Najaar 2015 #m2015 #M2015krant 3e uitgave
-
Upload
marc-bosch -
Category
Documents
-
view
226 -
download
4
description
Transcript of Najaar 2015 #m2015 #M2015krant 3e uitgave
#M2015KRANT
Simone houdt van
koempels Domaniale
Zie pag. 4
DÍT IS HET JAAR VAN DE MIJNEN
Dit is een uitgave van Stichting Jaar van de Mijnen 2015 / #M2015 / Bongerd 18, 6411 JM Heerlen, 045 - 560 48 15 / [email protected]
najaar 2015
Sergej filmde
´mijnstreek-jongeren´
Zie pag. 7
Ine en Hans:
hart voor cultuur
Zie pag. 11
Het Jaar van de Mijnen is een initiatief
van gemeente Heerlen en wordt mede
mogelijk gemaakt door de Provincie
Limburg samen met 14 gemeenten en
tal van maatschappelijke partners uit
Nederland en de Euregio Maas-Rijn.
Foto Nico Jesse, begin jaren ‘50 in opdracht van de directie van de Oranje Nassau-mijnen.
Een aantal vermoeide mijnwerkers bij de schachtlift wacht op hun ‘trek’.
Transitie en zelfvertrouwen Eigenlijk mag ik het woord ´transitie´ niet zo. Dit hoort thuis
in het vocabulaire van ambtenaren en architecten die het ook
hebben over ´de urbane ruimte´ indien ze de stad bedoelen en
koffie drinken bij de buren omschrijven als ´sociale cohesie´.
De uitdrukking ´transitie als traditie´ hoor ik regelmatig opdui-
ken als gesproken wordt over de Limburgse mijnstreek. Nu is
dat dan eigenlijk tóch raak geformuleerd. Als er één regio in
Nederland is, die permanent in veel opzichten aan transitie,
verandering onderhevig is, dan is het deze wel. Vooral dank zij
de snelle opkomst en nog snellere teloorgang van de steen-
koolindustrie.
Een agrarische gemeenschap, bestaand uit gemoedelijke
boerendorpjes, veranderde binnen enkele decennia in een
industriële omgeving. Een explosieve bevolkingsgroei ging
daarmee gepaard, alsook een internationalisering. De mijnen
zogen immers arbeidskrachten uit andere delen van Nederland
en het buitenland aan. De mijnsluitingsrede in 1965 door Joop
den Uyl beukte stevig tegen de fundamenten van Zuid-Lim-
burg en zware jaren dienden zich aan. Werkloosheid, sociale
ellende en vooral geknakt zelfvertrouwen dat van generatie op
generatie werd overgedragen. Wederom wijzigde de aanblik
van steden en buitengebieden. Mijnterreinen werden opge-
ruimd. Woonwijken, recreatiegebieden en kantoorkolossen
namen de opengevallen plekken in. Chemie, diensten, zorg,
onderwijs. Daar werd op ingezet. En nu dan ook op ´nieuwe
energie´ als bijvoorbeeld het benutten van het warme water
in de mijngangen en ´data en informatie´. In het Jaar van de
Mijnen, een halve eeuw na de ´Mijnnota´ wordt de balans op-
gemaakt en gekeken naar kansen voor de toekomst. Nu blijkt
dat de verbleekte trots door jonge en oudere generaties weer
danig wordt opgeboend. Zij verbeelden het thema ´mijnen´
spontaan op creatieve wijze, via muziek, tatoeages, muurschil-
deringen, poëzie en theater. Ook hier dus: ´nieuwe energie´.
Mooi dat die trots weer opduikt, want het is lastig vooruit
komen zonder zelfrespect. Ik denk dat daar ook de belang-
rijkste ´transitie´ vandaan moet komen. Voordat Den Uyl naar
Heerlen kwam, boden mijndirecteur, pastoor en burgemees-
ter werk, huisvesting, zorg en ontspanning. Dat viel allemaal
weg. Tienduizenden bleven achter als weeskinderen die alleen
wisten te luisteren en opdrachten uit te voeren, maar niet
voor zichzelf konden opkomen. Diverse geïnterviewden die in
deze krant aan het woord komen haken daarop in. Zo zegt de
Amsterdamse socioloog Bert Breij: “De mijnen en mijnwerkers
werden afgeserveerd. Als op zo´n manier met de eeuwenou-
de scheepsbouwindustrie om was gegaan, dan hadden we in
Nederland een revolutie gekregen!” En Hans Gubbels, directeur
van Museumplein Limburg: “De mensen waren hier veel min-
der gewend om voor zichzelf te denken. Voor hen was vroeger
veel geregeld. Die houding werd uiteindelijk onderdeel van
de cultuur. Men was erg volgend en niet gewend zelf initiatief
te nemen.” Om er meteen aan toe te voegen: “Hier heerst de
kracht om wat tot stand te brengen. Zo van: `Moeten we 1000
meter de grond in? Nou, dan doen we dat!´ Alleen, alles werd
ingekaderd. Je moest enkel maar doen wat je opgedragen
kreeg. Tegenwoordig wordt echter een beroep gedaan op
zelfredzaamheid, dat mensen zelf hun wijk mogen inrichten
bijvoorbeeld.”
Inderdaad. Bij de in de jaren ´70 ingezette operatie ´Van Zwart
naar Groen´ bepaalde een handjevol ´hoge heren´ wat er
diende te gebeuren. Anno 2015 wordt aan de bewoners van
de regio gevraagd wat zij zèlf willen. De voormalige mijnstreek
heeft te kampen met krimp, vergrijzing en werkloosheid.
De IBA, Internationale Bau
Ausstellung wil oplossingen aan-
dragen en riep de bevolking op
met ideeën te komen. Jo Coenen,
curator van IBA Parkstad was
verrast door het grote aantal
van 300 voorstellen.Dit lijkt een
veelbelovende transitie van ´Och,
de hoge heren doen toch wat ze
willen.´ naar ´Zeg, luister eens
even. Ik heb een goed plan!`.
Maarten Brorens
Uitgave: Stichting Jaar van de Mijnen, Postbus 1, 6400 AA Heerlen, [email protected] ,
045 - 560 48 15 Redactie: Maarten Brorens Grafisch ontwerp: Groenergras / Aline Ploeg
Foto’s: Luc Lodder, Fabian de Kloe, Arnaud Nilwik, Roger Cremers, Foto-archief DSM, Nederlands Fotomuseum
Druk: Rodi Diemen Verspreiding: diverse plekken in Zuid-Limburg Oplage: 10.000 stuks
Colofon
Foto: Luc Lodder
AGENDA
Dit is slechts een selectie uit de agenda; wekelijks komen er nieuwe evenementen bij.
Kijk voor méér evenementen, het meest actuele overzicht op: www.M2015.nl
(en volg #m2015 ook op facebook en twitter).
T/m zondag 27 september
* Expositie 200 JAAR “HOLLENDSJE KOEL” , 200 jaar
Domaniale Mijn Kerkrade - Foto’s, schilderijen,
filmbeelden, en unieke archiefstukken in Abdij Rolduc,
Kerkrade.
Zaterdag 19 september
* Opening foto-expositie Werner Mantz in de mijnstreek.
Voormalige stadsgalerij, Collectors House, Heerlen;
samengesteld door gastcurator Flos Wildschut op initiatief
van SCHUNCK* ism Stichting (Erven) Werner Mantz. t/m
25 oktober 2015.
Zondag 20 september
* Koempelmis herdenkt mijnwerkers Laura en Julia,
parochiekerk St. Antonius van Padua, Beersdalsweg,
Heerlen.
* Buurtfeest 100 jaar Mariarade & presentatie
Miniatuurmijn, Heerlen.
Dinsdag 22 september
* Lezing ‘De mijnbouw en de mijnwerkers in Limburg” -
dr. Willibrord Rutten (hoofd onderzoek Sociaal Historisch
Centrum voor Limburg), Geschied- en Oudheidkundige
Kring Venray. De Kemphaan, Kennedyplein, Venray.
Donderdag 24 september
* Zuid-Limburg na de mijnsluitingen - dr. Sjeng Kremers.
Lezing Studium Generale, Universiteit Maastricht
T/m dinsdag 29 september
* Tentoonstelling expressiegroep De Ruif - MIJNshop,
Heerlen.
Zaterdag 26 en zondag 27 september
* Landgraaf Bruist concertreeks, winkelcentrum
Op de kamp, Landgraaf. Diverse muziekkorpsen en koren,
o.a. Fanfare Barbara GA, Harmonie Laura, Harmonie
St. Michael.
Zaterdag 26 september
* Mijnwerkersdag Mijndepot, THOR Park,
André Dumontlaan, Waterschei, Genk.
* Dag van de Chemie 2015, Chemelot, Geleen. Open dag
diverse bedrijven, oa Chemie Limburg: Route 1 - Intertek;
Route 2 - Haven van Stein; Route 3 - Site tour (stopplaat-
sen ChemMarket, Brightlands Chemelot Campus).
Zondag 27 september
* Première documentaire MijnstreekComplex -
Sergej Kreso. Nederlands Film Festival, Utrecht.
* Joepe treffen, presentatie Miene Joep,
Kirchroa Jeet Plat 2015, Kerkrade.
T/m zondag 15 november
* Expositie ‘Steenkolenmijn Valkenburg, bijna 100 jaar
mijngeschiedenis’ Museum Land van Valkenburg,
Valkenburg.
Dinsdag 29 september t/m donderdag 1 oktober
* 3 Digitale Dagen 2015, Heerlen - Genk - Aken.
Zaterdag 3 oktober
* Wilhelminaberg Trappenmarathon, diverse afstanden.
De zwaarte marathon van Nederland, de steenberg in
Landgraaf op, en af.
Woensdag 7 oktober
* Mijnwerkerscultuur. Het alledaagse leven in de mijn-
streek; de mijnen in de beeldende kunst ~ Drs. Jac van
den Boogard (historicus, Sociaal Historisch Centrum voor
Limburg - SHCL), 1e lezing in collegereeks De Mijnen door
Studium Generale Maastricht, Maastricht University.
Donderdag 8 oktober
* Koning Willem-Alexander en Koningin Máxima bezoeken
de Mijnstreek in Limburg, Kerkrade, Heerlen en Geleen.
Tijdens het streekbezoek staat de transformatie van
Limburg van de mijnen naar een toekomst vol
economische mogelijkheden centraal. Vijftig jaar na de
aankondiging van de mijnsluiting viert de voormalige mijn-
streek tijdens het Jaar van de Mijnen 2015 haar verleden,
heden en toekomst.
Zaterdag 10 oktober
* Wandeling “De graven” westelijke mijnstreek,
Sweikhuizen, vanaf Gasterie de Bokkereyer.
Zondag 11 oktober
* Koempelconcert door de Fanfare Sint Caecilia van
Guttecoven & Henk Steijvers
Zondag 18 oktober
* Koempelmis Laura, Heerlen; met zanger en tekstschrijver
Paul van Loo, parochiekerk St. Antonius van Padua,
Beersdalsweg, Heerlen.
* Het Geluk van Limburg - Marcia Luyten, boekpresentatie.
Marcia Luyten, Jack Vinders en andere gasten zorgen voor
een geanimeerde middag met gesprekken, interviews en
muzikale intermezzo’s.
Woensdag 21 oktober
* Lichtfossielen. Kijken naar foto’s uit het mijnverleden
(Em. prof. dr. Wiel Kusters, dichter en literatuurwetenschap-
per UM), 2e lezing in collegereeks De Mijnen door Studium
Generale Maastricht, Maastricht University, Maastricht.
Donderdag 22 oktober
* Verbey / Lumen ad Finem Cuniculi (Wereldpremière) &
Mahler, philharmonie zuidnederland, Parkstad Theater.
* KOEMPELS, expositie FramerFramed/Schunck* met
Bas de Wit, Keetje Mans, Joan van Barneveld, Hadassah
Emmrich, Fons Haagmans, Rik Meijers, Sidi el Karachi,
Tolhuistuin, Amsterdam (t/m 6 december).
Donderdag 22 & vrijdag 23 oktober
* (G)ruis, Cultuurhuis Heerlen, dans- en muziekvoorstelling.
Vrijdag 23 oktober
* Opening van C-City - Continium, Kerkrade. C-City wordt
een plek waar kennis en verwondering over wetenschap,
technologie, design en onze aarde bij elkaar komen en
waar verleden, heden en toekomst elkaar vinden.
Maandag 26 oktober
* Lezing “kolonie en kolonie, steenkolenmijnen in Limburg
en Indië” door dr. Ben Gales, Stichting Werkgroep
Informatie Mijnbouw (W.I.M.), Savelsbergklooster, Heerlen.
