelijk van vraag gaat ZC of
WVP langs).
- WVP focust zich op signaleren en
stimuleren. ZC neemt
coördinatierol op zich.