Najaar 2015 #m2015 #M2015krant 3e uitgave

20
#M2015KRANT Simone houdt van koempels Domaniale Zie pag. 4 DÍT IS HET JAAR VAN DE MIJNEN Dit is een uitgave van Stichting Jaar van de Mijnen 2015 / #M2015 / Bongerd 18, 6411 JM Heerlen, 045 - 560 48 15 / [email protected] najaar 2015 Sergej filmde ´mijnstreek-jongeren´ Zie pag. 7 Ine en Hans: hart voor cultuur Zie pag. 11 Het Jaar van de Mijnen is een initiatief van gemeente Heerlen en wordt mede mogelijk gemaakt door de Provincie Limburg samen met 14 gemeenten en tal van maatschappelijke partners uit Nederland en de Euregio Maas-Rijn. Foto Nico Jesse, begin jaren ‘50 in opdracht van de directie van de Oranje Nassau-mijnen. Een aantal vermoeide mijnwerkers bij de schachtlift wacht op hun ‘trek’.

description

Het Jaar van de Mijnen 2015 #M2015 is een initiatief van gemeente Heerlen en wordt mede mogelijk gemaakt door de Provincie Limburg samen met 14 gemeenten en tal van maatschappelijke partners uit Nederland en de Euregio Maas-Rijn.

Transcript of Najaar 2015 #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Page 1: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

#M2015KRANT

Simone houdt van

koempels Domaniale

Zie pag. 4

DÍT IS HET JAAR VAN DE MIJNEN

Dit is een uitgave van Stichting Jaar van de Mijnen 2015 / #M2015 / Bongerd 18, 6411 JM Heerlen, 045 - 560 48 15 / [email protected]

najaar 2015

Sergej filmde

´mijnstreek-jongeren´

Zie pag. 7

Ine en Hans:

hart voor cultuur

Zie pag. 11

Het Jaar van de Mijnen is een initiatief

van gemeente Heerlen en wordt mede

mogelijk gemaakt door de Provincie

Limburg samen met 14 gemeenten en

tal van maatschappelijke partners uit

Nederland en de Euregio Maas-Rijn.

Foto Nico Jesse, begin jaren ‘50 in opdracht van de directie van de Oranje Nassau-mijnen.

Een aantal vermoeide mijnwerkers bij de schachtlift wacht op hun ‘trek’.

Page 2: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Transitie en zelfvertrouwen Eigenlijk mag ik het woord ´transitie´ niet zo. Dit hoort thuis

in het vocabulaire van ambtenaren en architecten die het ook

hebben over ´de urbane ruimte´ indien ze de stad bedoelen en

koffie drinken bij de buren omschrijven als ´sociale cohesie´.

De uitdrukking ´transitie als traditie´ hoor ik regelmatig opdui-

ken als gesproken wordt over de Limburgse mijnstreek. Nu is

dat dan eigenlijk tóch raak geformuleerd. Als er één regio in

Nederland is, die permanent in veel opzichten aan transitie,

verandering onderhevig is, dan is het deze wel. Vooral dank zij

de snelle opkomst en nog snellere teloorgang van de steen-

koolindustrie.

Een agrarische gemeenschap, bestaand uit gemoedelijke

boerendorpjes, veranderde binnen enkele decennia in een

industriële omgeving. Een explosieve bevolkingsgroei ging

daarmee gepaard, alsook een internationalisering. De mijnen

zogen immers arbeidskrachten uit andere delen van Nederland

en het buitenland aan. De mijnsluitingsrede in 1965 door Joop

den Uyl beukte stevig tegen de fundamenten van Zuid-Lim-

burg en zware jaren dienden zich aan. Werkloosheid, sociale

ellende en vooral geknakt zelfvertrouwen dat van generatie op

generatie werd overgedragen. Wederom wijzigde de aanblik

van steden en buitengebieden. Mijnterreinen werden opge-

ruimd. Woonwijken, recreatiegebieden en kantoorkolossen

namen de opengevallen plekken in. Chemie, diensten, zorg,

onderwijs. Daar werd op ingezet. En nu dan ook op ´nieuwe

energie´ als bijvoorbeeld het benutten van het warme water

in de mijngangen en ´data en informatie´. In het Jaar van de

Mijnen, een halve eeuw na de ´Mijnnota´ wordt de balans op-

gemaakt en gekeken naar kansen voor de toekomst. Nu blijkt

dat de verbleekte trots door jonge en oudere generaties weer

danig wordt opgeboend. Zij verbeelden het thema ´mijnen´

spontaan op creatieve wijze, via muziek, tatoeages, muurschil-

deringen, poëzie en theater. Ook hier dus: ´nieuwe energie´.

Mooi dat die trots weer opduikt, want het is lastig vooruit

komen zonder zelfrespect. Ik denk dat daar ook de belang-

rijkste ´transitie´ vandaan moet komen. Voordat Den Uyl naar

Heerlen kwam, boden mijndirecteur, pastoor en burgemees-

ter werk, huisvesting, zorg en ontspanning. Dat viel allemaal

weg. Tienduizenden bleven achter als weeskinderen die alleen

wisten te luisteren en opdrachten uit te voeren, maar niet

voor zichzelf konden opkomen. Diverse geïnterviewden die in

deze krant aan het woord komen haken daarop in. Zo zegt de

Amsterdamse socioloog Bert Breij: “De mijnen en mijnwerkers

werden afgeserveerd. Als op zo´n manier met de eeuwenou-

de scheepsbouwindustrie om was gegaan, dan hadden we in

Nederland een revolutie gekregen!” En Hans Gubbels, directeur

van Museumplein Limburg: “De mensen waren hier veel min-

der gewend om voor zichzelf te denken. Voor hen was vroeger

veel geregeld. Die houding werd uiteindelijk onderdeel van

de cultuur. Men was erg volgend en niet gewend zelf initiatief

te nemen.” Om er meteen aan toe te voegen: “Hier heerst de

kracht om wat tot stand te brengen. Zo van: `Moeten we 1000

meter de grond in? Nou, dan doen we dat!´ Alleen, alles werd

ingekaderd. Je moest enkel maar doen wat je opgedragen

kreeg. Tegenwoordig wordt echter een beroep gedaan op

zelfredzaamheid, dat mensen zelf hun wijk mogen inrichten

bijvoorbeeld.”

Inderdaad. Bij de in de jaren ´70 ingezette operatie ´Van Zwart

naar Groen´ bepaalde een handjevol ´hoge heren´ wat er

diende te gebeuren. Anno 2015 wordt aan de bewoners van

de regio gevraagd wat zij zèlf willen. De voormalige mijnstreek

heeft te kampen met krimp, vergrijzing en werkloosheid.

De IBA, Internationale Bau

Ausstellung wil oplossingen aan-

dragen en riep de bevolking op

met ideeën te komen. Jo Coenen,

curator van IBA Parkstad was

verrast door het grote aantal

van 300 voorstellen.Dit lijkt een

veelbelovende transitie van ´Och,

de hoge heren doen toch wat ze

willen.´ naar ´Zeg, luister eens

even. Ik heb een goed plan!`.

Maarten Brorens

Uitgave: Stichting Jaar van de Mijnen, Postbus 1, 6400 AA Heerlen, [email protected] ,

045 - 560 48 15 Redactie: Maarten Brorens Grafisch ontwerp: Groenergras / Aline Ploeg

Foto’s: Luc Lodder, Fabian de Kloe, Arnaud Nilwik, Roger Cremers, Foto-archief DSM, Nederlands Fotomuseum

Druk: Rodi Diemen Verspreiding: diverse plekken in Zuid-Limburg Oplage: 10.000 stuks

Colofon

Foto: Luc Lodder

AGENDA

Dit is slechts een selectie uit de agenda; wekelijks komen er nieuwe evenementen bij.

Kijk voor méér evenementen, het meest actuele overzicht op: www.M2015.nl

(en volg #m2015 ook op facebook en twitter).

T/m zondag 27 september

* Expositie 200 JAAR “HOLLENDSJE KOEL” , 200 jaar

Domaniale Mijn Kerkrade - Foto’s, schilderijen,

filmbeelden, en unieke archiefstukken in Abdij Rolduc,

Kerkrade.

Zaterdag 19 september

* Opening foto-expositie Werner Mantz in de mijnstreek.

Voormalige stadsgalerij, Collectors House, Heerlen;

samengesteld door gastcurator Flos Wildschut op initiatief

van SCHUNCK* ism Stichting (Erven) Werner Mantz. t/m

25 oktober 2015.

Zondag 20 september

* Koempelmis herdenkt mijnwerkers Laura en Julia,

parochiekerk St. Antonius van Padua, Beersdalsweg,

Heerlen.

* Buurtfeest 100 jaar Mariarade & presentatie

Miniatuurmijn, Heerlen.

Dinsdag 22 september

* Lezing ‘De mijnbouw en de mijnwerkers in Limburg” -

dr. Willibrord Rutten (hoofd onderzoek Sociaal Historisch

Centrum voor Limburg), Geschied- en Oudheidkundige

Kring Venray. De Kemphaan, Kennedyplein, Venray.

Donderdag 24 september

* Zuid-Limburg na de mijnsluitingen - dr. Sjeng Kremers.

Lezing Studium Generale, Universiteit Maastricht

T/m dinsdag 29 september

* Tentoonstelling expressiegroep De Ruif - MIJNshop,

Heerlen.

Zaterdag 26 en zondag 27 september

* Landgraaf Bruist concertreeks, winkelcentrum

Op de kamp, Landgraaf. Diverse muziekkorpsen en koren,

o.a. Fanfare Barbara GA, Harmonie Laura, Harmonie

St. Michael.

Zaterdag 26 september

* Mijnwerkersdag Mijndepot, THOR Park,

André Dumontlaan, Waterschei, Genk.

* Dag van de Chemie 2015, Chemelot, Geleen. Open dag

diverse bedrijven, oa Chemie Limburg: Route 1 - Intertek;

Route 2 - Haven van Stein; Route 3 - Site tour (stopplaat-

sen ChemMarket, Brightlands Chemelot Campus).

Zondag 27 september

* Première documentaire MijnstreekComplex -

Sergej Kreso. Nederlands Film Festival, Utrecht.

* Joepe treffen, presentatie Miene Joep,

Kirchroa Jeet Plat 2015, Kerkrade.

T/m zondag 15 november

* Expositie ‘Steenkolenmijn Valkenburg, bijna 100 jaar

mijngeschiedenis’ Museum Land van Valkenburg,

Valkenburg.

Dinsdag 29 september t/m donderdag 1 oktober

* 3 Digitale Dagen 2015, Heerlen - Genk - Aken.

Zaterdag 3 oktober

* Wilhelminaberg Trappenmarathon, diverse afstanden.

De zwaarte marathon van Nederland, de steenberg in

Landgraaf op, en af.

Woensdag 7 oktober

* Mijnwerkerscultuur. Het alledaagse leven in de mijn-

streek; de mijnen in de beeldende kunst ~ Drs. Jac van

den Boogard (historicus, Sociaal Historisch Centrum voor

Limburg - SHCL), 1e lezing in collegereeks De Mijnen door

Studium Generale Maastricht, Maastricht University.

Donderdag 8 oktober

* Koning Willem-Alexander en Koningin Máxima bezoeken

de Mijnstreek in Limburg, Kerkrade, Heerlen en Geleen.

Tijdens het streekbezoek staat de transformatie van

Limburg van de mijnen naar een toekomst vol

economische mogelijkheden centraal. Vijftig jaar na de

aankondiging van de mijnsluiting viert de voormalige mijn-

streek tijdens het Jaar van de Mijnen 2015 haar verleden,

heden en toekomst.

Zaterdag 10 oktober

* Wandeling “De graven” westelijke mijnstreek,

Sweikhuizen, vanaf Gasterie de Bokkereyer.

Zondag 11 oktober

* Koempelconcert door de Fanfare Sint Caecilia van

Guttecoven & Henk Steijvers

Zondag 18 oktober

* Koempelmis Laura, Heerlen; met zanger en tekstschrijver

Paul van Loo, parochiekerk St. Antonius van Padua,

Beersdalsweg, Heerlen.

* Het Geluk van Limburg - Marcia Luyten, boekpresentatie.

Marcia Luyten, Jack Vinders en andere gasten zorgen voor

een geanimeerde middag met gesprekken, interviews en

muzikale intermezzo’s.

Woensdag 21 oktober

* Lichtfossielen. Kijken naar foto’s uit het mijnverleden

(Em. prof. dr. Wiel Kusters, dichter en literatuurwetenschap-

per UM), 2e lezing in collegereeks De Mijnen door Studium

Generale Maastricht, Maastricht University, Maastricht.

