NEDERLANDS NÉERLANDAISlsmeets.free.fr/ps/_.pdf/Neerlandais.pdf034 Een bakske vol met stro Urbanus...
Transcript of NEDERLANDS NÉERLANDAISlsmeets.free.fr/ps/_.pdf/Neerlandais.pdf034 Een bakske vol met stro Urbanus...
NEDERLANDS NÉERLANDAISPG TITEL / TITRE ARTISTE(S)
001 24 rozen Toon Hermans002 Aan de Amsterdamse grachten Wim Sonneveld003 Aan de oever van de Rotte004 Af en toe gaan pa en moe Heleentje van Capelle005 Als ik toch eens rijk was Lex Goudsmit006 Als je voor een dubbeltje geboren bent Louis Davids007 Annabel Hans de Booij008 As ’t effe kan Lex Goudsmit009 Ballade voor de vriendinnen van een nacht Armand010 Ben ik te min Armand011 Beneden alle peil Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh012 Bij de marine Dorus013 Bloemen Guus Meeuwis014 Café Herman van Veen015 Cis Verdonk Gerard van Maasakkers016 Daar bij die molen Johnny Hoes / Mary Servaas017 Daar zaten zeven kikkertjes 018 Dat tedere gevoel Herman van Veen019 De aarde Urbanus (van Anus)020 De clown Ben Cramer021 De eerste keer Doe maar022 De eeuwige soldaat Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh023 De glimlach van ’n kind Willie Alberti024 De laatste keer Jaap Fisher(Visser)025 De monniken Jaap Fisher(Visser)026 De Noordzee (The Golden Vanity) Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh027 De nozem en de non Cornelis Vreeswijk028 De troebadoer Lenny Kuhr029 De vrienden van vroeger Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh030 De weg Guus Meeuwis031 De zoete oorlog van het minnen Herman van Veen032 Dodenrit Drs. P033 Dodenrit (vervolg) Drs. P034 Een bakske vol met stro Urbanus (van Anus)035 Een meisje van zestien Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh036 Een rustige ouwe dag Urbanus (van Anus)037 Een vriend zien huilen Herman van Veen038 Élégie prénatale Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh039 Er hangt een paardenhoofdstel aan de muur Kilima Hawaiia040 Er is leven na de dood Freek de Jonge041 Er komen andere tijden Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh042 Even aan mijn moeder vragen Bloem043 Griep Gerard van Maasakkers044 Hé, kleine meid Herman van Veen045 Hebben en houwen Herman van Veen046 Hee gaode mee Gerard van Maasakkers047 Het dorp Wim Sonneveld048 Het is altijd lente in de ogen van de tandartassistente Peter de Koning049 Het is een nacht Guus Meeuwis050 Het kleine café aan de haven Vader Abraham
NEDERLANDS NÉERLANDAISPG TITEL / TITRE ARTISTE(S)
051 Het land van Maas en Waal Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh052 Hilversum 3 Herman van Veen053 Huilen is voor jou te laat Corry en de Rekels054 Iedereen doet het Robert Long055 Ik ben blij dat ik je niet vergeten ben Guus Meeuwis056 Ik en mijn vriendje057 Ik heb een huis met een tuintje gehuurd August de Laat058 Ik heb geen zin om op te staan Armand059 Is dit alles Doe Maar060 Jan Klaasen Rob de Nijs061 Jantjes blues Cornelis Vreeswijk062 Jimmy Boudewijn de Groot063 Kangoeroe-eiland Cocktail Trio064 Ketelbinkie Louis Davids065 Kom uit de bedstee m’n liefste Egbert Douwe066 Kom van dat dak af Peter Koelewijn067 Komt er maar in Gerard van Maasakkers068 Laat mijn zonnebril zitten Peter Blanker069 Lage landen Boudewijn de Groot070 Liefde Rowwen Hèze071 Liefde is een werkwoord Guus Meeuwis072 Limburg Rowwen Hèze073 Limburg, mijn vaderland C. Krekelberg074 Madammen met een bontjas Urbanus (van Anus)075 Meisjes met rode haren Arne Jansen076 Meneer de baron is niet thuis The Ramblers077 Met jou in de buurt Herman van Veen078 Morgen Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh079 Niemand Guus Meeuwis080 Nikkelen Nelis Wim Sonneveld081 November Rowwen Hèze082 Oh, oh, Den Haag Harrie Klorkestein083 Op een mooie pinksterdag A.van den Heuvel & L.Jongewaard084 Op straat Guus Meeuwis085 Opzij opzij opzij Herman van Veen086 Oom Wim Freek de Jonge087 Per spoor Guus Meeuwis088 Pipo de clown Joop Reynolds089 Plezant liedje voor Lud Urbanus (van Anus)090 Ritme van de regen Rob de Nijs091 Sophietje Johnny Lion092 Sprookje Jaap Fisher(Visser)093 Strand Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh094 Strand (vervolg) Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh095 Suzanne VOF De Kunst096 Suzanne Herman van Veen097 ’t Heukske Ton Meisen098 Te lang Guus Meeuwis099 Tearoom tango Wim Sonneveld100 Testament Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh
NEDERLANDS NÉERLANDAISPG TITEL / TITRE ARTISTE(S)
101 Tien kleine negertjes (1)102 Tien kleine negertjes (2)103 Tien kleine negertjes (3)104 Tien kleine visjes Rita Reys105 Tijd genoeg Doe Maar106 ’t Is moeilijk bescheiden te blijven Peter Blanker107 Tulpen uit Amsterdam Herman Emmink108 Twee motten Dorus109 Verdronken vlinder Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh110 Vrijgezel Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh111 Visite Lennie Kuhr112 Waar blijft de tijd Herman van Veen113 We zullen doorgaan Ramses Shaffy114 Welterusten, meneer de president Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh115 Wensen Guus Meeuwis116 Wie is loesje De Ramblers117 Wie schoa os Limburg is Harry Bordon118 Wilhelmus van Nassouwe (1) 119 Wilhelmus van Nassouwe (2) 120 Woningnood Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh121 Ze boog zover voorover Herman van Veen122 Ze kunnen m’n zak opblazen 1 123 Ze kunnen m’n zak opblazen 2 124 Ze kunnen m’n zak opblazen 3 125 Ze zijn niet meer als toen Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh126 Zegen Gerard van Maasakkers127 Zo heerlijk rustig Wim Sonneveld128 Zuiderzeebalade Willy van Hemert
vierentwintig rozen •Toon Hermans
CVeertien appelbomen in de zomerzon, Dmzeven dikke tranen op een
G7bruidsjapon.
C7Vijftien zomersproetjes op een
Fwang,
D7twee enorme zoenen op de
G7gang.
En Czesendertig
G7liedjes waar ik
Cveel van
CDIM
hou.
En Cvierentwintig
G7rozen,
Cvierentwintig
Frozen,
Cvierentwintig
G7rozen voor
Cjou.
La la la la G7la la
Cla!
CVijftien mooie meiden in een boerenschuur, Dmzesenveertig zieltjes voor het
G7vagevuur.
C7Twee fanfares en hun hoempa
Fpa,
D7een begrafenis met koffie
G7na.
En Cvier papieren
G7vliegers aan een
Ctouw.
CDIM
En Cvierentwintig
G7rozen,
Cvierentwintig
Frozen,
Cvierentwintig
G7rozen voor
Cjou.
La la la la G7la la
Cla!
CZestien stille nonnetjes op oudejaar. DmTwee aanstaande moeders en een
G7ooievaar,
C7veertienhonderd doppers in een
Fblik,
D7negen hiks van iemand met de
G7hik,
en Czeven baby
G7foto’s op een
Cschouw,
CDIM
En Cvierentwintig
G7rozen,
Cvierentwintig
Frozen,
Cvierentwintig
G7rozen voor
Cjou.
CZestien bisschopsmijters op ’n lange rij, Dmeen klein moedervlekkie op een
G7damesdij,
C7negen dominees op ’t carna
Fval,
D7twee olijven en een bitter
G7bal,
en Cvier verliefde
G7wolken in ’t
Cblauw,
CDIM
En Cvierentwintig
G7rozen,
Cvierentwintig
Frozen,
Cvierentwintig
G7rozen voor
Cjou.
CZestien lichte vrouwen in vergadering, Dmtwee enorme boeren van een
G7zuigeling,
C7veertien kamerleden op ’t
Ftoilet,
D7zeven apen op een auto
G7ped,
en Ctwaalf Sinter
G7klazen in de
Ckou,
CDIM
En Cvierentwintig
G7rozen,
Cvierentwintig
Frozen,
Cvierentwintig
G7rozen voor
Cjou.
CDIMx x
1 23 4
aan de amsterdamse grachten •Wim SonneveldPeter Shott (= Pieter Goemans)
Aan de DAmster
F#mdamse
Bmgrachten
A7
Heb ik Dheel mijn
A7hart voor
Galtijd ver
F#mpand.
AmB7ster
Emdam vult mijn ge
A7dachten
als de Bmmooiste
E7stad in ons
A7land.
Al die DAmster
F#mdamse
Bmmensen,
A7
al die Dlichtjes
A7’s avonds
Glaat op het
A7plein.
NieB7mand
Emkan zich beter
A7wensen,
dan een DAmster
A7dammer te
Dzijn.
Er Dmstaat een huis aan de gracht in
Gmoud Amster
Dmdam,
waar ik als Cjochie van
Facht bij
A7grootmoeder
Dmkwam.
Gm Dm A7
Nu Dmzit een vreemde meneer in ’t
Gmkamertje
Dmvoor
en Gmook die heerlijke
Dmzolder
A7werd tot kan
Dmtoor.
Alleen de Gmbo
C7men,
Fdromen,
Gmhoog
C7boven het ver
Fkeer
en over het Gmwater
Dmgaat er een
Gmbootje net als wel
A7eer.
Gm Bb A7
REFREIN
’k Heb Dmveel gereisd en al vroeg de
Gmwereld ge
Dmzien
en nimmer Ckreeg ik ge
Fnoeg van ’t
A7reizen na
Dmdien.
Gm Dm A7
Maar Dmergens bleef er een sterk ver
Gmlangen in
Dmmij
naar GmHollandse kust en de
Dmstad aan
A7Amstel en
DmIJ.
Alleen de Gmbo
C7men,
Fdromen,
Gmhoog
C7boven het ver
Fkeer
en over het Gmwater
Dmgaat er een
Gmbootje net als wel
A7eer.
Gm Bb A7
REFREIN
aan de oever van de rotte
Aan de oever van de Rotte
Tussen Delft en Overschie
Zat een kikvors luid te wenen
Met een zuig’ling op haar knie
Lieve kleine, sprak de moeder
Zie je ginds die ooievaar
’t Is de moord’naar van je vader
Hij vrat ’m op met huid en haar
Potverdomme, sprak de kleine
Heeft die rotzak dat gedaan
Als ik later groot en sterk ben
Zal ’k ’m op zijn donder slaan
En de kikvors groot geworden
Zag opnieuw die ooievaar
En je zult het niet geloven
Hij vrat hem op met huid en haar
Aan de oever van de Rotte
Tussen Delft en Overschie
Zat een kikvors luid te wenen
Met een zuigeling op haar knie
Lieve kleine, sprak de oude
Zie je ginds die ooievaar
’t Is de moord’naar van je vader
Hij vrat hem op met huid en haar
Wel verdomme, sprak de kleine
Heeft die rotzak dat gedaan
Als ik later groot en sterk ben
Zal ik hem op z’n falie slaan
Nauwelijks was hij uitgesproken
Of daar kwam de ooievaar
Greep de kleine bij z’n lurven
En vrat hem op met huid en haar
In de slokdarm aangekomen
Zag hij daar zijn vader staan
En toen zijn ze met z’n tweetjes
Naar de uitgang toe gegaan
En de moeder oud geworden
’t Klinkt heel gek, maar ’t is heus waar
Greep de ooievaar bij zijn lurven
En vrat hem op met huid en haar
En zo ging ’t nog jaren verder
Tot er geen kikvors meer over was
En ook ooievaars zijn verdwenen
Je ziet ze niet meer op de plas.
af en toe gaan pa en moe (de speeltuin) Heleentje van Capelle (1951)Bob Bleyenberg ™ Gerhard Froboess
Af en toe gaan pa en moe,
met ons naar de speeltuin toe,
dat is voor ons kinderen, het fijnste wat bestaat.
’t Is een eind bij ons vandaan,
en daarom gaat de karavaan
’s morgens vroeg op weg dan zijn wij er niet te zo laat.
Heeft Cmama een
Dm7goede
G7bui
en is Cpapa niet te lui
Nou dan Fgaan we
G7naar de
Cspeeltuin!
Ma draagt Cbroodjes
Dm7in een
G7mand
Pa de Ctrommel met verband
Ja dan Fgaan we
G7naar de
Cspeeltuin
En we wippen en we draaien en we schommelen zo fijn
tot we misselijk van het draaien en de limonade zijn
heel de Cdag is
Dm7het dan
G7feest
tot we er Cuit zien als een beest
en we Fheerlijk in de
G7speeltuin zijn ge
Cweest.
Kleine Jan valt van de wip,
valt z’n tanden door de lip
hij brult als een wilde als papa verbinden wil,
Mien draait in de molen rond
jankend als een jonge hond
want ze wil eruit en dat ding dat staat niet stilREFREIN
Komen wij dan ’s avonds thuis,
vuil van zand en stof en gruis,
dan zegt Papa boos: Dat was beslist de laatste keer
Maar we zeuren al weer gauw:
mama wanneer gaan we nou
nog es naar de speeltuin? En spoedig gaan we weer!
als de liefde Guus MeeuwisGuus Meeuwis
Als de liefde niet beBbmstond
Zullen ze stilstaan de riEbm7vieren
En de vogels en de Ebmdieren
Als de liefde niet beBbmstond
Als de liefde niet beBbmstond
Zou het strand de zee verEbm7laten
Ze hebben niets meer te beEbmpraten
Als de liefde niet beBbmstond
Als de liefde niet beF#
stond
Zou de maan niet langer Fm7lichten
Geen dichter zou meer Ebm7dichten
Als de liefde niet beFmstond
Nergens zouden bloemen F#
staan
En de aarde zou verFm7kleuren
Overal gesloten Ebm7deuren
En de klok zou niet meer Fmslaan
Als de liefde niet beBbmstond
Dan was heel de vrijerij beEbm7dorven
De wereld was gauw uitgeEbmstorven
Als de liefde niet beBbmstond
Als de liefde niet beBbmstond
Zou de zon niet langer Ebm7stralen
De wind zou niet meer ademEbmhalen
Als de liefde niet beBbmstond
Geen appel zou meer Bbmrijpen
Zoals eens ’t paraEbm7dijs
Als wij elkaar niet meer beEbm7grijpen
Dan wordt de wereld koud als Bbmijs
Ik zou sterven van de Bbmkou
En mijn adem zou beEbm7vriezen
Als ik jouw liefde zou verEbm7liezen
Er is geen liefde zonder Bbmjou
als ik toch eens rijk was•
Lex Goudsmit
CAls ik toch eens rijk was, dedel, deidel, dedel, dedel, deidel, dedel, deidel, domG7Alle dagen,
Cmbiddie, biddie, bom,
F#DIM
als ik toch eens rijk zou G7zijn.
CNiet zo hard meer werken, dedel, deidel, dedel, dedel, deidel, dedel, deidel, domG7Was ik maar een
Cmietsie-pietsie rijk,
D7dedel, deidel,
G7dedel, deidel,
Cmdom
Ik bouwde Fmprompt een huis met
Bb7zeventig kamers,
EbM7vloeren bedekt met dik tapijt,
C7
een Fmglazen koepel
G7dak voor een zee van
Clicht.
C7
Drie mooie Fmtrappen, waarvan
Bb7een naar het dak, een
EbM7tweede naar beneden
C7leidt,
de Fmderde dient
F#DIM
alleen maar voor ’t geG7zicht.
Dan C7zouden
Fop mijn erf de
G7kippen en ganzen
Czingen in duizendvoudig
A7koor,
Dmsnaat’rend, kaak’lend,
G7gakkend zo hard als ’t
Ckan.
C7
En al dat Fmkwak-kwak-kwak en
Bb7tokke-tokke-tok, dat
EbM7klonk als trompetten in je oor,
C7
dan Fmwisten ze: daar
F#DIM
woont een schatrijk G7man.
REFREIN
Ik zie m’n FmGolde al, be
Bb7hangen met juwelen
EbM7en met een dubb’le onderkin.
C7
FmKoken, bakken,
G7al wat haar hart be
Cgeert.
C7
Ik zie haar Fmtrots als een pauw al
Bb7wand’lend door de straten,
EbM7oi ! Heeft dat mens ’t naar haar
Bb7zin,
als Fmze het hele
F#DIM
huis tiranniG7seert!
En C7de e
Flite van de
G7stad komt dan bij
Cmij om
A7raad.
Ik Dmmoet ze advi
G7seren, als Salomo zo
Cwijs.
C7
Alstublieft, Reb Tevye ! Heel veel dank, Reb Tevye !
De rabbijn stelt ook uw oordeel zeer op prijs
Maar het maakt niets uit wat ik antwoord
Of ’t nu goed is of ernaast
Ben je rijk, dan ben je een profeet !
Als ik ooit eens rijk zou worden
Bracht ik ’t liefst m’n tijd in de synagoge door
En kreeg ik misschien een plaats bij de Oostermuur
En ik besprak met geleerden het Heilig Boek
Ja, dat stel ik me zo voor
Dat werd m’n uitverkoren uurCAls ik toch eens rijk was, dedel, deidel, dedel, dedel, deidel, dedel, deidel, domG7Alle dagen,
Cmbiddie, biddie, bom,
F#DIM
als ik toch eens rijk zou G7zijn.
CNiet zo hard meer werken, dedel, deidel, dedel, dedel, deidel, dedel, deidel, domG7Heer, U schiep de
Cmtijger en het hert
G7U bepaalde
Cmwie en wat ik werd
G7Ben ik in Uw
Cmogen dan zo klein
Dat ik niet schatG7rijk kan
Czijn ?
EbM7x
1 1 1 1 1
2 3 4
als je voor een dubbeltje geboren bent Louis DavidsJacques van Tol
CEr zijn mensen die ge
G7loven nimmer aan hun
Clot,
ploeteren en G7sappelen en sjouwen zich ka
Cpot.
Ik zeg: ‘Mensen Amdenk toch steeds bij alles wat je
Cdoet.
Het Amkomt altijd zo
Dm7als het komen
G7moet.’
Als je Cvoor een dubbeltje ge
G7boren bent,
bereik je nooit een Ckwartje.
Of je Grieks, Latijn of twintig G7talen kent,
gerust, het leven Ctart je.
C7
Je verFbeeldt je dat je aan de
Ctouwtjes trekt,
maar och, het Amleven smijt je heen en
G7weer.
Als je Cvoor een dubbeltje ge
G7boren bent,
bereik je nooit een stuiver Cmeer.
CZelden vind je
G7iemand die de zin van het leven
Ckent.
Je kunt zo geG7lukkig zijn als je tevreden
Cbent.
Waarom zoek je ’t geAmluk steeds in een ver ver
Cschiet?
Het Amligt vlak bij je
Dm7en je ziet het
G7niet.
REFREIN
Ja, zo is het. En al ga je nou op je hoofd staan zo blijft het.
Als je voor een demi-tje in de wieg bent gelegd, dan zal je nooit een pels dragen.
Dat is gek. En als je nou roggebroodkind bent, dan zal je je nooit in kaviaar verslikken.
En doe nou maar geen moete meer, wees verstandig, want het blijft zo. Zo is het.
Als je Cvoor een dubbeltje ge
G7boren bent,
bereik je nooit een stuiver Cmeer.
annabel Hans de Booij
CIemand zei: ‘Dit is
G7Annabel,
Cze moet nog naar het sta
G7tion.
CNeem jij de wagen dan
G7haalt ze het wel.’
En ik zei: ‘Da’s Amgoed’, en reed zo stom als ik
G7kon.
CWe kwamen aan bij een
G7leeg perron.
En ik Czei: ‘’t Zit je niet
G7mee.’
CEn in de verte ging de
G7laatste wagon
en AnnaBb
bel zei: ‘Oké, ik Aga met je
Ab
mee.’CEn later lagen we
G7samen, zoals dat heet,
Ceen beetje moe, maar vol
G7daan.
CEr kwam al licht door de
G7ramen, ze zei:
‘Ik heb geen Amtijd voor ontbijt, ik moet
G7gaan.’
Ik Czei alleen nog: ‘Tot
G7ziens Annabel.’
CEn ik dacht: ik zie jou
G7nooit meer terug.
CIk dacht: ik draai me om en
G7slaap nog even door,
maar twee uur Bb
later was ik nog Awakker, lag
Ab
stil op m’n Grug.
AnnaCmbel, het wordt niets zonder jou, Anna
Bb
bel. (2×)CZo bleef ik twee dagen
G7liggen in bed.
CIk was totaal van de
G7kaart.
CToen stond ik op, ik moest niet
G7denken maar doen,
want zonder Amhaar was ik geen stuiver meer
G7waard.
CIk ging de stad door op
G7zoek naar een glimp.
CEn ik dacht: ik zie jou
G7nooit meer terug.
CIk ging zelfs hardop
G7praten in mezelf
en iemand Bb
zei: ‘Je stond uren met je Ahanden op de
Ab
leuning van de Gbrug.’
REFREINCEn op een avond
G7zag ik haar weer.
CZe stapte net op de
G7tram.
CZe was nog mooier dan de
G7vorige keer.
Ik riep haar Amnaam en trapte hard op de
G7rem.
CIk sprong m’n auto uit en
G7greep haar vast.
CZe stond stil en keek
G7om.
CZe keek me aan, maar was
G7nauwelijks verrast.
Ik zei: ‘Bb
Hé, waar moet je naar Atoe?’ Ze zei: ‘
Ab
Naar het staGtion.’
CIk bracht haar weg, ze kocht een
G7kaartje Parijs.
CIk zei: ‘Ja, nog
G7één erbij.’
CDe lokettist gaf twee maal een
G7enkele reis
en AnnaAmbel keek even op
G7zij.
CIk zei: ‘Ik heb je ge
G7vonden vandaag.
CIk laat je nooit meer al
G7leen,
Cal reis je door naar Barce
G7lona of Praag,
al reis je Bb
door naar het eind van de Awereld, ik
Ab
ga met je G7mee.
REFREIN
as ’t effe kan •Lex Goudsmit
De lieve Dheer heeft
A7man en vrouw ge
Dschapen.
De een is zwak, de A7andere is
Dsterk.
De lieve Gheer heeft
B7man en vrouw ge
Gschapen,
E7dus, as ’t
Geffe kan, ja dan,
E7as ’et
Aeffe kan, ja
Ddan,
F#7doen de
Gvrouwen
Dfijn het
E7zwa
A7re
Dwerk
As ’t A7effe kan,
as ’t Deffe kan,
as ’t A7effe kan,
doen zij het zware Dwerk !
De sterke Ddrank most
A7eigenlijk ver
Ddwijnen,
met de café’s in A7elke straat of
Dsteeg.
De sterke Gdrank most
B7eigenlijk ver
Gdwijnen,
E7dus, as ’t
Geffe kan, ja dan,
E7as ’et
Aeffe kan, ja
Ddan,
F#7zuip ik
Gzellef
Dalle
E7fles
A7sen
Dleeg !
REFREIN
Je hebt als man zo weinig vreugde
Dus as ’t effe kan dan doe je daar wat an !
Het vrouw’lijk Dschoon dat
A7denkt direkt aan
Dtrouwen,
het vrouw’lijk schoon wil A7boter bij de
Dvis.
Het vrouw’lijk Gschoon dat
B7denkt direkt aan
Gtrouwen,
E7dus, as ’t
Geffe kan, ja dan,
E7as ’et
Aeffe kan, ja
Ddan,
F#7zorreg
Gik dat
Dhet vrij
E7blij
A7vend
Dis !
Een ieder Dheeft wat
A7over voor een
Dander.
Dat is en blijft een A7ongeschreven
Dwet.
Een ieder Gheeft wat
B7over voor een
Gander,
E7dus, as ’t
Geffe kan, ja dan,
E7as ’et
Aeffe kan, ja
Ddan,
F#7lazer
Gik ze
Dalle
E7maal
A7uit
Dbed
Je mag je Dvrouw nooit be
A7driegen met een
Dander.
Door al die kind’r’is ze A7toch al over
Dwerkt.
Je mag je Gvrouw nooit
B7pesten met een
Gander,
E7dus, as ’t
Aeffe kan, ja dan,
E7as ’et
Aeffe kan, ja
Ddan,
F#7zorreg
Gik dat
Dze d’r
E7niks
A7van
Dmerkt !
ballade voor de vriendinnen van een nacht •Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
Wel Cmben ik liever thuis dan in de kroeg,
maar daar sluipt ’s-nachts de stilte om me heen
en G7denken over jou deed ik genoeg,
dus blijf ik dan maar liever op de been,
want slapen gaat allang niet meer alCmleen.
AlEb
leen is maar alleen, ik ken de stad.
Wanneer ik eenmaal lastig ben en Bb7zat,
is ieder lichaam even warm en zacht
en helpt vergeten wat ik Eb
eenmaal had. Zo G7ken ik mijn vriendinnen van een nacht.
Cm
WanCmneer de dag komt, zie ik pas mijn prooi,
daar naast me slaapt een onbekend gezicht
en G7blijkt ze ’s-morgens vroeg niet meer zo mooi
als gisteravond met dat roze licht,
dan doe ik maar weer gauw m’n ogen Cmdicht.
Het Eb
was misschien wel fijn voor deze keer,
ik ga en kom na deze nacht nooit Bb7meer.
En als ze mij ontmoeten, vragend lacht,
dan denk ik: ‘Wie ben jij nu Eb
ook alweer?’ Zo G7ken ik mijn vrindinnen voor een nacht.
Cm
Soms Cmdroom ik half, dat ik weer iets herken,
een geur van haar, een lach waar van ik hou.
Maar G7al te goed weet ik dan waar of ik ben,
hier lig ik met een vreemde blote vrouw.
En niemand op de wereld lijkt op Cmjou.
Maar Eb
blijf ik ’savonds thuis, dan wordt het stil.
Die kamers vol van toen, ze zijn zo Bb7kil.
Ik vlucht de stad in en ga weer op jacht
en breng mezelf opnieuw waar Eb
ik niet wil. Zo G7ken ik mijn vriendinnen van een nacht.
Cm
CmPrinsesjes lief, als iemand jullie kwetst,
of sletten noemt of over zeden Bb7zwetst,
laat hem een ziekte krijgen vol venijn,
we sliepen met elkaar en Eb
dat was fijn.
En daarom heb ik niemand ooit verBb7acht,
maar zal ik jullie altijd dankbaar Eb
zijn. Zo G7ben ik ! Mijn vriendinnen van een nacht.
G7 Cm
ben ik te min Armand
DWil je blijven, o
Dkee.
BHet heeft toch geen enkele
Ezin.
AAls je me maar niet ziet als het jochie met de
Drozen,
BWant dan stort je hele droomwereld
Ein.
DJijwas, zoals ze dat noemden, het idealistische
Atype.
DMaar daarheb je nu verrekt weinig meer
Avan.
DJe bent nu net zo materialistisch als
Aik.
BMaar hoe wil je het, hoe wil je het in godsnaam anders
Edan?
ABen ik te min,Dben ik te min, omdat je ouders meer poen
Ehebben, dan de
Amijne?
ABen ik te min,Dben ik te min, omdat je pa in een grotere
Ekar rijdt, dan de
Amijne?
DEn toch wil je blijven, maar je
Dpa, die wil ’t niet.
BIk denk, dat je beter kunt
Egaan.
AEn je moeder, die doe je ook veel ver
Ddriet.
BAls je thuiskomt, zegt ze: Kind, wat doe je me
Eaan?
DJouw moeder, die ik moest aan
Ahoren.
DMet haar achterlijk gezwam over de studie van je
Abroer.
DEn dat je pa zo’n succesvol zakenman
Awas,
BMet andere woorden Wat ben jij een
Eboer.
REFREINDMaar kijk uit! Je bent het niet ge
Dwend
Bom te vreten van de
Estraat.
AAls je lichamelijk maar niet belangrijk
Dvindt,
Bwant dat is het in feite niet waar het om
Egaat
Den als je het aankunt, nou, kom dan gerust
Aweer
Den anders, dan sodemieter je maar
Aop,
Dwant het is echt niet, dat ik niets om je
Ageef,
Bmaar zo duw je je hoofd in een
Estrop.
REFREIN
beneden alle peil •Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
CJouw armen liefste zijn niet om te slaan, je moet je handen niet tot vuisten
Gmaken.
EmJe ogen hoeven niet zo hard te staan,
G7ontspan die harde lijnen om je
Ckaken.
Je Flichaam, lief, is
G7zacht om aan te
Craken,
Cmaar jij denkt enkel aan je eigen heil,
jij denkt alleen maar aan je eigen Gzaken en
Fdat is toch be
Gneden alle
Cpeil.
BeAmkijk jezelf en lach, je zachte arm is
Evoor mijn hoofd gemaakt om op te
Amrusten,
je Fborst als veilig
Gkussen houdt me
Cwarm, maar
Fwarmer zijn je
Glippen die me
Amkusten,
zo Fwekte j’een voor
Geen mijn andere
Clusten,
Cmaar jij dacht aan een ander onderwijl
waarmee je zonder moeite je geweten Gsuste en
Fdat is toch be
G7neden alle
Cpeil.
CMijn liefde was de inzet voor jouw spel, door mij liet jij je ijdelheid graag
Gstrelen.
EmJe wilde niet dan wilde je weer wel. Ik
G7was verblind, ik liet maar met me
Cspelen.
Je Fliet je zo maar
G7door een ander
Cstelen en
Cmijn geluk ging zo maar voor de bijl.
Maar mijn verdriet kon jou niet zo veel Gschelen en
Fdat was toch be
Gneden alle
Cpeil.
PrinsAmheerlijk lig je in een anders bed en
Emaakt hem met je lichaam dwaas en
Amdronken,
wat Fin geen enkel
Gopzicht jou be
Clet ach
Fter zijn rug om
Gweer naar mij te
Amlonken.
F
G
C
CBedriegen ligt nu eenmaal in jouw stijl.
Je hebt je in ’t geheim aan mij geGschonken, maar het
Fis toch wel be
G7neden alle
Cpeil.
bij de marine Dorus
FZorreg dat je d’r bij komt, bij de ma
C7rine, bij de ma
Bb
riFne.
Zorreg dat je d’r bij komt, bij de maC7rine moet je
Fzijn.
Het is geBb
zond voor je lijf en je Fleden.
Bij de maG7rine is d’r niemand onte
C7vreden.
FZorreg dat je d’r bij komt, bij de ma
C7ri-i
Fne.
’s Ochtends krijg je scheepsbeschuit en een koppie C7thee op
Fbed.
Dan komt de eerste officier met ze G7vinger an ze
C7pet.
Hij Gmzegt: ‘Me
C7neer, ik
Fstoor toch niet, hier
Gmis uw
C7ochtend
Fblad,
uw G7handdoek en uw
Cstukkie zeep, nou
G7ken U fijn in
Cbad.’
Je hebt een C7moeder en een vader aan hem. (AHOY)
En hij besluit met zachte C7stem:
Gm C7(AHOY)
‘En nou as de gesmeerde bliksem uit de veren, jullie luie voddebalen!
Nou, kompt ’r nog wat van?’REFREIN
’s Middags gaan we op de wal, dat doene we hand in hand
En worden prettig rondgeleid door de vrouw van de commandant
En niemand zit er krap bij kas, je krijgt honder gulden mee
’t Mag allemaal in een dag op, zo geldt de wet der zee
Maar niemand wil d’r ’s avonds laat op de wal (AHOY)
Want dan begint pas goed het bal (AHOY)
Dan gaan we naar de fillem, in de kantine, in de kantine
Eten gevulde koeken, in de kantine moet je zijn
Dat is gezond voor je lijf en je leden
Bij de marine is er niemand ontevreden
Zorreg dat je d’r bij komt, bij de marine
En hij besluit met een vriendelijke snoet (AHOY)
Als hij tot slot het licht uitdoet (zo zoet)REFREIN
bloemen •Guus MeeuwisGuus Meeuwis
A E A E(intro)EBloemen bloeien
C#mlangs de weg, waar
F#mop ik langzaam
Bslenter.
EIn de verte
C#mligt jouw huis, ik
F#mzie je fiets: je
Bbent er.
Ik Aloop hier elke
Edag, ’tis een
Aklein kwartiertje
Eom.
Toch F#mhoop ik op een lach, dat
Bik je tegenkom.