Zaterdag 31 oktober
* Mijnkoren in de nieuwe Brikke-Oave in Brunssum. O.a.
Rumpens Mannenkoor, KKM St. Lambertus uit Kerkrade,
het mannenkoor van Sabic en diverse gastoptredens.
Zondag 1 november
* Mama’s Pride presenteert laatste concert Carboon en een
nieuwe langspeelplaat in Hanenhof Geleen.
Dinsdag 3 november
* Boekrelease van “Nonk Theo en de Mijnen” van journalist
Ferdi Schrooten.
Woensdag 11 november
* Het Koelhollendsj van vroeger en het Huillands van nu
(Prof. dr. Leonie Cornips, taalkundige, UM en Meertens
Instituut Amsterdam), 3e lezing in collegereeks De Mijnen
door Studium Generale Maastricht, Maastricht University.
Donderdag 12 november
* Groenten uit Heerlerheide, toneelstuk in Cultureel-
centrum Corneliushuis toneelstuk Heerlen.
Zondag 15 november
* Koempelmis Willem Sophia; met het jeugdorkest van
de fanfare Sint Cecilia uit Ubachsberg, parochiekerk
St. Antonius van Padua, Beersdalsweg, Heerlen.
Maandag 16 november
* “Auw Kolonie” - lezing Karin Cedzijnski over haar Poolse
vader, bij Heemkundeverening Geleen.
Woensdag 25 november
* Herkomst, werving, mobiliteit en binding van mijn-
werkers in Limburg (Dr. Serge Langeweg, historicus,
Museum Continium Kerkrade), 4e lezing in collegereeks
De Mijnen door Studium Generale Maastricht, Maastricht
University, Maastricht.
Zaterdag 28 t/m zondag 29 november
Wereldmuziekkoor Sophie’s Voice gaat ‘Ondergronds’,
Cultuurhuis Heerlen.
Zondag 29 november
* The Miners’ Hymns & Koel, Abdij Rolduc, Kerkrade.
Hans Gubbels ontvangt Máxima en Willem-Alexander op innovatief Museumplein Limburg
“IN DE ZUID-LIMBURGSE MIJNSTREEK HEERST DE KRACHT OM WAT TOT STAND
TE BRENGEN.” Als werktuigbouwkundige in dienst van een bouwer van pretpark-attracties, als baas van zijn eigen bedrijf
dat gespecialiseerd was in tentoonstellingsbouw reisde hij veel. “Ik heb heel wat van de wereld gezien,
maar zag weinig streken waar zoveel potentie in zit als de Zuid-Limburgse mijnregio. Hier heerst de kracht
om wat tot stand te brengen. Zo van: `Moeten we 1000 meter de grond in? Nou, dan doen we dat!´”
In 2004 werd Hans Gubbels aangesteld
als directeur van het Kerkraadse museum
dat toen nog Industrion heette. Hij vond
dat de power, de drang tot innovatie en
vooruitgang in deze regio wat nadrukkelijk
aan bod zou moeten komen. Het vroegere
Industrion, waarin opgenomen de mijn-
collectie van het voormalige Mijnmuseum
op Rolduc, is niet meer. De naam althans.
Uit oogpunt van marketing werkte deze
volgens Hans niet. “Het wekte associaties
op aan een industrieterrein. Verder was
het een mooi, maar statisch museum. We
wilden meer de nadruk leggen op hoe
de mens zijn wereld maakt, gebruikt en
ontwikkelt. Dat is een continue proces en
daarom werd het Continium.”
Die nieuwe formule bleek blijkens toe-
genomen bezoekersaantallen succesvol,
maar de ambities binnen de muren van de
naast station Kerkrade-Centrum gelegen
publiekstrekker bleken groter. Hans en
zijn medewerkers ontwikkelden plannen
om het museum nadrukkelijker neer te
zetten als een instituut van nationaal
en grensoverschrijdend belang. Dat
resulteerde - na een langdurige
ontwikkel- en bouwperiode - in drie aparte
musea, die gezamenlijk in oktober worden
opengesteld als Museumplein Limburg.
In Continium discovery center staat met
name voor de jeugd technologie centraal.
Verder is er Cube design museum waar
productontwikkeling in samenwerking met
studenten aan bod komt. Columbus earth
theater stelt bezoekers onder meer in staat
virtueel middels Europa´s grootste projec-
ties de aarde vanuit de ruimte te bekijken,
maar ook kan men er zo via pijlers weer
de Limburgse mijnen in.
Hans: “Op deze wijze hopen we op een
nog meer aantrekkelijke wijze verleden,
heden en toekomst te kunnen duiden.”
Opening door koninklijk paar
Koning Willem-Alexander en
koningin Máxima bezoeken op
8 oktober de voormalige Limburgse
mijnstreek. Onder meer gaan zij
naar Kerkrade en openen daar
officieel Museumplein Limburg.
Voor het publiek zijn de drie musea
vanaf 24 oktober geopend.
Hans Gubbels is geboren in Roermond als
zoon van een uit Gelderland afkomstige
douanebeambte en zijn moeder kwam
uit Koningsbosch. Later verhuisde hij via
Weert naar Ittervoort, waar hij nog steeds
woont met zijn gezin. Van de mijnen
wist hij nauwelijks iets, maar in het
afgelopen decennium spijkerde hij zijn
kennis behoorlijk bij en constateerde ook
dat weinig zichtbare herinneringen reste-
ren. Bovengronds is inderdaad nauwelijks
iets overgebleven van de steenkool-
industrie.
Hans blikt echter alweer vooruit:
“Ruim tachtig procent is behouden,
ondergronds. De gangen zijn er nog,
de machines, heel veel is daar achter-
gebleven. Een compleet museum. Wellicht
dat we later middels camera´s of kleine
submarines alles weer zichtbaar kunnen
maken.” Hans ziet een positieve kente-
ring in een gedurende de mijnperiode
gekweekte mentaliteit die nog lang heeft
doorgewerkt in gedrag en werkhouding
van de bevolking. “De mensen waren hier
veel minder gewend om voor zichzelf
te denken. Voor hen was vroeger veel
geregeld en verzorgd. Die houding werd
uiteindelijk onderdeel van de cultuur.
Men was erg volgend en niet gewend
zelf initiatief te nemen. Tegenwoordig,
middels burgerparticipatie wordt echter
een beroep gedaan op zelfredzaamheid,
dat mensen zelf hun wijk mogen inrichten
bijvoorbeeld.” Hans hoopt dat die ontwik-
kelingen doorzetten, zodat de trots verder
versterkt. “Dat naar binnen gekeerde, dat
moet verdwijnen en plaatsmaken voor het
besef dat we hoog op de ladder staan. Het
echte mijnverleden ligt in de gezamenlijke
kracht. Die moet nóg sterker en internati-
onaler worden. Na het proces ´van zwart
naar groen´ werd vaak geroepen `Ze heb-
ben onze identiteit weggehaald!`. Volgens
mij is dat niet zo, want de identiteit, dat
zijn de mensen zelf.”
“Het echte mijnverleden ligt in de gezamenlijke kracht. Die moet nóg sterker en internationaler worden.”
Onder meer hydraulische stempels, gebruikt om mijngangen te stutten, bevinden zich in de collectie van Museumplein Limburg. Foto: Luc Lodder
3
Simone Claessens enthousiast vrijwilligster van Schacht Nulland
“KINDEREN KUNNEN ZICH HET LEVENONDERGRONDS MOEILIJK VOORSTELLEN.”
Je hoeft een oud-mijnwerker maar ´aan´ te zetten en hij vertelt onafgebroken de ene
anekdote na de andere over zijn tijd ´op de koel´. Over het harde
werken, de gevaren en vooral de kameraadschap ondergronds.
De laatste restjes kolengruis van de
Zuid-Limburgse mijnen waren al jaren
eerder weggepoetst, toen in Kerkrade be-
gin jaren negentig Simone Claessens - als
vrijwilligster werkzaam in Schacht Nulland
- geboren werd. Ze zag de schachtwielen
niet draaien, laat staan dat ze honderden
meters onder het maaiveld het ´zwarte
goud´ heeft gedolven. Als vrouw had ze
trouwens geen kans gemaakt. Mijnwerken
was een mannenzaak. Toch, als je het
enthousiasme proeft waarmee ze erover
praat, zou je zweren dat ze het allemaal
heeft meegemaakt.
Thuis kreeg ze hooguit wat verhalen. “Een
van mijn opa´s werkte op de Staatsmijn
Wilhelmina in Terwinselen, maar toen hij
overleed was ik pas zes jaar. Mijn vader
speelde als kind na de sluiting van de
Domaniale vaker op het verlaten mijn-
terrein. Hij vertelde me wel eens dat als
je daar een steen in een plas gooide, er
ratten uit sprongen.”
De passie voor het mijnverleden heeft
Simone ongetwijfeld overgenomen van
oud-koempels van de Domaniale Mijn in
Kerkrade. Verschillende van hen hebben
de Schacht Nulland ingericht als museum
en leiden daar nu gretig bezoekers rond,
die dus toelichting uit de praktijk krijgen.
Simone: “Tijdens mijn lerarenopleiding
geschiedenis had ik als bijvak ´cultureel
erfgoed´ en in verband daarmee liep ik
hier in Kerkrade stage bij Discovery Center
Continium. Schacht Nulland is een depen-
dance van het Continium en ze zeiden
tegen mij: ´Ga daar maar eens naar toe.´
Ik ben gaan lezen over het mijnverleden
en vooral van de koempels heb ik veel
opgestoken. In de loop der tijd heb ik ze
allemaal beter leren kennen. Zeg maar
gerust dat ik van ze ben gaan houden. Dus
toen ze me na mijn afstuderen vroegen of
ik hen wilde helpen met de publiciteit,
zei ik meteen ja. Ik hou onder meer de
Facebook-pagina en de website bij en
leidt ook bezoekers rond.”
De groepen bestaan regelmatig uit
basisschooljeugd. “Het gevoel dat ik zelf
ook had, namelijk dat het moeilijk voor te
stellen is hoe het leven ondergronds was,
dat kom ik nu ook tegen bij die kinderen.
Ik laat ze een film zien en van de koem-
pels krijgen ze het nodige te horen, maar
of ze zich alles levensecht realiseren,
weet ik niet. Daarvoor zouden ze eigenlijk
daadwerkelijk ondergronds moeten gaan,
bijvoorbeeld bij de Blegny-mijn in België.”
Een jaar lang doceerde Simone aan het
Grotiuscollege in Heerlen. “In de school-
boeken komt de mijngeschiedenis niet
voor en ik had me aan het lesprogramma
te houden. Maar toen we bij de Industriële
Revolutie en de kinderarbeid terecht
kwamen, kon ik toch een link maken naar
de Limburgse mijnen. Daar werden in
de beginperiode ook kinderen ingezet.
De leerlingen raakten erg betrokken en
kwamen met verhalen over opa´s die
mijnwerker waren, ze namen allerlei
mijnattributen mee en lieten op hun
mobieltjes foto´s zien van mijnwagentjes
die ze in voortuintjes hadden gefotogra-
feerd. Een meisje vertelde me dat ze er
nu achter was gekomen dat ze in een
mijnkolonie woont.”
Zou de Domaniale nog in bedrijf zijn
geweest, dan had deze, uitgerekend nu
in het Jaar van de Mijnen, als oudste mijn
van Europa het 200-jarig bestaan kunnen
vieren. De `Hollendsje Koel´ werd namelijk
in 1815 opgericht als voortzetting van de
Franse gouvernementsmijnen Mines
Domaniales. Echter, in 1969 kwamen de
laatste kolen naar boven. Alles werd
gesloopt, alleen het markante schacht-
gebouw in Nulland bleef bestaan. Daar
wordt sinds kort niet enkel teruggekeken
naar het verleden, maar ook liefdevol de
blik gericht op de toekomst. Simone: “Dit
is nu officieel een trouwlocatie. Hier is al
een Kerkraads stel in de echt verbonden,
omgeven door koempels in vol ornaat!”
Zie ook:
www.schachtnulland.nl
Koempels van De Domaniale is ook op
Facebook te vinden.
“Ik ben gaan lezen over het mijnverleden en vooral van de koempels heb ik veel opgestoken. In de loop der tijd heb ik ze allemaal beter leren kennen.
Zeg maar gerust dat ik van ze ben gaan houden.”
