Nadere Toegang op inv. nr 9 uit het archief van het

137
NT00152_9 Nadere Toegang op inv. nr 9 uit het archief van het Stadsbestuur Rhenen, 1337-1851 (152) F. Gunther en E. Verhaar Februari 2017

Transcript of Nadere Toegang op inv. nr 9 uit het archief van het

NT00152_9

Nadere Toegang op inv. nr 9 uit het archief van het

Stadsbestuur Rhenen, 1337-1851 (152) F. Gunther en E. Verhaar Februari 2017

2

Inleiding

Dit document biedt een complete transcriptie van een deel van de bestuursnotulen van de gemeente Rhenen, de zogenaamde policieboeken, over de periode 1674-1677.

3

Transcriptie [1r] Politie-boeck aenvanck nemende met de herstellinge van de regeeringe bij sijn hoogheijt den heere prince van Orange (ingevolge van de authorisatie bij hare hoogh moogenden den 20en april nieuwe stijll gedecerneert) gedaen. Den 15 april 1674 De magistraet deser stad van sijn hoogheijt bij missive in date 24 april Stilo Novo 1674 sijnde tot Utrecht geroepen, omme aldaer hooghgemelte sijn hoogheijts intentie te vernemen, luijdende deselve missive als volght. Edele vrome lieve besondere, Wij hebben goetgevonden ingevolge vande authorisatie bij hare hoogh moogenden ons gedecerneerd den 20en april nieuwe stijl u edelen mits desen aenteschrijven op morgen naemiddagh de klocke drie uren sigh alhier te laetten vinden in persoon, benevens alle die geene die den staet van burgemeester, schepenen ende vroetschappen der stadt Rhenen hier bevorens hebben bekleedt, omme alsdan onse naerdere intentie te verneemen. Waar toe ons verlatende bevelen wij u edelen hier mede. Edele, vrome, lieve, besondere inde protextie Godes. Tot Utrecht den 24en april nieuwe stijl 1674. Onderstont U edelen goedwillige vrundt en geteeckent Gl. Prince d’ Orange [1v] Hebben sigh achtervolgende hetselve aenschrijvens op den 15en april stilo veteri voor sijn hoogheijt gevonden de naevolgende regenten. Schout Johan van der Dussen Borgemeester Johan Vonck van Lienden Schepenen Huijbert van IJsendoorn Hermen Jerifaes van Aelwijck Raden Mr. Frederick Klerck, Paulus Taats, Thomas Bercheijck, Anthonij Beeck, Johan van Geijn, Joost Boonsaeijer, Jerifaes van Aelwijck Die alsoo samentelijk bij sijn hoogheijt naer een korte gedaene prologe wt den eedt sijn ontslagen. Den 21en april 1674

4

De naevolgende persoonen door den heere Johan Carel Smissaert, hooftofficier deser stadt op den stadthuijse geconvoceert sijnde, omme te aenhooren [2r] de intentie van sijn hoogheijt den heere prince d’ Orangien nopende de aenstellinge vande magistrature alhier is bevonden te sijn aengestelt tot regeerders deser stadt volgens acte bij sijn hoogheijt den 16en deses maents april geteeckent en alhier gelesen. Borgemeesteren Mr. Frederick Klerck Rijck van Hooft Schepenen Johan Vonck van Lienden Jan van Varick Aert Boonsaeijer Huijbert van IJsendoorn Doctor Johan van Wijckerslooth Paulus Taets Gerrit Verweij Raden Thomas Bergeijck Anthonij Beeck Joost Boonsaeijer Dirck Paulusz Taets Jerifaes van Aelwijck Paulus Taats Jan van Ghilsen Gerrit van Driell Cameraar en kerckmeester Cornelis Boonsaeijer Secretaris Mr. Frederick Klerck [2v] Ende hebben alle ende een ijder in voorschreven qualitè in handen vanden heere Smissaert den behoorlijcken eedt gedaen, excepto Dirck Taats absente ende voorts alle sessie genomen nae die tijt dat een ijder het langhste in regeeringe was geweest ende in reguard van die geene te bevorens in geene regeeringe waren geweest naer een ijders ouderdom. Presentibus supra dictis omnibus. En is voorts commissie op den heere borgemeester mr. Frederick Klerck gedepescheert omme ter vergaderinge van haar edel mogenden de gedeputeerden te compareeren, luijdende als volght.

5

De regeerders der stadt Rhenen hebben gecommitteert, gelijck haar edelen committeeren mits desen, den heere Frederick Klerck, borgemeester deser stadt, omme wegens dese stadt te compareeren ter vergaderingh van haar edel mogenden, de gedeputeerden vande Staten ‘s lants van Utrecht. Actum utsupra. Martis den 8en meij 1674. Den heere borgemeester Frederick Klerck de politie hebbende geconvoceerd, is aldaer mede erschenen den heere hooft officier Johan Carel Smissaert, exhibeerende de commissie bij sijn hoogheijt hem als schout deser stadt den 6en meij Stilo Novo verleent van inhoude als volght. Willem Hendrick bij der gratie Godes Prince van Orange ende Nassau, grave van Catzenellebogen, Vianden, Dietz, Lingen, Meurs, Buren, Leerdam, marquis vander Vere en Vlissingen, heere en baron van Breda, der stadt Grave ende landen van Cuijck, Diest, Gumbergen, Harstel, Cranendonck, Warneston, Arlay, Noseroij, St. Vijt, Doesburgh, Polanen, Naeltwijck, etcetera, erfburghgrave van Antwerpen ende Besoncon, erfmaarschalk van Hollandt, governeur van Hollant, Zeelant [3r] West Vrieslandt ende Utrecht, capitain generael ende admirael der Vereenighde Nederlanden. Allen den geenen die dese jegenwoordige sullen sien ofte hooren lesen saluit doen te weetten, dat wij opt goet rapport aen ons gedaen van Johan Carell Smissaert, ons sijner bequaemheijt en neerstigheijt vertrouwende, denselven gestelt en gecommitteert hebben, stellen ende committeeren mits desen, tot de bedieninge van het schout ampt van Rhenen met het geene daer aen dependeeren magh, ende sonderlinge bevel om het selve schout ampt te houden, exerceeren ende bedienen op alsulcke ordonnantie ende instructie als bij de heeren Staten ’s lants van Utrecht ofte haar edel mogende ordinaris gedeputeerden diensaengaende alrede gemaeckt sijn ende noch gemaeckt sullen mogen werden, de rechten, hoogheijt, heerlijckheijt daarinne te bewaren ende te onderhouden, de placcaten ende ordonnantien te volgen ende neerstelijck te doen onderhouden, de borgemeesteren ende schepenen te vermanen recht ende justitie te doen ende te administreeren, allen den geenen die het begeeren sall in saecken ’t sijner kennisse behoorlijck van allen excessen ende misdaden goede justitie te administreeren, de beveelen van de welgemelte heeren Staten ende de selve gedeputeerden, de decreten en vonnissen der borgemeesteren en schepenen mitsgaders vande magistraet der stadt Rhenen wel te executeeren, de keuren ende breucken te innen ende voorts wel en deughdelijck te doen all het geene een goet en getrouw schout schuldigh is ende behoort te doen tot soodanige preeminentien, rechten eeren, baten en profijten als daer toe van outs sijn staende ende sijne voorsaten ten tijde vande heeren Prince onse predecesseurs hebben genootten, welverstaende, dat hij geene compositien van atroce delicten sall mogen doen, noch geen geleijde geven [3v] sonder consent van ons ofte de welgemelte heeren Staten ofte desselfs gedeputeerden ende dat hij gehouden sal wesen jaarlijcks goede en rechtveerdige reeckeninge te doen soo wel van crimineele als civiele boeten, waar op ende van hem hier in wel en getrouwelijck te quijten ende vande exploiten van sijn officie jaarlijcks goede en rechtveerdige reeckeninge te doen, den voornoemden Johan Carel Smissaert gehouden wordt den behoorlijcken eedt te presteeren, oock cautie ende borgh te stellen, twelck gedaen sijnde versoecken wij de heeren Staeten, ofte haar edel mogenden ordinaris

6

gedeputeerden om hem van onsen’t wegen te willen stellen in possessie de bediening van’t voorchreven schout ampt van Rhenen ende dat deselve eersamentlijck alle andere rechteren, officieren ende ondersaten dien dit aengaen mach hen daar van mitsgaders eeren, rechten, boetten, nutschappen en vervallen voorschreven1 doen laten en gedogen rustelijck en vredelijck genietten en gebruicken cesseerende alle biletten ende wederseggens ter contrarie. Des ten oirconde hebben wij dese met onse naeme geteeckent ende zegel doen becrachtigen in ’s Gravenhage den 6en meij 1674 en was onderteeckent G.H. Prince d’ Orange. Laeger stont ter ordonnantie van Sijne Hoogheijt en was onderteeckent J. Huijgens Ende heeft ingevolge vandien gemelte heere Smissaert als schout den eedt in handen van den heere borgemeester Klerck gedaen. Dirck Poulusz Taats den 21 april (als wanneer de nieuwe aengestelde regeeringe bij den officier inden eedt wierden genomen) sijnde absent geweest, soo is denselven alsnu mede ter vergaderinge gecompareert ende heeft den eedt als raet in handen vanden officier gedaen. Mede geproponeert sijnde dat des lijndraeijers huijsinge, twelck de stadt toecomende ende door de francoise seer geruineert is, diende te werden gerepareert. [4r] Is, in consideratie de stadt bij dese tijt geen onkosten en dient te draegen, goetgevonden deselve huijsinge weder in huijre te doen, gelijck in huijre gedaen werdt bij desen aen Roelof van Schaijck, lijndraeijer, voor den tijt van negen jaren, ingaende Paesschen deses jaars 1674, jaarlijcks voor twaalff gulden ende den doelen jaarlijcks voor ses gulden, sulcx het voor desen mede verpacht is geweest, des denselven bovendien de reparatie selfs sal moeten bekostigen gelijck denselven ingevolge vandien heeft aengenomen. Is mede de collecte vanden toll van den heere van Amerongen vergoft aen Evert van Hemert ende sal voor sijne moeijte genieten sulcx bevonden sal werden in redelijckheijt te behooren. Op de requeste bij Jan van Amerongen gepresenteert is geappoincteert als volght. Den suppliant wert geadmitteert tottet procureur ampt, mits doende den behoorlijcken eedt ende sigh meer en meer tottet selve ampt bequaemende. Actum bij de politie. Veneris den 17en meij 1674 De politie extraordinaris op den eedt geladen ende vergadert sijnde heeft den heere borgemeester Klerck gerapporteert, dat ingevolge sijne commissie sessie willende nemen ter vergadering vande gedeputeerden van haar edel mogenden de Staten deser provintie, sijn edele door den heere presideerende te voren is gekoomen, dat alvorens sessie soude moetten nemen ter vergaderinge van haar edel mogenden de Staten deser provintie ende dat aldaar niet soude werden geadmitteert voor ende aleer [4v]

1 Lezing van dit woord is onzeker.

7

inden raet der stadt Rhenen soude hebben voorgebraght ende aldaer soude sijn aengenomen ende geapprobeert seeckere ordre ende reglement waar nae de regeeringe inde provintie van Utrecht in het toecomende sal werden bestelt ende beleijt gelijck de heeren van’t eerste en tweede lith nevens die vande steden Utrecht en Amersfoort deselve ordre al hadden aengenomen ende geapprobeert. Ende is daar op, nae prelecture van deselve ordre ende reglement ende deliberatie daerover gehouden, eenparigh onder de respective gedaene solemneele eeden goet gevonden ende geresolveert deselve ordre ende reglement mede te amplecteeren, aentenemen ende te approbeeren in alle poincten ende deelen pro ut jacet, gelijck den raedt het selve amplecteert, aenneempt ende approbeert mitsdesen ende verstaen, dat den heeren Frederick Klerck, borgemeester, als gecommitteerde ter vergaderinge van haar edel mogenden de Staten deser provintie behoorlijcke acte deses aldaer sal overbrengen ende de voorschreven ordre en reglement mettet geene sigh daar omtrent ter vergaderinge van Staten te bevorens heeft toegedraegen, alhier sal werden geregistreert. Volght de registrature van’t voorschreven reglement vide breder als bij ’t volgende extract uijtte Staten resolutien. Extract uijt de resolutien vande edel mogende heeren Staten ’s lants van Utrecht. Naer dat sijn Hoogheijt den heere prince van Orange alle de respective lede vanden regeeringe ’s lants van Utrecht inde ordinaris vergaderplaetse vande Staten hadden gedaen ontbieden ende alle deselve uit haren eedt ontslagen, is hooghgemelte sijne hoogheijt huijden weder aldaer verschenen, bescheijden hebbende de heeren die sijn hoogheijt ingevolge vanden authorisatie den 20en deser lopende maendt april [5r] nieuwen stijll aende hooghgemelte sijne hoogheijt bij de hoogh mogende heeren Staten generaell der Vereenighde Nederlanden verleent, goetgevonden hadde, dat het lith vande geëligeerde raden als mede ’t lith vande ridderschap ’s lants, mitsgaeders de magistraet der stadt Utrecht souden bekleden. Heeft aldaer bekent gemaeckt dat hooghgemelte sijne hoogheijt reflectie maeckende op de groote capaciteijt, langhdurige experientie, goede conduïte ende trouwhertige affectie tot den lande ende particulierlijck tot de hooghgemelte provintie van Utrecht, daer van den heere van Renswoude bij alle voorvallende gelegentheden kennelijcke preuven hadde gegeven, den gemelte heere van Renswoude niettegenstaende desselfs crachtigh en ernstigh versoeck ter contrarie iterativelijck gedaen, hadde aengestelt als president van de vergaderingh vande heeren Staten ’s lants van Utrecht ende als super numerairen geëligeerden raedt vanden voorschreven lande ende dat hooghgemelte sijne hoogheijt wijders hadde goetgevonden, dat het voorschreven lith vande geëligeerde raden soude werden bekleet door de heeren hier nae benoempt te weetten Heeren geëligeerden De heer Johan van Reede, heere van Renswoude, etc., president van Staten De heer Pieter Ruijsch De heer Gerard vander Nijpoort De heer van Hardenbroeck, heere tot Hardenbroeck De heer Pieter Rosa De heer Johannes Marcelis De heer Pieter van Beeck De heer Samuel de Marees, heer van Meersbergen

8

[5v] Hooghgemelte sijne hoogheijt aen sigh gereserveert hebbende de faculteijt, om noch een achtste persoon tot geëligeerde raet te mogen aenstellen, Dat hooghgemelte sijne hoogheijt voorts goetgevonden hadde dat het voorschreven lith vande ridderschap soude werden bekleedt door de heeren hier nae genoempt te weetten De heeren edelen in de ridderschap De heer Caspar van Lienden, heer van Mijnden De heer Godert van Reede, heer van Amerongen De heer Jacob vander Does, heer van Berckesteijn De heer Gerlach vander Capel, heer van Arentsbergen ende Schalckwijck De heer Hendrick Jacob Tuijll van Serooskerck, heere van Zuijlen De heer Frederick van Renes, heer vander Aa De heer Johan van Lockhorst, heer van Schoonauwen De heer van Hardenbroeck, heer van Groenewoude De heer N. de Nassouw, heer van Woudenbergh, Ouwerkerck De heer Frederick Henrick van Boetselaer, heer van Langeraeck De heer Carel Valkenaer, heer tot Valckenaer, Duckenburgh De heer Willem de Nassouw, heer van Zuijlesteijn De heer Uijtenhoven, heer van Ameliswaerdt [6r] Hebbende hooghgemelte sijne hoogheijt hier bij verklaert, dat ter beschrijvinge vande Staten onder het gemelte lith vande edelen en ridderschap sullen werden geadmitteert de heeren baron de Langeraeck, den heere van Ouwerkerck ende den heere van Zuijlesteijn, (behoudens hare respective militaire chargen) nochtans sonder consequentie gelijck mede sijn hoogheijt in consideratie van goede en trouwe diensten van den heere van Amerongen aenden staet ende sijn hoogheijt hier bevorens ende in dese verwerde conjuncture van tijden en saecken alomme gedaen, oock ten reguarde vande goede comportementen van desselfs soon den heere van Ginckel, goet gevonden hadde denselven heere van Ginckel colonel van een regiment paerden mede in voegen als boven onder de voorschreven heeren vande ridderschap te beschrijven met sijn militaire charges om te zijner tijt ter vergaderinghe van meer hooghgemelte heeren Staten te compareeren, soo nochtans dat hij daer toe niet sal werden geadmitteert als bij het overlijden van gemelten heere van Amerongen ofte dat die sijn rangh ende sessie aldaer mocht coomen te quitteren. Ende heeft sijn hoogheijt voorts tot secretaris van dese provintie aengestelt Jonathan van Luchtenburgh, verclaerende aen sigh te reserveeren de dispositie over alle verdere ampten ende bedieningen daer van sijn hoogheijt noch geene begevinge gedaen hadde. Ende dat meergemelte sijn hoogheijt mede goetgevonden hadde, dat de magistraet en raedt [6v]

9

der stadt Utrecht soude werden gecomposeert tot de heeren hier nae genoempt, te weetten Vroetschap Mr. Johan van Nellesteijn, Justus Vermeer Dr. Willem Verstraten, burgemeesters Henrick van Pothuijsen Mr. Gijsbert vanden Hoolck Ambrosius Bosschaert Dr. Cornelis Booth Mr. Paulus Voet van Winssen Mr. Johan Ram IJsaeq Tentenier Dr. Cornelis vander Voort Mr. Arnouts Straets Mr. Samuel Gerobulus Jonckheer Taats van Amerongen Jacob van Dinter Jonckheer Caspar Lieseman Mr. Johan Strick Jacob van Doeijenburgh Mr. Jacob Martens Steven van Soesdijck Mr. Pieter Boot vander Eem Mr. Johan van Aelst Mr. Anthonis vander Nijpoort De Swart Mr. Arnout vander Lingen Mr. Van Rijssen Wouter van Nellesteijn Willem van Bunnick Henricus Quint Mr. Cornelis Matthisius Jonckheer Willem vander Meulen Dr. Adrianus Gentman De heer Pieter Stattingh Mr. Arnout Spoor Mr. Henrick Quellenburgh Johan vander Meer Hendrick van Zuijlen Mr. Johan van Baerle Albert van Benthem Jonckheer Adriaen Strick tot Linschoten Ende heeft hooghgemelte sijne hoogheijt wijders daer nevens bekent gemaeckt, dat eenige der voornaempste burgeren der voorschreven stadt hooghgemelte sijne hoogheijt hadden versocht te willen arresteeren een reglement waer nae de regeeringe ’s lants van Utrecht voorschreven soude werden beleijt. [7r] Dat sijn hoogheijt ’t voorschreven aendaghtich overwogen ende ’t voorschreven reglement met rijpe deliberatie van rade geëxamineert hebbende wel hadde geconcipieert een reglement tot beleijt vande voorschreven regeeringe soodanigh opgestelt als sijn hoogheijt geoordeelt hadde , dat naast ende meest overeen quam met de regeeringe vande provintie, gelijck die van outs was geweest, echter niet hadde connen resolveeren om’t voorschreven reglement te arresteeren voor ende aleer sijne hoogheijt daer op de consideratien vande presente heeren gehoordt ende derselver goetvinden en approbatie dienaengaende verstaen soude hebben, waar op nae prelecture van’t voorschreven reglement een ijder vande voorschreven leden gedelibereert sijnde, hebben deselve eenparighlijck verklaart haar het voorschreven reglement wel te laeten gevallen ende is vervolgens het voorschreven reglement ter hooghgemelte vergaderingh gearrresteert ende vastgestelt gelijck het selve gearresteert en vastgestelt werdt bij desen soo ende in sulcken voegen als het voorschreven reglement den secretaris bij hooghgemelte sijn hoogheijt ter handt gestelt in originali staet geinsereert, luijdende als volght. Ordre ende reglement waar nae de regeeringe inde provintie van Utrecht in het toecomende sal werden bestelt en beleijt.

10

Dat de hoge regeeringe vande hooghgemelte provintie sal blijven bestaen als van outs in drie leden te weetten geëligeerde raden, ridderschappen ende steden. [7v] Dat de geëligeerde raden als nu bij sijn hoogheijt aengestelt ende die geene int toecomende aengestelt sullen werden, hare functie ende bedieninge sullen bekleden den tijt van drie achter een volgende jaren ende dat de voorschreven geëligeerde raden ofte raedt welcke off wiens tijt van bedieninge sal komen te expireeren, drie maenden voor de expiratie kennisse daervan sall moetten geven aen den stadthouder vande hooghgemelte provintie indertijt. Ende dat de welgemelte stadthouder de voorschreven geëligeerde raden ofte raedt, ’t zij alle, ofte eenige vandien alsdan sal mogen te continueeren voor noch drie jaren ofte oock wel anders inde plaetse vandie geene die niet gecontineert souden mogen worden ofte die gedurende de voorschreven tijt van drie jaren afflijvigh soude mogen werden, verkiesen uijtet geheele lighaem van proosten, deeckenen ende canonicken vande vijff capittelen alhier sonder eenige nominatie off contradictie van ijmandt, behoudelijck dat de personen die daar toe soude mogen werden gekoren sullen moeten hebben geadimpleert den vollen ouderdom van vijff en twintigh jaren ende doen publicque professie vande ware Christelijcke gereformeerde religie ende dat de voorschreven geëligeerde raden sullen moeten bestaen wt vier edelluijden ende vier borgers. [8r] Dat de decanijen ende canonisijen vande voorschreven vijff capittelen niet en sullen mogen werden gealieneert, verhandelt ofte gereliqueert anders dan met consent ende goetvinden vande welgemelte stadthouder indertijt. Dat de stadthouder indertijt mede sal hebben de depolitie over de inkompsten van alle de vicarijen dependeerende vande voorschreven proosten, decanen en vijff capittelen, geene wtgesondert, soo haest de voorschreven vicarijen successivelijck ende van tijt tot tijt sullen coomen te vervallen, ende dat denselven stadhouder tot dien eijnde een rentmeester over den ontfange vanden imcompsten der voorschreven vicarijen sal stellen, behoudelijck dat die incomsten sullen moeten werden beheerdt tottet onderhoudt van arme predikanten, haren weduwe, kinderen ofte anderen gelijcke pieuse saecken binnen dese provintie. Dat tot voorkominge van alle onlusten ende questien die voor desen mennigmaell omtrent de beschrijvinge der edelen sijn ontstaen, sal werden vastgestelt, gelijck vastgestelt werdt bij desen, dat soo wanneer de stadthouder van dese provintie indertijt soude mogen goetvinden de ridderschap door beschrijvinge te vermeerderen ofte dat een heer inde welgemelte ridderschap beschreven deser werelt soude mogen coomen te overlijden, deselve stadthouder daarinne absolutelijck ende sonder eenige contradictie sal mogen beschrijven den genen die denselven sal oordeelen daer toe de bequaemste te sijn, mits dat de persoon bij den welgemelten stadthouder in manieren vorder verhaelt inde gemelte ridderschap te beschrijven, daer toe ten aensien van hare geboorte, jaren en goederen sullen moeten wesen gequalificeert volgens de reglementen dienaengaende ende namentlijck omtrent de qualificatie der ridderhofsteden albereijts gemaeckt ende noch te maecken ende dat deselve personen oock sullen moetten doen professie vande ware Christelijcke gereformeerde religie. [8v]

11

Dat de heeren inde welgemelte ridderschap beschreven daarinne sullen blijven ende perpetueeren haar leven langh gedurende. Dat de borgemeesteren, schepenen de rait bij sijn hoogheijt alsnu aengestelt ofte noch aentestellen binnen de stadt Utrecht in hare bedieninge sullen continueeren tot Remigius ofte den eerste october 1675 toecoomende ende binnen d’ andere steden tot den dagh op welcke de nieuwe verkiesinge in het aenstaende jaar 1675 soude moeten geschieden. Dat acht dagen voor den dagh vande voorschreven verkiesinge bij borgemeesteren, schepenen en raden vande voorschreven stadt ende steden respectivelijck sal werden gedaen een nominatie van dubbelgetal van burgemeesteren mitsgaeders van schepenen vande selve stadt en steden ende dat deselve nominatie sall werden gehouden aen den stadthouder deser provintie in der tijt, omme bij deselve daar wt burgemeesteren ende schepenen geëligeert ende verkoren te werden. Dat die geene die tot borgemeesteren ende schepenen genomineert ende gekoren sullen werden, sullen moetten doen professie van de ware Christelijcke gereformeerde religie ende voorts gequalificeert sijn volgens de privilegien van deselve steden. Dat niemant langer dan twee jaren borgemeester off schepen sal mogen sijn ende alsdan een jaar sal moetten stille staen, sonder tot de voorschreven functies te mogen werden genomineert ofte geëligeert. Dogh een jaar stille gestaen hebbende, het volgende jaar daar toe wederom nominabel ende eligibel wesen sall. Ende wat belanght de raet off vroetschap der voorschreven stadt ende steden dat deselve raadt off [9r] vroetschap van deselve stadt ende steden alle jaren gecontinueert ofte verandert sal mogen werden gelijck sulcx van alle oude en ondenckelijcke tijden tot den jare 1618 toe onveranderlijck is geobserveert geweest, dienvolgende dat de stadthouder inder tijt electie gedaen hebbende vande borgemeesteren en schepenen respective den raet ende vroetschap vande voorschreven stadt ende steden het sij int geheel, het sij ten deelen sal mogen continueeren ofte uijt het geheele lichaem der borgerije ende ingeseettenen van deselve stadt en steden respective andere nieuwe raden off vroetschappen verkiesen mitsgaeders op het overlijden van ijmandt die tot borgemeester ofte schepen geëligeert soude mogen sijn soo als de welgemelte stadthouder indertijt sal oordeelen ’t best en bequaemst te wesen, sonder eenige nominatie off contradictie van ijmandt, behoudelijck dat geene andere persoonen tot raden sullen mogen werden aengestelt dan die publiecque professie doen vande ware Cristelijcke gereformeerde religie ende daertoe gequalificeert sijn volgens de privilegien. Dat de stadthouder van dese provintie indertijt sonder eenige voorgaende nominatie sall verkiesen de schouten en hooftofficieren vande respective steden, mitsgaders de maerschalcken vande respective quartieren, mits mede doende publiecque professie vande waere Christelijcke gereformeerde religie ende daer toe gequalificeert sijnde volgens de privilegien.

12

Dat de stadthouder van dese provintie indertijt insgelijck sonder nominatie off contradictie van ijmandt sal aenstellen den secretaris vande voorschreven provintie soo mennighmaell [9v] het voornoemde secretaris-schap sall coomen vacant te vallen, mits dat de voorschreven te eligeeren secretaris sal moetten doen publiecque professie vande ware Christelijcke gereformeerde religie ende daer toe gequalificeert sijn volgens de privilegien. Dat de stadthouder van dese provintie inder tijt sonder eenige nominatie off contradictie van ijmandt sal hebben de begevinge vanden militaire charges, geene uijtgesondert, het zij dat die int velt ofte daar buijtten coomen vacant te vallen. Dat ten aensien vande deputatien ende vergaderingh vande heeren Staten Generaell, den Raet van Staten, collegien ter admiraliteijt, generaliteijts reeckenkamer ofte andere collegien off societeijten vande generaliteijt onder de leden van dese provincie sullen werden geobserveert de tourbeurten daerinne tot noch toe geuseert, mits dat de commissie daer toe te geven alleen sullen sijn voor ses jaren ende dattet lith wiens tourbeurt het wesen sall eenige vande voorschreven deputatien te doen de persoon daer toe te committeeren sall moetten presenteeren aende stadthouder van dese provintie inder tijt ende dattet aen denselven stadthouder vrij sall staen de voornoemde gepresenteerde persoon te verklaeren aengenaem off niet aengenaem sonder gehouden te sijn daar van eenige redenen te geven ende soo wanneer de persoon tot de voorschreven deputatien gepresenteert voor niet aengenaem soude mogen werden verklaart het gemelte lith de voorschreven tourbeurt hebbende, gehouden sal wesen telckens daartoe een ander te presenteeren. Ende soo wanneer eenige plaetse off plaetsen [10r] vande presiderende raden, advocaet fiscaell, procureur generaell offte griffier inden hove van dese provintie soude mogen vacant vallen ofte andersints begeven moetten werden, dat de heeren Staten van deselve provintie alsdan sonder onderscheijt van leden ende buijtten tourbeurte sullen doen nominatie van een tripel getal van personen tot de voornoemde vacante ofte te begeven plaetse off plaetsen ende de voorschreven nominatie van hetselve tripel getal sullen presenteren aen den stadthouder van dese provintie indertijt, omme daar wt een persoon tot de voorschreven vaceerende plaetse off plaetsen verkoren te worden. Dat de voorschreven te nomineeren ende eligeeren persoon ofte personen sullen moetten doen publiecque professie vande ware Christelijcke gereformeerde religie. Ende naedemael de incomsten der goederen vande conventen van Oostbroeck, St. Paulus, St. Catharijnen ende andere voor soo veel de geene die niet sijn geaffecteert tot eenige publicque saecken voor dese bij de heeren Staten deser provintie sijn gebruijckt om d’ een off d’ ander familie te benificeeren ende gratificeeren, dat aende stadthouder van dese provintie indertijt sal werden gedefereert de dispositie over het overschoth der voornoemde inkomsten voor soo veel die tot de voorschreven publiecque saecken niet specialijck en sijn geaffecteert ende dat vervolgens de stadthouder indertijt sal aenstellen de rentmeester over deselve goederen.

13

Dat oock soo wanneer het soude mogen [10v] coomen te gebeuren, dat tussen de leden van dese provintie eenige verschillen ofte discrepantien souden mogen coomen te onstaen en dat de saecke daar omtrent nae haren aert en nature ende volgens ordre inde regeeringe geobserveert tot geene conclusie soude connen werden gebracht, de definitie ende de decisie vande voorschreven verschillen ende discrepantien, van wat natuur die oock soude mogen wesen, geene wtgesondert, sullen werden verbleven aende definitie ende decisie vanden stadthouder deser provintie indertijt ende dat alle de leden van de hooghgemelte provintie sullen moetten naekomen ende volbrengen ’t geene bij de welgemelte stadthouder gedefinieert ende wtgesproocken sal werden, sonder eenige oppositie off contradictie van ijmandt. En is wijders bij meer hooghgemelte sijne hoogheijt in deliberatie geleijt het arresteeren van een formulier van eedt voor de geene die in de vergaderinge vande heeren Staten deser provintie sullen verschijnen off compareeren ende bij de hooghgemelte vergaderinge dienaengaende mede eenparighlijck gearresteert, soo als gearresteert werdt bij desen, het formulier hiernae van woordt tot woordt geinsereert. Ik belove en sweere alle privilegien, hantvesten en gerechtigheden vanden lande van Utrecht ende de drie leden van dien als oock de oude wettige ende welhergebrachte costuijmen te sullen voorstaen ende helpen defendeeren ende hanthaven alle de gemejne ’s lants saecken met raedt ende daet te helpen bevorderen, daarinne adviseeren ende besluijten, sulx ick nae mijn verstant ende in rechter conscientie ten gemeijnen beste ende welvaren bevinden sal te dienen ende behooren sonder affectie, [11r] gunste ofte affgunste tot ijmandt alle ordonnantien ofte resolutien vande Staten, oock de commissien ende lasten, mij staets gewijse bevolen ende opgeleijt, naer mijn vermogen en wetenschap met allen ijver ende getrouwigheijt naer te komen, doen naer komen, waer te nemen ende wtvoeren. Dat ick oock de Christelijcke gereformeerde religie ende leere gelijck deselve inden jare 1619 bij Synode Nationaell tot Dordrecht is bevestight ende dier voegen inde publiecque kercken deser landen wort gepredickt ende geleert ende die ick in alle oprechtgheijt gelove ende houde te wesen de ware salighmaeckende religie naer mijn besten vermogen heijlighlijck ende oprechtelijck sal mainteneeren, onderhouden ende doen onderhouden sonder immer meer voor soo veel in mij is te gedogen, dat bij ijmant daarinne eenigen indraght ofte veranderinge worde gedaen ende dat ick mede punctuelijck sal obeserveeren ende naerkomen het reglement nopende het bestel ende beleijt vande provinciale regeeringe op heden ter vergaderinge gearresteert. Ende eijndelijck, dat ick gereet houden sal alle saecken inde vergaderinge vande Staten verhandelt ofte besloten, die bevolen sullen werden gereet te houden. Soo waerlijck moet mij Godt almachtigh helpen. Ende hebben dienvolgens alle de gemelte heeren wtgenomen de heer Van Zuijlesteijn, Van Amelisweerdt en Vander Hoolck, die niet present waren, afgeleght den eedt op’t voorschreven formulier.

14

Den heere van Renswoude heeft aen haar edel mogenden in bedencken gestelt, off het niet voor den lande dienstigh ende nodigh soude wesen, dat bij de [11v] regeeringe wierde vastgestelt, dat het stadthouder, capiteijn en admiraelschap generaell van deze provintie wierde gedefereert aenden heere prince van Orange ende aen sijn hoogheijts mannelijcke descendenten in wettelijcken huwelijcken te verwecken. Waar op gedelibereert sijnde hebben haar edel mogenden eenparighlijck verclaerdt ende verclaren bij desen, dat deselve aendachtelijck hebbende geconsidereert den staet ende constitutie vande regeeringe deser landen soo als die in voorlede tijden door Godes zegen onder de doorluchtige heeren princen van Orange was geweest ende particulierlijck mede ’t gundt ’t sedert drie offe vier en twintigh jaren herwaarts daarinne gepasseert ende voorgevallen was, gesien ende ondervonden hadden, dat dese staet ’t zedert het droevigh ende ongelukkigh jaar van 1650 met seer veele calamiteijten soo van buijten als van binnen geworstelt hadde, dat voor soo veel de saecke van buijtten aenginck, men bij nae sonder oorlogh ofte vrese van oorlogh was geweest. Dat inden jare 1653 tussen het coninckrijck van Engelandt ende desen staet een swaeren oorlogh was ontstaen die de fundamenten vande regeeringe deser landen dapper hadde geschut, dat men nauwelijcks adem indien oorlogh geschept hebbende den staet wederom inden jare 1656 in oorlogh met de croon van Portugaell ende naderhandt inden jare 1658 en 1659 genoeghsaem in een openbaren oorlogh ter saecke vanden oorlogh in’t noorden ontstaen, gevallen was, dat daer op wederom inden jare 1664 eenen nieuwen oorlogh tussen den coninck van Groot Britagnien ende dese landen was geresen ende dat maar even naar het eijndigen van dien oorlogh wederom was opgekomen den jegenwoordigen droevigenen luctueusen oorlogh [12r] ende dat tussen die tijt van die voorschreven openbare oorlogen desen staet noch hadde moetten lijden ende supporteeren seer veele wederwaerdigheden van soodanige naburen vande welcke deselve voor desen seer was ontsien geweest. Dat voor soo veel belanght de saacke van binnen de republicque met innerlijcken dissentien en oneenigheden seer was gequelt geweest, dat vanden jare 1650 aff tot den jare 1670 toe eenige leden vande unie t’ eenemael hadden afgesien vanden jegenwoordige heere prince van Orange eenigh naergelaten mans hair van dat doorluchtigh huijs ende dat eenige andere leden met groten ijver hadden gesustineert, dat men de handt van sijn hoogheijt niet behoorde aftetrecken en dat men int laetst vanden jare 1671 ende int begin vanden jare 1672 met den anderen gevallen was in seer grote differentien over het eligeeren van meergemelte sijne hoogheijt tot capiteijn generaell over de militien deser landen, dat de voorschreven innerlijcke dissentie oorsaeck ende aenleijdinge aende vijanden vanden staet hadden gegeven, om daer telckens van nieuws te insulteeren, wetende, dat die deselve onbequaem maeckten omme met een gewenste eendraght bij de voorouders tot een fundament van dese republicque geleijt ende van Godt de Heere soo genaedigh gesegent haar defensie ende bescherminge te betrachten ende dat de differentien die omtrent het eligeeren ende verkiesen van een cheff over de militie deser landen telckens ontstonden ende de dissentien die men daarinne vanden anderen hadde, retardeerden en wederhielden de deliberatien ende resolutien die nootwendigh genomen mosten werden om het wtheems gewelt aftekeeren ende met disputen onmittelijck deden verlopen den tijt die boven all in achtinge te nemen was. Dat [12v]

15

die selve discrepantien oorsaeck waren geweest dat men in het laetste vande voorleden jare 1671 soo wanneer den coninck van Vranckrijck genoeghsaem openbaer betuijghde dat hij dese landen met den oorlogh aengrijpen wilde, maenden hadde geconsumeert ende doorgebraght met deliberatien over de electie van een capiteijn generaell ende den persoon van sijn hoogheijt die men hadde behooren te besteden met het aennemen van krijghsvolck ende het bij den versamelen van middelen tot defensie vanden lande gerequireert. En dat daar door toe gekomen was, dat soo wanneer den coninck van Vranckrijck inden jare 1672 den staet met de wapenen aentaste, deselve in het uijterst gevaer en perijckel van haren totalen onderganck ende ruine gekomen was. En dat dese provintie daer van soo droevige effecten hadde gevoelt ende gemaeckt, dat deselve niet geschapen was in veele jaren daar van te sullen bekomen, ende onder het swaren jock van eene wtheemse regeeringe noch souden hebben moetten suchten ende eijndelijck te gronde gaen indien sijne goddelijcke majesteijt wt sijne oneijndelijcke goedertierentheijt haer door de hooghwijse conduitte onder het dapper beleijt van hooghgemelte sijne hoogheijt daer van niet hadde verlost. Ende dat mede hooghgemelte sijne hoogheijt nae de voorschreven verlossinge bij de gemeijne bondtgenoten ten uijtersten ende krachtigh hadde aengehouden ende soo veel mogelijck geëffectueert, dat dese provintie herstelt ende geconserveert mochte blijven. Dat haar edel mogenden vervolgens eenparighlijck hadden vermeijnt, dat niet beetter ofte heijlsaemer te dencken ofte hopen was, dat aen d’eene zijde ’t gunt occasie tot de voorschreven discrepantien gegeven hadde t’eenemael inde grondt wegh genomen ende geamoveert mochte werden, opdat men daar door niet wederom mochte vervallen in soo sware ongelegentheden als men tegenwoordigh [13r] hadde wtgestaen. Ende dat aen de andere zijde erkent mochte werden de grote diensten die het doorluchtige huijs van Orange tot erectie ende conservatie vande staet ende sijn hoogheijt tot verlossinge ende conservatie van dese provintie hadden gedaen ende hebben over sulcx haar edel mogenden eendraghtelijck gedefereert, gelijck deselve defereeren bij desen, aen meer hooghgmelte sijne hoogheijt ende de wettige mannelijcke kinderen, kints kinderen, descendenten ende verdere naekomelingen die hooghgedachte sijne hoogheijt ende desselfs mannelijcke kinderen, kintskinderen, descendenten ende verdere naekomelingen in wettigen huwelijcken sullen coomen te procreëren, het erfstadhouder, capiteijn en admiraelschap generaell van ende over de hooghgemelte provintie van Utrecht met alle digniteijten, preëminentien, prerogatieven, gerechtigheden en waerdigheden daer toe eenighsints specteerende, niets wtgesondert, en dat dienvolgende nae het overlijden van meer hooghgemelte sijne hoogheijt die haar edel mogenden wenschen en bidden, dat Godt almachtigh seer veele jaren voorspoedighlijck will bewaren ende zegenen het gemelte erfstadthouder, capitain, admiraelschap generaell van ende over de hooghgemelte provintie van Utrecht met alle de voorschreven preëminentien, prerogatieven, gerechtigheden en waerdigheden daar toe specteerende, niets wtgesondert, sal erven, succedeeren en devolveeren op mannelijcke wettige kinderen, kintskinderen, descendenten en verdere naekomelingen in wettigen huwelijcken te procrëren. Ende is voorts bij haar edel mogenden goetgevonden ende verstaen, gelijck haar edel mogenden goetvinden en verstaen bij desen, dat hier van [13v]

16

brieven in behoorlijcke forme onder het groot zegel vanden lande ten behoeve van hooghgemelte sijn hoogheijt ende sijn hoogheijts wettige mannelijcke kinderen, kintskinderen, descendenten en verdere naekomelingen in wettigen huwelijcken te procreëren sullen gedepescheert ende wtgegeven werden en dat copije authentijcq vandien sal werden gesonden aenden hove om aldaer geregistreert te worden. Dat wijders hooghgemelte sijne hoogheijt inde voorschreven qualiteijt als stadthouder sal werden geintroduceert in den gemelten hove, om aldaer geinstalleert te werden. Daar toe versocht ende gecommitteert sijn, gelijck versocht ende gecommitteert werden bij desen, de heeren Ende dat vorders van dese haar edel mogenden resolutie aenden volcke kennisse sal worden gegeven door den heere baron van Reede, heere van Renswoude, president vande Staten ’s lants van Utrecht, Godart Adriaen baron de Reede, heere van Amerongen wegens de heeren edelen der ridderschappen ende mr. Johan van Nellesteijn, eerst regeerende borgemester van wegen de stadt Utrecht met den secretaris aende trappen van haar edelmogenden vergaderplaetse. Is voorts geresolveert en verstaen, dat van wegen haar edel mogenden de saecke ter generaliteijt daer henen op ’t crachtighste sal werden gedirigeert ten eijnde bij haar edel mogenden het capitain en admiraelschap generaell aen hooghgemelte sijne hoogheijt ende sijn hoogheijts mannelijcke wettige descendenten bij hooghgemelte sijne hoogheijt in wettige huwelijcken te procrëeren insgelijcks mach werden gedefereert ende daer van ten behoeve van meer hooghgemelte sijne hoogheijt en sijn hoogheijts mannelijcke wettige descendenten bij hooghgemelte sijne hoogheijt in wettigen huwelijcken [14r] te proceëren gelijcke brieven in behoorlijcken forme onder het groot zegel vande generaliteijt moge werden gedepescheert ende wtgegeven. Is mede gelesen seecker requeste op de naem van Hermen van Aelwijck, oudt schepen, Jan van Geijn, oudt raet en cameraer, Henrick de Vrindt ende Alart van Laer, borgeren, gepresenteert, versouckende, vermits de papisten alle sittingen inde kerck soodanigh hadden geruineert, dat niets daarvan was overigh gebleven, consent om een gestoelte inde kerck voor haarluijden te mogen laten maeken, t welck haarluijden is geaccordeert ter plaetse daar het haar bij de borgemeester sal werden aengewesen. Actum utsupra bij de politie. Iovis den 28en meij 1674. Is gelesen ter vergaderingh vande politie een requeste in naeme vand borgerije gepresenteert, geteeckent sijnde bij Adriaen Verhuet, Lucas Beeck, Huijbert Jansen, Peter van Hoeven, Gijsbert van Noort, Gerrit Polderman, Jan van Kousteren, Gerrit van Hoeven, Frans van Helden, Henrick Taets, Jacob Verweij, Gerloch Reijnders, Jan van Beeck en Willem van Versevelt, luijdende als volght. Aenden edelen ende achtbaren magistraet der stadt Rhenen. Geven met behoorlijcke eerbiedigheijt te kennen den ondergeschreven borgeren deser stadt in naeme vanden [14v]