Je Gweet niet zeker
Emwie ik ben, maar
Amik vergeet je
Dniet.
Je Gloopt me altijd
Emstrak voorbij,
Amzonder dat je mijn
Dhand ziet.
Ik Cloop hier elke
Gdag, de
Czomer is al
Gom.
Toch Amhoop ik op een dag, dat
Dik je tegenkom.
DaGdiadada da
Emdiadada da
Cdiadada da
Ddom da
Gdiadada da
D/F#
diadada daEmdiadada da
Ddom
EHeel veel eikels
C#mop de weg, ik
F#mben de aller
Bgrootste.
OmEdat mijn liefde
C#mmij nog niet tot
F#maan je voordeur
Bloodste.
Ik Aloop hier elke
Edag, en
Adriekwart jaar is
Eom.
Toch F#mhoop ik op een lach, dat
Bik je tegenkom.
GSneeuw valt langzaam
Emop de weg en
Chet wordt alsmaar
Dkouder.
GZonder nog dat
Emjij het weet, wor
Cden we samen
Douder.
Ik Cloop hier elke
Gdag, het
Cjaar is bijna
Gom.
Ik Amhoop nog op een dag, dat
Dik je tegenkom.
REFREINGBloemen bloeien
Emin de berm, waar
Cin we samen
Drusten.
GHet is niet zo
Emlang gelee, dat
Cik jouw lippen
Dkuste.
Ik Cliep hier elke
Gdag, en
Cik weet nu waar
Gom:
de Amlach op jouw gezicht, die
Dik daar tegenkom.
G Em C D G D/F# Em DDadiadada
C G C G Am D
REFREIN
Ik Cliep hier elke
Gdag, een jaar
Clang kwartiertjes
Gom.
Een Amjaar, het was het waard, nu
Dlachen we er
Gom.
café•
Herman van Veen
Ik Cweet waar ’n café is, bil
Amjart en geen tv is,
waar Fopa op z’n sloffen z’n
Gnieren af komt stoffen.
Een CGriek uit verre landen bil
Amjart over drie banden.
Geen Fmens is uit de gratie, geen
Ggrein diskriminatie.
Ach, zo’n caCmfé, café met ’n lage zoldering en geen w
Gc voor
Fmdames a
Gpart.
Ach, zo’n café, spoedig ’n herinnering zonder tCmv. Een piano alleen.
VerFmboden door de
Cmwet met zijn
Fmrommelig buf
Cmfet,
zijn Fmpilsjes en zijn
Cmpret en zijn
Gscheve bil
Cmjart.
En Cals je ’n stoot wil maken daar
Amop het groene laken,
dan Fword je onverschrokken al
Gaan je mouw getrokken.
‘Je Cmot ’t indirekt doen, jongen, je
Ammot ’t met verschrikkelijk veel effekt doen,
die Fkeu die is zo teer niet: ’t
Gis je jonge heer niet!’
Dus Craak ’m zonder eerbied, dat
Amje die bal nooit weerziet
en Fis die stoot dan toch nog mis, dan
Gheerst allom de droefenis.
REFREIN
Want Czie: de nieuwe wet is, dat
Amzo’n café niet net is,
de Fzoldering te laag is en het
Glicht er veel te vaag is.
En Cdat er alle vrouwen hun
Amplas op moeten houwen,
omFdat er geen wc is, die
Gveilig en privé is.
En Cmensen, mensen, mensen, ook al
Ambiggelt er ’n traan over Carmiggelt,
de Fwet, de wet heeft rechtgedaan, dus
Gdie cafeetjes gaan eraan.
REFREIN
cis verdonk Gerard van MaasakkersGerard van Maasakkers
Ik Amzal oe ’s wa gaon zingen, ’t is over Cis Ver
Dmdonk
Ze Amwoonde in ’n huiske achteraf en ze
Edronk teveul
Ze Amstonk tegen de wind in, en d’r heund die stonken
Dmmee
Maar AmCis, die klaagde nooit; Cis die
Ewaar te
Amvreje
Ze las Cnooit de krant, want aan
Glezen had ze ’t land.
En de Cmensen zeiden altijd: ‘D’r is mee
GCisse wa aan de hand.’
En als AmCis oe ’n snuupke gaf, dachte bij oew eigen: ‘
DmBah,
God Amweet, hoe lang da’t in haar smerige
Ejas gezeten
Amhad.’
’t Was Amop een donderdag toen deed iemand z’n be
Dmklag
Bij de poAmlitie, want de heund die gingen zo te
Ekeer die dag
D’n Amopper maakte er werk van, en hij stuurde agent De
DmGroot
Die Amvond toen Cis Verdonk, ze was al
Edagen
Amdood.
’t Kwa_am Cin de krant en de
Gmensen praatten schand.
Hoe kan Czoiets toch gebeuren, och, wa’n
Gwereld, och, wa’n land
En toen ’t Amhuis werd doorgezocht, vonden ze tussen ’t keukenge
Dmrei
AmZeventien rollekes pepermuntjes,
Enetjes op ’n
Amrij.
daar bij die molen (het plekje bij den molen)
Ik weet een heerlijk plekje grond, daar waar die molen staat.
Waar ik mijn allerliefste vond, waarvoor mij ’t harte slaat.
Ik sprak haar voor den eersten keer, aan d’oever van den vliet.
En sinds dien tijd kom ik daar meer, die plek vergeet ik niet.
Daar bij die molen, die mooie molen,
daar woont het meisje, waar ik zooveel van hou.
Daar bij die molen, die mooie molen,
daar wil ik wonen als zij eens wordt mijn vrouw.
Als in den stillen avondstond, de zon ten onder ging.
En ik haar bij den molen vond, in zoete mijmering.
Fluisterde zij mij in het oor: ‘Oh, heerlijk zaam te zijn.’
De molen draaide lustig door, en ik zei: ‘Liefste mijn.’REFREIN
Ik zie den molen al versierd, ter eer van ’t jonge paar.
Het heele dorp dat juicht en tiert, zij leven menig jaar.
En zie ik trotsch den molen staan, dan zweer ik in dien stond:
nooit ga ik van die plek vandaan, waar ik mijn vrouwtje vond.
daar zaten zeven kikkertjes Trad.
Daar zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot.
De sloot was toegevroren, ze lagen half dood.
Ze kwekten niet, ze kwaakten niet van honger en verdriet.
Daar zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot.
De jongste, die een wijsneus was, zei tot z’n kameraads:
‘Die malle nachtegalen, wat hadden die een praats.
Was eerst het ijs maar in de dooi, wij zongen eens zo mooi!’
Daar zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot.
De milde lieve lente kwam; zij kwaakten de oude wijs!
Als zij dat zingen noemen, wens ik ze weer in ’t ijs.
Ik geef die kikkers allemaal voor ene nachtegaal.
Daar zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot.
dat tedere gevoel •R. Bruining ™ Herman van Veen
DIk heb dat tede
Gre gevoel voor
Aelke zot, voor
Gelke dwaas,
Ddie buiten ronddaast
Gzonder doel, die
Aniemands knecht is,
Dniemands baas.
GIk heb dat tede
Are gevoel voor
Gieder die zich
Aluidkeels uit,
Ddie elk gebaar er
Gvaart als koel, voor
Awie zich elke
Dkudde sluit.
GIk heb dat tede
Are gevoel
Gvoor wie zich in een
Adroom verwart
en Dwaar die droom de
Gwaarheid ramt, klinkt
Asoms zijn lach net
Diets te hard.
D D Em F#m G G F#m Em D G A D(Intermezzo)
DIk heb dat tede
Gre gevoel voor
Aelke vrouw, voor
Gelke man,
Ddie in volkomen
Gweerloosheid een
Aander mens be
Dminnen kan.
GLai di dai
A G A D G A D
de aarde •Urbanus (van Anus)
De Daarde is ’n grote bol, met
Aplantjes en met beestjes vol
en Gze draait al
Aheel lang in het
Drond.
En wat ik haast niet kan geloven, soms Ahangen we ondersteboven
en toch Gblijven onze
Avoeten op de
Dgrond.
En Gal de wolkjes boven ons, die
Dlijken wel een grote spons,
ze Gbrengen ons het
Awater van de
Dzee.
En als de aarde drinken wil, dan Ahoudt de wind de wolkjes stil
en Gdan valt dat
Awater naar be
Dnee.
DOh grote wereldbol, ik snap er nie veel
Avan.
’t Is gewoon ’n wonder, wat jij allemaal Dkan.
Je vliegt maar en je vliegt maar zonder te verAdwalen.
Je draait maar en je draait maar zonder motor of péDdalen.
DAls de zandman weer verdwijnt en de
Azon haar zonnestraaltje schijnt,
Glekker op de
Arug van onze
Dpoes,
dan valt aan d’and’re kant de nacht, daar Ais ’t Janneke maan die lacht
Gnaar de inge
Aslapen kangoe
Droes.
En als GJeseke zijn bedje maakt en
Dal z’n pluimpjes kwijtgeraakt
Gdan begint ’t
Ahier bij ons te
Dsneeuwen.
Toch brandt de zon in Afrika de Anegertjes tot chocola,
maar Gbijt ze niet want
Aanders gaan ze
Dschreeuwen.
REFREINDEn van waar dit allemaal komt: de
Alucht, het water en de grond,
dat Gkan tot nu toe
Aniemand ver
Dtellen.
De aarde draait hier niet alleen, er zijn Anog meer bollen om haar heen,
Gveel meer dan de
Amensen kunnen
Dtellen.
Want Gals je straks ’n lichtje ziet, dat
Dplots’ling door de hemel schiet,
dan Gkan dat ’n
Amarsmannetje
Dzijn.
Dat heel gewoon aan jou komt vragen, Aof je een van deze dagen
Gmet hem meevliegt
Ain zijn marsko
Dnijn.
REFREIN
de clown Ben Cramer
C# f c# g# - f# c# g# - f c# g# - f c# g#
Ab d# c g# - f# c g# - f c g# - d# c g#
Ab d# c g# - f# c g# - f c g# - d# c g#
C# f c# g# - f# c# g# - f c# g# - f
Hij was maar een Cclown, in ’t wit en in ’t
Grood.
Hij was maar een clown, maar nu is hij Cdood.
Hij lachte en sprong, in ’t felgele Glicht,
maar onder die lach zat een droevig Cgezicht.
De herinnering Cblijft
G
Caan die
Gclown met z’n
Glach.
G/D G
Hij heeft G/Dalles ge
Cgeven
G
Ctot de
Glaatste
Gdag.
G/D Ab
Niemand G/Dkende de
Cpijn
G
Cvan zijn
Gstille ver
Gdriet.
G/D Ab
Want er G/Dwas op het
Ceinde
G
Cniemand die
G hij ver
Gliet.
Hij woonde alleen, in een wagen van hout.
Hij was maar een clown, en zo werd hij oud.
Z’n hoed was te klein, en z’n schoenen te groot.
Hij was maar een clown, maar nu is hij dood.REFREIN
Op een avond, hij viel, net als elke keer.
Het publiek lachte luid, maar voor hem was het uit.
Hij was maar een clown, in ’t wit en in ’t rood.
Hij was maar een clown, maar nu is hij dood.REFREIN
de eerste x•
Doe Maar
Ze Clachte en toen
Fbleef ze
Gvoor me
Cstaan.
F G
Ik Cwachtte maar ze
Fkeek me
Genkel
Caan.
F G
Ik Fstond daar maar en wist bij god niet
Cwat ze van me wou
en Ftoen zei ze: Ik heb zin in
G7jou!
Ik Cbloosde, maar nam
Fhaar toch
Gmee naar
Chuis
F G
Cen daar trok ze
Fal haar
Gkleren
Cuit.
F G
FKom maar, zei ze zacht toen ik daar
Caarzelend bleef staan.
Ik Fschaamde me voor haar want ik had
G7HET nog nooit gedaan.
Ze Cfluisterde: Wie
Fhad dat
Gooit ge
Cdacht.
F G
Ik Czei: ’k Ben bang dat
Fjij te
Gveel ver
Cwacht.
F G
Ik Fheb haar naar haar fiets gebracht en
Calles was voorbij.
Wat Fheb ik toch gedaan? Ik ben haar
G7kwijt, nou heb ik spijt voor altijd.
DmEllen, ik ben
Amzo ver
Dmliefd op
Amjou. (4×)
de eeuwige soldaat •Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh ™ Bob Dylan
Hij is Fklein van
G7stuk en hij is
Cgroot en
Amfors,
zijn Fwapens zijn van
G7staal en steen en
Chout.
Am
Hij is Fdertig jaar of
G7meer en hij is
Cnog maar zeven
Amtien,
als solFdaat is hij al eeuwen
G7oud.
Hij is ’n Fmuzelman, ’n
G7hindoe, ’n
Catheïst, ’n
Amjood,
kathoFliek en doopsge
G7zind gerefor
Cmeerd.
Am
En al Fduizend jaar dood
G7hij mij voor
Cjou en jou voor
Ammij
en toch Fweet hij heel goed: doden is ver
G7keerd.
Hij Fvecht voor Groot Brit
G7tanië en
Cvoor Ameri
Amka.
Hij Fvecht voor Portu
G7gal en Pakis
Ctan.
Am
Hij Fvecht ook voor de
G7Russen en hij
Cdenkt terwijl hij
Amvecht,
dat hij Fzo een eind aan oorlog maken
G7kan.
En hij Fvecht voor ’t kommu
G7nisme en
Cvoor de monar
Amchie,
hij Fzegt: ‘’t Is voor de
G7vrede van ’t
Cland.’
Am
Hij die Fuit te maken
G7heeft, wie er
Csterft en verder
Amleeft
en toch Fziet hij nooit het teken aan de
G7wand.
Maar als Fhij er niet ge
G7weest was, dan had
CHitler nooit ’n
Amkans.
Zonder Fhem had Caesar
G7slechts alleen ge
Cstaan.
Am
Hij maakt Fvan zichzelf een
G7wapen dat ge
Cbruikt wordt in de
Amstrijd
en door Fhem zal al dat moorden verder
G7gaan.
Hij is de Feeuwige sol
G7daat en hij is
Cwerkelijk de
Amschuld,
zijn Forders komen
G7heus niet van zo
Cver.
Am
Hij krijgt ze Fhier vandaan, van jou en
G7mij, zijn
Cleiders, dat zijn
Amwij,
zo Fmaken we geen eind aan ’t oorlogs
G7leed.
de glimlach van een kind •Willy Alberti
AmJij bent zo
Amwijs, dat zegt een
Gkind.
Jij bent zo Amgrijs, dat zegt een
Gkind.
Jij bent geCtrouwd, dat zegt een
E7kind.
Jij bent al Coud, dat zegt een
E7kind.
Dan denk je: AmJa, een rimpel
Gmeer.
Je wordt al Amecht een oude
Gheer.
Maar voor je Cdenkt: Hoe moet dat
E7nou?
Pakt ze je Chand en lacht naar
B7jou.
E7
De Aglimlach van een kind
doet je beDseffen dat je leeft.
De E7glimlach van een kind,
dat nog een Aleven voor zich heeft.
Dat Db7leven is de
F#mmoeite waard
met B7soms wel wat verdriet,
maar met E7liefde, geluk en plezier in het verschiet.
De Aglimlach van een kind,
dat met een Dtrein speelt of een pop.
Die E7glimlach maakt je blij.
Daar kan geen Afeest meer tegenop.
Wat Db7geeft het of je
F#mouder wordt.
Dat B7maakt toch niks meer uit,
want je E7voelt je gelukkig al heb je geen duit.
REFREIN
de laatste keer Jaap Fischer
Voor de laatste keer stak jij de sleutel in ’t slot
en vroeg je: ‘Je blijft toch nog even?’
Voor de laatste keer zei ik ja en dat was rot,
want je hebt me al te veel gegeven.
En al ’t licht dat nodig was, was voor ’t ophangen van onze jas,
de rest was overbodig.
Er was geen licht en we hadden geen licht,
we hadden geen licht meer nodig.
En na ’n half uur praten en na anderhalf uur wat anders,
toen durfde ik niet meer te zeggen: ‘Meisje’, te zeggen: ‘meisje,
dit was nu de laatste keer. Dit was nu de laatste keer.’
de monniken •Jaap Fischer
CDaar waren twee monniken, Hans en Joop in een klooster op een
Gheuvel.
Ze Fsleten hun tijd, en dat
Cwas een hoop met si
Ggaren, wijn en ge
Ckeuvel.
CZe kletsten over Jeruzalem en loofden de heer met
Gpsalmen.
En zo Fkon je Hans’ eerste en Joops
Ctweede stem in de
Gomtrek horen
Cgalmen.
COf ze gingen naar het dorp benee om daar de heer te
Gloven.
En dan Fstemden ze op de
CKVP en dan
Ggingen ze weer naar
Cboven.
CEr klopte daar een meisje aan, dat hebben ze opge
Gnomen.
Want ze Fmisten bij ’t zingen een
Cgoede sopraan, daar ze
Gzelf niet zo hoog konden
Ckomen.
CZij waste hun kleren, het witgoed en bont, ze maakte hen nieuwe san
Gdalen.
In ’t Fklooster ging de
Cwijnfles rond en in ’t
Gdorp de roddelver
Chalen.
CHet meisje begreep dit en is weggegaan na een afscheid met veel
Gtranen.
Joop Fgaf haar een hand, wat hij
Cnooit had gedaan en
GHans voor de reis wat ba
Cnanen.
CEn ’s avonds zongen ze in duet een lied dat ging door je
Gmerg en
het Fmeisje hoorde
Cdat nog net en
Gantwoordde over de
Cbergen.
CMaar toen kwam er een man uit het dorp op de fiets en sprak: ‘Zo kunnen we ’t niet
Glaten.
Dat Fmeisje moet terug, anders
Chebben we niets daar
Gbeneden om over te
Cpraten.’
CEn nu zingen ze weer met z’n drieën in koor en wast ze weer hun
Gkleren.
En zij Fkrijgen er zelfs sub
Csidie voor, want gods
Gkinderen zijn rare
Cperen.
de noordzee (the golden vanity)•
Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
C Am Dm G7(intro)
Daar Czeilde op de Noordzee, de
DmNoordzee, wijd en koud,
een Gschip zo zwaar beladen met
C’s werelds ijdel goud.
Daar Ckwam de Spanjaard dreigen te
Dmroven ons het goud
toen we G7voeren op de
CNoordzee, de
AmNoordzee, de
DmNoordzee, al
G7op de Noordzee,
Cwijd en
G7 C G7koud.
’t Was Conze jongste makker, een
Cjongen, sterk en koen,
die Dmsprak al tot de schipper: ‘Wat
Gzult gij aan mij doen,
wanCneer ik wil gaan zwemmen en
Cginds ’t spaans galjoen
doe Dmzinken in de
G7Noordzee, de
CNoordzee, de
AmNoordzee, al
Dmin de Noordzee
G7zinken
Cdoe.’
G7 C G7
‘Ik Czal U geven zilver, een
Cwapen, een blazoen,
mijn Dmeigen jonge dochter zal
Gik U huwen doen,
wanCneer gij wilt gaan zwemmen en
Cginds ’t spaans galjoen
doet Dmzinken in de
G7Noordzee, de
CNoordzee, de
AmNoordzee, al
Dmin de Noordzee
G7zinken
Cdoet.’
G7 C G7
De Cjongen bad de hemel, sprong
Cdaarop overboord
en Dmheeft in ’s vijands scheepswand drie
Ggaten toen geboord.
En Cvan de trotse Spanjaard is
Cnimmer meer gehoord,
op Dmheel de wijde
G7Noordzee, de
CNoordzee, de
AmNoordzee, op
Dmheel de Noordzee
G7meer ge
Choord.
G7 C G7
Toen Czwom hij naar ’t schip en de
Cmannen juichten luid,
maar Dmonze schipper gaf hem zijn
Gdochter niet tot bruid.
Al Csmeekte ook de jongen: ‘Haal
Cmij het water uit’,
de Dmschipper gaf de
G7Noordzee, de
CNoordzee, de
AmNoordzee, gaf
Dmhem de Noordzee
G7als zijn
Cbruid.
G7 C G7
Toen Czwom hij om het schip heen, hij
Cwas zo koud en moe,
vol Dmbitterheid en wanhoop riep
Ghij zijn makkers toe:
‘Ach Cmakkers, haalt mij op, want ik
Cben het zwemmen moe,
mij Dmtrekt de koude
G7Noordzee, de
CNoordzee, de
AmNoordzee, mij
Dmtrekt de Noordzee
G7naar zich
Ctoe.’
G7 C G7
Zijn Cmakkers redden hem toen, maar
Cop het dek stierf hij.
Na ’t Dméén, twee, drie in Godsnaam, dreef
Gweg met ’t getij,
de Ckoene, jonge zeeheld, veel
Cjonger nog dan wij
en Dmzonk toen in de
G7Noordzee, de
CNoordzee, de
AmNoordzee, en
Dmin de Noordzee
G7weg zonk
Chij.
G7 C G7
de nozem en de non •Cornelis Vreeswijk
FNiemand ter aarde
Dmweet hoe ’t
Bb
eigenGmlijk be
C7gon,
Het Fdroevige ver
Bb
haal Gmvan de
C7nozem en de
Fnon.
DmVan de
Bb
noGm7ooo
C7zem en de
Fnon.
Vroeg in het voorjaar ontmoetten zij elkaar.
Hij keek in haar ogen en toen was de liefde daar. Ja toen was de liefde daar.
Sterk is de liefde, tijdelijk althans.
De non vergat haar plichten en zelfs haar rozenkrans. Ze vergat haar rozenkrans.
Met zijn zonnebril en z’n nauwe pantalon
verwekte onze nozem de hartstocht van de non. Ja, de hartstocht van de non.
’t Is wel te begrijpen, ’t gebeurt toch elke dag.
De nozem was verloren, toen hij in haar ogen zag. Toen hij in haar ogen zag.
Ze liepen in het plantsoen in de prille lentezon.
En kussen bij de vleet kreeg de nozem van de non. Kreeg de nozem van de non.
Een zekere juffrouw Jansen sloeg hen gade door de ruit.
Ze wist niet wat ze zag en haar ogen puilden uit. Ja, haar ogen puilden uit.
Een zekere heer Pieterman keek neer van zijn balkon.
Hij keek stomverbaasd naar de reacties van de non. De reacties van de non.
Leve de liefde, zei Pieterman galant.
Maar juffrouw Jansen, die belde naar de krant. Ja, die belde naar de krant.
Maar daar dacht ’n ieder, dat ze het maar verzon.
Dus ging ze naar de kapelaan en verklikte daar de non. En verklikte daar de non.
Dat, zei de kapelaan, is weer des duivels werk.
Zo gauw ik er niet bij ben, belazert hij de kerk. Dan belazert hij de kerk.
Dankzij juffrouw Jansen en de kapelaan
maakte de politie er een einde aan. Ja, er kwam een einde aan.
Want ze liepen namelijk zo maar op het gras.
En de politie zei dat dat verboden was. Dat ’t gras verboden was.
De non en de nozem die gingen op de bon.
Een schop kreeg de nozem, de zenuwen de non. Ja, de zenuwen de non.
Niet om het een of ander, maar omdat het niet kon,
Eindigde de liefde van de nozem en de non. Van de nozem en de non.
Volgens Aristoteles weegt een zoen niet zwaar.
Letterlijk uitstekend, figuurlijk zelden waar. Vraag de non er maar’s naar.
de troebadoer Lenny Kuhr
Hij Dmzat zo boordevol muziek,
Amhij zong voor groot en klein publiek,
Ghij maakte blij,
Bb7melancholiek,
A7de troeba
Dmdoer.
Voor Dmridders in de hoge zaal,
Amzong hij in stoere, sterke taal,
Geen lang en
Bb7bloederig ver
A7haal, de troeba
Dmdoer.
Maar ook het Fwerkvolk uit de
C7schuur hoorde
A7zijn lied vol avon
Dmtuur,
Fhoorde bij ’t nachtelijk
C7keukenvuur, de troeba
Bb7doer, de
A7troebadoer.
En in de Fherberg van de
C7stad, zong
A7hij een drinklied
Dmop het nat,
voor Fwie nog staan kon en
C7wie zat, de
Bb7troebadoer,
A7de troeba
Dmdoer.
FLa la la la la la
C7lai la la lai la la
Bb
la la la A7La la la
Dmla
FLa la la la la la
C7lal la la lai la la
Bb
la la la A7 la la la
Dmla
Dm7 Gm A7
Hij Dmzong in kloosters stil zijn lied,
Amvan een mirakel dat geschiedt,
Gook als geen mens
Bb7het wonder ziet,
A7de troeba
Dmdoer.
Van vrouwen in fluweel of grijs, Ambracht hij de harten van de wijs,
Gzijn liefdes
Bb7lied ging mee op
A7reis, de troeba
Dmdoer.
Hij zong voor Fboeren op het
C7land een ke
A7relslied van eigen
Dmhand,
Fhij was van elke
C7rang en stand, de troe
Bb7badoer, de troe
A7badoer.
Zo zong hij Fheel zijn leven
C7lang, zijn ei
A7gen lied, zijn ei
Dmgen zang.
Toch Fgaat de dood ge
C7woon zijn gang. De
Bb7troebadoer,
A7de troe
Dmbadoer.
REFREIN
Toen Dmwerd het stil, het lied was uit,
Amenkel wat modder tot besluit.
GMaar wie getroost werd
Bb7door zijn lied,
A7vergeet het
Dmniet.
Want hij zat zo boordevol muziek, Amhij zong voor groot en klein publiek,
Ghij maakte blij
Bb7melancholiek,
A7De troeba
Dmdoer
FLa la la la la la
C7lai la la lai la la
Bb
la la la A7la la la
Dmla
FLa la la la la la
C7lai la la lai la la
Bb
la la la A7la la la
Dmla
FLa la la la la la
C7lai la la lai la la
Bb
la la la A7la la la
Dmla la la
FLa la la la la la
C7lai la la lai la la
Bb
la la la A7lai la la
Bb
la Gm7la la la
Dla
de vrienden van vroeger•
Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
’t Is Ceindelijk een feit: ik
Fweet, ik ben vol
Gwassen,
ik moet nu op gaan Cpassen, met
Fwerk en geld en
Gtijd.
De Cjaren zijn voorbij van
Fluieren en
Gleren,
onschuldig potverCteren, be
Fschonken
Gzijn en
Cblij.
Ik Fheb een vrouw, een kind, een
Gdoel om voor te leven,
maar Fgist’ren dacht ik
Ceven: waar
Fis m’n beste
Gvrind,
met Cwie ik indertijd het
Fleven atta
Gqueerde
en franse thema’s Cleerde en
Fmet dezelfde
Gspijt
het Cmeisje heb gekend, dat
Fonze harten
Groofde
en Fzich daarna ver
Cloofde met een
Fderde
Gjaars stu
Cdent.
Die Cjongenuit m’n klas, die
Fouder was in
Gjaren
en daardoor meer erCvaren, van
Fwie dat boekje
Gwas,
dat Clater op een dag door
Fvader werd ge
Gvonden,
waarin die plaatjes Cstonden, waar
Fop je
Galles
Czag.
FDe vriend die alle pret en
Gzorgen met je deelde,
de Fstoerheid, die we
Cspeelden, de
Feerste siga
Gret.
De Ceerste kuise zoen, ge
Fkregen van een
Gmeisje,
in ruil voor ’t choco-Cijsje, waar
Fvoor ze ’t wel wou
Gdoen.
De Cvrienden uit die tijd, waar
Fzijn ze nu ge
Gbleven
en Fsoms denk ik wel
Ceven: raakte
Fik me
Gzelf soms
Ckwijt?
De Conschuld van een kind, al
Fleen te zien wat
Gwaar is,
wat vriendschap voor elCkaar is, ter
Fwijl je later
Gvindt,
dat Calles anders is dan
Fvroeger in je
Gdromen,
niets is er van geCkomen, zo
Fheb je
Gje ver
Cgist.
FOok ik heb vroeg of laat, dat
Gliedje wel gezongen,
van Fbeste, brave
Cjongen, maar
Fmet een hart vol
Ghaat.
Waar Czijn m’n vrienden heen, die ’k
Fmoeiteloos ver
Gtrouwde,
op wie ik dromen Cbouwde, ’k ben
Fnu helaas al
Gleen,
omCdat ik nu wel weet: je
Fkunt op niemand
Gbouwen,
je Fkunt geen mens ver
Ctrouwen, dus
Fdroom ik maar, dus
Gdroom ik maar, en ver
Cgeet!
de weg Guus MeeuwisGuus Meeuwis
D G A D G A D(intro)DKan nauwlijks wat
F#mzien; door de
Gwaas voor m’n
Dogen,
lijkt alles geF#mlogen, al het
Gmooie lijkt
ASUS
dood. A
Ik heb zelfs de F#mkracht niet, om
Gop te
Dgeven.
DAl
A/C#
wil ik het Bmniet,
A het
Gmleven gaat
Ddoor.
We Dleefden ons
F#mleven, om
Gsamen te
Dsterven.
De bergen beF#mklommen, de
Gdalen ge
ASUS
deeld. A
In het diepst van de F#mnacht, zelfs de
Gzon laten
Dschijnen.
DNiets
A/C#
wat niet Bmkon,
A niets
Gmwas te
Dveel.
We Dwilden ge
F#mloven in het
Geeuwige
Dleven.
Samen verF#mscholen in wan
Ghopige
ASUS
troost. A
We hebben de F#mwaarheid zo diep als
Gkon be
Dgraven.
DIk was
A/C#
één met een Bmengel
A zo
Gmlang het
Dmocht.
Waar jij verF#m7scheen, scheen de
Gzon met je
Dmee.
Bm7 / A
Geen tijd voor verF#m7driet, maar elke
Gdag om
ASUS
armd. A
En altijd F#m7vrolijk,
F#m7/9 hoe jij
Gdat voor el
Dkaar
Akreeg..
.. met oneindig veel DSUS
moed. ’At leven is niet
Dfair.
De Ddans, ge
Adanst, op een
Gzilveren ta
Dpijt.
Met Djou dicht bij
Amij, de ver
Gloren tijd be
Aweent.
Doelloos verF#mzonken, en
Emdronken en
Dniets dat niet
Bmmocht.
Wij A/C#
twee door de Gtijd, de
Dtijd heen. Mid
Dzomer
Anacht
Ddroom.
REFREIN
Jouw stralende F#mlach,
F#m7/9 en je
Gmooie ge
Ddichten.
Jouw tedere F#mwoorden,
F#m7/9 je onverwoestbaar
Gkrachtige
ASUS
wil. A
Je hebt je F#mnoodlot,
Gsteeds het hoofd ge
Dbo
Aden.
Tot het eind geDSUS
loofd Ain jouw idee van ge
Dluk.
D9 Jouw idee van
Dge
D9luk.
D
Ik ga niet F#mweg, heb
Gnog wat tijd ge
Dkregen.
Zal altijd maar F#mdoorgaan, tot
Gaan het
ASUS
eind. A
Heb je voor F#maltijd, m’n
Ghart ge
Dgeven.
DIk
A/C#
draag je Bmbij me,
A
F#7tot het licht straks
Gdooft.
DIk
A/C#
draag je Bmbij me,
A
Gmtot het licht straks
Ddooft.
D4 D2 D
de zoete oorlog van het minnen•
Herman van VeenJacques Brel & Gérard Jouannest
GmAls liefde zoveel jaar kan
D7duren, dan moet het echt wel liefde
Gmzijn.
Cm
GmOndanks de vele kille
D7uren, de domme fouten en de
Gmpijn.
F7
Bb
Heel deze kamer om ons Fheen,
waar ons bed steeds Fmheeft ge
Eb
staan,
draagt sporen van een Ebmfel ver
Bb
leEb
den.Bb
Die wilde hartstocht lijkt nu Fheen,
die zoete razernij verAb
gaan,
de wapens waar we toen mee Dstreden.
Ik Gmhou van jou, met heel mijn hart en ziel hou
Cmik van jou,
D7langs zon en maan tot aan het
Cm7ochtendblauw,
ik Cmhou nog
EDIM
steeds van D7jou.
GmJij kent nu al mijn slimme
D7streken, ik ken allang jouw heksen
Gmspel.
Cm
GmIk hoef niet meer om jou te
D7smeken, jij kent m’n zwakke plaatsen
Gmwel.
F7
Bb
Soms liet ik jou te lang alFleen,
misschien was wat je Fmdeed ver
Eb
keerd,
maar ik had ook wel Ebmeens vrien
Bb
dinEb
nen.Bb
We waren jong en niet van Fsteen,
maar zo hebben we dan toch geAb
leerd,
je kunt altijd opnieuw beDginnen.