Donderdag 22 oktober

* Verbey / Lumen ad Finem Cuniculi (Wereldpremière) &

Mahler, philharmonie zuidnederland, Parkstad Theater.

* KOEMPELS, expositie FramerFramed/Schunck* met

Bas de Wit, Keetje Mans, Joan van Barneveld, Hadassah

Emmrich, Fons Haagmans, Rik Meijers, Sidi el Karachi,

Tolhuistuin, Amsterdam (t/m 6 december).

Donderdag 22 & vrijdag 23 oktober

* (G)ruis, Cultuurhuis Heerlen, dans- en muziekvoorstelling.

Vrijdag 23 oktober

* Opening van C-City - Continium, Kerkrade. C-City wordt

een plek waar kennis en verwondering over wetenschap,

technologie, design en onze aarde bij elkaar komen en

waar verleden, heden en toekomst elkaar vinden.

Maandag 26 oktober

* Lezing “kolonie en kolonie, steenkolenmijnen in Limburg

en Indië” door dr. Ben Gales, Stichting Werkgroep

Informatie Mijnbouw (W.I.M.), Savelsbergklooster, Heerlen.

Zaterdag 31 oktober

* Mijnkoren in de nieuwe Brikke-Oave in Brunssum. O.a.

Rumpens Mannenkoor, KKM St. Lambertus uit Kerkrade,

het mannenkoor van Sabic en diverse gastoptredens.

Zondag 1 november

* Mama’s Pride presenteert laatste concert Carboon en een

nieuwe langspeelplaat in Hanenhof Geleen.

Dinsdag 3 november

* Boekrelease van “Nonk Theo en de Mijnen” van journalist

Ferdi Schrooten.

Woensdag 11 november

* Het Koelhollendsj van vroeger en het Huillands van nu

(Prof. dr. Leonie Cornips, taalkundige, UM en Meertens

Instituut Amsterdam), 3e lezing in collegereeks De Mijnen

door Studium Generale Maastricht, Maastricht University.

Donderdag 12 november

* Groenten uit Heerlerheide, toneelstuk in Cultureel-

centrum Corneliushuis toneelstuk Heerlen.

Zondag 15 november

* Koempelmis Willem Sophia; met het jeugdorkest van

de fanfare Sint Cecilia uit Ubachsberg, parochiekerk

St. Antonius van Padua, Beersdalsweg, Heerlen.

Maandag 16 november

* “Auw Kolonie” - lezing Karin Cedzijnski over haar Poolse

vader, bij Heemkundeverening Geleen.

Woensdag 25 november

* Herkomst, werving, mobiliteit en binding van mijn-

werkers in Limburg (Dr. Serge Langeweg, historicus,

Museum Continium Kerkrade), 4e lezing in collegereeks

De Mijnen door Studium Generale Maastricht, Maastricht

University, Maastricht.

Zaterdag 28 t/m zondag 29 november

Wereldmuziekkoor Sophie’s Voice gaat ‘Ondergronds’,

Cultuurhuis Heerlen.

Zondag 29 november

* The Miners’ Hymns & Koel, Abdij Rolduc, Kerkrade.

Page 3: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Hans Gubbels ontvangt Máxima en Willem-Alexander op innovatief Museumplein Limburg

“IN DE ZUID-LIMBURGSE MIJNSTREEK HEERST DE KRACHT OM WAT TOT STAND

TE BRENGEN.” Als werktuigbouwkundige in dienst van een bouwer van pretpark-attracties, als baas van zijn eigen bedrijf

dat gespecialiseerd was in tentoonstellingsbouw reisde hij veel. “Ik heb heel wat van de wereld gezien,

maar zag weinig streken waar zoveel potentie in zit als de Zuid-Limburgse mijnregio. Hier heerst de kracht

om wat tot stand te brengen. Zo van: `Moeten we 1000 meter de grond in? Nou, dan doen we dat!´”

In 2004 werd Hans Gubbels aangesteld

als directeur van het Kerkraadse museum

dat toen nog Industrion heette. Hij vond

dat de power, de drang tot innovatie en

vooruitgang in deze regio wat nadrukkelijk

aan bod zou moeten komen. Het vroegere

Industrion, waarin opgenomen de mijn-

collectie van het voormalige Mijnmuseum

op Rolduc, is niet meer. De naam althans.

Uit oogpunt van marketing werkte deze

volgens Hans niet. “Het wekte associaties

op aan een industrieterrein. Verder was

het een mooi, maar statisch museum. We

wilden meer de nadruk leggen op hoe

de mens zijn wereld maakt, gebruikt en

ontwikkelt. Dat is een continue proces en

daarom werd het Continium.”

Die nieuwe formule bleek blijkens toe-

genomen bezoekersaantallen succesvol,

maar de ambities binnen de muren van de

naast station Kerkrade-Centrum gelegen

publiekstrekker bleken groter. Hans en

zijn medewerkers ontwikkelden plannen

om het museum nadrukkelijker neer te

zetten als een instituut van nationaal

en grensoverschrijdend belang. Dat

resulteerde - na een langdurige

ontwikkel- en bouwperiode - in drie aparte

musea, die gezamenlijk in oktober worden

opengesteld als Museumplein Limburg.

In Continium discovery center staat met

name voor de jeugd technologie centraal.

Verder is er Cube design museum waar

productontwikkeling in samenwerking met

studenten aan bod komt. Columbus earth

theater stelt bezoekers onder meer in staat

virtueel middels Europa´s grootste projec-

ties de aarde vanuit de ruimte te bekijken,

maar ook kan men er zo via pijlers weer

de Limburgse mijnen in.

Hans: “Op deze wijze hopen we op een

nog meer aantrekkelijke wijze verleden,

heden en toekomst te kunnen duiden.”

Opening door koninklijk paar

Koning Willem-Alexander en

koningin Máxima bezoeken op

8 oktober de voormalige Limburgse

mijnstreek. Onder meer gaan zij

naar Kerkrade en openen daar

officieel Museumplein Limburg.

Voor het publiek zijn de drie musea

vanaf 24 oktober geopend.

Hans Gubbels is geboren in Roermond als

zoon van een uit Gelderland afkomstige

douanebeambte en zijn moeder kwam

uit Koningsbosch. Later verhuisde hij via

Weert naar Ittervoort, waar hij nog steeds

woont met zijn gezin. Van de mijnen

wist hij nauwelijks iets, maar in het

afgelopen decennium spijkerde hij zijn

kennis behoorlijk bij en constateerde ook

dat weinig zichtbare herinneringen reste-

ren. Bovengronds is inderdaad nauwelijks

iets overgebleven van de steenkool-

industrie.

Hans blikt echter alweer vooruit:

“Ruim tachtig procent is behouden,

ondergronds. De gangen zijn er nog,

de machines, heel veel is daar achter-

gebleven. Een compleet museum. Wellicht

dat we later middels camera´s of kleine

submarines alles weer zichtbaar kunnen

maken.” Hans ziet een positieve kente-

ring in een gedurende de mijnperiode

gekweekte mentaliteit die nog lang heeft

doorgewerkt in gedrag en werkhouding

van de bevolking. “De mensen waren hier

veel minder gewend om voor zichzelf

te denken. Voor hen was vroeger veel

geregeld en verzorgd. Die houding werd

uiteindelijk onderdeel van de cultuur.

Men was erg volgend en niet gewend

zelf initiatief te nemen. Tegenwoordig,

middels burgerparticipatie wordt echter

een beroep gedaan op zelfredzaamheid,

dat mensen zelf hun wijk mogen inrichten

bijvoorbeeld.” Hans hoopt dat die ontwik-

kelingen doorzetten, zodat de trots verder

versterkt. “Dat naar binnen gekeerde, dat

moet verdwijnen en plaatsmaken voor het

besef dat we hoog op de ladder staan. Het

echte mijnverleden ligt in de gezamenlijke

kracht. Die moet nóg sterker en internati-

onaler worden. Na het proces ´van zwart

naar groen´ werd vaak geroepen `Ze heb-

ben onze identiteit weggehaald!`. Volgens

mij is dat niet zo, want de identiteit, dat

zijn de mensen zelf.”

“Het echte mijnverleden ligt in de gezamenlijke kracht. Die moet nóg sterker en internationaler worden.”

Onder meer hydraulische stempels, gebruikt om mijngangen te stutten, bevinden zich in de collectie van Museumplein Limburg. Foto: Luc Lodder

3

Page 4: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Simone Claessens enthousiast vrijwilligster van Schacht Nulland

“KINDEREN KUNNEN ZICH HET LEVENONDERGRONDS MOEILIJK VOORSTELLEN.”

Je hoeft een oud-mijnwerker maar ´aan´ te zetten en hij vertelt onafgebroken de ene

anekdote na de andere over zijn tijd ´op de koel´. Over het harde

werken, de gevaren en vooral de kameraadschap ondergronds.

De laatste restjes kolengruis van de

Zuid-Limburgse mijnen waren al jaren

eerder weggepoetst, toen in Kerkrade be-

gin jaren negentig Simone Claessens - als

vrijwilligster werkzaam in Schacht Nulland

- geboren werd. Ze zag de schachtwielen

niet draaien, laat staan dat ze honderden

meters onder het maaiveld het ´zwarte

goud´ heeft gedolven. Als vrouw had ze

trouwens geen kans gemaakt. Mijnwerken

was een mannenzaak. Toch, als je het

enthousiasme proeft waarmee ze erover

praat, zou je zweren dat ze het allemaal

heeft meegemaakt.

Thuis kreeg ze hooguit wat verhalen. “Een

van mijn opa´s werkte op de Staatsmijn

Wilhelmina in Terwinselen, maar toen hij

overleed was ik pas zes jaar. Mijn vader

speelde als kind na de sluiting van de

Domaniale vaker op het verlaten mijn-

terrein. Hij vertelde me wel eens dat als

je daar een steen in een plas gooide, er

ratten uit sprongen.”

De passie voor het mijnverleden heeft

Simone ongetwijfeld overgenomen van

oud-koempels van de Domaniale Mijn in

Kerkrade. Verschillende van hen hebben

de Schacht Nulland ingericht als museum

en leiden daar nu gretig bezoekers rond,

die dus toelichting uit de praktijk krijgen.

Simone: “Tijdens mijn lerarenopleiding

geschiedenis had ik als bijvak ´cultureel

erfgoed´ en in verband daarmee liep ik

hier in Kerkrade stage bij Discovery Center

Continium. Schacht Nulland is een depen-

dance van het Continium en ze zeiden

tegen mij: ´Ga daar maar eens naar toe.´

Ik ben gaan lezen over het mijnverleden

en vooral van de koempels heb ik veel

opgestoken. In de loop der tijd heb ik ze

allemaal beter leren kennen. Zeg maar

gerust dat ik van ze ben gaan houden. Dus

toen ze me na mijn afstuderen vroegen of

ik hen wilde helpen met de publiciteit,

zei ik meteen ja. Ik hou onder meer de

Facebook-pagina en de website bij en

leidt ook bezoekers rond.”

De groepen bestaan regelmatig uit

basisschooljeugd. “Het gevoel dat ik zelf

ook had, namelijk dat het moeilijk voor te

stellen is hoe het leven ondergronds was,

dat kom ik nu ook tegen bij die kinderen.

Ik laat ze een film zien en van de koem-

pels krijgen ze het nodige te horen, maar

of ze zich alles levensecht realiseren,

weet ik niet. Daarvoor zouden ze eigenlijk

daadwerkelijk ondergronds moeten gaan,

bijvoorbeeld bij de Blegny-mijn in België.”

Een jaar lang doceerde Simone aan het

Grotiuscollege in Heerlen. “In de school-

boeken komt de mijngeschiedenis niet

voor en ik had me aan het lesprogramma

te houden. Maar toen we bij de Industriële

Revolutie en de kinderarbeid terecht

kwamen, kon ik toch een link maken naar

de Limburgse mijnen. Daar werden in

de beginperiode ook kinderen ingezet.

De leerlingen raakten erg betrokken en

kwamen met verhalen over opa´s die

mijnwerker waren, ze namen allerlei

mijnattributen mee en lieten op hun

mobieltjes foto´s zien van mijnwagentjes

die ze in voortuintjes hadden gefotogra-

feerd. Een meisje vertelde me dat ze er

nu achter was gekomen dat ze in een

mijnkolonie woont.”

Zou de Domaniale nog in bedrijf zijn

geweest, dan had deze, uitgerekend nu

in het Jaar van de Mijnen, als oudste mijn

van Europa het 200-jarig bestaan kunnen

vieren. De `Hollendsje Koel´ werd namelijk

in 1815 opgericht als voortzetting van de

Franse gouvernementsmijnen Mines

Domaniales. Echter, in 1969 kwamen de

laatste kolen naar boven. Alles werd

gesloopt, alleen het markante schacht-

gebouw in Nulland bleef bestaan. Daar

wordt sinds kort niet enkel teruggekeken

naar het verleden, maar ook liefdevol de

blik gericht op de toekomst. Simone: “Dit

is nu officieel een trouwlocatie. Hier is al

een Kerkraads stel in de echt verbonden,

omgeven door koempels in vol ornaat!”