Simone Claessens voelt zich thuis tussen de oud-koempels. Foto: Arnaud Nilwik
Koninklijk paar bezoekt
Schacht Nulland
Koningin Máxima en koning
Willem-Alexander bezoeken
op donderdag 8 oktober de
Zuid-Limburgse mijnstreek.
Ze bezoeken Heerlen, Geleen en
gaan naar Kerkrade en worden
onder meer door oud-koempels
rondgeleid in Schacht Nulland.
4
Mijnwerkerszoon en zanger/accordeonist Rocco Granata:
“MIJNWERKERS KREGEN GÉÉN APPLAUSNA EEN DIENST MET VUIL EN ZWAAR WERK.”
Twee Zuid-Italianen van twee generaties met een deels identieke achtergrond:
de mijnindustrie bracht hen naar België, maar beiden namen de weg die hun warm kloppend hart hen wees.
Zowel Rocco Granata (77 jaar) als Michel Bisceglia (45 jaar) kozen op jonge leeftijd voor de muziek.
“Mijn vader, Salvatore wist niet eens wat
kolenmijnen waren”, zo weet Rocco nog.
In zijn geboortestreek Calabrië hingen
overal wervende plakkaten waarmee jonge
mannen werden opgeroepen mijnwerker
te worden. “Hij wilde een jaar naar België
om met het verdiende geld de familie-
smederij te kunnen vergroten. In 1948
stapte hij op trein. Hij kwam er al snel
achter wat het werk onderin betekende.
Toen hij zijn pakje met brood openmaakte
zat het vol kolengruis. Maar Italianen
kunnen niet alleen zijn, dus al heel snel liet
hij ons ook overkomen naar Waterschei.
En daar zijn we gebleven.”
Rocco, zijn moeder en zus merkten direct
dat papà het werk in de mijn absoluut
niet leuk vond. “Hij had het wel vaker over
een ´hondenberoep`. Als hij thuiskwam
was hij vaak slecht geluimd. We hadden
geen deurbel, dus daarom bonkte hij met
het fietswiel tegen de voordeur en smeet
daarna de fiets tegen de muur.” Rocco’s
vader was niet de enige Italiaan die met
tegenzin naar de mijn ging. “Ik weet dat
er verschillende waren die na een paar
dagen in de mijn meteen terugkeerden
naar Italië.”
Vader Granata zag voor zijn zoon Rocco
een carrière als professioneel muzikant
niet zitten. Dat zou volgens hem alleen
maar een toekomst vol armoede beteke-
nen. Rocco dreef echter zijn zin door en
behaalde in 1959 wereldfaam met het
vrolijke nummer ´Marina´. “Onder in de
mijn kreeg mijn vader een ongeval. Hij
raakte met zijn been tussen twee kolen-
wagens beklemd. Na een operatie had
hij last van hoofdpijn en fluittonen in zijn
oren waardoor hij niet meer kon werken.
Zijn contract bij de mijn werd stopgezet en
ons gezin moest ook het huurhuis van de
mijn verlaten. Toen hadden ze de keus:
óf naar de barakken óf terug naar Italië.
Gelukkig verdiende ik toen inmiddels dank
zij ´Marina´ behoorlijk en kon voor mijn
ouders een huis kopen en inrichten.”
“Mijnwerker is een slavenberoep”, con-
stateert Rocco. “Voor ons artiesten wordt
na elk optreden geklapt. We leven in luxe,
maar mijnwerkers kregen géén applaus na
een lange dienst met vuil en zwaar werk.
Een oom van mij had erg last van stof-
longen, hij kreeg nauwelijks lucht. Terug
in Italië schoot hij zichzelf dood. Hij kon
gewoon niet meer.”
Ondertussen knikt Michel regelmatig. Hij
herkent de verhalen. “Mijn vader werkte
in Italië bij een houtverwerkingsbedrijf en
mijn moeder bij een boerenfamilie. Daar
mocht ze mee-eten en dat was haar loon.
Armoede lag op de loer toen de oogst
mislukte en op aanraden van familie in
Luik, die deels in de mijnen werkte, gingen
zij naar België, Zwartberg-Genk. Mijn vader
vond werk in de houtindustrie. Mijn broer
ging later nog zo´n jaar of tien naar de
mijn, maar ik had daar absoluut geen
zin in.”
Michel ontwikkelde zich tot gewaardeerd
jazzpianist, componist, arrangeur en
producer. “In 2000 maakte ik voor het eerst
een optreden van Rocco mee. Ik vond
het indrukwekkend te zien hoe hij
de hele zaal inpakte.”
Er ontstond een stevige vriendschap
en nauwe samenwerking tussen de
twee Italiaanse Belgen. Onder meer
produceerde Michel in 2007 het 68e album
van Rocco: ´Paisellu Miu´.
Een jaar eerder werkte Rocco mee aan een
verzamel-CD ´Mineworks´. “Mijn bijdrage
zie ik als een eerbetoon aan alle
mijnwerkers, maar vooral mijn oom en
mijn vader!”
“Maar Italianen kunnen niet alleen zijn, dus al heel snel liet hij ons ook overkomen naar Waterschei. En daar zijn
we gebleven.”
Foto: Luc LodderTwee Italiaanse vrienden, twee generaties met ieder een ´mijnverleden´. Foto: Luc Lodder
5
Bisschop Frans Wiertz was kapelaan in ´koeldörp´ Schaesberg:
“TIJDENS DE MIJNSLUITINGEN ZAG IK DAT GEZINSLEVENS TOTAAL
ONTWRICHT WERDEN.”Het mijnsluitingsproces was in volle gang, toen in 1968 de pas gewijde priester Frans Wiertz benoemd werd tot kapelaan van de
Schaesbergse parochie HH Petrus en Paulus. Op zijn eerste post in dienst van de Heer werd hij jarenlang geconfronteerd met de gevolgen
van het regerings-besluit uit 1965: “Schaesberg was een echt ´koeldörp´. Uiteindelijk waren er straten waar zelfs tachtig procent van de
gezinshoofden thuis zat. Vaak gezonde, vitale mannen waarvan velen al rond hun 47e met pensioen werden gestuurd. Doorgaans bemoeiden
zij zich dan overal mee. Ik deed veel aan huisbezoek en merkte dat er behoorlijk wat druk op relaties stond, dat gezinslevens totaal ontwricht
werden. Ik voelde de machteloosheid en schreef, ik meen in 1974, een brief aan toenmalig gouverneur Sjeng Kremers.
Dat hij voor werkgelegenheid zou moeten zorgen.”
“Wij hadden geen ´tools´ meer, konden
alleen maar signaleren”, zo verklaart Wiertz,
sinds 1993 bisschop van Roermond, en
duidt daarmee op het feit dat de kerk
inmiddels buitenspel stond.
De tijden waarin de mijnbazen in nauwe
samenwerking met de kerkelijke gezag-
hebbers de dienst uitmaakten was voorbij.
De directies waren gebaat bij arbeidsrust
en de Katholieke Kerk was een trouwe
bondgenoot in de strijd tegen het
oprukkende en actievoerende socialisme.
Wie naar de mijnschool wilde, diende bij
de pastoor een ´bewijs van onbesproken
gedrag´ af te halen. Wie regelmatig ver-
zuimde naar de kerk te gaan, werd op de
mijn bij de baas op het matje geroepen!
Nu waren deze ontwikkelingen niet
exclusief voor de Mijnstreek. De opdeling
van het verzuilde Nederland in katholieke,
protestante en socialistische groepen hield
tot in de jaren zestig stand. Dus werden
mijnwerkers geacht lid te zijn van een
katholieke bond. Bisschop Wiertz: “In 1954
brachten de Nederlandse bisschoppen nog
een zogeheten mandement uit waarin
katholieken werd verboden lid te zijn van
een socialistische vakbeweging.
Ook mocht men geen socialistische pers
lezen of naar de VARA luisteren. Dat alles
op straffe van het onthouden van de
sacramenten. Dit waren beslist laatste
stuiptrekkingen en in 1965 werd het
formeel weer ingetrokken.” Ruim een eeuw
geleden was het geloof echter nog stevig
gefundeerd. Frans Wiertz tekende in zijn in
1975 geschreven boek ´Geloven in
Schaesberg´ deze anekdote op, welke
speelde rond 1900: Directeur Honigmann
van de Schaesbergse mijn Oranje Nassau II
wilde dat ook op zondag gewerkt zou
gaan worden. Er kwamen protesten en
de arbeiders beriepen zich op het
kerkelijk gebod van de zondagsheiliging.
Het antwoord van Honigmann: “Meent uur,
dat der Herjott sich uvver dat küültje van
os kummeret?”
Frans Wiertz groeide op in een groot gezin
in Kerkrade. Zijn vader overleed op 33-jari-
ge leeftijd aan een hartkwaal. “Mijn moeder
hertrouwde. Haar tweede man was onder-
gronds machinist. Altijd zag ik hem met
een lang gezicht naar de mijn gaan, maar
thuis werd over het werk niet gepraat. Kijk,
tegenwoordig kun je je in alle vrijheid ont-
wikkelen, je kunt gaan studeren. In die tijd
was er in de mijnstreek weinig keus. Je had
de plicht om voor je gezin te zorgen en bij
de mijn was werk. Er was geen ontsnappen
aan. Mijn tweede vader was een intelligen-
te man met een brede culturele interesse.
Hij las ook veel. Verbitterd is misschien een
groot woord, maar ik zag hem wel lang-
zaam maar zeker verstillen. Wellicht had hij
spijt.”
De jonge Frans koos in ieder geval in alle
vrijheid voor het priesterschap en ging
voor de opleiding naar Rolduc in zijn
woonplaats. De plek waar eeuwen geleden
monniken de eerste Zuid-Limburgse kolen
dolven.
Frans Wiertz in een van de gangen van Rolduc, waar zijn priester-carrière begon. Foto: Arnaud Nilwik
6
Filmmaker Sergej Kreso portretteerde ´mijnstreek-jongeren´
“ZE ZOEKEN OP CREATIEVE WIJZE NAARNIEUWE WEGEN OM VOORUIT TE KOMEN.”
In zijn woonplaats Echt maakte Sergej Kreso voor het eerst kennis met het mijnverleden van de provincie
Limburg. In 1993 ontvluchtte hij met zijn gezin de oorlog in voormalig Joegoslavië, leerde Nederlands en
pakte zijn werk als filmmaker, journalist en muzikant weer op. “Een paar jaar later werd ik in Echt als drummer
gevraagd mee te werken aan een tragi-komische revue over de mijnen. Ik merkte toen wat dit thema met
het publiek deed, dat het veel emoties losmaakte.”
Na een aantal documentaires over de
oorlog in zijn moederland, richtte hij zich
op Limburgse onderwerpen. “Ik had het
toen wel gehad. Ik draaide me om en zag
hier nieuwe verhalen, die ik door mijn
eigen vizier bekeek.”
Momenteel legt Sergej de laatste hand
aan een docu - die op het aanstaande
Nederlands Film Festival in Utrecht in
première gaat - over jongere generaties
uit deze streek die ná de mijnsluitingen
geboren zijn: ´MijnstreekComplex´.
“Het is ook complex”, licht hij toe. “Het lijkt
soms wel of de ergernis, de ellende en
onzekerheid van generatie op generatie is
overgedragen. De jongeren van nu kunnen
het moeilijk verwoorden, want binnen de
families werd er niet over gepraat. Toch
waren de gevolgen traumatisch. Alle
\sporen werden uitgewist, alsof het
verleden vergeten moest worden. Ik zag
dat de generatie die nú opgroeit wil weten
wat hun verleden, hun identiteit is.”
Sergej´s geboorteland kende eveneens
steenkoolmijnen.
“In de socialistische tijd werden mijn-
werkers gezien als helden!” De Limburgse
koempels waren dat óók, zeker in de tijd
van de wederopbouw toen zij heel Neder-
land van energie voorzagen. Sergej merkte
dat de jongeren met wie hij sprak alsnog
uitermate trots zijn op hun mijnwerkende
voorouders. “Ze wilden achterhalen waar
ze vandaan kwamen. Lieten vervolgens
tatoeages zetten van krachtige symbolen
als een mijnlamp of de gekruiste hamers.”
De personen die geportretteerd worden
in ´MijnStreekComplex´ zijn creatievelin-
gen die overlopen van bruisende ideeën.