17

gemeene borgerije, dat sij, supplianten, voor desen altoos (wtgesondert dese gepasseerde twee jaren herwaerts) vande stadts ende borgergemeente jaarlijcks turf tot haren brandt hebben gehadt en genoten ende alsoo door dese geledene oorloghstijden alle brandt is geconsumeert ende dienvolgens een ijgelijck ten hooghsten is verlegen ende seeckerlijck te bevresen staet dat veele luijden uijt noot haar tot onfatsoenlijckheijt ende ongelegentheijt souden moeten begeven in val sij geen turf weder en coomen te trecken als voor henen cunnende deselve turf met weijnigh costen genieten, soo keren de supplianten haar tot u edelen en achtbaeren haar supplianten weder turf gelieff toe te laten komen ende profiteeren als van outs dit doende etcetera. Waar op alvorens te deponeeren sijn versoght ende gecommitteert de heeren borgemeesteren Klerck en Van Hooft mitsgaeders schepen Varick ende den cameraar omme te visiteren het veen ende alsulx te ondernemen off het selve in desen jaere de borgerije oock sonder merckelijcke prejudicie vande stadt soude connen werden toegelaten. Actum bij de politie. Lunae den 1en juni 1674. Gelesen de naerdere ende hier volgende requeste bij de borgeren gepresenteert. Aende edele en achtbaere magistraet der stadt Rhenen. Geven met behoorlijcke eerbiedigheijt te kennen wij ondersaten, borgeren deser stadt in naeme vanden [15r] gemeene borgerije dat wij bij requeste hebbende versoght dat vermits dese droevige conjuncturen van tijden ende de groote armoede der borgers in desen jare bij de heeren van de magistraet die voorsorge moge werden gedaen ten eijnde de borgers eenige torf mogen hebben. Dat haar supplianten nu van ter zijden te voorens is gecoomen, dat op het hoge geen gelegentheijt sal vallen om boven de bediende vande stadt de borgeren van eenige torff te voorsien en dat de achtbaere heeren vande magistraet difficulteeren elders den torf te laten graven, vermits het soude strecken tot prejudicie van de stadt ende jaarlijckse revenue twelck vanden stadtsweijgemeente andersints getrocken wordt ende want echter te vresen staet dat vermits de groote armoede der borgeren door desen droevigen oorlogh veroorsaeckt veele inconvenientien te verwachten sijn bij gebreck van brandt aen de heggen aende toebacxlanden staende, daar nochtans de interesse van veele borgeren alhier aen dependeeren. Soo versoecken wij, supplianten, dat u edele achtbaeren voor desen jare daar mede soodanigh gelieve te voorsien als in desen sullen bevinden te behooren, dat doende etcetera en was onderteeckent Adriaen Verhuet, Huijbert Jansen, Gijsbert van Noort, Jan van Causteren, Hendrick Taets, Geerlich Reinders, W[illem] v[an] V[ersevelt], Lucas Beeck, Peter van Hoeven, Gerrit Polderman, Gerrit van Hoeven, Frans van Helden, Jacob Verweij, Jan van Brenck. En rapporteerden de heere borgemeester Klerck ende andre gecommitteerden, dat met de veenmaeijers hadden gevisiteert het veen specialijck oock de oude mate en dat op het hoge niet wel en kan werden gegraeven, edogh echter inde mate twee slootten gegraeven soude connen werden aende noortzijde langhs de grift als oock aende oostzijde langhs het dijcks en soo voorts het nodigh soude wesen [15v]

18

oock tussen den goeden Troost2 ende de oude mate dattet selve aldaer soude connen geschieden op het bequaemste ende tot de minste schade en naedeel vande stadts weijgemeente ende dattet selve mede voor eene heijnouge soude connen dienen. Waar op geresolveert is in consideratien vanden swaren lasten die de borgeren deser stadt onder het jock vanden francoisen hebben moetten dragen ende de grootte armoede die daer door is gecausert, dat voor desen jare 1674 eenigen turf inde oude mate bij den cameraar indertijt tot soulaes der borgeren sall werden gegraeven, edogh sonder de minste consequentie nadien niet vorder soude connen werden gegraeven sonder merckelijke prejudicie vande stadt ende op dat een ijder daer van kennisse moge hebben, sal het selve in maniere naevolgende werden gepubliceert. De heeren regeerders deser stadt hebbende geconsidereert den swaren lasten die de borgeren deser stadt onder het jock vande francoisen hebben moetten draegen ende de grootte armoede die daar door is gecauseert, hebben goetgevonden op de requeste bij de borgeren dienaengaende aen haar edelen gepresenteert, te consenteeren, dat voor desen jare 1674 eenigen turf inde oude mate bij den cameraar indertijt tot soulaes der borgeren sall werden gegraeven sulx dese dient voor notificatie ten eijnde eenen ijgelijck der borgeren die gesint is mede aenden turf te participeeren binnen den tijt van drie daegen sigh aengeve aenden cameraar indertijt ende binnen acht dagen betaele aen handen van den selven cameraar een ducaton tot vervall der onkosten die in’t graven sullen moetten werden aengewent, sullende bij gebreecke vandien naderhandt niet werden aengetrocken. Ende sal den cameraar daer toe aencomende donderdagh des naemiddaghs ten twee uren sullende wesen den [16r] 4en deses maents junij en vervolgens de volgende dagen op den stadthuijse sitdagh houden ende den 9en deses maents een aenvanck vant graven maecken. Ende werdt mits desen eenen ijgelijck bij desen wel expresselijck gelast dien turf te houden tot sijn eijgen gebruijck met interdictie van deselve te mogen alieneeren op verbeurte vanden turff ende daerenboven de boette van vijf en twintgh gulden bij kopen ende verkopen te verbeuren, welcke boette sonder eenige conniventie kegens de gebreeckige sal werden geëxecuteert. Aen Breunis Geurts is aenbestaeijt het maecken van ijder daghwerck turfs voor ses gulden ses stuijvers, dus ijder hout een halve ducaton, gelijck hem den turff op het hoogh aenbestaeijt is. Des sal hem den cameraar op all het graven soo op ’t hoogh als inde mate een ducaet toegeven boven een half vat bier. Is mede verstaen, dat tot onderhoudinge van’t placcaet bij haar edel mogenden den 22en 1672 geëmaneert, gedaen sal werden de navolgende publicatie. De magistraet der stadt Rhenen belast ende beveelt alle herbergiers ende taverniers binnen dese stadt ende vrijheijt vandien (ingevolge de placcaeten bij haar edel mogenden de Staten deser deser provintie den 22en 1672 tegens de vechterijen, doorslagen ende diergelijcke delicten geëmaneert) nae datter eenigh gevecht in haar huijsinge off woonplaetse sal sijn geschiet, ’t selve aentebrengen ofte te doen aenbrengen door ijmant van haar familie aenden officier deser stadt binnen 24 uren met expressie vande namen der genen die hantgemeen sijn geweest, ten ware sijluijden

2 Lezing van deze naam is onzeker.

19

[16v] hun bij eede conden purgeeren van’t gevecht geen kennisse gehad te hebben ende als ijmant tot hare huijse werdt gequetst, ten langhsten binnen twee uren ende soo ijmant in’t gevecht aldaer dootbleve, het waere bij daegs ofte bij nacht, datelijck ende in alder haeste deselve aenbrenginge te doen, op poene van interdictie van sijne neeringe ’t zij voor altijt ofte eenigen tijt off anders arbitrale correctie ter discretie vanden gerechte naar gelegentheijt van saecken. Als van gelijcken de chirurgijns die over de cure vande gequetste versocht worden van quetsuren niet lethael de aenbrenginge sullen moetten doen binnen 24 uren nae het eerste verbandt ende vandie geene die eenighsints lethael ofte periculeus sijn datelijck ende in allen haeste soo wel bij nachte als bij daegh mede op arbitrale correctie ’t zij bij suspensie ofte privatie van exercitie haeres hantwercks ofte anders nae gelegentheijt van saecken ter discretie als vorens, wel verstaende als sulcx buijten dese stadts poorten naer het sluijtten derselven compt te vallen, dat de herbergiers ende chirurgijns respectivelijck de voorschreven aenbrenginge sullen moetten doen ‘s anderen daeghs ’s morgens soo haest de poort sal sijn geopent. Gelijck oock verstaen is dat de volgende publicatie sal gescheiden tot weeringe van’t schenden vande hoven als anders. De regeerders der stadt Rhenen in ervaringe gecomen sijnde dat niettegenstaende verscheijdene interdictien en publicatien echter nu onlancx sigh eenige hebben onderstaen verscheijdene hoven en schuren intebreecken ende deselve met [17r] pleginge van dieverijen als andere te beschadigen, hebben goetgevonden alsnoch wel strictelijck te interdiceeren gelijck deselve alle ende een ijder interdiceeren bij desen, omme eenige hoven ofte oock toebacxlandt eeniger wijse te beschadigen, ’t zij met doorbraecken van heggen, breecken van boomen wegh haelen van kool, wortelen ofte alle andere vruchten op de boette van vijff en twintigh gulden, de helfte ten behoeve vanden aenbrenger welckers naeme sal werden gesecreteert ende d’ ander helft ten behoeve vanden officier ende bovendien op arbitrale correctie het welck een ijder dient voor waerschouwinge. Actum utsupra bij de geheele politie. Lunae den 8en junij 1674. Gelesen ter vergaderinge vande politie de missive van verschrijvinge van haar edelmogende in date den 23en meij 1674 luijdende als volght. Edele, erentfeste, vrome, Omme te resolveeren ende vast te stellen het regaal ende de gratuïteijten die sijn doorluchtighste hoogheijt den heeren prince van Orangen sullen worden opgedraegen in erkentenisse der overgrootte diensten, getrouwe voorsorge ende onvermoeilijcken arbeijt dewelcke bij hooghgemelte sijne hoogheijt tot reddinge ende restablissement vanden staet in’t gemeen, herstellinge [17v]

20

ende conservatie deser provintie, mitsgaeders de vordere consolidatie vande andere afgescheurde leden vande Unie sijn geadhibeert ende noch dagelijcks werden aengewendt.

2. Omme te beraemen ende arresteeren dienstige en nodige ordonnantien ende reglementen waar nae veele differentiale saacken soo van politie als justicie sijnde door den jegenwoordigen oorlogh in groot vervall ende confusie geraeckt, bequamelijck sullen connen werden gedresseert en gereguleert ende daar toe te hooren het rapport vande heeren hare edel mogende gecommitteerden, dewelcke het voorschrevene aengaende nevens de heeren gedeputeerden uijt den hove provintiaell hebben gebesoigneert.

3. Item omme te resolveeren op middelen waar uijt die opgenome capitalen kunnen werden afgelost dewelcke tot betaelinge vande jongste brantschattinge sijn genegotieert ende waar voor obligatien, juweelen, goudt, silver tot Amsterdam geappignoreert sijn.

4. Item omme te resolveeren aengaende die officianten de welcke haar in actuele functie van haar ampten sijn stellende, sonder alvorens te exhibeeren acte waar bij van sijn hoogheijt den heere prince van Orangien tot eenige bedieninge sijn aengestelt, om dien achtervolgens haar commissien [18r] te versoecken den eedt van getrouwigheijt te doen betaelen het recht vande domeijnen ende in corformite vande ordre van regeeringe cautie te stellen voor het bewindt ende handelinge van gemeen lants penningen.

5. Item omme te resolveeren ende wttevinden middelen en resources tot redres ende herstellinge vande wtgeputte comptoiren ende vervallene financie ende voorts vast te stellen wat lasten ende impositien daar toe gevoughlijckst behoorden te werden in train gebraght ende gehert.3

6. Item omme in deliberatie te leggen off niet alle ontfangers ende andre comptablen voor haar administratie ende maniement van penningen behoorden suffisante borgen te stellen tot een seeckere ende fixe somme.

7. Item omme te resolveeren belangende het wtsterven vande panders ende vernietinge derselver ampten in het toecomende ende wederom dienstiger ordres te beraemen ende vast te stellen tot invorderinge ende executien vande gemeene ’s lants middelen.

8. Item omme te resolveeren ende arresteeren een rigoreus placcaet tegens alle malitieuse [18v]

3 Lezing van dit woord is onzeker.

21

ende dissolute menschen dewelcke haar niet ontsien met alle disrespect ende kleijnachtinge van hoge stads persoonen ende de regeeringe mitsgaeders derselver directie ende conduite te spreecken.

9. Item omme te resolveeren, arresteeren offe vernieuwen de placcaten tegens de groote licentie der roomsch gesinden dewelcke sij uijt het laetste contract met den intendant Robert over de brantschattinge aengegaen sijn meticeerende.

10. Item omme de delibereeren ende resolveeren over de opbouwinge der geruineerde en affgebrande huijsen tot de respectieve conventen ende haar edel mogende domeijnen specteerende.

11. Item omme te resolveeren off niet alle schouten ten platten lande sullen gehouden sijn effectieve residentie te houden ter plaetse van hare functie. Hebben wij die gemeijne Staten vanden lande van Utrecht doen beschrijven jegens woensdagh den 10en junij 1674 toecomende des voornoens ten negen uren inden statencamere binnen Utrecht u edelen versoeckende hare gecommitteerden in competenten getale ende volkomentlijck geauthoriseert mede aldaar ten dage, uijre en fine voorschreven te willen senden. Hiermede blijft Gode bevolen. Geschreven tot Utrecht den 23en meij 1674 en was geparapheert H. van Tuijl van Serooskerken, onderstont Ter ordonnantie vanden gedeputeerden van Staten en was onderteeckent J. van Luchtenburgh. [19r] Ende sijn ten fine als in deselve gecommitteert de heeren borgemeesteren Klerck en van Hoof, omme ter camere van haar edel mogenden te helpen delibereeren ende resolveeren als ten gemeene dienste vande provintie in’t generaell ende dese stadt in’t particulier bevonden sal werden te behooren. Rapporteerde mede den heere borgemeester Klerck dat ingesien hebbende, het de stadt bij dese tijt genoeghsaem onmogelijck was het veerhuijs door de francoisen soo geruineert ende de afgebrande schuijre te repareeren ende weder opte timmeren derhalven ten dienste vande stadt hadde goetgevonden eenige heeren van haar edel mogenden de geputeerden daer over te begroetten ende voorts dieswegen den 5en deses maents junij bij requeste te versoecken, dat de stadt daer van ontlast ende haar edel mogenden de onkosten daar van beliefden te supporteeren wt redenen int brede bij ’t selve requeste gededuceert luijdende als volght. Aende edel mogende heeren de Staten ’s lants van Utrecht ofte haar edel mogenden ordinaris gedeputeerden. Remonstreeren de regeerders der stadt Rhenen dat sij, remonstranten, volgens appoinctment in date den 18en augusti 1663 van u edel mogenden in erfpacht hebben bekomen het veer mitsgaeders het veerhuijs, staende en gelegen voor Rhenen, behorende aen den convente vanden Carthuijsers op den jaarlijxen erfpacht van

22

tachentigh gulden. Dat nu door de vijanden het veerhuijs door het uijtbreecken van raempten en [19v] ander houtwerck seer is beschadight ende het achterhuijs geheel is om verre gesmeten. Ende off wel inden erfpachtbrieff staet gestipuleert, dat sij, remonstranten, het veer behoorlijck moetten onderhouden, soo is echter u edel mogenden bekent, dat dit is een extraordinaire voorvall die tot lasten van u edel mogenden behoort te koomen, te meer sij, supplianten, niet alleen met grootte costen aen geene zijde Rhijns hebben moetten leggen eenen veerdam omme daer door eenen bequaemen opslagh van’t veer te behouden gelijck bij den aenvanck vanden erfpacht hadde aengenomen te doen, nemaer dat boven dien naderhandt genecessiteert sijn geweest met excessive kosten oock aen dese zijde Rhijns te leggen een kribbe nadien een groot haut4 voor den veerdam geschooten ende het veer daer door geheel onbruijckbaer was geworden, versoecken derhalven sij, remonstranten, dat u edel mogenden naer genomen oculaire inspectie van’t geene voorschreven aengaende de te doene reparatie vande huijsinge ende weder opbouwen vande schuur, soodanigh believen te disponeren als naer dese tijts gelegentheijt sullen bevinden te behooren, dit doende, et cetera En dat opt selve requeste was geappoincteert fiat sermo ordinibus ende middelerwijl advis vanden rentmeester Van Beeck. Sijnde gemelte heere borgemeester voor de voorschreven voorsorge bedanckt ende sijn edele gerecommandeert dat de voorschreven sollicitatie met allen mogelijcken ijver wil bevorderen ten eijnde de stadt ’t effect vanden voorschreven versoghte ontlastinge moge erlangen. Actum bij de politie. Lunae den 15en junij 1674. De heere borgemeester Klerck rapporteerde dat [20r] sigh met den heeren borgemeester Van Hoofft ter vergaderinge van Staten hadde gevonden ende dat nopende ’t 1e poinct van beschrijvinge was geconcludeert ende verstaen, dat sijn hoogheijt soude werden geregaleert met driemael hondert duijsent gulden. Alsse met den eigendom vande tresaurie van St. Marrien, bestaende in thiende en landen, begroot op een hondert en vijftigh duijsent gulden mitsgaeders met een obligatie van 150000 gulden tot laste vanden provincie tegens vier percent ende dat soude werden gecommitteert, omme te confereeren ende te delibereeren wt wat middelen deselve tot de minste laesie vande provintie gevonden ende jaarlijcks betaelt sullen werden. Dat oock den heere Schadé sal werden toegevoeght een equivalent ’t zij in lijff pensioen off anders en dat ten aensien van’t geene te bevoorens jaarlijcks, afgetrocken alle kosten, genooten heeft waar over deselve sal werden gehoort. Werden de heeren van de finantie geauthoriseert, omme de reeckeninge naetesien en daarvan kennisse te geven aende heeren gecommitteerden, sullende sijn hoogheijt aenstonts kennisse gegeven werden bij missive van’t voorscheeven regael van 300000 gulden, edogh dat de particularia sijn hoogheijt eerst sullen werden genotificeert als sal wesen gereverteert inden Hage ende

4 Lezing van dit woord is onzeker.

23

dat daer van behoorlijcken actens alsdan sullen werden wtgelevert in een dose en dat ten dien eijnde alvorens sal werden ondersoght, hoe die van Zelandt hebben gedaen. Sijnde nopens de vordre poincten van beschrijvinge alsnoch niets finalijck geconcludeert. Op de requeste vanden kerckenraadt remonstrerende dat vermits het afsterven vande predikanten [20v] Kupius en Andringa de nooth deser gemeente was vereijssende, dat op het spoedighste diende omgesien naer een bequaem leraar in plaetse van dominus Kupius, versoeckende mitsdien daertoe consent ende goetvinden vande magistraet is geappoincteert. De magistraet accordeert de supplianten haar versoeck, mits dat vervolgens het beroep geschiede in gevolge de kercken ordeningh ende de naerder opgevolghde interpretatie vandien met recommandatie dat met den eersten daar toe getreden werde. Is mede bij den borgemeester Klerck voorgestelt, dat hoogh dienstig is bij occasie dat Adriaen van Wijck sigh tegenwoordigh tot Utrecht onthout ijmant te authoriseeren tottet invorderen vanden restanten van’t weeshuijs over de twee verlopene quade jaren ende dat oock vorder aengestelt werde tot weesmeester over dese jare 1674, waar op nae deliberatie geauthoriseert ende tot weesmeester aengestelt is Alert van Laar ende dat daar toe sal doen den behoorlijcken eedt. Mede geproponeert hebbende dat de heeren van den hove deser provintie aen Hillighien van Broeckhuijsen hadden believen te verlenen een appoinctment in cas van evocatie sonder dat daarinne was geobserveert de stijle dus lange daarinne gebruickelijck, is sijn edele versoght te willen concipieeren eene geraisonneerde missive aen welgemelte heeren vanden hove dienthalven te adresseeren luijdende deselve als volght. Edele hooghgeleerde wijse seer voorsienige heeren, Met verwonderinge hebben wij gesien seecker appoinctment bij u edelen gegeven op het requeste bij Hilleghien van Broeckhuijsen aen u edelen gepresenteert waar bij u edelen ons belieft te ordonneeren de saacke tussen haar [21r] ende Anthonij van Oosterlaeck te termineeren binnen den tijt van acht dagen op poene dat nae ’t verloop vande voorschreven tijt ’t voorschreven different voor nu alsdan en dan alsnu soude sijn geëvoceert en vinden ons bij ’t selve allenthalven gegraveert, geleth u edelen daar bij schijnen gelooff te geven aen het onwaar te kennen geven van gemelte Hillichien van Broeckhuijsen als off het selve lange gefurneert, sij suppliante om afdoeninge gesolliciteert ende wij echter in gebreecke gebleven waeren het selve te termineeren, daar nochtans ter contrarie parthijen haere stucken gefurneert ende ons bij billiet tot afdoeninge vande saacke versoght hebbende, wijselfs des anderen daeghs het different gelesen ende verstaan hebben, dat naar ingenomen advijs van een onpartijdigh rechtsgeleerde daarinne gesententieert soude werden ende boven dien onsen gecommitteerden eo ipso die, Adam de Geus, aen gemelten Hillighjen van Broeckhuijsen ondertrouwt ende alhier praesent sijnde door den deurweerder hadde doen aenmaenen omme het advijsgelt volgens het gebruick alhier onder hen te leveren, onaengesien welcke sommatie den selven van des te doen in gebreecke gebleven nu in plaetse vandien sigh soo ontijde aen u edelen geaddresseert ende op sijn onwaar te kennen geven soodaene

24

een praecipitant appoinctment geobtineert heeft, strijdende ’t selve allesints tegens de notoire stijle die dus lange bij den hove hier inne gehouden is, geleth het u edelen bekent is dat ijmant klagende bij eeningh gerecht geen expeditie van justitie te connen bekomen dan altoos de heeren vanden hove alvorens daarinne absolutelijck te disponeeren bij beslootten missive [21v] den selve gerechte aenbevolen hebben binnen seeckeren tijt den suppliant in deselve saacke recht en justitie te administreeren met inthimatie ende op poene van evocatie soo verre andermael daar over klachten soude mogen komen enda dat, ten ware die vanden gerechte hadden redenen tot contrarie waar van alvorens schriftelijcke advertentie te gemoette gesien ende bij gebreecke vandien eerst de evocatie geaccordeert wierdt, maar geensints op sodaene maniere als in desen daar wij nopende de klachte niet gehoort u edelen geene, veel min waere informatie dienaengaende bekomen alleenlijck op soo een los en onwaer te kennen geven soo praejudiciabel hebt believen te disponeren, wij hebben dienstigh geacht u edelen van’t geene voorschreven naar waarheijt alsoo te informeeren alsse oock dat wij inde saacke hebben gesententieert ende recht en justitie geadministreert. De absentie van onse borgemeester ter beschrijvinge is de oorsaecke dat wij u edelen niet eerder en hebben gerescribeert waarmede wij u edelen inde protexie des Alderhoogsten sijn bevelende. Rhenen den 17en junij 1674. Edele hooghgeborene etc. U edelen goede vrienden Den schout ende die van den gerechte der stede Rhenen et cetera Lunae den 22en junij 1674. Rapporteerde den heere borgemeester Klerck dat op den 19en deses maents ’t requeste aengaende [22r] de te doene reparatie van’t veerhuijs ende de weder op timmeringe vande schuijre ter vergaderingh van Staten hadde ingelevert nae dat de saacke onder eenige leden van haar edel mogenden te bevorens hadde gerecommandeert ende dat dienvolgende haar edel mogende de gedeputeerden daar toe waeren geauthoriseert. Rapporteerde sijn edele verders, dat op den 18en en 19en deses maents junij ter vergaderinge van haar edel mogenden tussen de leden aldaar eenigh verschil was voorgevallen aengaende den taux over de maenden november ende october 1672, bij de francoisen den ingeseettenen deser provintie opgeleght, mitsgaeders nopende het betaelen vande huijre van meij 1673 tot meij 1674, dat de twee voorstemmende leden van opinie sijnde dat inden voorschreven taux der huijrder die in de stadt is gebleven de helfte ende den eijgenaer d’ andere helfte behoorde te betaelen sonder dat de wtgeweeckene in eenigen taux soude gehouden wesen ende dat oock in aensien vande swaere inquartieringe soude werden gekort de helfte vande huijre, te weeten naar advenand vanden tijt vande inquartieringe ende dat die vande stadt van Utrecht nopende den taux sigh wel met de opinie vande twee voorstemmende leden geconfirmeert hadden, edogh dat nopende de huijre vande huijsen maar een vierdeparte soude mogen werden gekort. Dat de twee voorstemmende leden bij

25

[22v] bij hare voorschreven opinie persisteerende sigh wegens onse stadt nevens de heeren gecommitteerden van Amersfoort met de opinie vande voorstemmende leden heeft geconfirmeert, des nochtans nopende den taux het selve verstaen werde over de stadt Utrecht alleen, vermits inde steden den omslagh nopende den selven taux niet bij den intendanth nemaer bij de magistraet der selve steden selfs is gedaen ende dat naar de gelegentheijt van derselver borgeren. Dat de heeren geëligeerden daar op hebben gesustineert, datter conclusie behoorde te vallen, vermits de twee leden het eens waeren ende de steden haarlijcken ende haar confirmeerden ende dat allenthalven ter decisie van sijn hoogheijt stonde off in dese gelegentheijt geen conclusie daarinne vallen moeste. Die vande stadt Utrecht daar en tegens, dat geen conclusie konde vallen als sijnde een saeck van belastinge, sijnde ’t selve conform den teneur van’t reglement waar tegens de geëligeerde seijde ’t selve geen belastinge te sijn, nemaer alleen eene ordre omtrent de belastingh. De heeren edelen daar op de gecommitteerden vande stadt Utrecht recommanderende, dat de saecke alsnoch inde vroetschap wilden brengen ten eijnde alsoo mochten condescendeeren inde opinie vande leden en steden opdat alsoo sijn hoogheijt in dese tijt vande campagne over dese saecke niet en mochte werden gemoeijt, hebben de heeren gecommitteerden vande [23r] stadt Utrecht aengenomen de heeren vande vroetschap op het krachtighste daar toe te induceeren. Ende nadien bij dese occasie het recht der steden op de beste wijse tegens de infractie die van tijt tot tijt bij de stadt van Utrecht is gedaen sall dienen te werden gemaincteneert, soo is den heere borgemeester Klerck versoght met de andere steden te willen daarover aboucheeren en daarinne helpen doen en ter naester vergaderingh inbrengen ’t geene ten dienste der steden sall bevinden te behooren. Dat mede ter vergaderingh van Staten was goetgevonden, dat in aensien vande remissie vande landtpachter een ijder soude gaudeeren naar dat de vruchten vande landerijen heeft genootten ofte niet ende dat in cas van dissentie van parthijen deselve saack sall staen ter decisie van politicque commissarissen, hier naderhandt te stellen. Dat mede aen sijn hoogheijt is gerescribeert ende desselfs intercessie versoght ten eijnde dese provintie buijtten laste moge gehouden werden ten aensien vande subsidie die aen Brandenburgh sullen gegeven werden in val van de Franse parthije afgetrocken soude connen werden, sijnde daar bij gevoeght [23v] eene geraisonneerde en omstandige memorie, behelsende alle de swarigheden ende de desastres, gedurende de Franse overheersing dese provintie overkomen.

26

Mede hebbende voorgedraegen, dat den kerckenraedt (achtervolgende het toegedraege consent vande heeren vande magistraet ende de serieuse recommandatie bij deselve gedaen omme op het allerspoedighste tottet beroep te treden) op huijden hadde genomineert drie persoonen, alsse dominus Troij, predikant tot Maestright, Stochius, predikant tot Willigen Langeraeck ende Van Vuer, predikant tot Werckhoven, werdende hetselve ten dien eijnde voorgedraegen, omme te vernemen off de heeren van de magistraet ijets mochten hebben waeromme deselve niet stichtelijck in dese kercke en soude connen dienen en off alsulx deselve drie genomineerde persoonen haar edele en achtbaeren aengenaem sijn ende off mede believen gecommitteerden te senden neffens die geene wtte kerckenraedt daar toe sullen werden gecommitteert, omme de predikanten Troij ende Stochius te hooren, alsoo dominus Van Vuer gehoort is. Waar op de heeren vande magistraet hebben verklaart voor alsnoch haar niets voorgekomen te sijn, waeromme gemelte drie persoonen niet stichtelijck souden connen dienen in de kercke, commiteerden mitsdien, omme gelijck voorschreven deselve te hooren, benevens de heeren vande [24r] magistraet, tegenwoordigh mede inde kerckenraedt sijnde, de heeren Van Hooft, borgemeester, ende Vonck van Lienden, oudt borgemeester. Op de requeste van joffrouw Maria van Cleeff, weduwe van zaliger dominus Andringa, in sijn leven predikant deser stadt, versoeckende ’t jaar van gratie, ingegaen den 15en september des jaars 1673 ende expireerende den 15en september deses jaars 1674, is geappoincteert als volght. De magistraet der stadt Rhenen accordeert de suppliante het jaar van gratie sonder dat dese sall mogen getrocken werden in consequentie. Praesent Klerck en Van Hooft, borgemeesteren, Vonck van Lienden, Wijckerslooth en Verweij, schepenen, Bercheijck, D.P. Taats en Van Gilsen, raden. Lunae 29en junij 1674. Is bij den borgemeester Klerck gerapporteert, dat den 24en en volgende daegen deses maents sigh ter vergaderingh van haar edel mogenden hadde gevonden ende boven veele andere saacken, alhier onnodigh te registreeren, aldaar was voorgevallen ’t geen volght. Dat op propositie vanden heere van Renswoude op den 24en dito waeren [24v] gecommitteert de heeren Ruijsch, Niepoort, Albergen, Schonauwen, Booth en Vande Voort, omme het besoigne aengaende het verdiepen vande Neder Rhijn te hervatten ende te ondernemen wat ondieptens sigh aldaar opdeden ende te dencken op middelen op wat wijse die soude connen werden geremedieert. Dat de heere Ruijsch is gecommitteert omme eenen Pels, wonende tot Amsterdam te begroetten als borge voor den prins van Saxen Gotha, die van dese provintie heeft genootten 28000 gulden tot wervinge van een regiment ten eijnde die penningen mogen werden gerestitueert, nadien de wervingh niet en is geschiedt. Dat de bepolderingh, leggende bij de Vaert, is geaccordeert omme te mogen negotieeren 16000 gulden tottet setten van een molen, mits dat die gestelt werde ter plaetse daar te voren heeft gestaen ende die penningen dan in vier jaren weder werden afgelost.

27

[25r] Sijn hoogheijt in dato den 26en junij stilo novo wttet hooftquartier Savant geschreven behelsende seer obligante termen van danksegginge over het regaell bij dese provintie hooghstgemelte sijne hoogheijt toegevoeght. Dat mede nopende het 3e poinct vande differentiale poincten aengaende de inquartieringe de heeren vande stadt haar geconformeert hebben met de twee voorstemmende leden. Als oock nopende de kortinge van de renten soo gehypotecqueerde als personele twelck de ridderschap seijden alleen te wesen een project vande geëligeerden sonder dattet was geamplecteert waar tegens de heeren vande stadt seijden ’t selve bij beijde de leden te wesen geamplecteert ende dat eijndelijck volgens het geprojecteerde was geconcludeert, wtgesondert, dat den termijn van ses maenden was geprolongueert tot acht maenden. Dat den 25en dito den heere Samuel Thins naar aflegginge vanden behoorlijcken eedt wegens Amersfort ter vergaderingh sijnde geadmitteert. Is goetgevonden haar hooghmogenden te versoecken dat die van Vrieslandt mogen werden [25v] geweijgert wtstell van twee maenden tot furnissement van hare stucken, alsoo dese provintie promptelijck op den voorgestelden tijt sullen passen. Dat de heeren geëligeerden en ridderschap, hebbende geconsenteert aen die van Amersfort het versochte octroij tottet leggen van een sandtpad op hare eijgen kosten, het selve bij stadt en steden is overgenomen. Dat mede geconsenteert is publicatie van vrij leger bij Nijmegen. Dat gelesen sijnde ’t concept nopende de differentiale poincten verstaen is, dat negen heeren wttet midden van haar edel mogenden sullen werden gecommitteert, omme de plano buijtten kosten van parthije alle differenten nopende de landtpachte aftedoen, edogh dat ’t geene onder de steden resorteert bij de respective magistraeten aldaar sall werden afgedaen. Sijnde gecommitteert Nieupoort, Meersbergen, Vattendijck, Zuijlen, Schonauwen, Berkesteijn, Straten, Booth en Morraij. Dat op den 26en dito den heere van Hardenbroeck gecommitteert is, omme met den ontfanger Schagen te spreecken aengaende ’t requeste, gepresenteert bij vrouwe Trajectina gravinne [26r] van Brederode, versoeckende ordonnantie tot betaelinge van drie hondert gulden aen n.n. gegeven jaarlijcks voor een pillegift, sijnde het jaar daarinne gestorven was.

28

Dat weder de poincten differentiaell sijn geresumeert en nevens de heeren vande finantie Ruijsch, Schonauwen ende een vande borgemeesteren van Utrecht, ’t best connende vaceeren, daar over sijn gecommitteert, Dat de gedeputeerden inmiddels sijn geauthoriseert omme een concept obligatie te laetten drucken nopende die capitalen die genegotieert sijn tot de brandtschattinge. Dattet 4e poinct van’t betalen van’t recht vande domeijnen, etc. is gearresteert pro ut jacet ende de heeren gedeputeerdens geauthoriseert sijn, omme ’t selve te doen hebben effect. Dat nopende ’t 5e poinct concerneerende ’t wtvinden van nieuwe middelen de andere gecommitteerden sijn geadjungeert de heeren Hardenbroeck, Berckesteijn ende Morraij. Dat de heeren vande finantie ende gedeputeerden sijn geauthoriseert, omme nopende het stellen van borgen vande ontfangers het tantum te begrootten, sulx ’t selve sullen bevonden te behooren, [26v] Dat aengaende ’t 7e poinct, sijnde het mortificeeren vande pander ampten, verstaen is, dat die sullen wtsterven ende dat de ordinaris gedeputeerden sijn geauthoriseert, omme een ordre te beraemen, op wat wijse de gemeene landts middelen ’t beste sullen connen werden geint ende geëxecuteert ende hoedanigh de panders voortaen sullen werden getracteert, Dat over ’t 8e poinct aen’t hoff sall werden geschreven. Dat wegens het 9e poinct aende maarschalken ende schouten vande steden sall werden geschreven dat de placcaten nopende de roomsgesinden sullen hebben te houden in vigeur en haar strictelijck daar nae sullen hebben te reguleeren, sijnde de heeren gedeputeerden geauthoriseert, omme sonder overstemmingh nopende ’t 10 en 11e poinct te disponeeren. Dat die van Woudenbergh in reguard vanden slechte constitutie van haar weijen geaccordeert is te mogen volstaen met halff hoorngelt. Dat die van Wijck geaccordeert is eenige steen te mogen haelen van een vervallen capelletje tottet repareeren vande Steene Brugh. Dat voorts noch eenige particuliere requesten waren gelesen et cetera. [27r] Den borgemeester Klerck mede hebbende gerapporteert, dat de geëligeerde en ridderschap den 19e junij ter vergaderinge voor hare opinie hebbende ingebraght, dat nopende de huijre de helfte behoorde te werden gekort ende dat de stadt ’t selve hebbende gecontradiceert ende de steden haar met de voorstemmende leden geconformeert den president daar op gesustineert hadde te mogen concludeeren als sijnde maar een ordre nopende de belastingh ende die vande stadt ter contrarie dat geen overstemmingh plaats hadde als sijnde een poinct van belastingh. En dat bij die occasie ’t recht der steden was geventileert.

29

Soo is alhier ter vergaderingh gelesen een concept requeste aen sijn hoogheijt dienaengaende bij de respective steden te presenteeren mitsgaeders eene notule ter naester vergaderingh van haar edel mogenden intedienen. Welcke beijde sijn geamplecteert, werdende de heeren borgemeesteren tottet bevorderen vandien gecommitteert ende sijn luijdende als volght. Aen sijn hoogheijt den heere prince d’ Orange, etc., etc., etc. Remonstreeren in alle onderdanigheijt de regeerders vande steden Amersfort, Rhenen, Wijck ende Montfoort, dat sij, remonstranten, ’t zedert ende nae dat van tijt tot tijt onder den gestichte enden lande van Utrecht ende sulcx onder [27v] den heer sijn gekomen met ende neffens den stadt Utrecht hebben gerepresenteert den den derden staet deser provintie, dat ingevolge vandien van alle oude tijden op alle staets vergaderingen nevens de stadt Utrecht ende op gelijcken voet sijn beschreven met oversendinge vande poincten, daar op ter voorschreven vergaderingh soude werden gebesoigneert ende dat in alle saacken soo wel kerckelijcke als de justitie, politie en finantie concerneerende niet alleen om te helpen delibereeren, nemaer oock wtdruckelijck om te helpen resolveeren in welcker voegen oock noch daegelijcks beschreven worden, dat dienvolgende oock van tijt tot tijt inde principaelste ende importantste saacken den lande betreffende als inde translatie vanden lande aen keizerlijcke majesteijt, inde tractaten tussen de bisschoppen en andre heeren ende de samentelijcke leden van staat opgericht, het oprichten van’t concordaat vanden drie staetten in’t maecken vande unie, treves en vrede, in’t forneeren vanden artickelen van’t gouvernement der voorschreven provintie, in’t aennemen vande successieve stadhouderen, sijnode tot Dordrecht in’t beraemen van kercke ordres, inde electie vande heeren geëligeerden, wesende den eerste staet deser provintie, in de dagelijxe comparitie vande gedeputeerden van haar edel mogende de Staetten deser provintie, inde aldersolemneelste vergaderingh anno domini 1651 in ’s Gravenhage gehouden, het bestellen van’t hoff van justitie, het confereeren vande ampten stadsgewijse vergeven werdende [28r] ende staende ter dispositie van welgemelte heeren gedeputeerden, het sluijtten ende opnemen van gemeene lants reeckeningen, op’t subject van revisie ende andere hoge poincten van souverainiteijt mede altoos hebben gehadt hare gecommitteerden ende nevens die van Utrecht met een concludeerende stem sijn geadmitteert, ja selfs in’t oprichten van de vroetschap der stadt Utrecht derselver approbatie is gerequireert geweest, dat bovendien in alle dagelijxe vergaderingen altoos van tijt tot tijt, als wt ijder lith twee heeren gecommitteert sijn geworden van wegens de vier steden een heer benevens die vande stadt Utrecht sijn versoght en gecommitteert geweest ende off wel bij ’t reglement op’t bestellen vande regeeringe deser provintie wel wtdruckelijcken gestatueert is, gelijck het oock behoort dat de regeeringe deser provintie sall bestaen in drie leden alsse in geëligeerden, ridderschap, mitsgaders stadt en steden als van outs, heeft echter niet alleen eene der gecommitteerdens vande stadt Utrecht compareerende ter vergaderingh van haar edel mogenden de Staten op den . . . als wanneer derven sustineeren, dat nu het contrarie gebleecken was als off daar door de stadt Utrecht bijsonder ende sonder de andere steden was representeerende den derden staat deser

30

provintie in het aenstellen van u hoogheijt tot erfstadhouder deser provintie, nemaer heeft het bovendien de samentelijcke gecommitteerden der stadt Utrecht [28v] gelust op den 2en december laetstleden (naar dat de heeren der twee voorstemmende leden ijder drie wtten haren hadden gecommitteert, wt haren stadt alleen met seclusie vande andere steden insgelijck drie te committeeren, omme met den anderen in conferentie te treden ende de retroacten natesien, raeckende de repartitie vande ampten staende ter dispositie van haar edel mogenden onaengesien de protesten bij de remonstranten daar jegens gedaen. Ende nadien sij, remonstranten, daar wt niet anders en konnen besluijtten als dat de heeren van den stadt van Utrecht voornemens sijn op die informeele commissie niet alleen vorder te besoigneeren, nemaer oock vervolgens de ampten met de respective leden met wtsluijtinge vande andere steden te partageeren ende haar remonstranten alsoo te ontsetten van dat essentieelste poinct vande regeeringe ende derhalven het selve niet anders en konnen opnemen als een notoire usurpatie ende nieuwigheijt ten hooghsten prejudicabel aen ’t recht der steden laettende natura socialis fôederis, mitsgaeders de aequiteijt en redenen geensints toe, ja is gansch ongehoort, dat de steden mede leden en sociae souden sijn, alleenlijck nomine tenus en geensints re ipso ende is oock à naturȃ leoninae societatis niet exui habis, dat sij, remonstranten, alleenlijck in’t contribueeren en opbrengen van lasten als leden vande regeeringe gekent, edogh ad honoris, lucri et imperii parten geensints en souden werden geadmitteert, allesints [29r] strijdigh tegens de natuijrlijcke wetten ende rechten die willen quod lucrum redeat ad eum qui onus sentit, ende dat aen u hoogheijt als erfstadthouder van de provintie van Utrecht bij ’t voorschreven reglement is gedefereert de decisie vande verschillen die tussen de leden derselver provintie souden mgen komen te ontstaen, hebben de remonstranten haar ampt ende eets halven verplicht gevonden sigh te keeren tot u hoogheijt, ootmoedighlijck versoeckende, dattet u hoogheijt goedertierenlijck gelieve haar remonstranten in haar recht ende gerechtigheden te maincteneeren ende alsulx te verstaen, dat sij remonstranten, onaengesien het conserveeren van het erfstadhouder op u hoogheijt is geschiet ten tijde als sij remonstranten noch niet en waeren in haere regeeringe gestelt, echter geensints daar door haar recht ende gerechtigheden en sijn verkort, nemaer dat diens onaengesien met ende neffens de stadt Utrecht conjunctiu sijn representeerende den derden staet van dese provintie als van outs ende oversulx wt poinct van regeeringe, vergeven van staten, officien ende beneficien, opsight op de finantie, het inbrengen van hare vota ende ’t geene vorder aende regeeringe dependeert, gelijcke recht als die van Utrecht mogen genietten ende nadien de provintie ten hooghsten daaraen gelegen is, dat dit different spoedighlijck werde gedecideert, op dat de wichtige besoignes ter vergaderingh van haar edel mogenden door de continuele alteratien ende onderlinge protesten geensints meer en mogen werden verhindert, soo bidden sij, remonstranten, dat parthijen seeckere korten tijt moge [29v] werden gepraefigeert binnen de welcke deselve respectivelijck hare memorien met de verificatien daar toe dienende onder u hoogheijt sullen hebben te leveren ten eijnde deselve wederzijts gelicht ende wederom binnen seeckeren korten tijt parthijen daar