Zie ook:

www.schachtnulland.nl

Koempels van De Domaniale is ook op

Facebook te vinden.

“Ik ben gaan lezen over het mijnverleden en vooral van de koempels heb ik veel opgestoken. In de loop der tijd heb ik ze allemaal beter leren kennen.

Zeg maar gerust dat ik van ze ben gaan houden.”

Simone Claessens voelt zich thuis tussen de oud-koempels. Foto: Arnaud Nilwik

Koninklijk paar bezoekt

Schacht Nulland

Koningin Máxima en koning

Willem-Alexander bezoeken

op donderdag 8 oktober de

Zuid-Limburgse mijnstreek.

Ze bezoeken Heerlen, Geleen en

gaan naar Kerkrade en worden

onder meer door oud-koempels

rondgeleid in Schacht Nulland.

4

Page 5: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Mijnwerkerszoon en zanger/accordeonist Rocco Granata:

“MIJNWERKERS KREGEN GÉÉN APPLAUSNA EEN DIENST MET VUIL EN ZWAAR WERK.”

Twee Zuid-Italianen van twee generaties met een deels identieke achtergrond:

de mijnindustrie bracht hen naar België, maar beiden namen de weg die hun warm kloppend hart hen wees.

Zowel Rocco Granata (77 jaar) als Michel Bisceglia (45 jaar) kozen op jonge leeftijd voor de muziek.

“Mijn vader, Salvatore wist niet eens wat

kolenmijnen waren”, zo weet Rocco nog.

In zijn geboortestreek Calabrië hingen

overal wervende plakkaten waarmee jonge

mannen werden opgeroepen mijnwerker

te worden. “Hij wilde een jaar naar België

om met het verdiende geld de familie-

smederij te kunnen vergroten. In 1948

stapte hij op trein. Hij kwam er al snel

achter wat het werk onderin betekende.

Toen hij zijn pakje met brood openmaakte

zat het vol kolengruis. Maar Italianen

kunnen niet alleen zijn, dus al heel snel liet

hij ons ook overkomen naar Waterschei.

En daar zijn we gebleven.”

Rocco, zijn moeder en zus merkten direct

dat papà het werk in de mijn absoluut

niet leuk vond. “Hij had het wel vaker over

een ´hondenberoep`. Als hij thuiskwam

was hij vaak slecht geluimd. We hadden

geen deurbel, dus daarom bonkte hij met

het fietswiel tegen de voordeur en smeet

daarna de fiets tegen de muur.” Rocco’s

vader was niet de enige Italiaan die met

tegenzin naar de mijn ging. “Ik weet dat

er verschillende waren die na een paar

dagen in de mijn meteen terugkeerden

naar Italië.”

Vader Granata zag voor zijn zoon Rocco

een carrière als professioneel muzikant

niet zitten. Dat zou volgens hem alleen

maar een toekomst vol armoede beteke-

nen. Rocco dreef echter zijn zin door en

behaalde in 1959 wereldfaam met het

vrolijke nummer ´Marina´. “Onder in de

mijn kreeg mijn vader een ongeval. Hij

raakte met zijn been tussen twee kolen-

wagens beklemd. Na een operatie had

hij last van hoofdpijn en fluittonen in zijn

oren waardoor hij niet meer kon werken.

Zijn contract bij de mijn werd stopgezet en

ons gezin moest ook het huurhuis van de

mijn verlaten. Toen hadden ze de keus:

óf naar de barakken óf terug naar Italië.

Gelukkig verdiende ik toen inmiddels dank

zij ´Marina´ behoorlijk en kon voor mijn

ouders een huis kopen en inrichten.”

“Mijnwerker is een slavenberoep”, con-

stateert Rocco. “Voor ons artiesten wordt

na elk optreden geklapt. We leven in luxe,

maar mijnwerkers kregen géén applaus na

een lange dienst met vuil en zwaar werk.

Een oom van mij had erg last van stof-

longen, hij kreeg nauwelijks lucht. Terug

in Italië schoot hij zichzelf dood. Hij kon

gewoon niet meer.”

Ondertussen knikt Michel regelmatig. Hij

herkent de verhalen. “Mijn vader werkte

in Italië bij een houtverwerkingsbedrijf en

mijn moeder bij een boerenfamilie. Daar

mocht ze mee-eten en dat was haar loon.

Armoede lag op de loer toen de oogst

mislukte en op aanraden van familie in

Luik, die deels in de mijnen werkte, gingen

zij naar België, Zwartberg-Genk. Mijn vader

vond werk in de houtindustrie. Mijn broer

ging later nog zo´n jaar of tien naar de

mijn, maar ik had daar absoluut geen

zin in.”

Michel ontwikkelde zich tot gewaardeerd

jazzpianist, componist, arrangeur en

producer. “In 2000 maakte ik voor het eerst

een optreden van Rocco mee. Ik vond

het indrukwekkend te zien hoe hij

de hele zaal inpakte.”

Er ontstond een stevige vriendschap

en nauwe samenwerking tussen de

twee Italiaanse Belgen. Onder meer

produceerde Michel in 2007 het 68e album

van Rocco: ´Paisellu Miu´.

Een jaar eerder werkte Rocco mee aan een

verzamel-CD ´Mineworks´. “Mijn bijdrage

zie ik als een eerbetoon aan alle

mijnwerkers, maar vooral mijn oom en

mijn vader!”

“Maar Italianen kunnen niet alleen zijn, dus al heel snel liet hij ons ook overkomen naar Waterschei. En daar zijn

we gebleven.”

Foto: Luc LodderTwee Italiaanse vrienden, twee generaties met ieder een ´mijnverleden´. Foto: Luc Lodder

5

Page 6: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Bisschop Frans Wiertz was kapelaan in ´koeldörp´ Schaesberg:

“TIJDENS DE MIJNSLUITINGEN ZAG IK DAT GEZINSLEVENS TOTAAL

ONTWRICHT WERDEN.”Het mijnsluitingsproces was in volle gang, toen in 1968 de pas gewijde priester Frans Wiertz benoemd werd tot kapelaan van de

Schaesbergse parochie HH Petrus en Paulus. Op zijn eerste post in dienst van de Heer werd hij jarenlang geconfronteerd met de gevolgen

van het regerings-besluit uit 1965: “Schaesberg was een echt ´koeldörp´. Uiteindelijk waren er straten waar zelfs tachtig procent van de

gezinshoofden thuis zat. Vaak gezonde, vitale mannen waarvan velen al rond hun 47e met pensioen werden gestuurd. Doorgaans bemoeiden

zij zich dan overal mee. Ik deed veel aan huisbezoek en merkte dat er behoorlijk wat druk op relaties stond, dat gezinslevens totaal ontwricht

werden. Ik voelde de machteloosheid en schreef, ik meen in 1974, een brief aan toenmalig gouverneur Sjeng Kremers.

Dat hij voor werkgelegenheid zou moeten zorgen.”

“Wij hadden geen ´tools´ meer, konden

alleen maar signaleren”, zo verklaart Wiertz,

sinds 1993 bisschop van Roermond, en

duidt daarmee op het feit dat de kerk

inmiddels buitenspel stond.

De tijden waarin de mijnbazen in nauwe

samenwerking met de kerkelijke gezag-

hebbers de dienst uitmaakten was voorbij.

De directies waren gebaat bij arbeidsrust

en de Katholieke Kerk was een trouwe

bondgenoot in de strijd tegen het

oprukkende en actievoerende socialisme.

Wie naar de mijnschool wilde, diende bij

de pastoor een ´bewijs van onbesproken

gedrag´ af te halen. Wie regelmatig ver-

zuimde naar de kerk te gaan, werd op de

mijn bij de baas op het matje geroepen!

Nu waren deze ontwikkelingen niet

exclusief voor de Mijnstreek. De opdeling

van het verzuilde Nederland in katholieke,

protestante en socialistische groepen hield

tot in de jaren zestig stand. Dus werden

mijnwerkers geacht lid te zijn van een

katholieke bond. Bisschop Wiertz: “In 1954

brachten de Nederlandse bisschoppen nog

een zogeheten mandement uit waarin

katholieken werd verboden lid te zijn van

een socialistische vakbeweging.

Ook mocht men geen socialistische pers

lezen of naar de VARA luisteren. Dat alles

op straffe van het onthouden van de

sacramenten. Dit waren beslist laatste

stuiptrekkingen en in 1965 werd het

formeel weer ingetrokken.” Ruim een eeuw

geleden was het geloof echter nog stevig

gefundeerd. Frans Wiertz tekende in zijn in

1975 geschreven boek ´Geloven in

Schaesberg´ deze anekdote op, welke

speelde rond 1900: Directeur Honigmann

van de Schaesbergse mijn Oranje Nassau II

wilde dat ook op zondag gewerkt zou

gaan worden. Er kwamen protesten en

de arbeiders beriepen zich op het

kerkelijk gebod van de zondagsheiliging.

Het antwoord van Honigmann: “Meent uur,

dat der Herjott sich uvver dat küültje van

os kummeret?”

Frans Wiertz groeide op in een groot gezin

in Kerkrade. Zijn vader overleed op 33-jari-

ge leeftijd aan een hartkwaal. “Mijn moeder

hertrouwde. Haar tweede man was onder-

gronds machinist. Altijd zag ik hem met

een lang gezicht naar de mijn gaan, maar

thuis werd over het werk niet gepraat. Kijk,

tegenwoordig kun je je in alle vrijheid ont-

wikkelen, je kunt gaan studeren. In die tijd

was er in de mijnstreek weinig keus. Je had

de plicht om voor je gezin te zorgen en bij

de mijn was werk. Er was geen ontsnappen

aan. Mijn tweede vader was een intelligen-

te man met een brede culturele interesse.

Hij las ook veel. Verbitterd is misschien een

groot woord, maar ik zag hem wel lang-

zaam maar zeker verstillen. Wellicht had hij

spijt.”

De jonge Frans koos in ieder geval in alle

vrijheid voor het priesterschap en ging

voor de opleiding naar Rolduc in zijn

woonplaats. De plek waar eeuwen geleden

monniken de eerste Zuid-Limburgse kolen

dolven.

Frans Wiertz in een van de gangen van Rolduc, waar zijn priester-carrière begon. Foto: Arnaud Nilwik

6

Page 7: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Filmmaker Sergej Kreso portretteerde ´mijnstreek-jongeren´

“ZE ZOEKEN OP CREATIEVE WIJZE NAARNIEUWE WEGEN OM VOORUIT TE KOMEN.”

In zijn woonplaats Echt maakte Sergej Kreso voor het eerst kennis met het mijnverleden van de provincie

Limburg. In 1993 ontvluchtte hij met zijn gezin de oorlog in voormalig Joegoslavië, leerde Nederlands en

pakte zijn werk als filmmaker, journalist en muzikant weer op. “Een paar jaar later werd ik in Echt als drummer

gevraagd mee te werken aan een tragi-komische revue over de mijnen. Ik merkte toen wat dit thema met

het publiek deed, dat het veel emoties losmaakte.”

Na een aantal documentaires over de

oorlog in zijn moederland, richtte hij zich

op Limburgse onderwerpen. “Ik had het

toen wel gehad. Ik draaide me om en zag

hier nieuwe verhalen, die ik door mijn

eigen vizier bekeek.”

Momenteel legt Sergej de laatste hand

aan een docu - die op het aanstaande

Nederlands Film Festival in Utrecht in

première gaat - over jongere generaties

uit deze streek die ná de mijnsluitingen

geboren zijn: ´MijnstreekComplex´.

“Het is ook complex”, licht hij toe. “Het lijkt

soms wel of de ergernis, de ellende en

onzekerheid van generatie op generatie is

overgedragen. De jongeren van nu kunnen

het moeilijk verwoorden, want binnen de

families werd er niet over gepraat. Toch

waren de gevolgen traumatisch. Alle

\sporen werden uitgewist, alsof het

verleden vergeten moest worden. Ik zag

dat de generatie die nú opgroeit wil weten

wat hun verleden, hun identiteit is.”

Sergej´s geboorteland kende eveneens

steenkoolmijnen.

“In de socialistische tijd werden mijn-

werkers gezien als helden!” De Limburgse

koempels waren dat óók, zeker in de tijd

van de wederopbouw toen zij heel Neder-

land van energie voorzagen. Sergej merkte

dat de jongeren met wie hij sprak alsnog

uitermate trots zijn op hun mijnwerkende

voorouders. “Ze wilden achterhalen waar

ze vandaan kwamen. Lieten vervolgens

tatoeages zetten van krachtige symbolen

als een mijnlamp of de gekruiste hamers.”