Sergej constateert dat zij op de basis
van het mijnverleden gepassioneerd en
creatief zoeken naar wegen om vooruit te
komen. In ieder geval heeft de schaamte
die in deze regio lang overheerste bij hen
plaats gemaakt voor eergevoel. Sergej:
“Een fotograaf legt oude woonwijken die
verdwijnen vast omdat hij vindt dat de
beelden bewaard moeten blijven. Een
ander zet avantgardistische muziek van
2015 onder een oude mijnfilm. Een jonge
vrouw die naar het westen was vertrokken
kreeg tijdens haar opleiding opdracht om
een tekst te schrijven over de Sloveense
gemeenschap in Limburg en dat was voor
haar aanleiding om weer terug te komen
en een boek erover te schrijven.
Hiphoppers die hun muziek en teksten
duidelijk in de setting van de mijnstreek
zetten. Op verschillende plaatsen werden
muurschilderingen gemaakt met de
mijnen als thema.”
Ook deze nieuwe generatie heeft geen
unaniem beeld van hoe het nu verder
moet met de regio, maar het zijn wel
stuk voor stuk individuen met een eigen
mening, zo blijkt uit de film, die volgens
Sergej “barst van de energie”. Hoopvol
verklaart hij: “Vroeger werd hier voor de
mensen gedacht: ´Jij gaat naar de mijn!`
Alles stond in het teken van ‘wij´. De
mensen vroegen zich niet af: ´Wat wil ik
zelf?´ Dat is wat de jonge mensen nu wèl
doen.”De film eindigt met beelden van de
nagespeelde mijnsluitingsrede van minis-
ter Den Uyl, opgevoerd als opening van
het Jaar van de Mijnen. Sergej: “Sommige
van de vijftig jaar geleden gedane beloftes
staan nog steeds. Toen werd gewerkt aan
de opbouw van een nieuwe maatschappij,
maar er werd niet naar de mensen
geluisterd. Er is geen elite meer die een
nieuwe identiteit kan maken.
Daarom liggen er nu kansen voor de
jongeren die gehoord willen worden en
hun denkbeelden ook nog eens middels
´urban art´ en social media kunnen
verspreiden.”
“De mensen vroegen zich niet af: ´Wat wil ik zelf?´ Dat is wat de jonge mensen nu wèl doen.”
Sergej poseert voor een van de op het mijnverleden gebaseerde murals in Heerlen. Foto: Arnaud Nilwik
7
De mijn
Iemand had een krant op de tapkast laten liggen en de man die naast mij stond
keek er naar en zei, na een poosje: ‘Er is veel veranderd de laatste jaren bij de staats-
mijnen. Het zwart van het verleden ruimt het veld voor het wit van de chemie.’
‘Wát?’ vroeg de kastelein een beetje onthutst, want in zijn kroeg wordt nooit
zo gepolijst gesproken.
‘Dat stáát hierin,’ zei de man, op een enorme advertentie tikkend. ‘En ‘t is
waar, hoor. Toen ze aan ‘t veranderen gingen hebben ze om te beginnen mij eruit
gedrukt. Ik had zeven jaar beneden gezeten. ja, niet als houwer, maar als
elektricien, dus ik kan hierboven ook m’n brood wel verdienen. Maar ‘t was wel
wennen, in de eerste tijd.’
Schouderophalend vond de kastelein: ‘Elektricien is elektricien.’
‘Ja, dat is waar,’ gaf de man toe. ‘Maar het gaat om de manier van doen.
Mijnwerkers - da’s een heel apart volk. Mijn vader was het en mijn grootvader was
het en ik heb er zelf zeven jaar tussen gezeten, dus ik ken ze. Kijk, een mijnwerker
bestaat eigenlijk uit twee mannen - een bovengrondse en een ondergrondse. En die
zijn helemaal verschillend. Ik zal je een voorbeeld geven. Je liep bijvoorbeeld op een
vrije avond door Heerlen. Dan kwam je er een tegen met wie je de vorige dag nog
beneden was geweest. Je groette elkaar vriendelijk. Of je dronk samen een biertje.
En je praatte wat. Maar niet over de mijn. Nee, over andere dingen. Maar als je nou
met diezelfde man de volgende ochtend in de lift stond en je was nog geen meter
onder de grond, dan begon hij : “Zeg, wat jij me woensdag beneden geflikt hebt ...”
En de ene knoop op de andere, want hij dáálde en dan hoorde God hem niet meer.’
‘Dus ‘t was altijd bonje in die mijn,’ begreep de kastelein.
S. Carmiggelt (1913-1987) ontwikkelde als schrijver van cursiefjes in de krant – aanvankelijk in Vooruit, de Haagse editie van Het Volk, en na de oorlog in Het Parool – een uniek meesterschap op de korte baan.
Zijn rubriek `Kronkel’ was om zijn hoge graad van herkenbaarheid geliefde dagelijkse kost bij het Nederlandse lezerspubliek. De puntige, laconieke stijl ervan paste uitstekend in een vluchtig medium als de krant. Niettemin is het werk, dat nauwelijks met het oog op duurzaamheid geschreven lijkt, inmiddels deel gaan uitmaken van de Nederlandse literatuurgeschiedenis.
De Arbeiderspers publiceert sinds enkele jaren met een ijzeren regelmaat de delen van de heruitgave van Carmiggelts complete oeuvre naar de eerste druk van elke bundel.
Uit: Mijn moeder had gelijk (1969), Simon Carmiggelt, Amsterdam, De Arbeiderspers.
Foto Eddy de Jongh
‘Nee, dat niet,’ zei de man. ‘Maar er was een soort spanning, zie je, die je boven de grond niet vindt. Nergens. Op geen enkel karwei. Je wist precies waar je aan toe was. Die vent, die me in die lift begon uit te kafferen, die zou me heus niks doen als hij achter me aan het werk was. En aan het eind van de dag onder de douche waste hij me rug, want het is gebruik in de mijn dat je dat voor elkaar doet. En zodra je met de lift an dag kwam, werd hij weer dezelfde vriendelijke man, met wie je dat pilsje dronk. ‘t Was een wereld daar die je moest kennen. Keihard, maar je hing allemaal van elkaar af en dat wist je.’ Hij keek er naar om zonder wrok, dat was duidelijk. ‘Ik heb eens meegemaakt,’ zei hij, ‘dat ‘s ochtends om half tien een houwer beneden stierf aan een hartverlamming. Weet je wat er dan gebeurt? ‘t Is gebruik. Ze leggen allemaal het werk neer. Maar ze gaan niet naar boven. Ze blijven de hele dag onder, zonder iets te doen. ‘Dit zal ‘n paar lieve centen kosten,’ zei de kastelein, in wie de ondernemer wakker werd. ‘En wat heeft ‘t in? Die doje blijft er even dood van.’ Ja, maar ‘t is solidariteit, he,’ vervolgde de man. Je hangt van mekaar af. Als je daar beneden de toon niet vinden kon, nou, dan was je mooi stuk, hoor. Ik heb een opzichter gekend, die het altijd verkeerd zei. Hij hád ‘t niet. Op een keer bleef de motor stilstaan, dus de hele produktie lag lam. Hij komt er aan - helemaal op van de zenuwen. Want als hij niet genoeg kolen boven bracht dan verdiende hij niks, dat was het systeem toen. Hij begon ons te bevelen. Nou, toen deden we het even model. “We zullen die kast maar eens open maken,” zei ik. Die zat dicht met zes-endertig schroeven. Dus dat duurde. Ik zie die man nog voor me. Bijna huilend lag hij op zijn knieën en riep: “Motorke, loop nou. Hier is m’n lamp. Hier is m’n brood. Maar loop nou, alsjeblieft.” Hij dacht aan zijn centen.’
Met een glimlach schudde hij het hoofd. “t Is hier boven erg moeilijk daar iets van te begrijpen allemaal,’ zei hij. ‘Mijn vader was het zuivere type. Als er één vier meter stak, dan stak hij er acht. Hij heeft ‘t geweten. Op z’n drieënveertigste is hij gepensioneerd met vier gebroken wervels en veertig procent mijnstof in zijn longen. Maar hij heeft z’n kinderen kunnen laten leren. Hij woont in een mooi huisje met een mooi tuintje. En hij heeft een knappe auto. Nou dan.’
8
IBA-directeur Jo Coenen proeft veel enthousiasme en betrokkenheid
“GESPREKKEN MET JONGEREN HEBBENME BEHOORLIJK WAKKER GESCHUD.”
“In mijn herinnering was het leven ruim vijftig jaar geleden overzichtelijk. Vervoer per fiets, bus of een
incidentele trein. Veld, kerk, markt en café stonden in een organische samenhang met schachten,
steenbergen en de koloniën. Samen in een eenheid van werk en dagelijks leven.”
Een tikje romantisch gekruid gaat de blik
van Jo Coenen terug naar de tijd waarin
de steenkolenmijnen nog draaiden.
“Zo herinner ik mij, opgroeiend in het
lommerrijke Nuth, later Hoensbroek
en Heerlen, de kinderrijke families, de
dorpskapper, bakker, slager, werkplaatsen
van metaal- en houtbewerkers en de
plaatselijke danszaal.”
Als voormalig rijksbouwmeester en
internationaal vermaard architect/steden-
bouwkundige met kantoorvestigingen
in Maastricht, Amsterdam, Berlijn, Bern
en Milaan, is Jo niet vergeten waar hij
vandaan komt. Als directeur/curator van
de organisatie IBA Parkstad is hij nu weer
´thuis´. “In de tijd waarin ik vertrok, begin
jaren ´70 ging het sociaal en economisch
niet goed met de regio. Toen ik een dik
jaar geleden benaderd werd voor de IBA
voelde ik me verplicht mijn kennis en
netwerk te gaan inzetten voor de trans-
formatie van de voormalige mijnstreek,
waarmee ik me nog steeds erg verbonden
voel. ´t Is get van mich!”
Vader leraar pedagogiek. Moeder van
Poolse afkomst. “Armoede dreef haar
familie via de Duitse en Noord-Franse
kolenindustrie naar Limburg. Ze hadden
gehoord dat de mijnen hier veilig waren.”
Die mijnen hebben Jo nadrukkelijk beïn-
vloed. “Ik ben grootgebracht met de tradi-
tie van deze streek. Ongetwijfeld werd ik
hier gestimuleerd om architectuur te gaan
studeren. De koeltorens, schachten en
schoorstenen prikkelden mijn verbeelding.
Het waren vaak innovatieve ontwerpen.”
Sedert zijn verbondenheid aan de IBA
neemt Jo literatuur over de Limburg-
se mijngeschiedenis door, maar vooral
spreekt hij met mensen. “Ik heb al honder-
den interviews gedaan. Ik wil de levende
kennis van nu tot me nemen. Daarbij ben
ik af en toe behoorlijk wakker geschud. Ja,
in straten waar ik als kind speelde wordt
nu geschoten, maar ik raakte toch mijn
vooringenomenheid kwijt. Het gevoel van
´ze zijn met z´n allen door het ijs gezakt´
verdween in gesprekken met jongeren.
Zelfs werkloze jeugd blijkt uit een
modderpoel nog nieuwe kracht te putten.
´We vinden het hier fantastisch. We willen
hier niet weg!´ Dat kreeg ik te horen.”
Luisteren naar wat de inwoners willen.
Dat vind Jo belangrijk. Werd na de af-
braak van de mijnen de hele operatie
´van zwart naar groen´ bepaald door een
handjevol bestuurders, voor het aan-
staande proces van leefbaarder maken
van de streek - die nu geplaagd wordt
door krimp en werkloosheid - gaat men
met een ´bottum-up-benadering´ te rade
bij de bevolking. “Daarom voel ik me ook
een spoorzoeker”, aldus Jo. Hij is ver-
rast door het enorme aantal ingediende
ideeën, zowel groot- als kleinschalige.
Herinrichting van natuurgebieden zoals de
Sibelco-groeve, aanleg en verbetering van
groenvoorzieningen, nieuwe bestemmin-
gen voor leegstaande gebouwen, tips voor
grootschalige energiebesparing, gebruik
sloopmaterialen voor nieuwbouw,
opwaardering toeristische plekken,
de aanleg van een muziekboulevard en
het plaatsen van bijenkasten.
IBA, Internationale Bau Ausstellung is
een concept dat in Duitsland uitermate
succesvol bleek bij het economisch,
sociaal en cultureel opwaarderen van
leefgebieden. Een grote mate van in-
spraak staat daarbij centraal. Zo ook bij
IBA Parkstad. Ondernemers, architecten,
overheden èn burgers brachten bijna 300
voorstellen in, waarvan een groot aantal
de komende vijf jaren nader uitgewerkt
wordt. In 2020 is een presentatie van de
plannen.