31

tegens haar debath onder u hoogheijt hebbende gebraght ‘telckens op poene van daar van verstocken te sullen sijn bij u hoogheijt alsdan eenmael de saecke moge werden afgedaen ende gedeciseert en dat op de stucken die op den geprefigeerden tijt onder u hoogheijt sullen werden gevonden. De gecommiteerdens der steden Amersfoort, Rhenen, Wijck en Montfoort seijden dat sij bevinden dat de gecommitteerde heeren der stadt Utrecht alsnoch continueeren in de infractie van’t recht der andere steden van ter vergaderingh van haar edel mogenden hare stemmen mede te hebben ende te geven in het derde lith vande regeeringe deser provintie, hebbende den 19en der voorlede maent niet alleen tegengesproocken de conclusie die de heere presideerende met de voorstemmende leden ende d’ andere steden souden nemen, maar een van de gecommitteerdens der stadt Utrecht daar bij gesustineert, dat wtte collatie vant erfstadthouderampt deser provintie aen sijn hoogheijt blijcken soude dat de stadt van Utrecht alleen met exclusie van andre steden het derde lith soude continueeren, daar nochtans bij ’t reglement bij de herstellinge vande regeeringe gemaeckt [30r] met duijdelijcke woorden staet, dat de regeeringe deser provintie sall bestaen in drie leden, alle vande heeren geëligeerden: edelen en ridderschappe mitsgaders stadt ende steden als van outs ende dat daeromme d’ andere steden sodanige usurpatien ende onbehoorlijckheden vande stadt Utrecht niet connen toestaen ende ten eijnde door sodaene alteratien ende disputen de hooghwichtige besoignes van haar edel mogenden voortaan niet meer mogen werden beleth, dat daeromme staets gewijs moge werden verstaen, dat die quaestie tussen de stadt Utrecht ende andre steden bij hooghstgemelte sijne hoogheijt conform het meergemelte reglement werde beslist ende gedecideert ende dat seeckeren korten tijt moge werden gestelt binnen dewelcke wederzijts de stucken ende bewijsen sullen moetten werden overgelevert. Ende is ten dien fine mede gelesen seecker extract wttet memoriael boeck ’s hooffs van Utrecht van date den 12en februarij 1554 bij de borgemeester Klerck ten dienste der steden daar wtgelicht, sijnde van inhoude als volght. Extract beroerende de deputatie vanden kleijne steden. Gehoort bij den raadt van Utrecht ’t different geresen tussen de gedeputeerden der stadt Utrecht ende den gedeputeerden van de steden van Amersfoort, Rhenen [30v] ende Wijck ter cause vande deputatie die jegenwoordigh t’ hoeve te doene es volgende ’t beschriven vande majesteijt vanden coninginne die voornoemt van Utrecht seggende, dat om die minste kosten vanden staetten, die vande geestelijckheijt ende ridderschap maar een persoon elck wt sijn lidt gedeputeert en hadden ende daeromme genoch soude sijn te deputeren een persoon inde naeme vande voornoemde stadt ende steden ende ’t hen dien eijnde gedeputeert behoorde te zijne een vanden gerechte van Utrecht, die voornoemde gedeputeerden vanden steden sustineerden ter contrarie en seggende dat van henlieden driën wegen oock een gedeputeerde behoorde te hoeve geschickt te werden ende immers behoorde de geschickte vande stadt ende steden genomen te

32

werden bij de meeste voijsen vande stadt ende steden. All gehoort ende gesien die brieven vande beschrijvinge vande majesteijt van de coninginne ’t voorschreven hoff sonder prejudicie van’t recht zoe vande stadt als vande steden van Utrecht verklaert, dat die stadt ende steden in die jegenwoordige deputatie maar een persoon en sullen te hoeve schicken daar toe nemende de geene die bij de stadt Utrecht gedeputeert es off gedeputeert sal werden, wel verstaende, dat het selve bij de voornoemde vande stadt Utrecht niet gehouden en sall sijn in consequentie ende dat alldie voornoemde geschickte vanden staten [31r] wederom gekomen sullen sijn die voornoemde vande steden ter daghvaert beschreven sullen werden om t’ aenhooren t’ rapport van den selven geschickten waar off de voornoemde gedeputeerden vande drie steden versochten acte die henlieden geconsenteert is geweest. Actum Utrecht den 12en februarij 1554. Onderstont: geextraheert wttet tweede memoriael boeck ’s hooffs van Utrecht van date als boven ende is daarmede voor soo veel dit extract aengaet bevonden te accordeeren bij mij notaris ’s hooffs voorschreven den 26en junij 1674 ende was geteeckent D. Woertman. Lunae 31en julij 1674 Heeft den borgemeester Klerk ter vergaderingh van politie gerapporteert, dat den 2en dito de ordinaris gedeputeerdens ter qualiteijt sijn geauthoriseert, omme nopende het versoeck van den grave van Nassauw aengaende sijn hooft tractement als velt maerschalck te disponeeren, sulcx ten meesten dienste van dese provintie sullen bevinden te behooren. Dat de aelmoesseniers kamer tot Utrecht, versoeckende bij requeste subsidie van 4600 gulden geaccordeert is 3000 gulden en ordonnantie opt’ comptoir vanden 40en penning [31v] met recommandatie aende heeren vanden stadt van mennagie en redres in die kamer. Dat den pachter vande waagh tot Utrecht bij requeste hebbende gesustineert niet gehouden te sijn te betaelen de 400 gulden die de heeren vande stadt voor de gedane reparatie vande huijsinge jaarlijcks daar wt trecken en versoeckende dat off bij memorie voor’t hoff geschiet off dat die saacke aen onpartijdige mochte werden verbleven het selve requeste alvoorens daar op te disponeeren bij de heeren vande stadt is overgenomen. Dat men Frans Gerritsen hebbende versoght ordonnantie van 430 gulden wegens turff bij die van Wijck ten behoeve van’t guarnisoen aldaar aengehouden ende bij de gecommitteerden van Wijck ’t selve sijnde overgenomen, de heeren geëligeerden gesustineert hadden ’t selve te moetten blijven ten laste van die van Wijck. Dat den heer Van Wulven hebbende versoght annulatie van seeckere sententie bij die vanden hove ten tijden vande Franse invasie ten voordeele van Elsje Janssen ende tot sijn hooghedeles nadeel bij contumacie ende in sijn absentie gewesen, is verstaen, dat die gereformeert ende relieff versoght moet werden. [32r]

33

Dat de heeren gedeputeerdens sijn geauthoriseert nopende de versoghte remissie vanden pachters. Dat de heere Ruijsch hadde gerapporteert eenen Pelt als borge voor den hertogh van Saxen Gotha te hebben aengemaent tot restitutie van 28000 gulden bij gemelte hertogh genootten ende verschuldight wegens de onvoltrockene wervingh ende dat den selven hadde versoght wtstel voor drie weecken omme daarover aen den selven hertogh te schrijven en dat daar op de heeren gedeputeerdens sijn geauthoriseert, omme de acte van borghtoght eens nader naetesien. Dat die van Schalckwijck is geaccordeert te mogen verkopen twee mergen lants tot inkoop van een klock. Dat de vergaderingh van Staten well is gecontinueert, edogh dat inmiddels den heere van Renswoude, op sijn vertreck naar Den Hage staende, is bedanckt voor alle moeijte en vigilantie bij sijn hooghedele gedurende dese vergaderinghen van Staten ten dienste van de provintie aengewendt. Martis 14en julij 1674. Rapporteerde den borgemeester Klerck dat de heeren van Hardenbroek, Schonauwen [32v] ende Nellesteijn op het ingediende advijs off bericht vanden rentmeester Van Beeck geauthoriseert sijn omme met de gecommitteerdens deser stadt te handelen ende t’ accordeeren nopende de reparatie van’t veerhuijs ende weder optimmeringh vande schuijr, luijdende het voorschreven bericht ende appoinctment van authorisatie als volght. Aende edel mogende heeren. Dient voor bericht ingevolge u edel mogenden appoinctment staende op de requueste bij de heeren regeerders der stadt Rhenen den 5en junij 1674 gepresenteert hier annex. Dat de gemelte heeren regeerders van Rhenen lange jaren het veer met het veerhuijs ende de opstall daar aen behorende, staende ende gelegen voor Rhenen in huijre gehadt hebbende voor de somme van 125 gulden jaarlijcks, eijndelijck in den jaere 1673 aende edel mogenden hebben geremonstreert, dat den opstall tottet veer behoorende door de riviere geheel was vernietight ende verlopen. Dat het voornoemde veer daar door onbruickbaer geworden was ende sij, remonstranten, inde huijre niet en soude continueeren, ten ware dat u edel mogenden door het leggen van een veerdam daarinne beliefden te voorsien ende het veer wederom bruijckbaer te maecken. [33r] Dat u edel mogenden daar op hebben bevonden, dat den selven veerdam op het minste soude komen te kosten meer dan duijsent gulden, te rade sijn geworden daar over in conferentie te komen met de gecommitteerdens vande gemelte regeerders van Rhenen ende te sulc off op billijcke conditien hetselve veer soude willen nemen in erfpacht.

34

Dat daar op de regeerders hebben vertoont noijt aende pachte van’t veer ijets te hebben geprofiteert, maar altoos aen den veerman ’t selve veer voor de selve somme te hebben overgedaan. Dat oock hare borgeren volgens schrijftelijck woordt voor lange jaren met den prior ende vordere conventiculen van den selven convente opgericht, niets off weijnigh op het selve veer waren verschuldight ende alsulx de profijten van het selve veer mosten voortkomen van die geen die van buijten daar over mosten vaeren. Dat derhalven wt voorschreven consideratien ende insiende, dat de voorschreven veerdam wellicht meerder soude coomen te kosten, niet geerne het selve veer in erfpacht soude willen nemen, ten ware hare stadt daar inne buijtten schade wierden gehouden. Eijndelijck u edel mogenden op den 8en augustij 1663 daar op hebbende goetgevonden aende gemelte heeren van Rhenen het selve veer in erfpacht [33v] te doen op den jaarlijcksen erfpacht van tachentigh gulden, des het selve veer noijt soude mogen werden veralieneert ende behoorlijck bij den selven soude moetten werden onderhouden. Dat daar op de regeerders van Rhenen jaarlijcks den erfpacht promptelijck hebben betaelt wtgesondert inde laetste twee jaeren inden oorloogh vervallen. Vorders voor redenen van retardamente seggende dat aende veerdam in plaetse van duijsent gulden wel over de vijftien hondert gulden hadde gekost ende dat boven dien de voorschreven veerdam eenige jaren naar het leggen vandien met sandt belopen ende het veer daar door tzedert geheel onbruijckbaer geworden sijnde wederom genootsaeckt waeren geweest aen dese zijde schuijns tegen over den veerdam mett grootte onkosten te leggen een kribbe om daar door het sandt te verdrijven ende het veer bruijckbaer te maecken. Pretexerende alsoo, dat den selven erfpacht jaarlijcks tot merckelijcke schade was streckende. Dat derhalven, indien u edel mogenden souden believen te oordeelen dat de reparatie ende opbouwen van het voorschreven veerhuijs in consideratie van dit extraordinaris ongeval vanden oorloogh soude moetten komen tot [34r] laste van’t convent verstaen en insighte mogen genomen werden op’t geen de gemelte regeerders van Rhenen noch sijn verschuldight. Ende dat mede door dien ’t comptoir vanden convente vande Carthuijsers geen penningen in cassa heeft en derhalven bij dese tijt geene onkosten en kan supporteeren, dat derhalven deselve reparatien bij de erfpachtenaars selfs gedaen ende het geen alsdan boven de verschuldigde erfpachtpenningen soude coomen te bedraegen jaarlijcks de helft vande pachtpenningen souden inhouden ende korten totter tijt de reparatie waren voldaen.

35

Ende dat oock deselve reparatie ende opbouw alvoorens wierde begroot ende ten minste kosten wierde opgestelt bij memorie. Edogh in desen als mij gedragende tot u edel mogenden arbitragie. Onderstont u edel mogenden onderdanigen dienaer ende geteeckent Frederick van Beeck. Boven in capite stont geappoincteert: De gedeputeerden vande Staten ’s lants van Utrecht authoriseeren de heeren van Hardenbroeck, van Schonauwen ende Nellesteijn, omme desen aengaende met de remonstranten te confereeren en accordeeren, gedaen t’ Utrecht den 8en julij 1674. Onderstont Ter ordonnantie als boven en was onderteeckent J. V. Luchtenburgh. Ende is dienvolgende den borgemeester Klerck versoght en gecommitteert, omme ’t selve met allen mogelijcken ijver te voltrecken. [34v] Dat den heere Rosa, hebbende gerapporteert, dat seecker persoon was geapprehendeert ter saecke hij den onderhoutvester hadde gequetst ende daar op in deliberatie sijnde geleght, off die saecke aen’t hoff soude werden gerenvoijeert, ofte niet, de heeren gedeputeerden geauthoriseert sijn, omme te ondersoecken, wie die de judicature heeft gehadt over eenen Buijs die op Hasenbergh geseetten en te water en brood geseth is, sijnde alsdan de heeren gedeputeerden wijders geauthoriseert, omme in name vanden Staten die judicature aen’t hoff te beveelen ofte anders daar in te doen, sulx alsdan sullen bevinden te behooren. Dat de rentmeester van’t convent van Wijck geauthoriseert is, om te negotieeren 2000 gulden tot betaelinge vande ongelden vande landerijen tottet convent behoorende. Dat tot opsicht van’t magasijn gecommitteert sijn de heeren Van Cattendijck, Groenwou ende Straten. Dat verstaen is, dat eenige recreites5 bij haar hebbende 5 tonnen bier ende comende van Hamburgh niet en sullen behoeven te betaelen den impost als geconsidereert werden alleen te passeeren. Dat gelesen is de missive van haar hoogh mogenden [35r] waar bij seggen ter qualiteijt verstaen te sijn, dat de kosten gevallen over’t inundeeren vande provintie moesten blijven tot lasten van dese provintie, de gedeputeerden daar op aenbevoolen is te vernemen, waar het hout daar toe verbesight, gebleven is, luijdende de resolutie van haar hoogh mogenden als volgth. Extract uijt het register der resolutien vande hoogh mogende heeren Staten Generaell der Vereenighde Nederlanden. Lunae 9en julij 1674. Sijnde ter vergaderingh gelesen de requeste van Roelandt van Aecken, houtcoper, houdende dat hij, suppliant aen haar hoogh mogende gedeputeerden, tot de saecken van Utrecht hadde verkocht eenige parthijen houdt voor contant gelt volgens annexe

5 Lezing van dit woord is onzeker.

36

reeckeningh, daar van tot noch toe niet was betaelt, versoght derhalven dat haar hoogh mogenden sodanige ordre geliefden te stellen, ten eijnde hij van het voorschreven houdt mochte werden betaalt, is naar voorgaende deliberatie goetgevonden ende verstaen mits desen te persisteeren bij haar hoogh mogenden resolutie van den 27en januarij lestleden, dicteerende dat het onder waetter setten vande landen vande Grebbe tot Amersforth ende vande Leck tot het Naerder meer toe sal geschieden tot laste vande provintie van Utrecht ende buijtten kosten vande generaliteijt ende dat dienvolgens de voorschreven requeste gehouden [35v] sall werden aende heeren Staetten van hooghgemelte provintie van Utrecht met versoeck dat de selve de gerequireerde voorsieninge willen doen, ten eijnde de suppliant ter saacke inde voorschreven requeste gevoerdt buijtten klachten mogen werden gestelt ende gehouden. Onderstont: geparapheert D. van Wijngaardenvt, laeger stont: accordeert mettet voorschreven register en was geteeckent H. Fagel. Dat den 10en dito mede geresolveert is te schrijven aende Staetten van Hollandt over de onwettige resolutie van dat aende abdije van St. Pauwels en andre capittelen niet en soude werden betaelt de erfpachten die verschenen sijn gedurende de Franse invasie. Dat de missive vande schout van Wijck, schrijvende dat een priester met 400 persoonen in haren dienst hadde geattrapeert en versoeckende ordre waar nae te reguleeren, voor notificatie is aengenomen. Dat een missive van die van Wageningen nopende het herstellen vanden Grebbendijck gestelt is in handen vande heeren Ruijsch, Amerongen en een vande borgers vanden stadt als gecommitteerdens vanden Grebbendijck, omme te delibereeren op wat wijse den dijck ten minste kosten sall connen werden gerepareert. Dat den baron Rivet en joffrouw Oudewerve versoght ende geobtineert hebben approbatie van [36r] houwelijck voor den priester ten tijde vande Francoisen gesolemniseert ende alsulx gedispenseert is in aensien ’t selve voor’t gerecht niet en is geschiet. Dat Judtih van Wijck, weduwe Wtter Bogaert, versoeckende in cas d’ appell ontfangen te werden met de clausule van inhibitie tegens de afdoeninge van een surcheantie, is haar ’t versoeck provisionelijck ontseijt ende geordonneert haar proces ten principaelen voor de gedeputeerden te vervolgen. Dat Matthijs Vis, schout van Outhuijsen is gemaincteneert, onaengesien den grave van Waldecq provisionelijck eenen andren hadde aengestelt met interdictie aen allen anderen, etc. Dattet requeste vande Vrije, versoeckende continuatie vanden pacht vanden tobacq voor 6 jaren gestelt is in handen vande gecommitteerdens totte verpacht. Saturni 21en julij 1674.

37

Rapporteerde den borgemeester Klerck, dat de heeren gecommitteerdens van haar edel mogenden nopende het weder optimmeren ende repareeren van’t veerhuijs en schuijr hadde ter handen gestelt de respective bestecken [36v] ende daar bij verthoont de excessive kosten die daar bij souden sijn te supporteeren ende de onmogelijckheijt vandien in’t aensien van’t bederfs, dese stadt door den luctueusen oorloogh aengebracht, oock met aenwijsinge, dat naar rechten haar edel mogenden allenthalven daartoe gehouden waeren ende dat ten dien eijnde aen ijder heere der gecommitteerdens van haar edel mogenden voor de conferentie eene geraisonneerde memorie hadde ter handen gestelt ende dat inde conferentie verscheijdene debatten over ende weer over waren gevallen. Dat oock op den 17en dito ter vergaderingh van haar edel mogenden de Staten op de missive van de heeren gecommitteerdens ter generaliteit raeckende de saecke tussen den admirael Tromp ende Pieterson in cas van spolie verstaen is, dat de heeren gecommitteerdens sall werden toegesonden de requeste bij Pieterson gepresenteert met recommandatie dattet geresolveerde en toegesondene van gisteren achtergehouden moge werden. Actum utsupra bij de politie. Martis 3 augustij 1674. Ter vergaderingh van politie gelesen sijnde seeckere brieff van verschrijvinge met een ingeslotene resolutie van haar edel mogenden, de gedeputeerden vanden Staten ’s lants van Utrecht, luijdende respectivelijck als volght. [37r] Edele, erentfeste, vrome, Hier nevens gaet de resolutie huijden t’onser vergaderingh op het rapport vanden heeren gecommitteerden tot de jonghst gedaene verpachtinge vande gemeene ’s lants middelen in reguard vanden imposten op de boter genomen, waeromme u edelen versoecken dat dien achtervolgens eenige heeren uijt den haren gelieven te authoriseeren, om op ’t voorschreven subject u edelen advijs en verklaringe ter welgemelte vergaderinge overtebrengen tegens dinghsdagh toecomenden, ten eijnde alsoo bij ons op de gedachte saecke ten meesten dienste ende voordeele vanden lande naerder kan werden geresolveert. Hiermede edele, erentfeste, vrome, beveelen wij u edelen inde bescherminge van Godt Almachtigh. Geschreven t’ Utrecht den 1en augustij 1674 en was geparapheert P. Ruijschvt, onderstont uwer edelen goede vrunden de Staten vanden lande van Utrecht ter ordonnantie van deselve en was onderteeckent J.V. Luchtenburgh. Extract uijt de resolutien vande edel mogende heeren Staten ’s lants van Utrecht. Sabbathi 1en augustij 1674. Op het rapport vande heeren Ruijsch ende andere haar edel mogenden gecommitteerden hebbende in voldoeninge ende achtervolgens de resolutie [37v]

38

commissoriaell bij de heeren gedeputeerden gedecerneert, bijgewoont ende geëffectueert de verpachtinge vande gemeene lants middelen in de stadt, steden ende lande van Utrecht ende bevonden, dat de boterpacht inde kleijne steden gansch niet off seer weijnigh heeft cunnen gelden, is naer deliberatie bij de heeren vande voorstemmende leden verstaan, dat den impost op de boter over de stadt Amersfort ende de vrijheijt vandien mitsgaeders Eemlandt de heeren vande regeeringe aldaer sall worden gepresenteert ende gelaetten voor de somme van twaelff hondert gulden. Ende seijden de heeren wegens de stadt daarinne op behagen van hare heeren principalen te condescendeeren, verklarende de heeren der stadt Amersfort het selve inden hare te sullen rapporteeren ende dienaengaende haar advis ten spoedighsten ter vergaderingh inbrengen ende ondertussen goede ordre stellen ende die voorsieninge doen dat de boterpacht in hare stadt behoorlijck werde gecollecteert, werdende voorts eenparigh goetgevonden ende verstaan, dat de heeren regenten van andre steden sal worden aengeschreven, dat op dinghsdagh aenstaende door hare heeren gecommitteerdens hare respective verklaringh ter vergaderingh van haar edel mogenden sullen [38r] hebben overtebrengen voor wat somme de voorschreven botterpacht ijder in den hare van meijninge sijn aen te nemen, off dat bij ontstentenisse vandien haar edel mogenden haar sullen deselve steden sullen genecessiteert vinden deselve steden respectivelijck met een quote in reguard vande voorschreven botterpacht te moetten aenslaen. Onderstont: accordeert met de voorschreven resolutie en was onderteeckent J.V. Luchtenburgh. Sijn ten fine als bij deselve missive gecommitteert de heeren borgemeesteren Klerck en Van Hooft, beijde ofte die daar toe ’t beste sall connen vaceeren, omme op morgen haarlieden ter vergaderingh van haar edel mogenden te laetten vinden ende aldaar voor deser stadts opinie uitebrengen, dat geensints en konnen de botterpacht sonder nadeel en beswaar vande stadt voor eenige somme aentenemen en derhalven te versoecken, dat deselve alhier moge werden gecollecteert ende in cas buijtten vermoeden haar edel mogenden mochten blijven insereeren derselver resolutie in desen gemelt alsdan voorslaegen te hooren ende daar van te rapporteeren, omme alsdan vorder geresolveert ende hierinne gedisponeert te werden, sulx ten dienste vande provintie in’t gemeen ende de stadt in’t particulier bevonden sal werden te behooren. Des is dese bij den oudt borgemeester Vonck in naeme vanden regeeringh onderteeckent op den 3en augustij 1674 ende was geteeckent J. Vonck van Lienden. Actum utsupra. [38v] Den 6en augustij 1674. Rapporteerde den borgemeester Klerck, dat ter vergaderingh van haar edel mogenden die van Amersfort de boterpacht over hare stadt en vrijheijt hadden aengenomen voor 1000 gulden. Dat wegens onse stadt deser stadts gecommitteerdens hadden gepresenteert ’t sestigh gulden, versoeckende andersints, dat die moge werden gecollecteert ende dat daar op tot de collectie in reguard vande steden Rhenen, Wijck en Montfoort was geconcludeert ende de heeren vande finantie tottet stellen van collecteurs geauthoriseert.

39

Dat de missive vande heere van Renswoude waar bij notificatie gegeven en ratificatie versogth werdt van het tractaet tussen den keijser, Spaengien en onse stadt ter eenre en Deenmercken ter andre zijde gestelt is in handen vande heeren Ruijsch, Berckesteijn ende Nellesteijn. Dat gelesen is het extract vande resolutien van haar edel mogenden waar bij de saecke tussen Tromp en Pieterson gerenvoijeert werdt aenden hogen raet, onaengesien het protest vande gecommitteerdens van onse provintie ende alsoo de souverainiteijt van onse provintie ten hooghsten daar door wierde gekrenckt, dat derhalven gecommitteert sijn de heeren Nieupoort, Schonauwen, Booth, omme met assumptie van rechtsgeleerden te weetten [39r] Wesel, Vander Dussen, Mansvelt ende Becker, omme ijets dienaengaende op’t papier te stellen. Dat een missive gelesen sijnde, waarbij bleeck, dat de stucken aengaende den rangh met Vrieslandt deser zijts gefurneert waeren, verstaen is, dat die geregistreert sall worden ende omme een deductie daar bij te maecken is boven de vorige rechtsgeleerden geadjungeert den procureur generael Wesel. Dat de vrachten uit reguard van’t passagie gelt op Arnhem sijn vermeerdert met 6 stuijvers, op Amersfort ende Rhenen met 4 stuijvers, op Wijck met drie stuijvers. Dat eene memorie aengaende het verdiepen vanden Neder Rhijn gelesen is, waar bij aengewesen werdt, dat, als aen de schans sijn 7 voet waters, alsdan inde Neder Rhijn maar sijn 31/4 voet. Dat aen den Dooreweert en veertigh garden den bodem vanden Rhijn soo is verhooght, dat onaengesien op andere plaetsen is 3 a 4 voet, alsdan aldaar maar twee voet waters sijn. Dattet aenden Dooreweerdt mettet leggen van twee nieuwe kribbingen ende aende veertigh garden mettet ophaelen vande oude geremedieert kan werden. En dat daar op verstaen is, dat den heere van Amerongen die memorie den heeren van Dijckvelt sall toesenden ten eijnde gedirigeert [39v] moge werden, dat commissie van den raat valle in welcken vall dan haar edel mogenden deselve interesse soude connen aenwijsen. Dat die van St. Marrien toegestaen is het stuck vanden toorn te mogen afbreecken ende emploijeeren tot reparatie vanden kerck. Dat den borgemeester Nellesteijn hebbende versogth openinge vande leden nopende de vier voorslagen vande stadt, te weetten over landen, huijsen en renten ende dat die geene in geen van die drie comptabel sijn alsse winckeliers, sijn daar toe gecommitteert Vattendijck, Amerongen ende Nellesteijn, om die poincten te examineeren ende te rapporteeren.

40

Dat de borghtoghte van Pelt voor de hertogh van Saxen gelesen ende den heere Ruijsch daar op als gecommitteerde gerecommandeert is op’t spoedighst daarmede voorttegaen. Actum utsupra op den politie dagh. Den 20en augustij 1674. Voorgekomen sijnde klachten aengaende ’t beswaar van’t passagie gelt is goetgevonden aenden heeren Ruijsch dienaengaende te schrijven als volght. Hoogh edel geboren heer, Ons komen van onse borgeren ende [40r] ingeseettenen klachten te vorens, dat Cornelis Boonsaeijer, pachter van het veergelt selfs oock compt te vorderen veergelt van’t geen onse eijgene ingeseettenen van onse vrijheijt, soo Grebbe, Achterbergh als Venendael alhier wt onse stadt tot haar nootdruft coomen aftehaelen. Ende alsoo het selve is streckende tot merckelijcken nadeel van onse stadt ende borgeren vandien als waar door onse neeringe voor soo weijnigh noch in onse stadt is, sall werden gediverteert ende onse eijgene ingeseettenen sigh wt Wageningen van hare provisie souden comen te voorsien, dat oock wttet placcaet van haar edel mogenden niet anders te sien is, oock niet vertrouwt en werdt, dat haar edel mogenden eenige andre neeringe hebben gehadt als dat alleenlijcke veergelt is verschuldight van’t geene wt d’eene vrijheijt inde andre gaat ende geensints van’t geene wt een stadt gebraght, doch in desselfs vrijheijt blijft ende geconsumeert wordt, soo hebben wij ten dienste onser borgeren ende ingeseettenen nodigh geacht u hooghedele hier van kennisse te geven met gantsch gedienstigh versoeck, dat den selven pachter geordonneert moge werden sigh naar de intentie van haar edel mogenden ende het placcaet dienaengaende geëmaneert punctelijck te reguleeren ende dat voorts uit heffen van’t selve veergelt onse ingeseettenen niet vorder mogen werden beswaart, als in andre deelen van dese provintie geschiet, waar mede wij etc. Rhenen den 20en augustij 1674. [40v] Den 7en september 1674. De borgemeesteren hebben in’t bijwesen ende met communicatie vanden gasthuijsmeester indertijt aen Willem Rosen verhuijrt de gasthuijswoninge, sulx die desen jegenwoordige jare oock heeft bewoondt, sijnde keucken, kamer en kelder ende alsulx niet sijnde daar onder begrepen de solder die den gasthuijsmeester bijsonder verhuijrt ende dat voor ses achter een volgende jaren, ingaende Victoris deses jaar 1674 ende dat jaarlijcks ende alle jaar voor thien gulden eens gelt, des is toegestaen, dat voor dit jaar te verhuijren Victoris 1674 in aensien van sijne goede voorsorge die inden Fransen tijt voor het huijs gedregen heeft, geen huijre sall betaelen. Actum utsupra coram eusdem Martis 15en september 1674. Den borgemeester Klerck hebbende alhier ter vergadering bij seecker gedruckt placcaet doen blijcken dat op den 5en deses maents ter vergaderingh van haar edel mogenden de Staten deser provintie (als wanneer geene gecommitteerdens deser stadt aldaar present waeren) sijn gearresteert vier middelen die souden dienen tot aflossinge ende voldoeninge

41

vande capitalen die tot de laetste brantschattingh sijn opgenomen ende verstreckt, bestaende soo in betaelinge van een drie jarigh huijsgelt boven de [41r] ordinaire huijsgelden als 10 stuijvers op ijder mergen voor soo veel se inde blaffaerden van’t oudt schiltgelt bekent sijn mitsgaders noch 10 stuijvers van ijder hondert gulden capitaels staende tot laste van haar edel mogenden comptoiren ende boven dien twintigh duijsent gulden jaarlijcks over de winckeliers ende neeringhs luijden in stadt ende steden deser provintie omteslaen ende daar op bij calculatie ende sommiere overslagh sijnde bevonden dattet geene de borgeren ende ingeseettenen deser stadt ende vrijheijt vandien volgens deselve vier gearresteerde middelen ende belastingen souden moetten contribueeren veel meer dan eens soo veel soude comen te bedraegen als de somme die van haar wegens de brantschattinge geëijst ende gevordert is ende mitsdien gehouden sijn te betaelen, daar nochtans veel eer ten hooghsten billijck ende rechtmatigh soude sijn, dat hare borgeren ende ingeseettenen geheel ende all bleven geëximeert van eenige contributie die tot redemptie vande voorschreven brantschattingh souden werden geëmploijeert, geleth de vijanden bij het verlaetten vande provintie sigh alle in gelijcke getall, als wt de steden Utrecht, Amersfoort, Wijck en Woerden waren wtgetrocken haar binnen dese stadt begeven ende aldaar negen daegen aen den anderen in soo grooten ende fellen koude verbleven hebben de borgeren ende ingeseettenen (die alle van buijtten met hare goederen soo haeff en beesten als anders daarinne gevlucht waeren op hoope van aldaar geconserveert te werden) niet alleen dwingende vanden morgen tot den laetten avondt aende [41v] demolitie der stadts muren te arbeijden, nemaer oock inmiddels derselver huijsen plonderende en van all ’t geen haar te voorens noch was overigh gelaetten, niets wtgesondert, selfs mede van alle haeff ende beesten berovende, in dier voege dat de vijanden selfs het meerendeel der borgers met haar droogh ammonitie brooth (soo sij deselve niet van honger hadden willen sien vergaen) hebben moetten spijsigen veel huijsingen boven dien naar dat op soo een onseghlijcke wijse getyranniseert hadden bij haar vertreck ruineerende ende verbrandende, soo dat de borgeren ende ingeseettenen deser stadt door de gedaene redemptie van de gedaene brantschattinge ende opgevolghde vertreck der vijanden geensints soodanigh sijn gepraeserveert als wel de andre ingeseettenen deser provintie ende derhalven oock geensints aequitabel is dat neffens, veel min boven deselve daar inne contribueeren soude, is goetgevonden de heeren borgemeesteren Klerck en Van Hooft beijde ofte die het beste daar toe sall connen vaceeren, te committeeren, gelijck deselve gecommitteert werden bij desen, omme haarlieden ter bester gelegentheijt te begeven ter vergaderingh van haar edel mogenden de Staten deser provintie ende aldaar te seggen, dat de regeerders deser stadt de vooraengetogene vier middelen als sijnde wt geseijde redenen alle onrechtmatigh beswaer haerer borgeren in haere stadt ende vrijheijt geensints te connen inwilligen, niettemin te vreden sijnde onaengesien [42r] alle vorige calamiteijten boven andere ingeseettenen deser provintie door desen luctueusen oorloogh, voornaementlijck mede bij den wttocht der vijanden ende naar de gedane redemptie der brantschattinge geleden, de quote van hare stadt inde

42

brantschttingh ter comptoire te brengen binnen den tijt als inden placcate dienaengaende geëmaneert, is aengetogen mits nochtans dat daar aen werde gedefalcqueert ’t geen haere borgeren soo wegens hare gagie ten tijde als tot Nijmegen sijn geweest als oock gedaene leverantie aen des conincks van Vrankrijcks armee ten tijde als om hare stadt gecampeert is geweest ende oock naderhandt door ordre vanden heere grave van Horne aen de militie, die onder sijn commande den 20en december 1673 omtrent de Grebbe gecampeert is geweest, hebben gelevert ende haar competeerende is, waar van de andre steden hare betalinge all over lange genootten hebben, lasten mede deselven hare gecommitteerdens vorder aldaar ter vergderingh te helpen delibereeren ende resolveeren als ten meesten dienste vande provintie in’t gemeen ende dese stadt in’t particulier sullen bevinden te behooren. Ende nadien de gestoelten inde kercke alhier ten tijde vande Franse invasie door de papisten sijn geruineert, die op’t spoedighsten dienden vernieuwt, soo is dienaengaende geresolveert als volght. [42v] De magistraet der stadt Rhenen ingesien hebbende dat de roomsgesinde ten tijde vanden Franse overheersing, hoewel seer weijnig in getale sijnde, niet alleen de eenige kercke alhier hebben derven innemen ende eenen ijgelijck, soo magistraets, kerckelijcke als andere persoonen, niemant wtgesondert, beleth hare dooden soo in kerck als op het kerckhoff te begraeven, genootsaeckt sijnde geweest die elders buijtten de stadt ofte op andere plaetsen binnen de stadt particuliere toecomende ter aerde te brengen, nemaer oock met een hooghste misnoegen ende verwonderinge hebbende bevonden, dat deselve alle de gestoelten soo vande heeren vande magistraet, kerckenraadt als van alle andere particuliere borgeren, oock selfs alle borden soo bij deser stadts gilden als andere considerabele persoonen te bevorens soo to cieraat der kercke als ter gedachtenisse van hare afgestorvene vrunden gegeven ende aldaar met groote kosten doen maecken ende ophangen, benevens noch veel ander houtwerck de kercke toecomende ende bij den kerckmeester indertijt aldaar in goeder bewaringe geleght, geheel ende all hebben geruineert ende aenmerckende dattet selve is een horribel ende gantsch onchristelijcke saacke, te meer het selve hebben gedaen selfs buitten ende tegens ordre vanden coninck, die bij capitulatie dese [43r] provintie hadde toegestaen, dat alwaar maar eene kercke was, als alhier, deselve soude blijven tot gebruijck der gereformeerde, alleenlijck praetexeerende gemunieert te sijn met de authoriteijt van een geestelijck persoon die doch evenwel met valse en onwaar voorgeven van dat alhier de roomsgesinde een getall van vier hondert ende vijff en veertigh persoonen konden wtmaecken ende dat alhier twee kercken waeren, daar nochtans alhier in de stadt maar eene kercke ende soo inde stadt als de geheele jurisdictie vandien sigh maar twaelff a derthien huijsgesinnen in’t geheel hebben bevonden, hebben niet rechtmatiger geoordeelt als dat deselve roomsgesinde (hoewel ten aensien vande voorgeroerde gantsch grouwelijcke gepleeghde onbehoorlijckheden ende misbruijck van haere geimagineerde ende geusurpeerde authoriteijt over hare mede borgeren selfs groote straffe weerdigh waeren) sullen werden geordonneert, gelijck deselve geordonneert werden mits desen, omme inde kercke te herstellen ende te vernieuwen alle de gestoelten en borden soo vande heeren vande magistraet,

43

kerckenraadt, gilden ende alle andere considerabele familien ende borgeren, mitsgaders all het geene vorder souden mogen hebben geruineerdt ende geamoveert, begeerende dat niets daar van sall werden achtergelaetten ende [43v] geomitteert. Ende in cas van naelatigheijt ende weijgeringh van prompte voldoeningh ende naarkominge deser, soo werdt mits desen den heere officier geauthoriseert omme alle ’t geene voorschreven op sijn edele dubbelden weerpenninck te laten maecken soo ende sulx het behoort ende sijn edele bij de heeren vande magistraet sal werden aengewesen sullende de heeren borgemeesteren vrijstaen dese onse resolutie ter excecutie te doen stellen ten tijde ende sulx als het ten dienste vande stadt sullen bevinden te behooren. Actum utsupra. Ende is voorts bij den borgemeester Klerck gerapporteert, dat wederomme haar edel mogenden gecommiteerdens tottet weder optimmeren vande veerschuijr en reparatie van het veerhuijs op’t hooghsten heeft gerecommandeert een favorabel ende spoedigh rapport van derselver besoigne dienaengaende, alsoo sonder reparatie en weder optimmeringe de veervrouw niet en konde aldaar wooninge houden en dattet selve hadden aengenomen te doen. Dat oock den heere Ruijsch op den 11en deses ter vergadering van Staten hebbende gerecommandeert, dat de leden haar wilden gereet maecken om te comen uijtten die poincten van beswaar die tot redres en vermeerderingh van de [44r] finantie soude dienen het selve tegens de naestkomende weeck was aengenomen. Dat mede goetgevonden was de brantschattinge soude gebraght werden ter comptoire als volgth. Het huijsgelt tot de wtmaenders van het huijsgelt, de thien stuijvers per mergen tot den ontfanger van’t oudt schiltgelt, de renten opde comptoiren vande ontfangers daar de renten ontfangen werden. Sijnde de heeren vande finantie geauthoriseert omme van tijt tot tijt de aflossinge te doen soo ’t behoort. Dat de predikanten geaccordeert is een vierendeel jaars tractement t’ontfangen ende met eenen goetgevonden, dat de selve voortaan sullen werden betaelt op ordonnantien die gedruckt sijn ende telckens bij de heeren gedeputeerden verleent sullen werden. Dat aengaende het leggen van een kade op den Grebbendijck gecommitteert sijn de heeren Rosa, Mijnen, borgemeesteren Straten en Morraij, omme de retroacten naetesien. Dat den heeren Ruijsch hebbende geproponeert dattet ijder bekent was op wat wijse sijn hoogheijt in’t aenstellen vande regeeringh hadde geroempt den onvermoeijelijcken ijver die den heeren van Renswoude hadde gehadt ten dienste deser provintie, dat oock altoos [44v] daarinne hadde gecontinueert, gelijck oock desselfs soon den heere van Lier het oor en herte van sijn hoogheijt hebbende ende alsoo capabel en welgenegen dese provintie

44

dienst te doen ende het derhalven wel dienstigh soude sijn den selven heere daar voor ijets danckbaerlijcx opte offeren, dat den tijt niet toe en liet ’t selve te doen in landt off geldt, edoch dattet soude connen geschieden met ijets signoraels, alsse mettet geven van hooge jurisdictie van Renswoude, waar van algereets ’t recht van schout ende schepenen te stellen was hebbende, oock van’t recht vande jacht alleen, dattet aen een oudt en voornaem edelman van soo hooge merites niet en behoorde te werden geweijgert, dattet soude connen geschieden op approbatie van sijn hoogheijt als aerfstadthouder. Daarop beijde de voorstemmende leden ’t selve alsoo hebben geaccordeert, mits geene brieven en sullen werden wtgegeven voor ende aleer die approbatie van sijn hoogheijt gesien sij, datte gecommitteerden vande stadt ’t selve opgenomen ende aengenomen hebben favorabel te rapporteeren, dattet bij de andre steden op approbatie van sijn hoogheijt ende behaegen van hare principaelen geaccordeert is, gelijck het geaccordeert werdt mits desen. Rapporteerde mede, dat die van’t classis van Rhenen Wijck in’t eerste eenige ijdele difficulteijten hebbende gemaeckt aengaende de formaliteijten in’t beroep van dominus Troy gepleeght, echter nae dat daar van gedesabuseert waeren, ’t selve hadden geapprobeert [45r] ende de kercke alhier den rijcken zegen mettet selve beroep hadden gewenst conform ’t extract wt die classicale acten van inhoude als volght. Nae gedaen gebeden tot Godt Almachtigh heeft de heere Frederick Klerck, eerste borgemeester der stadt Rhenen ende ouderlingh der gemeijnte aldaer aen dese vergaderingh bekent gemaeckt, hoe dat de kercke van Rhenen op den 15e julij deses jaars in de vreese des Heeren vergadert, hadde een beroep gedaen op den persoon van dominus Henricus Troij, tegenwoordigh predikant tot Maestricht in plaetse van zaliger dominus Johannes Kupius bij haar overleden ende dat de voorgenoemde kercke van dese edele vergaderingh versochte approbatie op haar gedaene beroep ten welckers eijnde gemelte heere Klerck overleverde benevens sijne credentie oock de stucken tot dit beroep dienende. De classis gesien ende gelesen hebbende het instrument der beroepinge met den aenkleven vandien, heeft wegens eenige informaliteijten soo aengaende het overstaen der naeburige als andere wel redenen gehadt van swarigheijt daar over te maecken, dogh echter om het werck daar op niet te doen tardeeren heeft hij dat soodanigh overgestapt dat [45v] men sal voortgaen om de beroepinge selve te examineeren, waar omtrent hoewel wel eenige beswaarlijcke saacken wierden voorgebraght, soo heeft evenwel de eerwaarde vergaderinge dese beroepinge geapprobeert ende de kercke van Rhenen met haren beroepen predikant den rijcken zegen des Heeren toegewenst. Op de requeste vande veervrou klagende dat veele onwilligh sijn haar verschuldighde veergelt nae de leste gearresteerde verhogingh te betaelen, is verstaen, dat een ijder op de poene daar bij vervath sigh daarnae sal hebben te reguleeren.