De personen die geportretteerd worden

in ´MijnStreekComplex´ zijn creatievelin-

gen die overlopen van bruisende ideeën.

Sergej constateert dat zij op de basis

van het mijnverleden gepassioneerd en

creatief zoeken naar wegen om vooruit te

komen. In ieder geval heeft de schaamte

die in deze regio lang overheerste bij hen

plaats gemaakt voor eergevoel. Sergej:

“Een fotograaf legt oude woonwijken die

verdwijnen vast omdat hij vindt dat de

beelden bewaard moeten blijven. Een

ander zet avantgardistische muziek van

2015 onder een oude mijnfilm. Een jonge

vrouw die naar het westen was vertrokken

kreeg tijdens haar opleiding opdracht om

een tekst te schrijven over de Sloveense

gemeenschap in Limburg en dat was voor

haar aanleiding om weer terug te komen

en een boek erover te schrijven.

Hiphoppers die hun muziek en teksten

duidelijk in de setting van de mijnstreek

zetten. Op verschillende plaatsen werden

muurschilderingen gemaakt met de

mijnen als thema.”

Ook deze nieuwe generatie heeft geen

unaniem beeld van hoe het nu verder

moet met de regio, maar het zijn wel

stuk voor stuk individuen met een eigen

mening, zo blijkt uit de film, die volgens

Sergej “barst van de energie”. Hoopvol

verklaart hij: “Vroeger werd hier voor de

mensen gedacht: ´Jij gaat naar de mijn!`

Alles stond in het teken van ‘wij´. De

mensen vroegen zich niet af: ´Wat wil ik

zelf?´ Dat is wat de jonge mensen nu wèl

doen.”De film eindigt met beelden van de

nagespeelde mijnsluitingsrede van minis-

ter Den Uyl, opgevoerd als opening van

het Jaar van de Mijnen. Sergej: “Sommige

van de vijftig jaar geleden gedane beloftes

staan nog steeds. Toen werd gewerkt aan

de opbouw van een nieuwe maatschappij,

maar er werd niet naar de mensen

geluisterd. Er is geen elite meer die een

nieuwe identiteit kan maken.

Daarom liggen er nu kansen voor de

jongeren die gehoord willen worden en

hun denkbeelden ook nog eens middels

´urban art´ en social media kunnen

verspreiden.”

“De mensen vroegen zich niet af: ´Wat wil ik zelf?´ Dat is wat de jonge mensen nu wèl doen.”

Sergej poseert voor een van de op het mijnverleden gebaseerde murals in Heerlen. Foto: Arnaud Nilwik

7

Page 8: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

De mijn

Iemand had een krant op de tapkast laten liggen en de man die naast mij stond

keek er naar en zei, na een poosje: ‘Er is veel veranderd de laatste jaren bij de staats-

mijnen. Het zwart van het verleden ruimt het veld voor het wit van de chemie.’

‘Wát?’ vroeg de kastelein een beetje onthutst, want in zijn kroeg wordt nooit

zo gepolijst gesproken.

‘Dat stáát hierin,’ zei de man, op een enorme advertentie tikkend. ‘En ‘t is

waar, hoor. Toen ze aan ‘t veranderen gingen hebben ze om te beginnen mij eruit

gedrukt. Ik had zeven jaar beneden gezeten. ja, niet als houwer, maar als

elektricien, dus ik kan hierboven ook m’n brood wel verdienen. Maar ‘t was wel

wennen, in de eerste tijd.’

Schouderophalend vond de kastelein: ‘Elektricien is elektricien.’

‘Ja, dat is waar,’ gaf de man toe. ‘Maar het gaat om de manier van doen.

Mijnwerkers - da’s een heel apart volk. Mijn vader was het en mijn grootvader was

het en ik heb er zelf zeven jaar tussen gezeten, dus ik ken ze. Kijk, een mijnwerker

bestaat eigenlijk uit twee mannen - een bovengrondse en een ondergrondse. En die

zijn helemaal verschillend. Ik zal je een voorbeeld geven. Je liep bijvoorbeeld op een

vrije avond door Heerlen. Dan kwam je er een tegen met wie je de vorige dag nog

beneden was geweest. Je groette elkaar vriendelijk. Of je dronk samen een biertje.

En je praatte wat. Maar niet over de mijn. Nee, over andere dingen. Maar als je nou

met diezelfde man de volgende ochtend in de lift stond en je was nog geen meter

onder de grond, dan begon hij : “Zeg, wat jij me woensdag beneden geflikt hebt ...”

En de ene knoop op de andere, want hij dáálde en dan hoorde God hem niet meer.’

‘Dus ‘t was altijd bonje in die mijn,’ begreep de kastelein.

S. Carmiggelt (1913-1987) ontwikkelde als schrijver van cursiefjes in de krant – aanvankelijk in Vooruit, de Haagse editie van Het Volk, en na de oorlog in Het Parool – een uniek meesterschap op de korte baan.

Zijn rubriek `Kronkel’ was om zijn hoge graad van herkenbaarheid geliefde dagelijkse kost bij het Nederlandse lezerspubliek. De puntige, laconieke stijl ervan paste uitstekend in een vluchtig medium als de krant. Niettemin is het werk, dat nauwelijks met het oog op duurzaamheid geschreven lijkt, inmiddels deel gaan uitmaken van de Nederlandse literatuurgeschiedenis.

De Arbeiderspers publiceert sinds enkele jaren met een ijzeren regelmaat de delen van de heruitgave van Carmiggelts complete oeuvre naar de eerste druk van elke bundel.

Uit: Mijn moeder had gelijk (1969), Simon Carmiggelt, Amsterdam, De Arbeiderspers.

Foto Eddy de Jongh

‘Nee, dat niet,’ zei de man. ‘Maar er was een soort spanning, zie je, die je boven de grond niet vindt. Nergens. Op geen enkel karwei. Je wist precies waar je aan toe was. Die vent, die me in die lift begon uit te kafferen, die zou me heus niks doen als hij achter me aan het werk was. En aan het eind van de dag onder de douche waste hij me rug, want het is gebruik in de mijn dat je dat voor elkaar doet. En zodra je met de lift an dag kwam, werd hij weer dezelfde vriendelijke man, met wie je dat pilsje dronk. ‘t Was een wereld daar die je moest kennen. Keihard, maar je hing allemaal van elkaar af en dat wist je.’ Hij keek er naar om zonder wrok, dat was duidelijk. ‘Ik heb eens meegemaakt,’ zei hij, ‘dat ‘s ochtends om half tien een houwer beneden stierf aan een hartverlamming. Weet je wat er dan gebeurt? ‘t Is gebruik. Ze leggen allemaal het werk neer. Maar ze gaan niet naar boven. Ze blijven de hele dag onder, zonder iets te doen. ‘Dit zal ‘n paar lieve centen kosten,’ zei de kastelein, in wie de ondernemer wakker werd. ‘En wat heeft ‘t in? Die doje blijft er even dood van.’ Ja, maar ‘t is solidariteit, he,’ vervolgde de man. Je hangt van mekaar af. Als je daar beneden de toon niet vinden kon, nou, dan was je mooi stuk, hoor. Ik heb een opzichter gekend, die het altijd verkeerd zei. Hij hád ‘t niet. Op een keer bleef de motor stilstaan, dus de hele produktie lag lam. Hij komt er aan - helemaal op van de zenuwen. Want als hij niet genoeg kolen boven bracht dan verdiende hij niks, dat was het systeem toen. Hij begon ons te bevelen. Nou, toen deden we het even model. “We zullen die kast maar eens open maken,” zei ik. Die zat dicht met zes-endertig schroeven. Dus dat duurde. Ik zie die man nog voor me. Bijna huilend lag hij op zijn knieën en riep: “Motorke, loop nou. Hier is m’n lamp. Hier is m’n brood. Maar loop nou, alsjeblieft.” Hij dacht aan zijn centen.’

Met een glimlach schudde hij het hoofd. “t Is hier boven erg moeilijk daar iets van te begrijpen allemaal,’ zei hij. ‘Mijn vader was het zuivere type. Als er één vier meter stak, dan stak hij er acht. Hij heeft ‘t geweten. Op z’n drieënveertigste is hij gepensioneerd met vier gebroken wervels en veertig procent mijnstof in zijn longen. Maar hij heeft z’n kinderen kunnen laten leren. Hij woont in een mooi huisje met een mooi tuintje. En hij heeft een knappe auto. Nou dan.’

8

Page 9: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

IBA-directeur Jo Coenen proeft veel enthousiasme en betrokkenheid

“GESPREKKEN MET JONGEREN HEBBENME BEHOORLIJK WAKKER GESCHUD.”

“In mijn herinnering was het leven ruim vijftig jaar geleden overzichtelijk. Vervoer per fiets, bus of een

incidentele trein. Veld, kerk, markt en café stonden in een organische samenhang met schachten,

steenbergen en de koloniën. Samen in een eenheid van werk en dagelijks leven.”

Een tikje romantisch gekruid gaat de blik

van Jo Coenen terug naar de tijd waarin

de steenkolenmijnen nog draaiden.

“Zo herinner ik mij, opgroeiend in het

lommerrijke Nuth, later Hoensbroek

en Heerlen, de kinderrijke families, de

dorpskapper, bakker, slager, werkplaatsen

van metaal- en houtbewerkers en de

plaatselijke danszaal.”

Als voormalig rijksbouwmeester en

internationaal vermaard architect/steden-

bouwkundige met kantoorvestigingen

in Maastricht, Amsterdam, Berlijn, Bern

en Milaan, is Jo niet vergeten waar hij

vandaan komt. Als directeur/curator van

de organisatie IBA Parkstad is hij nu weer

´thuis´. “In de tijd waarin ik vertrok, begin

jaren ´70 ging het sociaal en economisch

niet goed met de regio. Toen ik een dik

jaar geleden benaderd werd voor de IBA

voelde ik me verplicht mijn kennis en

netwerk te gaan inzetten voor de trans-

formatie van de voormalige mijnstreek,

waarmee ik me nog steeds erg verbonden

voel. ´t Is get van mich!”

Vader leraar pedagogiek. Moeder van

Poolse afkomst. “Armoede dreef haar

familie via de Duitse en Noord-Franse

kolenindustrie naar Limburg. Ze hadden

gehoord dat de mijnen hier veilig waren.”

Die mijnen hebben Jo nadrukkelijk beïn-

vloed. “Ik ben grootgebracht met de tradi-

tie van deze streek. Ongetwijfeld werd ik

hier gestimuleerd om architectuur te gaan

studeren. De koeltorens, schachten en

schoorstenen prikkelden mijn verbeelding.

Het waren vaak innovatieve ontwerpen.”

Sedert zijn verbondenheid aan de IBA

neemt Jo literatuur over de Limburg-

se mijngeschiedenis door, maar vooral

spreekt hij met mensen. “Ik heb al honder-

den interviews gedaan. Ik wil de levende

kennis van nu tot me nemen. Daarbij ben

ik af en toe behoorlijk wakker geschud. Ja,

in straten waar ik als kind speelde wordt

nu geschoten, maar ik raakte toch mijn

vooringenomenheid kwijt. Het gevoel van

´ze zijn met z´n allen door het ijs gezakt´

verdween in gesprekken met jongeren.

Zelfs werkloze jeugd blijkt uit een

modderpoel nog nieuwe kracht te putten.

´We vinden het hier fantastisch. We willen

hier niet weg!´ Dat kreeg ik te horen.”

Luisteren naar wat de inwoners willen.

Dat vind Jo belangrijk. Werd na de af-

braak van de mijnen de hele operatie

´van zwart naar groen´ bepaald door een

handjevol bestuurders, voor het aan-

staande proces van leefbaarder maken

van de streek - die nu geplaagd wordt

door krimp en werkloosheid - gaat men

met een ´bottum-up-benadering´ te rade

bij de bevolking. “Daarom voel ik me ook

een spoorzoeker”, aldus Jo. Hij is ver-

rast door het enorme aantal ingediende

ideeën, zowel groot- als kleinschalige.

Herinrichting van natuurgebieden zoals de

Sibelco-groeve, aanleg en verbetering van

groenvoorzieningen, nieuwe bestemmin-

gen voor leegstaande gebouwen, tips voor

grootschalige energiebesparing, gebruik

sloopmaterialen voor nieuwbouw,

opwaardering toeristische plekken,

de aanleg van een muziekboulevard en

het plaatsen van bijenkasten.