REFREINGmWe hebben zoveel jaar ge
D7streden, tegen elkaar en met el
Gmkaar.
Cm
GmMaar rustig leven en te
D7vreden is voor de liefde een ge
Gmvaar.
F7
Bb
Jij huilt allang niet meer zo Fsnel,
ik laat me niet zo Fmvlug meer
Eb
gaan,
we houden onze Ebmwoorden
Bb
binEb
nen.Bb
Maar al beheersen we het Fspel,
een ding blijft toch altijd beAb
staan:
de zoete oorlog van het Dminnen.
REFREIN
EDIMx x
1 23 4
dodenrit•
Drs. P.
Wij Amrijden met de troika door het
Eeindeloze
Amwoud.
Het Amvriest een graad of dertig, het is
Ewinter en vrij
Amkoud.
De Dmpaardehoeven knersen in de
Apas gevallen
Dmsneeuw.
’t Is Eavond in Siberië en nergens is een
Amleeuw.
We reizen met de kinderen, al zijn ze nog wat jong
door het eindeloze woud waarover ik zoëven zong.
Een lommerrijk en zeer overzichtelijk terrein,
waarin men zich gelukkig prijst dat er geen leeuwen zijn.
We zijn op weg naar Omsk, maar de weg daarheen is lang
en daarom vullen wij de tijd met feestelijk gezang.
Intussen gaat zich iets bewegen in de achtergrond,
iets donkers en iets talrijks en dat lijkt me ongezond.
Ze zijn nog vrij ver achter ons, ik zie ze echter wel.
Het is een hele massa en ze lopen nogal snel
en door ons achterna te lopen halen zij ons in.
Wat onvoordelig uit kan pakken voor een jong gezin.
De donkere gedaanten zijn bijzonder vlug ter been.
Ze lopen op vier poten en kijken heel gemeen.
Ze hebben grote tanden, dat is duidelijk te zien.
Het zijn waarschijnlijk wolven, en kwaadaardig bovendien.
Al is de toestand zorgelijk, ik raak niet in paniek.
Ik houd de moed erin door middel van volksmuziek.
We kennen onze bundel en we zingen heel wat af,
terwijl de wolven nader komen in gestrekte draf.
Het is van hier naar Omsk nog een kleine honderd werst.
’t Is prettig dat de paarden net vanmiddag zijn ververst.
Maar jammer dat de wolven ons nu hebben ingehaald.
Men ziet de flinke eetlust die uit hun ogen straalt.
We doen heel onbekommerd en we zingen continu.
Toch moet er iets gebeuren onder moeders paraplu.
En zonder op te vallen overleg ik met mijn vrouw.
‘Wie moet eraan geloven?’, vraag ik, ‘toe bedenk eens gauw!’
dodenrit (vervolg)
Moet AmIgor het maar wezen? Nee, want
EIgor speelt vi
Amool.
Wat Amvindt je van Natasja? Maar die
Eleert zo goed op
Amschool.
En DmSonja dan? Nee, Sonja niet, zij
Aheeft een mooie
Dmalt.
ZoEdat de keus tenslotte op de kleine Pjotr
Amvalt.
Dus onder het gezang pak ik het ventje handig beet.
Daar vliegt hij uit de troika met een griezelige kreet.
De wolven hebben alle aandacht voor die lekkernij.
Nog vierentachtig werst en oh, wat zijn wij heden blij.
We mogen Pjotr wel waarderen om zijn eetbaarheid,
want daardoor raken wij die troep voorlopig even kwijt.
Zo jagen wij maar voort, als in een gruwelijke droom.
Ajo, ajo, ajo, al in die hoge klapperboom.
Daar klinkt alweer gehuil en onze hoop is verscheurd.
De wolven zijn terug en nu is Sonja aan de beurt.
Daar gaat het arme kind, zij was zo vrolijk en zo braaf.
Nog achtenzestig werst en in Den Haag daar woont een graaf.
Ik zit nog na te peinzen en mijn vrouw stort meen’ge traan.
En kijk, daar komen achter ons de wolven alweer aan.
Dus Igor, ’t is wel spijtig, maar jij wordt geen virtuoos.
Nog tweeënvijftig werst en daar was laatst een meisje loos.
Nu Igor is verwijderd, hebben wij weer even rust,
maar nee, daar zijn de wolven weer, op nog een prak belust.
De doodskreet van Natasja snijdt ons pijnlijk door de ziel.
Nog zesendertig werst en in een blauwgeruite kiel.
Mijn vrouw en ik zijn over, dus zingen we een duet
en als het even mee zit, halen we het net.
Helaas, ik moet haar afstaan aan de hongerige troep.
Nu nog maar twintig werst en hoeperdepoep zat op de stoep.
Ik zing nu weer wat lustiger, want Omsk komt in zicht.
Ik maak een sprong van blijdschap en verlies mijn evenwicht.
Terwijl de wolven mij verslinden, denk ik: dat is pech,
ja, Omsk is een mooie stad, maar net iets te ver weg.
een bakske vol met stro •Urbanus (van Anus)
CJezeke is geboren, ale
Fluja al
Cloo!
Jezeke is geGboren
in een Fbakske
Gvol met
Cstro.
CHeel lang geleden voor de
Fallereerste
Ckeer,
dat had ge moeten Gzien: ’t was verschrikkelijk slecht
Cweer,
Clag hij daar te bibberen in een
Fkouwe koeie
Cstal
in een kribbeke met een Gos en een ezel, dat was
Cal.
Maar Fboven in de lucht kon je een
Csterretje zien staan,
dat Galsmaar zat te fonkelen, d’r hing een
Cwegwijzertje aan.
En ’t Fduurde daar niet lang of dat
Cwas daar volle bak:
het Gkrioelde van de herders met een
Fdikke
Gwollen
Cfrak.(stuk in hunne frak)
REFREINToen
Ckwamen de drie koningen, een
Fzwarte en een
Cwitte.
Ze vroegen of ze Gook mochten komen baby
Csitten.
Ze Cschonken een rol balatum en een
Fgrote pot ver
Cnis,
een salami met Glook en een aquarium met een
Cvis.
De Fzwarte gaf aan Jozef een paar
Cvijzen en een boor
en aan GJezeke een sjalleke en een
Cbroekske in ivoor.
MaFria kreeg een zak cement met een
Cgrote roze strik
en een Gpotlood met een gommeke om te
Fgommen
Gkreeg ’k
Cik.
REFREINDe
Cheilige geest die hing daar te
Fschijnen aan ’t
Cplafond
in zijn blauwe Gtraining en zijn purperen plas
Ctron.
Op Cdat moment zei Jozef: ‘Kijk
Fdaar is mijne
Ckleine,
bezie maar zijne Gneus, ’t is helemaal de
Cmijne.’
De Fheilige geest moest lachen: ‘Och
Carme sukkelaar,
die Gkleine die is van mij want ik
Cwas de ooievaar!’
FJozef gaf de geest een goei
Cmot op zijn gezicht,
toen Gzaten ze meteen zonder
Fklank en
Gzonder
Clicht.
REFREINZe
Cbleven daar maar zwaaien met hun
Fvuisten in het
Crond.
De os en de Gezel lagen knock out op de
Cgrond.
Toen Ckwam God de Vader en hij
Fsprak: ‘Dit is mijn
Czoon!’
Nu stonden ze te Ggapen, nu stonden ze daar
Cschoon.
FJozef kon niet volgen en die
Cis beginnen zuipen
en MaGria van afronten, die wist
Cook niet meer waar kruipen.
Dat Fwerd me daar een kermis, dat
Cwerd me daar een klucht,
toen Gviel er ook nog een nest met
FEngelsen
Guit de
Clucht.
REFREINCJezus nam zijn fles met
Fpap en haver
Cvlokken
en heeft nog rap een Gverse pisdoek aange
Ctrokken.
Hij zei: C‘Vrede op aarde aan
Fiedereen die dat
Cwil.’
Toen werd weer alles Gkalm en alles werd weer
Cstil.
Hij Fhad er daar genoeg van en
Cging er maar vandoor
en Gtrok zijn aureooltje
Cscheef over zijn oor.
Hij Fis gelijk een grote in zijn
Csportwagen gekropen.
‘GAl wie mij volgen wil, zal
Fwreed hard
Gmoeten
Clopen.’
REFREIN
een meisje van zestien•
Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh / Charles Aznavour & R. Chauvigny
AmZe woonde in een
Dmvilla
Amwijk, haar ouders
E7waren stinkend
Amrijk,
toch was er niets meer dat haar Gbond, ze gaf zich
G7aan ’n vage
Cbond,
die sprak van E7liefde, ’t oud ver
Amhaal en zij ge
E7loofde het alle
Ammaal.
CZo ging ze
G7weg, ze nam niets
Cmee, alleen haar
G7jeugd en het i
Cdee,
dat hij haar E7man was, zij zijn
Avrouw en het al
E7tijd zo blijven
Azou.
G7
Arm Ckind, zestien lentes zo
Gpril, ach wat lig je hier
Amstil, langs de kant van de
E7weg.
Am
AmZe trokken voort van
Dmstad tot
Amstad, omdat hij
E7ruimte nodig
Amhad.
Het zwerversleven was te zwaar Gzwaar, niets voor een
G7kind van zestien
Cjaar.
Haar liefde E7was haar levens
Amlot, ze
E7ging er langzaam aan ka
Ampot.
CZe kon de
G7hartstocht niet weer
Cstaan, moest tot het
G7einde verder
Cgaan.
Zij was geen E7kind, maar ook geen
Avrouw en wist niet
E7wat er komen
Azou.
G7
REFREINAmZe werd vermoeid, zag
Dmbleek en
Amvaal, verloor haar
E7jeugd, haar ide
Amaal.
Alleen haar liefde bleef beGstaan, toen ging hij
G7weg, bij haar van
Cdaan.
Toch had ze E7kunnen weten
Amdat hij niet ge
E7noeg aan liefde
Amhad,
Cdat op een
G7dag hij weg zou
Czijn en zij al
G7leen, met spijt en
Cpijn,
dat hij zo E7lang een meisje
Ahad, als stormwind
E7speelt met een enkel
Ablad.
G7
REFREIN
een rustige ouwe dag •Urbanus (van Anus)
’k Heb elke dag mijn taske Ckoffie en goei boter op mijn be
G7schuit.
Een koppel zelf gelegde eitjes en vitaminekes met Cfruit.
’k Heb ook een hofke vol met bloemekes met een vogelken dat G7fluit
en een vijver met viskes en een fontijneken dat Cspuit,
maar zoFlang da’k al
Gleen zit, haalt dat allemaal niet veel
Cuit.
’t Is die Feenzaamheid,
Ceenzaamheid,
Feenzaamheid.
G7Hoe raak ik ze
Ckwijt?
Ik heb ne radio vol met Cliekes met flikkerlichtjes aan en
G7uit,
een fles champagne in de frigo en mijn strikske steekt voorCuit.
Ik dans een walske rond de tafel: ne stap naar voor, twee achterG7uit.
’k Heb mijnen trikoloren hoed op, ne valse neus op mijnen Csnuit,
maar zoFlang da’k hier al
Gleen dans, haalt dat allemaal niet veel
Cuit.
’t Is die Feenzaamheid,
Ceenzaamheid,
Feenzaamheid.
G7Hoe raak ik ze
Ckwijt?
C G7 (Dm7) C(solo)
Mijn poeske kietelt aan mijn Cvoeten, ik lach me tranen met een
G7tuit.
Ik hoor de kermis in de verte, er schijnt een sterretje door mijn Cruit,
maar zoFlang da’k hier al
Gleen lig, haalt dat allemaal niet veel
Cuit.
’t Is die Feenzaamheid,
Ceenzaamheid,
Feenzaamheid.
G7Hoe raak ik ze
Ckwijt?
een vriend zien huilen ••CAPO IIIHerman Van Veen
Willem Wilmink (l) Johan Verminnen (r) ™ Jacques Brel
DNatuurlijk wordt alom ge
Bmstreden
en Dzwijgt voor velen de mu
Gziek,
de tederheid is overAleden
en de illusies zijn doodDziek.
Natuurlijk laat zich alles Bmkopen
voor Dwie er maar het meeste
Gbiedt
en worden bloemen stukgeAlopen
maar een A7vriend zien huilen... kan ik
Dniet.
DNatuurlijk hebben wij ver
Bmloren
en Dwacht de dood ons aan het
Geind,
met onze schouders ver naar Avoren
staan wij nog amper overDeind.
Natuurlijk zijn we vaak beBmdrogen
en Dliggen vogels in het
Griet
die voor het laatst hebben geAvlogen
maar een A7vriend zien huilen... kan ik
Dniet.
DWorden er steden stukge
Bmsmeten
door Dkinderen van vijftig
Gjaar
dan wordt het leed weer gauw verAgeten
voor nieuw verdriet of nieuw geDvaar.
En die stations vol met verBmdwaalden,
al Dte ver heen voor elk ver
Gdriet.
Geen enk’le waarheid die het Ahaalde,
maar een A7vriend zien huilen... kan ik
Dniet.
DNatuurlijk, spiegels zijn in
Bmteger;
geen Dmoed genoeg om jood te
Gzijn,
niet elegant genoeg voor Aneger,
geen licht, alleen maar valse Dschijn.
In eigen kilheid zo geBmvangen
dat Dmen voor liefde zich ver
Gschuilt,
zo aan het eind van elk verAlangen,
maar dan A7een vriend te zien... die
Dhuilt.
ANatuurlijk is het ergens
F#moorlog
KaAnonnen maken geen mu
Dziek
En vrede is er zo hard Enodig
Een paradijs bestaat er Aniet
Aan geld kleeft er toch steeds een F#mgeurtje
Maar Awie het heeft die ruikt het
Dniet
Bloemen vertrappen dat geEbeurt soms
Maar een E7vriend zien huilen kan ik
Aniet
ANatuurlijk zijn er kwade
F#mdagen
En Aaan het eind wacht ons de
Ddood
Ons lichaam blijft ons steeds verEbazen
We leven nog, dus er is Ahoop
Natuurlijk, ontrouw wordt geF#mwoonte
ALiefde in vele bedden
Dziek
We kunnen elkaars geluk verEmoorden
Maar een E7vriend zien huilen kan ik
Aniet
En Aal die steden die ver
F#mmoeid zijn
Door Akinderen van wel 50
Djaar
Al onze liefdes hebben Etandpijn
Iemand die helpt, vergeet het Amaar
De tijd blijft altijd ongeF#mnaakbaar
Je Akan verdrinken in ver
Ddriet
Er is de waarheid die ons Espaart maar
Een E7vriend zien huilen kan ik
Aniet
ANatuurlijk zijn we nog in
F#mteger
ZonAder het lef om Jood te
Dzijn
Zelfs elegant zijn als een Eneger
Kunnen we niet, we zijn zo Aklein
En al die mensen, onze F#mbroeders
Zo Azou het eigenlijk moeten
Dzijn
De werkelijkheid, die is zo Edroevig
E7Iemand zien huilen, dat doet
Apijn
elégie prénatale•
Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
Ik sta te Ddromen op de brug, ik zie de
Ebomen in het
Awater.
Ik zie de Dlucht en even later voel ik de
Eblikken in mijn
Arug
van alle Dmensen die daar staan en die mij
Gstreng vertoornd
Dvragen:
‘Moest jij dat Bmecht zo nodig
Dwagen? Waarom deed
Ejij haar
Azoiets
Daan?’
Ik weet ’t F#
best ’t is mijn Bmschuld, dat ik te
F#
vroeg met je moet Bmtrouwen,
Emaar voor ’t genoeg’lijk nestje
Abouwen,
Ehad de natuur toch geen ge
Aduld.
’t Was zo’n Dzachte nacht in mei, maar ga dat
Gmaar eens expli
Dceren
aan al die Bmdames en me
Dneren, die meer ge
Eluk had
Aden dan
Dwij.
Men zegt tot mij: ‘Je bent ’n vod, je bent de schand’ van de familie,
van onze propere domicilie, denk eens aan ons en ook aan god!’
En daarbij trekt men dan ’n smoel alsof ik knoflook heb gegeten,
van zo’n vent wil geen christen weten, die kwetst ’t eerbaarheidsgevoel.
Des zondags luistert men naar ’t woord en ’t psalm ‘Zingt luide al te gader’,
maar ik sta buiten als de dader van een negatieve moord.
Vergeving en verdraagzaamheid, ja die zijn goed voor liberalen,
van die onchristelijke kwalen is mijn familie gans bevrijd.
’n Wijze oom is advokaat en regelt onze huwelijkszaken,
’n hok met uitzicht op de daken, want anders stonden we op straat.
Mevrouw hiernaast, die alles ziet, zit achter ’ t raam en wringt haar handen.
Ze roept gekwetst: ‘’t Is ’n schande!’, omdat jij moeder wordt, zij niet.
Als ik jouw kind was, lieve schat, dan werd ik liever niet geboren,
dan liet ik niets meer van me horen, dan bleef ik zitten waar ik zat,
want de familie, lieve meid, is met de toestand zo verlegen.
We hebben de kliek nu eenmaal tegen, want zij trouwden wel op tijd.
er hangt een paardenhoofdstel aan de muur Kilima Hawaiians 1947Jo de Gast ™ Carson J. Robison
Er hangt een Eb
paardenBb7hoofdstel aan de
Eb
muur Eb7
en een Ab
zadel in een lege Eb
schuur.
Je vraagt waarBb7om ik zo droevig
Eb
tuur.
Het is dat Bb7paardenhoofdstel aan de
Eb
muur.
Ik zie ook het Eb
ijzer Bb7wat ik daarop
Eb
sloeg. Eb7
Het is het Ab
ijzer dat mijn pony Eb
droeg.
Een Bb7vale deken in de
Eb
schuur
en een Bb7paardenhoofdstel aan de
Eb
muur.
Hij was mijn trouwe vriend en gids.
We waren steeds bij elkaar.
Vaak in de stille nacht.
Ik sprak hem mijn vreugd’ en smart.
Hij hief begrijpend zijn kop.
Er is nu een lege plek in mijn hart.
En zijn Eb
hoofdstel Bb7hangt nu aan de
Eb
muur
en zijn Ab
zadel doelloos in de Eb
schuur.
Ach vriend, ik Bb7ben wat over
Eb
stuur.
Het is dat Bb7paardenhoofdstel aan de
Eb
muur.
Ik weet dat jullie denken dat ik gek ben, maar ik schaam me niet voor mijn tranen.
Als jullie ooit een vriend hadden gehad zoals ik, dan zou je weten waarom ik nu zo droef ben.
Een vriend, luister maar eens:
Hij maakte me eens wakker toen hij een lawaai op de prairie hoorde,
hij wist heel goed wat dat betekende, een kudde dieren rende recht op ons af,
maar hij kwam snel naar me toe en redde mijn leven.
Dat noem ik een vriend of niet?
En zijn Eb
hoofdstel Bb7hangt nu aan de
Eb
muur
en zijn Ab
zadel doelloos in de Eb
schuur.
Ach vriend, ik Bb7ben wat over
Eb
stuur.
Het is dat Bb7paardenhoofdstel aan de
Eb
muur.
er is leven na de dood •Freek de Jonghe
FOf je Christen, Zen-Boedhist ben, Islamiet of Jood.
Er is Cleven, er is leven na de
Fdood.
Rij dus rustig door oranje en geef extra gas bij rood.
Er is Cleven, er is leven na de
Fdood.
Na de dood, (na de dood,)
Na de dood, (na de dood,)
Er is Cleven, er is leven na de
Fdood.
FEet gerust wat engels rundvlees bij je groenten of op brood.
Er is Cleven, er is leven na de
Fdood.
Als je weg wilt uit Tirana pak eens voor de gein de boot.
Er is Cleven, er is leven na de
Fdood.
REFREINVolgens mijn
Bb
vader in de hemel is het Falle dagen
Cfeest...
En m’n Bb
vader kan het weten want Fdie is er ge
C7weest!
FWat kon Ceedorf nou gebeuren toen hij van 11 meter schoot?
Er is Cleven, er is leven na de
Fdood.
Steek je snikkel zonder rubber in een hetero of een poot.
Er is Cleven, er is leven na de
Fdood.
REFREINHeb je je
Bb
doodsangst overwonnen, wordt het Falle dagen
Cfeest.
Dus vanBb
daag maar vast begonnen, voor je het Fweet ben j’ er
Cgeweest.
REFREIN
er komen andere tijden•
Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh ™ Bob Dylan
Kom Gmensen en
Emluister en
Chou nu je
Gbek,
het water dat Amkomt jullie
Cal tot je
Dnek.
En geef Gtoe dat je
Emnat bent, door
Cweekt tot je
Ghemd,
probeer het maar Amniet te ver
Dmijden.
En wie niet wil verD7zuipen is
GM7wijs als-ie
Dzwemt,
want er Gkomen andere
Ctij
Dden!
G Em D D7 GM7 D
Kom Gschrijvers, ge
Emleerden, pro
Cfeten op pa
Gpier, de kans komt niet
Amweer dus
Ckijk maar eens
Dhier.
En Gzeg nog maar
Emniks, de rou
Clette draait nog
Gdoor en de winnaar is
Amniet te be
Dstrijden.
Maar hij die straks D7wint is wie
GM7gisteren ver
Dloor, want er
Gkomen andere
Ctij
Dden!
G Em D D7 GM7 D
Kom Gheren re
Emgeerders, par
Ctijjongens
Gkom en blijf daar niet
Amhangen en
Ckijk niet zo
Dstom.
Want Ghij die blijft
Emzitten is
Chij die kre
Gpeert, de legers
Ambuiten
Dstrijden.
Op hun slagveld wordt D7ieder van
GM7jullie ver
Dteerd, want er
Gkomen andere
Ctij
Dden!
G Em D D7 GM7 D
Kom Gvaders en
Emmoeders, kom
Chier en hoor
Gtoe, wij zijn jullie
Ampraatjes en
Cwetten zo
Dmoe.
Je Gzoons en je
Emdochters die
Chaten ge
Gzag, je moraal ver
Amveelt ons al
Dtijden.
En vlieg op als de D7wereld van
GM7nu je niet
Dmag, want er
Gkomen andere
Ctij
Dden!
G Em D D7 GM7 D
De Gstreep is ge
Emtrokken, de
Cvloek is ge
Glegd, op alles wat
Amvals is en
Ckrom en on
Decht.
Jullie Gmooie ver
Emleden was
Cbloedig en
Glaks, wij zullen die
Amfouten ver
Dmijden.
En de man bovenD7aan is de
GM7laagste van
Dstraks, want er
Gkomen andere
Ctij
Dden!
G Em D D7 GM7 D
GM7
1 1 1 1 1 1III
2 34
even aan mijn moeder vragen Bloem
CBlonde haren,
Emblauwe ogen,
Amuit een sprookjes
Emboek geslopen,
Fkwam ze voor m’n
Graampje staan en
Czei:
C‘Graag een kaartje
Emvan 5 gulden
Amvoor de film
Emvan vanavond.’
FIk vroeg: ‘Waarom
Gga je niet met
Cmij?’
En Fdit is
Gwat ze
Czei:
F F F F G
CEven aan mijn
Fmoeder
Cvragen.
GIk zweer je dat ze dat zei,
ze lachte d’r niet eens bij.CEven aan mijn
Fmoeder
Cvragen.
GDat is toch uit de tijd meid,
je kunt het ook aan mij kwijt.
En ze Fkeek me
Emaan.
’t Was Dmmeteen ge
Cdaan.
Vanaf Gtoen,
FAlles
Gvoor een
Czoen.
CZoiets kom je maar weinig tegen.EmZo’n juffrouw verdient alle zegen.AmIk dacht dat het was uitgestorven,EmMaar ik heb een afspraak voor morgen.FZe moet ook al voor twaalven thuis zijn,GMaar dat zal me een grote zorg zijn.CAnnemarie, Annemarie.
CZe drinkt enkel maar limonade,EmDie ik dan voor haar mag gaan halen.AmSigaretten die vindt ze smerig,EmPopmuziek kan ze niet waarderen.FAlle deuren hou ik voor haar open,GIk ga zelfs met haar hondje lopen.CAnnemarie, Annemarie.
REFREIN
Griep •Gerard van Maasakkers
Heel ’t volgende liedje is ’n gezellig liedje en dat gaat over griep krijgen.Stel je voor dat je ’t laten we zeggen voor ’t gemak al gehad hebt, want als je ’t nog moet krijgen,denk je misschien: hè hè, waar beginnen ze toch aan en dat je in je bed lag toen - en we zullen ’t ’n beetje bescheiden houden - dat je de piraat aan had staan, want Hilversum is ’n beetje erg hoog gegrepen in ene keer. En het volgende liedje op de radio kwam en je ligt daar stiekem met je handen boven de dekens mee te knippen, want je vindt ’ t heel mooi. Maar ja, ’t was ’n beetje de saaie tijd van de dag, ’s-middags om ’n uur of half vier. Het wordt al wat minder licht en je ligt er maar. En er is nog geen bezoek geweest vandaag en je voelt je eigenlijk ontzettend zielig, maar toch ’n beetje van dit zo (knip) en dan is het liedje afgelopen en dan hoor je dat iemand beneden op bezoek komt en dan gauw de piraat af, want daar schaam je je toch ’n beetje voor en dan komt diegene naar boven en jij ligt er met ’n hoog rooie kop wat na te knippen.‘Wat heb jij nou toch?’ ‘Ja, griep!’1
2
34
75
6
8 5 61
3 24
87
5 61
3 24
789
2
4 13
Ik heb Amgriep.
CGriep, ’k zou
Dmwillen dat ik
Esliep.
Zo’n Amgriep heb
Cik, ’t is
Dmnet of ik
Estik.
Ik lig te Ambibberen van de
Chitte en te
Dmzweten van de
Ekou.
Griep heb Amik, auw
Eauw, auw
Amauw.
EGriep heb
Amik, auw
Eauw, auw
Amauw.
AIk ben van
Dbmmorgen naar de
Cdokter ge
Bmweest,
heb ’n Bb
griepspuit geEhaald,
Bb
om er vanEaf te zijn.
AMaar ’t wordt steeds
Dbmerger en ik
Chad ’m nog
Bmwel
Bb
contant beEtaald, maar
Bb
tock krijg Eik zo’n
Amgriep?
REFREINAIk ben zo
Dbmzielig en ik
Clig maar te
Bmzweten,
te Bb
denken aan Ejou, was
Bb
jij nu Emaar hier.
AMaar ’t is te
Dbmlaat om te
Cbellen ik
Bmweet ’t,
dus Bb
lig ik hier Enou met
Bb
weer verEhoging:
Bbmgriep.
Db
Griep, ’k zou Ebmwillen dat ik
Fsliep.
Zo’n Bbmgriep heb
Db
ik, ’t is Ebmnet of ik
Fstik.
Ik lig te Bbmbibberen van de
Db
hitte en te Ebmzweten van de
Fkou.
Griep heb Bbmik, auw
Fauw, auw
Bbmauw.
FGriep heb
Bbmik, auw
Fauw, auw
Bbmauw.
hé, kleine meid•
Herman van Veen
CHé, kleine meid op je
Emkinder
Gfiets, de
Fmzon draait steeds met je
Cmee.
G7
CHé, kleine meid op je
Emkinder
Gfiets, de
Fmzomer glijdt langs je
Cheen.
Met je Emhaar in de wind en de
Fzon op je
Cwangen
Emrijd je me zomaar voor
F Cbij.
G7Fiets
CHé, kleine meid op je
Emkinder
Gfiets, je
Fmlacht en je zwaait naar een
Czwaan
G7
en de Cvijver weerspiegelt je
Emwitte
Gjurk en het
Fmriet fluistert je
Cnaam.
En het Emzonlicht speelt in de
Fdraaiende
Cwielen,
Emschitterend strooi je met
F Clicht.
G7Fiets.
CHé, lieve meid op je
Emkleine
Gfiets, als ’n
Fmwitte stip in het
Cgroen,
G7
Cslingert je blinkende
Emkinder
Gfiets zich
Fmdwars door het zomersei
Czoen.
En je Emrijdt maar door en je
Ffiets wordt steeds
Ckleiner,
Emplotseling ben je weer
F Cweg.
G7Fiets, fiets.
CHé, kleine meid op je
Emkinder
Gfiets, je
Fmlacht en je zwaait naar een
Ceend
G7
en de Cvijver weerspiegelt je
Emwitte
Gjurk en ’t
Fmriet fluistert je
Cnaam.
En het Emzonlicht speelt in de
Fdraaiende
Cwielen,
Emschitterend strooi je met
F Clicht.
G7Fietsfiets fiedefiedefiets.
CHéiejé, kleine meid op je
Emkleine
Gfiets, als ’n
Fmwitte stipfiets in het
Cgroen
G7
Cslingert je blinkende
Emfietse
Gfiets zich
Fmdwars door het zomersei
Cfiets.
En je Emrijdt maar dohohohohoho
Fhoor
C Em F C G7
hebben en houwen•
Herman van Veen
EbmDoor een toeval kwam jij in m’n
Bb
leven, uit beAbmrekening
Bb
bleef je bij Ebmmij.
EbmJe hebt me warmte en aandacht ge
Bb
geven en jouw Abmhuilbuien
Bb
kreeg ik erEbmbij.
EbmIk zeg je niet wat je voor me be
Bb
tekent, omdat er Abmdomweg geen
Bb
woorden voor Ebmzijn.
EbmIk ben door eenzaamheid aan je ge
Bb
ketend, het Abmkietelt, het
Bb
schrijnt, het doet Ebmpijn.
Hou van Abmmij, hou van
Bb
mij, hou van Ebmmij.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
EbmDoor een toeval kwam ik in je
Bb
leven, uit geAbmwoonte
Bb
bleef ik bij Ebmjouw.
EbmJe hebt me warmte en aandacht ge
Bb
geven, al die Abmjaren bij
Bb
mij in de Ebmkou.
EbmIk zeg je niet wat je voor me be
Bb
tekent, omdat er Abmdomweg geen
Bb
woorden voor Ebmzijn.
EbmIk ben door eenzaamheid aan je ge
Bb
ketend, het Abmkriebelt, het
Bb
schrijnt, en het is Ebmfijn.
REFREIN
hee gaode mee•
Gerard van Maasakkers
C G7 Am Em F G C G7 Am Em F G C(intro)
CHee gaode
G7mee dan
Amgaon we’n eindje
Emlopen.
FHou toch op mè poetsen,
Gkijk toch nie zo
Cnauw.
G7
CHee gaode
G7mee, de
Ambluumkes staon weer
Emopen.
FLaot oewe jas mar
Ghangen, ’t is nie
Ckou.
AmIk weet ’n platske in ’t Nuenens
EmBroek.
AmD’r is nog niemand ooit ge
Emwist.
AmWij gaon d’r samen nou ’s op be
Emzoek.
AmDan maken wij mee alle plantjes
en alle Fvoggelkes in ’t
GBroek ’n hul groot
Cfist.
G7
REFREINC G7 Am Em F G C G7 Am Em F G C(intermezzo)
De zon gao nerges zo schon onder as daor
En nerges is de lucht zo blauw
D’r liggen nerges zoveul blaaikes as daor
Dus haalt oew schoen mar van de zulder
En kamt mer vlug wa dur oew haor, dan gaon we gauwREFREINCLa lalala
G7lala
Amlalalala
Emlala
Flalalalala
Glalalalalala
Clalala
G7
CLa lalala
G7lala
Amlalalala
Emlala
Flalalalala
Glalalalalala
Clalala
G7
het dorp•
Wim Sonneveld
GThuis heb ik nog een ansicht
Emkaart, waarop een kerk, een kar met
Gpaard, een slagerij J. van der
EmVen.
’n AmKroeg een juffrouw op de
Dfiets, het zegt u hoogstwaarschijnlijk
D7niets, maar het is waar ik geboren
Gben.
Dit Gdorp ik weet nog hoe het
Emwas, de boerenkinderen in de
Gklas, een kar die ratelt op de
Bmkeien,
het Craadhuis met een pomp er
Dvoor, een zandweg tussen koren
D7door, het vee de boerde
Grijen.
En Clangs
D het tuinpad van mijn
Gvader,
Em
zag Amik de
Dhoge bomen
Gstaan.
Am
Ik was een kind en wist niet Bmbeter,
dan Cdat het
Dnooit voorbij zou
Ggaan.
GWat leefden ze eenvoudig
Emtoen in simpele huizen tussen
Ggroen met boerenbloemen en een
Emheg.
Maar Amblijkbaar leefden ze ver
Dkeerd, het dorp is gemoderni
D7seerd en nou zijn ze op de goede
Gweg.
Want Gziet hoe rijk het leven
Emis, ze zien de televisie
Gquiz en wonen in betonnen
Bmdozen.