45

En is meester Adriaen van Dolder als stadts chirurgijn aengenomen. Den 15en october 1674. Rapporteerde de borgemeester Klerck, dat haar edel mogenden op den 29en september voorleden eijndelijck op’t rapport vande heeren haar edel mogenden gecommitteerden totte wederopbou vande veerschuijr ende reparatie van’t huijs, ’t versoeck dienaengaende den 5en junij 1674 gedaen eijndelijck op den 29en des voorlede maents september hebben [46r] believen toetestaen, breder als bij der selver approbatie, luijdende als volght. De gedeputeerdens vande Staten ’s lants van Utrecht, gehoort het rapport van de heeren haar edel mogenden gecommitteerdens, consenteeren datte reparatien van het veerhuijs en schuijr, hierbij versocht bij de remonstranten als erfpachtenaers van’t voorschreven veer, werden gedaen ende dat het geene de voorschreven reparatien alsdan boven de verschuldighde erfpacht penningen souden comen te bedraegen jaarlijcks aende helfte vande voorschreven penningen werde gekort ende ingehouden ter tijt en wijlen de voorschreven reparatien sullen sijn voldaen. Gedaen t’ Utrecht den 29en september 1674. Onderstont: Ter ordonnantie als boven, ende was onderteeckent J.V. Luchtenburgh. Dat mede den 7en october den cameraar Boonsaijer in sijn edeles bijwesen inde Grebbe wegens het wegh gelt hadde gelicht de somme van 32 gulden. Des bleeff noch eenigh gelt goets van eenige schapen die den boom gepasseert waren. Anthonij Cornelissen en Evert van Hemert wonende beijde inde Grebbe is den toll in pacht gegoft voor den [46v] tijt van drie jaren, sullende expireeren den laetsten augustij 1675, 1676 en 1677, jaarlijcx voor een hondert ende vijff en vijftigh gulden, sijnde deselve somme, daar het Willem Holl te vorens voor in pachte gehadt heeft. Edogh nadien het eerste jaar niet volkomen en was, sijnde de eerste vijff weecken bij Evert van Hemert gecollecteert, soo is verstaen, dat over het eerste jaar vijftien gulden gekort ende alsoo maar een hondert en veertigh gulden betaelt sal werden. Ende sullen de pachteren elcq een voor all als principaell jaarlijcx voor expiratie van’t jaar de verschuldighde pacht aen handen vanden cameraar inder tijt moetten betaelen, waarinne de selve sijn gecondemneert. Actum utsupra. Veneris 4en december 1674. Is ter vergaderingh gelesen de missive bij de regeerders der stadt Amersfort aen borgemeesteren en regeerders deser stadt geschreven in dato den 3en deses mette notule bij derselver gecommitteerdens [47r] den 2en dito ter vergaderingh van haar edel mogenden de Staten deser provintie in gebraght, luijdende als volght.

46

Edele erentfeste vrome, De heeren onse gecommitteerdens ter beschrijvinge hebben huijden gerapporteert, hoe dat op gisteren ter vergaderingh van haar edel mogenden was voorgebraght, off niet diende een conferentie gehouden te werden hoe ende op wat maniere in toecomende de respective ampten staende ter dispositie van haar edel mogenden soude behooren te werden vergeven ende dat verstaen sijnde, al vorens ten dien eijnde wt ijder lith drie heeren te versoecken ende te committeeren, de heeren der stadt Utrecht wt den haren die commissie hadden gemaeckt met seclusie van een van onse heeren die nochtans present waeren off sonder deselve daarinne te willen kennen, sulcx onse heeren hebben laten aenteeckenen ’t nevensgaende protest, waar van wij u edelen copije sijn toesendende ende alsoo ’t selve is een notoire nieuwigheijt ende informaliteijt, prejuidiciabel aen’t recht der steden, hebben wij u edelen daar van wel willen adverteeren bij desen met versoeck alsoo aenstaende saturdagh de Staten weder sullen vergaderen om te arresteeren [47v] een ordre ende begrotinge op’t kleijn zegell ende wij een nadere acte sullen doen opstellen, om die ter selver tijt intedienen en doen registreeren, dat u edelen haere gecommitteerdens tot Utrecht believen te schicken, het sij morgen avondt, off saturdagh geheel vrough, omme gesamentelijck verder te overleggen, wat in soo een importante saacke tot behoudenis van’t recht der steden dient te worden bij de hant genomen, waar toe wij ons verlaten sullen ende onder der u edelen bevelen, Godes protexie, geschreven binnen de stadt Amersfort den 8en december 1674. Onderstont u edelen goede vrunden de regeerders der stadt Amersfort. Ter ordonnantie vanden selve ende was onderteeckent Boeije. Seijden de gecommitteerdens der stadt Amersfort, dat in alle stadts resolutien en commissien, daar drie heeren uijt ijder lith gecommitteert worden, een heer wtte steden mede is gecommitteert geweest ende dat nu de heeren der stadt Utrecht wt haar stadt alleen met seclusie vanden andre steden committeerende was een notoire nieuwigheijt prejudiciabel aen’t recht der steden, protesteerende oversulx van nullite over all’t geene bij de heeren der stadt Utrecht separaet en buijtten de steden sall worden gedaen ende gebesoigneert [48r] met reservatie aen hare principaelen, omme daar jegens verder intebrengen ’t geene tot mainctenie van haar recht bevinden sullen te behooren. Waar op geresolveert en gecommitteert is als volght. De magistraet der stadt Rhenen verstaen hebbende, dat op den 2en deses lopende maents ter vergaderingh van haar edel mogenden de Staten deser provintie sijnde voorgebragth, off niet diende een conferentie gehouden te werden, hoe ende op wat maniere in toecoemende de respective ampten, staende ter dispositie van haar edel mogenden soude behooren te werden vergeven ende dat verstaen sijnde alvorens ten dien eijnde wt ijder lith drie heeren te versoecken ende te committeeren, de heeren der stadt Utrecht wt den haren die commissie hadden gemaeckt met seclusie vande andre steden sonder ijmant vandien daarinne te willen kennen, ende geleth het selve is een notoire nieuwigheijt ende informaliteijt prejudiciabel aen’t recht der steden, hebben gecommitteert gelijck haar edelen committeeren mits desen den heere meerster Frederick

47

Klerck, borgemeester deser stadt, omme sigh op morgen te laten vinden ter vergaderingh van haar edel mogenden de Staten deser provintie [48v] ende aldaar jegens de voorige nieuwigheden ende informaliteijten intedienen ende te doen aenteeckenen soodanigh protest als met communicatie vande heeren gecommitteerdens vande andre stede tot mainctenu van’t recht der steden sall bevinden te behooren ende alsoo tot noch toe geen gelegentheijt heeft opgedaen, omme ’t geene bij de regeeringe alhier den 15en september deses jaars nopende het beswaar deser stadt bij de middelen tot aflossinge vande capitalen die tot de brantschattinge sijn genegotieert, opgestelt volgens placcate dienaengaende geëmaneert, was geresolveert, ter vergaderingh van haar edel mogenden te connen inbrengen ende aldaar te doen notuleeren, insereeren alsnoch de gemelte resolutie, lastende de voorschreven haren gecommitteerde sigh ter vergaderingh van haar edel mogenden nae deselve te reguleeren ende in cas buijtten vermoeden haar edel mogenden bij’t voorschreven beswaar deser stadt soude mogen blijven persisteeren, alsdan bij sijn hoogheijt den heere prince van Orange als erffstadthouder deser provintie dienaengaende soodanigh redres te versoecken als ten dienste deser stadt ende ontheffinge van soodaenen insupportabelen ende inaequitabelen last der borgeren ende ingeseettenen [49r] deser stadt ende vrijheijt vandien sall werden gerequieert ende is verstaen, dat vermits d’ absentie van den heere borgemeester Van Hooft de commissie bij schepen Boonsaijer sall werden geteeckent. Actum utsupra bij de politie. Iovis, 24en december 1674. Rapporteerde den heere borgemeester Klerck, dat achtervolgende de resolutie commissoriaell in dato den 4en deses sigh den 8en ende 15en daeraenvolgende ter vergaderingh van haar edel mogenden hadde gevonden. Dat den heeren van Amelisweerdt ter vergaderingh aldaar geadmitteert ende den behoorlijcken eedt hadde afgeleght. Dat den heeren edelen en ridderschappe versoght hebbende dat haar edel mogenden plenitudine potestatis geliefden te verleenen interdictie tegens haren rentmeester van Ochten ende desselfs borgen, omme hare goederen niet te mogen alieneeren in prejudicie van sijn achterwesen wegens sijne administratie over de juffvrouwen convente, haar edel mogenden die saacke hebben gerenvoijeert aende justitie. Dat de missive van Vorst Mauritz [49v] recommandeerende den persoon van W. Copes tot d’admiraliteijtsplaetse tot Hoorn, vaceerende door het afsterven vanden heere van Lievendaell, voor notificatie is aengenomen ende bij de leden overgenomen. Gelijck mede jonkheer Frederick Adriaen van Reede, heere tot Bornuwall, tot de commandurije van Hermelen gepresenteert is.

48

Dat geresolveert is te schrijven aen sijn hoogheijt ende den vorst van Vrieslant ende daar bij te versoecken expeditie van justitie nopende het different tussen dese provintie en Vrieslandt aengaende de preseance ter generaliteijt. Dattet extract resolutie vanden generaliteijt waar bij dese provintie de volle quote over den jare 1675 onaengesien de protesten ende contradictien vande gecommitteerdens deser prrovintie werdt aengeschreven, gestelt is in handen vande gecommitteerdens tot den staet van oorloogh ende sijn boven dien geadjungeert de heeren Hardenbroeck, Schonauwen ende Gerobulus. Dat Pieter Strick, schout tot Emmenes binnen ende buijtten dijcks, bij requeste hebbende [50r] te kennen gegeven, dat met kennisse van haar edel mogenden 8000 gulden voor’t selfde schout ampt hadde gegeven met toeseggginge dat bij afstandt 2/3 vandien weder soude genietten, ende deswegen versoght haar edel mogenden intercessie bij sijn hoogheijt ten fine mochte werden gecontinueert, hem ’t selve is geaccordeert. Dat ter vergaderingh van haar edel mogenden heeft doen lesen de memorie van beswaar, sulx den 15en september 1674 bij dese vergaderingh is geresolveert ende genotuleert, edogh dat haar edel mogenden voor alsnoch daar op niet en hebben believen te disponeeren ofte te appoincteeren, omdat sustineerden eenige harde off aenstootelijcke woorden daarinne te sijn geinsereert, namentlijck daarinne bestaende, dat daar bij geseght wordt het te sijn een onrechtmatigh beswaar. Dat mede ter vergaderingh van haar edel mogenden de gecommitteerdens van Rhenen, Wijck ende Montfoort haar hadden geconformeert mettet protest bij die van Amersfort op den 2en deses ter vergaderingh van haar edel mogenden tegens de nulle ende informeele commissie bij de heeren der stadt Utrecht gedaen. [50v] Dat op den 15en dito den heere Nieupoort ter vergaderingh van haar edel mogenden hadde gerapporteert, dat bij de deductie deser zijts nopende de preseance tegens Vrieslant overgelevert, niet nader conde werden bijgedaen, edogh dat een geraisonneerden brieff noch diende geschreven ende afgewacht alsdan de dispositie, gelijck geresolveert is. Dat de twee voorstemmende leden sigh hadden verklaart te connen amplecteeren de helfte vanden staet van oorloogh onaengesien het onvermogen deser provintie ende dattet bij stadt ende steden is overgenomen. Dat den heere borgemeester Nellesteijn hebbende voorgebraght een missive van sijn hoogheijt aent gerecht van Utrecht geschreven, waar bij verstaet, dat de saacke tussen Tromp ende Pieterson sall blijven ter decisie vanden hogen raet als gedelegueerde rechters volgens resolutie vande Staten Generaell, de leden daar op verstaen hebben haar die saecke niet te raecken ende dat die vanden gerechte van Utrecht daar op conden rescribeeren nae haar welgevallen. Dat nae vorige deliberatie, off den procureur generaell, versoeckende binnen te staen

49

[51r] daar op geadmitteert soude werden, dan off daar toe alvorens een memorie moeste overleveren, verstaen is, dat simpelijck geadmitteert en gehoort soude werden, vermits in naeme van’t hoff ’t selve hadde versoght. Dat den selven daar op binnen gestaen sijnde geproponeert heeft, dat tot Soest een doode gevonden is, versoeckende, (vermits die jurisdictie sijn hoogheijt opgedraegen is ende aldaar geen officieren en sijn), ordre waar nae sigh te reguleeren, edogh dat haar edel mogenden verstaan hebben haar daar mede niet te willen bemoeijen als sijnde aen sijn hoogheijt de crimineele saacken opgedraegen, dogh dat den procureur generaell voor sijn particulier daar over soude konnen schrijven aen den drost aldaer. Dat de pachters van’t gemaell hebbende geklaeght, dat de soldaetten broot buijtten de stadt haelden, advis vande finantie versoght ende haar edel mogenden de gedeputeerden geauthoriseert sijn omme daarinne te voorsien. Dat die van Seijst versoght hebbende 400 gulden te mogen negotieeren tot reparatie van kerck en toorn, mitsgaders remissie vanden 40en penning, [51v] het eerste geconsenteert en het tweede geëxcuseert is. Dat den pander Bor geauthoriseert is, omme met de verkopinge van seeckere drie mergen lants tot Wijck gelegen voorttegaen, die N. van Loon in frauden vanden Staten penningen hadde verkocht ende waar tegens die van Wijck interdictie hadden verleendt, hoewel buijtten hare jurisdictie gelegen. Dat mede neffens de heeren Morraij en Ploos van Amstell als gecommitteerdens van Amersfort sigh naar Den Haagh begeven ende in naeme vande steden dit naevolgende requeste mette annexe bewijsen aen sijn hoogheijt gepresenteert heeft. Aen sijn hoogheijt den heere prince d’ Orange, etc. etc. Remonstreeren in alle onderdanigheijt de regeerders der steden Amersfoort, Rhenen, Wijck ende Montfoort als met ende neffens de stadt Utrecht representeerende den derden staat ter vergaderingh vande edel mogende heeren Staten ’s lants van Utrecht, dat off wel van alle [52r] oude ende immemoriale tijden ende vervolgens oock nu ’t zedert ’t herstellen vande regeeringe der voorschreven provintie de remonstranten in de staets gewijse commissie van tijt tot tijt selfs als wt ijder lith twee heeren gecommitteert sijn geworden van wegen de vier steden een heer benevens die vande stadt Utrecht sijn versoght ende gecommitteert geweest, heeft het nochtans de heeren der stadt Utrecht gelust op den 2en deser lopende maent december (naar dat de heeren der twee voorstemmende leden ijder drie wtten haren hadden gecommitteert) wt haar stadt alleen met seclusie vande andre steden insgelijcks drie te committeeren, omme met de anderen in conferentie te treden ende de retroacten naetesien, raeckende de repartitie vanden ampten staende ter dispositie van haar edel mogenden, hadden de gecommitteerdens der stadt Amersfort ten selven tijden

50

present onder anderen doen aenteeckenen, dat sulx was een notoire nieuwigheijt, prejudiciabel aen’t recht der steden ende geprotesteert van nullite als te sien ex annexis ende alsoo de remonstranten beducht sijn, dat echter op die informeele commissien gebesoigneert ende vervolgens de ampten tot merckelijcken [52v] nadeel van’t recht der steden ende met wtsluijtinge der selver wel lichtelijck mochten werden gepartageert, ende dat aen u hoogheijt als erfstadthouder vande provintie van Utrecht bij het reglement op’t bestellen vanden regeeringe vandien gearresteert, is gedefereert de decisie vande verschillen die tussen de leden derselver provintie souden mogen komen te ontstaan, hebben de remonstranten eedt ende amptshalven haar verplicht gevonden sigh te keeren tot u hoogheijt, oitmodelijck versoeckende, dat u hoogheijt goedertierend geliefte sij daarinne soodanigh te voorsien ten eijnde op de voorschreven informele ende aent recht der voorschreven steden soo prejudiciabele commissien niet werde gebesoigneert, immers deselve bij provisie gestateert totter tijt ende wijlen bij u hoogheijt de voorschreven ende vordere discrepantien tussen de stadt Utrecht ende de voorschreven respectieve steden sullen sijn gedecideert ende dat ten dien eijnde parthijen hier inde moge werden geordonneert binnen seeckeren korten ende penptoiren tijt hare stucken ende bewijsen onder u hoogheijt te leveren, twelck doende etcetera. In capite stont geappoincteert: sijn hoogheijt ordonneert dat dese requeste sal worden gestelt in handen van burgemeesters ende regeerders der stadt Utrecht, omme over den [53r] inhouden vandien te berichten. Gedaen in Den Hage den 22en december 1674 en was onderteeckent sijn hoogheijt prince d’Orange. Onderstondt: ter ordonnantie van sijn hoogheijt en geteeckent Hub. Roosenboom. Ende nadien sijn hoogheijt hadde verstaen dattet selve requeste in handen vande regeerders van Utrecht soude werden gestelt, sonder surcheantie van besoignes te verleenen, dat derhalven dit navolgende requeste weder is gepresenteert. Aen sijn hoogheijt den heere prince d’ Orange, etc. etc. etc. Remonstreeren nochmaels in alle onderdanigheijt de regeerders der steden Amersfort, Rhenen, Wijck en Montfoort, dattet u hoogheijt op haarlieden annexe requeste en doleantien alleenlijck heeft gelieft te appoincteeren bericht van parthije sonder innaddels6 te stateeren de besoignes die op de gedane commissie der stadt Utrecht, tot irreparabele prejudicie van’t recht harer remonstranten steden ongetwijffelt sullen volgen, soo versoecken derhalven de remonstranten dattet u hoogheijt goedertierend geliefte sij het voorschreven appoinctment te amplieeren ende vervolgens alle besoignes die op de [53v] opgemelte commissie soude mogen vallen off bij der handt genomen werden te fungeeren ende bij provisie in state te stellen tot dattet bericht gesien anders bij u hoogheijt sall wesen gedisponeert, twelck doende etcetera. Edogh dattet sijn hoogheijt niet belieft en heeft daar op te appoincteeren.

6 Dit lijkt er te staan. De betekenis zal waarschijnlijk zijn ‘inmiddels’.

51

Dat den heere borgemeester Klerck vorder hebbende voorgestelt, dat, vermits sijne absentie seer dickwils voorvalt, om dat ter vergaderinge van Staten als elders ten dienste der stadt moet wesen, door eenige leden vande magistraet versoght was de regeeringe te willen voordragen de nootsaeckelijckheijt vande aenstellinge van een substituut secretaris, op dat de secretarije alsoo tot meerder gerieff van een ijder en tot contantement vande magistraet mochte werden bedient, ’t selve derhalven mitsdesen doende ende daar toe recommanderende sijnen neve Cornelis Klerck daar op den selven in consideratie van sijne bequaemheijt ende vigilantie daar toe geadmitteert ende commissie in forma geaccordeert is mits doende den behoorlijcken eedt. Is mede gelesen de requeste vande pausgesinden aen sijn hoogheijt gepresenteert, luijdende als volght. [54r]

Aen sijn Hoogheijt Geven met alle onderdanigheijt te kennen de catholijcke inwoonders der stadt Rhenen, dattet de magistraet aldaar belieft heeft de supplianten gerechtelijck te doen aenseggen ende insinueeren, dat sij supplianten alle de schade die ten tijde vande Fransen oftewel door de Franse soldaetten inde kercke aldaar aende predickstoel, borden ende bancken is gedaen ende voorts alles wat dat inde voorschreven kercke is geruineert geworden binnen seeckeren korten tijt sullen hebben te repareeren ende te vergoeden ofte dat bij faulte vandien den officier aldaer alles soude laten repareeren tot dubbelde onkosten ende schade vande supplianten, welcke manier van procedeeren de supplianteen seer hardt ende onverwacht sijnde voorgekomen, te meer daerom, om dat het de gemelte magistraet soo wel als de supplianten bewust is, dat alle de schade die inde voorschreven kercke gedaen ende all ’t geene in de selve is geruineert geworden, niet door de supplianten maer door de Franse soldaetten is geschiet ende dat weijnigh tijts van te voren ende eer dat den vijandt de voorschreven stadt moste evacueeren, alsoo alsdoen vande voorschreven kercke een magasijn [54v] is gemaeckt geworden. Ende alsoo sulx seer onredelijck is ende geconsidereert oock dat de supplianten door den oorloogh genoeghsaem sijn bedorven, soo bidden en versoecken de supplianten gantsch oitmoedelijck, dattet u hoogheijt genadighste geliefte sij aen die vande voorscheven magistraet der stadt Rhenen ende allen anderen die het soude mogen aengaen t’ ordonneeren ende te belasten, dat de supplianten over de geëijste reparatie vanden voorschreven schade sullen laten ongemolesteert. Dit doende etcetera, in capite stont geappoincteert: sijn hoogheijt ordonneert dat dese requeste sall werden gestelt in handen vande regenten der stadt Rhenen, om over den inhouden vandien te berichten. Gedaen in Den Hage den 12en december 1674 en was onderteeckent G. H. Prince d’Orange en laeger in pede stont ter ordonnantie van sijn Hoogheijt en was geteeckent Hub. Rosenboom. Noch laeger stont: gecollationeert jegens sijn principaele, gedateert, geappoincteert en onderteeckent als voren en is daar mede bevonden te accordeeren bij mijn, onderschreven notaris ’s hoofs van Utrecht binnen Rhenen resideerende, op den 24en december 1674, stijlo antiquo en was onderteeckent A.V. Wijck, notaris.

52

[55r] Waar op verstaen is, dat copije authentijcq van’t voorschreven requeste ende opgevolght appoinctment van sijn hoogheijt sall werden genomen ende den borgemeester Klerck versoght ende gecommitteert, gelijck gecommitteert werdt mits desen, omme een geraisonneert bericht dienaengaende optestellen ten eijnde het ter behoorlijcker tijt ende met de bequaamste gelegentheijt sijn hoogheijt ter handen gestelt moge werden. Is mede verstaen, dat vorst Mauritz als governeur van dese provintie bij de heeren borgemeesteren sall werden gefeliciteert. Sijn mede de heeren commissarissen vanden weeck geauthoriseert, omme alle dinghsdagh des naemiddagh ten twee uren op den stadthuijse te vaceeren tot beslissinge van alle differenten, die soude mogen vallen aengaende de jaeren 1672 en 1673 ende dat ingevolge de placcate dienaengaende geëmaneert ende dat ijder een bij publicatie ’t selve sal werden bekent gemaeckt. Gelijck de borgemeesteren oock geauthoriseert sijn, omme met dominus Troij over het transport te spreecken. [55v] Is noch verstaen, dat gepubliceert sall werden, dat een ijder sijn straeten binnen 14 dagen sall hebben te maecken op poene dat den officier sall werden geauthoriseert op sijn edeles dubbelden weerpenning ’t selve te laten doen ende dat volgens vorige resolutie de karlieden sullen gehouden wesen het beslagh van raeden sodanigh te doen als haarlieden sall werden gelast. Op het voorstel en versoeck van Gerard Verweij, dat hem onmogelijck is het voor singen waartenemen ende daarbij geconsidereert het onvermogen van dese stadt bij dese tijt, omme een bijsondere voorsinger aentenemen, is hem geaccordeert ontslaginge van het schoolmeester ampt, des jaarlijcks sall behouden een tractement van een hondert ende thien gulden ende dat ter tijt ende wijlen toe hij eenigh ander officie off beneficie sal hebben verkregen als wanneer het selve jaarlijcks tractement aenstonts sall ophouden ende geensints meer continueeren. Is mede de grutters geaccordeert octroij voor 6 jaren mits reguleerende naar soodaene ordre als haarlieden sall werden voorgeschreven bij gebreecke van’t welcke sullen wesen gefrustreert van dese gunstige concessie. [56r] Sijnde oock rapport gedaen vande heeren commissarissen die ’t laetst over ’t wegen van’t broot bij de backers sijn gecommitteert geweest ende daar wt gebleecken, dat ten aensien van’t ruijgh broot niemant vande backers haar reguleerden naar de rijde, nemaer dat ijder backer het selve is backende naar sijne eijgene phantasije, den eenen wel een loot off vier swaerder off lichter als den andere, streckende het selve tot merckelijck nadeel ende schade vande borgeren en ingeseettenen deser stadt, is goetgevonden alle backers te interdiceeren voortaen geen ruijgh broot off fijn tarwe broot te mogen backen, nemaar alleen groff tarwe broot off witten broot ende sigh dienaengaende punctelijck te reguleeren naar de rijde op de boette van drie gulden ende daerenboven het broot contrarie dese resolutie gebacken t’elckens ten behoeve vanden armen te verbeuren waar toe den substituut schout mits desen werdt geauthoriseert.

53

Is mede goetgevonden dat de respectieve cameraars van stadt, kerck, gasthuijs ende weeshuijs, die hare reeckeningen niet en hebben gedaen, deselve binnen [56v] den tijt van een maendt ter secretarije sullen hebben te leveren op poene dat nopende de gebreeckige men sigh sall reguleeren naar de resolutie bij de heeren vande magistraet dienaengaende voor date vanden oorloogh genomen. Waar op gelesen en geresumeert sijnde deselve resolutie bij de heeren vande magistraet den 22en februarij 1672 genomen ende gearresteert nopende het doen vande reeckeningen, is deselve alsnoch geapprobeert alleenlijck met die restrictie, dat steedts de reeckeningen sullen moetten werden gedaen binnen ’t jaar naar expiratie van ijder jaar der administratie. Presentibus omnibus exceptis D.V. Taets en G. van Driel, senatoribus. Den 12en januarij 1675. Heeft Cornelis Klerck den navolgenden eedt als substituut secretaris in handen vanden borgemeester Klerck gedaen. Dat sweer ick het substituut secretaris ampt der stadt Rhenen wel en getrouwelijck te sullen bedienen, de heeren vande magistraet ende die vanden gerechte eer en reverentie bewijsen sall ende ’t geene mij vanden [57r] selve bevolen werdt, getrouwelijck te sullen expedieeren ende dat ick all ’t geene inde camere getracteert werdt ende secreet behoorde gehouden te werden, secreet houden ende niet reveleeren sall ende voorts alles te sullen doen, dat een goet ende getrouwe substituut secretaris schuldig is en behoort te doen, soo waarlijck moet mij Godt almachtigh helpen. Actum utsupra absente Boonsaeijer, scabino. Den 27en januarij 1675. Rapporteerde de borgemeester Klerck, dat op den 19en deses ter vergaderingh van Staten aen den borgemeester Schaeck naar versoghte en verleende audientie sessie was vergost naar dat te bevorens den gerequireerden eedt hadde afgeleght. Dat voorts naar voorgaende deliberatien om hooghwichtige en pregnante redenen was goetgevonden noch voor eenigen tijt mettet inwilligen van’t hooftgelt te supersedeeren. Dat den borgemeester Nellesteijn hebbende geproponeert, dat gedurende den tijt van oorloogh aengaende de preferentie en concurrentie geen prescriptie en behoorde te lopen om ’t selve te [57v] examineeren en rapporteeren gecommitteert is den heere Nieupoort. Dat de heeren Ruijsch en andere heeren haar edel mogenden gecommitteerdens gerapporteert hebben dat sijn hoogheijt hadde aengenomen bij de bondtgenoten de

54

saacke daar heenen te dirigeeren ten eijnde dese provintie van alle ondraeghlijcke lasten wierde gevrijdt. Dat de heeren Van Cattendijck, Zuijlen ende Nellesteijn neffens de finantie ende den ontfanger sijn geauthoriseert, omme eenige penningen op lijfrente te mogen negotieeren tegens 10 percent en alle halff jaren precies sonder kortinge te betaelen; dat oock bij invasie der vijanden geen beswaar van den 20en 30en penning meer ofte minder penningen daar op sall werden geleght. Dat ter vergaderingh gelesen is een missive vanden gecommitteerdens ter generaliteijt waar bij overgesonden wierdt de sententie tussen die vande Lopicker en Crimperweerdt hebbende de eerste arbites bedanckt. Dat klachten gekomen sijnde over de licentie vande papisten, goetgevonden is te renoveeren [58r] de placcaten soo bij de generaliteijt als dese provintie dienaengaende te bevoorens geëmaneert op die forme Willem Henrick, prince van Orange, etc. mitsgaders de Staten vanden lande van Utrecht, etc. Dat nopende het profaneeren vanden sondagh en bededagh gecommitteert sijn de heeren Rosa, Schonauwen en den borgemeester Looth, omme een placcaet te concipieeren. Dat de heeren gecommitteert sijnde omme te termineeren het equivalent van’t vierdepart vande thresaurie van St. Merrien die de soon vanden heer Schadé heeft gehadt ende die onder anderen sijn hoogheijt de 12en junij 1674 is gegeven, daar van hebben rapport gedaen ende dat ingevolge vandien goetgevonden is, dat jaarlijcks voor een equivalent sall werden gegeven 800 gulden ende dattet op twee lijven sall werden gestellt ingaende 1e april 1674, ende dat eene vandie stervende het landt ’t selve sall profiteeren sonder dat den heere Schadé eenige vordere actie sall mogen reserveeren. Dat ter vergaderingh gelesen sijnde seecker contract tussen den pander Bor ende Van Rijssen, gewesen schout in Nederlanghbroeck nopende eenige maliversatien opgericht, de twee voorstemmende leden van sentiment waren, dat den heer vanden [58v] Engh behoorde te werden geauthoriseert omme dienaengaende ’t recht vanden lande te bewaeren, edogh dattet bij stadt ende steden overgenomen wierdt omme dienaengaende op den 21en daaraenvolgende gereet te sijn. Dat op den 21en dito geconcludeert ende den heer Van den Engh geauthoriseert is omme nopende de voorschreven acte tussen Bor ende Van Rijssen opgericht ’t recht vanden heeren te bewaeren. Dat mede naar deliberatie goetgevonden is de resolutie bij de Staten van Hollandt genomen raeckende het helpen beletten vanden inval en intocht der Sweden in de landen van Brandenburgh te amplecteeren, edogh dat aengaende de 110 compagnien te voet en andre extraordinaris middelen die dienswegen sullen moeten werden aengewent, dat

55

dese provintie door den groten overvall vande finantie die niet ende kan supporteeren, immers niet verder als voor de halve quote. Dat de heeren Ruijsch en andre gecommitteerden, hebbende rapport gedaan aengaende het present dat aen den vorst Mauritz als governeur van dese provintie soude werden gegeven, deselve heeren gauthoriseert sijn omme ’t selve te doen formeeren ter somme van 25 off 2800 gulden ende ’t selve aen sijn vorstelijcke genade te presenteeren, oock omme behoorlijcke ordonnantie daar toe te verleenen. [59r] dat den heere Nieuwpoort hebbende gerapporteert, dat in plaets van 3 nu 5 jaren soude werden geprefereert ende dat alsulx over de jaren 1672 en 1673 geen prescriptie soude lopen, hetselve om verscheijde gravamina in handen van vorige gecommittterden is gestelt. Dat den heere van Meersbergen en andere gecommitteerden hebbende rapport gedaen, dat sigh tot Nieuwer Sluijs hadden gevonden ende gesien, dat door het fort de passagie van’t water soo benout is, dat niet alleen de riviere de Lecq onpassabel gemaeckt, maar oock de landen aen dese zijde de Nieuwersluijs blijven geinundeert, verstaen is, dat daar van een geraisonneert verbael sall werden opgestelt ten eijnde daar over bij sijn hoogheijt herstellinge ofte veranderinge versoght moge werden. Dat aen den domheer Spieringh geaccordeert is surcheantie voor den jare 1675 nopende het betaelen van thien duijsent gulden als rest van koopspenningen van een huijs bij hun voor date vanden oorlogh bij decreet gecocht ende waarinne verkoperen te vorens in gebreecke waren gebleven te doen transport ende tot voldoeninge vande welcke sijlieden nu bij dese ongelegene tijden bij rechtmiddelen onder presentatie van’t transport waren contendierende, [59v] dat Pieterson za Tromp bij requeste te kennen hebbende gegeven, dat bij edicte voor den hogen raadt was gedachvaerdt jegens de privilegien van stadt ende provintie ende versoght hebbende, dat haar edel mogenden daarinne souden believen te voorsien. Immers dat hem gepermitteert moge sijn bij gebreecke vandien sijn saecke aldaar waartenemen, eo casu protesteerende geen oorsaecke te wesen vande infractie die daar door in’t recht van de stadt en provintie sal geschieden, die saecke gestelt is handen vanden vorige gecommitteerden, omme die te examineeren ende naar overlegh van dien met eenige rechtsgeleerden te rapporteeren. Dat de memorie over t beswaar vant kleijn regael gestelt is in handen vande vorige gecommitteerden. Dat Daniel Frick versoeckende eenige aerde wt sijn hofstede onder dese provintie gelegen te mogen overbrengen op sijn hofstede onder Hollandt gelegen, ’t selve ontseijt is. Dat de geërfdens van Houten versoeckende 1600 gulden te mogen negotieeren tot reparatie vande kerck, ‘t selve gestelt is in handen van gecommitteerden, omme de geërfdens alvorens daar op te hooren.

56

Dat die van Cortehouff hebbende versoght [60r] de redemptie gelden te mogen omslaen over de heele houven, verstaen is, dat sigh naar de ordonnantie van Staten sullen hebben te reguleeren ende alsulx nae den blaffardt. Dat vorders met de gecommitteerdens vande andre steden heeft gebesoigneert nopende het amplieeren van’t requeste tegens de stadt aen sijn hoogheijt te presenteeren. Dat mede met den heer van Cattendijcke en andre haar edel mogenden gecommitteerdens heeft gebesoigneert nopende de memorie van beswaar wegens dese stadt aengaende de brantschattinge gepresenteert. Is vorder gelesen eene memorie off bericht bij den borgemeester Klerck opgestelt jegens de requeste bij de roomsgesinden aen sijn hoogheijt gepresenteert, ’t welck de vergaderinge sigh heeft laten welgevallen, sijnde verstaen, dattet selve metten eersten aen sijn hoogheijt sall werden overgegeven luijdende als volght. Aen sijn hoogheijt den heeren prince d’ Orange, etc. etc. etc. Doorluchtighste vorst, De regeerders der stadt Rhenen gesien het appoinctement van uw’ hoogheijt gegeven op de requeste [60v] vande rooms catholijcken woonende in hare stadt, hebben hare plicht geacht uw hoogheijt daar op in alle onderdanigheijt te seggen voor bericht. Dat gemelte rooms catholijcken (onaengesien seer weijnigh) in’t getall en maar twaelff a dertien familien sterck sijn geweest soo in hare stadt als de vrijheijt vandien, echter die stouticheijt hebben gehadt van selfs den 25e junij 1672 (als noch soo onlanx onder’t gebiedt der Francoisen waeren geweest ende noch in geene steden eenige veranderinge in kercken was gemaeckt, veel min eenige de minste ordre daar toe was gegeven) eijgener authoriteijt te beletten het oeffenen der godtsdienst van gereformeerde in hare kercke, selfs met feijtelijckheden de gestoelten der gereformeerden wt de kercke werpende, dat deselve boven dien aenden hertogh van Luxenburgh buijtten alle waarheijt hebben derven remonstreeren, dat binnen Rhenen waren twee kercken ende te gelijck dattet getall der rooms catholijcken binnen Rhenen ende de jurisdictie vandien was seer groot, het selve begroottende op eenige honderden ende alsulx door die grove onwaarheden hebben weetten wttewercken vanden cardinael Bouillon een acte van consent, omme de kercke van Rhenen intenemen, dat gemelte regeerders den 9en julij desselvigen jaars mette hooghste ontsteltenisse deselve acte hebbende gesien ende diens onaengesien hebbende geseght [61r]

57

niet te sullen connen gedogen, dat hare kercke van soo een kleijn getall als de rooms catholijcken waeren, wierde ingenomen voor ende aleer haarlieden daar toe d’ expresse ordre vanden coninck soude wesen verthoont meermaelen nochtans ende in alle vrindelijckheijt haarlieden aenbiedende een bequaeme plaetse, daar haren godsdienst souden connen doen. Sijnde deselve daar de gereformeerde dit naderhandt soo langen tijt aen den anderen hebben moeten doen deselve rooms catholijcken echter wederom eijgener authoriteijt seecker getall van ruijtteren wtte naburige stadt Wageningen gehaelt binnen Rhenen gebraght (sijnde doenmaels aldaer noch geen guarnisoen) ende daar mede het kerckhoff beseth ende alsoo met soodaene feijtelijckheden de kercke in weerwil vande magistraet geoccupeert ende deselve nevens het kerckhoff aenstonts gewijdt hebben, in hare bitterheijt voortgaende naar het vertreck der ruijteren ende onaengesien noch lange daar nae geen guarnisoen in Rhenen quam, vorder met eijgener handen ende sonder toedoen ofte hulpe van eenige Francoisen alle gestoelten, soo van magistraet, kerckenraadt als alle andere particuliere borgeren toecomende, oock selfs alle borden, soo bij der stadts gilden, als andre considerabele persoonen, te bevorens met grootte en excessive kosten tot cieraat der kercke als anders daarinne gemaeckt ende doen ophangen benevens noch veel ander houtwerck de kercke toecomende ende bij den kerckmeester inder tijt aldaer [61v] in goeder bewaringe gebraght, geheel en all hebben verbroocken, geruineert ende geamoveert, konnende daeromme gemelte regeerders geensints bevroeden, hoe mogelijck is, dat deselve rooms catholijcke noch soo stoutelijck ende tegens waarheijt, die dogh in desen een ijder bekent is, bij requeste aen uw hoogheijt hebben derven seggen, dat se van de magistraet soude sijn gelast te repareeren alle de schade die door de Franse soldaetten inde kercke soude sijn gedaen, dat meer is, dat sij, regeerders, selfs soude bewust sijn, dat alle de schade in de kercke geensints door haar, nemaer door de Franse soldaetten soude sijn gedaen, daar dogh ter contrarie alle die ruine bij de roomsgesinden alleen, gelijck voorschreven, de kercke is toegebraght, hebbende de Francoisen alleen den predickstoell daeghs voor de evacuatie harer stadt verbrant, hadden derhalven gemelte regeerders amptshalven haar genootdruckt gevonden de rooms catholijcke te insinueeren, dat geleth sijlieden sonder ordre van den coninck alleen gemunieert sijnde met de autoriteijt van een geestelijck persoon die dogh evenwel met soo een onwaar te kennen geven van dat binnen Rhenen twee kercken, ende soo een groot getall van hare gesinden aldaar waren, daar dogh maar eene kercken ende sijlieden soo weijnigh in’t getall waren, was geabuseert, de kercke hadden ingenomen, daar toe eijgener autoriteijt soo veel ruijters in hare stadt [62r] gebraght ende soo veele feijtelijckheden gepleeght, selfs oock op een ongehoorde wijse gedurende de Franse overheersinge een ijder, soo magistraets, kerckelijcke als andere persoonen hadden beleth hare dooden, ’t zij in kerck ofte op’t kerckhoff te mogen begraven, gedrongen sijnde geweest deselve ofte achter hare huijsen ofte elders buijten de stadt te doen ter aerde brengen, bovendien de kercke van alle hare jaarlijcxe revenuen hadden soecken te ontvreemden, den paep daar toe aengemoedight, jae selfs in weerwille vande magistraet ende contrarie de expresse ordre selfs van den intendanth, all eenige hadden nae sigh getrocken ten aensien vande selve gantsch gruwelijck gepleeghde onbehoorlijckheden ende misbruijck van hare geimagineerde en geusurpeerde auctoriteijt over hare medeborgeren, selfs groote straffe weerdigh waren, deselve des onaengesien

58

alleen de kercke soude hebben te herstellen ende alsulx te vernieuwen de gestoelten, borden ende ’t geene vorder bij haarlieden daarinne is geruineert en geämoveert. Ende want gemelte regeerders hier inne de saacke hebben opgestelt sulcx die sigh in alle waarheijt heeft toegedragen, bereijt sijnde u hoogheijt daar van nader selfs bij publijcque acten ende behoorlijcke verificatien te doen blijcken willen deselve vertrouwen, dat haere [62v] gedane insinuatie aende rooms catholijcken voor u hoogheijt hier mede sullen hebben gejustificeert. Ende is Abraham Ysaacqss tafelhouder alhier met de heeren borgemeesteren geaccordeert dat voor’t houden van de banck van leeninge ten aensien vande ongelegentheijt des tijts over’t jaar verschenen victoris 1673 sall korten vijff ende tachentigh gulden, sulx sall mogen volstaen, mits over dat jaar aen den oudt cameraar Van Geijn betaelende een hondert en vijftien gulden ende over’t jaar verschenen victoris 1674 sall korten veertigh gulden, sulx den selven sall mogen volstaen, mits over dat jaer aen den cameraar Boonsaeijer betaelende een hondert ende ’t sestigh gulden. Is mede gelesen een missive van vorst Mauritz met een extract resolutie aengaende de servitie van teneur als volght. Edele erentfeste achtbare en voorsienige heeren, Wat de edel mogende heeren Staten deser provintie in dato den 11en october 1674 en 13en januarij deses jaars nopende de betaelinge vande servicie gelden aen de militie, in de geseijde provintie guarnisoen houdende, goetgevonden [63r] en geresolveert hebben, sulx konnen uedel achtbaaren wtte neffens gaende resolutie breder vernemen, die wij aen de selve hiermede oversenden, omme den inhouden vandien promptelijck te achtervolgen, uedelachtbaaren hier mede inde protexie Godes bevelende, verblijven altoos, onderstont uedelachtbaaren dienstwillige A Maurice, prince de Nassau, Utrecht den 20/30 januarij 1675. Extract uijt de resolutien vande edelmogende heeren Staten ’s landts van Utrecht. Solis XIa october 1674. Op het voorstel ende ten versoecke vande heeren wegens de stadt is naar deliberatie goetgevonden ende verstaen, dat bij provisie tot servicie geldt aen ijder soldaet ses stuijvers des weecx ende een ruijter nae advenant sal werden wtgereijckt ende sullen alle de officieren gehouden sijn hare eijgene logementen te versorgen ende sal hier van kennisse werden gegeven aen den heere secretaris Quindt, om te dienen tot sijn narichtinge. Onderstont accordeert met de voorschreven resolutie en was onderteeckent J.V. Luchtenburgh. [63v]