IBA, Internationale Bau Ausstellung is

een concept dat in Duitsland uitermate

succesvol bleek bij het economisch,

sociaal en cultureel opwaarderen van

leefgebieden. Een grote mate van in-

spraak staat daarbij centraal. Zo ook bij

IBA Parkstad. Ondernemers, architecten,

overheden èn burgers brachten bijna 300

voorstellen in, waarvan een groot aantal

de komende vijf jaren nader uitgewerkt

wordt. In 2020 is een presentatie van de

plannen.

Jo erkent dat sloop soms nodig zal zijn

om de totale structuur van de streek weer

op orde te krijgen. Hij spreekt van “de

smaak van ongenoegen” als het gaat over

de “nerveuze introductie” van bedrijven-

terreinen en series ringwegen, die in zijn

ogen geen afdoende oplossingen bleken

te bieden. “Een organisme waar vaak in

gesneden is, daar kun je wel pleisters op

blijven plakken, maar uiteindelijk blijft het

bloeden. Wellicht dat de IBA als genees-

heer zorgt voor spoedige genezing.”

Jo Coenen doet een beroep op de bevolking om mee te werken aan de nieuwe toekomst van de inmiddels weer groene mijnstreek. Foto: Luc Lodder

9

Page 10: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Presentatie tijdens concert originele Carboon-formatie in Geleen

LP MET CARBOON-COVERS DOOR JONGE BANDS De heren van ´Carboon´ waren er tijdens popfestival Mama´s Pride te Geleen in mei jongstleden persoonlijk

bij en knikten goedkeurend, toen jonge popmusici uit de mijnstreek hun nummers vertolkten. Elke muzikant

of band deed dat in eigen stijl, uiteenlopend van singer/songwriter tot snoeiharde cowpunk.

De mijnwerkersliedjes van ´Witse nog koempel?´, een van de twee succesvolle Carboon-LP´s uit de jaren ´70,

kregen verrassend nieuwe jasjes.

Dat succesvolle initiatief krijgt een fysiek vervolg. Van kolenzwart vinyl. Een oldskool LP dus. Koen van den

Berg, voorzitter van Stichting Mama´s Pride: “Eigenlijk waren we overdonderd door het enthousiasme

waarmee de bands meededen aan dit speciale evenement. Het sloeg enorm aan bij het publiek. We vonden

meteen dat het jammer zou zijn als dit alles bij één avond zou blijven en zo ontstond het idee om de covers

op een langspeelplaat te zetten. De nieuwe versies zijn opgenomen in de studio van Antoine Pütz uit

Schinnen. Op de hoes prijkt een schilderij van kunstenaar Vincent Lancee uit Heerlen. Hierop een koempel,

met op de achtergrond een mijnschacht.”

Aan het project ´Mijn Carboon´ werken onder meer mee De Band van Van der Lende, CUDA, Joep Pelt,

Peter Beeker & Ongenode Gaste, Francis en Jick Munro & His Amazing Laserbeams. De LP wordt

gepresenteerd tijdens een concert op zondag 1 november vanaf 20.00 uur in de Hanenhof te Geleen.

Neen, niet de jonge garde treedt daar op, maar de originele formatie van ´Carboon´. Naar verluidt is dit het

laatste concert dat Carboon na 40 jaar aankondigt. De vier andere, komend najaar in Theater Heerlen zijn

uitverkocht. Volgens Koen verloopt de kaartverkoop “als een tierelier”.

Er is uitsluitend ouderwetse voorverkoop op de volgende adressen: Dit & Dat, Zuidhof 23-24, Geleen-Zuid;

Café Amadeus, Markt 34, Geleen-Centrum; Café Wilhelmina, Peschstraat 48, Oud-Geleen; Tabak- en

Gemakswinkel Borée, Bloemenmarkt 35, Lindenheuvel-Geleen.

Lied voor het Jaar van de Mijnen 2015 van Ivo Rosbeek en de Lotgenoten

IVO: “WE HEBBEN NIKS TE VERLIEZEN!” “Via strikt bepaalde spelregels werd het toeval op de proef gesteld bij alle bandleden door bijvoorbeeld een

willekeurige greep in hun boeken- of platenkast. Het toeval bepaalde zo de inhoud van onze liedjes.”

De Zuid-Limburgse muzikant/zanger Ivo Rosbeek beschrijft hoe de nieuwe CD ´Toeval besjteet neet´ van de

formatie Ivo Rosbeek en de Lotgenoten (Steve Jansen, Roger Gransier en Wouter Houben) tot stand kwam.

Een van de nummers is opgedragen aan het Jaar van de Mijnen en was een initiatief van Lei Meisen, radio/

TV-maker, cultuurambtenaar en namens Maastricht verbonden aan Het Jaar van de Mijnen. Ivo: “Er zijn

natuurlijk veel liedjes over het mijnwerkersleven en over de periode na de sluitingen. Allebei kwamen we

tot de conclusie dat er echter geen nummers over het mijnverleden zijn geschreven als popmuziek, vanuit

de optiek van de huidige generatie. Volgens het toevalsconcept lieten we ons voor de titel van dit nummer

inspireren door een krimi-boek met de titel ´Alles te verliezen`. Wij draaiden het om en het werd: ´Nieks te

verleeze`.”

Volgens Ivo vertaalt het lied het ´onderhuidse gevoel´ dat in de voormalige mijnstreek leeft. “We gebruiken

de menselijke huid dan ook als een metafoor. Een door een plastisch chirurg strakgetrokken huid staat voor

de weggevaagde mijnen, de tatoeages voor de herinneringen aan de oppervlakte en de onderhuids gelegen

aderen voor de saamhorigheid die onder meer tijdens carnaval voelbaar is.” Daarnaast is er wat maatschap-

pijkritiek in verpakt. Vandaar de titel ´Nieks te verleeze`. Ivo: “We hebben de mijnsluitingen en de ellende

daarna gehad. Nu kampen we weer met krimp en vergrijzing. Er is dus inderdaad niets meer te verliezen,

maar nu liggen alle toekomstmogelijkheden voor de jeugd in Zuid-Limburg open. Het is niet meer nodig

naar het westen verhuizen, de rest van de wereld was immers nog nooit zo dichtbij. Een stelling in het lied is

dan ook dat we moeten ophouden met zeuren en de schouders eronder zetten!”

on

tw on

twerp

: C

om

ma-S

on

twerp

ers

, ’s

-Hert

og

en

bo

sch

LissDmitrieerste concert

aankomend chef-dirigent

philharmoniezuidnederland.nl

Mahler 5symfonie

VerbeyLumen Ad Finem Cuniculi

wereldpremière

Theater Heerlendo 22 okt 20.00 u

Leo Meissen (links) en Ivo Rosbeek. Foto: Luc Lodder

Première opdrachtwerk Theo Verbey in Theater Heerlen op donderdag 22 oktober

“SYMFONIE VERKLANKT TRANSITIE VAN DE MIJNSTREEK.”´Lumen Ad Finem Cuniculi´. Dit is de titel van een orkestwerk dat speciaal voor het Jaar van de Mijnen is gecomponeerd.

De vertaling vanuit het Latijn: ´Licht aan het einde van de tunnel´.

Componist is Theo Verbey, geboren in Delft en nu wonend in Amsterdam. “Mijn in Hoensbroek wonende peetoom was

mijnwerker. Als kind begreep ik dat het zwaar en vies werk was, maar hij deed het natuurlijk niet onvrijwillig. Net als

zoveel anderen verloor hij van de ene op de andere dag zijn baan. Nadat ik deze compositie-opdracht had ontvangen,

ben ik gaan lezen over de mijnhistorie en de periode na de mijnsluitingen. Ook bracht ik een bezoek aan Heerlen.

Een stad die in mijn ogen hier en daar nog wel voor flink wat verbetering vatbaar is.”

Met dat laatste raakt Verbey dan ook het thema dat aan de opdracht verbonden was: ´transitie´. Het voortdurende

veranderingsproces waaraan de voormalige mijnstreek onderhevig is. Het initiatief tot het laten maken van een

symfonisch werk van ruim 25 minuten kwam van de philharmonie zuidnederland, Parkstad Limburg Theaters en

Stichting het Jaar van de Mijnen. “Ze kenden mijn werk al en gaven me de absolute vrijheid. Ik heb me laten inspireren

door de geschiedenis van de Limburgse mijnstreek, verzamelde muzikale ideeën, die ik vervolgens uitwerkte. Al met al

ben ik er een half jaar fulltime mee bezig geweest. Het resulteerde in een vierdelig stuk, met een langzaam laatste deel.

De wereldpremière vindt plaats op donderdag 22 oktober in Theater Heerlen. Philharmonie zuidnederland voert het werk

uit vanaf exact dezelfde plek waar minister van economische zaken Joop den Uyl in december 1965 aankondigde dat

de kolenwinning in Zuid-Limburg beëindigd zou gaan worden. De halve eeuw van transitie die daarop volgde wordt

verklankt in het werk van Theo Verbey. Het concert wordt gecombineerd met de qua thematiek verwante Vijfde

Symphonie van Gustav Mahler, ook wel ´de symfonie van het duister naar het licht´ genoemd. Dit alles onder leiding

van Dmitri Liss, met ingang van het seizoen 2016-2017 chef-dirigent van philharmonie zuidnederland.

Kaartverkoop via 045-5716607 en www.ParkstadLimburgTheaters.nl

Koen van den Berg (links) en Antoine Pütz. Foto: Luc Lodder

10

Page 11: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Ine Sijben en Hans Op de Coul verkozen Heerlen boven Maastricht

“VOORAL JONGEREN HEBBEN DE CULTUUR IN DE MIJNSTREEK ER WEER BOVENOP

GEBRACHT.”Als gevolg van de sluiting van de mijnen werd ook het culturele leven in de regio min of meer onthoofd. Het bruist nu weer volop in de

voormalige mijnstreek en dat is volgens Ine Sijben en Hans Op de Coul grotendeels te danken aan de vasthoudendheid waarmee de jonge

generatie zich expressief bleef uiten. Wie alleen al eens een rondje maakt door de Heerlense binnenstad, kan er niet omheen:

gigantische muurschilderingen en graffiti, popmuziek op podia en festivals, hiphop en street-art. Jeugd en jongeren hebben de toon gezet,

kleur gegeven aan deze voorheen zo grauwe betonstad.

Het koppel Hans en Ine - zelf nu

behorend tot de categorie ´oudere

jongeren´ - heeft het hele proces van nabij

meegemaakt, aanvankelijk als makers van

culturele programma´s en reportages voor

de Limburgse radio- en TV-zender L1 en

haar voorlopers, nu al weer enige jaren

als organisatoren en begeleiders van cul-

turele activiteiten. Zo´n acht jaar geleden

verhuisden ze zelfs vanuit het chique en

mondaine Maastricht naar het rafelige

Heerlen. Hans, breed lachend: “Hier in

Heerlen ligt nog alles open. Het waait hier

lekker. Niets ligt hier vast. Hier kunnen we

zelfstandig voorstellingen maken. Heerlen

is de enige stad in Limburg waar de

conservatieve autochtonen het niet voor

het zeggen hebben!”

Beiden proeven in de voormalige

mijnstreek met name bij de jongere

generaties “een honger naar cultuur”.

Ine: “Kijk bijvoorbeeld eens naar een stad

als Sittard, waar een levendige kunst- en

muziek- scene is ontstaan.” Hans verwijst

naar Landgraaf: “Theater Landgraaf in

Waubach, in de jaren ´80 opgericht door

jonge mensen die dachten: `Nou, dan

doen we het zelf maar!´ Dat zijn jongeren

die na de mijnsluitingen niet vertrokken,

maar hier bleven.”

Het dichtgooien van de mijnen hakte

er behoorlijk in, niet alleen economisch

en sociaal, maar ook cultureel.

Hans: “De mijnen ondersteunden het cul-

turele leven royaal. Niet alleen financieel,

maar ook initiërend en organiserend. In

Kasteel Hoensbroek - dat toen in beheer

was bij de Staatsmijnen - vond in 1953 de

eerste grote Nederlandse tentoonstelling

met werk van Vincent van Gogh plaats.

Toneel-, zang- en sportverenigingen

waren direct of indirect verbonden met

de mijnen, die zelfs eigen blaasorkesten

hadden. Stadsbestuurders hadden vaak

tevens zitting in verenigingsbesturen en

zo haakte alles in elkaar. De drijvende

krachten waren doorgaans de hogere

beambten en mijningenieurs, maar toen

die na de mijnsluitingen naar elders waren

vertrokken, ontstond er een zwart gat.”