CMet flink veel glas dan kun je
Dzien, hoe of het bankstel staat bij
D7Mien en d’r dressoir met plastic
Grozen.
REFREINGDe dorpsjeugd klit wat bij el
Emkaar, in minirok en beatle
Ghaar en joelt wat mee met beatmu
Emziek.
Ik Amweet wel ’t is hun goede
Drecht, de nieuwe tijd net wat u
D7zegt, maar het maakt me wat melancho
Gliek.
Ik Gheb hun vaders nog ge
Emkend, ze kochten zoethout voor een
Gcent, ik zag hun moeders touwtje
Bmspringen.
CDat dorp van toen ’t is voor
Dbij, dit is al wat er bleef voor
D7mij: een ansicht en herinne
Gringen.
Toen Cik
D langs het tuinpad van mijn
Gvader,
Em
de Amhoge
Dbomen nog zag
Gstaan.
Am
Ik was een kind, hoe kon ik Bmweten,
dat Cdat voor
Dgoed voorbij zou
Ggaan.
het is altijd lente in de ogen van mijn tandartsassistente Peter de Koning
(intro)
Het is altijd Blente in de
C#mogen van de
Etandartsassis
F#
tente.
Het is altijd Blente in de
C#mogen van de
Etandartsassis
F#
tente.
Voor de paBtienten, van
C#md’assistente is ’t
Ea-
Ab7a-a-
C#ma-al
F#
tijd Blen
Ete.
B
BZe
Elacht
Ab7naar
C#mmij
F#
Ik lach naar BM7haar
Eb
En het is Abmvoor
C#7jaar
AbmEn het is
F#
voorEb7jaar
Het maakt niet Abmuit
Al raak ik C#7al mijn tanden
Ekwijt.
Em
Want het is C#mlente
F#
Lente voor alBtijd
REFREIN
Ik flos niet Abmmeer
Een raak geen
F#
tandenstoker Baan.
Ook mijn Abmtandenborstel
Elaat ik rustig
F#
in de beker Bstaan.
B7Ik eet alleen maar suiker
Ezoet
Ik snoep de B7hele dag maar
Eraak
Want dan C#7heb ik snel een gaatje
En een F#7afspraak
REFREINBZe
Elacht
F#
naar Abmmij
F#
Ik lach naar Ebmhaar
Eb
En het is Abmvoorjaar
AbmEn het is
Evoor
F#
jaar
Het maakt niet Abmuit
Al raak ik C#
al mijn tanden F#
kwijt
Want het is Elente
F#
Lente voor alBtijd
REFREIN
het is een nacht •
Guus Meeuwis & VagantGuus Meeuwis
Em C G D(intro)
Je Emvraagt of ik zin heb in een
Csigaret.
’t Is Gtwee uur ’s nachts, we
Dliggen op bed.
In een hoEmtel in een stad, waar
Cniemand ons hoort,
waar Gniemand ons kent en
Dniemand ons stoort.
Op de Cvloer, ligt een
Glege fles wijn
en Dkledingstukken die van jouw of mij kunnen zijn.
Een Cschemering, de
Gradio zacht
en Cdeze nacht heeft alles, wat ik
Dvan een nacht verwacht.
Het is een Gnacht, die je nor
Dmaal alleen in
Cfilms ziet.
Het is een Gnacht, die wordt be
Dzongen in het
Cmooiste lied.
Het is een Gnacht waarvan ik
Ddacht dat ik hem
Emnooit beleven
Czou,
maar vanGnacht beleef ik
Dhem met
Emjou,
maar vanGnacht beleef ik
Dhem met
Cjou.
Ik Emben nog wakker en ik staar
Cnaar het plafond
en ik Gdenk hoe de dag lang ge
Dleden begon.
Het Emzo-maar ervan
Cdoorgaan met jou,
niet Gweten waar de reis
Deindigen zou.
Nu Clig ik hier in een
Gwildvreemde stad
en Dheb net de nacht van mijn leven gehad.
Maar heClaas er komt weer
Glicht door de ramen,
hoeCwel voor ons de wereld, van
Dnacht heeft stil gestaan.
REFREIN
Maar een Clied blijft slechts bij woorden, een
Gfilm is in scène ge
Dzet.
Maar deze Cnacht met jouw is
Glevens
Decht.
REFREIN
maar vannacht beleef ik hem met jou,
Ja, vanGnacht beleef ik
Dhem met
Emjou.
En ik Ghou alleen nog
Dmaar van
Emjou.
En ik Ghou alleen nog
Dmaar van
Cjou.
G
het kleine café aan de haven•
Vader Abraham
De Gmavondzon valt over straten en pleinen.
De gouden zon zakt in de D7stad.
En mensen, die nu in hun huizen verdwijnen,
ze hebben de dag weer geGmhad.
De Neonreclame die knipoogt langs ramen
en motregen zachtjes op Cmstraat..
De stad lijkt gestorven, toch Gmklinkt er muziek
uit een D7deur die nog wijd open
Gstaat..
Daar in dat kleine café aan de haven,
daar zijn de mensen gelijk en teD7vree.
Daar in dat Ckleine café aan de
Ghaven,
daar telt je D7geld of wie je bent niet meer
Gmmee.
De Gmtoog is van koper, toch ligt er geen loper.
De voetbalclub hangt aan de D7muur.
De trekkast die maakt meer lawaai dan de juke-box.
Een pilsje dat is d’r niet Gmduur.
Een mens is daar mens, rijk of arm - ’t is daar warm,
geen Monsieur of Madame maar WeeCmCee.
Maar het glas is gespoeld in het Gmhelderste water.
Ja, het D7is daar een heel goed ca
Gfé.
REFREIN
De Gmwereldproblemen die zijn tussen twee
glazen bier opgelost voor alD7tijd.
Op de rand van een bierviltje staat daar je rekening
of dat je staat in het Gmkrijt.
Het enigst wat je aan eten kunt krijgen
dat is daar een hardgekookt Cmei.
De mensen die zijn daar geGmlukkig gewoon,
ja, de D7mensen die zijn daar nog
Grijk.
REFREIN
het land van Maas en Waal•
Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
COnder de groene hemel
Fin de blauwe
Czon
speelt het Fblikken harmonie-
Corkest in een
D7grote regen
Gton.
G7
CDaar trekt over de heuvels en door het grote bos
de Flange stoet de
Cbergen in van ’t
D7cirkus Jeroen
GBosch
en we Fpraten en we
Czingen en we
Flachen alle
Cmaal
want daar Fachter de hoge
Cbergen ligt het
Gland van
G7Maas en
CWaal.
AmIk loop gearmd met een
Dmkater voor
Amop
Dmdaarachter twee ko
Amnijnen met een
B7trechter op hun
E7kop
en Amdan de grote
E7snoeshaan, die
Amlegt een glazen
E7ei,
wanAmneer je ’t schud dan
Dmsneeuwt het op de
AmEgmond
E7se Ab
Amdij.
AmIk rijk een meisje mijn
Dmkoperen
Amhand
dan Dmkomen er twee
Ammoren met hun
B7slepen in hun
E7hand
dan Amblaast er de fan
E7fare ter
Amere van de
E7schaar
die Amtrouwt met de
Dmvingerhoed, ze
Amhouden
E7van el
Amkaar.
En Conder de purperen hemel
Fin de bruine
Czon
speelt nog Fsteeds het harmonie-
Corkest in een
D7grote regen
Gton.
G7
CDaar trekt over de heuvels en door het grote bos
de Flange stoet de
Cbergen in van ’t
D7cirkus Jeroen
GBosch
en we Fpraten en we
Czingen en we
Flachen alle
Cmaal
want daar Fachter de hoge
Cbergen ligt het
Gland van
G7Maas en
CWaal.
AmWe zijn aan de koning van
DmSpanje ont
Amsnapt
Dmdie had ons in zijn
Ambed en zijn provisie
B7kast be
E7trapt.
We Amstaken alle
E7kerken met brande
Amwijn in
E7brand,
’t AmIs koudvuur dus het geeft
Dmniet en het
Amkomt niet
E7in de
Amkrant.
AmHet leed is geleden, de
Dmhorizon
Amschijnt
wanDmneer de doden
Amdronken zijn en
B7Pierlala ver
E7dwijnt
dan Amsteken we de loftrom
E7pet en
Amook de dikke
E7draak
en Ameten ’s avonds
Dmzandgebak op het
Amfeestje
E7bij Klaas
AmVaak.
En Conder de gouden hemel
Fin de zilv’ren
Czon
speelt nog alFtijd het harmonie-
Corkest in een
D7grote regen
Gton.
G7
CDaar trekt over de heuvels en door het grote bos
de Fstoet voor goed de
Cbergen in van ’t
D7cirkus Jeroen
GBosch
en we Fpraten en we
Czingen en we
Flachen alle
Cmaal
want daar Fachter de hoge
Cbergen ligt het
Gland van
G7Maas en
CWaal.
hilversum drie •Herman van Veen
Bb
Vroeger werd geFzongen en gefloten in de
Cmstraat,
Eb
had de slagersFjongen nog een opera pa
Gmraat.
Bb
De metselaar kon Fzingend op de
Cmsteiger staan,
de Eb
melkboer lengde Ffluitend zijn melk een beetje
Bb
aan. F7
Bb
Hilversum Gmdrie bestond nog
Eb
niet, Fmaar ieder
Dmhad zijn
Ceigen stem.
Bb
Op elke Gmsteiger klonk een
Eb
lied Fvan paljas
Dmof... Je
Bb
ruzalem. F7
Bb Gm Eb F Dm C Bb Gm Eb F Dm Bb
intermezzo (fluiten)
Alle venters hadden eigen aria’s
voor sprot voor haring voor begonia’s.
Zelfs in fabrieken kwam van overal
toch weer een liedje door de grote hal.REFREIN
Eb
Tussen het geFratel van ma
Bb
chines door Bb7
Eb
klonk in de conFfectie een mooi
Bb
meisjesBb7koor
Eb
dromend van de Fprins van weet ik
Gmveel,
Gm
Eb/Cdie ze
Eb/Dzou ont
Eb
voeren naar Fzijn
Bb
luchtkasteel. G7
CHilversum
Amdrie bestond nog
Fniet,
Gmaar ieder
Emhad zijn
Deigen stem.
COp elke
Amsteiger klonk een
Flied
Gvan paljas
Emof... Je
Cruzalem.
G7
CHilversum
Amdrie bestond nog
Fniet,
Gmaar ieder
Emhad zijn
Deigen stem.
COp elke
Amsteiger klonk een
Flied
Gvan paljas
Emof... Je
Cruzalem.
G7
F C F C F G C
huilen is voor jou te laat•
Corry en de Rekels
F C7 F(intro)
Huilen is voor jou te laat, ik Bb
kom niet meer.C7Wacht maar niet op mij, het is de
Flaatste keer.
Dat je mij bedrogen hebt, het Bb
is te laat.
Maar mijn Fliefde voor jou, dat
C7is nu nog enkel
Fhaat.
Alles wat ik had gaf ik aan jou Bb
alleen.C7Maar je ging toch steeds weer naar die
Fander heen.
Nooit kwam ik nog terug bij jou zoBb
als weleer.
Huilen is Fnu te laat,
C7nee, ik kom niet
Fmeer.
Ik hoop dat jij gelukkig met die ander bent.
Ik heb die mooie uren ook met jou gekend.
Maar eens dan komt de dag voor haar net als voor mij.
Want wat jij liefde noemt dat gaat ineens voorbij.
Alles wat ik had gaf ik aan jou alleen.
Maar je ging toch steeds weer naar die ander heen.
Nooit kwam ik nog terug bij jou zoals weleer.
Huilen is nu voor jou te laat, nee, ik kom niet meer.
iedereen doet het Robert Long
CWindsurfers do it standing up
en diepzeeduikers doen het onder Gwater
Alcoholisten doen het met een Ckater
en Fsnelle jongens
Gdoen het effe
Chup
CPostbodes doen het in de gleuf
en pedofielen doen het op hun Gknieen
de meeste trio’s doen het met z’n Cdrieen
en Ftegenliggers
Gdoen het soixant-
Cneuf
Cla la
Flalala
Gla
Cla
Clalala
Fla la
Glalaaaa
Cetc.
CLolbroeken doen ’t op 1 april
makrobioten doen het onbeGspoten
en homofielen doen het met hun Cpoten
en Fkeukenmeiden
Gdoen het met ge
Cgil
CKampeerders doen het in een tent
gemengde koren doen het met z’n Gallen
en jeu de boulers doen het met hun Cballen
en Fdameskappers
Gdoen het perma
Cnent
REFREINCKrentewegers doen het afgepast
ervaren skieres doen het op een Ghelling
van gend en loos die doen het op beCstelling
en Feen blinde
Gdoet het op de
Ctast
CMaagden stellen het nog effe uit
en - katholieken doen het zonder GRome
en popie jopie doet het in z’n Cdromen
en Fik ik
Gdoe het als ik
Cfluit
ik ben blij dat ik je niet vergeten ben•
Guus Meeuwis & VagantJoost Nuissl
PampampamGpampadada
Adam, pampa
Dpampadada
Bmdam, pampam
Gpampadada
Adam, pampam
Dpam.
PampampamGpampadada
Adam, pampa
Dpampadada
Bmdam, pampam
Gpampadada
Adam, pampam
Dpam.
Mijn lieve Dgod hoe is het
Gmogelijk dat
Aik jou hier ont
Dmoet, ik
Gdacht dat ik je
Animmer meer zou
Dzien.
Ik dacht ik Dweet niet wat ik
Gdacht maar ik denk
Anu wat is dit
Dgoed,
Gmeesterlijk en
Aaardig boven
Ddien
En ik ben Gblij dat ik je
Aniet vergeten
Dben, dat ik nog
Gzoveel kleine
Adingen van je
Gken,
D
Omdat ik Gsteeds ben blijven
Adromen, dat het
Gtoch zover zou
Akomen,
ben ik Gblij dat ik je
Aniet vergeten
Dben.
REFREIN
Want het was Dzeven jaar ge
Gleden al een
Ahalf jaar voor
Dbij,
Gdat is ver
Adomd een hele
Dtijd.
We waren Djonger en ik
Ghield niet meer van
Ajou dan jij van
Dmij, we
Gscheidden maar ik
Araakte je niet
Dkwijt.
Nu ben ik Gblij dat ik je
Aniet vergeten
Dben, dat ik nog
Gzoveel kleine
Adingen van je
Gken.
D
Omdat ik Gsteeds ben blijven
Adromen dat het
Gtoch zover zou
Akomen,
ben ik Gblij dat ik je
Aniet vergeten
Dben.
REFREIN
Je vraagt of Dik na al die
Gjaren je on
Amiddellijk heb her
Dkend, of ik
Gsoms nog wel eens
Aaan je heb ge
Ddacht.
Wat dacht jij Ddan, dat je
Gander bent ge
Aworden dan je
Dbent,
G
A in een
Dnacht.
En ik ben Gblij dat ik je
Aniet vergeten
Dben, dat ik nog
Gzoveel kleine
Adingen van je
Gken.
D
Omdat ik Gsteeds ben blijven
Adromen dat het
Gtoch zover zou
Akomen,
ben ik Gblij dat ik je
Aniet vergeten
Dben.
REFREIN
Natuurlijk Dzijn we in die
Gjaren onze
Aeigen weg ge
Dgaan, met
Ganderen in ons
Ahart en in ons
Dhuis.
Maar nu Dik je weer ge
Gvonden laat
Aik je niet meer
Dgaan, we
Gkomen samen
Auit en samen
Dthuis.
En ik ben Gblij dat ik je
Aniet vergeten
Dben, dat ik nog
Gzoveel kleine
Adingen van je
Gken.
D
Omdat ik Gsteeds ben blijven
Adromen dat het
Gtoch zover zou
Akomen,
ben ik Gblij dat ik je
Aniet vergeten
Dben.
REFREIN(Ral)En ik ben
Gblij dat ik je
Aniet vergeten
Dben, dat ik nog
Gzoveel kleine
Adingen van je
Gken.
D (Accel)
Omdat ik Gsteeds ben blijven
Adromen dat het
Gtoch zover zou
Akomen,
ben ik Gblij dat ik je
Aniet vergeten
Dben.
REFREIN
ik en mijn vriendje•
? ™ Kurt Weil
Eb
Ik en mijn vriendje, Bb7wij zijn zo alleen
Alle mooie jongens lopen om ons Eb
heenAb
Wij worden niet geEb
ACCepteerd
Wij Bb
zijn verkeerd geEb
conjugeerd
Want Bb
ik hou van mijn Eb
vriendje
En mijn Bb
vriendje Bb7houdt van
Eb
mij
Eb
Ik en mijn vriendje, Bb7samen aan de meet
Samen voor het venster, in onze blote Eb
reetAb
Dan blijven mensen Eb
wijzend staan
Maar Bb
ach, daar wen je Eb
heus wel aan
Want Bb
ik hou van mijn Eb
vriendje
En mijn Bb
vriendje Bb7houdt van
Eb
mij
Eb
Ga je mee naar boven, Bb7ga je mee naar bed?
Onder de wollen dekens hebben we reuze Eb
pretAb
Vader en moeder die Eb
zijn niet thuis
Die Bb
zijn allang in ’t Eb
gekkenhuis
Want Bb
ik hou van mijn Eb
vriendje
En mijn Bb
vriendje Bb7houdt van
Eb
mij
Eb
Zijn we klaargekomen, dan Bb7gaan we naar benee
Samen op de sofa, kijken we TEb
VAb
Is er niks, dan Eb
video
Met Bb
het gehijg in Eb
stereo
Want Bb
ik hou van mijn Eb
vriendje
En mijn Bb
vriendje Bb7houdt van
Eb
mij
Eb
U kunt ons ook huren, Bb7we doen aan escort
Voor een vaste relatie, of even in het Eb
kortAb
Lukt het niet, dan Eb
geld terug
Of Bb
nog een keer, maar Eb
op mijn rug
Want Bb
ik hou van mijn Eb
vriendje
En mijn Bb
vriendje Bb7houdt van
Eb
mij
ik heb een huis met een tuintje gehuurd•
August de Laat
Eb Eb7 Ab Eb Bb Eb
(intro)Eb Bb7 Eb Bb7opmaatEb
Ieder mens die Bb7heeft een verlangen
Bb
en met wat geEb
duld
worden vaak zijn Bb7heim’lijke wensen
Bb
plotseling verEb
vuld.
Zo is het met Bb7mij kort geleden
Bb
eveneens geEb
gaan,
ik heb voor een Bb7klein bedragje
F7wonderen ge
Bb7daan.
Ik heb een Eb
huis met een tuintje geBb7huurd,
gelegen in een gezellige Eb
buurt
en als ik zo naar m’n Eb7bloemetjes
Ab
kijk,
voel ik me Eb
net als een Bb
koning zo Eb
rijk.Eb Bb7 Eb Bb7opmaatEb
Zit ik in mijn Bb7tuin te genieten
Bb
van de zonneEb
schijn,
dan wil ik met Bb7niemand meer ruilen,
Bb
want ik voel me Eb
fijn.
Zandvoort met z’n Bb7vrees’lijke drukte
Bb
trekt me niet meer Eb
aan
en voor pootje Bb7baden, heb ’k een
F7teil met water
Bb7staan.
REFREINEb Bb7 Eb Bb7opmaat
’Eb
k wou dat u mijn Bb7vader, die ’k thuis heb,
Bb
in m’n tuintje Eb
zag
en hoe echt hij Bb7loopt te genieten
Bb
van z’n ouwe Eb
dag.
Met zijn pijp, die Bb7rookt als een schoorsteen,
Bb
keurt hij het geEb
heel.
Dat is voordelig, want Bb7anders rookt hij
F7m’n gordijnen
Bb7geel.
REFREIN
ik heb geen zin om op te staan Armand
Het is weer Bb7tijd om op te
Fstaan.
Cm7
FMaar ik heb geen
C7zin, hij heeft geen
Bb7zin, om naar m’n
Fbaas te gaan.
Met m’n Bb7blote voeten op het kouwe zeil.
Met z’n Ab
grote blote voeten op het kouwe zeil
Ik heb geen Db
zin Eb
om op te Bbmstaan,
Fmik heb geen
Db
zin om op te Bb
staan.F C F C F C F(intermezzo)
Was jij maar Bb7hier, was jij maar
Fhier,
Cm7
FWant het is zo
C7fijn, het is zo
Bb7fijn om hier met
Fjou te zijn.
Met m’n Bbmvoeten tegen je pyama aan.
Met z’n Ab
grote voeten tegen je pyama aan.
Ik heb geen Db
zin Eb
om op te Bbmstaan.
FmIk heb geen
Db
zin om op te Bb
staan.F C F C F C F(intermezzo)
Ik blijf in bed, de hele dag.
Want ik heb geen zin, hij heeft geen zin,
om er nu nog uit te gaan.
Met m’n blote handen naar m’n baas te gaan.
Met z’n grote blote handen naar z’n baas te gaan.
Ik heb geen zin om op te staan.FmIk heb geen
Db
zin om op te Bb
staan. FM7
ik wil bij jou zijn Guus MeeuwisGuus Meeuwis
Het is vrijdag avond even over negen.
Ik ben bij jou geweest op de bonnefooi.
Niemand thuis, dus terug maar door de regen.
Maar de regen is vanavond prachtig mooi.
Heel bijzonder, niet zo somber, niet zo zuur zoals altijd.
Maar licht en zacht en helder. Ik was ’t al jaren kwijt.
Nou loop ik hier. Singin’ in the rain.
En langzaamaan begint het allemaal te dagen.
Een voor een en stap voor stap.
En langzaam komt het antwoord op mijn vragen.
Ik heb wel genoeg gehad.
Ik wil bij jou zijn. Ik wil bij jou zijn.
Mijn lief, mijn zorg, mijn zekerheid.
Ik wil jou nooit, nee, nooit meer kwijt.
Ik wil bij jou zijn.
Misschien heb ik wel te lang wat lopen hopen.
Misschien heb ik wel te lang te kort gedaan.
Misschien moet ik alleman maar laten lopen.
En voor jou en mij, voor ons klaar gaan staan.
Want ik was zolang alleen met m’n wildste fantasie.
Ik wou overal wel heen, maar vliegen kon ik niet.
Nou loop ik hier, singin’ in the rain.
En langzaamaan begint het allemaal te dagen.
Een voor een en stap voor stap.
En langzaam komt het antwoord op mijn vragen.
Ik heb wel genoeg gehad.
Ik wil bij jou zijn. Ik wil bij jou zijn.
Mijn lief, mijn zorg, mijn zekerheid.
Ik wil jou nooit, nee, nooit meer kwijt.
Ik wil bij jou zijn.
Ik wil bij jou zijn.
ik wil met je lachen•
Guus MeeuwisGuus Meeuwis
G D Em Am C D(intro)GWanneer zul jij ze horen,
Bmal die lieve woorden,
Emdie ik verzonnen heb voor
Amjou, voor
Djou?
En Gal die lieve woorden,
Bmze zijn vanzelf gekomen
Emuit het niets geboren voor
Amjou, voor
Djou.
CAl wist ik nooit iets zeker,
Bmtoch weet ik nu:
Cik heb te lang gezwegen, dus
Amluister alsje
Dblieft.
Ik wil met je Glachen en met je dansen en ik hoop heel binnen
Ckort.
Niets houdt het meer Amtegen, dat de
Am7afstand tussen
Cons steeds kleiner
Dwordt.
Ik wil met je Gpraten en met je vrijen, hopen dat het ooit iets
Cwordt.
Ik wil naar je Amkijken en naast je
Am7liggen, als je ’s
Cochtends
Dwakker
Gwordt.
G D Em Am C D(intermezzo)
GIk had nooit durven dromen,
Bmdat het zo ver zou komen
EmDat ik dit lied hier zing voor
Amjou, voor
Djou
GKun jij mij iets beloven,
Bmwil jij in mij geloven
EmWant alles wat ik doe is voor
Amjou, voor
Djou
CAl wist ik nooit iets zeker,
Bmtoch weet ik nu:
Cik heb te lang gezwegen, dus
Amluister alsje
Dblieft.
REFREINCZonder jou te leven,
Bmdan ben ik liever dood.
CDoor jou ben ik bezeten,
Amje stem klinkt in m’n
Dhoofd.
REFREING D Em Am C D(intermezzo)
Ik wil met je Gpraten en met je vrijen, hopen dat het ooit iets
Cwordt.
Ik wil naar je Amkijken en naast je
Am7liggen, als je ’s
Cochtends
Dwakker
Gwordt.
als je ’s Cochtends
Dwakker
Gwordt.
is dit alles•
Doe maar
Ga Dmzitten want ik
Amwil es met je
Gmpraten,
Gm Am Gm
Ik Gmben allang niet
Ammeer zo blij als
Dmtoen.
Dm Am Dm
Nee, Dmschrik maar niet, ik
Amwil je niet ver
Gmlaten.
Gm Am Gm
Er Gmis iets, en ik
Amkan er niets aan
Dmdoen,
Dm Am Dm
We Dmkomen niets te
Amkort, we hebben
Gmalles,
Gm Am Gm
een Gmkind, een huis, een
Amauto en el
Dmkaar.
Dm Am Dm
Maar Dmweet je lieve
Amschat wat het ge
Gmval is,
Gm Am Gm
ik Gmzoek iets meer, ik
Amweet alleen niet
Dmwaar.
GmIs dit
Calles,
C C C Gm is dit
Calles,
C C C Gm is dit
Calles
Fwat er
Gmis?
Gmis dit
Calles,
Ca-
Ca-
Ca-
Gma is dit
Calles,
C C C Gm is dit
Calles wat er
Ais?
Dm Am Gm Gm Am Gm
/ Gm Am Dm Dm Am Dm
/ Dm Am Gm Gm Am Gm
/ Gm Am Dm Dm Am Dm
/(intermezzo)
We Dmzijn nu net een
Amstuk in dertien
Gmdelen,
Gm Am Gm
aan het Geinde zijn we
Amallemaal de
Dmklos.
Dm Am Dm
We Dmleven trouw het
Amleven van zo
Gmvelen,
Gm Am Gm
a-ha, Gmik wil iets meer, ik
Amwil een beetje
Dmlos.
jan klaasen de trompetter Rob de Nijs
Jan EKlaasen was
Btrompetter in het
Eleger van de
BPrins.
Hij marEcheerde van Den
AHelder tot Den
BBriel.
Hij Ahad geen geld en hij
Bwas geen held en hij
Ehield niet van het
C#mkrijgsgeweld.
Maar tromApetter was hij
Bwel in hart en
Eziel.
Ab
Het C#mleger sloeg z’n tenten op voor
BAlkmaar in ’t veld.
En zoC#mlang geen vijand zich liet zien was
Ab
iedereen een held.
De C#mkroeg werd als stra
Btegisch punt door ’t
Ahoofdkwartier be
Ab
zet.
De Eofficieren brulden: ‘Jan, kom
F#
speel op je tromAb
pet!’
Ze C#mwerden wakker in de goot in de
Bmorgen kil en koud,
maar Jan EKlaasen sliep in de armen van de
Adochter van de
Bschout.
REFREIN
De Prins sprak op inspectie tot de majoor van de compagnie:
‘Ik zag hier alle stukken wel van mijn artillerie.
Ja, zelfs dat kleine in uw kraag en dat blonde in uw bed,
maar waar zit dat stuk ongeluk van een Jan met z’n trompet?’
En niemand die Jan Klaasen zag die bij de stadspoort zat
en honderd liedjes speelde voor de kinderen van de stad.REFREIN
Jan Klaasen zei: ‘Vaarwel mijn lief, ik zie je volgend jaar.
Wanneer de lente terugkomt dan zijn wij weer bij elkaar.’
De winter ging, de zomer kwam, de oorlog was voorbij,
maar het leger is nooit teruggekeerd van de Mokerhei.
Geen mens die van Jan Klaasen ooit iets teruggevonden heeft,
maar alle kinderen kennen hem, hij is niet dood, hij leeft!REFREIN
Hij Ahad geen geld en hij
Bwas geen held en hij
Ehield niet van het
C#mkrijgsgeweld,
maar tromApetter was hij
Bwel in hart en ziel.
E
jantjes blues Cornelis Vreeswijk
CJantje was aan ’t wandelen op het Leidseplein.
Toen vond hij een rijksdaalder en dat vond hij fijn.FHij kocht er zoute pinda’s voor, sigaretten en drop.GKortom : in no time waren al zijn centen
Cop.
Maar hij werd geschaduwd door een brigadier,
Die zei tegen Jantje: ‘Hé, kom jij maar eens hier.
’k Weet niet of je ’t weet, maar rijksdaalders op straat
zijn verloren goederen en horen aan de staat.’
De rechter zei: ‘Hé Jantje, weet jij wel wat je bent?
Dat noemen wij juridisch jeugddelinquent.
Een schande voor je ouders, je toekomst naar de maan,
want als je later groot bent, krijg je nooit een goede baan.’
‘Stik maar’, zei Jantje, ‘met die kouwe kak.
Ma is de hort op en Pa zit in de bak.
Wat die ervan zeggen, lap ik aan m’n schoen
en als ik later groot ben, zorg ik zelf wel voor poen.’
Toen haalde men er een heel stel psychologen bij,
die vonden hem gevaarlijk voor de maatschappij.
Vandaag een rijksdaalder en morgen een kluis.
Hupsakee, de bajes in en weg met dat gespuis.
Op zijn verjaardag zat Jantje in de cel.
Er kwam geen visite, maar cadeautjes kreeg hij wel.
Ma stuurde hem een ijzerzaag, Pa stuurde hem een boor.
‘Daar gaat hij dan’, zei Jantje en ging er vandoor.
Buiten de bajes zag hij een auto staan.
‘Die leen ik maar’, zei Jantje, zo gezegd, zo gedaan.
Maar in een scherpe bocht kreeg die kar een lekke band.
Sloeg zeven maal over de kop en vloog in brand.
Hiermede eindigt het verhaal van onze held.
Een blues voor Jantje zongen de vogels in ’t veld.
‘Jezus’, zei de dominee, ‘sta zijn zieltje bij.’
Maar Jantje had er maling aan, want Jantje was vrij.
Jantje was vrij, Jantje was vrij.
jimmy Boudewijn de Groot
CHoe sterk is de eenzame fietser die kromgebogen over zijn stuur tegen de
Amwind
zichFzelf een
Cweg baant?
Hoe zelfbewust de voetbalspeler die voor de ogen van het publiek de wedstrijd Amwint,
Fzich kampioen
Cwaant?
Hoe lacht vergenoegd de zakenman zonder mededogen die een concurrent verslagen Amvindt,
Fzelf haast failliet
Cgaand.
En ik G7zit hier tevreden met die kleine op mijn schoot.
De Fzon schijnt, er is geen
Creden met
G7rotweer en met harde wind
te gaan Ffietsen met dat
Ckind.
G C
FAls hij maar geen voetballer wordt, ze schoppen hem misschien half
G7dood.
F C
FAls hij maar geen voetballer wordt, ze schoppen hem misschien half
G7dood.
CMaar liever
G7dat nog dan het bord voor zijn kop van de
Czakenman,
want daar wordt hij alleen maar G7slechter van.
F C
kangoeroe eiland •Cocktail Trio
F(intro)
Dit is het geluid van een haastige kangoeroe, radeloos, redeloos, reddeloos.
Want tijdens haar middag-tukkie is zoonlief uit ’s moeders buidel geslopen,
nieuwsgierig naar de wijde wèreld. Nu gaat ze rond bij haar buurvrouwen en ze vraagt:
FHèjje Henkie ge
Bb
sien, Sien, C7hèjje Henkie ge
Fsien? Nee!
FMaar misschien Tante
Bb
Stien, Mien, C7heit die Henkie ge
Fsien.
En met z’n C7allemaal:
FOp een Kangoeroe
Bb
Eiland, C7waar je kangoeroe’s
Fvindt
FZoekt een kangoeroe
Bb
moeder C7naar d’r kangoeroe
Fkind
Ach, wat is dat kind snel, Nel, ik sloot me ogen een tel
En toen zonder vaarwel, Nel, kroop-ie uit mijn buidèl
En met z’n allemaalREFRIN
Laatst nog kreeg-ie een jo-jo, in mijn buidel kado (hahaha)
Nou ik sprong als een vlo, Jo, dat ding dat kriebelde zo
En met z’n allen nouREFRIN
Oh, ik ben toch zo ongeruus, Truus, ik ben toch zo ongeruus
Pa gooit me zonder excuus, Truus,
als ik zo leeg thuis kom uit huus, en met z’n allen nouREFRIN
Oh, kijk nou er es aan, Sjaan, wat-ie nou weer had gedaan
Hij was -en dat lapt-ie me nou altijd, tussen me voering gegaan
En met z’n allen nou
Op een Kangoeroe Eiland, waar je kangoeroe’s vindt
Gaat een kangoeroe-moeder met d’r kangoeroe-kind
Met d’r kangoeroe-kind
ketelbinkie •Louis Davids
Anton Beuving ™ Jan Vogel
Toen Cwij van Rotterdam vertrokken, met de Edam, een oude
G7schuit,
met kakkerlakken in ’t midscheeps en rattenesten in het voorCuit.