Jo erkent dat sloop soms nodig zal zijn
om de totale structuur van de streek weer
op orde te krijgen. Hij spreekt van “de
smaak van ongenoegen” als het gaat over
de “nerveuze introductie” van bedrijven-
terreinen en series ringwegen, die in zijn
ogen geen afdoende oplossingen bleken
te bieden. “Een organisme waar vaak in
gesneden is, daar kun je wel pleisters op
blijven plakken, maar uiteindelijk blijft het
bloeden. Wellicht dat de IBA als genees-
heer zorgt voor spoedige genezing.”
Jo Coenen doet een beroep op de bevolking om mee te werken aan de nieuwe toekomst van de inmiddels weer groene mijnstreek. Foto: Luc Lodder
9
Presentatie tijdens concert originele Carboon-formatie in Geleen
LP MET CARBOON-COVERS DOOR JONGE BANDS De heren van ´Carboon´ waren er tijdens popfestival Mama´s Pride te Geleen in mei jongstleden persoonlijk
bij en knikten goedkeurend, toen jonge popmusici uit de mijnstreek hun nummers vertolkten. Elke muzikant
of band deed dat in eigen stijl, uiteenlopend van singer/songwriter tot snoeiharde cowpunk.
De mijnwerkersliedjes van ´Witse nog koempel?´, een van de twee succesvolle Carboon-LP´s uit de jaren ´70,
kregen verrassend nieuwe jasjes.
Dat succesvolle initiatief krijgt een fysiek vervolg. Van kolenzwart vinyl. Een oldskool LP dus. Koen van den
Berg, voorzitter van Stichting Mama´s Pride: “Eigenlijk waren we overdonderd door het enthousiasme
waarmee de bands meededen aan dit speciale evenement. Het sloeg enorm aan bij het publiek. We vonden
meteen dat het jammer zou zijn als dit alles bij één avond zou blijven en zo ontstond het idee om de covers
op een langspeelplaat te zetten. De nieuwe versies zijn opgenomen in de studio van Antoine Pütz uit
Schinnen. Op de hoes prijkt een schilderij van kunstenaar Vincent Lancee uit Heerlen. Hierop een koempel,
met op de achtergrond een mijnschacht.”
Aan het project ´Mijn Carboon´ werken onder meer mee De Band van Van der Lende, CUDA, Joep Pelt,
Peter Beeker & Ongenode Gaste, Francis en Jick Munro & His Amazing Laserbeams. De LP wordt
gepresenteerd tijdens een concert op zondag 1 november vanaf 20.00 uur in de Hanenhof te Geleen.
Neen, niet de jonge garde treedt daar op, maar de originele formatie van ´Carboon´. Naar verluidt is dit het
laatste concert dat Carboon na 40 jaar aankondigt. De vier andere, komend najaar in Theater Heerlen zijn
uitverkocht. Volgens Koen verloopt de kaartverkoop “als een tierelier”.
Er is uitsluitend ouderwetse voorverkoop op de volgende adressen: Dit & Dat, Zuidhof 23-24, Geleen-Zuid;
Café Amadeus, Markt 34, Geleen-Centrum; Café Wilhelmina, Peschstraat 48, Oud-Geleen; Tabak- en
Gemakswinkel Borée, Bloemenmarkt 35, Lindenheuvel-Geleen.
Lied voor het Jaar van de Mijnen 2015 van Ivo Rosbeek en de Lotgenoten
IVO: “WE HEBBEN NIKS TE VERLIEZEN!” “Via strikt bepaalde spelregels werd het toeval op de proef gesteld bij alle bandleden door bijvoorbeeld een
willekeurige greep in hun boeken- of platenkast. Het toeval bepaalde zo de inhoud van onze liedjes.”
De Zuid-Limburgse muzikant/zanger Ivo Rosbeek beschrijft hoe de nieuwe CD ´Toeval besjteet neet´ van de
formatie Ivo Rosbeek en de Lotgenoten (Steve Jansen, Roger Gransier en Wouter Houben) tot stand kwam.
Een van de nummers is opgedragen aan het Jaar van de Mijnen en was een initiatief van Lei Meisen, radio/
TV-maker, cultuurambtenaar en namens Maastricht verbonden aan Het Jaar van de Mijnen. Ivo: “Er zijn
natuurlijk veel liedjes over het mijnwerkersleven en over de periode na de sluitingen. Allebei kwamen we
tot de conclusie dat er echter geen nummers over het mijnverleden zijn geschreven als popmuziek, vanuit
de optiek van de huidige generatie. Volgens het toevalsconcept lieten we ons voor de titel van dit nummer
inspireren door een krimi-boek met de titel ´Alles te verliezen`. Wij draaiden het om en het werd: ´Nieks te
verleeze`.”
Volgens Ivo vertaalt het lied het ´onderhuidse gevoel´ dat in de voormalige mijnstreek leeft. “We gebruiken
de menselijke huid dan ook als een metafoor. Een door een plastisch chirurg strakgetrokken huid staat voor
de weggevaagde mijnen, de tatoeages voor de herinneringen aan de oppervlakte en de onderhuids gelegen
aderen voor de saamhorigheid die onder meer tijdens carnaval voelbaar is.” Daarnaast is er wat maatschap-
pijkritiek in verpakt. Vandaar de titel ´Nieks te verleeze`. Ivo: “We hebben de mijnsluitingen en de ellende
daarna gehad. Nu kampen we weer met krimp en vergrijzing. Er is dus inderdaad niets meer te verliezen,
maar nu liggen alle toekomstmogelijkheden voor de jeugd in Zuid-Limburg open. Het is niet meer nodig
naar het westen verhuizen, de rest van de wereld was immers nog nooit zo dichtbij. Een stelling in het lied is
dan ook dat we moeten ophouden met zeuren en de schouders eronder zetten!”
on
tw on
twerp
: C
om
ma-S
on
twerp
ers
, ’s
-Hert
og
en
bo
sch
LissDmitrieerste concert
aankomend chef-dirigent
philharmoniezuidnederland.nl
Mahler 5symfonie
VerbeyLumen Ad Finem Cuniculi
wereldpremière
Theater Heerlendo 22 okt 20.00 u
Leo Meissen (links) en Ivo Rosbeek. Foto: Luc Lodder
Première opdrachtwerk Theo Verbey in Theater Heerlen op donderdag 22 oktober
“SYMFONIE VERKLANKT TRANSITIE VAN DE MIJNSTREEK.”´Lumen Ad Finem Cuniculi´. Dit is de titel van een orkestwerk dat speciaal voor het Jaar van de Mijnen is gecomponeerd.
De vertaling vanuit het Latijn: ´Licht aan het einde van de tunnel´.
Componist is Theo Verbey, geboren in Delft en nu wonend in Amsterdam. “Mijn in Hoensbroek wonende peetoom was
mijnwerker. Als kind begreep ik dat het zwaar en vies werk was, maar hij deed het natuurlijk niet onvrijwillig. Net als
zoveel anderen verloor hij van de ene op de andere dag zijn baan. Nadat ik deze compositie-opdracht had ontvangen,
ben ik gaan lezen over de mijnhistorie en de periode na de mijnsluitingen. Ook bracht ik een bezoek aan Heerlen.
Een stad die in mijn ogen hier en daar nog wel voor flink wat verbetering vatbaar is.”
Met dat laatste raakt Verbey dan ook het thema dat aan de opdracht verbonden was: ´transitie´. Het voortdurende
veranderingsproces waaraan de voormalige mijnstreek onderhevig is. Het initiatief tot het laten maken van een
symfonisch werk van ruim 25 minuten kwam van de philharmonie zuidnederland, Parkstad Limburg Theaters en
Stichting het Jaar van de Mijnen. “Ze kenden mijn werk al en gaven me de absolute vrijheid. Ik heb me laten inspireren
door de geschiedenis van de Limburgse mijnstreek, verzamelde muzikale ideeën, die ik vervolgens uitwerkte. Al met al
ben ik er een half jaar fulltime mee bezig geweest. Het resulteerde in een vierdelig stuk, met een langzaam laatste deel.
De wereldpremière vindt plaats op donderdag 22 oktober in Theater Heerlen. Philharmonie zuidnederland voert het werk
uit vanaf exact dezelfde plek waar minister van economische zaken Joop den Uyl in december 1965 aankondigde dat
de kolenwinning in Zuid-Limburg beëindigd zou gaan worden. De halve eeuw van transitie die daarop volgde wordt
verklankt in het werk van Theo Verbey. Het concert wordt gecombineerd met de qua thematiek verwante Vijfde
Symphonie van Gustav Mahler, ook wel ´de symfonie van het duister naar het licht´ genoemd. Dit alles onder leiding
van Dmitri Liss, met ingang van het seizoen 2016-2017 chef-dirigent van philharmonie zuidnederland.
Kaartverkoop via 045-5716607 en www.ParkstadLimburgTheaters.nl
Koen van den Berg (links) en Antoine Pütz. Foto: Luc Lodder
10
Ine Sijben en Hans Op de Coul verkozen Heerlen boven Maastricht
“VOORAL JONGEREN HEBBEN DE CULTUUR IN DE MIJNSTREEK ER WEER BOVENOP
GEBRACHT.”Als gevolg van de sluiting van de mijnen werd ook het culturele leven in de regio min of meer onthoofd. Het bruist nu weer volop in de
voormalige mijnstreek en dat is volgens Ine Sijben en Hans Op de Coul grotendeels te danken aan de vasthoudendheid waarmee de jonge
generatie zich expressief bleef uiten. Wie alleen al eens een rondje maakt door de Heerlense binnenstad, kan er niet omheen:
gigantische muurschilderingen en graffiti, popmuziek op podia en festivals, hiphop en street-art. Jeugd en jongeren hebben de toon gezet,
kleur gegeven aan deze voorheen zo grauwe betonstad.
Het koppel Hans en Ine - zelf nu
behorend tot de categorie ´oudere
jongeren´ - heeft het hele proces van nabij
meegemaakt, aanvankelijk als makers van
culturele programma´s en reportages voor
de Limburgse radio- en TV-zender L1 en
haar voorlopers, nu al weer enige jaren
als organisatoren en begeleiders van cul-
turele activiteiten. Zo´n acht jaar geleden
verhuisden ze zelfs vanuit het chique en
mondaine Maastricht naar het rafelige
Heerlen. Hans, breed lachend: “Hier in
Heerlen ligt nog alles open. Het waait hier
lekker. Niets ligt hier vast. Hier kunnen we
zelfstandig voorstellingen maken. Heerlen
is de enige stad in Limburg waar de
conservatieve autochtonen het niet voor
het zeggen hebben!”
Beiden proeven in de voormalige
mijnstreek met name bij de jongere
generaties “een honger naar cultuur”.
Ine: “Kijk bijvoorbeeld eens naar een stad
als Sittard, waar een levendige kunst- en
muziek- scene is ontstaan.” Hans verwijst
naar Landgraaf: “Theater Landgraaf in
Waubach, in de jaren ´80 opgericht door
jonge mensen die dachten: `Nou, dan
doen we het zelf maar!´ Dat zijn jongeren
die na de mijnsluitingen niet vertrokken,
maar hier bleven.”
Het dichtgooien van de mijnen hakte
er behoorlijk in, niet alleen economisch
en sociaal, maar ook cultureel.
Hans: “De mijnen ondersteunden het cul-
turele leven royaal. Niet alleen financieel,
maar ook initiërend en organiserend. In
Kasteel Hoensbroek - dat toen in beheer
was bij de Staatsmijnen - vond in 1953 de
eerste grote Nederlandse tentoonstelling
met werk van Vincent van Gogh plaats.
Toneel-, zang- en sportverenigingen
waren direct of indirect verbonden met
de mijnen, die zelfs eigen blaasorkesten
hadden. Stadsbestuurders hadden vaak
tevens zitting in verenigingsbesturen en
zo haakte alles in elkaar. De drijvende
krachten waren doorgaans de hogere
beambten en mijningenieurs, maar toen
die na de mijnsluitingen naar elders waren
vertrokken, ontstond er een zwart gat.”
Via diverse regelingen kon mijnperso-
neel met hun gezinnen goedkoop naar
de schouwburg. Ine - dochter van een
beambte - groeide op in het Heerlense
Schaesbergerveld. “Als klein kind zag ik
al de Wiener Sängerknaben en het ballet
Romeo & Julia van Tsjaikowski. Na de
mijnsluitingen donderde het culturele
leven in elkaar. In een van onze radio-
reportages zegt een Heerlenaar: ´De intel-
ligentia was vertrokken en de stad viel te-
rug op de oude elite van vóór de mijnpe-
riode. Dus die dacht ook nog dorps, terwijl
Heerlen inmiddels een gemeente was met
problemen van een grote stad.´ Vanaf de
jaren ´70 en ´80 bleef de jeugd knokken
voor eigen kansen, voor een plek in het
culturele leven. In die tijd bloeide hier ook
de scene rond punkmuziek en vervolgens
hardcore. Het was allemaal lekker een bé-
tje anarchistisch.” Niet alleen muziek, maar
ook literatuur, daar bleek de jeugd warme
belangstelling voor te hebben.