Via diverse regelingen kon mijnperso-

neel met hun gezinnen goedkoop naar

de schouwburg. Ine - dochter van een

beambte - groeide op in het Heerlense

Schaesbergerveld. “Als klein kind zag ik

al de Wiener Sängerknaben en het ballet

Romeo & Julia van Tsjaikowski. Na de

mijnsluitingen donderde het culturele

leven in elkaar. In een van onze radio-

reportages zegt een Heerlenaar: ´De intel-

ligentia was vertrokken en de stad viel te-

rug op de oude elite van vóór de mijnpe-

riode. Dus die dacht ook nog dorps, terwijl

Heerlen inmiddels een gemeente was met

problemen van een grote stad.´ Vanaf de

jaren ´70 en ´80 bleef de jeugd knokken

voor eigen kansen, voor een plek in het

culturele leven. In die tijd bloeide hier ook

de scene rond punkmuziek en vervolgens

hardcore. Het was allemaal lekker een bé-

tje anarchistisch.” Niet alleen muziek, maar

ook literatuur, daar bleek de jeugd warme

belangstelling voor te hebben.

Hans: “Ik herinner me een literaire bijeen-

komst voor jongeren. Het zou over

Multatuli gaan. Er werd gerekend op

een paar mensen, maar de zaal zat - tot

verbazing van de organisatoren - bomvol.”

De uit Heerlen afkomstige acteur

Jeroen Willems maakte op jonge leeftijd

in 2001 in het vervallen Patronaat aan de

Sittarderweg te Heerlen een voorstelling

rond mijnwerkersvrouwen, hetgeen er

uiteindelijk toe leidde dat dit pand werd

verbouwd tot permanent theater. De kiem

voor theaterfestival Cultura Nova werd

begin jaren ´80 gelegd door jongeren die

constateerden dat er in het zomerse

Heerlen niets te doen was. Dank zij het

enthousiasme van een groep muziek-

liefhebbers ontstond zo´n tien jaar

geleden poppodium Nieuwe Nor. Ine vat

het zo samen: “Waar het wringt, daar krijg

je dynamiek!”

Ine en Hans omarmen de jongerencultuur in de mijnstreek. Foto: Luc Lodder

11

Page 12: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Bert Breij, auteur van ´De mijnen gingen open, de mijnen gingen dicht’:

“ZUID-LIMBURG MOET INZETTEN OP HERWAARDERING TECHNIEK

EN INNOVATIE.” “Tijdens en na het mijnsluitingsproces zijn vele honderden miljoenen guldens in de regio gepompt. Er is nooit een echte verantwoording

geweest waar dat geld gebleven is. Joop den Uyl heeft mij later verteld het ook niet te weten en wilde een grondig onderzoek, maar het is

er nooit gekomen. Wel zijn er opmerkelijke investeringen gedaan, zoals bijvoorbeeld in zwembaden en een 6 kilometer lange vierbaans

snelweg tussen Eygelshoven en Waubach in een wegennet dat dit helemaal niet nodig heeft. Geld om Limburg weer op te bouwen vloog alle

kanten uit, ook naar het buitenland. Dat is inmiddels wel op te maken uit diverse nota´s en rapporten. Het is hoog tijd voor een parlementaire

enquête, na al die jaren alsnog een grondig onderzoek. Geïnitieerd vanuit de provincie zelf. Als het dan toch het Jaar van de Mijnen is,

dan past een dergelijk initiatief er ook bij.”

Aan het woord is anno 2015 socioloog/

sociaal psycholoog Bert Breij, auteur van

het in 1981 verschenen boek ´De mijnen

gingen open, de mijnen gingen dicht´. Een

gedetailleerd en goed gedocumenteerd

verslag van de Zuid-Limburgse mijnge-

schiedenis, waarvoor hij ook langdurig

met Den Uyl sprak, de minister die in 1965

het besluit nam de Limburgse kolen-

industrie af te bouwen. Breij: “Voor hem

was de herstructurering mislukt. Hij weet

dat onder meer aan het feit dat wat hij

beloofde zelf niet uit kon voeren, omdat

hij in de oppositie belandde. Zijn opvolgers

hadden naar zijn mening woordbreuk

gepleegd. De mijnen vond hij veel te snel,

met onvoldoende slechte opvang voor de

regio en haar mensen, gesloten.”

In de periode waarin de Amsterdamse

katholieke slagerszoon Bert Breij dit boek

schreef, was hij hoofd voorlichting bij

Industriebond FNV, de erfopvolger van

onder meer de ooit zo machtige Ne-

derlandse Katholieke Mijnwerkers Bond

(NKMB). Breij is meerdere malen als gast

ondergronds geweest. Daarvóór kende hij

Limburg alleen van korte vakanties in het

Heuvelland. Vanwaar zijn fascinatie voor

de mijnindustrie?

“Het viel mij op dat de historie in dit land

voornamelijk als een protestantse en als

het om arbeid ging, socialistische

geschiedenis werd behandeld. Van Oranje

en als het om arbeid ging SDAP en NVV.

Van boven de Moerdijk. Het leek wel of

de katholieke geschiedenis, zo ook van

haar vakbeweging, werd weggemoffeld.

Dat irriteerde mij. Dat gold ook wat betreft

de geschiedenis van Limburg. Ik had de

indruk dat de Limburgers zelf weinig initia-

tief namen tot beschrijving van hun in-

dustrieel verleden. Ik zag ze niet hun trots

uiten. DSM verzweeg het, later overigens

minder. Dat wakkerde bij mij strijdlust aan

en ik besloot een boek te gaan schrijven

met de vakbeweging en de mijnwerkers

als rode draad.”

Dus komt onder meer Frans Dohmen, de

voorman van de Nederlandse Katholieke

Mijnwerkers Bond uitgebreid aan bod.

Deze zag het al vroeg aankomen dat de

kolen het gingen afleggen tegen andere

energiebronnen en maakte zich sterk voor

passende vervangende werkgelegenheid.

Helaas kwam die mondjesmaat.

Breij zegt nu: “De mijnen en de mijn-

werkers werden gewoon afgeserveerd.

Als op zo´n manier met de eeuwenoude

scheepsbouwindustrie om was gegaan,

dan hadden we in Nederland een revolutie

gekregen!” Waarmee hij eigenlijk - zonder

het uit te spreken - zegt dat de werkers in

het mijnbedrijf zich als te makke schapen

naar de slachtbank lieten voeren.

In het Jaar van de Mijnen wordt met

respect voor het verleden vooruit gekeken.

Daar doet Bert Breij graag aan mee: “Het

verhaal ´Limburg´ zou ik kunnen verkopen.

Het heeft zoveel te bieden. Het zou een

positief verhaal worden…máár met daarin

ook een prominente rol voor het mijnwer-

kersverleden. De mijnindustrie zorgde voor

veel technische innovaties, de vakscholen

waren van een hoog niveau en de mijnin-

genieurs behoorden tot de besten van de

wereld. De hier ontwikkelde techniek van

de koeltorens wordt nog steeds wereldwijd

toegepast. Dat ontwikkelen van ´high tech´

had men toen moeten doorzetten. Ik pleit

nu dan in Limburg voor een herwaarde-

ring van techniek, in het onderwijs op alle

niveau´s en in het bedrijfsleven. Ook voor

een imagoverbetering. Met eigen trots op

de betekenis van een rijke historie.”

Volgend jaar hoopt Bert - op zijn 72e nog

steeds aan het werk als communicatiestra-

teeg - als psycholoog te promoveren op

het onderwerp: ´Psychologische drijf-

veren voor het wel of niet doorwerken

van oudere werknemers.´ “Waarom stopt

een ideale werknemer op zijn 58e? Hoe

hou je als bedrijf gezonde en talentvolle

werknemers met veel ervaring naar diens

tevredenheid vast? Deze vragen tracht ik

te beantwoorden”, aldus Breij. “Stop met

leeftijdsdiscriminatie.”

Wellicht eveneens een thema waar het

Limburgse bedrijfsleven eens over mag

brainstormen.

Foto: Luc Lodder

“Ik had de indruk dat de Limburgers zelf weinig initiatief namen tot beschrijving van hun industrieel verleden. Ik zag ze niet hun trots uiten.”

Amsterdammer Bert Breij voelt een grote betrokkenheid met Zuid-Limburgs industrieel verleden. Foto: Luc Lodder

12

Page 13: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Vanuit het landelijke dorp Wijnandsrade

sloeg Marcia haar vleugels uit. Studeerde

economie, werd journaliste en is momen-

teel een van de presentatoren van TV-

programma Buitenhof. Daarvóór werk-

te ze als krantencorrespondent in onder

meer Oeganda en Rwanda. “Van daaruit

schreef ik over grondstofwinningen. Koper

in Zambia en olie in Oeganda. Uit Congo

komt een veelheid aan delfstoffen. Toen

realiseerde ik me, dat ik van onze Limburg-

se mijnindustrie nauwelijks iets wist. Mijn

vader heeft een kast vol documentatie en

daar verdiepte ik me eens in. Het bleek

allemaal grootser en interessanter dan ik

me had kunnen voorstellen. In alle op-

zichten overtrof dat alles het verhaal dat

ik meende te kennen. Sindsdien spreek

ik over de ´steenkoolindustrie´, want de

´mijnen´ vind ik eigenlijk een lief soort

verkleinwoord.”

Het schrijvershart van Marcia - momenteel

wonend nabij Amsterdam - begon

sneller te kloppen. Er zou een boek moeten

komen. “De eerste drie maanden van 2011

verbleef ik vrijwel permanent in Limburg

voor research. Ik sprak heel veel mensen

en zocht naar feiten. Uiteindelijk realiseer-

de ik me dat er al genoeg over met name

de mijngeschiedenis geschreven is, dus

wilde ik me vooral gaan toespitsen op ver-

halen. `Je moet dan eens met Jack Vinders

gaan praten´, raadde mijn vader me aan.”

De populaire Kerkraadse zanger stamt uit

een rasechte mijnwerkersfamilie en kan

daar gedetailleerd en boeiend over vertel-

len. Vandaar. Na de eerste kennismaking

was Marcia overtuigd. “Ik dacht meteen:

dit wordt mijn hoofdpersoon en vroeg

hem toestemming om zijn familiegeschie-

denis op te mogen tekenen. Ik stopte met

mijn onderzoek en zat uren met Jack aan

de keukentafel.”

Bij het geslacht Vinders praat je over drie

à vier generaties mijnwerkers. Volgens

Marcia is er sprake van een “tragisch

familieverhaal”. Dood, mishandeling,

misbruik, miskramen, alcoholisme,

opnames in inrichtingen. Het noodlot ging

niet aan de familie Vinders voorbij. Jack

kreeg het nodige te verduren toen bleek

dat hij niet voor het ´mannelijke´ mijn-

werkersvak koos en openlijk uitkwam voor

zijn homoseksualiteit.

Marcia: “Aan de hand van de familie

Vinders en de in 1949 geboren hoofd-

persoon Sjaakie wordt de lezer in het

verhaal meegenomen door de historie,

van opkomst tot ondergang van de

Nederlandse steenkoolindustrie.

Nadrukkelijk aan bod komt daarbij het

aspect ´social engineering´: kerk, mijn en

staat voerden een totalitaire regie over

het leven van de mijnwerkersgezinnen.

Er werd goed voor ze gezorgd, maar in

feite werd een hele bevolkingsgroep in

overtuiging, doel en gedrag gestuurd.”

De mijnsluitingen gaven een fikse dreun

aan de regio, die tientallen jaren voelbaar

bleef. Marcia: “Het betrof een beroeps-

bevolking die gewend was naar boven te

kijken en te doen wat gezegd werd. Vaak

ging een werkloosheidsuitkering over van

vader op zoon. De fout is gemaakt dat

vervangende werkgelegenheid werd

gezocht in maakproductie, de ´oude

industrie´. De mijnen hadden heel veel

technologische kennis in huis. Daarop had

doorgezet moeten worden, op innovatie.

Wat kwam was een kaalslag. De enige

succesvolle loot was DSM.”

Onder de vlag van de Internationale Bau

Ausstellung (IBA) wordt komende jaren

gezocht naar nieuwe duurzame toe-

komstmogelijkheden voor de voormalige

mijnstreek. Marcia: “Deze formule is vooral

in Duitsland heel succesvol gebleken. Die

IBA had eigenlijk vijftig jaar eerder moeten

komen!”

Schrijfster Marcia Luyten: “Kerk, mijn en staat voerden de totalitaire regie.”

FAMILIEVERHAAL JACK VINDERSLEIDRAAD IN BOEK OVER

LIMBURGSE MIJNGESCHIEDENISIn Wijnandsrade - of zoals ze zelf zegt: ´aan het randje van de mijnstreek´ - groeide Marcia Luyten op.

Toen de Lange Jan, de beroemde schoorsteen van de Oranje Nassau I in Heerlen, werd omgeblazen,

was ze vier jaar. “Onder mijn kinderogen werden alle sporen van het mijnverleden gewist.”