59

Noch gelesen eene missive van haar edel mogenden de Staten deser provintie in dato den 25en deses met eenige bijlaegen concernerende de delatie van’t hertoghdom Gelre ende graeffschap Zutphen bij de Staten van den selven lande aen sijn hoogheijt gedaen luijdende: Edele erentfeste vrome, Sijn hoogheijt heeft ons de ere gedaen van ons communicatie bij missive te hebben gegeven, dat de heeren vande ridderschap en edelen mitsgaders de regenten vande respectieve steden des furstendoms Gelre ende graefschaps Zutphen eerst inde respective quartieren quartiers gewijse ende daarnae oock alle bij den anderen staatsgewijse vergadert sijnde, hadden goetgevonden aen hooghgemelte sijne hoogheijt optedraegen de vorstelijcke hooge overicheijt van het gemelte hertoghdom en graeffschap onder den titul en weerdigheijt van hertogh van Gelder en grave van Zutphen, met versoeck dat hooghgemelte sijne hoogheijt eenige commissarissen soude willen nomineeren om over de conditien en verbintenissen onder de welcke de hooghgedachte delatie is gedaen met gemelte heeren vande ridderschap ende edelen mitsgaders regenten der voorschreven steden nader te concerteeren ende dat hooghgemelte sijne hoogheijt niet hadde cunnen resolveeren haar dienaengaende ter eenre, ofte ter andere zijde te verklaeren, maar daar op gantsch vrundelijck te versoecken [64r] onsen raadt, consideratien en advis, welcke gewichtige saacke bij ons aendachtelijck geëxamineert ende in serieuse deliberatie geleght sijnde, hebben wij alvorens daarop uijtterlijck te resolveeren ten opsichte de importantie vande deselve, goetgevonden de absente leden onser vergaderingh tegens donderdagh naestcomende, die wesen sall den 28en januarij ouden stijll des morgens ten negen ure te beschrijven gantsch vrundelijck versoeckende dat de heeren uedele gecommitteerden believen ten voorschreven dage en ure alhier in onse ordinaire vergaderplaatse te verschijnen, omme neffens ons gesamentlijck over meeropgedachte saacke te delibereeren ende soodanige goede ende meer hooghgemelte sijne hoogheijt welgevallige resolutie te nemen, als wij nae derselver gewichte sullen verstaen ende goetvinden te behooren, waar toe ons verlatende beveelen uedelen inde bescherminge van Godt Almachtigh. Geschreven t’ Utrecht den 25e januarij 1675. En was geparapheert P. Ruijsch. Onderstont ter ordonnantie vande Saten vanden lande van Utrecht en was geteeckent J.V. Luchtenburgh. Waar op gecommitteert sijn als gecommitteerden werden bij desen beijde de heeren borgemeesteren Klerck en Van Hooft, omme haar tegens morgen ter opgedachte vergadering te vervoegen ende aldaar te helpen delibereeren en resolveeren als ten dienste van dese provintie in’t gemeen ende dese stadt in’t particulier sullen bevinden te behooren. [64v] Ridderschappen en steden der quartieren van Nimwegen, Zutphen ende Arnhem, representeerende de Staten des furstendoms Gelre ende graafschaps Zutphen, ijder in den hare volgens authorisatie van sijn hoogheijt den heere prince van Orange den 2e deses stijlo loci, quartiers gewijse vergadert ende te samen geconfereert hebbende over de poincten den dienst ende welvaren vanden lande ten hooghsten concerneerende ende daarbij geconsidereert hoe dattet wonderlijck werck ende de handt des Heeren dese provintie voor enen korten tijt van jaren seer swaar hadde besoght ende in handen van

60

hare vijanden overgegeven, soo dat de landen verwoest ende d’ ingeseettenen vandien tot totale ruine gebraght waeren, dat het Godt de Heere genadelijck belieft hadde als een gesegent instrument ende voortreffelijck krijgshelt te verwecken den hooghgemelten prince van Orange ende desselfs persoon met uijtmuntendt wijs beleijt ende dapperheijt te segenen, soo dat de vijanden verjaeght ende gedrongen sijn geworden dese provintie, steden ende sterckten vandien wederom subit te verlaten, waarinne hooghgemelte heere prince de loffelijcke voetstappen sijner voorouderen hooghloffelijcke memorie naervolgende niet minder sijn hoge persoon en goedt en bloedt tot welvaren van het landt heeft opgeseth ende sigh alderhande periculen van lijff en leven onderworpen [65r] het welck de grootste danckbaarheijt vereijst die men naest Godt den mensche schuldigh is, hebben hare edel mogenden ingesien ende overwogen hebbende de groote elende daarinne deselve vervallen ende de grootte en onwaerdeerlijcke diensten ende vaderlijcke voorsorge bij den heere prince van Orange daarinne bewesen met voorbedachten rijpe raede om wichtige redenen ten besten vanden lande ende goede ingeseettenen ende onderdanen vandien eendrachtelijck ende met eenparigheijt van stemmen goetgevonden ende geresolveert hooghgemelte prince van Orange aentebieden de hoge regeeringe des furstendoms Gelre ende graefschaps Zutphen met alle furst en graeffelijcke weerdigheden daar toe specteerende ende sijne hooghgemelte hoogheijt te versoecken deselve hoge regeeringe onder naevolgende conditien ende bedingh te willen aennemen, Als namentlijck dat de voorschreve aenbiedinge gedaen wordt aen hooghgemelte prince ende de wettelijcke mannelijcke kinderen kintskinderen descendenten, en vordere naekomelingen die hooghgedachte sijne hoogheijt ende desselfs wettige mannelijcke kinderen, kintskinderen descendenten en vordere mannelijcke nakomelingen in wettigen houwelijck sullen coomen te procreëren te weetten aen den outsten [65v] off die geene dewelcke in het erfstadthouderschap van d’andre provincien sall comen te succedeeren om alsoo dese provintie inseparatelijck met d’ andere bij ende onder de unie te conserveeren ende mannelijcke erven ende descendenten deficieerende, dat dan de hoge regeeringe wederom sall coomen aende ridderschap en steden deser provintie, gelijck deselve voor den tijt van dese delatie bij de Staten vanden lande is geweest sonder dat deselve bij eenigh tractaet aen een ander sall mogen vervreemt, veralieneert ofte beswaart worden. Mits dat sijnde ende blijvende bij de ware gereformeerde religie, soo als deselve in het sijnode van Dordrecht anno 1618 ende 1619 is geëlucideert ende vastgestelt ende alsnoch publicquelijck volgens de placcaten van’t landt geprofesseert wordt, die sijne hooghgemelte hoogheijt ende sijne descendenten altijt alsoo beloven sullen te mainctineeren ende handthaven, oock geene veranderinge inde forme vande kerckelijcke regeeringe toestaen, veel min eenige exercitien vanden paepsche off van andre religien toelaeten, maar met alle vigeur deselve weeren ende tegengaen in conformite vanden placcaten van’t landt alrede geëmaneert ende noch t’emaneren [66r] dat in cas sijne hooghgemelte hoogheijt off die hem in linea masculina sullen succedeeren mochten coomen deser werelt aftesterven (dat Godt genadiglijck believe te verhoeden)

61

mannelijcke descendent off descendenten naelatende die noch minderjarigh sijn, dat ten tijde van derselver onmundigheijt de regeeringe van dese provintie sall staen aende Staten van’t landt, gelijck mede de curatele ende administratie vande domeijnen deses furstendoms ende graeffschaps. Dat sijne hoogheijt de Staten ende ondersaten vanden lande sall wesen een goedt ende rechtveerdigh furst, graeff ende heere ende haar onderhouden in hare oude privilegien, deselve confirmeeren en bevestigen ende te approbeeren aenden voorschreven Landtschappen in’t generaell ende aen een ijder vande ridderschap ende steden in’t particulier, alle haere privilegien, vrijheden en gerechtigheden, oude ende nieuwe observantien, soo geestelijcke als wereltlijcke bij sijne hooghgemelte heerlijckheijt ende gerechtigheijden, verschrijvingen, brieff ende zegel hun van roomse keijseren ende coningen, fursten ende furstinnen, graven ende gravinnen, [66v] heeren ende vrouwen, geestelijcke ende wereltlijcke gegunt ende verleent, gelijck tot noch toe alle regeerende fursten, graven ende heeren in hare aenkompst gedaen hebben, oock alle wel heergebrachte plebisciten ende gewoonten ende voorts doen wat een goedt furst schuldigh is te doen tot gemeijnen welvaerdt van denselven lande. Eenen ijder ende gebeurlijcken rechtfurderinge van eenige erfschaps off eijgen schulden voorbeholden en soo ijmant hem vorders tegen den anderen eenige vorderinge vermeijnt te hebben, dat deselve naar gelegentheijt der saacken met gebeurlijcke leen, dijck, landt, stadt, landt ende waterrechten uijtgevordert worden. Ende vertrouwen de heeren Staten dat de regeerende furst niet onaengenaem sal sijn, dat liever vanden vorst als een stadhouder off governeur geregeert worden ende dat sijne hoogheijt welgevallig sall wesen den lande met geenen stadthouder off governeur te beswaeren. Dat evenwel in cas sijne hoogheijt door wettige redenen en andre nootsaeckelijckheijt soude mogen buijtten de provintie ende het ressort vanden staet [67r] sijne residentie nemen ende door hooghgemelte hoogheijt goetgevonden worde een stadhouder ofte governeur te verkiesen, dat deselve sall moetten doen publique professie vande ware gereformeerde religie, de tale van’t landt wel verstaende ende de staten aengenaem sijn. Dat het privilegium de non evocando bij keijser Henrick de Vierde aen dese provintie verleendt ende van keijser Carel de Vijfde geconfirmeert sall worden gemaincteneert. Dat tottet bekleden van alle poltiticque ampten ende commissien in dese provintie sullen worden aengestelt inboorlingen off ingeseettenen van den tijt van thien jaren daarinne geërft, gegoet ende woonachtigh geweest sijnde, die in persoon selfs de functien haar gedefereert bekleden sullen, daar benevens professie doende vande ware gereformeerde religie in voegen hier voren gestelt.

62

Dat de vorst geen oorloogh off vrede noch alliancie met uijtheemse princen ofte staten sall mogen ingaen, noch [67v] geen wetten maecken off abrogeeren noch geene veranderinge in’t stuck vanden munt doen als met bewilligingh vande Staten van’t landt, voorts d’ ingeseettenen van desen furstendom ende graeffschap met geene schattingen off ongewoonlijcke ongelden mogen beswaeren dan alleen met sulcke penningen als door de ridderschap en steden deughdelijck nae ouder gewoonte bewillight overgegeven ende geconsenteert sullen worden, die oock sorge sullen dragen, dat rechten, tractamenten ende andre lasten op de provintie ende quartieren wel voldaen worden. Dat de tegenwoordige ordre op de geestelijcke beneficien ende collatien sall worden geobserveert ende de possesseurs bij haar recht en gebruijck verblijven. Dat sijne hoogheijt alle goede voorsorge sall draegen dat de domeijnen van dit furstendom ende graeffschap wel worden geregeert, geconserveert en gebeneficieert ende sal sijne hoogheijt deselve buijtten consent vande Staten van’t landt niet beswaeren, verhijpotecqueeren, verpanden, noch veralieneeren, oock niet toelaten, dat de archiven daar toe specteerende buijtten de provintie verbraght worden ende sullen de renten, tractementen ende andere lasten [68r] daar op staende wel moetten worden betaelt. Ende ten eijnde deselve domeijnen daar toe te bequamer mogen sijn, dat op middelen sal verdaght worden hoe ende in wat voegen die sullen konnen worden gebeneficieert, verbeettert ende van hare lasten ontheven. Ten welcken aensien daarover met sijn hoogheijt sal werden geconcerteert ende dat ondertussen bij de Landtschap sall werden gedelibereert hoe ende in wat voegen de voorschreven domeijnen over eenigh subsidie sullen connen werden gesubleveert. Dat sijne hoogheijt de steden ende ondersaten van dese provintie die inde privilegien vande Duijtse steden sijn daarbij sal laten sonder daarin eenighsints verkort te worden. Dat sijne hoogheijt geen repressalien tegens de ingeseettenen van dese provintie sall verleenen ende oock soo veel doendelijck praecaveeren, dat deselve niet verleendt worden ten ware dat ijmandt recht binnen ’t landt wierde geweijgert. Dat de huldinge van sijn hoogheijt ende succedeerende hertogen ende graven binnen de provintie vanden Staten vanden lande sal worden gedaen. [68v] Dat de unie inden jare 1579 tussen de Vereenighde Nederlanden binnen Utrecht opgericht in alle leden en poincten heijlighlijck sal worden geobserveerdt ende naargekomen, waarbij sijne hoogheijt de Staten sall maincteneeren ende tot de commissien, affaires ende besoignes inde generaliteijts collegien, niemand deputeeren noch emploijeeren als

63

leden uijt de ridderschap ende steden die wettigh recht tot regeeringh hebben ende sulcx op den voet onder ende inde respective quartieren tot noch toe geobserveerdt. Ende op dat de Staten in toecomende tijden volkomentlijck mogen gerust wesen, sal sijne hoogheijt wt wercken vande gesamentlijcke bondtgenooten sodaene acte van securiteijt, dat dese provintie sal blijven bij de unie ende generaliteijt ende aldaar gauderen ende genieten alsulck gesagh, recht ende auctoriteijt als deselve voor de invasie ende overweldinge vanden Fransen gehadt heeft, ten eijnde in val (’t welck Godt almachtigh in sijn genade nimmermeer sall gelieven te gedogen) sijne hoogheijt sonder mannelijcke descendenten naartelaten mochte comen deser werelt aftesterven, ofte dat sijne descendenten mede soo quamen te overlijden dese provintie in haar voorgaende staet en wesen mochte [69r] blijven geconserveert ende voorts behouden die hoogheijt en gerechtigheijt vanden lande in voegen deselve voor de delatie vande hoge regeeringe aen sijn hoogheijt de Staten van de provintie gehadt hebben. Dat de forme vande staetse provinciale regeeringe ende vergaderinge bestaende wt ridderschap ende steden ende provintie ende quartieren sall blijven gelijck se tot noch toe geweest ende gestabilieert is. Dat de Lantschaps vergaderinge eenmael jaarlijcks sall gehouden ende de convocatie vandien gedaen werden bij sijne hoogheijt off door soodanigh collegie in dese provintie als hooghgemelte hoogheijt daar toe sal believen te authoriseeren om te delibereeren ende resolveeren op saacken die ten meesten dienste ende welvaren van de provintie sullen geoordeelt worden te strecken, dat mede de Lantschap en de respective quartieren extraordinaris soo dikwils sullen mogen vergaderen als ridderschap ende steden van deselve quartieren tot nut ende welvaert van deselve provintie ende quartieren sullen nodigh en dienstigh oordeelen. De steden van’t quartier van Zutphen mitsgaders de steden van Arnhem, Wageningen en Elburgh seggen dat [69v] voor soo veel van quartierlijcke vergaderinge ende wtschrijvingh gesproocken werdt daar bij moeten gevoeght worden de woorden nae ouder gewoonte die vanden ridderschap van’t graeffschap Zutphen en Veluwen als oock de steden van Harderwijck ende Hattum seggen te connen toestaen, dat de convocatie vande quartieren geschiede bij de hooftsteden met communicatie ende goetvinden vande gedeputeerden, ’t welck vande steden des quartiers van Zutphen ende de drie steden van’t quartier van Arnhem is tegengesproocken, de riddershap van’t selve quartier ende de steden Harderwijck en Hattum stellen dit tot dispositie van sijn hoogheijt. Dat mede de Staten vande respective quartieren aen haar behouden de maniere ende voet van het omslaen van penningen ende de maniantie en dispositie over de selve als mede de administratie vande geestelijcke goederen.

64

Dat sijn hoogheijt de collegien van’t hoff en reeckenkamer sal laten blijven in staet en voorgaende wesen ende dat vanden plaetsen daarinne vacant vallende als mede van alsulcke ampten ende bedieningen die voor desen bij nominatie vergeven sijn een dubbelt getall volgens ordre onder ende inde quartieren tot noch toe geobserveert [70r] aen sijn hoogheijt sal worden gepresenteert ende genomineert om daar wt een bij hooghgemelte hoogheijt naar goetvinden geëligeert te werden ende sullen de personen tottet voormelde hoff gedestineert off verkoren wordende sijn soodanige die de costuijmen, usantien ende landtrechten van desen furstendom ende graeffschap kundigh sijn. Dogh sal het vergeven van het landt rentmeester ampt generaell, van griffier, momboir, substituut momboir, auditeur, substituut griffier, ende van alle andere subalterne suppoosten vande voornoemde twee collegien dependerende de volkomene dispositie blijven aen sijn hoogheijt. Aengaende de buijttenlantse commissien als inde generaliteijt, raedt van Staten, generaliteits rekenkamer, de collegien vande admiraliteijten, mitsgaders inde Oost ende West Indische Compagnie, voorts alle hooge ende laege militaire charges soo inde guarnisoenen als daar buijtten vacant vallende, dat daar van d’absolute dispositie aen sijn hoogheijt werdt gelaten, soo nochtans, dat voor soo veel de buijtten landtsche commissien tourbeurten subject sijnde, betreft, deselve niet verder als voor den tijt van ses jaren sullen mogen werden vergeven ende daarinne geobserveert worden de tourbeurten soo [70v] tussen de respectieve quartieren als inde quartieren tussen ridderschap ende steden tot noch toe sijn geobserveert geworden. Ende dat de binnenlantse deputatien inde quartieren invoegen voor desen is gepractiseert ende tot nu toe onderhouden geweest ende bij de respectieve quartieren sullen bestelt en de geconfereert worden ende dat vande vacant wordende ontfanger schappen generaell inde respectieve quartieren ende de secretaris plaetsen vande gedeputeerden een dubbelt getall aen meer hooghgemelte hoogheijt sall werden gepresenteert om daar wt een geëligeert te worden. Dat de limiten vanden lande wel sullen blijven geconserveert ende gemainteneert soo als die voor de invasie vande Fransen sijn geweest, dat oock sorge werde gedraegen, dat dese provintie int geheel ofte ten deele niet werde gescheurt ende vervreemdt ende dat de gesepareerde landen, steden en andre gerechtigheden in pantschap ofte andersints wtgedaen ende gegeven, wederom mogen worden aende provintie geseght ende geconsolideert. Met seer vrundt ende instantich versoeck dat sijn hoogheijt metten aldereersten [71r] de provinciale regeeringe sall believen te bestellen, oock reflexie nemen dat bij de selve bestellinge landsaten van dese provintie voor andere mogen werden geprefereert ende eenen lantdagh uitteschrijven omme met hooggemelte hoogheijt te coomen in conferentie over het voorschreven gecoucheerde ende het selve onderlingh den lantdagh te presenteren ende te sluijten, waarop bij sijne hoogheijt het selve beswooren ende opgedraegen sall werden ende de huldinge geschieden . Aldus gedaen in onse respectieve quartiers vergaderingen ende gearresteert binnen Arnhem den 19e january 1675. Onderstont ter ordonnantie vande quartieren Nimwegen, Zutphen ende Arnhem, geteeckent C. Clerck, secretaris, Hod. Jiener7, secretaris, Josias

7 Lezing van voor- en achternaam is onzeker.

65

van Harn, secretaris. Den laetsten january 1675. Rapporteerde de heer borgemeester Klerck, dat ingevolge de commissie van den 27e deses met den borgemeester Van Hooft ter vergaderingh van haar edel mogende op den 28e en 29e dito hadde gevonden. Dat den heer Van Zuijlesteijn naar versochte en vergofte audientie naar den gedaenen behoorlijcken eedt ter opgedachte vergadering is geadmitteert. Dat den heere Van Renswoude presideerende [71v] ter selver vergaderingh openinge ende de propositie gedaen hebbende, waaromme haer edel mogende de Staten waeren beschreven ende ten dien eijnde van den secretaris sijnde opgelesen de missive bij sijn hoogheijt aen opgemelte haar edel mogende geschreven, mitsgaders de acte vanden Staten van Gelderlandt, waar bij het hertoghdom Gelre ende graeffschap Zutphen aen sijn hoogheijt is gedefereert mette bijgevoeghde conditien hier voorens onder de notule vande voor desen gehoudene vergadering geregistreert. De geëligeerden daarop voor advijs seijden, dat men soude connen rescribeeren, dat met aengenaemheijt de voorschreven delatie verstaen hebben en daar over sijn verblijdt geweest ende dat souden connen oordelen, dat sijn hoogheijt met goede redenen deselve delatie soude connen aennemen, dat sijn hoogheijt toewensten daar mede alle prosperiteijt en heijll ende vorder sodanigh compliment daar bij te voegen als de saecke soude mogen requireeren, dat soude connen werden gecommitteert omme dese naemiddagh ’t selve eens optestellen ende morgen ter vergaderinghe in te brengen omme alsdan voorts finalijck daar op geresolveert te werden. De heeren edelen en ridderschap seijden haar ’t geene voorschreven bij de geëligeerden geproponeert niet alleen te laten welgevallen, maar dat boven dien inde voorgestelde conditien hadden geremarcqueert een artikel waar bij die van Gelderland versoghten, dat sijn hoogheijt soude gelieven te procureeren, dat souden blijven bij de unie, dat daer omme wegens dese provintie soude werden geamplecteert met aenbiedinge etc. [72r] daar mede stadt en steden haar confirmeerden. En sijn ten fine voorschreven gecommitteert Ruijsch, Niepoort en Rosa wegens de geëligeerden Berckensteijn Van der Aä, Schonauwen wegens de ridderschap en een van de borgemeesteren van Utrecht, Strick en Schaack en den secretaris off het merendeel vandien. Dat, gelesen sijnde een missive van dijckgraaff ende heemraeden vanden Leckendijck, dat wel met 60.000 gulden worde beswaart door de Franse doorsnijdinge vanden selven dijck en geensints door watersnooth versoeckende derhalven eenige subsidie. Den heere Ruijsch daar bij voeghde, dat bij dijkgraaff ende heemraeden ten tijde van de Fransen ende daar nae ten tijde van het interregnum bij de gecommitteerdens vande generaliteijt wtte cassa van dese provintie hadde geleent 17 a 18000 gulden ende dat daar van remissie versochten, daar toe gecommitteert sijn Meersbergen, Schonauwen en Straten neffens de finantie omme de saack t’examineeren ende daar van te rapporteeren ende dat inmiddels die de penningen ontfangen heeft deselve sal hebben te verantwoorden op het spoedighste. Dat noch gelesen is een missive van gemelte dijkgraaff ende heemraeden, waar bij klaegen dat de borgemeester van Wijck den sleutel van den duijcker haar onthouden tot

66

haaren merckelijken prejudicie, daar op den borgemeester van Wijck aldaar present sijnde den outsten borgemeester van Wijck [72v] van alle immemoriale tijde tijden de bewaringh van die sleutel te hebben gehadt ende dat dien aengaende verstaen is, dat copije van dien brieff den borgemeester van Wijck sall werden ter handen gestelt omme daar op binnen den tijt van acht dagen te doen berichten ende sijn belangh dienthalven ter vergaderinge intebrengen. Dat mede noch gelesen sijnde een extract resolutie, van gemelte dijckgraeff ende heemraeden, waar bij den cameraar werdt geauthoriseert om te negotieeren 3 a 4000 gulden, daar op versoekende approbatie, ’t selve haar edele geaccordeert is. Wierde mede bij den heere Ruijsch ende andere haar edel mogende gecommitteerden voorgebragt ’t concept missive, sulx men aen sijn hoogheijt soude connen rescribeeren op de bekentmaeckinge vande delatie van ’t hertogdom Gelre ende de concept resolutie dienaengaende gecoucheert eenparighlijck geamplecteert ende om die overtebrengen gecommitteert de heeren Rosa, Duckenburgh ende den borgemeester Nellesteijn, sijnde deselve die int graven vande Eem sijn gecommitteert. Dat weder voorgekomen ende gelesen is ’t request vandie van Cortehouff versoekende dat niet over de mergentalen nemaar over de hoeven gelijck van outs haar ongelden mogen omslaen ende is bij die [73r] occasie gedelibereert op wat wijse de 20 stuivers per mergen sullen werden omgeslagen, ’t sij over de oudt schilden, den mergen mergentaalsgewijs, sijnde ’t eerste die van Cortenhouff geaccordeert ende nopende ’t laatste verstaen dat men sigh sal hebben te reguleeren naar ‘t placcaet deswegen gearresteert. Den 16en februari 1675 De regeerders der stadt Rhenen, soo borgemeester, schepenen ende raden derselver stadt, collegialiter vergadert sijnde, hebben ingevolge den reglemente den 16en april 1674 nopende het besteq der regeeringen deser provintie gearresteert gedaen een dubbel getal van borgemeesteren ende schepenen in maniere naevolgende Borgemeester Borgemeester mr. Frederick Klerck Jonckheer Johan Vonck van Lienden Rijck van Hooft Jan van Varick Schepenen Schepenen Den borgemeester die soude mogen afgaen Jonckheer Johan Vonck van Lienden Anthonij Beeck Jan van Varick Thomas Bercheijck Huijbert van IJsendoorn Jan van Gilsen Aert Boonsaeijer Gerrit van Driell Paulus Raats Herman van Aelwijck Doctor Johan van Wijckersloot Jan van Geijn Gerrit Verweij [73v] versoeckende en committeerende mits desen den heere Johan Carell Smissaert hooft officier deser stadt, omme deselve nominatie sijn hoogheijt den heere prince van Orange als erfstadthouder deser provintie ter handen te stellen ten eijnde daar wt bij hooghstgemelte sijn hoogheijt borgemeester en schepenen geëligeert mogen werden.

67

Sijnde mede geoordeelt, dat bij dese occasie aen sijn hoogheijt soude connen werden overgelevert het bericht op het requeste bij de rooms catholijcke in dese stadt woonende, den 12en december 1674 gepresenteert. Den februari 1675 [74r] Den 27en februarij 1675 Rapporteerde den heer borgemeeester Klerck, dat op den 19en deses ter vergadering van haar edele mogenden den ontfanger gelast is te schrijven aen den maeckelaer tot Amsterdam, dat sal negotieeren 25 a 30 duisent gulden op lijfrent tegens thien per cent, soo mogelijck. Soo niet, volgens de lijste bij die van Amsterdam opgegeven. Dat is dat diegene over de 50 jaren out sijn dertien ten hondert sall gegeven werden. Ende aengaende die algereets boven de 50 jaren sijn aengenomen, dat daar van de brieven in forma sullen werden gedepescheert. Dat mede de losrente vanden brantschattingh lopende tegens 6 per cent sullen mogen werden geconverteert in lijfrente tegens thien per cent. Edogh dat men noch een weinigh daar mede sal supersedeeren. Dat oock aende Capitein op de repartitie van dese provintie staende tot den 1en april toe compleette ordonnantie sullen werden verleent op dier voet als bij de andre provintien geschiet. Dat op de requeste vande officieren van den bisschop van Osnabrugh versoeckende op recommandatie van sijn hoogheijt mondelingh [74v] door den Heer van Amerongen voorgedraegen, dat off op dese repartitie aengenomen off andersints afgeslaegen mogen werden, verstaen is, dat aen sijn hoogheijt met de beleefste termen sall werden geschreven, dat wel de recommandatie van sijn hoogheijt door den Heer van Amerongen mondelingh voorgestelt in eernstige deliberatie is genomen. Edogh dat onmogelijck is het selve regiment aentenemen en dat daar toe mettet eerste ende derde lith is geconcludeert, sijnde de heeren edelen van sentiment geweest, dat men soude schrijven dat noch geen aenschrijven van haar hoog mogende off raet van Staeten dien aengaende was voorgekomen. Is mede bij dese vergadering op rapport vande borgemeester dominee Troij in insighte vande groote onkosten, die sijn edele heeft moetten aenwenden in’t overbrengen van sijne goederen van Maestricht herwaerts, mitsgaders het verschoth bij hen aent classis gedaen, bij occasie vant verleenen van sijne dimissie als anders, sijn edele toegeleght twee hondert gulden consenteerende dat hier van ordonnantie werde gedepescheert. Den 2en Martij 1675 In ervaringe gekomen sijnde, dat deser stadts borgeren ingeseettenen, als andere haar [75r] onderstaen soo bij daege als voornamentlijck bij avondt omme te ontgaen het poortergelt te betaelen over de stadts muren te klimmen, is goetgevonden te interdiceeren gelijck alle ende een ijder geinterdiceert werdt mits desen voortaen door een ander plaatse in de stadt te komen als door de ordinaris poorte op de boette van vijff en twintigh gulden, authoriseerende mits desen omme de contraventeurs te achterhaelen, boven den substituut schout, deurwaerders, poortiers, dienaers van justitie, oock allen anderen, sullende het derdepart vande boette geappliceert weerden, ten behoeve vanden aenbrenger ofte die der contraventeur sall comen te achterhaelen ende op dat niemant hier van eenige ignoratie pretendeere, soo sall desen werden gepubliceert ende

68

geaffigeert. Den 8en Martij1675 Rapporteerde de borgemeester Klerck, dat op den 5en deses ter vergaderingh van haar edel mogende was gelesen een missive van sijn hoogheijt, niet alleen op het krachtighste recommandeerende, nemaer oock seggende nootsaeckelijck te sijn de geheele quote aentenemen sulx ende in dier voegen daerse bij de generaliteijt op waren gestelt. Dat oock den Heer van Amerongen daarop hadde geproduceert eene missive bij [75v] sijn hoogheijt aen sijn hooghedele gesonden ten fine die saacke ter vergaderingh wilde recommandeeren. Edogh dat daar op verstaen is, dat aengaende het aennemen vande militie niet en konde werden geresolveert, voor ende aleer de conclusie ter generaliteijt met den gedresseerden staet van oorloogh gesien en geëxamineert sijn. Dat mede geëxhibeert wierde eene besloottene missive van sijn hoogheijt, waar bij Pesser wierdt aengestelt tot ontfanger van die penningen, die geëmploijeert souden werden tot betalinge vanden militie. Edogh dat daarop de voorstemmende leden ’t selve voor notificatie hadden aengenomen en dat daar op behoorlijck reflecteeren souden als de nieuwe middelen gearresteert souden sijn, sijnde ’t selve bij stadt ende steden overgenomen. Dat mede ter vergaderingh was voorgekomen dat die van Hollandt seeckerlijck met den verpachtingh vande impositien op Nieuwersluijs ende den Hinderdam souden voortgaen tot infractie vant recht deser provintie ende dat daar op verstaen was dattet selve de gecommitteerden ter generaliteijt wegens dese provintie soude werden bekent gemaeckt ten eijnde het de gecommitteerde raden en sijn hoogheijt genotificeert ende het selve voorgekomen werde. [76r] Dat de ridderschap hebbende geproponeert dat Van Ochten haar te hove hadde geciteert omme te sien sluijten sijne reeckeninge voor commissarisen onaengesien hij al den 4en december 1674 bij de gedeputeerden geordonneert was ’t selve voor haar hooghedele ende gestrenge te doen op een seeckere poene, versoeckende dat deselve poene mochte standt grijpen tegens den onwilligen rentmeester tot dat alle reeckeningen tot sluijttens toe souden wesen gehoort ende dattet selve bij de stadt was overgenomen. Dat den heere Hardenbroeck en eenige andre gecommitteerdens hebbende gerapporteert, dat eenige landerijen van haar edel mogende niet hadde connen verhuijren dan merckelijck minder. Daar op deselve gecommitteerdens geauthoriseert waren omme ’t selve ten meesten dienste vande provintie voor twaelff jaren te doen, mits bij verkopinge geen melioratie gepraetendeert mochte werden. Dat op den 6en dito ter vergaderingh gelesen was eene missive vanden raet van Staeten, waar bij den gedresseerde staet van oorloogh overgesonden wierdt, houdende boven de 24 compagnien te [76v] voet en drie te peerdt, noch 44 compagnien te voet, bedraegende ’s maents 88000 gulden ende dat noch behalven de hoge tractementen ende oock behalven de leger lasten sijnde int jaar 60000 gulden. Dus de quote van dese provintie inde 1000000 gulden. Dat den Heere van Berckensteijn mede hadde geproponeert de serieuse recommandatie van sijn hoogheijt ten eijnde desen staet alsnoch prompte ordre tot betaelinge vande militie

69

wilden stellen, overleverende eene besloote missive van sijne hoogheijt in date den 15en Martij. Ende dat de voorschreven missive ende den overgesonden staet van oorloogh voor notificatie was aengenomen ende inmiddels de heeren gedeputeerden versoght waren omme een poinct van beschrijvingh te maecken, ten eijnde op den staet van oorloogh ende ’t wtvinden van middelen daar toe nodigh gebesoigneert ende eenen vasten voet beraempt mochte werden, werdende daar beneffens de vorige gecommitteerdens geauthoriseert omme de staet van oorloogh te examineeren ende rapport te doen. Ende dat de voorstemmende leden hadden geseght tegens een donderdagh te sullen connen veerdigh sijn. Edogh dat stadt en steden inden beschrijvingh hadde geconsenteert en dat onmogelijck soude sijn tegens die tijt veerdigh te connen wesen. [77r] Is vorder gelesen de missive van verschrijvinge aan haar edel mogende in dato den 6en Martij1675, luijdende Edele Erentfeste Vrome, 1. Omme te resolveeren over de aenneminge vande militie waar mede dese provintie soo inde ordinaris als extraordinaris gedresseerden staet van oorloogh over desen lopende jaere is aengeslaegen, 2. Item omme wttevinden ende effectivelijck vast te stellen sodanige suffisante middelen waar wt de betaelinge van opgedachte militie, mitsgaders het support ende de voldoeninge vande quote deser provintie ende vordre generaliteits lasten souden connen vervallen, ende daar toe te hooren het rapport ende verrichtinge vande heeren haar edel mogende gecommitteerdens tot de wtvindinge der voorschreven resources ende middelen albereijts gebesoigneert hebbende. 3. Item om te disponeeren op de respective versoecken bij verscheijde particulieren eenige penningen tot betalinge der brantschattinge gefurneert hebbende aen [77v] haar edel mogende gedaen, ten eijnde de voorschreven verstreckte penningen van losbare tegens ses ten hondert in onlosbare ofte lijfrenten tegens thien pro cento mochte worden geconverteert. 4. Ende eindelijck omme te resolveeren ende te disponeeren op alle andere voorvallende saacken, waar aen den dienst ende conservatie vanden Lande bij dese pressante nootsaeckelijckheden en tijden ten hooghsten gelegen is. Hebbende wij die gemeene staeten vande Lande van Utrecht doen beschrijven jegens donderdagh den 11en Martij toecomende des voornoens ten negen uren in de Staten kamere binnen Utrecht. Uedele versoeckende haere gecommitteerden in competenten getale ende volkomentlijck geauthoriseert , mede aldaar ten daege ure en fine voorschreven te willen senden. Hier mede blijft Gode bevolen. Geschreven t’ Utrecht den 6en Martij 1675 en was geparapheert Jac. van Manmaker, onderstont ter ordonnantie vande gedeputeerde vande Staten ’s Lants van Utrecht en was onderteekent J.V. Luchtenburgh. En sijn ten fine voorschreven gecommitteerd

70

[78r] als gecommitteert werden bij dese de heeren borgemeesteren Klerck en Van Hooft ofte een van beijde, die het best daar toe sal connen vaceeren. Actum utsupra op de politie dagh. Den 15en Meert 1675 Rapporteerde den heer borgemeester Klerck, dat ter vergaderingh van haar edel mogenden op den 11en deses sijn gelesen de missiven van sijn hoogheijt, recommandeerende daar bij de aenneminge vande militie in vorige notulen gementioneert, ter occasie van ’t welcke de beschrijvinge geschiet was als mede de betaelinge van eenen capitein Carpentier acht maenden tractaments ten achteren sijnde. Ende dat daar op de poincten van verschrijvingh gelesen sijnde, op het eerste raeckende de aenneminge vande militie, de heeren geëligeerden met meerderheijt van stemmen seijden, dat onaengesien den ellendigen standt deser provintie ende de billijckheijt dat wel hadden behooren geëxcuseert te sijn, echter in gesien de missive van sijn hoogheijt seggende inde macht niet te sijn van een provintie sigh de quote te ontrecken dat der halven den overgesonden staet [78v] van oorloogh in desen lopende jaere behoorde te werden aengenomen bij provisie De ridderschap confirmeerden haar met het geene voorschreven. Edogh met die restrictie dat in cas naderhandt bevonden wierdt dese provintie te hoogh te sijn aengeslagen deselve alsdan vande handt sullen werden gewesen, versoeckende vorders rapport over ’t laetste besoinge. Dat stadt en steden verstonden, dat alvorens den generalen staet van oorloogh moet werden afgewacht ende nagesien ende dan te gelijck gebesoigneert tot wtvindinge van middelen, als sijnde de twee eerste poincten aen den anderen geconcateneert, dat de opinien van beijde de voorstemmende leden overnamen, omme als hare principaelen te communiceeren, ten eijnde den selven staet gesien ende geëxamineert sijnde hare opinien ter vergaderingh konnen werden ingebraght. Dat nopende het 2e poinct daarop gelesen is de missive van sijn hoogheijt tot antwoordt van de brieff van verschrijvingh amplecterende het project bij den Heere van Amerongen voorgestelt tot wtvindinge van middelen. Dat noch gelesen is eene missive [79r] van den Heer van Renswoude, schrijvende wt de mondt vanden raet pensionaris te hebben verstaen, dat die van Hollandt wel genegen souden sijn dese provintie en Gelderland te verschietten een maendt soldije, mits sijn hoogheijt haar verseeckerde, dat dese provintie binnen ses maenden die penningen soude restitueeren, dat oock wel solliciteurs in Hollandt souden werden wtgevonden, die de twee maenden op behoorlijcke verseeckering soude tellen jegens behoorlijcke interesse, ’t welck met haar soldije omtrent soude sijn thien ten hondert en dat verstaen is dat beijde de brieven inde notulen sullen werden geinsereert. Dat den heere Rosa rapporteerde het gebesoigneerde op het project bij den Heere van Amerongen tot wtvindinge van middelen voor gestelt, de heeren geëligeerden daar op seijden het selve project prout jacet voor alsnoch niet aentenemen, maar het selve naerder te sullen examineeren om te sien off geene andere middelen connen werden wtgevonden die voor de gemeente draeghlijcker soude mogen wesen.

71

Dat de heeren edelen daar op hare resolutie deden notuleeren, contineerende in effect ’t selve als hier vorens is gestelt. [79v] Dat de steden eijndelijck hadden aengenomen op morgen nopende het eerste poinct te sullen gereet koomen. Dat op de nadere instantie van de heeren edelen stadt en steden sigh mede hebben geconfirmeert mette opinien vande twee voorstemmende leden den 6en deses ingebraght. Dat Both en Weerderen, borgemeesteren van Montfoort, nae versochte en geobtineerde audientie en aflegginge van den behoorlijcken eedt sessie ter vergaderingh hebben genomen. Dat ter vergaderingh gelesen sijnde seeckere instructie bij sijn hoogheijt gegeven aen Gentman als rentmeester vande vicarijen etcetera was verstaen, dat alvorens daar toe te committeeren omme ’t selve te examineeren, Gentman het origineele sal hebben te exhibeeren. Dat mede gelesen was eene missive van die van Amersfoort, klagende over de sware inquartiëringh, versoeckende intercessie bij sijne vorstelijcke genade ten eijnde vande Engelse mochten werden ontlast. Dat voorts stadt en steden op den 12en dito ter vergaderingh van haar edel mogenden hadden [80r] doen aenteeckenen, dat onaengesien den erbarmlijcken staet van dese provintie echter bereijt waren voor het regiment van den prins van Osnabrugh ende capiteijn Carpentier het crediet van dese provintie te interponeeren ende voor de betalinge sorge te draegen. Edogh nopende den gedresseerden staet van oorloogh niet te konnen verklaren voor ende aleer deselve haar sal sijn toegesonden ende dat alsdan haar ten wtersten sullen evertueeren. Dat de geëligeerden mitsgaders de ridderschap hadden gepersisteert bij haar opinie op gisteren in de notule geïnsereert daarbij voegende, dat willen hebben genotuleert, dat wilden onschuldgh sijn aen’t verloop vande compagniën, ’t welck bij vorder wtstell sal werden gecauseert. Dat stadt en steden hare resolutie hadden geïnsereert. Dat nopende het 2e poinct vande beschrijvinge is opgelesen een project van nieuwe middelen die bij de respectieve leden overgenomen ende in handen van gecommitteerden gestelt sijn. Hadde den heer van Hardenbroeck mede rapport gedaen aengaende het dispuet tussen den heer van Langeraeck ende [80v] het classis nopende het jus patronatus edogh vermits den heere Gerobulus bij het besoigne niet was present geweest, soo was verstaen, dattet sal werden gestelt in sijnen handen omme bij hen geëxamineert ende de novo gerapporteert sijnde voorts gedisponeert te werden.