Toen Emhadden wij een kleine
B7jongen, als
Emketelbinkie bij ons aan
B7boord,
die Gvoor de eerste
D7keer naar
Gzee ging en
D7nooit van haaien had ge
Ghoord.
G+
Die van zijn Cmoeder
Fmaan de
Ckade wat schuchter lachend afscheid
G7nam,
omdat hij haar niet durfde zoenen, die straatjongen uit RotterCdam.
Hij werd gescholden door de stoker, omdat hij al op de eerste dag,
toen we net de pier uit waren, al zeeziek in de foc’sle lag.
En met jenever en citroenen, werd hij weer op de been gebracht,
want zieke zeelui zijn nadelig en brengen schade aan de vracht.
Als ie dan sjouwend met zijn ketels, uit de kombuis naar voren kwam,
dan was het net een brokje wanhoop, die straatjongen uit Rotterdam.
En als ie ’s avonds in z’n kooi lag en moe van ’t sjouwen eind’lijk sliep,
dan schold de man die wacht te kooi had, omdat ie om zijn moeder riep.
Toen is ie op een mooie morgen, ’t was in de Stille Oceaan,
terwijl ze brulden om hun koffie, niet van zijn kooi goed opgestaan.
En toen de stuurman met kinine en wonderolie bij hem kwam,
vroeg hij een voorschot op zijn gage, voor ’t ouwe mens uit Rotterdam.
In zeildoek en op rooster baren, werd hij die dag op ’t luik gezet.
De kapitein lichtte zijn petje en sprak met grocstem een gebed.
En met een een, twee, drie in Godsnaam, ging ’t ketelbinkie overboord,
die ’t ouwetje niet dorst te zoenen, omdat dat niet bij zeelui hoort.
De man een extra mokkie schoot an en ’t ouwe mens een telegram.
Dat was het einde van een zeeman, die straatjongen uit Rotterdam.
B+/Eb+/G+x o o x
23
kom uit de bedstee m’n liefste Egbert DouweEgbert Douwe
Cm D Cm Fm Eb Bb Fm Eb Bb Bb7(intro)
Oh, Eb
kom uit de Bb
bedstee, m’n Eb
liefste. Ab
Weet je niet, je Eb
bent al veel te Bb
laat.
Het Eb
hele dorp Bb
is al komen Eb
kijken Cmnaar de
Ab
bruidegom, die Bb
in z’n hempie Eb
staat. Bb7
Oh, Eb
kom uit de Bb
bedstee, m’n Eb
liefste. ’t Ab
Is vandaag toch Eb
onze huwelijksBb
dag.
De Eb
koster luidt al Bb
urenlang de Eb
klokken. CmHij
Ab
zweet zich rot en de Bb
kippen zijn van Eb
slag. Bb7
De Eb
kerk zit al een Bb
tijd tjokvol faEb
milie. De Ab
organist die Eb
speelt z’n vingers Bb
blauw.
De Eb
kachel van de Bb
kerk is ook beEb
zweken Cmen
Ab
ieder zit te Bb
barsten van de Eb
kou. Bb7
De Eb
misdienaartjes Bb
worden zo balEb
lorig. Ik Ab
zag er eentje Eb
met een pijl en Bb
boog.
Ze Eb
speelden indiBb
aantje op de Eb
kansel Cmen je
Ab
moeder kreeg een Bb
pijltje in d’r Eb
oog. Bb7
Oh, Eb
kom uit de Bb
bedstee, m’n Eb
liefste. De Ab
hele zaak loopt Eb
vrees’lijk uit de Bb
hand.Eb
Voor een tientje Bb
gaven de geEb
tuigen Cmeen
Ab
interviewtje Bb
aan een ochtendEb
krant. Bb7
De Eb
taxi-jongens Bb
wilden geld van Eb
vader. Ze Ab
gingen, want de Eb
bruid kwam niet in Bb
zicht.
UitEb
eindelijk is Bb
alles nog geEb
regeld. CmAl
Ab
leen zit vaders Bb
rechteroog wel Eb
dicht. Bb7
De Eb
koster zei me, Bb
hijgend, onder ’t Eb
luiden: ‘Waar Ab
blijft ze nou, zo Eb
gaat toch alles Bb
mis.
De Eb
zaak moet rond zijn Bb
over tien miEb
nuten, Cmwant
Ab
buiten wacht weer Bb
een begrafeEb
nis.’Bb7
Oh, Eb
kom uit de Bb
bedstee, m’n Eb
liefste. We Ab
hebben nu al Eb
lang genoeg geBb
wacht.
Er Eb
komt nog tijd geBb
noeg om uit te Eb
slapen, Cmwant
Ab
na vandaag komt Bb
er een lange Eb
nacht. Bb7
Oh, Eb
kom uit de Bb
bedstee, m’n Eb
liefste. Bb7
Eb
Kom uit de Bb
bedstee, m’n Eb
liefste. Bb7
Eb
Kom uit de Bb
bedstee, m’n Eb
liefste. Bb7
Eb
Kom uit de Bb
bedstee, m’n Eb
liefste. Bb7
kom van dat dak af•Peter Koelewijn
Peter Koelewijn
He... Hee... Hee...FKom van dat dak af,
’k waarschuw niet meer, neeneeneeneeneenee van Bb
dat dak af,
’k waarschuw niet Fmeer, kom van dat dak
C7af,
Bb
het is de Flaatste keer.
FLange Jansen zijn vrouw, zij was een koordanseres,
maar bij gebrek aan een touw klom zij F7op het bordes.
Oh, oh het Bb
eten werd koud en lange Jansen werd heet,
en in de C7straat weerklonk zijn kreet.
REFREIN
Lange Jansen werd kwaad en hij riep ‘aan is de boot,
als jij dat dak niet af gaat, gooi ik je in de goot’.
Zijn lieve vrouw schrok zich wild en zij was ten einde raad,
want in de straat weerklonk zijn kreet.REFREIN
komt er maar in •Gerard van Maasakkers
CKomt er maar
G7in, ’t is hier
Cbinnen veel
G7beter dan
Cbuiten dus
G7komt er maar
Cin.
G7
CKom maar ge
G7rust ’k heb ’t
Cvuur al ge
G7blust, maar ik
Cmaak wel een
G7nieuw, kom ge
Crust.
G7
FKomt er maar
Cin, laat de
G7regen, de
Cwind en je
Fzorgen maar
Cbuiten
G7staan.
CKomt er maar
G7in, ’t is hier
Cbinnen veel
G7beter dan
Cbuiten dus
G7komt er maar
Cin.
G7
CKomt er maar
G7in als je
Chonger of
G7dorst hebt of
Cniks hebt,
G7komt er maar
Cin.
G7
CPak maar een
G7stoel. Wil je
Ckoffie of
G7liever een
Cborreltje.
G7Pak maar een
Cstoel.
G7
FKomt er maar
Cin als je
G7zin hebt in
Cpraten of
Fals je hier
Ceven wilt
G7zijn.
CKomt er maar
G7in, ’t is hier
Cbinnen veel
G7beter dan
Cbuiten dus
G7komt er maar
Cin.
G7
komt er mer in •Gerard van Maasakkers
CKomt er mer
G7in, ’t is hier
Cbinne veul
G7bitter as
Cbuite dus
G7komt er mer
Cin.
G7
CKom mer ge
G7rust ’k heb ’t
Cvuur al ge
G7blust, mer ik
Cmaak wel een
G7nieuw, kom ge
Crust.
G7
FKomt er mer
Cin, laot de
G7regen, de
Cwind en oue
Fzorg mer
Cbuite
G7staon.
CKomt er mer
G7in, ’t is hier
Cbinne veul
G7bitter as
Cbuite dus
G7komt er mer
Cin.
G7
CKomt er mer
G7in als ge
Chonger of
G7dorst (kouw) hebt of
Cniks hebt,
G7komt er mer
Cin.
G7
CVat mer ’ne
G7stoel. Wilde
Ckoffie of
G7liever een
Cborreltje.
G7Vat mer ’ne
Cstoel.
G7
FKomt er mer
Cin as ge
G7zin in wa
Cbuurt hebt of
Fas ge hier
Cefkes wilt
G7zijn.
CKomt er mer
G7in, ’t is hier
Cbinne veul
G7bitter as
Cbuite dus
G7komt er mer
Cin.
G7
laat mijn zonnebril zitten •
Peter Blanker
DOp een sombere nacht in een
Ghuis aan een gracht
Dmet alle ruiten aan
Ascherven.
Daar Dlag in hansop met zijn
Gzonnebril op, de
Dkoning der junkies te
Asterven.
Alle Dspuiters en snuivers en
Gopiumschuivers, die
Dwoonden z’n laatste trip
Abij.
Hij Dnam nog een klont, stuurde
GLibanon rond en
Ddit was het laatst wat hij
Azei.
Hij zei: ‘DStuur mijn
Glaarzen te
Drug naar moe, mijn
Aboeken het raam uitge
Dgooid
Gen mijn gitaar, ver
Dbrand het kreng
Amaar, want
Dspelen dat
Gleer ik toch
Dnooit.
ANeem mijn speed en
Dpik mijn
Gwheat en
Ddoe uit mijn platen je
Akeus.
neus.’
Hij zei: ‘DLaat mijn
Gzonnebril
Dzitten, ik
Ghou mijn zonnebril
Dop.
VerGbrand mijn gitaar, knip
Ddesnoods mijn
Bmhaar, maar
Dlaat mijn bril op m’n
Gkop.’
Hij zei: ‘DDoe mijn
Gboeken
Dmaar kado aan
Awie erin lezen
Dkan.
GGeef mijn
Dmooie meiden
Aweg aan
Dwie erop
Gzit te
Dpezen.
AGraaf me een
Dgraf naast mijn
Gstamkafee en
Dhoud de muziek seri
Aeus.
neus.’REFREIN
Zijn Dlaarzen werden
Gweggegooid, zijn
Dboeken door vlammen ver
Abrand
en Dzijn gitaar verkochten we
Gmaar aan
Diemand die wist hoe het
Amoest.
We Dhebben zijn geld nauwkeurig ge
Gteld en
Dons in zijn speedjes ver
Aslikt
en DJaap kreeg zijn platen en
GHarry zijn broek en
Dik heb zijn bril inge
Apikt.
REFREIN
lage landen •Boudewijn de Groot
Boudewijn de Groot
Bb Gm Eb Bb
(intro)Bb
Liggend op mijn rug in het gras van Maas en Waal,Gmkijkend naar de wolken die langzaam overdrijven.Eb
Één heeft het gezicht van het allereerste meisje,Bb
lieve Inge Blauw, ik wil altijd bij je blijven.
Bb
Liggend op mijn rug in het gras der Lage Landen,Gmkijkend naar de wolken in een trage glijvlucht.Eb
Als de gebolde zeilen van Bontekoe en de Ruyter,Bb
schepen vol met specerijen, zilver en eerzucht.CmLage Landen,
CmLage Landen,
Bb
melk en honing, Bb
overvloed.CmEn ineenge
Cmslagen handen,
F7grootgebracht met Neerlands
Bb
bloed.Bb
Liggend op mijn rug in het gras van Maas en Waal,
zie Gmik de wolken schuimen, als de golven van de zee.
De Eb
duinen en de dijken die een weerloos volk beschermen,
zijn Bb
veiliger dan ’t gebed van pastoor en dominee.
Bb
Liggend op mijn rug in het gras der Lage Landen,Gmkijkend naar de wolken als trage wieken van een molen.Eb
Ik zie de zakken meel en graan in metershoge stapels,
waarBb
achter, eens in oorlogstijd, de mensen zich verscholen.REFREIN
Bb
Liggend op mijn rug in het gras van Maas en Waal,Gmhagelwitte wolken aan een maandagmorgen waslijn.
Ze Eb
zien er veelbelovend uit en drijven vredig over.
Wat Bb
zouden dan opeens die regendruppels in het gras zijn?
Bb
Liggend op mijn rug in het gras der Lage Landen,
zie Gmik een dikke grijze deken van Delfzijl tot aan Veere.
Ik zie Eb
nauwelijks verschil, de gewenning is begonnen,
er Bb
drijven regenwolken mee als wolven in schaapskleren.REFREIN
Bb
Liggend op mijn rug in het gras der Lage Landen,Gmzie ik donkergrijze wolken en grilliger van vorm.
Één Eb
dreigt vol moordzucht en een ander ontbloot zijn tanden,
ze Bb
hangen roerloos boven me, in de stilte voor de storm.CmLage Landen,
CmLage Landen,
Bb
melk en honing, Bb
overvloed.CmUit ineenge
Cmslagen handen
F7vloeit steeds vaker Neerlands
Bb
bloed.G Am G(outro)
liefde •Rowwen Heze
Bm7 G D A Bm7 G D A(intro)
We Dhebben ge
Gslapen, ge
Dvreeën, ge
Bm7praat uren
Glang aan ’n
Astuk.
We Ddroomden het
Gdak naar be
Dneden, de
Dwegen
Awarm van ge
Dluk.
We Dlachten, we
Gleefden, we
Dbaalden, waren
Bm7moe of we
Ghadden ’t
Adruk.
We Dmerken niet
Ghoe we ver
Ddwaalden, de
Dwegen
Awarm van ge
Dluk,
de Dwegen
Awarm van ge
D
Bm7Laa laila
Glala lai la
Dlaa.
A
Bm7Jaa laila
Glala lai la
Dlaa.
A
Alleen Dik, alleen
Gik was de
Dreden, waar
Bm7om maak
Gik alles
Astuk?
WaarDom niet ge
Gwoon dik te
Dvreden, te
Dvreden hier
Amet dit ge
Dluk?
Ik dacht alDleen aan
Gjou in m’n
Darmen, als ik
Bm7jou tegen
Gmij aan
Adruk.
Dan Dzal ik jou voor
Galtijd ver
Dwarmen en
Dval ik uit
Aeen van ge
Dluk
en Dval ik uit
Aeen van ge
D
REFREIN
Ik Dkeek veel te
Gdiep in jouw
Dogen, ik
Bm7raakte com
Gpleet van m’n
Astuk.
Ik Dgaf alles
Gin m’n ver
Dmogen, voor
Déén mo
Ament van ge
Dluk.
Nou Ddroeëm ik van
Gow in mien
Derme van
Bm7hoe ik ow
Gtaege meej aan
Adruk.
Ow Dwil ik veur
Galtied ver
Dwerme, veur al
Dtied met ’n
Abitje ge
Dluk,
veur alDtied met ’n
Abitje ge
Dluk.
Ja la lalalai lalalai
Ja la lalalai lalalai
Ja la lalalai lalalai
Ja la lalalai lalalai
liefde is een werkwoord•
Guus MeeuwisGuus Meeuwis
G Em7 C Am7 G Em7 C Am7(intro)GPraten, lachen, zwijgen, huilen en
Am7laat me nu met rust.
Bm13Vrijen, vechten, denken, doen, ik
Cwil dat je me kust.
GLeren, geven, stralen, zien, we hebben
Emnooit genoeg ge
Chad.
Bm7Liefde is een
Cwerkwoord en
Dwij, en wij begrijpen
Gdat.
G Em7 C Am7 G Em7 C Am7(intermezzo)GBouwen, trouwen, moeten, gaan en
Am7lul waar was je nou?
Bm13Lezen, schrijven, doen en laten en
Cik verlang naar jou.
GWillen hebben, kunnen missen en
Emnooit genoeg ge
Chad.
Bm7Liefde is een
Cwerkwoord en
Dwij, en wij beseffen
Gdat.
G Em7 C Am7 G Em7 C Am7(intermezzo)GWerken, zweten, nooit vergeten
Am7hoe het ooit begon.
Bm13Bloemen bloeien, bomen groeien en
Cbinnen schijnt de zon.
GMoeten, geven, nemen, zweven en
Emnooit genoeg ge
Chad.
Bm7Liefde is een
Cwerkwoord en
Dwij, en wij begrijpen
Gdat.
G24
Em7uur
Cper
Ddag,
Gzeven
Em7dagen
Cin de
Dweek.
G12 maanden
G7/Fin het jaar, we hebben
Emnooit genoeg ge
Chad.
Bm7Liefde is een
Cwerkwoord en
Dwij, en wij beseffen
Adat.
A F#m7 D Bm7 A F#m7 D Bm7(intermezzo)
A12 maanden
A7/Gin het jaar, we hebben
F#mnooit genoeg ge
Dhad.
C#m7Liefde is een
Dwerkwoord en
ESUS
wij, en wij begrijpen Adat.
A F#m7 D Bm7 A F#m7 D Bm7(intermezzo)
C#m7Liefde is een
Dwerkwoord en
ESUS
wij, E9wij begrijpen
Adat.
A+ A6 A5 A+
Bm13
1 1 1 1 1 1VII
23 4
limburg Rowwen HèzeJack Poels
G D7 G(intro)
’t Is een kwestie van geAmduld,
rustig Am/Cwachten
Am/Bop
Amde
Gdag,
dat heel Holland Limburgs Amlult,
dat heel Holland Limburgs D7lult.
ik Gmheb mien ganse lange leave ge
Eb
wacht
op d’n Fdaag di mos koome en op de
D7nacht
op Gmalles wat ik woj mar wat ik noeit
Eb
kreeg
’t waas te Fdeur of te vroeg of te
D7laat vur meej
Gmwachte op succes en op de moeijen
Eb
daag
dat Fik in de zon in miene
D7zeilboet laag
Gmriek woj ik weare beroemd en ge
Eb
vierd
mar tot Fnou toe heb ik allein mar ge
D7lierd
REFREIN
zoveul Gmtied en zoveul ener
Eb
gie
en Famper iemand di meej kent,
D7zeg nou wie
Gmsoms heb ik gedocht ’t keumt dor
Eb
aal dat beer
en met een Fvies gezicht zat ik mien
D7glaas wir neer
of ’t Gmkeumt dor ’t eate, ik
Eb
leaf verkiert
haj ik Fvroeger mar door ge
D7lierd
Gmdenke, denke, denke, ik be
Eb
greep ’t neet
mar ik Fwiet nou woar ’t an
D7leet
REFREIN
want d’r Gmkeumt ennen daag dan
Cloep ik dor Maastricht
dan Fzidde minse denke ik
D7ken dat gezicht
dan Gmloep ik over stroat en wer
Cnoagerend
doar Fhedde di beroemde, ik bin her
D7kend
G D7(intermezzo)
REFREIN (3×)
limburg, mijn vaderland G. Krekelberg / Henri Tijssen
Waar in ’t bronsgroen eikenhout, ’t nachtegaaltje zingt,
over ’t malse korenveld ’t lied des leeuw’riks klinkt,
waar de hoorn des herders schalt langs der beekjes boord,
daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord!
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord!
Waar de brede stroom der Maas, statig zeewaarts vloeit,
weeldrig sappig veldgewas kostlijk groeit en bloeit,
bloemengaar en beemd en bos overheerlijk gloort,REFREIN
Waar der vadren schone taal, klinkt met heldre kracht,
waar men kloek en fier van aard vreemde praal veracht,
eigen zeden, eigen schoon ’t hart des volks bekoort,REFREIN
Waar aan ’t oud Oranjehuis ’t volk blijft hou en trouw,
met ons roemrijk Nederland, één in vreugd en rouw,
trouw aan plicht en trouw aan God heerst van Zuid tot Noord,REFREIN
madammen met een bontjas •
Urbanus van Anus
Nee ik Ghou niet van madammen met een bontjas,
madammen met een bontjas zijn geDmeen
’k Moet niet hebben van madammen met een bontjas,
tegen madammen met een bontjas zeg ik Gneen.
Ik Gdenk dat ik het jullie nu wel kan ver
Dtellen:
ik ga een zaak beginnen in madammenGvellen.
Ik ga ze vangen op de Avenue DLouise,
op banketten, paardenrennen en deftige reGcepties,
in de Saturday Night Fever DPub,
bij de Rotary en de Lions GClub.
Met mijn Cgrote muizeval en mijn
Dflesje vol vergif
Gvang ik er zo
Cveel ik
Der maar
Gwif.
REFREIN
Hun Grug en hun buik, die naai ik aan el
Dkaar,
daarvan maak ik een luchtmatras of een vliegende siGgaar.
Van hun tenen maak ik champagneflessenDstopsels
en een sterk insekticide van het vel onder hun Goksels.
Van hun tepels maak ik pleistertjes om fietsbanden te Dplakken
en de wallen onder hun ogen worden blauwe vuilnisGzakken.
En hun Cvenusheuvels raak ik
Dook wel kwijt,
daarGvan maak ik een
Cheel groot
DSmirnata
Gpijt.
REFREIN
Van hun Gneus maak ik een stopkontakt of een arbiter
Dfluitje,
van hun lippen maak ik elastiekjes om geleipotten te Gsluiten.
En zo maak ik van alles in echt madammenDleer,
mijn winkeltje zal draaien, mijn financies nogveel Gmeer.
En als ik eenmaal rijk ben, dan kan ik ze beDstellen:
mijn twee heel dure mantels in stekelvarkensGvellen.
Eén Cvoor meneer Urbanus en
Déén voor zijn madam,
zo Ghebben we altijd
Cplaats op de
Dbus en op de
Gtram.
REFREIN
meisjes met rode haren •Arne Jansen
Ja, ja, ja, Cmeisjes met rode haren, die kunnen kussen, dat is niet
G7mis.
DmMeisjes met rode
Charen, kunnen je
G7zeggen wat liefde
Cis.
Ja, ja, ja, meisjes met rode haren, kunnen je zeggen, als je ze G7kent,
Dmof je de grote
Cliefde, de grote
G7liefde voor altijd
Cbent.
Toen ik daar lag op mijn balFkon,
zag ik haar G7liggen in de
Czon.
Ze was heel mooi, ja dat is Fwaar,
maar het mooiste G7was haar rode
Chaar.
REFREIN
Die mooie tijd ging snel voorFbij.
Het lag aan G7haar en niet aan
Cmij.
Ze was heel mooi, ja dat is Fwaar,
maar het mooiste G7was haar rode
Chaar.
meneer de baron is niet thuis•The Ramblers
Jack Bulterman
MeEb
neer de baron is niet Bb
thuis.
Hij is nu al wekenlang van Eb
huis.
Hij Eb7maakt een expeditie naar het
Ab
noordpoolijs.
De baEb
ron is al Bb7wekenlang op
Eb
reis.
Zeg, Eb
James, beste James, ga meneer de baron eens Bb7halen.
Want James, beste James, de baron moet een rekening beEb
talen.
Ik ben de leverancier,
van de bitter van de borrel en het bier,
van de whiskey, van de rum, van d’advocaat.
Ga eens Ab
vragen hoe het met betalen Bb7staat?
REFREIN
Zag, Eb
James, baste James, ga meneer de baron eens Bb7halen.
Want James, beste James, de baron moet an rekenong beEb
talen.
Hij kocht bij mij ’n pantalon,
omdat hij zo de straat niet meer op kon,
want z’n broek was versleten op d’n draad.
Ga eens Ab
vragen hoe het met betalen Bb7staat?
REFREIN
Zeg, Eb
James, dear James, ga meneer de baron eens Bb7halen.
Want James, beste James, ’kwou meneer de baron iets beEb
talen.
Ik ben Oom Kees uit Kanada
en ik laat hem een massa dollars na,
ik ben blij m’n neef weer te zien
en ik Ab
schenk hem minstens ’n miljoen of Bb7tien.
MeEb
neer de baron is wel Bb
thuis.
Hij blijft nu al wekenlang in Eb
huis.
Hij Eb7maakt geen expeditie naar het
Ab
noordpoolijs
en hij Eb
gaat in geen Bb7jaren nu op
Eb
reis
MeEb
neer de baron zit in Bb
bad
daar zit hij nu al een dag of Eb
wat.
Z’n Eb7kleren heb ik bij Ome
Ab
Jan gebracht.
Ik kan u Eb
zeggen: er Bb7wordt op u ge
Eb
wacht.
met jou in de buurt •Herman van VeenHerman van Veen
AmJij in mijn a
Dmgenda met
Eoostindische
Aminkt,
Amhij op de ve
Dmranda, ter
Ewijl de merel
Amzingt,
onder de Dmbloeiende jas
Fmijn, ’n stuk
G7brood en ’n glas
Cwijn.
Jij zegt F’t en hij weet
E’t, het zou vol
Amdoende moeten zijn.
GEn met
Cjou in de
Cbuurt voor
Dmaltijd, voor
Dmaltijd, voor
Faltijd, voor zo
G7lang als dat
Cduurt.
G7
En met Cjou in de
Cbuurt voor
Dmaltijd, voor
Dmaltijd, voor
Faltijd ver
G7geet hij de
E7tijd.
De Amklok is stuk de tijd staat stil. De
Dmlucht lijkt lila door m’n
Epaarse zonnebril.
Ze Amzitten en zwijgen, want
Dmpraten en
Amdenken is een
Dmgrotere
Amluxe,
dan die Farmband die hij jou laatst heeft ge
Egeven
AmJij op je
Dmknieën in het
Epasgemaaide
Amgras,
Amhij lui in een
Dmligstoel, op
Ezoek naar z’n
Amglas.
Slaperig Dmlees je ’m iets
Fvoor, tot het
G7aardedonker
Cwordt.
De Fbuitenlucht be
Edwelmt ze, ze komen
Am’s zomers niets te kort.
REFREIN
’t Is Amwindstil, geen blad beweegt, de
Dmmuggen steken, er zit
Eonweer in de lucht.
Ik Amlijk zo oplettend, maar het
Dmis zo ont
Amzettend moeilijk om
Dmwakker te
Amworden,
als je alFleen maar geleerd hebt om te
Edromen.
AmJij in de
Dmkeuken met de
Epannen in de
Amweer,
Amhij voert de
Dmgoudvis voor de
Etienmiljoenste
Amkeer.
Heus, dat Dmbeest heeft het toch
Fgoed, want al
G7is zijn kom te
Cklein,
hij Fkrijgt op tijd z’n
Eeten, hij zou te
Amvreden moeten zijn.
REFREIN
morgen •Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
De Cmdag komt,
Gliefste, de
Cmdag, de zon door de gor
Fmdijnen,
dromen die verCmdwijnen, ik weet dat je niet blijven
Gmag.
Wordt Cmwakker,
Gliefste, ’t is
Cmlicht, je haren op ’t
Fmkussen,
je mond en daarCmtussen de schaduwen op je ge
Gzicht.
Tot Cmmorgen,
Gliefste, mis
Cmschien, nu zachtjes naar be
Fmneden,
niet kraken met de Cmtreden, mijn hospice mag
Gjou niet
Cmzien.
Want Chij en alle
Ganderen, liefste, pro
Cberen telkens
Gweer
Com ons te ver
Ganderen, liefste, in een
Amdame en een
Eheer,
die Amaltijd netjes
Eblijven, liefste, en
Amnooit gevaarlijk
Edoen,
zich Cnooit door hartstocht laten
Gdrijven, liefste, be
Chalve
Gsoms ’n
Czoen.
Toch Cmgaan we,
Gliefste, onze
Cmgang, als ik kan dan
Fmtrouw ik
met je want dat Cmwou ik, dat weet je toch al sinds zo
Glang.
Ook Cmzonder dat,
Gliefste, ook
Cmdan, kan ik van je
Fmhouwen
zonder je te Cmtrouwen ben jij mijn vrouw en ik je
Gman.
De Cmliefde,
Gliefste, is
Cmsterk, sterker dan de
Fmmensen,
die alles netjes Cmwensen met door de week de zaak en ’s
Gzondags
Cmkerk.
Ik Cdoe de ramen
Gopen, liefste, de
Cstraat is leeg en
Gstil.
Ik Czie je buiten
Glopen, liefste, ons
Ambed is leeg en
Ekil.
Nu je Amweg bent, zal ik
Edromen, liefste, van
Amwat ik moest en
Ezou.
CTot je terug zal
Gkomen, liefste, droom
Cik al
Gleen van
Cjou.
niemand•
Guus Meeuwis - WijzerGuus Meeuwis
C F C F C F C F(intro)CEr is al even in
Em7ons jonge leven
geen Fmooie mu
Cziek, ook al
Dm7klinkt er een
Glied.
Wij Ctwee op de schouw en een
Em7vuur voor de kou.
Het Amvuur doet haar
Cbest maar echt
Gwarm word het
Cniet.
F C F
Wij Cwonen hier net, hier staat
Em7ons hemelbed.
We Fslapen er
Csamen, maar
Dm7dromen a
Gpart.
Het Chuis dat we kochten heeft
Em7kieren, het tocht er.
Maar Amkil is het
Cpas sinds de
Gscheur in je
Chart.
F C F
CNiemand zei
Gdat het een
Cvoudig zou
Fzijn.
Niemand Cheeft be
Dm7loofd dat het van
Gzelf zou
G7gaan.
CWij zijn bij
Gzonder en
Cjij bent het
Fwaard.
Dus ik Cvecht tot de
G7lucht is ge
Cklaard.
F C F
Een Cliefde begon en de
Em7toekomst verzonnen.
De Fwaarheid is
Charder, maar
Dm7niet minder
Gmooi
Dus Cmoeten we strijden, ons
Em7hart laten leiden.
AmSoms mag je
Crusten maar
Gopgeven
Cnooit.
F C F
REFREINDmHard is jouw zwijgen je
Fschreeuw om wat aandacht.
Ik Dmvoel veel te
Cgoed dat ik
Gnu iets moet
G7doen.
En Dmjij moet me helpen de
Fwonden te stelpen.
DmIk twijfel voor
Ctwee om iets
Fstoms als een
Gzoen.
REFREIN 2×
nikkelen nelis Wim Sonneveld - Friso Wiegersma ™ Wim Sonneveld
Kom luister naar het lied dat ik voor u ga zingen
Het is een tragisch lied over losbandigheid
Het gaat over een dame uit de hoogste kringen
De neiging tot het kwaad die kon zij niet bedwingen
Zo raakte zij haar eer en reputatie kwijt
Zij kon het lonken niet laten
Zij lonkte naar iedere man
Dat liep veel te veel in de gaten
En o, o ,o ,o, o daar kwam narigheid van
Haar man had eerst geen aandacht aan haar kwaal geschonken
Want och, hij dacht, zij heeft een vuiltje in haar oog
Maar toen zij na een tijdje zo diep was gezonken
Dat z’in de kerk nog naar de preekstoel zat te lonken
Toen kwam het ogenblik dat zij de laan uit vloogREFREIN
Zij werd danseres in één der minste kroegen
Drie veren droeg zij slechts en soms geeneens geen drie
Soms droeg zij slechts één veer en als de klanten het vroegen
Dan viel de laatste veer tot algemeen genoegen
En bloot lonkte zij door met dubbele energieREFREIN
Maar ach zij werd te oud, ze kon geen man meer strikken
En zij werd werkster in het ouwe-mannenhuis
En onder ’t dweilen door wierp zij nog wulpse blikken
Zij maakte met haar lonken de ouwetjes aan ’t schrikken
En op een dag zat zij er eentje na door ’t huis
Haar emmertje met schuimend sop, dat zag zij heel niet staan
Zij struikelde en brak haar nek, het was met haar gedaan
Zij kon het lonken niet laten
Zij lonkte naar iedere man
Dat liep veel te veel in de gaten
Daar komt, ja, ja, o.... ja daar komt narigheid van
november •Rowwen Hèze - VandaagJack Poels ™ ir.trad. Fáinne Geal an La
A7Ut waas
Dtwellef oor in
F#mVen
Glo, ut woort
Bmtied um nar
A7hoes te
Dgaon
Toen Giemand zei, hee
F#mloep us
Bmmei, ut is
Dheer nog
Bmneet ge
A7daon
Ik Gkeek ow aan en ik
F#mschrok dar
Bmvan, ik hei ow
F#mjaore
Bmneet ge
A7zeen
Geej Dwaart nog
F#mmoei, net zo
Dmoei, als
Gtoen,
Bmgans in
A7ut be
Dgin
A7Op ut
Dkerkplein in No
F#mvem
Gber zaag ik
Bmow veur den
A7ierste
Dkier
De Gwind dae weide
F#mdoor ow
Bmhaor en
Dik zaag
Bmut ge
A7vaor
Ik Gzaag mien hand al
F#min ow
Bmhand en ik
F#mdog: loep
Bmdoor, loep
A7door
OnderDwaeg heb
F#mik meej
Dzelf ver
Gteld, ut waas neet
Bmmier als un
A7blaad dat
Dvelt
A7Maar un
Dblaad dat velt en un
F#mbook giet
Gdicht, mar wat
Bmbleef, dat
A7waas ow ge
Dzicht
OverGdaag de zon en ’
F#ms nachts de
Bmmaon, ik kos ow
Doege
Bmneet weer
A7staon
Ik dog Gmier aan ow dan
F#maan meej
Bmzelf, ik dog
F#mdaage
Bmaan un
A7stuk
Wat Dis dit
F#mnou,
Dmoeie
Gvrouw, dit is
Bmwegge
A7goeit ge
Dluk
A7En ’
Ds nachts in bed,
F#mslaop ik
Gnet, komde
Bmgeej op be
A7zeuk beej
Dmeej
Mien Gbed is kald, mien
F#mkamer
Bmkaal en
Dik droem
Bmhaar dar
A7staan
En Ggeej ziet zacht als
F#mdons, als
Bmvacht en ik
F#mdrei meej
Bmum ow
A7hin
En Din ow
F#merm
Dwaer ik
Gwerm en
Bmdroem mien
A7moeiste
Dzin
A7Te
Dvuul gedaogt, te
F#mlang ge
Gwacht, ik ging
Bmdoor op
A7halve
Dkracht
Der bleef Gniks mier over
F#mvan dit
Bmschip, ut dreef
Dlangzaam
Bmtot un
A7stip
Tot un Gpuntje aan de
F#mhori
Bmzon, op enne
F#moce
Bmaan zoe
A7groet
Ik heb Dalles
F#mover
Dboord ge
Ggoeit, un
Bmhave
A7die kwaam
Dnoeit
A7Ut waas ’s
Dmerges vroeg in
F#mVen
Glo, hoeg
Bmtied um nar
A7hoes te
Dgaon
Geej Gkeek meej aan en ik
F#mkeek ow
Bmaan, van
Dkiek os
Bmheer now
A7staon
Ik Gpeek ow hand en ik
F#mlachte,
Bmwant ow ge
F#mzicht en
Bmowe
A7naam
En Dhoe ge
F#mkeekt, ow
Dhaor weg
Gstreekt, toen de
Bmzon aan de
A7hemel
Dkwaam
oh, oh, den haag •Harrie Klorkestein (Harrie Jekker)
Ik zou Bb
best nog wel een keertje net als vroeger, in Moerwijk willen Eb
wonen.