Marcia ging aan de hand van Jack Vinders door het mijnverleden van Zuid-Limburg. Foto: Roger Cremers

Het boek ´Het geluk van Limburg´ wordt

gepresenteerd op zondag 18 oktober

vanaf 14.00 uur in Theater Heerlen.

Onder meer Jack Vinders zorgt voor

de muzikale omlijsting.

13

Page 14: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Marlie Koonen maakte inventarisatie voor boek ´Mechelen en de Mijnen´

“PURE ARMOEDE DREEF HONDERDENMECHELSE ARBEIDERS NAAR DE MIJNEN.”

Mechelen en de Mijnen´. Dit is de titel van een boek dat 18 oktober verschijnt. Wablief? Mechelen? Dat is toch een boerendorpje in

het immer groene en idyllische Limburgse heuvelland? Wat hebben de mijnen in de vroeger zo grauwe oosthoek van onze provin-

cie ermee te maken? Veel dus! Vanuit Mechelen en andere omliggende dorpen trokken decennialang honderden mannen dagelijks

naar hun werkplek op of in de mijnen. Marlie Koonen van Heemkundevereniging Mechelen maakte een uitgebreide inventarisatie.

“Al lang was ik bezig met mijn onderzoek,

maar toen het Jaar van de Mijnen

aangekondigd werd, dacht ik: ´Dit is een

mooie gelegenheid om het boek te laten

verschijnen.´ Momenteel heb ik materiaal

voor 400 pagina´s, maar ik zal het van-

wege de kosten moeten beperken tot 250.”

Dat is dan toch nog een kloeke uitgave.

Geportretteerd worden ruim 400 Mechelse

mannen die tussen pakweg 1910 en 1970

hun brood verdienden in de mijn-

industrie. Ondergronds mijnwerkers, maar

ook bovengronds personeel. “Zeker in de

beginjaren dreef pure armoede hen naar

de mijnen”, weet Marlie. “De enige werk-

gevers in Mechelen waren een paar grote

boerderijen, plus enkele mergel- en

kiezelgroeves. Mede daarom heb ik ook

heel weinig fotomateriaal uit die oudste

periode kunnen vinden. Fotografie was

een luxe. Toen rond 1910 de mijnen gingen

draaien, vertrok de eerste mijnwerker al

vanuit Mechelen. Ook werden hier

dennenbossen aangeplant om stuthout

te leveren. Met hulp van paarden werden

de boomstammen uit de bossen gesleept.”

Het dorp kon vóór de Tweede Wereld-

oorlog grofweg worden verdeeld in

´boeren´ en ´werklui´. Marlie: “De boeren

waren zelfstandigen, de werklui waren

afhankelijk van wat hun baas hen wilde

betalen. De rollen werden na de Tweede

Wereldoorlog omgedraaid, toen de mijn-

werkers behoorlijk gingen verdienen. Een

boerenzoon vertelde mee eens: `Wij moes-

ten van ´s morgens vroeg tot ´s avonds laat

werken en de mijnwerkers gingen op een

zonnige dag lekker zwemmen in de Geul!´

Hij gaf toe jaloers te zijn geweest.

Overigens emigreerden ook veel boeren-

jongens op zoek naar een beter bestaan.”

Blijkbaar was er geen besef van het harde

mijnwerkersbestaan, concludeert Marlie:

“Aanvankelijk gingen velen per fiets naar

het werk. Soms vanwege slecht begaan-

bare wegen deels te voet met de fiets op

de schouder. Later werd voor het hele

Heuvelland vervoer met ´koelbussen´

geregeld. Wie pech had en kilometers van

een halteplaats woonde, moest eerst nog

een behoorlijk stuk lopen. Blijkbaar werd

thuis weinig over het werk op de mijn

gepraat. We gingen eens met een groep

van verschillende generaties naar het

Mijnmuseum in Heerlen. ´Nu snappen

we pas, wat ze allemaal meemaakten!`,

zo hoorde ik. Ook Mechelen had op de

mijn verongelukten te betreuren. Ook hier

woonden mannen die hun arbeid met

ernstige silicose moesten bekopen en aan

zuurstofflessen gekluisterd waren. Alleen

mijnschade aan gebouwen, daar hadden

we hier geen last van.”

Marlie nam de notulen van de Afdeling

Mechelen der RK Mijnwerkersbond

nauwgezet door en merkte: “Tot ver in de

jaren vijftig gingen de vergaderingen het

hele jaar door vrijwel nergens over, alleen

de voorbereidingen van het Barbarafeest,

dat hier groots gevierd werd in december,

zijn uitgebreid beschreven. In onze kerk

staat nog een beeld van St. Barbara, de

patrones van de mijnwerkers.”

De grote werkeloosheidsgolf na de

mijnsluitingen ging aan Mechelen voorbij.

Het dorp kende niet de droefenis waar-

onder de mijnstreek jarenlang gebukt ging.

Marlie: “De meesten hadden het blijkbaar

zien aankomen en vertrokken zelf tijdig,

nadat ze ander werk hadden gevonden.

Dat was er voldoende in deze grensstreek,

onder andere in Vaals, Aken en de Duitse

mijnen.”

Het boek ´Mechelen en de

Mijnen´wordt gepresenteerd tijdens

een feestelijk matinee op zondag

18 oktober van 14.00 tot 16.00 uur

in zaal A gen Sjoeël, Hilleshagerweg

te Mechelen.

Het enige dat in Mechelen herinnert aan het ´mijnverleden´ van dit dorp, is een Barbarabeeld in de kerk. Foto: Arnaud Nilwik

“Blijkbaar was er geen besef van het harde mijnwerkersbestaan.”

14

Page 15: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

´Gluckauf´-regisseur Remy van Heugten over de streek waar hij opgroeide:

“REGIO´S DIE HET MOEILIJK HEBBENZIJN BROEDPLEKKEN VOOR CREATIVITEIT.”

“Toen in oktober 1983 de schacht van Staatsmijn Emma in Hoensbroek opgeblazen zou worden, stonden

we met een hele schoolklas te kijken. Stiekem hoopte ik - als kind van 7 jaar - dat hij de verkeerde kant op zou

vallen, net als de schoorsteen Lange Jan van de mijn Oranje Nassau I in Heerlen, een paar jaar eerder.

Dat verhaal had ik namelijk eens gehoord. Ik vond het spectaculair om de sloop te zien, maar een besef van wat

het eigenlijk allemaal betekende, dat had ik totaal niet.”

Wat de gevolgen van de mijnsluitingen

voor de regio waren, daar kwam Remy van

Heugten - regisseur van de film ´Gluckauf´

- in de loop van de volgende jaren wel

achter. Hij bracht zijn jeugd door in

Schinveld, Brunssum, Hoensbroek en

Heerlen. Hoewel niet afkomstig uit een

mijnwerkersgezin, hebben de mijnen en

vooral de ellende en werkloosheid als

gevolg van het opdoeken van deze

bedrijfstak hem nadrukkelijk gevormd.

“Ik voetbalde bij de jeugd van Limburgia in

Brunssum. In het logo van de club werden

nog steeds de gekruiste hamers, het

symbool van de mijnwerkers gevoerd.

De opa van een van mijn teamgenoten

speelde in het elftal dat in 1950 lands-

kampioen werd door Ajax te verslaan.”

In latere jaren zag Remy om zich heen

leeftijdsgenoten afzakken. “Sommigen

belandden in de criminaliteit, waarbij drank

en drugs ook een rol speelden. Met mijn

moeder verhuisde ik midden jaren ´90

naar de Heisterberg in Hoensbroek. Op

de zolder van het huis dat wij betrokken,

troffen we een tien centimeter dikke laag

mijnstof aan, afkomstig van de Emma. In

die buurt was veel drugsproblematiek. Ik

had er een baantje bij een drankenhandel.

Die liep heel goed.” Dat laatste zinnetje

spreekt Remy uit met een bitter lachje.

“Daarna ging ik naar de filmschool in Genk,

waar ook inmiddels de mijnen gesloten

waren. Pas daar realiseerde ik me dat het

in mijn geboortestreek goed fout ging.

De vaders van mijn voornamelijk

Italiaans-Belgische vrienden in Genk waren

allemaal aan het werk, onder meer bij

de Ford-fabriek. Vaders van Nederlandse

jongens staakten bij NedCar in Born om

te protesteren tegen dreigend ontslag.”

Na ook nog de Filmacademie in

Amsterdam - Remy´s huidige woonplaats

- te hebben doorlopen, rijpte het plan

voor een verfilming van zijn jeugdherinne-

ringen. “Het ging om allerlei losse verhalen

van verschillende personen, in buurten

waar pessimisme heerste, zeg maar gerust

fatalisme. Ze ontwikkelden zich niet. Toen

ik een paar jaar geleden voor de research

terugkwam, schrok ik behoorlijk. Ik trof

wijken waar nog niets veranderd was, waar

het zelfs erger was geworden.” Remy voegt

er snel aan toe: “Dit beeld geldt natuurlijk

niet voor heel Zuid-Limburg, maar het

verhaal dat ik wilde gaan vertellen speelt

zich in deze desolate milieu´s af.”

Het leidde tot een levensecht sociaal

drama, `Gluckauf´, over een vader en zoon

die in een criminele omgeving trachten te

overleven. Inmiddels sleepte de film tien

nominaties voor een Gouden Kalf in de

wacht.

Naar aanleiding van de film vond een paar

maanden geleden een jeugddebat plaats

in Heerlen. Remy: “Er spraken jongeren die

het milieu dat in de film geschetst wordt

kenden, zeiden zelfs dat het nu nóg harder

is. Maar ze stapten eruit en door hard

werken bouwden ze een nieuw bestaan

op. De boodschap was dan ook: crimineel

gedrag is niet stoer. Als ik nu zeg dat je niet

teveel moet klagen en zelf dingen mogelijk

kunt maken, dan snap ik ook wel dat dit

ver af staat van mensen die het ècht heel

moeilijk hebben. Misschien dat mijn succes

als filmmaker - ik ben ook maar een

eenvoudige jongen - hen stimuleert.

Wellicht ben ik een romanticus als ik zeg

dat regio´s die het moeilijk hebben en

waar crisis heerst, broedplekken zijn voor

creativiteit en optimisme. Dat proef ik hier

nu ook, zo´n mentaliteit van `We gaan er

wat van maken!´”

Remy van Heugten verfilmde zijn jeugdherinneringen in de mijnstreek. Foto: Luc Lodder

15

Page 16: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Sjef Logister voor het voormalig hoofdkantoor van de Oranje Nassau-mijnen. Foto: Luc Lodder

´Bovengronder´ Sjef Logister had het naar zijn zin op de Oranje Nassau

“ALS HET AAN MIJ HAD GELEGEN WAS IK ZEKER NOG TIEN JAAR

DOORGEGAAN.” Ten behoeve van de kolenproductie was Zuid-Limburgs grootste industrietak opgedeeld in bovengronds en ondergronds

mijnbedrijf. Een ´bovengronder´ was Heerlenaar Sjef Logister. Hij behoorde 38 jaar lang tot het personeelsbestand van de vier

Oranje Nassau-mijnen. Al ver voor de oorlog had hij een opleiding in de elektro gevolgd. “Aanvankelijk zat ik in de buitendienst.

Complete mijnwerkers- en beambtenwijken waren eigendom van de mijn. Ik was mede verantwoordelijk voor het onderhoud.

De stroomvoorziening, daar zorgde de centrale van de Oranje Nassau voor. Vooral in de winter gebeurde het regelmatig dat

transformatorhuisjes op springen stonden vanwege overbelasting. Dan moest ik op controle gaan en vaak bleek dat in de huizen

elektrische kacheltjes waren bijgeplaatst. Dat was toen heel gevaarlijk, omdat elk huis maar één veiligheidszekering had. Soms

moesten we met assistentie van de mijnpolitie op pad, want het gebeurde wel eens dat controleurs eruit werden geschopt.”

Het waren andere tijden. Volgens Sjef

kenden arbeiderswoningen op de boven-

verdieping geen elektrisch licht en

sommige huizen hadden slecht één

waterkraan. “Tot aan de oorlog gingen ze

nog met petroleumlampen naar boven.”

Sjef, afkomstig uit een geslacht van

´bovengronders´, kwam na de oorlog

terecht in de binnendienst en hield zich

bezig met inkoop van materialen en het

magazijn ten behoeve van de elektriciteits-

voorziening. Een kleurrijke tijd, zo blijkt uit

zijn verhalen, doortrokken van anekdotes

over materialen die privé werden gebruikt

en soms niet retour kwamen, geritsel met

uitleenbonnen en vriendendiensten voor

collega´s van andere afdelingen.

Als smeerolie voor de onderlinge werk-

verhoudingen. “Ik had eens behoorlijk te

doen met een gezin met vier kinderen,

dat het uitermate moeilijk had. Ik maakte

gebruik van materialen en mensen van

de mijn en liet een schommel en een wip

maken en plaatsen in hun tuin. Ik was, zeg

maar sociaal-corrupt.”