72

Dat de ontfangers generaell Bosschaerd en De Leeuw bij requeste versocht hebbende voorschrijvens van den staet aen sijn hoogheijt tot intreckinge vande nieuwe commissie op Pesscher, de geëligeerden en ridderschap ’t selve hadden overgenomen, stadt en steden, dat sijn hoogheijt bij een missive dienaengaende moge werden gedisabuseert. Den 23en martij 1675. Heeft den borgemeester Klerck gerapporteert, dat op den 16en deses den heere Ruijsch ter vergaderinge van haar edel mogenden hadde geproponeert, dat de gecommitteerdens om den staet van oorloogh te examineeren veerdigh waren om te doen rapport ingevolge van’t welcke den heer van Cattendijck hadde gerapporteert, etcetera en versochte daar op den heere Ruijsch, dat stadt en steden sigh geliefden te [81r] te verklaren nopende het 1e poinct van beschrijvinge hadden aengenomen tegens overmorgen haar daar toe te sullen bequaemen. Dat stadt en steden op den 17en weder sijnde versoght, omme hare opinie te willen uijtten nopende het voorschreven 1e poinct behelsende het aennemen vande militie, hebben deselve haar geconformeert mettet genotuleerde vande twee voorstemmende leden ende ingevolge vandien de militie bij provisie aengenomen sulx volgens den gedresseerden staet van oorloogh ons was ten laste geleijt ende dat daar op sijnde geconcludeert verstaen is, dat daar van aen sijn hoogheijt sall werden kennisse gegeven. Dat mede gelesen sijnde eene memorie bij de gecommitteerden der stadt Utrecht overgegeven ten eijnde aen sijn hoogheijt mochte werden besonden ende alsoo voorgekomen, dat geen verpachtinge tot Nieuwersluijs ende den Hinderdam bij die van Hollandt tot nadeel van dese provintie en geschiede, is daar op verstaen, dat door een pander sal worden gedaan een interdictie aen alle ingeseettenen deser provintie van die selve pachtinge te pachten ofte daarinne ijets te contribueeren, [81v] ende dat hier van notificatie sall werden gegeven aende gecommitteerdens ter generaliteijt met versoeck etcetera. Dat ingevolge vanden appoinctemente van haar edel mogenden vanden 29en september 1674 nodigh sijnde pertinentelijck aentewijsen wat de reparatie ende wederoptimmeringe van’t veerhuijs ende schuijr soude kosten, deswegen goetgevonden heeft bij stadts timmerman ende metselaer te doen opstellen ende onderteeckenen een pertinent bestek vandien volgens ’t welcke de te doene reparatie soude kosten twee hondert een en twintigh gulden ende de wederoptimmeringe vande schuijr vier hondert vijff ende ’t negentigh gulden, dus te samen 716 gulden. Ende dat die bestecken ten fine voorschreven aenden heere rentmeester Van Beeck ter handen heeft gestelt ende met eenen versoght deselve aen haar edel mogenden te willen presenteeren ende ingevolge vandien te versoecken behoorlijcke ordonnantie omme alsoo met den anderen te connen liquideeren ende vande geaccordeerde somme aftetrecken den erfpacht bij de cameraars deser stadt algereets verschuldight ende ’t vordere alsdan te repartieeren voor de helfte over de [82r]

73

jaarlijcxe te verschulde erfpachten ende dat nae onderlinge discoursen wt den selven rentmeester hebbende connen afnemen, dat van sentiment was, dat haar edel mogenden van meninge souden sijn, dat aen de somme die tottet repareeren ende wederoptimmeren soude werden geaccordeert niet alleenlijck het jaar erfpachts tot 80 gulden verschenen Petrij 1672, nemaer oock de Franse jaeren verschenen Petrij 1673 en 1674 soude werden gekort, derhalven den selven rentmeester versoght en gedisponeert heeft omme op sijnen naem bij volgende memorie te versoecken haar edel mogenden declaratoir. Memorie bij Frederick van Beeck, rentmeester vanden convente vande Carthuijsers overgelevert aan haar edel mogenden de gedeputeerden vanden Staten ’s lants van Utrecht. Dat haar edel mogenden volgens appoinctemente in dato den 29en september 1674, hier annex, hebben believen te verstaen ende te consenteeren inde reparatien van het veerhuijs ende schuijr gehorende aen het veer, ’t welck de heeren regeerders van Rhenen vanden convente vande Carthuijsers in erfpacht sijn houdende, mits dat het geene de voorschreven reparatien alsdan boven de verschuldighde erfpachtpenningen souden comen te bedraegen jaarlijcks [82v] aende helfte vande voorschreven penningen werde gekort ende ingehouden ter tijt en wijlen de voorschreven reparatien sijn voldaan ende want gemelte regeerders der stadt Rhenen sustineeren, dat ingevolge de voorschreven appoinctemente alleen moeten werden gekort de jaren verschenen Petrij 1672 en 1675, sonder dat de jaren verschenen Petrij 1673 en 1674 (als sijnde vervallen ten tijde vande Franse overheersinge bij welcke tijden aldaar geen veer en soude sijn geweest) daarinne soude sijn gecomprehendeert, soo versoeckt hij, remonstrant dienaengaende, uedelmogenden declaratoir, waarnae sigh in desen sall hebben te reguleeren. Dit doende, etcetera. Ende dat haar edel mogenden de gedeputeerden den 19en daaraenvolgende die selve memorie gestelt hebben in handen vande heeren vande finantie. Rapporteerde mede, dat den borgemeester Morraij van Amersfoort sijn edele per expresse kennisse hadde gegeven, dat de gecommitteerden van Staten al een concept vande verdeelinge der ampten hadden gemaeckt en dat beducht was, dat op de aenstaende vergaderinge ijets prejudiciabels mochte voorgenomen werden, deser zijts gecommitteerdens derhalven versoeckende [83r] niet te willen nalaetten aenstonts over te komen omme de conclusie dienaengaende te helpen stuijtten ende dat alle nodige papieren mede mochten werden gebraght. En sijn de borgemeesteren daarop versoght ’t selve te willen helpen perfecteeren. Den 29en martij 1675. Rapporteerde de borgemeester Klerck, dat met den borgemeester Van Hooft ingevolge de commissie vanden 23en deses tot Utrecht met de gecommitteerdens vande andere steden hadde geconfereert nopende ’t poinct vande begevinge der ampten ende dat

74

goetgevonden was aende leden daar over eenen geraisonneerden brieff te doen afgaen ende deselve daaerbij te versoecken, dat dienaengaende met die vande stadt Utrecht contrarie ’t recht der steden niet vorder en willen besoingeeren. Dat voorts op den 25en dito ter vergaderinge van haar edel mogenden gelesen was eene missive van sijn hoogheijt vanden 28en meert tot antwoordt vande missive waar bij sijn hoogheijt is gecommuniceert de resolutie van dese staet van dat [83v] de militie is aengenomen etcetera recommandeerende daar bij vermits de indispensabele necessiteijt dat moge werden getreden met alle mogelijckheijt tot wtvindinge van middelen, welck gehouden is voor notificatie. Dat den heere Ruijsch tot sijn edeles descharge versoght hadde aenteeckeninge dat de gecommitteerdens tot wtvindinge van nieuwe middelen hadde aengemaent. En dat voorts daar op aengenomen hadde den heere Rosa bij sijn edeles wederkomste als primier inde commissie te begroetten omme de gecommitteerdens dienaengaende te convoceeren. Dat een missive gelesen was vande generaliteijt versoeckende ratificatie van’t tractaet met den coninck van Engelant nopende de commercie inde Westindien opgericht tot examinatie vande welcke gecommitteert wierden de heeren Nieupoort, Groenewou en Booth. Dat mede verstaen was te renoveeren de ordre om alle wegen en watergangen te ruijmen ende alle bruggen te repareeren en passabel te maecken naar behooren ten langhsten voor de 1e meij eerstcomende. [84r] Dat op de ingekomene klachten van dat tot Maren ende andere plaetsen de grootste insolentien waren gepleeght, verstaen is, dat die vanden hove ende de maerschalcken als oock den drost van Soest, Baren en Ter Eem sonder tijt versuijm sall werden aengeschreven, omme daar omtrent goede ordres te stellen. Dat mede op de requeste vanden Marquis van Westerloo, versoeckende afdoeninge van surcheantie contra Spieringh, hoff commissaris etcetera, gecommitteert waren Meersbergen, Schonauwen en Van Dinteren. Dat op den 26en dito de ontfangers bij requeste versoeckende geguarandeert te sijn ten aensien van het crediet, ’t welck sij tot betalinge vande militie hadden verstreckt, het selve haarlieden was geaccordeert voor de twee maenden daarover de ordonnantie is geslagen. Dat het requeste vanden colonel Weede, versoeckende dat den ontfanger van’t oudt schiltgelt moge werden geordonneert oock voor haar regiment crediet te verschaffen bij de respective leden was overgenomen. Dat mede verstaen is dat in alle predicatien [84v]

75

voor de herstellinge vande gesontheijt van sijn hoogheijt sall werden gebeden. Den 13en april 1675. Is gelesen ’t naevolgende requeste bij de rooms catholijcken alhier woonachtigh gepraesenteert. Aen de edele en achtbare magistraet der stadt Rhenen. Geven seer ootmoedelijck te kennen de respective rooms catholijcken van Rhenen, dat uedele en achtbare hebben belieft de supplianten door vrundelijcke insinuatie aentemaenen omme te refundeeren de schade die inde kercke alhier inde bedroefde Franse oorlooghs tijden over de jaren 1672 en 1673 souden mogen wesen geschiet, sonder nochtans te denuntieeren het tantum vandien ende geleth die gedane schade eenighsints in’t weghtrecken bij de Fransen ende gepreste huijsluijden (vermits de bittere koude) met stoocken en branden is gepleeght, niettemin soo keeren sij, supplianten haar met alle ootmoedigheijt tot uedele en achtbaren met versoeck, dat uedele en achtbaren de gepraetendeerde schade gelieven te declareeren, omme alsdan [85r] vorders versocht te worden uedele en achtbaren discrete moderatie door commissarissen. Dit doende etcetera en was onderteeckent J. Boumeister, W. Palmers, Johan Moij, Anthonij Vereest Sweersen, Hendrick ter Horst, Anthonij Vereest, Herbert de Wijs, Anna Vereest. Waar op versocht ende gecommitteert sijn ten fine als bij deselve beijde de heeren borgemeesteren. Martis 20en april ante meridiem Rapporteerden de heeren borgemeesteren dat achtervolgende de commissie van den 13en deses voor haarlieden neffens de oudt borgemeester Vonck van Lienden op gisteren waren erschenen Jacob Boumeister, Johan Moij en Jan Vereest als gecommitteerden vande roomsgesinde ende hebben nader versoght mitigatie vande geëijste somme over de gedaene schade inde kerck, praesenteerende eerst duijsent gulden, naerder twaelff hondert en eijndelijck veertien hondert gulden. Waar op haarlieden voorgestelt is, dat geen minderingh konde geschieden sonder merckelijck nadeel vande kerck, edogh dat 1600 gulden biedende de heeren gecommitteerdens ’t selve de heeren vande [85v] magistraet rapporteeren ende sien souden approbatie te procureeren, dat oock lijdelijcke termijnen souden sien te bekomen, dat is over ses weecken de helfte en binnen ses weecken daar nae de andere helfte. Edogh hebben de rooms catholijcke haar bodt niet willen vermeerderen, edogh de gecommitteerdens vande magistraet versoght hier van te willen favorabelijck rapporteeren, ’t welck bij deselve is aengenomen. Ende is voorts daar op gelesen het nadere requeste bij de rooms catholijcken dienaengaende gepresenteert, luijdende als volght. Aende edele en achtbare magistraet der stadt Rhenen

76

Geven reverentelijck te kennen Jacob Bouwmeister, Willem Palmers, Johannes Moij, Anthonij Vereest, Jan Vereest, Jan ter Horst, nomine patris, Antonij Vereest, Sweersen, Herbert de Wijs, dat sij supplianten op gisteren door haere gecommiteerdens mette toegevoeghde heeren commissarisen soo verre bij verdragh sijn gekomen dat uedelen en achtbaren heeren commissarissen hebben gelieven te seggen op rapport dat sij supplianten souden geven [86r] op termijnen de somme van sestien hondert gulden voor de schade, soo alhier inde kercke bij de Franse oorlooghstijden soude wesen geschiet ende dat eens sonder in eenige vordere particuliere en andere actien diensaengaende meer verobligeert te sullen wesen, waar op bij de gecommitteerdens vande supplianten is geboden uijtterlijck veertien hondert gulden, op die conditien dat de heeren voor restanten souden aennemen de absente en onwillige namentlijck Geurt Janssen ende mr. Steven van Eijnthoven aegalijck te reeckenen ende alsoo sij supplianten vermeenen, dat sij daarmede genoeghsaem sullen hebben betaelt de schade bij haar omtrent de kercke gepleeght, soo versoecken sij supplianten, dat uedele en achtbaren tot refusie vande gemelte schade sigh gelieven te contenteeren op de voorschreven conditien mette gebodene veertien hondert gulden, om die te betaelen in twee termijnen, alsse over drie maenden de helfte vandien ende andere helfte drie maenden daarnae, ’t welck doende, etcetera, en was bij de voorschreven persoonen onderteeckent. Welck requeste gelesen sijnde seijden de heeren borgemeesteren, dat geensints voor de sestien hondert gulden was gelaetten, gelijck in de voorschreven requeste abusievelijck gestelt was [86v] Edogh, dat gelijck hier vorens is gerapporteert haar te vorens was gehouden, soo vande reparatie vande gedaene schade in de kerck en van vordere particuliere actien wilden gevrijdt sijn sijlieden 1600 gulden moesten bieden en dat als dan sij gecommitteerdens ’t selve favorabelijck rapporteeren ende approbatie souden sien te procureeren, het welck ingesien en nader in deliberatie geleght sijnde is geappoincteert. De magistraet der stadt Rhenen, gehoort het rapport van de heeren borgemeesteren ende geleth op den inhoude deses, versoecken, committeeren ende authoriseeren de heeren borgemeesteren, omme in desen vorders te doen sulx ten dienste vande kerck bevinden sullen te behooren. Den 25e april 1675. Rapporteerde de borgemeester Klerck, dat ingevolge de authorisatie van den 20en deses mette rooms catholijcken ’t volgende accoord hadde opgericht. Ingevolge de appoinctemente staende op de requeste bij de rooms catholijcken op huijden des voornoens gepresenteert sijn voor de heeren borgemeesteren gecompareert Jacob Bouwmeister, Anthonij Vereest, [87r]

77

Jan Vereest, Herbert de Wijs, Jan ter Horst nomine patris en sijn in naeme vande rooms catholijcken met de heeren borgemeesteren geaccordeert ende hebben ingevolge vandien belooft, dat in aensien vande gedaene schade inde kerck bij de rooms catholijcke ten tijde der Francoisen ende in extinctie van alle andre particuliere actien sullen betaelen een duijsent ende ses hondert gulden en dat in twee termijnen, alsse de helfte huijden over drie maenden ende de andere helfte drie maenden daar nae, des de personen van Johannes Moij, Geurt Janssen ende mr. Steven van Eijndthoven in een aegale portie en voor een restant werden aengenomen ende dit alles boven de verteeringe gedurende dese besoignes gevallen en twee ducatons voor den deurweerder waarinne deselve op derselver versoeck sijn gecondemneert en hare personen ende goederen verklaart daar voor verbonden ende executabel, actum den 20en april 1675 des naenoens. Ende hebben de heeren vande magistraet ‘t selve in alle sijne poincten geapprobeert gelijck het selve approbeeren mits desen. Ende voorts geresolveert nopende het turfgraven als volght. De magistraet der stadt Rhenen onaengesien [87v] inden voorledene jare 1674 op de requeste ende versoeck der borgeren alleenlijck voor dien jaere in aensien vande grootte ongelegentheijt des tijts ende de armoede door den swaaren oorloogh onder de borgeren veroorsaeckt, hebben geaccordeert, dat inde stadts weijgemeente Achterbergh, hoewell tot grootten ondienst vanden stadt soude werden gegraven, tot soulagement derselver hebben echter in consideratie vande continuatie vande selve ongelegentheijt goetgevonden, gelijck goetgevonden wordt mits desen, dat alsnoch voor desen jare 1675 en vorder niet soo veele sal werden gegraeven dat drie borgeren een daghwerck sullen genietten mits ijder betalende twee gulden twee stuijvers die een ijder gelast werdt binnen den tijt van veertien daegen nae publicatie deses aen handen vanden cameraar inder tijt te betaelen, op poene dat de gebreeckige niet aengeteeckent ende geen portie in den torff en sall genietten, het welck een ijder dient tot waarschouwinge ende op dat van dese niemant eenige ignorantie en hebbe te praetendeeren, soo sal dese niet alleen werden gepubliceert, nemaer oock allomme geaffigeert. Actum als voren bij de geheele politie. Den 11en meij 1675. Is goetgevonden nopende ’t alimenteeren [88r] van’t kindt bij Jan Morren naegelaetten aenden kerckenraadt van Venendaell te schrijven als volght. Eerwaerdige goede vrunden, Het is ueerwaerdigen bekent, dat onaengesien die van Venendaell verplicht sijn hare eijgene armen soo oude luijden als jonge kinderen te onderhouden, wij echter in aensien van dese beswaarde tijden hadden geconsenteert, dat voor een jaar bij ons mede soude gelast werden de helfte vande alimentatie van’t kindt bij Jan Morren nagelaetten, welck kindt oock ten dien eijnde bij de oom ende moije tot Utrecht bestaeijt is geweest ende nadien nu deselve beijde sijn afgestorven is het selve kindt herwaerts over gesonden, sulx wij ons ten dien aensien verplicht vinden het selve tot ueerwaerdigen te schicken ten

78

eijnde sorge gelieft te draegen, dattet selve bij goede luijden bestaeijt ende opgevoet werde. Verplichten niettemin ons voor alsnoch, omme ten eijnde van het jaar toe de helfte totte alimentatie te contribueeren. Waar mede ueerwaerdigen inde hoede Godes beveelen, etcetera. Den 23en meij 1675. De magistraet der stadt Rhenen in ervaringe gekomen sijnde, dat de [88v] huijsluijden in dese jurisdictie wonende, contrarie den placcate bij haar edel mogenden de Staten deser provintie dienaengaende geëmaneert, echter hare honden laten lopen sonder dat deselve met een knuppel aen den hals behangen tot merckelijcke vernielinge van het jonck wildt, hebben goetgevonden alle deselve huijsluijden soo Achterbergh als elders in dese jurisdictie wonende te ordonneeren, gelijck deselve geordonneert werden mits desen, van nu af aen hare honden behoorlijck te knuppelen op de boette van drie gulden telckens te verbeuren bij den geenen wiens hondt sonder knuppel bevonden sall werden. Actum als boven. Den 25en meij 1675. Is gelesen seecker requeste vanden kerckenraedt alhier ende daar op geappoincteert als volght. De magistraet der stadt Rhenen consenteert in het beroep van een tweede beroep, mits daarinne gehouden werde de ordre daar inne gebruickelijck. Actum utsupra op de politiedagh. Is mede gelesen de missive van haar edel mogenden de Staten deser provintie, geaddresseert aen schout, borgemeesteren ende regeerders deser stadt, mitsgaders noch eene geaddresseert aen schout ende gerechte van [89r] Venendael, sijnde van date ende inhouden als volght. Edele erentfeste vrome, In onse vergaderinge aendachtelijck gereflecteert sijnde op de jegenwoordige droevige bekommerlijcke ende verre wtsiende toestant van saacken waar wt wij onder de goedertierene genade en zegen van Godt almachtigh nevens onse bondtgenoten dese landen op alle mogelijcke middelen gaerne souden redden ende naar examinatie van den staet onser finantie ondervindende dat de ordinaire middelen ende inkomsten deser provintie tot wtwerckinge van het opgedachte soo heijlsamen ende den lande soo nootsaeckelijcken werck verre nae niet soo genoeghsaem ende suffisant sijn dat daar wt soude kunnen vervallen de betaelinge van onse provintiale ofte domesticque schulden, mitsgaders de voldoening ende furnissement vande quote ende het contingent van dese provintie in die generaliteijts lasten, de welcke over dese lopende jaere tot de nodige bescherminge van den staet nootwendigh ende sonder eenige verschuijvinge sullen moeten werden gesupporteert ende effectivelijck opgebraght hebben wij nae iterative gehoudene deliberatien geresolveert tot een subsidiair middel intewilligen een hooft off familiegelt over alle ingeseettenen deser

79

[89v] provintie, mitsgaders eene andere schattinge over de goederen, toekomende persoonen dewelcke in dese provintie geen huijsgesinnen ofte domicilie sijn constitueerende ende nochtans sullen bevonden worden in deselve gegoet te sijn ende ten eijnde de taxatie dewelcke over de voorschreven huijsgesinnen ende goederen sall moetten werden gedaen soo veel eenighsints doendelijck ende practicabel is op de gevoeghlijckste, rechtmatighste, meest proportioneele ende minst druckende voedt ende maniere mochte geschieden ende de ingeseettenen mitsgaders die in dese provintie gegoet ende daar buijtten woonachtigh sijn nae proportie van hare middelen, inkompsten en goederen onder verscheijdene classen souden connen gerangeert ende gebraght werden, hebben wij alvorens goetgevonden uedelen bij desen gantsch ernstelijck te versoecken, dat uedelen aenstonts nae receptie deses sonder eenigh tijt versuijm die voorsieninge willen doen ende prompte ordre stellen van alle de respective schouten en buurmeesters van alle de wijcken ende buurten in uedeler stadt specialijck te lasten ende effectivelijck op poene van gijselinge daar toe te houden. Dat deselve binnen den tijt van veertien dagen onder udelen secretaris sullen hebben te leveren ijder van sijn district ofte gebuurte een pertinente lijste ofte memorie, houdende een destincte aenteeckening ende specificque expressie van alle huijsgesinnen [90r] ende familien onder elcke gebuurte wonende derselver namen, qualiteijten, conditien, bedrijff, handtwercken, neeringen ofte middelen van subsistentie alsmede van kinderen meerder- off minderjarigh, getrouwt ofte ongetrouwt, alleen huijshoudende ofte bij anderen inwoonende, buijtten lasten van hare ouders subsisteerende, ofte van vader ofte moeder ofte van beijde bestorven sijnde, eijgen ofte aengeërfde goederen, vrije ofte in lijftoght besittende, ofte oock eenige officien, ampten ofte beneficien in dese provintie possideerende, mitsgaders noch een andere onderscheijde memorie contineerende eene wtdruckelijcke ende distincte aenteeckeninge van alle de huijsen ende erven met begrootinge (nae hare beste kennisse) vande gelegentheijt ende waerde vandien, toecomende persoonen dewelcke in dese provintie gegoet ende echter in deselve geen familie constitueerende ende niet woonachtigh sijnde. Versoeckende mede, dat uedelen alle de opgedachte ende in voegen als boven overteleveren respective lijsten ende memorien, hoe eer hoe liever ende uijtterlijck binnen drie weecken naar dese aenschrijvinge ter vergaderinge van de heeren onse ordinares gedeputeerdens willen overbrengen, omme aldaar geëxamineert ende dienaengaende geresolveert te worden als naar exigentie van saecken sal bevonden worden te behooren, waar [90v] toe ons seeckerlijck verlatende, uedele erentfeste vrome beveelen wij uedele in de bescherminge van Godt almachtigh. Geschreven t’ Utrecht den 18e meij 1675 en was geparapheert B. Ruijsch. Onderstont uwer edelen goede vrunden, de Staten vanden landen van Utrecht ter ordonnantie van deselve ende geteeckent J.V. Luchtenburgh. Ende sijn ten fine als bij de eerste missive gecommitteert de heeren Vonck, oudt borgemeester, mitsgaders Boonsaeijer, Beeck, Varick, Taats ende Wijckerslooth wt de magistraet en wtte borgeren Jan van Brenck, Lowies Rosen, Peter van Hoeven, Van Laar, Adriaen van Wijck en Hendrick de Vrindt.

80

En wtte Achterbergers Brandt van Pothoven, Gerrit Cornelissen, Den Doornenbal, Geurt Janssen, Henrick Breunissen, Jacob Willemssen, Dirck Aerts ende Jacob Franssen. Ende nadien aen die van Venendaell abusive eene besondere missive van teneur als de vorige was geaddresseert, soo is goetgevonden dat aende buurmeesters sal geschreven werden, dat haarlieden te samen aenstaende dinghsdagh des voornoens ten acht uren op den stadthuijse alhier laten vinden, omme d’ intentie van haar edele mogenden haar bekent te maecken. Ende insgelijcks aende Veenraeden, dat twee gecommitteerdens ten selven eijnde herwaerts sullen hebben te schicken ende [91r] dat haarlieden den inhoudt van die missive copielijck ter handen sall werden gestelt ende gelast binnen acht dagen denselven memorie dienaengaende ter secretarije te leveren. Actum als voren. Den 7en junij 1675. Is gelesen de missive van haar edele mogenden de Staten ’s lants van Utrecht in date den 2en deses, waar bij oversenden het provisioneel reglement bij sijn hoogheijt den heere prince van Orange gearresteert nopende het different over de jurisdictie van den ordinaris rechter in burgerlijcke en militaire saecken, soo wel ten aensien van het civiel als crimineel luijdende aldus bij forme van een missive. Edele mogende heeren besondere goede vrunden, Den tijt vande occupatie vande campaga8 ons jegenwoordigh niet toelatende met uedele mogenden ijets finalijcx te connen arresteeren aengaende het different dat althans menighmael voorvalt over de jurisdictie vanden ordinaris rechter in burgerlijcke ende militaire saecken soo wel ten aensien van het [91v] civiel als crimineel, soo hebben wij geoordeelt, dat bij provisie ende tot dat wij met uedele mogenden dienaengaende naerder souden hebben gedelibereert soude cunnen werden vastgestelt, dat geene politijcque off burgerlijcke persoonen nogh in civiele noch in criminele saecken souden connen werden geconvenieert off aengesproocken voor krijghsraadt, ten ware de voorschreven criminele saecken soodanigen militairen delict impliceerden ende met sigh braghten, dat alleen tot kennisse vanden krijghsraat soude behooren te specteeren, dat in civile saecken alle politicque of burgerlijcke persoonen veele te eijssen hebbende van militaire persoonen hare actien souden mogen institueeren voor den ordinaris civilen rechter ende dat de militairen haar aldaar souden moetten verantwoorden, dat twee militairen over civile saecken elck van den anderen te eijssen hebbende sulx mede souden moetten doen voor den ordinaris civilen rechter, maar soo wanneer militairen met militairen eenige quaestie souden mogen hebben over hare soldije off gages, dat het selve soude behooren te werden getermineert voor den geenen die van outs daar toe sijn gequalificeert geweest ende soo wanneer militairen souden mogen comen te begaen eenige [92r]

8 Waarschijnlijk campagne bedoeld.

81

delicten die men noempt gemeene delicten, dat daar omtrent praeventie soo voor den burgerlijcken als militairen rechter behoorde plaats te hebben. Soo wanneer die delicten sijn begaen aen off omtrent burgerlijcke persoonen off hare goederen en familien invoegen dat den rechter ’t zij burgerlijck, ’t zij militair die eerst soude mogen hebben gepraevenieert, competent soude behooren te wesen, soo nochtans dat den militairen rechter noijt tegens politijcq off burgerlijcke persoonen soude mogen procedeeren, uijtgenomen alleen in delicten die als voorschreven is gantsch ende t’ enemael militair souden wesen, dat oock soo wanneer in materie van duell quaestie soude mogen voorvallen tussen een militair en burgerlijck persoon de rechtspleginge over den burgerlijcken persoon voor den ordinaris militairen rechter soude behooren te werden voltrocken, maar soo wanneer quaestie in ’t crimineel soude mogen voorvallen tussen twee militairen sonder dat burgerlijcke persoonen daarmede souden wesen geinteresseert off over delicten die bij den rechter genoempt ende gehouden worden voor militair, dat alsdan de judicature daar over alleen soude behooren te competeeren aen den [92v] militairen rechter. Wij hebben geoordeelt, dat dese onse goede meijninge soude connen dienen om bij provisie ende tot dat wij naerder met uedele mogenden hier over souden hebben gedelibereert, wegh te nemen de verschillen, die in diergelijcke saecken souden connen voorvallen ende vertrouwende dat dit met uedele mogenden goede intentie sall accordeeren, sullen wij uedele mogenden ’t voorschrevene overlaten ende recommandeeren de differenten bij provisie als voren daarnae te sullen reguleeren ende ons hier toe verlatende beveelen wij uedele mogenden hier mede, edele mogenden heeren besondere goede vrinden inde protexie Godes in’t hooftquartier tot Duffel den 3en junij 1675. Onderstondt uedele mogenden dienstwillige vrundt en geteeckent G.H. prince d’ Orange. En is den heere officier geauthoriseert omme tegens die geene in gebreecke blijven hare honden te knuppelen te procedeeren sulx behoort. Is mede gelesen de requeste bij de gecommitteerdens der respective steden aen sijn hoogheijt den 4/14 meij deses jaars nochmaels tegens de stadt Utrecht gepresenteert sijnde t’ selve aende burgemeesteren t’ Utrecht den 11en meij stilo veteri geinsinueert, luijdende als volght. [93r] Aen sijn hoogheijt den heere prince van Orange etcetera, etcetera, etcetera. Remonstreeren in alle onderdanigheijt de regeerders vande respective steden Amersfoort, Rhenen, Wijck ende Montfort, dat sij remonstranten van alle oude tijden met ende neffens de stadt Utrecht hebben gepresenteert den derden staet deser provintie, dat ingevolge van dien sij remonstranten op alle staetsvergaderingen neffens de stadt Utrecht ende op gelijcke voet sijn beschreven met oversendinge van’t poinct daar op ten voorschreven vergaderinge soude werden gebesoigneert ende dat in alle saecken soo wel kerckelijcke als de justitie, politie ende finantie raeckende, niet alleen om te helpen delibereeren, nemaer oock wtdruckelijck om te helpen resolveeren, selfs dickwils op verlos van stemmen in welcken voege oock noch daegelijcx beschreven werden dat dienvolgens

82

oock van tijt tot tijt selfs oock inde principaalste saacken den lande betreffende ende inde hooghste poincten van souverainiteijt mede altoos hebben gehadt hare gecommitteerdens ende neffens die van Utrecht met een concludeerende stem geadmitteert sijn geweest, dat oock [93v] ’t selve bij de laetste ordre ende reglement bij de regeeringe deser provintie aengenomen ende besworen geconfirmeert is, wel wtdruckelijcken mede brengende, dat de regeeringe deser provintie sall bestaen als van outs alsse in drie leden, dat is geëligeerden, ridderschap mitsgaders stadt en steden, dat nu contrarie ’t selve het de gecommitteerdens der stadt Utrecht op den 2en december laetstleden niet alleen gelust heeft (nae dat de heeren vande twee voorstemmende leden ijder drie wt de haeren hadden gecommitteert) uijt hare stadt alleen met seclusie vande andere steden insgelijcks drie te committeeren, omme met den anderen in conferentie te treden ende de retro acte natesien, raeckende de repartitie vande ampten staende ter dispositie van haar edele mogenden onaengesien de protesten bij de remonstranten daar jegens gedaen, nemaer sij remonstranten boven dien onderricht ende oock wt seecker concept bij deselve gecommitteerdens der stadt Utrecht gesien hebben, dat alle ampten met de respective leden soucken te partageeren met wtsluijtinge van alle andere steden ende haar remonstranten alsulx te ontsetten van dat essentieelste poinct vande regeeringe ende want sij remonstranten ’t selve niet anders konnen opnemen als een notoire usurpatie en nieuwigheijt ten hooghsten [94r] prejudiciabel aen ’t recht der steden, sijnde ongehoort en strijdigh tegens alle natuijrlijcke wetten, dat de steden mede leden ende sociae souden sijn alleenlijck nomine tenuis ende geensints re ipsa, dat alleenlijck in’t contribueeren ende opbrengen van lasten als leden van regeeringe erkent, edogh ad honoris lucri et imperii partem geensints en souden werden geadmitteert ende dat u hoogheijt als erfstadthouder vande provintie van Utrecht bij ’t voorschreven reglement is gedefereert de decisie vande verschillen die tussen de leden derselve provintie souden mogen koomen te ontstaen, soo hebben de remonstranten haar ampt ende eedts halven verplicht gevonden sigh te keeren tot u hoogheijt oitmoedighlijck versoeckende dattet u hoogheijt goedertierentlijck gelieve haar remonstranten in haar recht ende gerechtigheijt te mainteneeren ende alsulx te verstaen dat sij remonstranten gelijck te bevoorens sulcx oock alsnoch ingevolge de voorschreven reglemente met ende neffens de stadt Utrecht conjunctium sijn repraesenteerende den derden staet van dese provintie ende oversulcx in’t poinct van regeeringe, vergeven van staten, officien en beneficien, opsight op de finantie, ’t inbrengen van hare vota ende ’t geene vorder aende regeeringe dependeert, neffens die stadt Utrecht sullen worden erkent [94v] ende nadien de provintie ten hooghsten daar aen gelegen is, dat dit different spoedighlijck werde getermineert op dat de wichtige besoignes ter vergaderinge van haar edele mogenden door de continuele alteratien ende onderlinge protesten geensints meer en mogen werden verhindert, soo bidden sij remonstranten dat parthijen wederzijts mogen werden geordonneert binnen den tijt van veertien dagen onder u hoogheijt te leveren onder behoorlijcken inventaris alle sodanige stucken, papieren en documenten waar mede deselve haar recht vermeijnen te connen justificeeren ende dat den eenen van den

83

anderen voorschreven geexhibeerde off gefurneerde stucken sall mogen lichten copije ende binnen gelijcke veertien dagen daarnae bij deselve stucken sullen mogen voegen een deductie van rechten tot adstructie van hare respective vermeetten ten eijnde die saacke bij u hoogheijt alsdan moge werden gedecideert. Dit doende, etcetera. In margine was geappoincteert: sijn hoogheijt alvorens op dese requeste te disponeeren, ordonneert dat deselve sall werden gestelt in handen van burgemeesters ende regeerders t’ Utrecht omme daar jegens te seggen haar belangh ende sall ’t selve gesien alsdan op’t versoeck in desen nader werden gedisponeert als naar behooren. Gedaen inden Hage den 14en meij 1675 en was geteeckent G.H. prince d’ Orange. [95r] Laeger stont ter ordonnantie van sijn hoogheijt ende geteeckent Hub. Rosenboom. Noch laeger stont in conformite van dese nevensgaende approbatie, soo hebbe ick onderschreven bode van sijn hoogheijt ende den hove van Hollandt mij geaddresseert tot Utrecht aenden heere Nellesteijn, president borgemeester aldaar ende vermits sijn absentie aen den heer secretaris Reive ende ’t selve geinsinueert nae sijn forme ende inhouden ende copije gelaten authentijcq aenden heer secretaris die mij tot antwoort gaff: Tis wel, ick sal den heere borgemeester N. Verstraten ’t selve soo aenstonts communiceeren, verklarende ick onderschreven bode ’t selve te sijn mijn wedervaeren. Actum Utrecht den 11en meij 1675. Was geteeckent Pieter Groenenhorst, onderstont geëxtraheert wttet dagelijcks resolutie boeck vande heeren regeerders der stadt Amersfoort dat met de originele requeste appoinctement ende relaes van insinuatie beneffens dese is accordeerende bevonden bij mij, was geteeckent C. Boeije. Den 10en junij 1675. Gelesen sijnde eene missive vande heeren regeerders van Amersfoort vanden 7en deses, luijdende als volght. Edele erentfeste vrome, Hoedanige resolutie ende protest wij [95v] aengaende ’t poinct vande repartitie der groote ampten staende ter dispositie van haar edele mogenden hebben genomen ende vastgestelt respective sullen uedelen wt de copiele bijlaegen konnen sien welck volgende onse gecommitteerdens ter beschrijvinge op den 2en deser maendt ter vergaderinge van haar edele mogenden praesent sijnde daar van willende dienen ende overleveren om te doen registreeren, notuleeren off aenteeckenen, hebben de voorsittende leden daarinne niet gelieven te condescendeeren, maar ’t selve tegen te spreecken ende beletten gelijck ons huijden door onse voorschreven gecommitteerdens is gerapporteert ene mede dat niemant vande andre steden aldaar praesent was hebben wij derhalven goet gevonden uedelen bij desen daar van kennisse te geven ende tot derselver narichtinge de voorschreven copijen overtesenden met vrundelijck versoeck, dat diensaengaende mede gelieven hare gecommitteerdens ter naester vergaderinge volkomen gelast praesent te laten koomen om gesamentelijck over dat important ende essentieel poinct nader te resolveeren ende vervolgens derselver goetvinden met haar edelen gecommitteerdens toe te laten komen, waar toe wij ons verlaten sullen hier mede edele erentfeste vrome udelen inde protexie des Alderhoogste bevelende. Geschreven te Amersfort den 7en junij 1675, oude stijl.

84

Onder stont uedelen goede vrunden en naburen, de regeerders der stadt Amersfort. Ter ordonnantie vanden selve en was onderteeckent C. Boeije. [96r] Waarinne gesloten sijnde ’t volgende extract.

Extract uijt de resolutien vanden edele mogende heeren Staetten ’s lants van Utrecht

Iovis 29en aprilis 1675. Gehoort sijnde het eenparigh advijs ende rapport vande heeren Ruijsch ende andre haar edele mogenden gecommitteerden tot de repartitie der groote ampten staende ter dispositie van haar edele mogenden houdende aldus. Dat de begevinge van allen sesjarige ampten tourbeurte subject sijnde bij vacature tot den 16e april van den toecomende jare 1680 sal gedaen werden bij de drie leden van staet, litsgewijse in continuatie op dien voet dewelcke voor desen is geuseert geweest, sulx bij de heeren geëligeerden sullen begeven werden de admiraliteijts plaetsen van Amsterdam, in Vrieslandt, ontfangh vande generale middelen een en ander deel van de bisdoms thienden ende commissie inde generaliteijts reeckenkamer, bij de heeren edelen ende ridderschappe, admiraliteijts plaetsen van Rotterdam, in’t noorder quartier ontfanck vanden 20 en 40e penning van’t huijsgelt, cameraarschap vanden Leckendijck bovendams ende bewinthebberschap inde West Indische Compagnie ende bij [96v] de heeren vande stadt de commissie inde raet van Staeten, den ontfangh vande oudtschiltgelden een en ander deel, commissie inde generaliteijts reeckenkamer, admiraliteijts plaetse in Zeelant ende bewindthebberschap inde Oostindische Compagnie ende dat mitsdien nae verloop van die ses jaren voor de welcke de begevinge der voorschreven ampten bij sijne hoogheijt is gedaen bij de heeren geëligeerden sal gedisponeert werden over de commissie in den raet van Staeten inde generaliteijts reeckenkamer, ontfangh vande oudtschiltgelden een en ander deel, admiraliteijtsplaetsen in Zeelandt ende bewindthebberschap inde Oostindische Compagnie, bij de heeren edelen en ridderschappe, admiraliteijts plaetse tot Amsterdam in Vrieslandt, ontfangh van’t een en ’t ander deel der generale middelen, vande bisdoms thienden ende de commissie inde generaliteijts reeckenkamer, bij de heeren vanden stadt admiraliteijts plaetsen van Rotterdam, in’t Noorder quartier, ontfangh van de 20 en 40e penning van’t huijsgelt, cameraarschap vande Leckerdijck bovendams ende bewindthebberschap inde Westindische Compagnie ende sal voorts de begevinge der voorschreven ampten over de opgemelte leden van staet van ses tot ses jaren ambulatoir sijn ende dat voorts de heeren geëligeerden voor de eerstemael sullen begeven het eerste [97r] vacant komende onder de naevolgende ampten als dijckgraeffschappen boven ende beneden dams, drie bischops heemraeden, secretaris ampten vanden Leckendijck boven ende beneden dams, muntmeester vande provintie ende den ontfangh vande Staeten toll t’ Utrecht, het tweede vaceerende de heeren edelen ende ridderschappe ende de heeren vande stadt het darde onder de voorschreven ampten vacant vallende ende soo voorts respectivelijck soo menighmael de voorschreven ampten sullen coomen te vaceeren ende

85

sullen de vordre ampten waar van de begevinge buijtten tourbeurte gestaen heeft aende respective leden als van outs, verblijven ter dispositie vande selve leden, invoegen de heeren geëligeerden sullen behouden de collatie vande rentmeester ampten van Oostbrouck en St. Paulus, de heeren edelen en ridderschappe van het rentmeesterschap der domeijnen ende Carthuijsers ende de heeren vande stadt vande rentmeester ampten vande gebenificieerde goederen en St. Catharijnen, gelijck mede haar edele mogenden bij nominatie staetsgewijse sullen disponeeren over de andere groote ampten volgens de ordre bij het reglement deser regeeringe den 16en april 1674 vastgestelt is nae deliberatie het voorschreven advijs en schriftelijck rapport bij de [97v] respective leden overgenomen, omme het selve inden haren nader te communiceeren. Ende daar bij mede gelesen sijnde het concept protest jegens ’t voorschreven geresolveerde bij de heeren gecommitteerdens der stadt Amersfort ter vergaderinge van haar edele mogenden overgelevert luijdende aldus. De regeerders der stadt Amersfort aendachtelijck hebbende gehoort de lecture vanden notule vanden 29en april jonghstleden ter vergaderinge van haar edele mogenden gehouden contineerende in effecte, dat de respective leden het rapport ende schriftelijcke advijs rakende de repartitie der groote ampten staende ter dispositie van haar edele mogenden bij gecommitteerdens opgestelt hadden overgenomen om in den haren naerder te communiceeren breder als in deselve notulen ende considereerende, dat de stadt Amersfort bij ’t voorschreven advijs vande begevinge der ampten t’ onrecht is gesecludeert ende vervolgens, dattet selve baerblijckelijck was tendeerende tot een seer schadelijcke oppressie ende irreparabel naedeel van haar reght, daar wt bespeurende, dat de respective leden alsnoch achtervolgens seeckere informeele resolutie commissoriaell van dato den 29en april 1675 sijn besoigneerende onaengesien het protest daar tegens gedaen, mitsgaders dat diensaengaende tussen de heeren der [98r] stadt Utrecht ende de heeren der respective steden different geresen sijnde ’t selve verschil voor sijn hoogheijt den heere prince van Orange als erfstadthouder deser provintie in conformite van ’t reglement was litispendeert ende aengeheven ende dat hangende het voorschreven differentiaell poinct met de opgedachte besoignes notoirlijck sonder eenigen verderen voortganck moet werden gesupercedeert, hebbende naar voorgaende serieuse deliberatien eenpaerlijck goetgevonden ende geresolveert de heeren hare gecommitteerden ter beschrijvinge te versoucken ende te lasten, gelijck deselve versoght ende gelast werden bij desen, haer edele mogenden met alle bedenckelijcke redenen, middelen van inductien ende motive te versoucken ende op het alderkrachtighste te disponeeren ten eijnde mette meer boven gemelte besoignes gelieven stille te staen ende te supersedeeren ter tijt ende wijlen de opgedachte discrepantien ende verschillen tussen de heeren der stadt Utrecht ende de heeren der respective steden ontstaen bij hooghstgemelte sijn hoogheijt finalijck sullen wesen gedecideert ende bij ontstentenis vandien als niet werdt vertrouwt, lasten de opgemelte heeren hare gecommitteerdens intebrengen ende te doen registreeren soodanige resolutie als meer opgemelte gecommitteerdens nader is ter handt gestelt, sijnde dese volgende [98v]