Na het Bb
eten een partijtje voetbal in de tuin, de ouders langs de F7lijn
In deBb
cember met de hele buurt op jacht, om kerstbomen te Eb
rausen.
Op oudjaarsBb
avond fikkie stoken, voorF7al die autobanden rookten
Bb
fijn.
Ik zou best nog wel een keertje met die ouwe naar ADO willen kijken
In het Zuiderpark, de lange zij, een warme worst, supporters om je heen
Lekker kankeren op Theo van der Burgh, en die lange van Vianen
want bij elke lage bal dan dook die eikel er steevast overheen
Oh, oh, Den Eb
Haag, mooie Ebmstad achter de
Bb
duinen.
De SchildersEb
wijk, Lange EbmPoten, en het
Bb
Plein.
Oh, oh, Den Eb
Haag, ik zou met Ebmniemand willen
Bb
ruilen,Gmmeteen gaan
C7huilen, als ik geen Hagenees zou
F7zijn.
Ik zou best nog wel een keertje net als vroeger een nachie willen stappen
Op m’n Puch een wijfie halen en daarna dansen in de Marathon
Na afloop op het Rijswijkse Plein een harinkie gaan happen
De dag daarna een kater dus naar Scheveningen lekker bakken in de zonREFREIN
Ik zou best nog wel een keertje net als vroeger...ach, wat leg ik toch te dromen
Want Den Haag is door de jaren zo veranderd, voor mijn toch veel te vlug
Dat Nieuw Babylon, moest dat er trouwens nou eigenlijk wel zo nodig komen
Zo komt die Ooievaar op de Vijverberg dus never nooit terugREFREIN
op een mooie pinksterdag •Andre van den Heuvel en Leen Jongewaard
Annie M.G. Schmidt ™ Harry Bannink
C Dm G7 Am(intro)
Op een mooie Cpinksterdag, als het even
G7kon,
liep ik met mijn dochter aan het handje in het parrekie te kuieren in de Cson.
C7
Gingen madeAmliefjes plukken, eendjes voeren,
Dmeindeloos,
‘Kijk nou toch je jurk wordt nat, je handjes vuil en G7pappa boos.’
Vader was een Cmooie held, vader was de
G7baas,
vader was een duidelijke mengeling van onze lieve heer en sinterCklaas.
C7
‘Ben je bang voor ’t Amhondje? Hondje bijt niet, pappa
Dmzegt dat hij niet bijt.’
Op een mooie Cpinksterdag,
G7met de kleine
Cmeid.
Als het kindje Cgroter wordt, rosie in de
G7knop,
zou je tegen alle grote jongens willen zeggen: ‘Handen thuis en lazer Cop!’
C7
‘Hebbu dat nou Amook meneer, jawel meneer, pre
Dmcies als iedereen.’
Op een mooie Cpinksterdag,
G7laat ze je al
Cleen.
Morgen kan ze Czwanger zijn, ’t kan ook nog van
G7daag,
’t kan van de behanger zijn, of van een franse zanger zijn, of iemand uit Den CHaag.
C7
Vader kan gaan Amsmeken en gaan preken tot hij
Dmpurper ziet,
vader zegt: ‘Pas op mijn kind, dat hondje bijt’, ze G7luistert niet.
Vader is een Chypocriet, vader is een
G7nul,
vader is er enkel en alleen maar voor de centen en de rest is flauweCkul.
C7
Ik wou dat ik nog Ameen keer met mijn dochter aan ’t
Dmhandje lopen kon.
Op een mooie Cpinksterdag,
G7samen in de
Cson.
Op een mooie Cpinksterdag,
G7samen in de
Cson.
op straat Guus Meeuwis & VagantGuus Meeuwis ™ Ralph McTell
C G Am Em F C G C(intro)CZie je daar die
Goude man,
Amgraaiend in een
Emvuilnisbak,
Fzoekend naar iets
Cbruikbaars voor
D7in zijn oude
G7plastic zak.
CNet iets teveel
Gmeegemaakt waar
Amdoor hij dakloos
Emis geraakt.
FPraat in zich
Czelf over
G7hoe het vroeger
Cwas.
En Fdan zeg
Emjij, dat je
Ceen
Emzaam
Ambent,
Gomdat
Dhet even tegen
Gzit.
Loop Ceven met me
Gdoor de stad en
Amkijk wat er ge
Embeurt op straat.
Dan Fzal je
Czien, dat het met
Gjou zo slecht niet
Cgaat
C G Am Em F C G C(intermezzo)
Zie je daar dat meisje, ze is net zeventien.
Heeft nu al zo’n tien jaar haar ouders niet gezien.
Muurtje om zich heen gebouwd, omdat ze niemand meer vertrouwt.
Vraag je haar wat liefde is, dan noemt ze jou de prijs.REFREIN
Zie je daar die oude vrouw, die rustig voor de regen schuilt?
Deze bui is minder dan de tranen die ze heeft gehuild.
Die vroeger een gezin bezat, maar later klap op klap gehad.
Nu sjouwt ze haar verleden in een zelfgemaakte tas.REFREIN
Zie je daar die jongeman, hij is bijna al zijn tanden kwijt.
Hij beet zich stuk op het vergif van deze tijd.
Elk uur een marteling, altijd zoekend naar één ding.
Kruipt eens per dag door het oog van de naald.REFREIN
opzij, opzij, opzij!•
Herman van Veen
CmOpzij, opzij, opzij! Maak plaats, maak plaats, maak plaats!
Wij hebben ongeFmlofelijke
Cmhaast.
Opzij, opzij, opzij! Want wij zijn haast te laat.
Wij hebben maar een Fmpaar minuten
Cmtijd.
We Eb
moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer Cmdoorgaan.
We Eb
kunnen nu niet blijven, we kunnen nu niet langer blijven Cmstaan.
Een andere keer misschien, dan blijven we wel slapen,
en kunnen dan misFmschien als het echt
Cmmoet,
wat over koetjes, voetbal en de lotto praten.
Nou dag, tot ziens, aFmdieu, het ga je
Cmgoed.
REFREIN
Een andere keer misschien!
oom wim Freek de Jonge
Oom Wim is dood, zei moeder door de telefoon.
Er gaat aan hem, zei ik, niet veel verloren,
maar goed, hij is ooit op een dag geboren
en moet dus op een dag weer dood gewoon.
Zo mag je niet praten, zei mijn moeder zacht.
Ze tracht mij al mijn hele leven af te remmen.
Het is haar nooit gelukt mij helemaal te temmen.
Het doet haar pijn als het publiek om mijn cynisme lacht.
Ik heb als kind veel bij Oom Wim en tante Jet gelogeerd.
Hij deed in veevoer, varkens, koeien, kippen,
begon te zuipen en een ander wijf te wippen
en werd al vroeg met een onwillig lijf gepensioneerd.
Zijn vrouw ging bij hem weg, aanvaarde zonder meer dit kruis.
Bezocht hem trouw als hij haar klaaglijk belde,
dan liet ze hem een uurtje op haar schelden
en fietste dan gezangen zingend weer naar huis.
Ik ging er vaak met vakantie en speelde dan zijn knecht.
Ik mocht de eieren uithalen en de kippen voeren,
zakken meel wegbrengen en in varkenstroggen roeren.
Er werd hard gewerkt en weinig gezegd.
Op een dag had ik een der varkensstallen uitgemest
en daarna vergeten de deur goed af te sluiten.
Dat bleek: even later liepen alle varkens buiten
en dat was, met oom Wim te spreken, niet zo best.
Het was herfst, de wei was zompig en het gras was spekglad.
Ik zie oom Wim nog wijdbeens staan, die cowboy uit Terwolde.
Hoe er van achteren een varken door zijn benen holde
en hoe hij door de lucht vloog en landde op zijn gat.
Daarna ging oom Wim tegen dat varken zo tekeer,
dat ik ineenkromp omdat ik wist dat hij mij bedoelde.
Ik stamelde iets van ‘Het spijt me’, maar ik voelde
dit is de laatste keer dat ik bij hem logeer.
Oom Wim is dood en mijn moeder heeft gelijk.
Je moet nooit min over de doden spreken.
Hij heeft ervoor gezorgd met al zijn streken
dat ik met andere ogen naar een varken kijk. (2×)
per spoor•
Guus Meeuwis & Vagant
a-f#-g# A C#m Bm E(intro)
KedengkeAdeng, kedengkedeng, kedengke
C#mdeng, kedengkedeng,
KedengkeBmdeng, kedengkedeng,
Eoe-hoeoeoeoe.
En Akilometers spoor schieten
C#monder mij door,
ik ben op Bmweg naar jou, want ik ben
Eweg van jou.
VanAochtend vroeg vertrokken in de
C#mluwte na de nacht
en Bmtien minuten op de trein ge
Ewacht.
Want Ddie had wat vertraging en mijn
Egod daar baal ik van,
omdat ik Dnu tien minuten
C#mminder bij je
Bmblijven
Ekan.
REFREIN (2×)
Ik Azit in een coupe, niet-
C#mroken tweede klas,
Bmheb de hele bank voor mij al
Eleen.
De Aconducteur komt langs. ‘Jongen
C#mvoeten van de bank.’
BmHij vraagt: ‘Waar ga je
Eheen ?’
‘Nou Dik ga naar mijn lief toe. Is
Edit de goede trein?’
Hij zegt: ‘Het Dstaat niet op je
C#mkaart, maar ik
Bmweet waar jij moet
Ezijn.’
REFREIN (2×)
De Atrein raast alsmaar verder van sta
C#mtion naar station,
ik kom op Bmplaatsen waar ik nooit ben ge
Eweest.
Er Arammelt plots een kar, roept een
C#mjuffrouw: ‘Koffie, thee’,
ik heb wel Bmdorst, toch zeg ik
Enee.
want de Dtrein vermindert vaart terwijl mijn
Ehart steeds sneller gaat,
kijk uit het Draam om te
C#mzien of
Bmzij daar
Estaat.
REFREIN (2×)(2e keer Ral)
En Aik stap uit kijk om mij heen en
C#meven voel ik mij alleen,
want Bmik zie haar nog niet
Estaan, maar
VanAachter een
(Accel)pilaar verschijnt haar
C#mlachende gezicht,
voor mijn geBmvoel lijkt alles langzamer te
Egaan.
en Dik ren op haar af, zij
Ekomt mij tegemoet
en achter Dons vertrekt de trein omdat een
C#mtrein nou eenmaal
Bmverder
Emoet.
REFREIN (2×)
en Aik blijf bij jou slapen, want
C#mjij woont aan ’t spoor
en Bm’s nachts -OELALA!-
Egaat ’t ritme door.
REFREIN (2× fade)
pipo de clown •Joop Reynolds
F F F F F C7 C7 C7 F F(intro)
Daar Fkomt een ezelwagen ver
C7over berg en
Fdal.
Je hoeft ons niet te vragen wie G7daar in zitten
Czal!
Een Bb
clowntje met een Fruitjesjas, zijn
C7vrouw met duizend
Fkrullen.
Hun namen zijn, je weet het Bb
vast, wat C7wij nu zingen zul
Flen:
FPipo de clown en Mamma Loe
reizen C7recht door zon en
Fregen,
langs de C7wijde wereld
Fwegen.
Pipo de clown en Mamma Loe
maken C7van hun leven een heerlijk ratje
Ftoe.
Ik ben een circusclown, ik sta graag op m’n kop
Ik ben z’n circusvrouwtje, toe Pipo sta rechtop
Wij rijden fijn door bos en hei met ons gezellig koetsje
en bakken voor onszelf een ei, voor anderen een poetsje
REFREIN
En ’s avonds op een pleintje, stroomt toe ’t geacht publiek
Ik tover een konijntje, maak op een zaag muziek
Dan eet ik zeep met malle mond, mijn oren blazen bellen
Ik duikel kopje op de grond... Ik mag zijn broek verstellen
REFREIN
Voor clowntjes is de aardbol een grote toverbal
Een felgekleurde draaitol met grapjes overal
En maak ik mij soms toch ’ns kwaad op rovers en op vrekken
Dan klinkt altijd de wijze raad: Kom Pipo, we vertrekken
plezant liedje voor lud •Urbanus van Anus
Ik Ctracht al zolang haar een
Gliedje te schrijven, maar
Ftelkens ik eraan be
Cgin,
Cbreek ik mijn potlood en
Gwerp ik mijn wijsje ver
Ffrompeld de
Gprullenbak
Cin.
Ze Fzegt dat ze me wel zou
Ckunnen vermoorden, maar
Fdat overkomt ieder
Ceen.
En Cals ik dan wegga, dan
Gis ze verloren en
Fwil ze dat ik
Gterugkom met
Ceen.
Maar ik Cweet dat ze tracht me ge
Glukkig te maken en
Fdat ze er soms wel in
Cslaagt.
En Cze weet dat ze aan me
Galles mag vragen,
Fals ze maar
Glang genoeg
Czaagt.
We Cslapen gewoonlijk een
Gput in ons bedje, we
Fzijn nogal bang van de
Cwekker.
Maar Ceenmaal te been kookt mijn
Gkeukenprinsesje een
Feitje zo
Gzacht en zo
Clekker.
Ze Fstofzuigt de zetels en
Cdweilt eens de grond, de
Fschotelvod mooi aan het
Crek.
En Cdan kom ik binnen met
Gmijn moddersloffen en
Fkrijg ik de
Gdweil in mijn
Cnek.
REFREIN
En Cals ze in ’t bad zit,
Gdan kruip ik bij haar om
Fwater en zeepsop te
Csparen
en Cdoen we zo spelletjes
Gonder elkaar en
Fmaken veel
Ggolven en
Cbaren.
Ze Fbijt in mijn tenen, ik
Cgiechel me dood. Ik
Fgeef haar een klets op haar
Cdij.
Ze Cspuit met de shampoo
Gvlak in mijn ogen, ze
Fmaakt me zo
Gvrolijk en
Cblij.
REFREIN
Ze Cheeft niets te vrezen, ze
Graakt me niet kwijt, juist
Fdaarom zijn we ge
Ctrouwd.
En hoe Cvaak ik ook droom van
Gandere meisjes, ze
Fblijft tot ik
Gdood ben mijn
Cvrouw.
Mijn Fhart is ontploft, want ik
Czie haar te graag,
Fiedere dag van de
Cweek,
zing Cik van: I love you, I
Gneed you, I want you, I’ll
Fnever let
Gyou in de
Csteek.
REFREIN
ritme van de regen Rob de NijsRob de Nijs
C Bb Am Gm(intro)FZachtjes tikt de regen tegen ’t
Bb
zolderraam, ’t Fritme van de eenzaam
C7heid
Die Fregen zegt wij waren zo ge
Bb
lukkig saam, maar Fnu is dat ver
Gmle_
C7den
Ftijd.
De Fregen valt bij stromen, ’t is een
Bb
trieste dag Fwant je liet me staan al
C7leen
Ik Fken nu de betekenis van
Bb
tegenslag, omFdat je met m’n
Gmhart
C7ver
Fdween.
Bb
Kom vertel me regen, regen Amwat je doet
Zeg, Gmmaak je ’t tussen
C7ons toch weer een
Fbeetje goed
’k Heb Dmniks aan een ander, want ik
Gmhou al
C7leen van
Fhaar.
C Bb Am Gm
De Fregen valt bij stromen, ’t is een
Bb
trieste dag Fwant je liet me staan al
C7leen
Ik Fken nu de betekenis van
Bb
tegenslag, omFdat je met m’n
Gmhart
C7ver
Fdween.
Bb
Kom vertel me regen, regen Amwat ik voel,
O, Gmmaak haar hartje
C7vurig want ze
Fis zo koel
O, Dmvraag, beste regen aan de
Gmzon hoe
C7of je dat
Fdoet.
C Bb Am Gm
FZachtjes tikt de regen tegen ’t
Bb
zolderraam, ’t Fritme van de eenzaam
C7heid
Die Fregen zegt wij waren zo ge
Bb
lukkig saam, maar Fnu is dat ver
Gmle_
C7den
Ftijd.
sophietje •
Johnny Lion
GZij dronk ranja met een rietje, mijn So
Cphietje
op een GAmsterdams terras.
Zij was D7Hollands als het gras, als een
Gmolen aan de plas.
Ik wist niet wat ik moest zeggen, uit moest Cleggen,
iets wat GCupido wel weet,
dat zij D7mij meteen iets deed, meteen iets
Gdeed.
Ik zag meisjes in CParijs en in Turijn,
in Helsinki en GLonden en Berlijn.
Waar ik op de wijde D7wereld kwam, zij mochten er wel
Gzijn.
Maar de mooiste van de Cmooisten is Sophie.
In de liefde is zij Gzeker een genie,
want een Dmeisje als So
A7phietje is een
Dlentesympho
D7nie.
GIn haar stem hoor ik een liedje, melo
Cdietje
’t is een Gliedje met een lach.
Dat ik D7hoor sinds ik haar zag,
Gsinds ik haar zag
Zij dronk ranja met een rietje, mijn SoCphietje
op een GAmsterdams terras.
Toen wist D7ik dat mijn Sophietje de liefste
Gwas
’n sprookje Jaap Fischer
’n Koning had vijf zonen en ’n prinses, zij nu had goudblonde lokken en ogen als meren,
die niet konden jokken en ze was de jongste van de zes, maar deze prinses was huwbaar.
Vaak gingen de koning en z’n zonen vroeg op pad en dan joegen zij vaak de hele dag,
terwijl zij thuis te dromen lag en wachtte op zij wist niet wat.
En deed ze ’n stap naar buiten, dan lagen daar vreemde prinsen in ’t gras,
vreemde prinsen te fluiten, die wisten allang hoe laat het was.
En de koning zei: ‘Ze kon krijgen wat ze bliefde, ze kon vrijen met lakeien’.
‘Ja, maar’, zeiden de zoons, ‘maar dat is geen liefde.’
En toen kwamen er drie mannen aan de poort om over liefde te vertellen.
En de eerste was ’n geleerde, de tweede ’n vreemde snoeshaan en de derde was Hans.
En de geleerde mocht beginnen: ‘Liefde is minnen en samenzijn, in die niets nieuws beginnen,
mijn is dijn, warm van binnen, verlegenheid, samen in zee,
geen ach, geen wee, maar hola nee, genegenheid.
En liefde is niet houden van, je kan van zoveel vrouwen houwen,
je kan met zoveel vrouwen trouwen, als je er wat in ziet, maar liefde is dat niet.
Je houdt van kip met appelmoes.’
En toen knikte de prinses, want ze hield ontzettend veel van kip met appelmoes.
En toen had de geleerde het over amor en caritas en wat het verschil daartussen was.
Over arabei, Eros en Filia, over ’n diner voor twee met dansen na.
En de prinses was stil en zo luisterde ze en toen ze wat mocht vragen, fluisterde ze: ‘En zoenen?’
‘Zoenen staat niet in Koenen’, zei de geleerde en hij ging.
En toen mocht de vreemde snoeshaan en die zei:
‘Oh, hoe bestaat ’t dat ik hou van ’n lelijke vrouw, zo lief zo zacht en toch zo lelijk als de nacht,
zelfs als ze lacht, oh, hoe bestaat het dat ik hou van ’n lelijke vrouw.
Ik sluit m’n ogen en haar hand sluipt in mijn hand, juist zo klein als zij moet zijn,
precies zo fijn als zij moet zijn, als wijn die je zacht ondermijnt, overmant
en dan weet ik dat ik hou van ’n beeldschone vrouw, die de zon verduistert,
meer zingt dan fluistert, maar niemand luistert.
Oh, dan weet ik dat ik hou van ’n beeldschone vrouw,
maar als ze langsjokt als ’n paard, ’n lelijk paard, de kop omlaag, de vormeloze dijen,
die kinderen doet schreien en schichtig springt en jachtig verder jaagt,
dan oog ik naar de vrouw waarvan ik hou, ze komt weerom, ik sluit m’n ogen, dat is dom.
Ik weet niet goed wat ik moet doen met deze vrouw waarvan ik hou.’
En toen mocht Hans! En Hans zei: ‘Ja, ik weet het nog niet, maar ...
’t moet ’n meisje zijn met prachtige kleren en goudblonde lokken,
met ogen als meren die niet kunnen jokken, ’n mond als van honing, dan weer scherp als ’n mes
en hopelijk is haar vader dan koning en zij dan prinses, maar ... ze moet Liesje heten.’
Toen keek de prinses hem aan en zei: ‘Ik heet Esmeralda, maar zeg maar Liesje!’
strand •Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
Bb Eb Bb F7 Bb
(intro)
Waar kan je F7liggen in het
Bb
zand, totdat je Eb
hele lijf verBb
brandt,
waar je kan Eb
zuipen als een Bb
beest, waar vind je F7vrienden voor elk
Bb
feest,
waar kan je F7zwemmen als een
Bb
rat, waar word je Eb
zelfs van binnen Bb
nat?
Dat’s aan de Eb
rand van NederBb
land, dat’s aan ons F7onvolprezen
Bb
strand! F7
Bb
Daar kan je G7vrijen met je
Cmvrouw, wat nergens
G7anders mogen
Cmzou,
terwijl je F7kalm je krantje
Bb
leest, je handen F7strelend om haar
Bb
leest.
Daar speel je F7poker met een
Bb
vriend, totdat-ie Eb
van ellende Bb
grient,
daar springt de Eb
Randstad uit de Bb
band, dat’s aan ons F7onvolprezen
Bb
strand!
Je gaat er F7op de brommer
Bb
heen en ligt dan Eb
plat tot kwart voor Bb
een,
dan ga je Eb
kijken naar een Bb
vrouw, die je wel F7graag versieren
Bb
zou,
dan krijg je F7ruzie met haar
Bb
man, die heel toeEb
vallig boksen Bb
kan
en met je Eb
tanden in je Bb
hand sjok je weer F7verder over ’t
Bb
strand! F7
Bb
Dan ga je G7even naar een
Cmtent en als je
G7aangeschoten
Cmbent,
dan loop je F7met je vrienden
Bb
schaar een eindje F7langs de boule
Bb
vard,
dan komt er F7iemand op ’t i
Bb
dee om te gaan Eb
zwemmen in de Bb
zee
en gans door Eb
kwallen overBb
mand, ren je weer F7t’rug over ’t
Bb
strand!
Maar ’s middags F7om een uur of
Bb
vier dan komt het Eb
toppunt van verBb
tier,
dan komt een Eb
vriend, die autoBb
rijdt, eens kijken F7voor de aardig
Bb
heid,
dan ga je F7even met hem
Bb
mee een eindje Eb
rijden langs de Bb
zee,
hij rijdt wel Eb
honderd met één Bb
hand en wuift met F7d’ander naar het
Bb
strand! F7
Bb
Dan scheur je G7zingend langs de
Cmstraat en vindt, dat
G7alles prachtig
Cmgat,
dan trekt je F7hals eenvoudig
Bb
krom: je kijkt naar F7alle meisjes
Bb
om
en vaders F7auto wordt ver
Bb
moord, vakkundig Eb
in een boom geBb
boord.
Dan sta je Eb
morgen in de Bb
krant en wordt beF7roemd op ’t hele
Bb
strand!
F7 Bb Eb Bb Eb Bb F7 Bb F7 Bb Eb Bb Eb Bb F7 Bb F7(Intermezzo, fluiten)
strand (vervolg)Bb
En ’s avonds G7op het stille
Cmstrand dan is er
G7weer iets aan de
Cmhand,
dan komt er F7een geweldig
Bb
feest, zoals er F7nooit een is ge
Bb
weest.
Dan wordt het F7strandvuur opge
Bb
stookt, waarop men Eb
lekker worstjes Bb
kookt
en met tranEb
sistors in de Bb
hand trekt heel de F7troep weer naar het
Bb
strand!
De ene F7komt met flessen
Bb
wijn, die smaakt verEb
dacht veel naar aBb
zijn,
de teede Eb
komt met zijn vrienBb
din, die pikt de F7derde dan weer
Bb
in,
de vierde F7brengt een zak pa
Bb
tat, met onderEb
in een dav’rend Bb
gat.
De inhoud Eb
ligt verspreid in ’t Bb
zand van driekwart F7kilometer
Bb
strand! F7
Bb
Je danst en G7vrijt de hele
Cmtijd, terwijl je
G7in een broodje
Cmbijt
en giet jeF7never in je
Bb
kop, want anders F7dronk je pa het
Bb
op.
Maar van die F7lading alco
Bb
hol geraak je Eb
spoedig overBb
vol,
dan loopt de Eb
toestand uit de Bb
hand en blijf je F7liggen op het
Bb
strand!
Maar de poF7litie arri
Bb
veert, voor je weer Eb
lopen hebt geBb
leerd,
zodat je Eb
kruipende ontBb
vlucht, achter een F7zuil jenever
Bb
lucht,
dat wordt dan F7een immense
Bb
rel, die eindigt Eb
meestal in de Bb
cel
en is men Eb
daar eenmaal beBb
land, dan is ’t weer F7rustig op het
Bb
strand! F7
Bb
Maar ’s morgens G7lig je weer in ’t
Cmzand, totdat je
G7hele lijf ver
Cmbrandt,
dan ga je F7zuipen als een
Bb
beest en zoek je F7vrienden voor een
Bb
feest,
dan ga je F7zwemmen als een
Bb
rat en word je Eb
zelfs van binnen Bb
nat.
Aan de Eb
rand van NederBb
land, aan ons F7onvolprezen
Bb
strand! (tig×)
suzanne •
V.O.F. De Kunst
AmWe zitten
Emsamen in de
Amkamer
Em
Amen de
Emstereo staat
Amzacht.
Em
AmEn ik denk
Emnu gaat het ge
Ambeuren,
Em
Amhierop heb
Emik zolang ge
Amwacht.
Em
DmNiemand in
Chuis de
Fdeur op
Gslot,
Dmmijn
Cavond
Dm7kan niet
Ammeer ka
Gpot.
SuAmzan
Emne, Su
Amzan
Emne, Su
Amzanne,
ik ben Fstapel
Ggek op
Amjou.
Em Am Em
AmIk leg mijn
Emarm om haar
Amschouders,
Em
Amstreel haar
Emzachtjes door haar
Amhaar.
Em
AmKan het
Embijna niet ge
Amloven,
Em
Amvoorzichtig
Emkussen wij el
Amkaar.
Em
DmEn op
Ceens
Fgaat de tele
Gfoon
Amen een vriendelijke stem aan de andere kant van de lijn
verontschuldigd zich voor verkeerd verbonden zijn
en ik denk bij mijzelf, waarom nu, waarom ik, waarom????REFREIN (2×)
AmIk ga maar
Emweer opnieuw be
Amginnen,
Em
Amzoen haar
Emteder in haar
Amnek.
Em
AmMaar de hart
Emstocht is ver
Amdwenen
Em
Amen ze rea
Emgeert zo
Amgek.
Em
Ze Dmvraagt of
Cer nog
Fcola
Gis
Dmen ik
Cdenk: ‘
Dm7Nu is het
Gmis.’
REFREIN (2×)AmWe zitten
Emnog steeds in de
Amkamer
Em
Ammet de
Emstereo op
Am10.
Em
Am’t Zal nu
Emwel niet meer ge
Ambeuren
Em
Amen ik
Emhou het voor ge
Amzien.
Em
Ze Dmzegt: ‘Ik
Cdenk dat
Fik maar
Gga.’
Ze Dmzegt: ‘Tot
Cziens!’ en
Dm7ik zeg; ‘
GJaaaaaa.’
REFREIN (2×)
suzanne•
Herman van Veen
SuGzanne neemt je mee, naar een bank aan het water.
Duizend Amschepen gaan voorbij, en toch wordt het maar niet later.
En je Gweet dat ze te gek is, want daarom zit je naast haar.
En ze Bmgeeft je pepermuntjes, want
Cze geeft je graag iets tastbaars.
En net als je Ghaar wilt zeggen, ik kan jou geen liefde geven,
komt Amheel de stad tot leven, en hoor je meeuwen schreeuwen.
Je hebt Gsteeds van haar gehouden.
En je Bmwilt wel met haar meegaan, samen
Cnaar de overkant.
En je Gmoet haar wel vertrouwen,
want ze Amhoudt al jouw ge
D9dachten in haar
Ghand.
En Jezus was een visser, die het water zo vertrouwde,
dat hij zomaar over zee liep, omdat hij had leren houden
van de golven en de branding, waarin niemand kan verdrinken.
Hij zei: ‘Als men blijft geloven,
kan de zwaarste steen niet zinken.’
Maar de hemel ging pas open, toen zijn lichaam was gebroken.
En hoe hij heeft geleden,
dat weet alleen die visser aan het kruis.
En je wilt wel met hem meegaan, samen naar de overkant
En je moet hem wel vertrouwen,
want hij houdt al jouw gedachten in zijn hand.
Suzanne neemt je mee, naar een bank aan het water.
Je onthoudt waar ze naar kijkt, als herinnering voor later.
En het zonlicht lijkt wel honing,
waaraan kinderen zich tegoed doen,
en het grasveld ligt bezaaid, met wat de mensen zoal wegdoen.
In de goot liggen de helden, met een glimlach op de lippen,
en de meeuwen in de lucht, lijken net verdwaalde stippen.
Als Suzanne je lachend aankijkt,
en je wilt wel met haar meegaan, samen naar de overkant.
En je moet haar wel vertrouwen,
want ze houdt al jouw gedachten in haar hand.
D9o o o
12 3
’t heukske Ton Meisen
G D A D G D A D(intro)DWie ich nog ’n jungske woar zoe van ’n joar of
Azes,
toen vong ich gaer van alles aan en leet ich nieks met Drus.
Zoot ich aan un trummelke en pakte mich ein Gkeukske,
dan zaag de mam doe Ddeugeneet, ich
Azit dich in un
Dheukske.
GTralalalala
D7tralalalala.
ATralalalala
Dtralalalala.
GTralalalala
D7tralalalala.
ATralalalala
Dtralalalala.
DWie ich al get groter woar, de sjoltied waas veur
Abiej,
toe hauw ich gaer wie idderein un meadje aan mien Dzie.
Un knap gezich, un aardig dink mit um de kop un Gdeukske.
Ich sjprook den met zo’n Dmeadje aaf op
Aein of anger
Dheukske.