Hans: “Ik herinner me een literaire bijeen-
komst voor jongeren. Het zou over
Multatuli gaan. Er werd gerekend op
een paar mensen, maar de zaal zat - tot
verbazing van de organisatoren - bomvol.”
De uit Heerlen afkomstige acteur
Jeroen Willems maakte op jonge leeftijd
in 2001 in het vervallen Patronaat aan de
Sittarderweg te Heerlen een voorstelling
rond mijnwerkersvrouwen, hetgeen er
uiteindelijk toe leidde dat dit pand werd
verbouwd tot permanent theater. De kiem
voor theaterfestival Cultura Nova werd
begin jaren ´80 gelegd door jongeren die
constateerden dat er in het zomerse
Heerlen niets te doen was. Dank zij het
enthousiasme van een groep muziek-
liefhebbers ontstond zo´n tien jaar
geleden poppodium Nieuwe Nor. Ine vat
het zo samen: “Waar het wringt, daar krijg
je dynamiek!”
Ine en Hans omarmen de jongerencultuur in de mijnstreek. Foto: Luc Lodder
11
Bert Breij, auteur van ´De mijnen gingen open, de mijnen gingen dicht’:
“ZUID-LIMBURG MOET INZETTEN OP HERWAARDERING TECHNIEK
EN INNOVATIE.” “Tijdens en na het mijnsluitingsproces zijn vele honderden miljoenen guldens in de regio gepompt. Er is nooit een echte verantwoording
geweest waar dat geld gebleven is. Joop den Uyl heeft mij later verteld het ook niet te weten en wilde een grondig onderzoek, maar het is
er nooit gekomen. Wel zijn er opmerkelijke investeringen gedaan, zoals bijvoorbeeld in zwembaden en een 6 kilometer lange vierbaans
snelweg tussen Eygelshoven en Waubach in een wegennet dat dit helemaal niet nodig heeft. Geld om Limburg weer op te bouwen vloog alle
kanten uit, ook naar het buitenland. Dat is inmiddels wel op te maken uit diverse nota´s en rapporten. Het is hoog tijd voor een parlementaire
enquête, na al die jaren alsnog een grondig onderzoek. Geïnitieerd vanuit de provincie zelf. Als het dan toch het Jaar van de Mijnen is,
dan past een dergelijk initiatief er ook bij.”
Aan het woord is anno 2015 socioloog/
sociaal psycholoog Bert Breij, auteur van
het in 1981 verschenen boek ´De mijnen
gingen open, de mijnen gingen dicht´. Een
gedetailleerd en goed gedocumenteerd
verslag van de Zuid-Limburgse mijnge-
schiedenis, waarvoor hij ook langdurig
met Den Uyl sprak, de minister die in 1965
het besluit nam de Limburgse kolen-
industrie af te bouwen. Breij: “Voor hem
was de herstructurering mislukt. Hij weet
dat onder meer aan het feit dat wat hij
beloofde zelf niet uit kon voeren, omdat
hij in de oppositie belandde. Zijn opvolgers
hadden naar zijn mening woordbreuk
gepleegd. De mijnen vond hij veel te snel,
met onvoldoende slechte opvang voor de
regio en haar mensen, gesloten.”
In de periode waarin de Amsterdamse
katholieke slagerszoon Bert Breij dit boek
schreef, was hij hoofd voorlichting bij
Industriebond FNV, de erfopvolger van
onder meer de ooit zo machtige Ne-
derlandse Katholieke Mijnwerkers Bond
(NKMB). Breij is meerdere malen als gast
ondergronds geweest. Daarvóór kende hij
Limburg alleen van korte vakanties in het
Heuvelland. Vanwaar zijn fascinatie voor
de mijnindustrie?
“Het viel mij op dat de historie in dit land
voornamelijk als een protestantse en als
het om arbeid ging, socialistische
geschiedenis werd behandeld. Van Oranje
en als het om arbeid ging SDAP en NVV.
Van boven de Moerdijk. Het leek wel of
de katholieke geschiedenis, zo ook van
haar vakbeweging, werd weggemoffeld.
Dat irriteerde mij. Dat gold ook wat betreft
de geschiedenis van Limburg. Ik had de
indruk dat de Limburgers zelf weinig initia-
tief namen tot beschrijving van hun in-
dustrieel verleden. Ik zag ze niet hun trots
uiten. DSM verzweeg het, later overigens
minder. Dat wakkerde bij mij strijdlust aan
en ik besloot een boek te gaan schrijven
met de vakbeweging en de mijnwerkers
als rode draad.”
Dus komt onder meer Frans Dohmen, de
voorman van de Nederlandse Katholieke
Mijnwerkers Bond uitgebreid aan bod.
Deze zag het al vroeg aankomen dat de
kolen het gingen afleggen tegen andere
energiebronnen en maakte zich sterk voor
passende vervangende werkgelegenheid.
Helaas kwam die mondjesmaat.
Breij zegt nu: “De mijnen en de mijn-
werkers werden gewoon afgeserveerd.
Als op zo´n manier met de eeuwenoude
scheepsbouwindustrie om was gegaan,
dan hadden we in Nederland een revolutie
gekregen!” Waarmee hij eigenlijk - zonder
het uit te spreken - zegt dat de werkers in
het mijnbedrijf zich als te makke schapen
naar de slachtbank lieten voeren.
In het Jaar van de Mijnen wordt met
respect voor het verleden vooruit gekeken.
Daar doet Bert Breij graag aan mee: “Het
verhaal ´Limburg´ zou ik kunnen verkopen.
Het heeft zoveel te bieden. Het zou een
positief verhaal worden…máár met daarin
ook een prominente rol voor het mijnwer-
kersverleden. De mijnindustrie zorgde voor
veel technische innovaties, de vakscholen
waren van een hoog niveau en de mijnin-
genieurs behoorden tot de besten van de
wereld. De hier ontwikkelde techniek van
de koeltorens wordt nog steeds wereldwijd
toegepast. Dat ontwikkelen van ´high tech´
had men toen moeten doorzetten. Ik pleit
nu dan in Limburg voor een herwaarde-
ring van techniek, in het onderwijs op alle
niveau´s en in het bedrijfsleven. Ook voor
een imagoverbetering. Met eigen trots op
de betekenis van een rijke historie.”
Volgend jaar hoopt Bert - op zijn 72e nog
steeds aan het werk als communicatiestra-
teeg - als psycholoog te promoveren op
het onderwerp: ´Psychologische drijf-
veren voor het wel of niet doorwerken
van oudere werknemers.´ “Waarom stopt
een ideale werknemer op zijn 58e? Hoe
hou je als bedrijf gezonde en talentvolle
werknemers met veel ervaring naar diens
tevredenheid vast? Deze vragen tracht ik
te beantwoorden”, aldus Breij. “Stop met
leeftijdsdiscriminatie.”
Wellicht eveneens een thema waar het
Limburgse bedrijfsleven eens over mag
brainstormen.
Foto: Luc Lodder
“Ik had de indruk dat de Limburgers zelf weinig initiatief namen tot beschrijving van hun industrieel verleden. Ik zag ze niet hun trots uiten.”
Amsterdammer Bert Breij voelt een grote betrokkenheid met Zuid-Limburgs industrieel verleden. Foto: Luc Lodder
12
Vanuit het landelijke dorp Wijnandsrade
sloeg Marcia haar vleugels uit. Studeerde
economie, werd journaliste en is momen-
teel een van de presentatoren van TV-
programma Buitenhof. Daarvóór werk-
te ze als krantencorrespondent in onder
meer Oeganda en Rwanda. “Van daaruit
schreef ik over grondstofwinningen. Koper
in Zambia en olie in Oeganda. Uit Congo
komt een veelheid aan delfstoffen. Toen
realiseerde ik me, dat ik van onze Limburg-
se mijnindustrie nauwelijks iets wist. Mijn
vader heeft een kast vol documentatie en
daar verdiepte ik me eens in. Het bleek
allemaal grootser en interessanter dan ik
me had kunnen voorstellen. In alle op-
zichten overtrof dat alles het verhaal dat
ik meende te kennen. Sindsdien spreek
ik over de ´steenkoolindustrie´, want de
´mijnen´ vind ik eigenlijk een lief soort
verkleinwoord.”
Het schrijvershart van Marcia - momenteel
wonend nabij Amsterdam - begon
sneller te kloppen. Er zou een boek moeten
komen. “De eerste drie maanden van 2011
verbleef ik vrijwel permanent in Limburg
voor research. Ik sprak heel veel mensen
en zocht naar feiten. Uiteindelijk realiseer-
de ik me dat er al genoeg over met name
de mijngeschiedenis geschreven is, dus
wilde ik me vooral gaan toespitsen op ver-
halen. `Je moet dan eens met Jack Vinders
gaan praten´, raadde mijn vader me aan.”
De populaire Kerkraadse zanger stamt uit
een rasechte mijnwerkersfamilie en kan
daar gedetailleerd en boeiend over vertel-
len. Vandaar. Na de eerste kennismaking
was Marcia overtuigd. “Ik dacht meteen:
dit wordt mijn hoofdpersoon en vroeg
hem toestemming om zijn familiegeschie-
denis op te mogen tekenen. Ik stopte met
mijn onderzoek en zat uren met Jack aan
de keukentafel.”
Bij het geslacht Vinders praat je over drie
à vier generaties mijnwerkers. Volgens
Marcia is er sprake van een “tragisch
familieverhaal”. Dood, mishandeling,
misbruik, miskramen, alcoholisme,
opnames in inrichtingen. Het noodlot ging
niet aan de familie Vinders voorbij. Jack
kreeg het nodige te verduren toen bleek
dat hij niet voor het ´mannelijke´ mijn-
werkersvak koos en openlijk uitkwam voor
zijn homoseksualiteit.
Marcia: “Aan de hand van de familie
Vinders en de in 1949 geboren hoofd-
persoon Sjaakie wordt de lezer in het
verhaal meegenomen door de historie,
van opkomst tot ondergang van de
Nederlandse steenkoolindustrie.
Nadrukkelijk aan bod komt daarbij het
aspect ´social engineering´: kerk, mijn en
staat voerden een totalitaire regie over
het leven van de mijnwerkersgezinnen.
Er werd goed voor ze gezorgd, maar in
feite werd een hele bevolkingsgroep in
overtuiging, doel en gedrag gestuurd.”
De mijnsluitingen gaven een fikse dreun
aan de regio, die tientallen jaren voelbaar
bleef. Marcia: “Het betrof een beroeps-
bevolking die gewend was naar boven te
kijken en te doen wat gezegd werd. Vaak
ging een werkloosheidsuitkering over van
vader op zoon. De fout is gemaakt dat
vervangende werkgelegenheid werd
gezocht in maakproductie, de ´oude
industrie´. De mijnen hadden heel veel
technologische kennis in huis. Daarop had
doorgezet moeten worden, op innovatie.
Wat kwam was een kaalslag. De enige
succesvolle loot was DSM.”
Onder de vlag van de Internationale Bau
Ausstellung (IBA) wordt komende jaren
gezocht naar nieuwe duurzame toe-
komstmogelijkheden voor de voormalige
mijnstreek. Marcia: “Deze formule is vooral
in Duitsland heel succesvol gebleken. Die
IBA had eigenlijk vijftig jaar eerder moeten
komen!”
Schrijfster Marcia Luyten: “Kerk, mijn en staat voerden de totalitaire regie.”
FAMILIEVERHAAL JACK VINDERSLEIDRAAD IN BOEK OVER
LIMBURGSE MIJNGESCHIEDENISIn Wijnandsrade - of zoals ze zelf zegt: ´aan het randje van de mijnstreek´ - groeide Marcia Luyten op.
Toen de Lange Jan, de beroemde schoorsteen van de Oranje Nassau I in Heerlen, werd omgeblazen,
was ze vier jaar. “Onder mijn kinderogen werden alle sporen van het mijnverleden gewist.”
Marcia ging aan de hand van Jack Vinders door het mijnverleden van Zuid-Limburg. Foto: Roger Cremers
Het boek ´Het geluk van Limburg´ wordt
gepresenteerd op zondag 18 oktober
vanaf 14.00 uur in Theater Heerlen.