86

dienvolgende seijden de heeren gecommitteerdens der stadt Amersfort wtte naem ende van wegen hare principalen, dat bij het reglement met de herstellinge der regeeringe gemaeckt ende eenparighlijck beswooren de decisie der verschillen die tussen de respective leden sullen komen te ontstaen, aen sijn hoogheijt den heere prince van Orange als erfstadthouder was gedefereert ende dat alhier over de repartitie der ampten quaestie sijnde de selve alrede voor hooghstgemelte sijne hoogheijt litispendeert was ende dat dienvolgende alvorens tot conclusie te treden de voorschreven discrepantien ende verschillen raeckende het essentieelste poinct der regeeringe bij hooghstgemelte sijne hoogheijt moeten wesen getermineert sijnde hare heeren gecommitteerden principalen te vreden ingevolge van’t voorschreven reglement dese ende alle hare vordere quaestien met de stadt Utrecht openstaende binnen den tijt van een maent aen gemelte sijne hoogheijt schriftelijck overteleveren, om in conformite vande voorschreven ordre te werden gedecideert, protesterende derhalven wel expresselijck van nullite verklarende all ’t geene bij de respective leden raeckende de begevinge der ampten met seclusie ende nadeel harer stadt ende de andere steden sall worden ondernomen off gedaen, te houden voor null ende van onwaerden. [99r] Ende hebben de heeren regeerders deser stadt sigh mettet selve geconformeert ende de heeren borgemeesteren gelast ter eerster vergaderingh ’t selve alsoo mede intebrengen. Actum utsupra op de politiedagh. Den 16en junij 1675. Is den heere borgemeester Wijckerslooth in qualitate als rentmeester vanden convente van St. Agnietten alhier op sijn edeles mondelingh versoeck toegestaen het genoth van’t vruchtgebruick van’t landt gehorende aen Heijmersteijn tot conservatie van’t hypoteecq, ’t welck de voorschreven convente op de voorschreven huijsinge en landen is hebbende. Actum utsupra. Den 27en junij 1675. Is gelesen de volgende missive. Edele erentfeste vrome Den heere Ruijsch aen onse vergaderingh voorgedraegen ende gerepraesenteert hebbende, dat den ontfanger De Leeuw als geauthoriseert sijnde tot den ontfanck ende administratie der middelen bij [99v] ons ingewillight tot aflossinge der capitalen die tot betaelinge der brantschattinge sijn verstreckt ende opgenomen, iterativelijck aende heeren onse ordinaris gedeputeerden bij memorie geremonstreert hadde, dat de gelderen der voorschreven middelen soo langhsaem ter comptoire waeren inkomende ende bij uedelen geene de minste penningen in minderinge van hare quote in de twintigh duijsent gulden bij de heeren van stadt en steden tot betaelinge der voorschreven brantschattinge voor drie jaeren wtgelooft ende ten dien fine over hare neeringhsluijden omteslaen te berde waeren gebraght ende daar op gehoort sijnde het bericht vanden heere burgemeester Nellesteijn dewelcke in onse

87

vergaderinge gerapporteert heeft, dat sijn edele inde laetste conferentie met de respective heeren gecommitteerden wt de steden over de repartitie vande voorschreven twintigh dusent gulden gehouden, niettegenstaende verscheijde billijcke en sortable praesentatien ende voorslagen aldaar wegens de stadt aende heeren vande steden aengeboden ende gedaen, die saecke tot geene conclusie hadden konnen brengen, hebben wij in consideratie dattet prompt furnissement der opgedachte penningen ten voorschreven eijnde hooghnodigh is ende oversulx niet langer kan werden verschoven, goetgevonden [100] uedelen bij desen gantsch ernstigh te versoecken, dat uedelen aensien deses eenige heeren wttet midden van den raat willen committeeren, authoriseeren en herwaerts afschicken, omme de voorschreven vruchteloos afgebroockene conferentie met de heeren gecommitteerdens vande stadt en andre steden te reässumeeren metten andere op de gevoeghlijckste en convenabelste middelen ende wegen van accommodement naeder over de voorschreven repartitie te convenieeren ende deselve aldaar effectivelijck vast te stellen mitsgaders dat uedelen middelerwijlen sodanige prompte ordre willen stellen, dat bij provisie in minderingh van uedelen contingent inde voorschreven twintigh duijsent gulden eenige penningen ten voorschreven comptoire ten spoedighsten mochte werden gefurneert als mede die voorsieninge doen ten eijnde de lijsten en memorien van opschrijvinge der familien in uedelen stadt met sijn behoorlijcke extensie in conformite van onse aenschrijvinge vanden 18en meij jonghstleden ter opgedachte vergaderinge van welgemelte heeren gedeputeerdens metten aldereersten werden overgebraght, opdat wij mochten werden bequaem gemaeckt omme het selve middel waarvan de te procederen gelderen bij dese bekommerlijcke toestant van saacken tot de nodige defensie vanden lande [100v] op het alder nootwendighste werden gerequireert tot perfectie ende ten effecte te connen brengen, waertoe ons seeckerlijck verlatende. Edele erentfeste vrome bevelen wij uedelen in de bescherminge van Godt almachtigh. Geschreven t’ Utrecht den 19en junij 1675. En was geparapheert P. Ruijschvt. Onderstont uwer edelen goede vrunden, de Staten vanden lande van Utrecht ter ordonnantie vandeselve en was geteeckent J.V. Luchtenburgh. En sijn ten fine als bij deselve versoght ende gecommitteert als volght. Ende gecommitteert werden bij desen beijde de heeren borgemeesteren Klerck en Van Hooft omme desen aengaende te doen sulx achtervolgende de vorige commissie nopende de brantschattinge op deselve heeren gedepescheert ten dienste vande stadt sullen bevinden te behooren. Den 5en julij 1675. Rapporteerde den heere borgemeester Klerck, dat achtervolgende de commissie vanden 27en junij sigh met den borgemeester Van Hooft ter vergaderingh van haar edele mogenden hadde gevonden ende dat ter selver vergaderingh op [101r] den laetsten junij den heere Ruijsch hadde geproponeert nopende de cohiere van’t hooftgelt ten eijnde die promptelijck ende op het spoedighste mochten werden ingebraght,

88

dat den borgemeester Nellesteijn daar op hebbende versoght wttinge van een tantum, waarop de stadt ende steden daarinne soude werden getaxeert ’t selve bij den heere Ruijsch was gecontradiceert urgerende tot opbrenginge vande cohiere daar bij voegende, dat de meeninge was niet dat bij de respective magistraten de taxaties vandien, nemaer bij haar edele mogenden souden werden gedaen. Dat mede ingekomen ende gelesen was eene missive van sijn hoogheijt gedateert den 23en junij waar bij ter dispositie van haar edele mogenden is stellende de begevinge van de vaceerende admiraliteijts plaetse van’t Noorder quartier, recommandeerende met eenen daartoe den persoon van eenen Jacob Has, dat bij de respective leden derselver vergaderingh den voorschreven gerecommandeerde persoon voor aengenaem gehouden ende verstaen was, dat ingevolge vandien soude werden gerescribeert. Dat de heeren geëligeerden vorder hadden verklaart haar mettet concept verdeelinge vande ampten bij de heeren gecommitteerdens den 29en april 1675 ingebraght, te conformeeren ende te consenteeren, dat in een resolutie wierde geconverteert. [101v] Daar mede de ridderschap haar hebbende geconfirmeert de steden Amersfort en Rhenen seijden wel expresselijck te reserveren, omme daar tegens wegens hare qualitate intebrengen ende te seggen ’t geene sullen bevinden te behooren. Dat bij den heere Nieuwpoort was gerapporteert, dat geëxamineert hadde het contract tussen haar edele mogenden ende den heere van Amerongen opgericht nopende de kribbingen ende ridsinge welckers aengaende (vermits bij de Franse geruïneert was) verstaen was, dat totte reparatie ende vordre onderhoudinge vandien eers soude werden gecontribueert 1600 gulden d’ eene helfte contant ende d’andere helfte binnen dit lopende jaar 1675. Dat mede ter opgedachte vergaderinghe verstaen is, dat oock wtkoopspenningen binnen dit jaar 1675 niet sullen connen werden opgeëijst als oock coopspenningen van goederen voor date vanden oorloogh vercocht, mits à tempore morae betaelende interesse. Den 6en julij 1675. Den cameraar Jan van Geijn hebbende versocht ordres waar nae sigh soude hebben te reguleeren nopende d’ invorderingh van’t verschuldighde van ijder schaar [102r] weijdens op de stadts weijgemeente over de Franse jaren, is verstaen, dat over den jare 1672 van ijder schaar ses gulden en over den jare 1673 van ijder schaar twaelff gulden sall werden betaelt. Is mede geresolveert, dat de novo de publicatien nopende ’t aenbrengen ende betalen vande tertien der vicarijen alhier binnen dese stadt gefundeert sijnde in conformite van haar edele mogenden resolutiën sullen werden gedaen. Actum utsupra bij de politie. Den 10en julij 1675. Rapporteerde den heere borgemeester Klerck dat op den 7en deses ter vergaderingh van haar edele mogenden geresolveert was, dat voor een jaar alle dorpen ten platten lande

89

sullen werden gequotiseert nopende het gemaell voor soo veel thien jaren door malcanderen gereeckent sijnde deselve pachtinge te bevorens heeft wtgebracht ende dat de schouten off gadermeesters de somme alle vierendeel jaars ten comptoire sullen hebben te brengen op poene van gijselinge, sullende den omslagh vandien moetten geschieden ende gedaen werden bij schout ende gerechte ten overstaen van eenige geërfdens ende opgeseettenen. [102v] Dat den heere Van Voren als praesident van ’t hoff voor een ordinaris tractement geaccordeert was eens soo veel als de andere raden dus jaarlijcx twee duijsent gulden boven de praesentie. Dat mede gelesen was een commissie van sijn hoogheijt op jonckheer Paulus Timmerman als maarschalk van Abcoude in plaetse van jonckheer Carel van Hardenbroeck ende dat daar op sijn edele den behoorlijcken eedt hadde gedaen. Dat oock gearresteert waeren eenige nadere articulen bij den contra rolleur van’t kleijn zegell tot ampliatie vandien opgestelt, edogh daar bij verstaen, dat alle calanges over fraudes dienaengaende sullen moetten geintenteert worden als van outs alsoo inde steden voor de respective gerechten aldaar. Edogh ten platten lande de hooge heerlijckheden incluijs voor haar edele mogenden is gedeputeert. Actum utsupra op den politie dagh. Den 19en julij 1675. Rapporteerde de borgemeester Klerck, dat ingevolge het gereserveerde vanden 30en junij laetstleden de repective steden [103r] tegens de verdeelinge der ampten hadden ingebracht ende op den 17en deses ter vergaderingh van haar edele mogenden doen registreeren ’t volgende protest. De heeren gecommitteerdens vande steden Amersfort ende Rhenen seijden in name van hare principalen ende oock wegens de steden Wijck ende Montfoort, dat hebbende geëxamineert de notule vanden 29en april jonghstleden ter vergaderingh van haar edele mogenden gehouden contineerende in effecte, dat de respective leden het rapport ende schriftelijck advijs, raeckende de repartitie der groote ampten staende ter dispositie van haar edele mogenden bij gecommitteerdens opgestelt, hadden overgenomen omme in den haren te communiceeren, breder als in deselve notule ende daar wt gesien hebbende, dat de stadt van Utrecht gedefereert wordt de begevinge van alle de ampten, die andersints ter collatie van het derde lith ende alsulx niet ter dispositie van gemelte stadt Utrecht alleen, nemaer oock vande andere steden Amersfort, Rhenen, Wijck en Montfoort sijn staende als met ende nevens deselve stadt Utrecht repraesenteerende en constitueerende den derden staet [103v] deser provintie, selfs oock volgens het reglement bij de herstellinge vanden regeeringe gemaackt ende bij de respective leden beswooren, medebrengende dat de regeeringe deser provintie sall bestaen in drie leden allse vande heeren geëligeerden, ridderschap mitsgaeders stadt en steden als van outs ende dat sulx het selve is een nieuwigheijt ende

90

notoire informaliteijt, ten hooghsten aen’t recht der steden praejudiciabell, sulx bij gecommitteerdens jegens de informeele commissie bij de heeren vande stadt van Utrecht den 2en december 1674 dienaengaende gedecerneert, doenmaels wel ende te recht hadden geprotesteert ende vervolgens tussen de heeren vanden stadt Utrecht ende de heeren der respective steden daar over different geresen sijnde, ’t selve voor sijne hoogheijt den heere prince van Orange als erfstadthouder deser provintie in confromite van’t gemelte reglement is geworden litispendent ende dat ingevolge vandien hangende het voorschreven differentiale poinct met de opgedachte besoignes hadde behooren gesupersedeert ende ingesien hare indictien ende motiven daar toe geällegeert tot geene conclusie getreden te werden ter tijt ende wijlen de opgedachte discrepantien tussen de heeren vande stadt Utrecht [104r] ende de heeren vande respective steden ontstaen ende het essentieelste poinct vanden regeeringe raeckende, bij hooghstgemelte sijne hoogheijt finalijck souden wesen gedecideert, soo sijn de gecommitteerdens der gemelte steden ingevolge van’t gereserveerde op den 30en junij lestleden ende notule geinsereert wel expresselijck mits desen protesteerende, van nullite verklaerende all ’t geene nopende de begevinge der ampten op de naeme der stadt Utrecht met seclusie der andere steden is geadviseert en op den laetsten junij deses jaars ter vergaderingh van haar edele mogenden geresolveert te houden voor null ende van onwaerden. Dat daar op de heeren vanden voorstemmende leden hadden geseght, dat alhoewel het dispuet tussen stadt en steden bij opgedachte resolutie breder geroert haar geensints was raeckende, echter wel mochten lijden, dat deselve inde notule wierde geinsereert, mits het selve in toecomende in geenen deele sal comen te praejudicieeren en hadden de heeren vande stadt de voorschreven resolutie ons protest overgenomen. Ende heeft dese vergaderingh ’t selve protest haar laten welgevallen. En is voorts gelesen een missive van haar edele mogenden van den 13en deses luijdende als volght. [104v] Edele erentfeste vrome, Bij de heeren Ruijsch ende andere onse gecommitteerden hebbende achtervolgens ende in voldoeninge van onse resolutie commissoriaell op den 7en deses gedecerneert in conferentie ende besoigne getreden, omme te beraemen een seeckere voet waarnaer de cohieren van het familiegelt het welck over alle de ingeseettenen deser provintie bij provisie voor een jaar soude connen werden geheven, geformeert souden werden, de vergaderingh gerapporteert sijnde, dat de heeren gecommitteerden wegens de stadt Utrecht in de opgedachte conferentie voor haar contingent in het voorschreven familiegelt aengeboden ende wtgelooft hadden een somme van ’t sestigh duijsent gulden waar van deselve in den haeren, den omslagh over haere borgerije souden doen, hebben wij goetgevonden de voorschreven aenbiedinge vande heeren vande stadt Utrecht aentenemen ende te amplecteeren en met eenen uedelen bij desen gantsch ernstigh te versoecken dat deselve alsnogh op het alderspoedighsten de cohieren over uedelen stadt

91

willen formeeren en daar op de taxatie over derselver ingeseettenen te doen met sodaenigen aenslagh als uedelen souden verstaen, dat ijder van de selven respective in het voorschreven familiegelt naar sijn wterste vermogen soude connen contribueeren, mitsgaders deselve cohieren in voegen als boven geädjusteert sijnde [105r] met den aldereersten, uijtterlijck binnen acht daegen naar receptie deses ter vergaderingh vande heeren onse ordinares gedeputeerdens overtebrengen, omme aldaar geëxamineert ende gevisiteert te werden ten eijnde wij eenmael mochten bequaem gemaeckt sijn het voorschreven middel te perfecteeren waar vande te procedeeren penningen bij dese bekommerlijcke toestandt van saecken tot vervall vande excessive lasten vanden oorloogh ende defensie van den lande hooghnodigh sijn, waar toe ons seeckerlijck verlatende. Edele erentfeste vrome bevelen wij uedele inde bescherminge van Godt almachtigh. Geschreven t’ Utrecht den 13en julij 1675 en was geparapheert P. Ruijsch, onderstont uwer edelen goede vrunden de Staten van den lande van Utrecht, ter ordonnantie vande selve en geteeckent J.V. Luchtenburgh. En is daar op de volgende commissie gedecerneert. De magistraet der stadt Rhenen, geleth op den inhoude deses ende geconsidereert deselve is streckende tot merckelijcken nadeel ende praejudicie van dese stadt ende steden, versoecken ende committeeren mits desen den heere burgemeester Klerck omme desen aengaende met de steden Amersfort, Wijck ende Montfoort te confereeren. Is noch gelesen een missive luijdende aldus. Edele erentfeste vrome, Dewijle den Churfürst van Brandenburgh [105v] onder den bijstant ende genadigen zegen van Godt den Heere almachtigh tegens den coninck van Sweden ende op de Sweetse armèe voor ons verscheijde geluckige successen ende vervolgens een gewenste victorie bekomen ende bevochten heeft ende dat desen staet in de voorschreven victorie ten aensien vande gemeene saacke grotelijcx is geïnteresseert soo hebben de hoogh mogende Staten Generaell der Vereenighde Nederlanden goetgevonden dat in plaetse vande ordinaris maentelijcken vast en bede dagh die gehouden stont te werden woensdagh toecomende den 7en der aenstaende maent augustij nieuwen stijl wtgeschreven sall werden een algemeenen danck ende bededagh omme Godt den Heere almachtigh ten selven daege hertgrondelijck te loven ende te dancken voor sijne sonderlinge genade en zegen aen sijne churfürstelijcken doorluchtigheijt, geallieerde van desen staet bewesen mettet verlenen van soo goede successe ende heerlijcke victorie bij hooghgedachte sijne churfürstelijcke doorluchtigheijt tegens hooghgedachte coninck van Sweden ende desselfs armé geobtineert ende verkregen ende voorts vierighlijck te bidden ende te smeecken, dat sijne Goddelijcke Majesteijt de wapenen vanden staet onder het hooghwijs beleijt van sijn hoogheijt den heeren prince van Orangie ende van derselver hoge geällieerde verder [106r] soodanigh gelieve te segenen, dat daar door eenmael een eerlijcke vaste ende verseeckerde vrede magh werden bekomen, alles tot grootmaeckinge van sijnen hoogheijts naem, voortplantinge vande ware christelijcke gereformeerde religie,

92

herstellinge van de selve, daar die jegenwoordigh door den droevigen landt ende luijden verdervende oorloogh verstoort is, conservatie van onse soo dier gekochte vrijheijt ende onser aller zielen zaligheijt, versoeckende derhalven gantsch vrundelijck dat uedelen den voorschreven danck ende bede-dagh tot Rhenen tegens den voorschreven 7en augustus naestcomende nieuwen stijl tijdelijck willen doen publiceeren ter plaetse daar men gewoon is sodanige publicatie te doen ende daarbenevens soo dat behoort ende gebruijckelijck is den voorschreven dagh gedurende verbieden ende metter daet doen ophouden niet alleen allerleij handt werck ende neeringen, maar voor all te beletten het tappen, kaetsen, balslaen ende dergelijcke exercitien op poene van drie caroli gulden ende arbitrale correctie op dat soo goede ende heijlsamen voornemen door de voornoemde onbehoorlijckheden ende wulpsheden niet geturbeert ofte verhindert maar den goeden almogenden Godt dus te vieriger moge aengeroepen werden, daar toe wij ons sullen verlaten, hier meede etcetera geschreven t’ Utrecht den 16en julij 1675 ende was geparapheert H. van Tuyll van Seroskercken [106v] Onderstont uwer edelen goede vrunden de gedeputeerden vande Staten ’s lants van Utrecht, ter ordonnantie vande selve en was geteeckent J. V. Luchtenburgh. En is voorts authorisatie verleent op den substituut schout en deurweerder omme de boette van vijftigh gulden hier vorens bij resolutie ten behoeve vande diaconije gestatueert ende gedecreteert van schepen IJsendoorn ter saecke van desselfs naelatigheijt in’t doen van sijne reeckeningh van’t weeshuijs binnen acht dagen oock des noots bij executie te innen, sullende bij gebreecke van dien selfs daar voor comptabel wesen. Actum bij de politie. Den 24en julij 1675. Rapporteerde de heere borgemeester Klerck, dat ter vergaderingh van haar edele mogenden den 22en deses lopende maents bij den heere Ruijsch als praesideerende sijnde voorgebracht het middel van belastinge vanden toeback, boeckweijt, erwten, boonen, etcetera bij de heeren gecommitteerden vande stadt ende steden daar op voor haar opinie hebben ingebraght dat ingevalle het selve middel niet te gelijck in Gelderlandt en werde ingevoert de commercie in dese provintie daar door merckelijck sall werden vermindert ende dat derhalven alvorens het selve middel vast te stellen bij vorige heeren [107r] gecommitteerdens de conferentie met de heeren van Gelderlandt behoorde te werden hervath, dat de heeren vande twee voorstemmende leden haar daer mede hebbende geconformeert verder ter vergaderingh is gearresteert, dat in plaetse van ses, negen classen inde te doene taxatie nopende het familiegelt sullen werden gemaeckt luijdende de notule dienaengaende als volght. Gehoort sijnde het geproponeerde ende de consideratien bij de heeren wegens de stadt het volgende aengaende ter vergaderingh ingebraght ende in nadere deliberatie geleijt sijnde haar edele mogenden resolutie vanden 1en meij jonghstleden waar bij den opheff van een familie off hooftgelt over dese provintie is vastgestelt breder bij de opgedachte mitsgaders haar edele mogenden daar op gevolghde resolutie vanden 19e vande selve maent gementioneert is eenparigh goetgevonden ende geresolveert, dat de taxatie van het voorschreven familie off hooft gelt in plaetse van ses nu negen classen sal werden

93

gereguleert, alle van 150, 125, van 100, van 75, van 50, van 37-10-0, van 25, van 12-10-0, van 6-5-0 jaarlijcks te reeckenen nae advenandt en proportie vande middelen, goederen, beneficien ende inkomsten en neeringen der respective ingeseettenen deser provintie, mitsgaders van die buijtten deselve woonachtigh ende echter daarinne gegoet sijn ende sal dese haar edele mogenden resolutie ter vergaderingh vande heeren onse ordinares gedeputeerdens werden overgebraght om te dienen tot derselver naerichtinge. [107v] Is mede gerapporteert dat den heere praesideerende seer serieuselijck ter opgedachte vergaderinge aende stadt en steden hebbende gerecommandeert ende bij de gecommitteerdens der selver steden oock sijnde aengenomen ende belooft, dat met den aldereersten ende op het spoedighste de cohieren van’t familiegelt met bijgevoeghde taxatie vande borgeren en ingeseettenen der respective steden en vrijheden vandien soude werden opgebracht, welgemelte heere praesideerende bij die occasie heeft voorgestelt, dat met leetwesen hadde moetten verstaen, dat onder de regenten inde steden sodaene wierden gevonden die in plaetse van hare borgeren aentemaenen om gewillighlijck haar contingent inde nieuwe aengestelde middelen van belastinge tot support vanden oorloogh te voldoen, ter contrarie deselve hare borgeren ende ingeseettenen hadden opgehitst ende verboden het passagie ende botergelt te betaelen ende dat daar op versoght sijnde te willen uijtten ende noemen den geene die onder de regenten vande steden daar mede wierde betight, welgemelte heere praesiderende daar op hadde genaempt eene der regenten van dese stadt ende want het selve was een saeck van seer quaden gevolge, niet vrij van straffe behoorende te sijn sodaene regent die daaraen in dese swaere conjucturen van tijden schuldigh soude mogen werden bevonden ende daar en tegens oock ten hooghsten strafweerdigh die ’t onrecht ende buijtten waarheijt eene der regenten daar [108r] mede soude mogen hebben beticht. Soo proponeerde de heere borgemeester Klerck off oock ijmandt alhier ter vergaderinge praesent sijnde oijt ofte oijt hadde gesien, gehoort ofte wt andere verstaen, dat ijmandt van dese regeeringe de borgeren ofte ingeseettenen deser stadt hadde verboden het passagie gelt off botergelt te betaelen ofte eeniger wijse deselve hadden opgehitst. Een ijder der praesente heeren sommeerende op haren gedaenen eedt sigh daarinne rotunde te willen verklaren als sijnde een saacke daar den dienst vanden lande was aengelegen ende daar op een ijder der praesente heeren hooft voor hooft hebbende verklaart dat noijt ’t selve ofte diergelijcke van ijmandt der regenten hadde gesien ofte gehoort, dat meer is, dat noijt diergelijcke klachten ’t zij vanden pachter ofte collecteur van’t passagie ofte botergelt haar noch in noch buijtten de vergaderingh te voorens waren gekomen ende daar op goetgevonden sijnde Cornelis Boonsaeijer als pachter van’t passagie gelt ende collecteur van’t botergelt voor de vergaderingh te ontbieden, is den selve aldaar erschenen sijnde afgevraeght, ofte oock oijt gedurende den tijt van sijne pachtinge ende collecte hadde gesien off gehoort, dat eene wtte regeeringe van dese stadt de borgeren ofte ingeseettenen alhier hadde opgehitst ofte verboden het passagie gelt ofte botergelt te betaelen ende off oock oijt ’t zij alhier ofte tot Utrecht ofte [108v] elders ijmant daar mede hadde beticht ende alsoo den selven Boonsaeijer daar op verklaarde noijt sulx van ijmant der regeeringe gesien noch gehoort ende daar oock

94

niemandt mede beticht te hebben, maar dat wel op seeckere tijt, niet lange nae de verpachtinge nopende de collecte van’t botergelt, met den heere Smissaert ende de heeren borgemeesteren alhier gesproocken hadde ende daar op bij den borgemeester Klerck sijnde geantwoort dattet selve hem noch heel wel voorstont ende van’t gepasseerde doen ter tijt noch wel goede geheugenisse hadde, alsse dat hij Boonsaeijer gemelte heere Smissaert in sijne praesentie ende oock in’t bijwesen vanden borgemeester Vonck doenmael voorstelde dat haar edele mogenden hem hadden believen te belasten mette collecte van’t botergelt ende dattet selve hem niet en diende, versoeckende derhalven sijn edeles raadt, wat daarinne doen soude ende dat welgemelte heere Smissaert daar op antwoorde het selve te sijn een saacke buijtten hem, dat hij Boonsaeijer selfs moeste weetten wat hij doen woude, dat noijt haar edele mogenden ijmandt tegens sijnen wil en danck defereerde een collecte, dat daeromme ofte deselve collecte waarnemen moeste ofte anders sigh daar van bij haar edele mogenden deschargeeren ten eijnde alsdan een ander daar mede conde wesen versien, dat derhalven dat gepasseerde was een saecke geene de minste gemeen- [109r] gemeenschap hebbende met dese daar over de heeren vande magistraet hadden goet gedacht hem te spreecken, hem nochmaels afvragende, off oock oijt ofte oijt ’t zij van hem de borgemeester Klerck, de borgemeester Van Hooft ofte oock van ijmandt anders wtte regeeringe hadde gesien ofte gehoort datse de borgeren ofte ingeseettenen deser stadt hadden opgehitst ofte verboden passagie off botergelt te betaelen en off hij Boonsaeijer oock ijmant daar mede bij d’ een off d’ ander heer van Staten hadden beticht, waarop den selven Boonsaeijer het selve wederom heeft ontkent met die woorden: het is onwaerachtigh, ick hebbe tegens niemand vande heeren Staten daarvan gesproocken en ick heb sulcx oock van niemandt vande heeren alhier gesien nochte gehoort, daar nochtans bijvoegende, dat Jan van Beeck, die hij tot collecteur van’t passagie gelt hadde gestelt, hem eens hadde geseght: de borgemeesteren willen d’er niet van geven, wat soude dan andre daar van geven, waar op den selven Jan van Beeck voor de vergaderinge ontboden, gecompareert ende van’t geene voorschreven ondervraeght sijnde in praesentie van den selven Boonsaeijer heeft geantwoort noijt sulx te hebben geseijt, maar wel ter contrarie, dat de heeren borgemeesteren Klerck en Hooft naar Utrecht sullende rijden ende den borgemeester Van Hooft in sijn sack tastende, omme het passagie gelt te betaelen, hij collecteur heeft geseght: de borgemeesteren geven daar niet aff ende [109v] dat doen de burgemeester Klerck heeft geantwoordt, wel, wij willen ’t dan eens te samen goet doen, waarop de borgemeester Klerck de vergaderinge hebbende voorgestelt, off niet dienstigh sij haar edele mogenden van’t geene voorschreven kennisse te geven, ten eijnde daarwt mogen sien, dattet geene eene deser regeeringe is naegegeven aengaende het ophitsen der borgeren ende het verbieden van betaelinge der passagie en botergelt te sijn eene erdighte calange, is het selve eenparighlijck alsoo goetgevonden en is daar op de volgende missive afgegaen. Edele mogende heeren, Het gerapporteerde vanden borgemeester Klerck alhier ter vergaderinge ende de daarop gevolghde verklaringe van Cornelis Boonsaeijer, pachter van’t passagie gelt ende

95

collecteur van’t botergelt in pleno collegio alhier gedaen, sullen uedele mogenden wt de bijlaege connen sien ende nadien daar bij oogenschijnlijck te sien is, dattet geene eene wt onser regeeringe is naegegeven, als off de borgerije hadde opgehitst ende verboden passagie- offte botergelt te betaelen, is een pure calange, buijtten waerheijt erdight, hebben wij onse plicht geacht uedele mogenden van’t selve kennisse te geven. Waarmede etcetera, Rhenen den 25en julij 1675, etcetera. Rapporteerde vorder de borgemeester Klerck, dat verscheijdene requesten bij de deputati [110r] sijnodi waeren gepraesenteert alsse nopende ’t corrigeeren van druckfouten inden Bijbel, ’t verbieden van eenige schandelijcke boeckjens, eene echt ordre nopende ’t appliceeren vande boette aende diaconije armen, de kuijperijen, ’t veralieneeren vande goederen bij de labadisten, item aengaende ’t veranderen vande commissie aende predikanten ten platten lande ende dat op ijder requeste verscheijdene heeren waeren gecommitteert om deselve te examineeren en daar van te rapporteeren. Dat oock was verstaen, dat de ambachtskamer gelijcke vrijheijt van impositien soude hebben als de wees en andere Godts huijsen waeren geniettende. Dat mede de heeren vande stadt Utrecht hadden geëxhibeert seecker protest tegens het geene bij de heeren vande andre steden den 19en deses hadden doen registreeren nopende de partagie der ampten van inhoude als volght. De vroetschap, gesien ende geëxamineert hebbende ’t protest vande vier kleijne steden tegens de verdeelinge vande ampten ter vergaderinge vande Staetten den 17en julij 1675 overgelevert ende geregistreert in weerwille vande gecommitteerdens der stadt Utrecht, de welcke insereerende de resolutie bij de drie leden van Staetten op den 29en april en 30en junij 1675 eenparighlijck ende conform alle voorgaende [110v] resolutien dienaengaende gearresteert, verklaart soodanige onrechtmatige ende frivole sustenuen te strijden tegens het oude ende immemoriale recht, twelck nevens de twee voorstemmende leden van Staten de stadt Utrecht altijt ende tot nu toe alleen is competeerende soo volgens de onverbreeckelijcke practijcque ende usantie, als conform het nieuwe reglement van regeeringe bij sijn hoogheijt aengestelt waar bij verstaen is dat onder de leden sullen worden geobserveert de tourbeurten daarinne tot noch toe geuseert, gelijck in desen punctuelijck is geschiet ende derhalven seer onbescheijdentlijck van nieuwigheijt ende usurpatie de stadt Utrecht wort gecalangeert sulcx dat ten hooghsten te verwonderen is, dat de kleijne steden dewelcke meermaelen van ongefondeertheijt ende ongereijmtheijt van hare onredelijcke sustenuen tegens de stadt overtuijght sijn geweest, al wederom nae haar oude wijse in de swaarste ende bekommerlijckste tijden met dusdanige ende andre moeijelijckheden de stadt Utrecht pogen indraght te doen ende op hare oude ende rechtveerdige possessie te impieteeren, protesteerende derhalven te willen onschuldigh te sijn van alle onheijlen die wt soodaene ongerijmde voorgevingen ende onbillijcke praetensien comen te ontstaen, bijsonderlijck dewijle de stadt Utrecht soo getrouwelijck in dese pressante nooth boven vermogen

96

[111r] haar evertueert in’t opbrengen van geltmiddelen daar ter contrarie de vier kleijne steden niet alleen traegh ende naelatigh worden bevonden, nemaer eene vandien bij alle wegen tracht de stadt Utrecht indracht te doen tot nadeel vande gemeene landts middelen, soo door het diverteeren van passagien als andersints ende d’ andere meer aen tractementen genietten als tottet gemeene beste des lieven vaderlants ende stuur des oorlooghs sijn contribueerende. Dat de heeren vande voorstemmende leden hadden geconsenteert dat de voorschreven resolutie inde notule werde geinsereert, edogh de heeren van Amersfort ende d’andre steden deselve hadden overgenomen, omme daar op te seggen haar belangh. Actum utsupra op de politiedagh. Den 25e julij 1675. Gelesen sijnde de volgende memorie. Memorie van’t verschoth en onkosten gedaen bij de heer borgemeester Morraij, de heer pensionaris Ploos van Amstel ende de heer borgemeester Klerck in commissie sijnde geweest wegens de respective steden Amersfort, Rhenen, Wijck en Montfoort in ’s Gravenhage, omme sijn hoogheijt den heere prince van Orange voortedragen [111v] seecker different tussen gemelte steden ter eenre ende de stadt Utrecht ter andere zijde nopende de partagie vande ampten ende beneficien staende ter collatie van haar edele mogenden als anders geresen ende diensaengaende te versoecken een favorable dispositie ende is inde voorschreven commissie verteert, verschootten, verreijst als andersints volgens specificatie en quitantie daar van sijnde — 116-7-8 noch in de tweede commissie ter saecke voorschreven gedecerneert, verreijst, verteert ende verschootten aent appoinctemente ende expeditie, het doen van’t exploict, maken vande copijen authentijcq vande requeste ende voorschreven appoinctemente, de zegels als anders volgens specificatie ende quitantie de somme van 98-14-8 - 215-2-0 Amersfort ——— 53-15-8 Rhenen ——— 53-15-8 Wijck ——— 53-15-8 Montfoort ——— 53-15-8 _________ ——— 215-2-0 De heeren regeerders der stadt Rhenen werden bij desen versoght haar contingent inde voorschreven onkosten spoedelijck te willen furneeren ende vervolgens oversenden aen handen van heer Hermen van Asperen, wonende in’t wapen van Amersfort bij de Wittevrouwenbrugh tot Utrecht. En is tot betaelinge van de portie deser stadt ter somme als boven ordonnantie verleent op den cameraar Boonsaeijer. Actum utsupra bij de politie.

97

[112r] Lunae 2en augustij 1675. Den borgemeester Klerck de politie op den eedt hebbende doen vergaderen, heeft voorgestelt, dat achtervolgende het aenschrijvens van haar edele mogenden de Staten deser provintie in date den 13en julij 1675 ende opgevolghde resolutie en belofte vande gecommitteerden der respective steden den 22en daaraen volgende ter opgedachte vergaderinge gedaen volgens rapport van 24en julij nu sal dienen getreden te werden tot taxatie der borgeren en ingeseettenen deser stadt ende vrijheijt ende dat met sodaenen aenslagh als sal geoordeelt werden een ijder in het familiegelt naar sijn wtterste vermogen te sullen connen contribueeren sijnde ten dien fine opgelesen d’ ordre bij haar edele mogenden dienaengaende gearresteert, hier voorens inde notule vanden 24en julij geinsereert ende daarbij het naerder gearresteerde in date den 24en desselven maents. Ende is ingevolge vandien verstaen, dat eerst ende alvorens sal getreden werden tot de taxatie vande leden vande magistraet ende vervolgens tot die vande borgerije ende ingeseettenen vande stadt ende vrijheijt vandien gelijck oock deselve vorder getaxeert sijn naeluijt de cohiere daarvan sijnde. Ende is vorder goetgevonden dat nae dat deselve volkomentlijck sullen wesen geperfecteert ingevolge de resolutie van haar edele mogenden de Staten deser provintie ter vergaderinge vande gedeputeerden van welgemelte heeren Staten sullen werden [112v] overgebracht met communicatie nochtans vande andre steden ende sulx naar dat bevonden sal sijn, dat de heeren der stadt Utrecht mede haere cohieren ter opgedachte kamere sullen hebben overgelevert. Presentibus omnibus exceptis A. Boons, scabino, J.H. Bercheijck, V.J. Boonsaeijer, senatoribus. Den 18en augustij 1675. Rapporteerde den borgemeester Klerck, dat achtervolgens de resolutie van jonghstlede politiedagh de cohiere van’t familiegelt ter camere van finantie hadde overgebracht. Ende dat den 12en deses ter vergaderinge van haar edele mogenden was ingekomen en gelesen eene missive vanden Raet van Staeten nopende eene petitie suppletoir ende dat deselve aengenomen was voor notificatie. Dat vorst Maurits als governeur deser provintie boven de 1200 gulden die in de staet van oorloogh algereets sijn aengetrocken noch was toegeleght een jaarlijcks tractament van 1200 gulden, sulx den graave van Solms in die qualitè te bevorens heeft gehadt ende genootten en verstaen, dat sulx bij missive aen hooghgedachte vorst sal werden genotificeert en dat vorders de gedeputeerden geauthoriseert waeren, omme het selve promptelijck soo veel mogelijck te voldoen, [113r] dat mede gelesen was een requeste vande gravinne van Solms als hebbende ’t usufruct vande proosdije klagende daar bij, dat de heeren vanden hove hadden appel geadmitteert in een saecke daar geen appel in conde plaets hebben als sijnde gestelt ende dattet selve gestelt was in handen vande heeren vanden hove omme hier op te doen bericht met stateeringe inmiddels vande proceduren.