REFREINDWie ich later vrieje ging, ich waas vol gooie
Amood,
veur nome aafschied in de gank, ich weet ’t nog zoe Dgood.
Opins versjeen de sjoonpapa en zag toen met un Gvleugske:
Wat mot det met mien Ddochter doar
Ain det duuster
Dheukske?
REFREINDWen ich ens biej Petrus kom en klop doa aan de
Adeur,
dan zaet ’r: ‘Jong kom d’r maar in, du sjteis d’r hiel good Dveur.
Doe hubs nog neemes kwoad gedoan, doe sjteis neet in mien Gbeukske.’
Ich zig: ‘Sint Petrus, Dzet mig maar mit ein
Aingelke in ’n
Dheukske.’
REFREIN
te lang•
Guus MeeuwisGuus Meeuwis
A(intro)
VanAdaag is een dag als zo velen,
die nauwelijks verrassingen Bmkent, we zijn het ge
Awend.
We Aweten ons leven te delen,
omdat je er al zolang Bmbent, we zijn het ge
Awend.
Je Eopent het gordijn en ik mijn
Dogen.
Eerst Ekomt de zon, de wind en daar ben
Djij
Ik Ahad te lang niet zo naar jou ge
Ekeken.
VerAblind door het geluk van alle
Edag.
En dat ik van je houden Amag.
VanAavond gaan wij met zijn tweeën
terug naar de kamer van Bmtoen, dat moeten we
Adoen.
Want het Alijkt nu al zolang geleden,
dat je mij overwon met die Bmzoen, in de kamer van
Atoen.
En Ewisten wij veel wat er nog zou
Dkomen.
In Eelk geval de zon, de wind en
Dwij.
REFREIN
En F#melke dag vertel ik je hoe
DM7mooi je
Dbent.
DM7 D
Vanaf F#mnu zing ik je elke nacht in
DM7slaap.
D DM7 D
GeBmloof me, ge
Dloof me.
AIk had te lang niet zo naar jou ge
Ekeken,
verAblind door het geluk van alle
Edag.
Het F#mspijt me, dat ik voor je heb ver
Ezwegen,
dat ik van je houden Amag.
REFREIN
tea-room tango•
Wim Sonneveld - Harrie Bannink & Michel van der Plas
Toen ik Gmjou de roze
D7tearoom langzaam
G7binnenschrijden
Cmzag,
met je Gmkaalge
D7vreten
Gmbontjas en je
A7arrogante
D7lach,
een afG7schuwelijk beeld van honger en el
Cmlende,
vroeg’k me Gmaf hoe’k jou in
A7hemelsnaam her
D7kende.
Maar toen Gmiedereen jou
D7nakeek met een
G7blik van ‘o la
Cmla’,
‘dat moet Gmvroeger
D7wat ge
Gmweest zijn van comme
A7ça, en ga maar
D7na.’
En de G7ober zelfs een buiging voor je
Cmmaakte,
toen voelGmd’ik dat m’n ver
D7bittering ont
Gmwaakte.
DEn terwijl je
Eb
stilstond bij’t geDbak,
was ik de D7jongen weer wiens jongenshart je brak:
Je hebt me beD7lazerd, je hebt me be
Gdonderd!
En wat me Dnu na
Am7al die
D7jaren nog ver
Gwonderd,
is dat ik dat Cnooit vergeten
E7zal, al word ik
Amhonderd,
je hebt me beD7lazerd, je hebt me be
Gdonderd.
’t Zal zo’n Gmdertig jaar ge
D7leden zijn dat
G7ik jou stil aan
Cmbad,
en in deze Gmzelfde
D7roze
Gmtearoom steeds op
A7jou te wachten
D7zat.
En wanG7neer je dan na uren was ge
Cmkomen,
noemde ik Gmjou de schone
A7diva van m’n
D7dromen.
Na een Gmjaar geheime
D7liefde zei ’k nog
G7steeds eerbiedig
Cm‘U’
en ik Gmmocht je
D7af en
Gmtoe ’ns kussen,
A7achter ’t me
D7nu.
Verder G7mocht ik niks, ’t was verdomd een
Cmschijntje,
je hield me Gmsteeds met je be
D7loften aan ’t
Gmlijntje.
DTot ik plotse
Eb
ling ontdekte Ddat,
jij wel D7twintig and’re ‘tearoom-lovers’ had.
REFREIN
En nu Gmzit je aan m’n
D7tafeltje, en
Gmvraagt me: ‘Mag ik
Cmthee?’
En je Gmatta
D7queert m’n
Gmtaartjes en dan
A7kijk je heel ge
D7dwee.
En je G7fluistert; ‘Jongen, haal me uit de
Cmnesten,
want ’t Gmis of heel de
A7wereld me wil
D7pesten...’
Je bent Gmveel te dik ge
D7poederd en de
G7mot zit inje
Cmhoed,
en ik Gmzie ook
D7dat je
Gmhuilt zoals een
A7slecht actrice
D7doet.
Je pikt G7weer een sigaret en vraagt een
Cmvuurtje,
en je Gmzegt achter je
D7zevende li
Gmkeurtje:
D‘Ach, je weet dat ik
Eb
jou de liefste Dvond,
geef me wat D7geld, boy, want ik zit vrees’lijk aan de grond..’
...dan zeg ik: ‘Zit jij aan de grond?’ Da’s heel beD7lazerd, da’s reuze be
Gdonderd.
Dat ik de Dliefste
Am7was is
D7iets wat mij ver
Gwondert.
Vraag het die Canderen maar, je
E7had er minstens
Amhonderd!
(gesproken:) Ober...!Ober, goedemiddag. Deze dame hier, ober, wou graag even ALLES afrekenen.Ja, ’k ben be
D7lazerd....
G
testament Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
Eb Bb Eb Bb Ab Bb Eb
(intro)
Na Eb
tweeëntwintig Ab
jaren in mijn Bb
leven schrijf ik het testaEb
ment op van mijn Bb
jeugd.
Niet Ab
dat ik geld of Bb
goed heb weg te Eb
geven, voor slimme Ab
jongen heb ik Bb
nooit gedeugd,
maar ik Eb
heb nog wel wat Ab
mooie ideBb
alen, goed van snit hoewel ze Eb
uit de mode Bb
zijn.
Wie ze Ab
hebben wil, die Bb
mag ze komen Eb
halen, vooral Ab
jonge mensen Bb
vinden ze wel Eb
fijn.
Aan mijn Fmbroertje dat zo graag wil gaan stu
Gderen, laat ik met plezier ’t a
Cmdres na van mijn
Gkroeg,
waar ik teCmveel dronk om een
Ab
vrouw te impoFneren en daar
Bb
na de klappen Eb
kreeg waarom ik Bb
vroeg.
En dan Eb
heb ik nog een Ab
stuk of wat vrienBb
dinnen, die welopgevoed en Eb
zeer verstandig Bb
zijn
en waarAb
mee je dus geen Bb
donder kunt beEb
ginnen, maar misAb
schien krijgt iemand Bb
anders ze wel Eb
klein.
Voor mijn neefje zijn mijn onvervulde wensen wel wat kinderlijk, maar ach, ze zijn zo diep.
Ik behoorde immer tot die groep van mensen voor wie ’t geluk toch altijd harder liep.
Aan mijn vrienden laat ik gaarne het vermogen om verliefd te worden op een meisjeslach,
zelf ben ik helaas een keer teveel bedrogen, maar wie het eens proberen wil die mag.
Mijn vriendinnetje, ik laat jou alle nachten dat ik tranen om jouw ontrouw heb gestort,
maar ik onthoud ’t wel en zal geduldig wachten totdat ik lach omdat jij ook belazerd wordt.
En de leraar die me altijd placht te dreigen: ‘Jongen, jij komt nog ens op ’t verkeerde pad!’,
kan tevreden zijn en hoeft niets meer te krijgen, dat wil zeggen: hij heeft toch gelijk gehad.
Voor mijn ouders is het album met de plaatjes die zo vals getuigen van een blijde jeugd,
maar ze tonen niet de zouteloze praatjes, die een kind opvoeden in eer en deugd.
En verder krijgen ze alle dwaze dingen terug, die ze mij teveel geleerd hebben die tijd.
Ze kunnen mij tenslotte ook niet dwingen, groot te worden zonder diep berouw en spijt.
En dan heb ik ook nog enkele goede vrienden, maar die hebben al genoeg van mij gehad,
dus ik gun ze nu het loon dat ze verdienden en de drank die ze van mij hebben gejat.
Verder niets, er zijn alleen nog een paar dingen, die ik houd omdat geen mens er iets aan heeft.
Dat zijn mijn goede jeugdherinneringen, die neem je mee zolang je verder leeft.
tien kleine negertjes (1)•
Kinderwijsje
Eb
Tien kleine Bb7negertjes, die
Eb
dansten in de Eb7regen.
Ab
Eentje viel er Eb
in een plas, toen Bb7waren het er nog maar
Eb
negen.Eb
Negen kleine Bb7negertjes, die
Eb
gingen saam op Eb7jacht.
Ab
Eentje trapte Eb
op een leeuw, toen Bb7waren het er nog maar
Eb
8Eb
Acht kleine Bb7negertjes, die
Eb
stonden toen te Eb7beven.
Ab
Eentje ging van’t Eb
beven dood, toen Bb7waren het er nog maar
Eb
7Eb
Zeven kleine Bb7negertjes, die
Eb
dronken uit een Eb7fles.
Ab
Eentje kroop toen Eb
door de hals, toen Bb7waren het er nog maar
Eb
6Eb
Zes kleine Bb7negertjes, die
Eb
vochten met een Eb7wijf.
Ab
Het wijf dat sloeg er Eb
eentje dood, toen Bb7waren het er nog maar
Eb
5Eb
Vijf kleine Bb7negertjes, die
Eb
dronken een glaasje Eb7bier.
Ab
Eentje stikte Eb
in het schuim, toen Bb7waren het er nog maar
Eb
4Eb
Vier kleine Bb7negertjes, die
Eb
gingen naar OverEb7schie.
Ab
Eentje verdronk er Eb
in de Schie, toen Bb7waren her er nog maar
Eb
3Eb
Drie kleine Bb7negertjes, die
Eb
gingen naar de Eb7plee
Ab
Eentje zakte Eb
er doorheen, toen Bb7waren het er nog maar
Eb
2Eb
Twee kleine Bb7negertjes, die
Eb
waren zo alEb7leen.
Ab
Eentje ging van Eb
heimwee dood, toen Bb7was het er nog maar
Eb
een.Eb
Dat ene kleine Bb7negertje, dat
Eb
had je moeten Eb7zien.
Ab
Dat trouwde met een Eb
negerin, toen Bb7waren er zo weer
Eb
tien.
tien kleine negertjes (2)•
Kinderwijsje
Eb
Tien kleine Bb7negertjes, zijn
Eb
samen opgeEb7stegen.
Maar Ab
eentje werd een Eb
beetje ziek, toen Bb7bleven er nog?.....
Eb
negen!
Negen kleine negertjes, visten in de gracht.
Maar Sammy ving een reuzensnoek, toen bleven er nog?.....acht!
Acht kleine negertjes, kibbelden en keven!
Maar Joepie kreeg er met een stok, toen waren er nog?.....zeven!
Zeven kleine negertjes, speelden met een mes.
Een sneed zich lelijk in zijn duim, toen bleven er nog?.....zes!
Zes kleine negertjes, kregen pijn in ’t lijf!
Een liep er naar je weet wel waar, toen bleven er nog?.....vijf!
Vijf kleine negertjes, liepen langs een stier.
Een had een vuurrood broekje aan, toen waren er nog?.....vier!
Vier kleine negertjes, van falde-ralde-rie!
De wind woei Tommies hoedje weg, toen waren er nog?.....drie!
Drie kleine negertjes, liepen langs de zee.
Een trapte er op een grote krab! Toen waren er nog?.....twee!
Twee kleine negertjes, knauwden op een peen.
Maar Basje die verslikte zich, toen was er nog maar?.....een!
Dat laatste kleine negertje, klom in een vliegmachien.
Hij riep zijn vriendjes gauw erbij, toen waren er weer?.....Tien!
tien kleine negertjes (3)•
Kinderwijsje
Eb
Tien kleine Bb7negertjes, die
Eb
liepen in de Eb7regen,
Maar Ab
eentje die wou Eb
schuilen gaan, toen Bb7bleven er nog
Eb
negen.
Negen kleine negertjes, die dwaalden door de nacht,
De ene ging wat al te ver, toen bleven er nog acht.
Acht kleine negertjes, die wilden wat beleven,
De ene ging met een schip over zee, toen bleven er nog zeven.
Zeven kleine negertjes, die praatten onder d’les,
Toen werd er een naar huis gestuurd en bleven er nog zes.
Zes kleine negertjes, die kregen ’n schrik op ’t lijf,
Want een viel plots in een ravijn, toen bleven er nog vijf.
Vijf kleine negertjes, die vluchtten voor een stier,
Die nam er eentje op zijn rug, toen bleven er nog vier.
Vier kleine negertjes, een heette er Bibi,
En die Bibi, die ging op stap, toen bleven er nog drie.
Drie kleine negertjes, die klaagden ach en wee,
Want een sloeg met een kano om, toen bleven er nog twee.
Twee kleine negertjes, die bleven toen alleen,
Van angst liep er toen eentje weg, toen bleef er nog maar een.
Een klein negertje, die was niet meer te zien,
Die zocht de an’dre negen op, toen waren er weer tien.
tien kleine visjes •CTien kleine
Amvisjes, die
Fwilden naar de
G7zee
Da’s Cgoed zei de
Ammoeder, maar
Fik ga niet
G7mee
CIk blijf
Amliever in die
Fvieze ouwe
G7sloot
Want in de zee daar zwemmen haaien en die bijten jeCBlub, blub,
Amblub-blub-blub,
Fblub-blub,
G7blub-blub.
Negen... Acht... Zeven... Zes... Vijf... Vier... Drie... Twee...
CÉén klein
Amvisje, dat
Fwilde naar
G7zee
Da’s Cgoed zei de
Ammoeder, maar
Fik ga niet
G7mee
CIk blijf
Amliever in die
Fvieze ouwe
G7sloot
Want in de zee daar zwemmen haaien en die bijten je: CDOOD!
tijd genoeg •Doe Maar
Doe Maar
CZe zeggen er is haast geen
Amtijd
en hebben daarom altijd haast en Dmspijt,
dat deze Emdag niet langer
Amduren wou.
Em7
CMaar voor mij lijkt de dag zo
Amlang.
Oh, alleen zijn maakt me Dmbang
en ik verEmlang de hele
Amdag naar jou.
Em7
DmWant wat ook een
Amander zegt,
Dmer is tijd ge
Amnoeg,
Dmvoor jou, voor
Ammij, voor ieder
Am7een.
En als je Cwilt dan is elk ogenblik voor
Amjou
en alles wat je vragen Dmzou,
maar laat Emmij dan niet al
Amleen.
Em7
CZe zeggen er is tijd te
Amkort (zo kort).
Ze zeggen dat het donker Dmwordt.
Ze zeggen Emregen, regen, regen
Amop je kop.
Em7
CMaar al zijn de dagen nog zo
Amgrauw (zo grauw),
toch weet ik zeker, als jij Dmwou,
dan verfde Emjij de wolken
Amblauw.
Em7
REFREIN
’t is moeilijk bescheiden te blijven •Peter Blanker
Een paar maanden geleden was ik de grote ster op het festival van Foelegem. Overal aanplak-
biljetten met mijn foto. D’r hingen van die spandoeken over de straat met mijn naam, in zukke
koeieletters. En weer had ik die avond zo’n laaiend enthousiaste menigte, in het dorpshuis.
Maar toen ik terugkwam op m’n hotelkamer, helemaal alleen. Tja, dat zullen d’r wel meer ge-
zegd hebben die avond. Dus op m’n hotelkamer dacht ik na over het probleem waar ik als grote
ster toch eigenlijk wel een beetje zit. Ik pakte m’n gitaar en maakte een lied. En dat gaat zo:
’t Is Dmoeilijk bescheiden te blijven, wanneer je zo goed bent als
A7ik.
Zo stoer, zo charmant en zo aardig, dat zie je in 1 ogenDblik.
Ik denk als ik kijk in de spiegel, ‘daar D7staat een geweldige
Gvent.’
’t Is moeilijk bescheiden te Dblijven, voor een
A7kerel met zoveel ta
Dlent.
Jaja.
De allermooiste meiden, die mij eenmaal hebben geA7zien,
die vallen meteen aan m’n voeten, aan iedere teen minstens Dtien.
Ik lig zelfs goed bij de mannen, maar D7dat geeft me ook al geen
Gkick,
want ’r is er niet 1 op de Dwereld, die zo
A7goed en volmaakt is als
Dik.
’t Is Dmoeilijk bescheiden te blijven, wanneer je zo goed bent als
A7ik. Zo stoer.
Zo stoer, zo charmant en zo aardig, doe effe mee! dat zie je in 1 ogenDblik.
Ik denk als ik kijk in de spiegel, wat zie je dan? ‘daar D7staat een geweldige
Gvent.’
’t Is moeilijk bescheiden te Dblijven, voor een
A7kerel met zoveel ta
Dlent.
Jaja, zo zit dat.
Ik wil ook geen filmcarrière, zoals Hauer, De Gooyer, Krabbé.
En dat is voor hun dan weer mazzel, zo hou ik ze uit de WW.
Als ik m’n talent zou benutten, dan was ik the top of the bill.
Hoewel het gewoon is, dan krijg je kapsones en da’s nou net wat ik niet wil.
’t Is KOM OP WAAR ZITTEN DIE ZANGERS? KOM OP
’t Is Dmoeilijk bescheiden te blijven, wanneer je zo goed bent als
A7ik. Zo stoer.
Zo stoer, zo charmant en zo aardig, dat zie je dat zie je in 1 ogenDblik. Ik denk
Ik denk als ik kijk in de spiegel, wat staat daar? ‘daar D7staat een geweldige
Gvent.’
’t Is moeilijk bescheiden te Dblijven, voor een
A7kerel met zoveel ta
Dlent.
Ieder voor zich
Voor een kerel met zoveel talent
tulpen uit amsterdam•
Herman Emmink Franssen / K.Neuman/E.Bader tm Ralf Arnie
Als de Eb
lente komt, dan stuur ik jou Ab
tulpen uit Amsterdam.
Als de Bb
lente komt, pluk ik voor jou Eb
tulpen uit Amsterdam.
Als ik Eb7wederkom, dan breng ik jou
Ab
tulpen uit Amsterdam.
Duizend gele, duizend Eb
rooie wensen Bb
jou het allerEb
mooiste!
Wat mijn Ab
mond niet zeggen Eb
kan, zeggen Bb
tulpen uit AmsterFm7dam!
Zeggen Bb
tulpen uit AmsterEb
dam!
Eb
Jan uit de polder zei: ‘Antje,
ach kind, ik mag jou zo Bb
graag!
Hoe moet dat nou, liefste Antje?
Morgen ga ik naar Den Eb
Haag!’
En Ab
bij de oeroude Eb
molen
Klonk Bb
onder ’n hemel, zo Eb
blauw:
‘Ik Ab
heb je zo lief en Eb
jij hebt me lief!
Ach, Bb
Antje, ’k-blijf jou altijd Bb7trouw!’
REFREIN
twee motten Dorus (Tom Manders)
-Zeg meneer, Cor Steijn, neem me niet kwalijk, dat ik even onderbreek,
maar zou je mij misschien even op m’n rug willen krabbelen?
-Zeg Dorus, heb je nu niets beters voor me?
-Nee, nee, nee, jij, maar jij moet luisteren, ’t is niet wat U denkt,
maar kijk effen in m’n kraag, hier moet je opletten.
Er wonen 2 motten in m’n ouwe jasen die 2 motten die wonen d’er pas.Je raakt gewoonweg van je stuk,als je het ziet dat pril geluk.Hij vreet m’n hele jas kapot,alleen voor haar, die dot van een mot.Ik noem haar Charlotte en hem noem ik Bas,die dotten van motten in m’n ouwe jas.
Ik voelde me eerst een beetje belaagtIk dacht: ‘Het is net of er wat aan me knaagt.’Maar toen kreeg ik die gaten, in de gatenIk dacht nog even hoe heb ik het nouwMaar toen begreep ik het al gauwIk zag 2 motten in die gaten zitten pratenIk greep meteen naar de DDTMaar daar verwoest je zo’n huwelijk meeEn besloot meteenik zal dat echtpaar daar maar laten
REFREIN
Ik ben een geboren eenzaam mensMaar het was m’n eigen wijze wensEen echt verbond heb ik steeds kunnen verhinderenbHa, en al zeggen m’n relaties tegen mijAh joh breng toch die jas naar de stomerijWant dat vod dat begint al knapjes te verminderenMaar ja zo’n vagebond als ikDie komt pas reuze in z’n schikMet z’n ouwe jas, 2 motten en 10 mottenkinderen
Een familie motten woont er in m’n jasIk laat ze ravotten, als een kleuterklasNou zitten ze boven in m’n kraagEn eten zich een volle maagZe vreten m’n hele jas kapotOmdat een mot toch leven motDie lieve Charlotte, en mottige BasMet een dotten van motten wonen in m’n jas.
verdronken vlinder •Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
GZo te sterven op het
Cwater met je
Dvleugels van pa
Gpier,
zo maar drijven na het Cvliegen in de
Dwolken, drijf je
Ghier
met je Emkleuren die vervagen, zonder
Czoeken, zonder vragen
eindeDlijk voor altijd rusten op de bloemen die je kuste,
kleuren Gdie je hebt geweten, alles
Emkan je nu vergeten.
Op het Cwater
Dvlieg je heen en
Gweer,
zo te sterven op het Dwater met je
Cvleugels van pa
Gpier.
GAls een vlinder die toch
Cvliegen kan tot
Din de blauwe
Glucht,
als een vlinder altijd Cvrij en voor het
Dleven op de
Gvlucht,
wil ik Emsterven op het water, maar dat
Cis een zorg voor later,
ik wil Dnu als vlinder vliegen, op de bloemenblaren wiegen,
maar zo Ghoog kan ik niet komen, dus ik
Emvlieg maar in mijn dromen.
Altijd Cben ik voor het
Dleven op de
Gvlucht,
als een vlinder die toch Dvliegen kan tot
Cin de blauwe
Glucht.
GOm te leven, dacht
Cik, je zou een
Dvlinder moeten
Gzijn,
om te vliegen heel ver Cweg van alle
Dleed en alle
Gpijn,
maar ik Emheb niet langer hinder van ja
Cloersheid op een vlinder,
als zelfs Dvlinders moeten sterven, laat ik niet mijn vreugd bederven.
Ik kan Gzonder vliegen leven, wat zal
Emik nog langer geven
om een Cvlinder die ver
Ddronken is in
Gmei,
om te leven hoef ik Decht geen
Cvlinder meer te
Gzijn.
vrijgezel •Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
Er was een Ctijd voor ik jou
G7kende dat ik
Cleeg, maar
C7vol el
Flende
vloekend Eop de hele
Ambende in een
D7kroeg te wachten
G7zat,
tot het Cmeisje van mijn
G7dromen op een
Cdag voor
C7bij zou
Fkomen
Dm6en ik
Eliet mijn tranen
Amstromen als ik
D7weer een
G7kater
Chad,
en dat Gmijn geliefde
Cvrienden
Amwaarmee
Dmik de Muze
G7diende
en geen Grooie cent ver
Cdiende
Amook al
D7had ik nee ge
G7zegd,
’s avonds Caan kwamen ge
G7lopen om een
Cpraatje
C7aan te
Fknopen
en dan E’s morgens straalbe
Amzopen op de
D7stoep wer
G7den ge
Clegd!
C*
Er was een Ctijd dat ik met
G7meeste te ver
Ctellen
C7had op
Ffeesten
waar ik Emet verlichte
Amgeesten vaak de
D7politiek be
G7sprak
warin Cwij ons nooit ver
G7gisten mensen
Cdie het
C7beter
Fwisten
Dm6waren
Eallemaal fas
Amcisten die het
D7aan ver
G7stand ont
Cbrak.
Toen ik Gnaar mijn navel
Cstaarde
Amen mij
Dmcommunist ver
G7klaarde
en met Galle and’re
Cbaarden
Amop de
D7bom te wachten
G7zat.
Toen die Cmaar niet wilde
G7vallen hoorde
Cmen al
C7spoedig
Flallen
en we Elagen met z’n
Amallen werreld
D7vredig
G7op de
Cmat.
C*
In die Ctijd kon ik de
G7vrouwen met een
Ckenners
C7oog be
Fschouwen
en ik Ewilde nimmer
Amtrouwen want dat
D7kwam me niet van
G7pas.
’k Wilde Cenkel samen
G7wonen met een
Czwartge
C7klede
Fschone
Dm6om de
Eburgerij to
Amtonen hoe ruim
D7denkend
G7ik wel
Cwas.
Maar het Gwas niet te ver
Cmijden
Amdat ik
Dmeenzaam was bij
G7tijden
zodat Gik vertwijfeld
Cvrijde
Ammet een
D7meisje van ’t bal
G7let,
welke Cschoonheid snel ver
G7dorde ’s morgens
Cbij het
C7wakker
Fworden,
met de Epeuken op de
Amborden en de
D7kruimels
G7in het
Cbed.
C C G7 C C7 F Dm D9 G7
Op een Cdag kwam ik jou
G7tegen, lief en
Cklein en
C7zo ver
Flegen
druipend Ein de lente
Amregen in de
D7grote vreemde
G7stad.
Jij wist Cniets van provo
G7ceren en je
Cwilde
C7me be
Fkeren
Dm6en ik
Eliet me alle
Amleren als ik
D7maar jouw
G7liefde
Chad.
Nu zit Gik de krant te
Clezen
Amen een
Dmburgerman te
G7wezen,
’k hoef geen Ghonger meer te
Cvrezen,
Ammaar toch
D7denk ik soms met
G7spijt
aan de Ctijd voor ik jou
G7kende, aande
Cvrolij
C7ke el
Flende,
aan de Eartistieke
Ambende van de
D7goeie
G7ouwe
Ctijd.
F G7 C
Dm6o o o
13
C*
1
4
o
4
o
4
o
4
visite•
Lenny Kuhr
G C Am D7 Bm Em Am D7(intro)
ViGsite, visite, een huis vol
D7visite,
Piet Hein had zijn maat Micky Mouse meegeGbracht.
En E7ook de twee
Amwezen met
D7zeven Chi
Gnezen,
dat was in mijn dromen, mijn D7dromen van
Gnacht.
De Gnacht.
A7Oh mon amour
Doh, mon bon bon
A7nière,
A7oh mon a
Dmour oui
A7oui para
D7pluie.
De Gsuite, de suite, zat vol met
D7visite,
Kristel kwam met kuifje wie had dat geGdacht?
En E7Kermit de
Amkikker met
D7jonkvrouwe
GBikker,
dat was in mijn dromen, mijn D7dromen van
Gnacht.
ViGsite, visite, een huis vol
D7visite,
en kapitein Rob kwam zojuist van zijn Gjacht
Met E7Shehera
Amzade en
D7negen No
Gmaden,
dat was in mijn dromen, mijn D7dromen van
Gnacht.
De Gsuite, de suite, zat vol met
D7visite,
Bardot had de buurman geheel in haar Gmacht.
Dik E7Trom gooide
Amtaartjes, voor
D7al naar Aart
GStaartjes,
dat was in mijn dromen, mijn D7dromen van
Gnacht.
waar blijft de tijd•
Herman van Veen
Je Ctrouwt snel als je twintig bent en na ’n paar jaar krijg je ’t
Amdruk
met Dmdrie, vier kinderen, ach dat
Gwent, je hebt geen tijd meer voor ge
Cluk.
C7Tussen de vloeren en de
Fvaat, de vuile was en ’t for
Emnuis
sta je niet stil, ook al verAmgaat de wereld,
Dm7jij bent bezig
G7thuis.
Is dit een Cgrap of om te
Amhuilen, is er iemand die haar be
Fnijdt?
Wie zou er met haar willen Grui
Clen,
Fdag in dag
Guit, waar blijft de
Ctijd?
De Ckoffie pruttelt op ’t vuur, de kinderen spelen en je
Amman
zit Dmachter ’n krant als achter ’n
Gmuur, de dagen glijden door je
Chand.
C7De kinderen zijn vandaag nog
Fklein maar morgen groot, je denkt waar
Emom
kan ik alleen maar ouder Amzijn, de foto
Dm7van je jeugd trekt
G7krom.
REFREIN
De Czondag is niets dan ’n pak netjes gestreken ’s avonds
Amlaat,
wat Dmbloemen in ’n vaas, ’n
Gtak in bloei wat altijd aardig
Cstaat.
C7Deze levenslange
Fsleur, duizenden passen ieder
Emuur
tussen de tafel en de Amdeur en van het
Dm7kastje naar de
G7muur.
REFREIN
we zullen doorgaan •Ramses Shaffy
A7We zullen
F#mdoor
Bmgaan, met de
A7stootkracht van de
F#mmilde kracht.
We zullen Bmdoor
Emgaan, in de sprakeloze
Gnacht.
We zullen Ddoor
G7gaan, we zullen
D7door
Ggaan,
we zullen Ddoor
E7gaan, tot we
Asamen zijn.
A7We zullen
F#mdoor
Bmgaan, met de
A7weifelende zeker
F#mheid,
om Bmdoor
Emte gaan, in een sprakeloze
Gtijd.
We zullen Ddoor
G7gaan, we zullen
D7door
Ggaan,
we zullen Ddoor
E7gaan, tot we
Asamen zijn.
A7We zullen
F#mdoor
Bmgaan, met het
A7zweet op ons ge
F#mzicht,
om alleen Bmdoor
Emte gaan, in een loopgraaf zonder
Glicht.
We zullen Ddoor
G7gaan, we zullen
D7door
Ggaan,
we zullen Ddoor
E7gaan, tot we
Asamen zijn.
A7We zullen
F#mdoor
Bmgaan, telkens
A7als we stil
F#mstaan,
om weer Bmdoor
Emte gaan, naakt in een or
Gkaan.
We zullen Ddoor
G7gaan, we zullen
D7door
Ggaan,
we zullen Ddoor
E7gaan, tot we
Asamen zijn.
A7We zullen
F#mdoor
Bmgaan, als
A7niemand meer ver
F#mwacht,
dat we weer Bmdoor
Emgaan, in een sprakeloze
Gnacht.
We zullen Ddoor
G7gaan, we zullen
D7door
Ggaan,
we zullen Ddoor
E7gaan, tot we
Asamen zijn.
Lalalalalala...
weet je nog?•Herman van Veen
Hans Lodeizen © Herman van Veen
Weet je Ab
nog, toen de Cmwind
de bomen C#
tergde en hen de Ab
mantels
van het Fmlichaam trok, dat wij
Cmsamen
- de Bbm7regen kletterde bij
Eb
stromen - schuilden en
jij zo Ab
schrok, toen ik je Cmzei,
dat dit het C#
eind was, en voorAb
goed,
onze wegen zouden Fmscheiden. ‘Mijn arme
Cmkind,
’t is Bbm7droevig maar het moet, beter
Eb
is het heen te gaan.’
Ik Ab
zweeg en jij Cmschreide.
Weet je C#
nog, dat mijn hand de Ab
jouwe
zachtjes Fmdrukte, omdat jij spoedig zou
Cmzien,
dat ik Bbm7niet de beste was en dat jij
Eb
door je tranen lachte en zei:
‘MisAb
schien...!’ Nu is het herfst opCmnieuw
en C#
regen, maar alleen schuil ik onder ’t Ab
lover,
denk aan Fmjou en
Cmween...
Ab Cm C# Ab Fm Cm Bbm7 Eb / Ab Cm C# Ab Fm Cm Bbm7 Eb
(fluiten)
Weet je Ab
nog, toen de Cmwind
de bomen C#
tergde en hen de Ab
mantels
van het Fmlichaam trok, dat wij
Cmsamen
- de Bbm7regen kletterde bij
Eb
stromen - schuilden en
jij zo Ab
schrok, toen ik je Cmzei,
dat dit het C#
eind was, en voorAb
goed,
onze wegen zouden Fmscheiden. ‘Mijn arme
Cmkind,
’t is Bbm7droevig maar het moet, beter
Eb
is het heen te gaan.’
Ik Ab
zweeg en jij Cmschreide.
Weet je C#
nog, dat mijn hand de Ab
jouwe
zachtjes Fmdrukte, omdat jij spoedig zou
Cmzien,
dat ik Bbm7niet de beste was en dat jij
Eb
door je tranen lachte en zei:
‘MisAb
schien...!’
welterusten, meneer de president •Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
C Bb C Bb C Bb F C(intro)
MeCneer de presi
Bb
dent, Cwelte
Bb
rusten, Cslaap maar
Bb
lekker in uw Fmooie witte
Chuis.