Onder meer Jack Vinders zorgt voor
de muzikale omlijsting.
13
Marlie Koonen maakte inventarisatie voor boek ´Mechelen en de Mijnen´
“PURE ARMOEDE DREEF HONDERDENMECHELSE ARBEIDERS NAAR DE MIJNEN.”
Mechelen en de Mijnen´. Dit is de titel van een boek dat 18 oktober verschijnt. Wablief? Mechelen? Dat is toch een boerendorpje in
het immer groene en idyllische Limburgse heuvelland? Wat hebben de mijnen in de vroeger zo grauwe oosthoek van onze provin-
cie ermee te maken? Veel dus! Vanuit Mechelen en andere omliggende dorpen trokken decennialang honderden mannen dagelijks
naar hun werkplek op of in de mijnen. Marlie Koonen van Heemkundevereniging Mechelen maakte een uitgebreide inventarisatie.
“Al lang was ik bezig met mijn onderzoek,
maar toen het Jaar van de Mijnen
aangekondigd werd, dacht ik: ´Dit is een
mooie gelegenheid om het boek te laten
verschijnen.´ Momenteel heb ik materiaal
voor 400 pagina´s, maar ik zal het van-
wege de kosten moeten beperken tot 250.”
Dat is dan toch nog een kloeke uitgave.
Geportretteerd worden ruim 400 Mechelse
mannen die tussen pakweg 1910 en 1970
hun brood verdienden in de mijn-
industrie. Ondergronds mijnwerkers, maar
ook bovengronds personeel. “Zeker in de
beginjaren dreef pure armoede hen naar
de mijnen”, weet Marlie. “De enige werk-
gevers in Mechelen waren een paar grote
boerderijen, plus enkele mergel- en
kiezelgroeves. Mede daarom heb ik ook
heel weinig fotomateriaal uit die oudste
periode kunnen vinden. Fotografie was
een luxe. Toen rond 1910 de mijnen gingen
draaien, vertrok de eerste mijnwerker al
vanuit Mechelen. Ook werden hier
dennenbossen aangeplant om stuthout
te leveren. Met hulp van paarden werden
de boomstammen uit de bossen gesleept.”
Het dorp kon vóór de Tweede Wereld-
oorlog grofweg worden verdeeld in
´boeren´ en ´werklui´. Marlie: “De boeren
waren zelfstandigen, de werklui waren
afhankelijk van wat hun baas hen wilde
betalen. De rollen werden na de Tweede
Wereldoorlog omgedraaid, toen de mijn-
werkers behoorlijk gingen verdienen. Een
boerenzoon vertelde mee eens: `Wij moes-
ten van ´s morgens vroeg tot ´s avonds laat
werken en de mijnwerkers gingen op een
zonnige dag lekker zwemmen in de Geul!´
Hij gaf toe jaloers te zijn geweest.
Overigens emigreerden ook veel boeren-
jongens op zoek naar een beter bestaan.”
Blijkbaar was er geen besef van het harde
mijnwerkersbestaan, concludeert Marlie:
“Aanvankelijk gingen velen per fiets naar
het werk. Soms vanwege slecht begaan-
bare wegen deels te voet met de fiets op
de schouder. Later werd voor het hele
Heuvelland vervoer met ´koelbussen´
geregeld. Wie pech had en kilometers van
een halteplaats woonde, moest eerst nog
een behoorlijk stuk lopen. Blijkbaar werd
thuis weinig over het werk op de mijn
gepraat. We gingen eens met een groep
van verschillende generaties naar het
Mijnmuseum in Heerlen. ´Nu snappen
we pas, wat ze allemaal meemaakten!`,
zo hoorde ik. Ook Mechelen had op de
mijn verongelukten te betreuren. Ook hier
woonden mannen die hun arbeid met
ernstige silicose moesten bekopen en aan
zuurstofflessen gekluisterd waren. Alleen
mijnschade aan gebouwen, daar hadden
we hier geen last van.”
Marlie nam de notulen van de Afdeling
Mechelen der RK Mijnwerkersbond
nauwgezet door en merkte: “Tot ver in de
jaren vijftig gingen de vergaderingen het
hele jaar door vrijwel nergens over, alleen
de voorbereidingen van het Barbarafeest,
dat hier groots gevierd werd in december,
zijn uitgebreid beschreven. In onze kerk
staat nog een beeld van St. Barbara, de
patrones van de mijnwerkers.”
De grote werkeloosheidsgolf na de
mijnsluitingen ging aan Mechelen voorbij.
Het dorp kende niet de droefenis waar-
onder de mijnstreek jarenlang gebukt ging.
Marlie: “De meesten hadden het blijkbaar
zien aankomen en vertrokken zelf tijdig,
nadat ze ander werk hadden gevonden.
Dat was er voldoende in deze grensstreek,
onder andere in Vaals, Aken en de Duitse
mijnen.”
Het boek ´Mechelen en de
Mijnen´wordt gepresenteerd tijdens
een feestelijk matinee op zondag
18 oktober van 14.00 tot 16.00 uur
in zaal A gen Sjoeël, Hilleshagerweg
te Mechelen.
Het enige dat in Mechelen herinnert aan het ´mijnverleden´ van dit dorp, is een Barbarabeeld in de kerk. Foto: Arnaud Nilwik
“Blijkbaar was er geen besef van het harde mijnwerkersbestaan.”
14
´Gluckauf´-regisseur Remy van Heugten over de streek waar hij opgroeide:
“REGIO´S DIE HET MOEILIJK HEBBENZIJN BROEDPLEKKEN VOOR CREATIVITEIT.”
“Toen in oktober 1983 de schacht van Staatsmijn Emma in Hoensbroek opgeblazen zou worden, stonden
we met een hele schoolklas te kijken. Stiekem hoopte ik - als kind van 7 jaar - dat hij de verkeerde kant op zou
vallen, net als de schoorsteen Lange Jan van de mijn Oranje Nassau I in Heerlen, een paar jaar eerder.
Dat verhaal had ik namelijk eens gehoord. Ik vond het spectaculair om de sloop te zien, maar een besef van wat
het eigenlijk allemaal betekende, dat had ik totaal niet.”
Wat de gevolgen van de mijnsluitingen
voor de regio waren, daar kwam Remy van
Heugten - regisseur van de film ´Gluckauf´
- in de loop van de volgende jaren wel
achter. Hij bracht zijn jeugd door in
Schinveld, Brunssum, Hoensbroek en
Heerlen. Hoewel niet afkomstig uit een
mijnwerkersgezin, hebben de mijnen en
vooral de ellende en werkloosheid als
gevolg van het opdoeken van deze
bedrijfstak hem nadrukkelijk gevormd.
“Ik voetbalde bij de jeugd van Limburgia in
Brunssum. In het logo van de club werden
nog steeds de gekruiste hamers, het
symbool van de mijnwerkers gevoerd.
De opa van een van mijn teamgenoten
speelde in het elftal dat in 1950 lands-
kampioen werd door Ajax te verslaan.”
In latere jaren zag Remy om zich heen
leeftijdsgenoten afzakken. “Sommigen
belandden in de criminaliteit, waarbij drank
en drugs ook een rol speelden. Met mijn
moeder verhuisde ik midden jaren ´90
naar de Heisterberg in Hoensbroek. Op
de zolder van het huis dat wij betrokken,
troffen we een tien centimeter dikke laag
mijnstof aan, afkomstig van de Emma. In
die buurt was veel drugsproblematiek. Ik
had er een baantje bij een drankenhandel.
Die liep heel goed.” Dat laatste zinnetje
spreekt Remy uit met een bitter lachje.
“Daarna ging ik naar de filmschool in Genk,
waar ook inmiddels de mijnen gesloten
waren. Pas daar realiseerde ik me dat het
in mijn geboortestreek goed fout ging.
De vaders van mijn voornamelijk
Italiaans-Belgische vrienden in Genk waren
allemaal aan het werk, onder meer bij
de Ford-fabriek. Vaders van Nederlandse
jongens staakten bij NedCar in Born om
te protesteren tegen dreigend ontslag.”
Na ook nog de Filmacademie in
Amsterdam - Remy´s huidige woonplaats
- te hebben doorlopen, rijpte het plan
voor een verfilming van zijn jeugdherinne-
ringen. “Het ging om allerlei losse verhalen
van verschillende personen, in buurten
waar pessimisme heerste, zeg maar gerust
fatalisme. Ze ontwikkelden zich niet. Toen
ik een paar jaar geleden voor de research
terugkwam, schrok ik behoorlijk. Ik trof
wijken waar nog niets veranderd was, waar
het zelfs erger was geworden.” Remy voegt
er snel aan toe: “Dit beeld geldt natuurlijk
niet voor heel Zuid-Limburg, maar het
verhaal dat ik wilde gaan vertellen speelt
zich in deze desolate milieu´s af.”
Het leidde tot een levensecht sociaal
drama, `Gluckauf´, over een vader en zoon
die in een criminele omgeving trachten te
overleven. Inmiddels sleepte de film tien
nominaties voor een Gouden Kalf in de
wacht.
Naar aanleiding van de film vond een paar
maanden geleden een jeugddebat plaats
in Heerlen. Remy: “Er spraken jongeren die
het milieu dat in de film geschetst wordt
kenden, zeiden zelfs dat het nu nóg harder
is. Maar ze stapten eruit en door hard
werken bouwden ze een nieuw bestaan
op. De boodschap was dan ook: crimineel
gedrag is niet stoer. Als ik nu zeg dat je niet
teveel moet klagen en zelf dingen mogelijk
kunt maken, dan snap ik ook wel dat dit
ver af staat van mensen die het ècht heel
moeilijk hebben. Misschien dat mijn succes
als filmmaker - ik ben ook maar een
eenvoudige jongen - hen stimuleert.
Wellicht ben ik een romanticus als ik zeg
dat regio´s die het moeilijk hebben en
waar crisis heerst, broedplekken zijn voor
creativiteit en optimisme. Dat proef ik hier
nu ook, zo´n mentaliteit van `We gaan er
wat van maken!´”
Remy van Heugten verfilmde zijn jeugdherinneringen in de mijnstreek. Foto: Luc Lodder
15
Sjef Logister voor het voormalig hoofdkantoor van de Oranje Nassau-mijnen. Foto: Luc Lodder
´Bovengronder´ Sjef Logister had het naar zijn zin op de Oranje Nassau
“ALS HET AAN MIJ HAD GELEGEN WAS IK ZEKER NOG TIEN JAAR
DOORGEGAAN.” Ten behoeve van de kolenproductie was Zuid-Limburgs grootste industrietak opgedeeld in bovengronds en ondergronds
mijnbedrijf. Een ´bovengronder´ was Heerlenaar Sjef Logister. Hij behoorde 38 jaar lang tot het personeelsbestand van de vier
Oranje Nassau-mijnen. Al ver voor de oorlog had hij een opleiding in de elektro gevolgd. “Aanvankelijk zat ik in de buitendienst.
Complete mijnwerkers- en beambtenwijken waren eigendom van de mijn. Ik was mede verantwoordelijk voor het onderhoud.
De stroomvoorziening, daar zorgde de centrale van de Oranje Nassau voor. Vooral in de winter gebeurde het regelmatig dat
transformatorhuisjes op springen stonden vanwege overbelasting. Dan moest ik op controle gaan en vaak bleek dat in de huizen
elektrische kacheltjes waren bijgeplaatst. Dat was toen heel gevaarlijk, omdat elk huis maar één veiligheidszekering had. Soms
moesten we met assistentie van de mijnpolitie op pad, want het gebeurde wel eens dat controleurs eruit werden geschopt.”
Het waren andere tijden. Volgens Sjef
kenden arbeiderswoningen op de boven-
verdieping geen elektrisch licht en
sommige huizen hadden slecht één
waterkraan. “Tot aan de oorlog gingen ze
nog met petroleumlampen naar boven.”
Sjef, afkomstig uit een geslacht van
´bovengronders´, kwam na de oorlog
terecht in de binnendienst en hield zich
bezig met inkoop van materialen en het
magazijn ten behoeve van de elektriciteits-
voorziening. Een kleurrijke tijd, zo blijkt uit
zijn verhalen, doortrokken van anekdotes
over materialen die privé werden gebruikt
en soms niet retour kwamen, geritsel met
uitleenbonnen en vriendendiensten voor
collega´s van andere afdelingen.
Als smeerolie voor de onderlinge werk-
verhoudingen. “Ik had eens behoorlijk te
doen met een gezin met vier kinderen,
dat het uitermate moeilijk had. Ik maakte
gebruik van materialen en mensen van
de mijn en liet een schommel en een wip
maken en plaatsen in hun tuin. Ik was, zeg
maar sociaal-corrupt.”