Toen Den Uyl zijn mijnsluitingsnota

presenteerde in de schouwburg van

Heerlen zat Sjef ook in de zaal. “Er werd

tussendoor wel druk gemompeld, maar

er kwam geen boe-geroep. Ach, eigenlijk

wisten we het al dat de mijnen gesloten

zouden worden, alleen was het nog niet

officieel bevestigd.”

De Oranje Nassau I in Heerlen ging als

laatste mijn dicht. Sjef Logister bleef tot

het allerlaatst om ook het sloopproces te

begeleiden. “Ik had nog wel tien jaar door

willen gaan. Ik had het er naar mijn zin,

maar als ik ondergronder was geweest

of werkzaam op de brikettenfabriek of de

kolenwasserij, dan was ik het liefst tien jaar

eerder gestopt.” Daarna had Sjef nog

een poos emplooi in een geheel andere

branche. Hij diende mensen met een

arbeidshandicap weer naar werk te

begeleiden. “Daarbij moest ik beoordelen

voor welke werkzaamheden zij geschikt

waren.”

Logister behoorde tot de gelukkigen die

zonder kleerscheuren en emotionele

schade het ingrijpende mijnsluitingsproces

overleefden. Het ging ook anders, heeft

hij van nabij meegemaakt. “Zeker drie

collega´s van me, nog jonge mannen in de

kracht van hun leven, overleden plotseling

aan een hartaanval. Dat kan geen toe-

val geweest zijn. Dit waren mensen die

verknocht aan hun werk waren en zich

ernstig zorgen maakten, zo van ´Wat moet

ik nou?` Heel triest vond ik dat.”

“Ik maakte gebruik van materialen en mensen van de mijn en liet een schommel en een wip maken en plaatsen in hun tuin. Ik was, zeg maar sociaal-corrupt.”

16

Page 17: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Leonie Cornips onderzocht spreektaal in haar vroegere woonplaats Heerlen

“STEENKOOLHOLLANDS´ IS EEN MEERLOGISCHE TAAL DAN HET NEDERLANDS.”

“Ieder die zijn oor wel eens te luisteren legt op straat, in tram

of bus, zullen evenals ons wel eens de taalkundige haren

te berge zijn gerezen bij het horen van het

Nederlands dat daar vaak wordt uitgebraakt!”

Aldus de weinig vleiende beoordeling

van de spreektaal in de mijnstreek en

met name Heerlen, kort na de Tweede

Wereldoorlog opgetekend uit de mond

van dialectoloog Kats, samensteller van

een Roermonds woordenboek.

Het is me wat, met dat Heerlens Neder-

lands. Ofwel ´Koel-huilands´. Er wordt

vaak de draak mee gestoken, met name als

dialectwoorden letterlijk ´vernederlandst´

worden, zodanig dat een niet-Limburger

er niets van snapt. Volgens Leonie Cornips

bevat deze taal, die door haar omgedoopt

werd in Heerlens Algemeen Nederlands

(HAN), ook veel prachtige vondsten die

deze wijze van spreken rijker aan uitdruk-

kingsmogelijkheden maakt dan het Ne-

derlands. Ze schreef er in 2003 een boekje

over: ´Heerlens Nederlands´. Leonie: “Als

gevolg van de explosieve groei van de

steenkoolindustrie kwamen mijnwerkers

uit andere delen van Nederland en diverse

Europese landen naar deze regio. Het was

vaak lastig om elkaar te verstaan. Er ont-

stond een Nederlands met invloeden van

het Heerlens dialect en wat buitenlands,

een soort ´steenkoolnederlands´,

een nieuwe mengtaal met een geheel

eigen grammatica. Daarnaast was het

ook zo dat als je hogerop wilde komen,

je Nederlands moest spreken. Veel hogere

mijnbeambten kwamen namelijk uit

´Holland´. Dat was lastig voor mensen

uit Heerlen, waar tot in de jaren ´20 de

raadsvergaderingen in dialect werden

gehouden. Het werd voor hen giswerk:

“hoe zou hetgeen ik wil zeggen in het

Nederlands klinken?”

Leonie werkt in Amsterdam als ´onder-

zoeker taalvariatie´ en tevens is ze bijzon-

der hoogleraar Taalcultuur Limburg aan

de Universiteit Maastricht. Ze groeide op

in het Heerlense Schaesbergerveld - in

een beambtengezin - toen de mijnen nog

volop draaiden en draagt nog steeds een

zichtbare herinnering aan die tijd bij zich.

“Het pad achter ons huis was bedekt met

een soort kolengruis. Als kind ben ik meer-

malen gevallen en nu nog zie ik onder

de huid van een van mijn knieën enkele

zwarte streepjes.”

Ze wil meteen een paar misverstanden uit

de weg ruimen: “Naar de stad gaan ´voor´

te winkelen en de WC ´aftrekken´ zijn vol-

gens de grammatica die correct

Lezing over Koelhollendsj

Over het Koelhollendsj in Heerlen geeft Leonie Cornips

op woendag 11 november vanaf 20.00 uur een

lezing in de Tapijnkazerne te Maastricht.

Aanmelding en informatie, www.sg.unimaas.nl

Foto: Arnaud Nilwik

Als kind schetste Leonie Cornips de Lange Lies en Lange Jan, schoorstenen van de mijn Oranje Nassau I in Heerlen. Ze verklaart: “Ik woonde in het Schaesbergerveld en ik heb dit getekend alsof het een uitzicht is vanuit mijn slaap-kamerraam. Maar dat kan niet, want van daaruit kon ik niet uitkijken op de mijn. Maar blijkbaar vond ik die zó dominant aanwezig dat ik de vrijheid nam om het zo te tekenen.

Nederlands voorschrijft, foute

formuleringen, die echter niet exclusief

in Limburg worden gebruikt. Ik hoor

Amsterdammers óók zo spreken, hoor.

Maar het HAN vult gaten in de Neder-

landse grammatica op. Het is een feite

een mooie en logische taal, soms zelfs

minder kunstmatig dan het Nederlands.”

Graag wat voorbeelden dan!

Leonie: “Neem de typisch Heerlense

formulering ´Hij doet in de tuin werken`.

Dit drukt uit dat hij tuinieren als hobby

heeft. Als je zegt ´Hij werkt in de tuin´,

dan is dat de actie op dit moment: hij is

“Als kind ben ik meermalen gevallen en nu nog zie ik onder de huid van een van mijn knieën enkele

zwarte streepjes.”

nú in de tuin bezig. Als je zegt ´Hij eet

een appel´, dan weet je niet of hij een paar

happen neemt of de appel helemaal opeet.

Wordt er, zoals in het HAN, ´zich´ aan

toegevoegd, `Hij eet zich een appel´,

dan weet je dat hij die appel volledig

verorbert.” Onderzoeken brachten haar

tot de overtuiging dat het prima is om

kinderen zowel dialect als Nederlands te

laten praten.

“Het is gebleken dat het brein van twee-

talige kinderen zich anders ontwikkelt en

omdat kinderen van een van beide talen

iets moeten onderdrukken bij het

gebruik van de andere, trainen ze hun

concentratie.”

De overheid stimuleert - los van dialecten

- het tweetalig onderwijs. Leonie merkt dat

daarbij de nadruk ligt op Engels.

“In de mijnstreek spraken veel mensen

tevens Duits. Veel jeugd beheerst die taal

niet meer. Het zou goed zijn om in de

Limburgse grensstreek het Duits, maar ook

Frans op scholen meer aandacht te geven.”

Leonie is voorstander van meertaligheid in Limburg . Foto: Arnaud Nilwik

17

Page 18: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

Filmarchief Nederlands mijnverleden online toegankelijk

INSTITUUT BEELD EN GELUID VIERT JAAR VAN DE MIJNEN 2015 MET PUBLICATIE ARCHIEFMATERIAAL EN VR-APPLICATIE

Ter gelegenheid van het Jaar van de Mijnen 2015 publiceert Beeld en Geluid online een grote collectie archieffilms

rond het leven en werken in de Nederlandse mijnen. Onderdeel van deze collectie is het volledige bedrijfsarchief van DSM

(voorheen De Nederlandse Staatmijnen), dat voor het eerst online beschikbaar is. Behalve online presenteert Beeld en Geluid

dit nieuw gedigitaliseerde archiefmateriaal ook in een VR-applicatie; waarin de gebruiker een virtuele rondleiding door een mijn krijgt.

Deze applicatie voor de Oculus Rift zal op verschillende locaties in de mijnstreek te ervaren zijn.

Met de online beschikbaarstelling van het

beeldmateriaal zet Beeld en Geluid het

mijnverleden op de kaart als Nederlands

erfgoed en brengt het de geschiedenis van

de mijnstreek dichtbij voor iedereen: van

het dagelijks leven, de technologische ont-

wikkelingen, feest en rouw tot de uitein-

delijke de sluiting en sloop van de mijnen.

In het chronologische overzicht van de

geschiedenis van de mijnstreek op

http://InBeeldEnGeluid.nl/mijnen is

behalve materiaal uit de DSM-collectie ook

een selectie Polygoon-journaals, RVD-

films en een enkele amateurfilm opgeno-

men. Sommige van de films zijn speciaal

´GLÜCK AUF´ WEERKLINKEN DE KERKKLOKKEN

Frank bespeelt het carillon van de Pancratiuskerk in Heerlen. Opmerkelijk detail: de draden die klavier en klokken met elkaar verbinden bestaan uit Dyneema, een door DSM ontwikkelde, oersterke kunststofvezel. Foto: Luc Lodder

Heen en weer rennend bij de opening van

concerten van André Rieu, zo kennen de

meeste mensen hem. Multi-instrumentalist

Frank Steijns volgde in 1995 zijn vader

Mathieu op als stadsbeiaardier van

Heerlen.

Tijdens het koninklijk bezoek aan Kerkrade,

Heerlen en Geleen op donderdag

8 oktober aanstaande kan Nederland niet

om het mijnverleden heen. Frank voegt

daar die dag een bijzonder aspect aan toe:

het mijnwerkerslied Glück Auf (de

oorsprong gaat terug tot de 15e eeuw)

galmt dan als eerbetoon aan alle

mijnwerkers op tal van carillons door het

Limburgse heuvelland.

Dit muzikale saluut wordt voortaan op

4 december tijdens het feest van de heilige

Barbara (patrones van zowel de mijn-

werkers als de beiaardiers en klokken-

gieters) jaarlijks herhaald!

Het begin van een nieuwe traditie in het

Jaar van de Mijnen 2015, #M2015.

voor deze publicatie voor het eerst

gedigitaliseerd en anderen zijn opnieuw

gescand in een hogere resolutie dan

voorheen.

Naast online biedt Beeld en Geluid ook

een andere manier om het leven onder de

grond te ervaren: het instituut presenteert

Mijn Explorer, een applicatie voor de VR-

bril Oculus Rift, waarin de gebruiker tijdens

een virtuele rondleiding door een mijn

archiefmateriaal te zien en te horen krijgt.

Terwijl de gebruiker afdaalt in een mijn-

schacht vertelt een mijnwerker, ingespro-

ken door Rufus Hegeman (Toneelgroep

Maastricht), over het leven onder de grond.

Mijn Explorer beleeft zijn primeur op de

opening van de Maand van de Geschie-

denis op 30 september en is vervolgens te

ervaren in het Nederlands Mijnmuseum

( 5 oktober t/m 20 oktober 2015) en het

Limburgs Museum (5 november 2015 t/m

5 januari 2016). De ontwikkeling van Mijn

Explorer is mede mogelijk gemaakt door

de financiële bijdrages van CLICKNL en

Jaar van de Mijnen 2015 (M2015).

Beeld en Geluid presenteert ´Mijn Explorer`, waarmee bezoekers vanaf 5 oktober in Heerlen en 5 november in Venlo virtueel de mijn in kunnen. Foto: Beeld en Geluid

18

Page 19: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

De openingsvoorstelling van 25 jaar

Cultura Nova (#cn25jaar) stond in het

teken van het Jaar van de Mijnen (M2015).

Letterlijk op de plek waar de Lange Lies

en de Lange Jan stonden, brachten twee

wereldberoemde Franse gezelschappen,

Groupe F en Les Plasticiens Volants, het

grootste vuurwerktheaterspektakel ooit in

Nederland!

Er waren maar liefst acht Cultura Nova

co-producties die allemaal in het teken

van #m2015 stonden.

Foto’s: Luc Lodder enFabian de Kloe

19

Page 20: Najaar 2015  #m2015 #M2015krant 3e uitgave

PARTNERS VAN HET JAAR VAN DE MIJNEN 2015 #M2015