CDenk maar niet te
Bb
veel aan Cal die verre
Bb
kusten, Cwaar Uw
Bb
jongens zitten, Feenzaam ver van
Chuis.
Denk voorAm7al niet aan die
D7zesenveertig
Gdoden, die ver
Am7gissing laatst met
D7dat bombarde
Gment.
En verAm7geet het vierde
D7van die tien ge
Gboden, die
CU als goed
Bb
christen zeker Ckent.
Denk maar Cniet aan al die jonge frontsol
Bb
daten, eenzaam Cstervend in de verre tropen
Bb
nacht.
Laat die Cbleke pacifistenkliek maar
Bb
praten, meneer de presiFdent, slaap
Czacht!
Droom maar Cvan de over
Bb
winning Cen de
Bb
zege. CDroom maar
Bb
van Uw mooie Fvredeside
Caal,
Cdat nog nooit door
Bb
bloedig Cmoorden is ver
Bb
kregen. CDroom maar
Bb
dat het U wel Flukken zal dit
Cmaal.
Denk maar Am7niet aan al die
D7mensen die ver
Grekken. Hoeveel
Am7vrouwen, hoeveel
D7kind’ren zijn ver
Gmoord.
Droom maar, Am7dat U aan het
D7langste eind zult
Gtrekken, en ge
Cloof van al die
Bb
tegenstand geen Cwoord.
BajoCnetten met bloedige ge
Bb
vesten houden Cver van hier op Uw bevel de
Bb
wacht,
voor de Cglorie en de eer van ’t vrije
Bb
Westen, meneer de presiFdent, slaap
Czacht!
CSchrik maar niet te
Bb
erg wanCneer U in Uw
Bb
dromen, Cal die
Bb
schuldeloze Fslachtoffers ziet
Cstaan,
Cdie daarginds bij
Bb
het geCvecht zijn omge
Bb
komen, C en U
Bb
vragen, hoe lang Fdit nog zo moet
Cgaan.
En U Am7zult toch ook zo
D7langzaamaan wel
Gweten, dat er
Am7mensen zijn, die
D7ziek zijn van ge
Gweld,
die het Am7bloed en de el
D7lende niet ver
Ggeten, en voor
Cwie nog steeds een
Bb
mensenleven Ctelt.
Droom maar Cniet teveel van al die dode
Bb
mensen. Droom maar Cfijn van overwinning en van
Bb
macht.
Denk maar Cniet aan al die vredes
Bb
wensen, meneer de presiFdent, slaap
Czacht!
wensen Guus MeeuwisGuus Meeuwis
E Abm A Abm(intro)
Er Egebeuren tegen
Abmwoordig
Arare
Abmdingen.
We zijn niet Azuinig op de
Boude wereld
Ebol. (basloop: E F F#)
En Etoch blijf
Abmik de
Amooie kant be
Abmzingen,
de Aglazen zijn nog
Baltijd half
Evol.
Ik zie nog C#mzoveel mooie
Bkansen en
Amensen en
Ewensen
en/ach Awensen heb ik
Abmook in over
Bvloed.
En C#mzolang er vrouwen
Bzij-ijn
Aom mee te
Edansen,
zie ik de Amorgen met ver
Btrouwen tege
Emoet.
E Abm A Abm A B E(intermezzo)
En ik Ezal me voor mijn
Abmgoeie
Amoed niet
Abmschamen,
’n Alach is vaak het
Blaatste wat ons
Erest. (basloop: E F F#)
En zoElang ik vrienden
Abmheb
Adie dat be
Abmamen,
sta ik niet Atoe dat het ge
Bweld mijn dag ver
Epest.
REFREIN
En ik Azeg niet dat het leven nu zo
C#msimpel is
en Bik mijn ogen sluit voor het ve
Anij-ij-ijn.
Alleen dat ik te vaak de vlag en C#mwimpel mis,
omAdat het echt de
C#mmoeite waard kan
Bzij-ij-ijn.
REFREINE Abm A Abm A B E E Abm A Abm A B E(intermezzo)
REFREINE Abm A Abm A B E E Abm A Abm A B E(outro)
wie is loesje? (de drummer van de band) De Ramblers
’t OrA7kest speelt zacht een
D7dansrefrein
Gvol
Crit
Gme en vol
A7swing.
D7 G
Een Caar
Cmdig meisje danst voorbij, het
A7is een schattig ding.
D7
Nu stopt ze bij A7de
D7band
Gen vrolijk
Amroept ze: ‘
D7Dag!’
G
Ze A7kijkt de drummer
Deven aan en hij
A7groet met een lach.
D7
GWie is
D7Loesje?
GWie is toch dat
D7snoesje?
GLoesje is het
Cmeisje van de
Gdrummer van de
A7band.
D7
DDaar gaat
D7Loesje,
Gmet dat mooie
D7bloesje.
GLoesje
Cvindt de
Gdrummer toch zo’n
A7echte
D7leuke
Gvent.
B7Hoor! Daar speelt hij net een
Embreak!
A7Zij voelt in haar hart een
D7steek.
GWie is
D7Loesje?
Gwie is toch dat
D7snoesje?
GLoesje
Cis het
Gmeisje van de
A7drummer
D7van de
Gband!
Gband!
Als Loesje naar de drummer kijkt, dan denkt hij slechts aan haar.
Hij speelt dan werkelijk onvermoeid zij hele repertoire!
En zij kijkt slechts naar hem, geniet van zijn muziek.
En ’s avonds zegt ze: ‘Lieve boy, wat speel je magnefiek!’REFREIN
wie schoan os limburg is Harry BordonHarry Bordon
Es de klanke van de aovondklok
weer jub’lend es muziek
Euver os Limburgs landje gaon,
dan veule veer os riek.
En door de aovondzon bestraolt,
kniele kenjer veur ’t kruus,
dat ste allein in Limburg nog
langs elke zandweg zuus.
Wie schoan os Limburg is, begrip toch nemes.
Es allein de Zuderling, dae Limburg leef is.
Want door de jaore heen bleef Limburg onbetwis
’t stukske Nederland, dat ’t schoanste is.
Want door de jaore heen bleef Limburg onbetwis
’t stukske Nederland, dat ’t schoanste is.
Es ein zilv’rig lintje is de Maas
door berg en bos omzuimp,
wo elke zuderling dae in
de vraemde is van druimp.
Want valt ’t laeve soms neet mit
en zeukste mao get gelok,
blief aeve in gedachte staon
en dink aan Limburg trok.REFREIN
wilhelmus van nassouwe (1) Philip van Marnix, Heer van St. Aldegonde (~1538-1598) ™ frans soldatenlied (1568)
Wilhelmus van Nassouwe ben ick van Duytschen bloet,Den Vaderlant getrouwe blyf ick tot in den doot:Een Prince van Oraengien ben ick vrij onverveert,Den Coninck van Hispaengien heb ick altijt gheeert.
In Godes vrees te leven heb ick altyt betracht,Daerom ben ick verdreven om Landt om Luyd ghebracht:Maer God sal mij regeren als een goet Instrument,Dat ick zal wederkeeren in mijnen Regiment.
Lydt u myn Ondersaten die oprecht zyn van aert,Godt sal u niet verlaten al zijt ghy nu beswaert:Die vroom begheert te leven bidt Godt nacht ende dach,Dat hy my cracht wil gheven dat ick u helpen mach.
Lyf en goet al te samen heb ick u niet verschoont,Mijn broeders hooch van Namen hebbent u oock vertoont:Graef Adolff is ghebleven in Vriesland in den slaech,Syn Siel int ewich Leven verwacht den Jongsten dach.
Edel en Hooch gheboren van Keyserlicken Stam:Een Vorst des Rijcks vercoren als een vroom Christen man,Voor Godes Woort ghepreesen heb ick vrij onversaecht,Als een Helt sonder vreesen mijn edel bloet ghewaecht.
Mijn Schilt ende betrouwen sijt ghy, o Godt mijn Heer,Op u soo wil ick bouwen verlaet mij nimmermeer:Dat ick doch vroom mach blijven u dienaer taller stondt,Die Tyranny verdrijven, die my mijn hert doorwondt.
Van al die my beswaren, end mijn Vervolghers zijn,Mijn Godt wilt doch bewaren den trouwen dienaer dijn:Dat sy my niet verrasschen in haren boosen moet,Haer handen niet en wasschen in mijn onschuldich bloet.
Als David moeste vluchten voor Saul den Tyran:Soo heb ick moeten suchten met menich Edelman:Maer Godt heeft hem verheven verlost uit alder noot,Een Coninckrijk ghegheven in Israel seer groot.
Na tsuer sal ick ontfanghen van Godt mijn Heer dat soet,Daer na so doet verlanghen mijn Vorstelick ghemoet:Dat is dat ick mach sterven met eeren in dat Velt,Een eewich Rijck verwerven als een ghetrouwe Helt.
wilhelmus van nassouwe (2) Philip van Marnix, Heer van St. Aldegonde (~1538-1598) ™ frans soldatenlied (1568)
Niet doet my meer erbarmen in mijnen wederspoet,Dan dat men siet verarmen des Conincks Landen goet,Dat v de Spaengiaerts crencken o Edel Neerlandt soet,Als ick daer aen ghedencke mijn Edel hert dat bloet.
Als een Prins op gheseten met mijner Heyres cracht,Van den Tyran vermeten heb ick den Slach verwacht,Die by Maestricht begraven bevreesde mijn ghewelt,Mijn ruyters sach men draven. seer moedich door dat Velt.
Soo het den wille des Heeren op die tyt had gheweest,Had ick gheern willen keeren van u dit swaer tempeest:Maer de Heer van hier boven die alle dinck regeert.Die men altijd moet loven en heeftet niet begheert.
Seer Christlick was ghedreven mijn Princelick ghemoet,Stantvastich is ghebleven mijn hert in teghenspoet,Den Heer heb ick ghebeden van mijnes herten gront,Dat hy mijn saeck wil reden, mijn onschult doen bekant.
Oorlof mijn arme Schapen die zijt in grooten noot,V Herder sal niet slapen al zijt ghy nu verstroyt:Tot Godt wilt v begheven, syn heylsaem Woort neemt aen,Als vrome Christen leven, tsal hier haest zijn ghedaen.
Voor Godt wil ick belijden end zijner grooter Macht,Dat ick tot gheenen tijden den Coninck heb veracht:Dan dat ick Godt den Heere der hoochster Maiesteyt,Heb moeten obedieren, in der gherechticheyt.
woningnood •Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
C F G7 C D7 Dm7 G7(intro)
De Cwijk wordt gesaneerd en de
Fhuizen moeten
Gplat
en de Cmensen staan te kijken en ze
Dzeggen: ‘
D7Zie je
Gdat?
In die Coude afbraakwoning woont toch
Fnog een heel ge
Gzin,
stel je Evoor, zo’n vochtig
Amhuis, nou ja, wat
Fzien ze
G7daar nu
Cin.
Kijk dat Fstel is amper
Bb
twintig en die Eb
hebben al een Ab
kind,
nou die Ddenken zeker,
Gmdat ze kunnen
Eb
leven van de Fwind.’
En dan Cknikken ze te
Gvreden en dan
Cgaan ze gauw naar
Ghuis,
naar hun Cbaan en naar hun
Fauto, naar de
Ctele
G7visie
Cthuis.
Het Cwaren slechte huizen en ze
Fwoonden klandes
Gtien,
ze Chadden daar geen licht en ook geen
Dwater
D7boven
Gdien.
Maar ze Cwaren daar gelukkig met vier
Fmuren en een
Gdak,
verder Ehadden ze aan
Amluxe en aan
Fdure
G7meubels
Clak.
Maar het Fhuis moet afge
Bb
broken want er Eb
komt een groot kanAb
toor.
Het geDzin staat nu op
Gmstraat, maar ja, het
Eb
geld gaat altijd Fvoor.
En dat Ckan je makk’lijk
Gzeggen in je
Ceigen mooie
Ghuis,
met je Cbaan en met je
Fauto, bij de
Ctele
G7visie
Cthuis.
Ook al Cwaren ze nu dakloos, één ding
Fhadden ze ge
Gleerd:
om geCwoon te mogen leven moet je
Deerst ge
D7regis
Gtreerd.
Eerst een Chuis en dan pas trouwen, dus dan
Fmoet je een paar
Gjaar
enkel Evriend’lijk en ge
Amladen zitten
Fkijken
G7naar el
Ckaar.
Als je Fdan het wachten
Bb
moe bent en er Eb
komt dan toch een Ab
kind,
moet je Dzien, dat je dan
Gmzelf maar iets om
Eb
in te wonen Fvindt.
Want de Cmensen roepen ‘
GSchande!’ en ze
Cblijven veilig
Gthuis
en beCspreken de pro
Fblemen op de
Ctele
G7visie
Cbuis.
Het geCzin trekt dan weer verder naar een
Fand’re afbraak
Gbuurt
en ze Cworden na een tijdje dan ook
Ddaar weer
D7uitge
Gstuurd.
En Csta je met je meubels en je
Fkind dan weer op
Gstraat,
dan Ezal het niet veel
Amhelpen, als je
Fje be
G7klagen
Cgaat.
Want Fals je dan die
Bb
ambtenaren Eb
op de toestand Ab
wijst,
dan Dzeggen ze: ‘Het
Gmspijt me, U staat
Eb
achter aan de Flijst.’
En dan Cdenken ze te
Gvreden aan hun
Ceigen mooie
Ghuis,
aan hun Cbaan en aan hun
Fauto, aan de
Ctele
G7visie
Cthuis.
G7 C
ze boog zover voorover •
Herman van Veen
Ze Fboog zover voorover dat ik
Gmbang was dat ze brak
en ze Cfluisterde heel zachtjes in m’n
Foor:
‘De Erook is hier te snijden, oh ik
Amsnak
E/G#
Gmzo naar frisse
C7lucht.’
GmEn ik
C7ben met haar ge
Fvlucht.
Am Dm D7
Buiten Gm7op de verlaten boule
Cvard, waait de
Gm7wind de
Gmkrullen uit haar
C6haar.
A7
Meeuwen Dmzeilen als
Dm/Csnippers pa
Gmpier over en
Gm7onder langs de
Cpier. De
Gmavond
Cviel met windkracht
Felf.
Het Fhad al flink gevroren, er lag
Gmijs in de fontein, ze
Clachte en ze
C7zei: ‘Ik zoek een
Fman,
die Edesnoods op z’n sokken schaatsen
Amkan.’
E/G#
GmIk heb uren
C7lang
Gm7daar
C7met haar ge
Fschaatst.
Ze is Bb
overal voor te Cvinden en
Amik ben nergens
Dmtegen,
we Gmspeelden als twee
Gm7uitgelaten
Ckinderen op het
C7ijs.
Ze is Bb
overal voor te Cvinden en
Amik ben nergens
Dmtegen,
(want)Gmzij is niet ver
Gm7legen en
Cik ben niet goed
Fwijs.
Am Dm D7 Gm
Deze Gm7stad is zo lek als een ver
Cgiet, het
Gm7tocht hier en be
Gmschutting is er
C6niet.
A7
OverDmal is er die
Dm/Csnijdende
Gmwind, die ons in
Gm7elk portiek weer
Cvindt. Dit
Gmis geen
Cstad, dit is een
Fgat.
Om Fwarm te blijven, kochten we een
Gmgrote zak patat en we
Cvoerden alle
C7meeuwen in die
Fstad.
Aan Eelke vogel vroeg ze heel be
Amleefd
E/G#
Gmof-ie wel vol
C7doende
Gm7mayonaise
Fhad.
Ze is Bb
overal voor te Cvinden en
Amik ben nergens
Dmtegen,
we Gmschreeuwden als twee
Gm7uitgelaten
Ckinderen naar el
C7kaar.
Ze is Bb
overal voor te Cvinden en
Amik ben nergens
Dmtegen,
de Gmeen die ziet ze
Gm7vliegen en de
Cander houdt van
Fhaar.
C6x
1 1 1 1 1III
3 3 3 3
ze kunnen m’n zak opblazen (2×)
Er was eens een man in SeoelDie naaide z’n vrouw in een klapstoelDe klapstoel zei krakEn weg was zijn zakWat trok die vent toen een rotsmoel
Er was eens een boertje in DrachtenDie wilde zijn varken verkrachtenMaar oh wat een stropZijn knecht zat eropToen moest hij nog eventjes wachten
Er was eens een juffrouw in NaardenDie had er zo’n vrees’lijk behaardeAlleen een huzaarKwam er op klaarHij had het geleerd op de paarden
Er was eens een man in CaïroDie stuurde z’n sperma per giroZijn vrouw in MilaanDie vond er niks aanAls je naaien wilt, kom jij maar hiero
Er was eens een man in TimboektoeDie zei tot zijn vrouw: Doe je broek toeDie stank uit je kutDrijft mij uit mijn hutIk ga naar de hoer op de hoek toe
Diezelfde man uit TimboektoeDie ging naar de hoer op de hoek toeNa een uur kwam hij buitenMet een zak zonder duitenEn knoopte tevreden zijn broek toe
Diezelfde man in TimboektoeGing weer naar de hoer op de hoek toeHij neukte d’r stijfWel een keertje of vijfEn knoopte tevreden zijn broek toe
Er was eens een juffrouw in LemmerDie had er een kut als een emmerDaarop stond een haarZo strak als een snaarHaar man was pianostemmer
Er was eens een bisschop in LondenDie had een kapotje gevondenHij vond het wel viesMaar het paste preciesEn weggooien, dat vond hij zonde
Er was eens een man in MaarheezeDie kon er goed schaamlippen lezenHij sprak tot zijn vrouwWat bazel je nouHet zal wel een kutsmoesje wezen
Er was eens een man in MargratenDie boorde zijn penis vol gatenHij zei tegen zijn wijfToe wrijf hem eens stijfDan blaas ik een Mozartsonate
Er was eens een kerel in LommelDie waste zijn pik in de DommelMaar oh wat een mafHij trok er zich afNu drijft er die witgele rommel
Er was eens een vrouwtje in SchimmertDat was er zo’n vrees’lijke slimmerdHaar man zei tot haarIk kom niet meer klaarZij had er haar kut dichtgetimmerd
Er was eens een vent op TerschellingDie naaide zijn vrouw op de hellingMaar oh wat een stropZ’n sperma was opToen kreeg hij een penisontvelling
Er was eens een bisschop in RomeDie handelde zwart in condomenHij stond op de brugMet een bord op zijn rugIk laat ze ook wassen en stomen
Er was eens een vent in ArubaDie had er een lul als een tubaHij zei tot zijn wijfToe wrijf hem eens stijfDan spuit ik mijn sperma naar Cuba
Er was eens een kerel in WenenDie naaide zijn wijf met zijn tenenTotdat op een keerOndanks hevig verweerZijn lul in haar kut was verdwenen
Er was eens een meid in BruinisseDie had er zo’n sapppige frisseMaar als ze het deedDan werd ze zo heetDat je ’t in Zierikzee hoorde sissen
ze kunnen m’n zak opblazen vervolg
Er was een hoertje uit ’s GravenhageDie had zich een spleet bij laten zagenJa mensen dat kanZodat nu haar manHaar met een stereolul kan behagen
Er was eens een bakker in PettenDie liet zich zijn lust niet belettenHij kneedde zich leegElke dag in het deegMaar vooral in de verse kadetten
Er was eens een vrouw in HouthalenDie liet zich er goed voor betalenMaar na enige tijdWerd haar kutje te wijdEn daarom verhuurt ze nu zalen
Er was eens een vrouwtje in RijenDie was er zo lekker aan ’t vrijenMar oh wat een schrikHij had er geen pikMaar zo’n ding op batterijen
Er was eens een dame uit NijkerkDie klom er omhoog in het heiwerkEen jong psycholoogDie gluurde omhoogEn keek toen precies in haar breiwerk
Er liep hier een meid op de kadeDie had er een van chocoladeMet aan iedere kantEen stukje fondantEn een hazelnoot tussen d’r naden
Toen was er een meisje in SlotenDie klooide met Harry van MotenHet was niet om z’n sikMaar wel om zijn pikEn om z’n gerimpelde kloten
Die Annemarie uit Nieuw LeusenDie stond er ja voor de keuzeGeef ’k hem z’n zinEn laat ik hem erinOf laat ik hem nog effe neuzen
Een kruideniertje uit AssenDie had hem met shampoo gewassenJa z’n hele duimZat onder het schuimMaar gelukkig kon het niet krassen
Er was eens een meid in Oud TongenDie had er een heel knappe jongenDie kon er zijn werkBij het uitgaan der kerkWist hij nooit of hij hoog had gezongen
Er was een verpleegster uit ’t NoordenDie had er een met stijve boordenVoor de ooievaarWas dat geen bezwaarDie dacht zelfs dat het zo hoorde
Er was eens een paartje in DierenDie lagen de lente te vierenMaar opeens riep ze luidIk schei er mee uitWant m’n doosje zit vol met mieren
Er was eens een meisje in UrkDie stopte in d’r kut een kurkGeen mens kwam er doorBehalve de pastoorDie deed het van achter, de schurk
Er was eens een deerne uit TwenteDie liep met kapotjes te ventenBij iedereen op straatNam ze twee keer de maatEn verdiende met lullen haar centen
Er was een nonnetje in VeereDie hield toch zo van masturberenMaar haar doos was gestremdVan ’t begin tot ’t endMet een splinter van het kruishout des Heren
Er was eens een meisje in AbcoudeDie was niet van de benauwdeZe kreeg steeds de hikVan ’n heel dikke pikVooral als ze er eerst wat op kauwde
Er was eens een hoer in VersaillesDie schreef er de prijs op haar tailleAls extra voor blindenDie het niet konden vindenSchreef zij het op d’r billen in braille
Er was eens een vrouwtje in EdeDie buikspreken kon door haar schedeEn toen eens een manTot coïtus kwamSprak zij: Val mij niet in de rede
ze kunnen m’n zak opblazen vervolg
Een dame van zestig jarenDie wilde zo graag nog eens parenZe had wel gewildMaar al haar tijd verspildAan ’t verkopen van kerk’lijke waren
Er was eens een meid in StavorenDie naaide haar vent in het korenEens werd ze zo heetDat ze zuchtend toen kreetNaai me nu maar achterstevoren
Er was eens een hoer in de lichtstadDie het elke avond zeer druk hadZe was heel potentEn dan zeer contentMet een vent die verrekte veel peen had
Er was eens een vent genaamd AdjeDie had op zijn piemel een wratjeGeen vrouw kroop erbijDaarop hoort u van mij’t Was ook een gedrocht van een latje
Er was eens een maagdje in NijkerkDie had nog geen gat in d’r zeikwerkEen man uit de stadKwam toen met zijn latEn voltooide haar kinderlijk naaiwerk
Er waren twee nonnen in MaarsenEen Poolse en ook een HongaarseDie hadden zo’n zinGingen een winkel inEn kochten twee druipvrije kaarsen
Er was ’s ’n jongen uit Loenen,die stond met z’n meisje te zoenen.Hij vroeg: ‘Is ’t fijn?Nee, het doet pijn!Want je staat al ’n uur op m’n schoenen.’
ze zijn niet meer als toen•
Lennaert Nijgh ™ Boudewijn de Groot
Tot Cnu toe was het nooit geheel vol
Gmaakt.
Verbrande Fsteden en een
Gvolk om voor te
Amsterven,
een Ftomeloze
Gliefde, een derde die het kon be
Amderven.
Tot Fnu toe was het
Gnooit geheel vol
Cmaakt.
Er is geCzegd: er komen andere
Gtijden.
Er is geFvochten
Gvoor een nieuw fat
Amsoen.
Er is Fniet geluisterd
Gnaar wat anderen
Amzeiden.
Ik heb geen Fzin het nog eens
Gover te
Cdoen.
Het is nu Ambeter al je vrienden maar te
Fmijden,
ze veranderen Gsnel en
Fzijn niet
Gmeer als
Ctoen.
De grote Cwaarheid is intussen achter
Ghaald.
Wat vroeger Fwet was, is nu
Gbij de wet ver
Amboden.
De Fouderen zijn niet
Gmeer als vroeger halve
Amgoden
en de Fvis wordt ook niet
Gmeer zo duur be
Ctaald.
NaCtuurlijk zijn er mensen die nog
Glijden
en de Fvrede is nog
Gsteeds een visi
Amoen.
Het is geen Ftijd om nu je
Gbedje al te
Amspreiden,
al zijn er Fmensen
Gdie dat nu al
Cdoen.
REFREIN
Maar denk in Cgodsnaam niet dat we er al
Gzijn,
er moet zo Fwel het een en
Gander nog ge
Ambeuren.
En het blijft Fvechten, hoewel de
Ganderen niet ophouden met
Amzeuren
dat het vroeger Fbeter was, zo
Grustig en zo
Cfijn.
Dat zijn je Cvrienden die eertijds altijd
Gzeiden,
dat Fzij het later
Ganders zouden
Amdoen.
Ze Fwilden zich van
Gelk gezag be
Amvrijden.
Nu doen ze Fniets en
Ghouden hun fat
Csoen.
REFREINCMorgen is het weer zoals van
Gdaag.
Het lijkt verFanderd, maar
Gjullie weten
Ambeter.
Al wordt de Fgrond intussen onder
Gjullie voeten
Amheter.
Jullie Frekenen niet
Gaf, je bent te
Ctraag.
Er is geCzegd: er komen andere
Gtijden.
Er is geFvochten
Gvoor een nieuw fat
Amsoen.
Er is Fniet geluisterd
Gnaar wat anderen
Amzeiden.
Ik heb geen Fzin het nog eens
Gover te
Cdoen.
Daarom heb Amik besloten jullie maar te
Fmijden,
jullie zijn hetGzelfde, geen
Fvrienden
Gmeer als
Ctoen.
zegen (al de winkels in de stad) •Gerard van Maasakkers
Gerard van Maasakkers
CAl de
Amwinkels
Gin de
Cstad, die
Fhebben niets an
Gmijn ge
Chad.
F’k Heb er
Clang in
Grondge
Clopen, mer ’k wou vur
Amgeld (toch) iets
Ganders
Ckopen.
C’k Heb ge
Amzocht ’k
Gheb ge
Cdacht: ik
Fkoop iets wa ge
Gnie ver
Cwacht.
FIets hul
Cschoons vur
Gheel oew
Cleven, iets waor ge
Amecht iets
Gum zalt
Cgeven.
CIets wa hul
Amgaaf en
Gafge
Crond is,
Fiets wa ’ne zalf vur
Gelleke
Cwond is.
FIets wa as
Cwater
Gvur ’n
Cplant is, iets wa ut
Amleven
Gzelf be
Ckant is.
CIets wa de
Amvrede
Ghee be
Cgrepen,
Fdie ’ne steen hee
Guitge
Cslepen.
FDur de
Cjaoren
Gen de
Cwind, iets wa be
Amgint en
Gweer be
Cgint.
CIets wa-t-oe
Amnie zal
Gwillen
Cdwingen
Fvals of zonder
Gzin te
Czingen.
FIets wa mu
Cziek is
Gin oew
Coren, iets wa ’t
Amhart (nog) nie
Ghee ver
Cloren.
C’k Zou ’t oe
Amgere
Gwillen
Cgeven,
Fal da schoons vur
Ghul oew
Cleven.
FAl da
Ckleins (fijns) en
Gal da
Cgroots, mar wordt oew
Amleven
Gdan nie
Cdoods?
CZou de
Amzin van
Ghul oew
Cleven:
Fte verliezen
Gen te
Cgeven,
Faalt te
Ckomen,
Gsoms te
Cgaon, dur zo’n
Amgift blij
Gven be
Cstaon?
CZou-t-er
Amdan iets
Gover
Cblijven
Fum te kanke
Gren, te
Ckijven,
Fum te
Cvinden,
Gkwijt te
Craken, um ka
Ampot of
Ggoed te
Cmaken?
C’k Wou in de
Amstad nie
Glanger
Cblijven, ik
Fben dit liedje
Gop gaan
Cschrijven.
F’k Wil ’t oe
Cgeven,
Gmee mijne
Czegen: veul zon en
Amop z’nen
Gtijd wa
Cregen.
zo heerlijk rustig •
Wim Sonnevelt? / M Kurt Weil
CHeel alleen aan het strand, lekker lui in het zand, zo heerlijk
G7rustig.
Met je hoed heel gracieus, op de punt van je neus, zo heerlijk Crustig.
Er kwam een bootje G7over zee, dat nam al je mi
Csere mee.
En je ligt heel alleen, alles is om je heen, zo C7heerlijk
Frustig.
Er klinkt een mondharFmmonica, die
Cspeelt do re mi
D7fa sol la.
G7Tralali tralala, zo heerlijk
Crustig,
G7ja
Cja.
CEn een deuntje ontstaat in dezelfde maat, zo heerlijk
G7rustig
’t heeft een heel eigen taal en het klinkt allemaal, zo heerlijk Crustig
De man met de G7mondharmonica, de kinderen
Cmet hun pa en ma
En de golven op zee, deinen rustigjes mee, zo C7heerlijk
Frustig
en in de lucht daar Fmdrijven al, wat
Cwitte wolkjes
D7in het blauw.
G7niet te gauw niet te gauw, maar heerlijk
Crustig,
G7ja
Cja.
CEn heel stil heel tevree, zakt de zon in de zee, zo heerlijk
G7rustig
zet de lucht en het zand, in een laaiende brand, zo heerlijk Crustig
en plotseling G7zwijgt de muzikant, de kinderen
G7zitten hand in hand
maar de zee ruist nog voort, dat is al wat je hoort, zo C7heerlijk
Frustig
De mensen blijven Fmeven staan, voor
Cdat ze weer naar
D7huis toegaan.
G7en ze zuchten voldaan, wat was dat
Crustig
G7ja
Cja.
zuiderzeeballade Sylvain Poons & Oetze VerschoorWilly van Hemert ™ Joop de Leur
COpa, kijk ik vond op zolder, een
Ffoto van een oude boot.
C
G7Is dat nog van voor de polder,
C
D7van die oude vissersvloot?
G7
CJochie dat is een gelukkie,
Fik was dat prentje jaren kwijt.
C
G7Ik heb nou weer een heel klein stukkie,
C
D7van die goeie ouwe tijd.
G
Daar is het Cwater, daar is de
Chaven,
C
waar je altijd G7horen kon: ‘We gaan aan boord.’
C
De voerman laat er nu paarden Fdraven,
C
en aan de G7horizon, ligt (leidt) Emmeloord.
C
Eens ging de Fzee hier tekeer, maar die
Ctijd komt niet meer (weer).
D7Zuiderzee heet nu IJsselmeer.
G7
Een tractor Cgaat er nou
Fgreppels graven,
C
’k zie tot de G7horizon, geen schepen meer.
C
CKijk, die jongeman ben ikke. Ja,
Fikke was de kapitein.
C
G7Hiero, en die grote dikke,
C ja,
D7dat moet malle Japie zijn.
G7
COpa en die blonde jongen, voor
Faan bij de fokkeschoot.
C
G7Opa, zeg nou wat... Die jongen,
C
D7is je ome die is dood.
G
In ’t diepe Cwater, ver
Fvan de haven,
C
in die noG7vembernacht, voor twintig jaar.
C
Door ’t brakke water is hij beFgraven,
C
als ik nog G7even wacht, zien wij elkaar.
C
Toen ging de zee zo teFkeer in een
Crazend verweer.
D7Ongestraft slaat niemand haar neer.
G7
Nu jaren Clater hier
Fpaarden draven,
C
zie ik de G7hand en macht van onze Heer.
C
Waar is het Cwater, waar is de
Chaven,
C
waar je altijd G7horen kon: ‘We gaan aan boord.’
C
De voerman laat er nu paarden Fdraven,
C
en aan de G7horizon, ligt (leidt) Emmeloord.
C
Eens ging de Fzee hier tekeer, maar die
Ctijd komt niet meer (weer).
D7’t Water ligt (leidt) nou achter de dijk.
G7
Waar eens de Cgolven het
Fland bedolven,
C
golft nu een G7halmenzee (gouwe zee), de oogst is rijp.
C
NIEUW NOUVEAUTITEL / TITRE TITEL / TITRE
als de liefde ik wil met je lachen weet je nog? er hangt een paardenhoofdstel aan de muurlage landen liefde is een werkwoord op straat de weg wensen het is altijd lente in de ogen van de tandartsassistentebloemen te lang niemand ritme van de regen cis verdonk zuiderzeebalada zegen hee goade mee limburg liefde november