Toen Den Uyl zijn mijnsluitingsnota
presenteerde in de schouwburg van
Heerlen zat Sjef ook in de zaal. “Er werd
tussendoor wel druk gemompeld, maar
er kwam geen boe-geroep. Ach, eigenlijk
wisten we het al dat de mijnen gesloten
zouden worden, alleen was het nog niet
officieel bevestigd.”
De Oranje Nassau I in Heerlen ging als
laatste mijn dicht. Sjef Logister bleef tot
het allerlaatst om ook het sloopproces te
begeleiden. “Ik had nog wel tien jaar door
willen gaan. Ik had het er naar mijn zin,
maar als ik ondergronder was geweest
of werkzaam op de brikettenfabriek of de
kolenwasserij, dan was ik het liefst tien jaar
eerder gestopt.” Daarna had Sjef nog
een poos emplooi in een geheel andere
branche. Hij diende mensen met een
arbeidshandicap weer naar werk te
begeleiden. “Daarbij moest ik beoordelen
voor welke werkzaamheden zij geschikt
waren.”
Logister behoorde tot de gelukkigen die
zonder kleerscheuren en emotionele
schade het ingrijpende mijnsluitingsproces
overleefden. Het ging ook anders, heeft
hij van nabij meegemaakt. “Zeker drie
collega´s van me, nog jonge mannen in de
kracht van hun leven, overleden plotseling
aan een hartaanval. Dat kan geen toe-
val geweest zijn. Dit waren mensen die
verknocht aan hun werk waren en zich
ernstig zorgen maakten, zo van ´Wat moet
ik nou?` Heel triest vond ik dat.”
“Ik maakte gebruik van materialen en mensen van de mijn en liet een schommel en een wip maken en plaatsen in hun tuin. Ik was, zeg maar sociaal-corrupt.”
16
Leonie Cornips onderzocht spreektaal in haar vroegere woonplaats Heerlen
“STEENKOOLHOLLANDS´ IS EEN MEERLOGISCHE TAAL DAN HET NEDERLANDS.”
“Ieder die zijn oor wel eens te luisteren legt op straat, in tram
of bus, zullen evenals ons wel eens de taalkundige haren
te berge zijn gerezen bij het horen van het
Nederlands dat daar vaak wordt uitgebraakt!”
Aldus de weinig vleiende beoordeling
van de spreektaal in de mijnstreek en
met name Heerlen, kort na de Tweede
Wereldoorlog opgetekend uit de mond
van dialectoloog Kats, samensteller van
een Roermonds woordenboek.
Het is me wat, met dat Heerlens Neder-
lands. Ofwel ´Koel-huilands´. Er wordt
vaak de draak mee gestoken, met name als
dialectwoorden letterlijk ´vernederlandst´
worden, zodanig dat een niet-Limburger
er niets van snapt. Volgens Leonie Cornips
bevat deze taal, die door haar omgedoopt
werd in Heerlens Algemeen Nederlands
(HAN), ook veel prachtige vondsten die
deze wijze van spreken rijker aan uitdruk-
kingsmogelijkheden maakt dan het Ne-
derlands. Ze schreef er in 2003 een boekje
over: ´Heerlens Nederlands´. Leonie: “Als
gevolg van de explosieve groei van de
steenkoolindustrie kwamen mijnwerkers
uit andere delen van Nederland en diverse
Europese landen naar deze regio. Het was
vaak lastig om elkaar te verstaan. Er ont-
stond een Nederlands met invloeden van
het Heerlens dialect en wat buitenlands,
een soort ´steenkoolnederlands´,
een nieuwe mengtaal met een geheel
eigen grammatica. Daarnaast was het
ook zo dat als je hogerop wilde komen,
je Nederlands moest spreken. Veel hogere
mijnbeambten kwamen namelijk uit
´Holland´. Dat was lastig voor mensen
uit Heerlen, waar tot in de jaren ´20 de
raadsvergaderingen in dialect werden
gehouden. Het werd voor hen giswerk:
“hoe zou hetgeen ik wil zeggen in het
Nederlands klinken?”
Leonie werkt in Amsterdam als ´onder-
zoeker taalvariatie´ en tevens is ze bijzon-
der hoogleraar Taalcultuur Limburg aan
de Universiteit Maastricht. Ze groeide op
in het Heerlense Schaesbergerveld - in
een beambtengezin - toen de mijnen nog
volop draaiden en draagt nog steeds een
zichtbare herinnering aan die tijd bij zich.
“Het pad achter ons huis was bedekt met
een soort kolengruis. Als kind ben ik meer-
malen gevallen en nu nog zie ik onder
de huid van een van mijn knieën enkele
zwarte streepjes.”
Ze wil meteen een paar misverstanden uit
de weg ruimen: “Naar de stad gaan ´voor´
te winkelen en de WC ´aftrekken´ zijn vol-
gens de grammatica die correct
Lezing over Koelhollendsj
Over het Koelhollendsj in Heerlen geeft Leonie Cornips
op woendag 11 november vanaf 20.00 uur een
lezing in de Tapijnkazerne te Maastricht.
Aanmelding en informatie, www.sg.unimaas.nl
Foto: Arnaud Nilwik
Als kind schetste Leonie Cornips de Lange Lies en Lange Jan, schoorstenen van de mijn Oranje Nassau I in Heerlen. Ze verklaart: “Ik woonde in het Schaesbergerveld en ik heb dit getekend alsof het een uitzicht is vanuit mijn slaap-kamerraam. Maar dat kan niet, want van daaruit kon ik niet uitkijken op de mijn. Maar blijkbaar vond ik die zó dominant aanwezig dat ik de vrijheid nam om het zo te tekenen.
Nederlands voorschrijft, foute
formuleringen, die echter niet exclusief
in Limburg worden gebruikt. Ik hoor
Amsterdammers óók zo spreken, hoor.
Maar het HAN vult gaten in de Neder-
landse grammatica op. Het is een feite
een mooie en logische taal, soms zelfs
minder kunstmatig dan het Nederlands.”
Graag wat voorbeelden dan!
Leonie: “Neem de typisch Heerlense
formulering ´Hij doet in de tuin werken`.
Dit drukt uit dat hij tuinieren als hobby
heeft. Als je zegt ´Hij werkt in de tuin´,
dan is dat de actie op dit moment: hij is
“Als kind ben ik meermalen gevallen en nu nog zie ik onder de huid van een van mijn knieën enkele
zwarte streepjes.”
nú in de tuin bezig. Als je zegt ´Hij eet
een appel´, dan weet je niet of hij een paar
happen neemt of de appel helemaal opeet.
Wordt er, zoals in het HAN, ´zich´ aan
toegevoegd, `Hij eet zich een appel´,
dan weet je dat hij die appel volledig
verorbert.” Onderzoeken brachten haar
tot de overtuiging dat het prima is om
kinderen zowel dialect als Nederlands te
laten praten.
“Het is gebleken dat het brein van twee-
talige kinderen zich anders ontwikkelt en
omdat kinderen van een van beide talen
iets moeten onderdrukken bij het
gebruik van de andere, trainen ze hun
concentratie.”
De overheid stimuleert - los van dialecten
- het tweetalig onderwijs. Leonie merkt dat
daarbij de nadruk ligt op Engels.
“In de mijnstreek spraken veel mensen
tevens Duits. Veel jeugd beheerst die taal
niet meer. Het zou goed zijn om in de
Limburgse grensstreek het Duits, maar ook
Frans op scholen meer aandacht te geven.”
Leonie is voorstander van meertaligheid in Limburg . Foto: Arnaud Nilwik
17
Filmarchief Nederlands mijnverleden online toegankelijk
INSTITUUT BEELD EN GELUID VIERT JAAR VAN DE MIJNEN 2015 MET PUBLICATIE ARCHIEFMATERIAAL EN VR-APPLICATIE
Ter gelegenheid van het Jaar van de Mijnen 2015 publiceert Beeld en Geluid online een grote collectie archieffilms
rond het leven en werken in de Nederlandse mijnen. Onderdeel van deze collectie is het volledige bedrijfsarchief van DSM
(voorheen De Nederlandse Staatmijnen), dat voor het eerst online beschikbaar is. Behalve online presenteert Beeld en Geluid
dit nieuw gedigitaliseerde archiefmateriaal ook in een VR-applicatie; waarin de gebruiker een virtuele rondleiding door een mijn krijgt.
Deze applicatie voor de Oculus Rift zal op verschillende locaties in de mijnstreek te ervaren zijn.
Met de online beschikbaarstelling van het
beeldmateriaal zet Beeld en Geluid het
mijnverleden op de kaart als Nederlands
erfgoed en brengt het de geschiedenis van
de mijnstreek dichtbij voor iedereen: van
het dagelijks leven, de technologische ont-
wikkelingen, feest en rouw tot de uitein-
delijke de sluiting en sloop van de mijnen.
In het chronologische overzicht van de
geschiedenis van de mijnstreek op
http://InBeeldEnGeluid.nl/mijnen is
behalve materiaal uit de DSM-collectie ook
een selectie Polygoon-journaals, RVD-
films en een enkele amateurfilm opgeno-
men. Sommige van de films zijn speciaal
´GLÜCK AUF´ WEERKLINKEN DE KERKKLOKKEN
Frank bespeelt het carillon van de Pancratiuskerk in Heerlen. Opmerkelijk detail: de draden die klavier en klokken met elkaar verbinden bestaan uit Dyneema, een door DSM ontwikkelde, oersterke kunststofvezel. Foto: Luc Lodder
Heen en weer rennend bij de opening van
concerten van André Rieu, zo kennen de
meeste mensen hem. Multi-instrumentalist
Frank Steijns volgde in 1995 zijn vader
Mathieu op als stadsbeiaardier van
Heerlen.
Tijdens het koninklijk bezoek aan Kerkrade,
Heerlen en Geleen op donderdag
8 oktober aanstaande kan Nederland niet
om het mijnverleden heen. Frank voegt
daar die dag een bijzonder aspect aan toe:
het mijnwerkerslied Glück Auf (de
oorsprong gaat terug tot de 15e eeuw)
galmt dan als eerbetoon aan alle
mijnwerkers op tal van carillons door het
Limburgse heuvelland.
Dit muzikale saluut wordt voortaan op
4 december tijdens het feest van de heilige
Barbara (patrones van zowel de mijn-
werkers als de beiaardiers en klokken-
gieters) jaarlijks herhaald!
Het begin van een nieuwe traditie in het
Jaar van de Mijnen 2015, #M2015.
voor deze publicatie voor het eerst
gedigitaliseerd en anderen zijn opnieuw
gescand in een hogere resolutie dan
voorheen.
Naast online biedt Beeld en Geluid ook
een andere manier om het leven onder de
grond te ervaren: het instituut presenteert
Mijn Explorer, een applicatie voor de VR-
bril Oculus Rift, waarin de gebruiker tijdens
een virtuele rondleiding door een mijn
archiefmateriaal te zien en te horen krijgt.
Terwijl de gebruiker afdaalt in een mijn-
schacht vertelt een mijnwerker, ingespro-
ken door Rufus Hegeman (Toneelgroep
Maastricht), over het leven onder de grond.
Mijn Explorer beleeft zijn primeur op de
opening van de Maand van de Geschie-
denis op 30 september en is vervolgens te
ervaren in het Nederlands Mijnmuseum
( 5 oktober t/m 20 oktober 2015) en het
Limburgs Museum (5 november 2015 t/m
5 januari 2016). De ontwikkeling van Mijn
Explorer is mede mogelijk gemaakt door
de financiële bijdrages van CLICKNL en
Jaar van de Mijnen 2015 (M2015).
Beeld en Geluid presenteert ´Mijn Explorer`, waarmee bezoekers vanaf 5 oktober in Heerlen en 5 november in Venlo virtueel de mijn in kunnen. Foto: Beeld en Geluid
18
De openingsvoorstelling van 25 jaar
Cultura Nova (#cn25jaar) stond in het
teken van het Jaar van de Mijnen (M2015).
Letterlijk op de plek waar de Lange Lies
en de Lange Jan stonden, brachten twee
wereldberoemde Franse gezelschappen,
Groupe F en Les Plasticiens Volants, het
grootste vuurwerktheaterspektakel ooit in
Nederland!
Er waren maar liefst acht Cultura Nova
co-producties die allemaal in het teken
van #m2015 stonden.
Foto’s: Luc Lodder enFabian de Kloe
19
PARTNERS VAN HET JAAR VAN DE MIJNEN 2015 #M2015