98

Dat de heeren gedeputeerden geauthoriseert waeren publiecquelijck te verkopen eenige landerijen behoorende tottet convent van St. Catharijnen ende Oostbroeck tot wtvindinge van penningen tot betaelinge vande achterstallige lasten. En is daar op ter vergaderinge vande politie gelesen een missive van date den 13en deses waar bij in plaetse vanden ordinaire maendelijcken vast ende bededagh, die gehouden stonde te werden, sullende wesen den 4en des aenstaende maents september, haar edele mogenden gedeputeerden wttschrijven eenen algemeenen dank ende bededagh soo over de geluckige successen ende overwinningen aenden heere cheurfurst van Brandenburgh op ende jegens de Sweedse armée jonghst verleent als over de gewenste ende groote victorie vanden keijser ende andere hooge geallieerden vanden staet jegens die vanden coninck van Vranckrijck soo boven aenden Rijn onder het geleijde en bestier van wijlen den mareschal De Tureme, als aende Moesel onder de mareschal De Crequi. Actum utsupra op den politiedagh. [113v] Solis 19en september 1675. Rapporteerde de borgemeester Klerck, dat op den 6en deses de Papenkamp vande kerck aen Sijmon Henricks voor drie jaren, ingegaen petrij voorleden, was verhuijrt op sodaene conditien als waarvoor Jan Willems de selve camp voorheenen in huijre gehadt heeft, jaarlijcx voor de somme van tachentigh gulden ende dat benevens dien in koop hadde aengenomen de huijsinge op’t selve goet staende voor de somme van twee hondert gulden, breder volgens de koop ende pachtcedulle respectivelijck daarvan gemaeckt ende is het selve invoegen voorschreven geapprobeert. En is gelesen de missive van aenschrijvinge van een danck ende bededagh van date den 15en deses luijdende aldus. Edele erentfeste vrome, Nademael het Godt den Heere almachtigh genadelijck gelieft heeft boven verscheijde overwinningen en victorien aende hooge geallieerden vanden staet tegens derselver vijanden albereijts verleent, de wapenen vande hooghgemelte hooge geallieerden bij continuatie soodanigh te segenen, dat deselve de cheurfurstelijcke hooftstadt Trier tot de overgave gedwongen ende alsoo vervolgens van het vijandtlijck gewelt verlost ende bevrijdt hebben ende dewijle wij bij die veroveringe gelijck bij de voorgaende victorien ten aensien van het gemeene best seer [114r] grotelijcks sijn geïnteresseert, soo hebben de hooghe mogende Staten Generaell der Vereenighde Nederlanden goetgevonden enden nodigh geacht in plaetse vanden ordinaris maentlijcke vast ende bededagh die gehouden stont te worden op woensdagh toekomende die wesen sal den 2en der aenstaende maent october nieuwe stijll wtteschrijven een algemeenen danck ende bededagh omme Godt den Heeren almachtigh ten selven daege voor sijn sonderlinge genade en zegen aende hooghgemelte hooge geallieerden van desen staet door de glorieuse veroveringe der voornoemde stadt Trier als vooren bewesen hertgrondelijck te loven ende te dancken ende wijders oock vierichlijck te bidden ende te smeecken dat Sijne Goddelijcke Majesteijt de wapenen

99

vanden staet onder het hooghwijs en kloeckmoedigh beleijt van sijn hoogheijt den heere prince van Orange ende van derselver hooge geallieerden noch verder soodanigh gelieve te segenen, dat daar door eenmael een eerlijcke vaste ende verseeckerde vrede magh werden verkregen, alles tot grootmaeckinge van Sijnen Heijligen Naem, voortplantinge vande ware christelijcke gereformeerde religie, herstellinge vande selve daar die door den jegenwoordigen droevigen lant ende luijden verdervenden oorloogh verstoort is, conservatie van onse soo dier gecochte vrijheijt ende onser aller zielen zaligheijt, versoeckende derhalven, dat uedelen den voorschreven danck ende bededagh tot Rhenen tegens den [114v] voorschreven tweden october naestkomende stilo novo tijdelijck willen doen publiceeren ter plaetse, daar men gewoon is soodanige publicatie te doen ende daarbenevens soo des behoort en gebruickelijck is den voorschreven dagh gedurende verbieden en metterdaet doen ophouden niet alleen allerleij hantwerck ende neeringen, maar voor all te beletten het tappen, caetsen, balslaen ende diergelijcke excercitie op poene van drie carolus gulden ende arbitrale correctie opdat soo goeden ende heijlsamen voornemen door de voorschreven onbehoorlijckheden ende wulpsheden niet geturbeert ofte verhindert ende den goeden almogenden Godt dus te vieriger moge aengeroepen werden, daar toe wij ons sullen verlaten, etcetera. Onderstont Uwer edelen goede vrunden, de gedeputeerden vande Staten ’s lants van Utrecht, etcetera. Is oock nog voorgebraght ende gelesen eene missive van haar edele mogenden de Staten deser provintie van date ende inhoude als volght. Edele erentfeste vrome, Den heere Ruijsch, onse vergaderinge gecommuniceert hebbende dat dagelijcx meenighvuldige requesten in het collegie vande heeren onse ordinaris gedeputeerden wierden ingedient, waarbij verscheijde ingeseettenen ende borgeren deser stadt waeren vorderende [115r] voldoeninge ende restitutie van die capitalen dewelcke bij haar tot betaelinge vande laetste Franse brantschattinge ende lossinge vande ostagiers sijn verstreckt ende op interesse gegeven ende tot welckers aflegginge wij in den voorledene jaere albereijts middelen hebben geconsenteert ende ingewillight ende dat daer op bij welgemelte heeren gedeputeerden gehoort was het advis ende bericht vanden ontfanger Egbert de Leeuw als de opgedachte ingewillighde middelen administreerende die verklaart had, dat sijn comptoir, vermits de voorschreven geconsenteerde penningen soo langhsaem ende traegh waeren inkomende, niet in dien staet was om eenige considerabele capitalen te connen aflossen ende nochtans bij ons geconsidereert sijnde, dat aende voorschreven onse ingeseettenen de opgedachte verstreckte gelderen ten opsichte deselve bij haar voor het meerendeell van andere soo hier als elders op crediet ende gegeven onderpant sijn gelicht, behoorden gerestitueert ende oversulx de voorschreven daar toe gedefigueerde gelderen reëlijck wtgevordert ende promptelijck ten comptoire gebraght te worden hebben wij niet connen stille staen uedelen bij desen gantsch eernstigh te versoecken, dat deselve sonder eenigh wtstell inden haere die prompte ordre willen stellen ende die voorsieninge doen, dat derselver contingent inde twintigh duijsent gulden over de neeringhsluijden en

100

practisijns in stadt en steden ingewillight, mitsgaders de redemptie gelden over alle de huijsen in uedelen stadt exactelijck ende des nooth bij executie werden [115v] ingevordert ende voorts op het spoedighste in gereden gelde effectivelijck ten comptoire vanden voornoemde ontfanger De Leeuw gebraght, ten eijnde wij door soodanigh nootsaeckelijck prompt furnissement bequaem mochten gemaeckt worden de provintie vande voorschreven capitalen die tot soo swaeren ende excessive interesse sijn lopende, te konnen ontlasten ende de voorschreven onse ingeseettenen haar wtgeschoten gelderen te restitueeren die andersints door hare crediteuren staen overvallen ende geexecuteert te worden ende konnen wij daeromme voor uedelen niet verbergen, dat wij bij ontstentenisse van het opgedachte gerequireert prompt furnissement der voorschreven penningen genootsaeckt sullen sijn tot het opbrengen vande selve bij sodaenige middelen te procedeeren als de nootwendige aflegginge ende restitutie der meer opgedachte capitalen bij dese indispensable nootsaeckelijckheijt van tijden ons obligeeren ende necessiteeren sall bij de handt te moetten nemen. Laeger stont aldus hiermede Edele erentfeste vrome beveelen wij uedelen inde bescherminge van Godt almachtigh. Geschreven t’ Utrecht den 10en september 1675 en was geparapheert P. Ruijsch. Onderstont uwer edelen goede vrunden de Staten vanden landen van Utrecht ter ordonnantie vandeselve en was onderteeckent J.V. Luchtenburgh. Ende alsoo verscheijde maelen bij de heeren vande magistraet ofte haar edele achtbaren gecommitteerdens gedoleert is nopende de versochte wttinge van seecker rapport desen betreffende, soo werden nochmaels gecommitteert de heeren borgemeesteren [116r] Klerck en Van Hooft, omme haar te vervoegen ter opgedachte vergaderinge van haar edele mogenden ende alsnoch te versoecken dattet gemelte rapport moge werden voorgedraegen, omme alsdan verder bij haar edelen in desen te werden gedaen als naar alle aequiteit sullen oordeelen voor dese stadt ’t dienstighste te wesen. Presentibus omnibus exceptis Taats en Boonsaeijer, scabinis, D. Taats, Aelwijck ende Bercheijck, senatoribus. Den 24en september 1675. Is gelesen eene missive vande borgemeesteren ende regeerders der stadt Wijck bij Duerstede vanden 23en deses houdende versoeck van een conferentie over ’t poinct vervat in de missive van haar edele mogenden op jonghstlede vergaderinge alhier gelesen ende verstaen, dat voor rescriptie geseght soude worden als volght. Edele achtbare wijse seer voorsienige heeren, Wij twijffelen niet off onse gecommitteerdens sullen inde aenstaende weecke haar laetten vinden ter vegaderinge van haar edele mogenden de Staetten deser provintie ende sullen daeghs te bevorens uedele achtbaren daarvan notificatie geven ten eijnde derselver gecommitteerdens mede alsdan daar mogen erschijnen, omme met den anderen over de saecken in uedele achtbaren missive geroert te confereeren, waarmede uedele achtbaren etcetera, Rhenen den 24en september 1675, etcetera

101

Rapporteerde voorts den borgemeester Klerck, dat sigh den 21en deses ter vergaderinge van haar edele mogenden neffens den borgemeester Van Hooft hadden gevonden [116v] ende dat aldaar eenparighlijck bij de leden geconsenteert was inde petitie vande extraordinaris leger lasten bij den Raet van Staten gedaen ter somme van 600000 gulden ingevolge het consent bij d’ andere provincien gedraegen. Dat mede gelesen was een missive van haar hooghe mogenden daar bij versoecken ende op’t krachtighste recommandeeren ’t prompt furnissement vande quote deser provintie inde subsidie penningen aende vorsten van Lunenburgh etcetera ende ’t selve voor notificatie aengenomen ende gestelt in handen vanden gecommitteerdens tot die saecken. Dat den heere Ruijsch bij die occasie gerapporteert hadde dat de heeren gedeputeerden de cohieren van’t familiegelt ten platten lande genoeghsaem hadden geperfecteert ende off niet nodigh waere dat opgedachte heeren gedeputeerden vorder geauthoriseert wierden omme d’ aenschrijvinge dienaengaende te doen ende dattet selve in die voegen oock geschiet was. Dat mede was ingekomen eene missive vanden Staten van Hollandt nopende de memorie bij Abraham van Dorsten gepresenteert aende Staten deser provintie dienende tot rescriptie op de missive van desen staet contineerende in effect, dat geene imposten hadde gevordert vande onderdanen deser provintie als tot den dagh toe als weder tot de unie sijn gebraght. Edogh nopende den toll tot Nieuwersluijs, dat die indisputabelijck [117r] aen Hollandt was specteerende ende dat bereijt waeren daarover door gecommitteerdens in conferentie te koomen, wiensvolgende gecommitteert sijn de heeren Ruijsch, Rosa, Asbergen, Zuijlen, een vande borgemeesteren van Utrecht en Dinteren neffens den secretaris van staet. Dat oock den heeren Ruijsch wegens de twee leden hadde geproponeert, dat de heeren vande stadt van Utrecht beliefden te committeeren, omme met die van’t hoff te treden in conferentie nopende de geresene onlusten ter saecke van’t haelen wtte detentie vanden persoon vanden clercq Van Beek aenbiedende daar toe haere mediatie, dat de heeren vande stadt daarinne hadden geconsenteert, dogh sonder notule ende voorts de heeren extraordinaris raden Nieuwpoort en Vander A versoght omme aen ’t hoff daar van kennisse te geven. Actum op den politiedagh. Dat eijndelijck den schoolmeester van Venendaell genaempt Mulder verthoont hebbende sijn acte van dimissie nopende sijn schoolmeester ampt ende die insgelijcks vande magistraet deser stadt hebbende versoght, is hem die geaccordeert ende daar van acte verleent. Actum utsupra. Generis 26en september 1675. Is met pluraliteijt van stemmen ter vergaderinge vande politie verstaen ende geresolveert [117v]

102

dat bij dese conjuncturen van tijden den tweden predikant die alhier staet beroepen te werden bij provisie tot tractament sal werden toegeleijt de somme van ses hondert gulden. Actum utsupra presentibus omnibus exceptis Taats ende IJsendoorn, scabinis, D. Taats, Beeck, Boonsaeijer, Bercheijck, Van Driel, senatoribus. Solis 3e october 1675. Rapporteerde de borgemeester Klerck, dat op den 1en deses de gecommitteerdens vande heeren vande magistraet tot koster en schoolmeester hadden aengenomen Jaspar vanden Hoeck volgens acte bij den selve onderteeckent, luijdende als volght. De magistraet der stadt Rhenen hebben meester Jaspar vanden Hoeck aengenomen tot koster en schoolmeester ende bestelder der klocken ofte uurwerck op een jaarlijck tractament van twee hondert en vijftigh gulden waar van een commissie in forma hem sal werden wtgegeven, des mede sal genietten vrij huijshuijr en brandt, gelijck den schoolmeester van outs genootten heeft. Ende sal den selven meester Jaspar sigh bequaemen om op de klocken en orgel te speelen, des mede in sijn commissie sal werden geinsereert, dat bij’t afsterven [118r] vande weduwe van Lowies de Beer sal profiteeren ende mede genietten ’t geene aenden kerckendienst dependeert ende bij haar genootten werdt. Actum den 1en october 1675 en was onderteeckent J. van Hoeck. Het welck de heeren vande magistraet haar hebben laetten welgevallen ende hem geaccordeert commissie in forma volgens den teneur vande commissie die te voorens aen andre verleent is. Is voorts gelesen de missive vande heeren regeerders der stadt Amersfort vanden 1en deses van inhoude aldus. Edele erentfeste vrome, De heeren onse gecommitteerdens ter beschrijvinge hebben huijden gerapporteert, hoe dat op gisteren ter vergaderinge van haar edele mogenden onder anderen wederom was voorgekomen ’t poinct van beswaarnisse op den boeckweijt en tabacq, dat de heeren vande twee voorstemmende leden absoluijt daarinne hadden geconsenteert ende mede de heeren vande stadt Utrecht dogh op behaegen van hare heeren principaelen, maar dat het selve bij onse voorschreven gecommitteerdens overgenomen was ende vervolgens goetgevonden sijnde die saecke aencomende dinghsdagh absoluijt aftedoen, is bij ons dienaengaende gedelibereert ende goet gevonden de voorschreven belastingen met alle bedenckelijcke middelen ende motiven die wij vermeijnen praegnant te wesen haar edele mogende bij inductie te permoveeren, om deselve [118v] belastinge niet vast te stellen. Sijnde mede goetgevonden uedelen van ’t geene voorschreven bij desen kennisse te geven ende gantsch vrundelijck te versoecken ten eijnde de goetheijt gelieven te hebben op aencomende maendagh naer de middagh de

103

klocke 3 a 4 uren int logement ten huijse van Hermen van Asperen als wanneer onse gecommitteerdens aldaar sullen wesen uedelen gecomitteerdens behoorlijck gelast mede te schicken, omme ten voorschreven eijnde over de geseijde saecken te confereeren ende met dus te grooter fondament daarinne voteeren waarinne udelen ons sonderlinge vrintschap bewijsen sullen die wij in voorvallende occasien gaerne willen verschuldigen. Hier mede etcetera. Waar op de heeren borgemeesteren sijn versoght de comparitie inde missive gemelt bijtewoonen ende haarlieden ten dien eijnde naar Utrecht te begeven, omme de belastinge vanden tobacq en boeckweijt met alle middelen te helpen weeren. Actum utsupra. Generis 8e october 1675. Rapporteerde de borgemeester Klerck, dat achtervolgende de commissie van den 3en deses neffens de borgemeester Van Hooft met de gecommitteerdens der stadt Amrsfort overt beletten vande belastingh vanden tabacq ende boeckweijt hebbende geakoucheert ende de voorstemmende leden den 5e deses ter vergaderinge [119r] van Staten hebbende geseght alsnoch te persisteeren bij ’t geene den 30en des voorledene maents nopende de voorschreven belastinge hadden ingebraght daar op de deductie en memorie bij de gecommitteerdens van Amersfort en Rhenen respectivelijck ter vergaderinge ingebracht ende gelesen sijn, luijdende deselve als volght. De gecommitteerdens der stadt Amrsfort ende Rhenen geëxamineert hebbende de notule ter vergaderinge van haar edele mogenden den deses gehouden, contineerende de belastinge vanden tabacq ende boeckweijt. Seijden in naeme van hare principaelen dat in verscheijden respecten den tabacq niet en behoorde te werden beswaart. Niet alleen omdat de opqueeckinge vanden tabacq niet en is van die nature als andere vruchten des velts alleenlijck onderworpen sijnde weijnige moeijte ende lasten nemaer dat deselve bestaet in seer merckelijcke ende excessive onkosten die soo ten aensien van omtuijninge van hout veelvoudige messen, meermaelen omspitten van’t landt, arbeijtsloon, hanck als andersints moetten werden aengewerdt bedraegende over ijder mergentaell meer dan drie a vier hondert gulden die bij den eijgenaer ofte bruijcker moetten werden aengewert ende voor aff verschootten ende dat op hoope van een meer dan onseeckere winste, geleth den tabacq verre meerdere periculen als wel andere vruchten onderworpen is ende bij den bouwer vanden tabacq geene winste te verwachten is ten zij een goet gewas voortgekoomen ende [119v] dan geen verderff ’t zij door windt, haegell ofte andersints gevolght ende een goede prijse van dien bekomen sij. Sijnde notoir dat een van drien alleen deficieerende den bouwer vanden tabacq niet alleen van de hoope van sijn winste nemaer oock boven dien van sijne excessive onkosten ende alsoo van sijn gedebourseerde capitale gefrustreert is.

104

Maar voornaementlijck oock, omdattet Godt den Heere in desen jare belieft heeft ende te geven aende ingeseettenen haerer stadt een seer schaers gewas vermits den continuelen kouden regen inden voorjaere soo langh aen malcanderen gevallen ende bovendien noch het selve weijnige alle te ruineeren door een swaeren haegell, sulx genoeghsaem niets, immers seer weijnig ’t welck van eenige valeur soude mogen wesen is overgebleven. Connende het overige niet dan voor een seer geringe prijse vercocht werden. In dier gestalte, dat geen der ingeseettenen op verre nae niet de helfte van sijne verschoottene ende gedebourseerde penningen sal connen recupereeren, gevende derhalven udele mogenden in bedencken, hoe beswaarlijck het de ingeseettenen haerder stadt soude vallen en te moetten missen boven haar verwachte ende gehoopte winste het voornaemste gedeelte van haar gedebourseert capitaal ende boven dien dan noch van het overige te sullen moetten contribueeren een groot gedeelte van’t geene haar sall overigh gelaetten sijn. Ende alsoo sigh gefrustreert sien van alle vordre middelen omme haar familie te connen [120r] susteneeren, geleth veele vandien sijn luijden met hare handen hare kost gewinnende, als uedele mogenden bekent is, vertrouwen derhalven dese gecommitteerdens, dat uedele mogenden insiende de voorschreven redenen met den voorschreven opheff vanden tabacq ten minsten in desen lopende jaere sullen supersedeeren. Ende aengaende den boeckweijt, ingesien uedele mogenden voor desen hebben believen te verstaen, dattet beswaar vandien niet sonder merckelijcke praejudicie vande commanderije in dese provintie en souden connen werden ingevoert, immers ten zij deselve in Gelderlandt op gelijcke voet wierdt opgeheft. Dat derhalven de belastinge vandien wel soude connen werden gehouden voor gearresteert. Echter niet ingevoert nochte ter executie werde gestelt voor ende aleer de provintie van Gelderlandt het selve in hare provintie insgelijcks souden hebben ingewilligt waar toe alsnoch ende wederomme conform vorige resolutie soude connen werden gecommitteert omme met de heeren van Gelderlandt te treden in conferentie. Dat de heeren geeligeerden daar op well hadden blijven persisteeren bij de belastinge van den tabacq, edoch dat dienaengaende met de geinterresseerde van Amersfort ende Rhenen souden werden gecoomen door twee gecommitteerdens wtt ijder lith in conferentie ende dat de heeren edelen sigh daar mede hadden geconfirmeert. En sijn de borgemeesteren voor hare aengewende debvoiren bedanckt. Is mede verstaen dattet verboth van houts kool [120v] haelen etcetera sall werden vernieuwt met insertie dat niemant op lijfstraffe over de muren sall mogen klimmen en speciaelle authorisatie ende bevell aende poortiers, deurweerders en andere bediende omme daar toe neerstige opsight te hebben. Op de gelesene requeste vanden kerckenraet alhier heden ter vergadering ingedient, is verstaen dat soude werden geappoincteert. De magistraet der stadt Rhenen seggen tot naedere elucidatie van hare voorige resolutie, dat geensints hare meeninge is het tractament vanden tweden predikant absolutelijck te verminderen op ses hondert gulden, nemaer dat het alleenlijck is geschiet provisionelijck ende in insien vanden jegenwoordigen ruïneusen oorloogh ende de groote schade de kercke alhier daar door toegebraght ende alsulx met die meeninge omme het selve weder

105

te suppleeren soo haest de verbeeteringh ter tijden ende de verhoginge der pachten ofte de invorderinge vande tertien der vicarijen eenighsints het selve sall toelaetten. Dat mede in cas den tweden predikant die nu staet beroepen te werden drie kinderen soude mogen hebben voor het derde kint sall genietten vijftigh gulden, ende dat ter tijt toe den selven sall hebben ’t supplement van ’t vorige tractament. Ende tot meerder bevorderinge vandien is goetgevonden ende den secretaris geauthoriseert omme optesoecken ende onder hem sien te bekomen seeckere memorie die geseijt wort [121r] onder dominee Troij te berusten, behelsende alle de vicarijen inde kercke alhier gefundeert, mitsgaders alle vordre chartres, die daar toe souden mogen specteeren Dat mede alle vicarissen die deselve niet en hebben aengebracht conform vorige gedaene publicatien, sal aengeschreven worden, dat de heeren vande magistraet het selve versuijm sijn opnemende van meeninge sijnde omme vermits ’t niet aenbrengen te genietten ende sigh aentematigen alsoodanigh recht als wt crachte van ’t placcaet van haar edele mogenden haar edele achtbaren is competeerende ende in cas eenige redenen mochten hebben ter contrarie, dat dienaengaende sigh aende heeren vande magistraet sullen hebben te addresseeren. Lunae 11en october 1675 De heeren regeerders der stadt Rhenen vergadert sijnde, hebben de heeren gecommitteerdens wt den kerckenraadt alhier voorgestelt dat de heeren Franciscus Plante, predikant tot Breda, ende J. van der Strepen, ouderlingh, als gecommitteerdens vande kerckenraedt aldaer, op huijden in derselver vergadering hadde verthoont een acte waarbij den kerckenraadt van Breda den 8en october deses jaars tot haeren predikant hadde believen te beroepen den heer M. Henricus Troije, predikant alhier, versoekende ingevolge vandien van de eerwaardige kerckenraet acte van dimissie. Dat de eerwaardige kerckenraet [121v] hebbende goetgevonden alvorens dominee Troije te hooren ende desselfs goetvinden te verstaen gemelte dominee Troije verklaart heeft de saacke te refereeren tottet advijs vande kerckenraadt. Dat daar op de kerckenraadt hebbende geconsidereert de groote genegentheijt die de gemeente alhier tot den persoon van dominee Troije is hebbende, oock in aenmerckinge nemende dat de heeren vande magistraet soo in voorschreven consideratien als mede omdat de onkosten int beroep van dominee Troije aengewendt ende bij vertreck desselfs in ’t beroepen van een ander predikant in desselfs plaatse vorder aentewenden, bij dese luctueuse ende gantsch bekommerlijcke tijden voor dese stadt seer swaar sijn gevallen ende vorder vallen sullen haar achtbaren deselve dimissie veel licht haar niet en soude laetten welgevallen, derhalven goetgevonden hadden op ‘t versoeck van dimissie bij de heeren gecommitteerdens der kerckenraet van Breda niet te disponeeren voor ende aleer het selve de heeren vanden magistraet gecommuniceert ende derselver advijs ende goetvinden verstaen soude hebben. Alle ’t welcke bij de heeren regeerders in achtinge ende behoorlijcke deliberatie sijnde genomen, oock reflecteerende dattet beroep mede is geschiet op authorisatie van sijn hoogheijt, hebben geoordeelt, dat alvorens ‘t zij bij kerckenraadt ofte vorder op de versochte dimissie te disponeeren, sijn hoogheijt de voorschreven saecke behoorde te werden geremonstreert ende met alle mogelijcke redenen en motiven versoght ten eijnde het sijne hoogheijt goedertierene geliefte moge sijn, daarinne te consenteeren dat den heer M. Henricus Troije de gemeente alhier moge bijblijven.

106

[122r] Is vorder gelesen de requeste vande kerckenraet luijdende als volght. Aen de edele achtbare magistraet deser stede Verthoont met schuldige eerbiedigheijt de kerckenraet deser gemeijnte, dat sij ingevolge van u achtbaren consent vanden 25en meij laatstleden een aanvanck hebben gemaeckt tottet beroep van een tweede predikant in plaetse van wijlen dominee Andringa en dat met pluraliteijt van stemmen sijn op de nominatie gestelt Simon Oomius, N. van Vianen, Johannes Pieck, respectieve predikanten tot Purmerlant, Overlangbroek en Maesbommell, ende alsoo over de gemaeckte nominatie gerequireert wordt u achtbare approbatie. Soo versoeckt den kerckenraadt dattet u achtbaren goede geliefte sij haar dese gemaeckte nominatie te laetten welgevallen, twelck doende etc. Onderstont wt laste des kerckenraats tot Rhenen ende in aller naeme en was onderteeckent H. Troije. En is daar op geappoincteert De magistraet der stadt Rhenen laat sigh dese nominatie welgevallen, approbeerende deselve mits desen Is vorder gelesen de volgende missive van haar edel mogenden in date den 8en deses Edele erentfeste vrome Wij hebben nae examinatie vande respective quoïren [122v] van het familie ofte hooftgelt, mitsgaders van het extraordinaris middel te heffen over goederen toebehoorende persoonen buijtten dese provintie woonachtigh sijnde bij uedelen geformeert over de ingeseettenen van uedeles stadt ende opgedachte goederen, voor soo veel deselve daarinne staende ende gelegen sijn ondervonden dat de opgedachte quoïren seer defectueus ende gantsch buijtten onse meijninge ende intentie vervath bij onse resolutie over den opheff vande voorschreven respective middelen beraempt ende gearresteert, sijn ter neder gestelt, waaromme wij goetgevonden hebben uedelen bij desen te versoecken dat deselve op eenige leden van uedeles vroedschap commissie ende authorisatie willen decerneeren omme op dinghsdagh aenstaende ter vergadering van hare edele mogenden de heeren Staten deser lande te erschijnen ende aldaar de opgedachte quoïren te sien, nader examineeren, dresseeren ende van hare defecten suijveren hiermede etc. ende was geparapheert J. van Tuijl van Seroskercken ende ter ordonnantie vande gedeputeerden vande Staten ’s Lants van Utrecht, onderteeckent bij J. van Luchtenburgh. Waarop gecommitteert sijn de heeren borgemeester Klerck en Van Hooft, beijde ofte die ’t beste sall connen vaceeren, omme sigh ter dier fine te laetten vinden ter vergadering van haar edel mogenden ende aldaar te helpen delibereeren ende resolveeren als ten dienste vande provintie int gemeen ende dese stadt int particulier sullen bevinden te behooren. Actum bij de politie presentibus omnibus exceptis Varick, scabino, Berch, J. Boonsaeijer ende Beeck, senatoribus. [123r] Mercurij den 13en october 1675 [in de marge] familiegelt Rapporteerde den heer borgemeester Klerck, dat op gisteren sigh met den borgemeester Van Hooft hadde gevonden ter vergadering van haar edele mogenden ingevolge den brieff van verschrijvinge van date den 8en deses ende de opgevolghde commissie vande heeren vande magistraet, dat de heeren vande twee voorstemmende leden aldaar voor hare opinie hadden believen te verstaen, dat de cohiere bij de heeren van Amersfort nopens het familiegelt ofte hooftgelt overgelevert ende wtbrengende de somme van seven duijsent ses hondert en negen ende tachtigh gulden en thien stuijvers behoorde te werden vergroot

107

tot twaelff duijsent gulden, de cohiere van dese stadt ende vrijheijt vandien in plaetse van duijsent seven hondert ende vijftigh gulden tot twee duijsent gulden, die vande stadt van Wijck in plaetse van een duijsent gulden (sulx deselve was monteerende) insgelijcks tot twee duijsent gulden ende die van Montfoort in plaetse van ses hondert gulden tot een duijsent gulden. Dattet selve bij de heeren gecommitteerdens der stadt Utrecht ende die van de andre steden was over en aengecomen omme favorabelijck in den hare te rapporteeren ten eijnde eenmael die saecke afgedaen ende alsulx tot voldoeninge vande hooge recommandatie van sijn hoogheijt prompt ordre mochte werden gestelt tot furnissement van penningen waar wt de militie tot laste van dese provintie staende, moge werden betaelt alle ’t welcke in achtinge genomen ende behoorlijcke deliberatie sijnde geleght is [123v] verstaen dat, alhoewel de heeren regeerders deser stadt haar int opstellen vande cohiere ende den taux harer borgeren ende ingeseettenen selfs boven derselver vermogen hadden geëvertueert, echter in aensien vande jegenwoordigen hooghdringende noot ende tot betooningh van hare goetwilligheijt int contribueeren tot de gemeene saecke, den taux harer borgeren ende ingeseettenen sall werden vergroot met de somme van twee hondert en vijftigh gulden, ende alsulx gebraght tot twee duijsent gulden. Des de heeren borgemeesteren ter vergaderingh van haar edele mogenden sullen hebben te versoecken dat de heeren tottet examineeren vande memorie bij de regeerders deser stadt, all soo lange voor desen, nopende haar beswaar in aensien vande brantschattinge als anders overgelevert gecomitteerdens dienaengaende believen te rapporteeren, ten eijnde die saecke eenmaell tot soulagement haerder borgeren moge werden afgedaen ende sijn gemelte heeren gecommitteerdens voor haar aengewende debuoiren bedanckt. Is ingekomen ende gelesen het volgende requeste vanden kerckenraet alhier. Aen d’achtbare magistraet deser stede Verthoont met schuldige eerbiedigheijt de kerckenraet deser gemeijnte, dat sij gesien hebbende de approbatie van u achtbaren over hare gemaeckte nominatie, nodigh hebben geoordeelt u achtbaren voortedraegen de gewoonte te sijn om de genomineerde persoonen door [124r] gecommitteerdens soo van d’achtbare magistraet als van dese vergadering, te gaen hooren. Soo is ’t dat de supplianten mits desen sijn versoeckende om daar toe sodaenige voorsieninge te doen, dat sulx met den eersten magh geschieden, ’t welck doende etcetera. Onderstont wt last des kerckenraets ende in aller naeme ende geteeckent H. Troije. En is verstaen dat daar op soude werden geappoincteert. De magistraet der stadt Rhenen oordeelt ende verstaet, dat tot voorkominge van onkosten die bij dese tijt bij de stadt niet en konnen werden gesupporteert, de genomineerde persoonen alhier in loco souden connen werden gehoort en aen deselve ten dien fine tijdelijck de wtschrijvinge gedaen, ten eijnde het beroep voor de aenstaende classe tot Wijck te houden moge werden geperfecteert. Gelijck mede verstaen is, dat Abraham de Jode, tafelhouder alhier, aenstaende maendagh sall werden ontboden omme met den selven te accordeeren over ’t geene de diaconije alhier is competeerende nopens ’t overschoth vande panden. Actum bij de politie exceptis P. Taats, scabino ende Aelwijck, senatore. Lunae 18en october 1675 Rapporteerde de borgemeester Klerck, dat neffens den borgemeester Van Hooft sigh ter

108

vergadering van haar edele mogenden hebbende gevonden, aldaar het tractaet tussen onsen stadt, Spaengien ende Munster was geratificeert. [124v] Dat weder op ’t tapijt sijnde gebraght de saecke nopende het hooft off familiegelt de heeren van Amersfort dienaengaende hadden ingebraght ende laten registreeren ’t geene volght. Gehoort het vande heeren gecommitteerdens ter beschrijvinge geweest sijnde, omstandigh verhaelende dat de heeren geëligeerden, edelen en ridderschappe alsnoch hadden verklaart bij hare sentimenten te persisteeren ende dat vervolgens de stadt Amersfort int middel vant hooft off familiegelt de somme van twaelff duijsent gulden behoorde te supporteeren ende dat de heeren der stadt Utrecht bij resolutie hadden ingebraght, dat gemelte stadt Amersfort ten minsten behoorde te werden verhoogt tot de somme van vijftien duijsent gulden en andere steden naar advenant, dat sij gecomitteerdens insiende de jegenwoordige constitutie van saecken ende seer genegen wesende alles te contribueeren tot den gemeenen welstandt dat mogelijck is op approbatie vande heeren hare principalen hadden aengenomen hare quoïren aengaende het opgedachte hooft off familiegelt ter vergadering van haar edel mogenden ingebraght, te verhogen tot een somme van negen duijsent gulden met beloften vande voornoemde quoïre noch aldaar te sullen examineeren ende resumeeren. Ende in cas mochte bevonden worde dat het uijterste vermogen van hare borgers ende ingeseettenen het eenighsints quam toetelaetten, dat deselve cohiere noch tot hoger somme souden trachten te brengen ende dat het selve ter hooghstgedachte [125r] vergadering hadden laetten registreeren. Waar op gedelibereert sijnde verklaeren de regeerders der stadt Amersfort serieuselijck reflecteerende op het groot vervall ende armoede harer borgeren en ingeseettenen het furnissement van twaelff duijsent gulden int voorschreven hooft en familiegelt voor haar te wesen een absolute impossibiliteijt ende onmogelijckheijt, niettemin respectuelijck regardeerende op de hooge recommandatie van sijn hoogheijt den heere prince van Orange, mitsgaders op den jegenwoordigen calamiteusen ende seer droevige toestant van tijd ende saecken haar wel te laten gevallen de bovengemelte praesentatie van hare heeren gecommitteerdens ter hooghgedachte vergaderinge gedaen, sonder haar vorder te connen elargeeren. Ende dat laetstelijck nopende de voorschreven saecke was goetgevonden, verstaen ende geresolveert, dat de stadt Utrecht volgens d’aenbiedinge vande heeren desselfs regenten int voorschreven middel sal contribueeren, furneeren ende te berde brengen de somme van ’t sestigh duijsent gulden, de stadt Amersfort twaelff duijsent, de stadt Rhenen twee duijsent, de stadt Wijck gelijck twee duijsent gulden ende de stad Montfoort een duijsent gulden. Dat mede verstaen ende goetgevonden was de saecke vande gevangene predikanten etcetera aen sijn hoogheijt ende de generaliteijt op ’t hoogste te recommandeeren, ten eijnde aenden heere de ruijters daar over geschreven werde. Actum als boven op de politiedagh. [125v] Solis 24en october 1675 Den borgemeester Van Hooft hebbende gesustineert, dat de aenstaende tour ter vergadering van haar edele mogenden de gedeputeerden die de twede voor dese stadt int lopende jaar sal wesen, aen hem als twede borgemeester behoorde te comen ende den borgemeester Klerck daar tegens, dat naar stijle van alle oute tijden alhier gebruickelijck,

109

oock heeft die twede tour hem als eerste borgemeester oock is competeerende, sijn daar op versocht ende gecommitteert de heeren Vonck, Van Lienden ende Varick, schepenen, Aelwijck en Van Gilsen, raden, omme de heeren borgemeesteren te accordeeren ende daar van te rapporteeren. Presentibus omnibus exceptis P.Taats en A. Boonsaaijer, scabinis, D. Taats, Beeck en Van Driel, senatoribus. Lunae 25en october 1675 Rapporteerde de heeren Vonck, Varick, schepenen, Aelwijck en Van Gilsen, raden, dat ingevolge de resolutie commissoriaell, op gisteren bij de heeren vande magistraet genomen, bij den anderen waeren geweest ende nae lange conferentie met beijde de heeren borgemeesteren gehouden aengaende de comparitie ende gedeputeerden voor dit aenstaende vierendeel jaars, sijnde het twede in dit lopende jaar, ende naar gedaene verscheijdene voorslaegen ten eijnde welgemelte heeren borgemeesteren den anderen daarinne mochten verstaen, eijndelijck hadde voorgestelt dat den heere borgemeester Klerck selfs oock voor dit aenstaende vierendeel jaars conform vorige usantie ende gebruijck soude continueeren [126r] inde comparitie ter vergadering van haar edele mogenden de gedeputeerden vande Staten deser provintie. Des niettemin aenden heere borgemeester Van Hooft soude wtkeeren de somme van een hondert gulden, dat den heere borgemeester Klerck den selven voorslagh sigh hebbende laten welgevallen ende den heere borgemeester Van Hooft ’t selve hebbende genomen in deliberatie alhier ter vergadering vande politie dienaengaende niet alleen mochte werden verder gedelibereert ende geresolveert, nemaer oock selfs in toecomende, op dat alsoo eenen vasten voet dienaengaende mochte werden beraempt, de heeren borgemeesteren Klerck en Van Hooft mettet voorschreven gerapporteerde sigh hebbende geconformeert, mits desen daarinne acquiesceerende, is naer omvraege hooft voor hooft gedaen, goetgevonden ende voor nu alsdan ende dan alsnu gearresteert, dat ingevolge ’t geene voorschreven oock in toecomenden altoos ende soo dickwils in een lopende jaar voor den tour van dese stadt sullen vervallen twee vierendeelen jaars alsdan wel den eersten borgemeester deselve touren sal aennemen ende ingevolge vandien daar toe commissien werden gedepescheert. Edoch dat mede altoos bij den eersten aenden tweden borgemeester in aensien van het twede vierdendeel jaars sall werden wtgekeert ende wt de ordonnantie betaelt gelijcke somme van een hondert gulden. Aldus eenparighlijck goetgevonden, wtgesondert Wijckerslooth en Verweij, schepenen, Van Gilsen, Van Driel ende Cupius, raeden, die voor haar opinie inbrachten dat in cas van het voorschreven twede vierendeel jaars den tweede borgemeester oock behoorde te compareeren ter hooghgemelte vergadering. Presentibus omnibus exceptis A. Boonsaaijer, scabino, ende Beeck, senatore. [126v] Lunae 1en november 1675 Den borgemeester Klerck de politie hebbende doen convoceeren, heeft voorgedraegen, dat ter vergadering vande gedeputeerden Staten deser provintie was verstaen, dat de quoire vant familiegelt over dese stadt ende vrijheijt vandien ter kamere van haar edele mogenden finantie moest werden overgebraght ende hebben voorts daar op de heeren vande magistraet den heere secretaris Cornelis Klerck geordonneert ingevolge sijne ontfangene ordres deselve te perfecteeren, authoriserende vorders den selven tot den ontfanck vant voorschreven familiegelt des te doen ten overstaen vande commissarissen vande weeck dat op sodane profijten als bij d’ordonnantie van haar edele mogenden desen aengaende staen wtgedruckt.

110

En rapporteerde vorder gemelte borgemeester Klerck, dat ter vergadering van Staten den 28en des voorlede maent was gelesen eene missive van sijn hoogheijt van 4en november nieuwen stijll geschreven op Soesdijck, recommanderende daar bij, dat aende militie bij de te rugh komst wtte campagne twee maenden soldije mochte werden betaelt, ten eijnde daar door mochten bequaem gemaekt sijn om de vereijste recruteeringe te connen doen, en was deselve voor notificatie aengenomen. Ende dat dienaengaende nadien daarinne tacite wierdt gepraesupponeert als off dese provintie inden aencomende jaere deselve militie ende quote weder souden moetten betaelen, daar nochtans deselve tot sulx gantsch onvermogen is, mede goetgevonden was daer over aen sijne hoogheijt eene besendinge te doen mett verthoon van den staet der finantie van dese provintie. [127r] Dat mede ter selver vergaderinge ingekomen ende gelesen was eene missive vanden hove, contineerende eenige klachten over dat bij die vanden gerechte der stadt Utrecht was gesententieert over haaren clercq bij haarlieden wt de gijsel camer doen haelen, met serieus versoeck van kennelijcke reparatie deswegen ofte dat andersints met goetvinden van haar edele mogenden die saecke genootsaeckt souden sijn te stellen ter decisie van sijn hoogheijt als erfstadthouder deser provintie. Dat de voorstemmende leden daar op hadden geseght, dat ingesien de voorschreven praecipitante proceduren van die vande stadt Utrecht, onaengesien haare aengebodenen mediatie die haar weder de novo aenpresenteerden, ten eijnde die vanden hove satisfactie mochte geschieden. Bij weigeringe vandien die vanden hove de behelpelijcke hant souden bieden ende bij sijn hoogheijt daar van reparatie versoecken. Ende dat daar op uijttinge van die vande stadt hebbende versoght, eijndelijck de voorschreven mediatie bij haar was aengenomen, ingevolge van t welck uijt de heeren geëligeerden ende ridderschappe daar toe gecommitteert wierden de heeren Rosa, Cattendijck, Groenewoude ende Duckenburgh, met versoeck ende recommandatie aende exteaördinaris raden, omme de heeren van den hove daar van kennisse te willen geven, ten eijnde bij deselve gelijck oock die vande stadt aennaemen mede mochten werden gecommitteert. Presentibus omnibus exceptis Van Hooft, consul, P. Taats, scabino, D. Taats, Beeck, Bercheijck, senatoribus. Solis 7en November 1675 Rapporteerde den borgemeester Klerck, dat neffens d’andere heeren gecommitteerdens vande magistraet den 2en deses met den tafelhouder alhier nopende [127v] het overschoth der pande hadde geaccordeert, dat den selven in voldoeninge van sijn verschuldighde dienaengaende aende diaconije alhier soude betaelen een hondert en ses ende twintigh gulden alsse een derdepart vandien aenstonts, een derdepart een maent nae desen ende het resteerende derdepart een gelijcke maent daarnae ende soude daar mede tot desen tijt toe sijn geliquideert en is het selve in dier voegen geapprobeert ende voorts verstaen, dat nae desen soo dickwils ende mennighmaell de verstaene panden sullen werden vercocht den naest volgende vercoopdagh daar aen den tafelhouder met de gecommitteerdens vande magistraet aenlangende t’geene voorschreven sal moetten suijveringe maecken ende afreeckenen ende vervolgens sijn debet daar bij aen de diaconije wtreijcken ende betaelen. En is voorts goetgevonden te schrijven aenden heere raetsheere Els tot Arnhem als volght. Hoogh edel geboren heer Wij vinden bij de weesmeesters reeckeningen inden tijt alhier den 12e oost 1656 geslootten, dat u hooghedele met denselven weesmeester den 4e november hebt

111

afgereeckent ende bevonden is dat van seecker capitael van ses hondert gulden u hooghedele bewust aen renten waren verlopen deselve gereeckent sijnde tot den 6en

october 1654 de somme van vier hondert en achtien gulden en acht stuijvers in minderinge van welcke somme u hoogh edele heeft betaelt een hondert achtien gulden en acht stuivers die oock bij den selven reeckening in sijne opgemelte reeckening sijn verantwoordt [128r] hebbende u hooghedele bij de voorschreven afreeckeninge aengenomen de resteerende drie hondert gulden te betaelen binnen de drie doenmaels naestcomende jaren, dus jaarlijcks een hondert gulden met bedingh dat de renten tot seven en dertigh gulden thien stuijvers souden lopen tot de effective aflossinge toe vant voorschreven capitael van ses hondert gulden. Wij hebben mede bevonden dat u hooghedele ’t zedert den 13en meij 1661 aen handen van Anthonij van Berck hebt betaelt twee hondert een en veertigh gulden thien stuijvers wegens verschenen renten ende noch den 8en september 1662 boven het capitael van ses hondert gulden negen en dertigh gulden elf stuijvers aen den selven Van Berck. Ende alsoo met de voorschreven betaelinghe het voorschreven capitael met de interesse van date vande voorschreven aflossinge toe verschenen op verre nae niet en connen sijn voldaen. Dat oock Huijbert Henrickz. van IJsendoorn ons beright van u hooghedele eenige penningen dienaengaende te hebben ontfangen, waar van hun de juste somme is ontgaen, heeft den selven ons versoght en hebben wij ons oock ten dienste der wesen verplicht gevonden u hooghedele mits desen te versoecken, dat de moeijte believe te neemen van’t gepasseerde dienaengaende eens naetesien ende ons met den aldereersten kennisse te geeven wat penningen op wat tijt en aen wie bij u hooghedele wegens ’t voorschreven capitael ende verschenen interesse betaelt sijn. U hooghedele sult ons daar mede een aengenamen dienst doen, die wij altijt danckelijck sullen soecken te erkennen, waar mede etcetera. Actum utsupra op den politiedagh. [128v] Mercurij 10en november 1675 Is het beroep van dominee Pieck tot predikant alhier, staende tegenwoordigh tot Maesbommel, sulx bij de kerkenraet is gedaen, geapprobeert als geapprobeert wert bij desen. Present Klerck, Van Hooft, consulibus, Vonck, Boonsaaijer, Verweij, IJsendoorn, scabinis, Kupius ende Aelwijck, senatoribus. Solis 14en november 1675 Den heere borgemeester Klerck hebbende gerapporteert ter vergaderingh, dat de heeren gecommitteerdens van Breda haarlieden wederom alhier gevonden ende inden kerckenraet op huijden hadden voorgestelt, dat sijn hoogheijt hadden kennisse gegeven vande acte bij de heeren vande magistraet deser stadt, den 11en october deses jaars haarlieden ter handen gestelt, waar bij was geresolveert, dat alvorens bij den kerckenraet ofte vorder op de versochte dimissie van dominee Troije te disponeeren, sijn hoogheijt deselve saecke wt redenen daarinne gemelt, behoorde te werden geremonstreert ende met alle mogelijcke motiven versoght ende daar toe gedisponeert, ten eijnde het sijne hoogheijts goedertierene geliefte mochte sijn, daarinne te consumeeren, dat den heere Troije de gemeente alhier moge bijblijven. Ende dattet sijne hoogheijt belieft hadde rondelijck daar op ter verklaeren, dattet sijns hoogheijts goetvinden was, dat dominee Troije het beroep accepteeren [129r]

112

ende de dimissie daar op vervolgens verleent soude werden. Ende dat ingevolge vandien de eerwaarde kerckenraedt oock hadden goetgevonden deselve dimissie te verlenen, hebbbende bovendien welgemelte heeren gecommitteerdens van Breda versoght, dat de heeren vande magistraet de voorschreven verleende dimissie haar achtbaren beliefden te laetten welgevallen. Is eenparighlijck goetgevonden inde voorschreven dimissie te consenteeren ende dat daar van behoorlijcke acte aende opgedachte heeren gecommitteerdens sal werden wtgegeven. Ende heeft den borgemeester Klerck voorgebraght een concept dimissie bij sijn edele geconcipieert ende opgestelt voor den kerckenraet, ’t welck de magistraet haar heeft laetten welgevallen, luijdende als volght. De kerckenraet der stadt Rhenen sijnde voorgekomen het beroep bij de eerwaarde kerckenraet der stadt Breda selfs mede op authorisatie van sijn hoogheijt op den persoon vanden heer meester Henricus Troije, predikant alhier, den 8en october deses jaars gedaen ende daar op den 11en daaraenvolgende door de heeren gecommitteerdens des kerckenraets van Breda versoght sijnde te willen verlenen behoorlijcke dimissie, hadden in insichte den selven heere Troije niet alleenlijck dese gemeente was bijgekomen met seer loffelijcke getuichenissen van de gemeente van Maestricht, daar wt haarlieden was bijgekomen, nemaer dat oock ’t zedert en gedurende die tijt dat de gemeente alhier was bijgeweest, niet alleen sigh hadde gethoont te sijn gesont inde leere maar boven dien sigh in alle saecken die in een goet en getrouw leeraer werden gerequireert, [129v] hadde bethoont seer wtmuntende, de meer dan ordinaire gaven hem van Godt Almachtigh toevertrouwt, met allen ijver tot contantemente van eenen ijgelijcken, tot winste der zielen besteedende ende daar door de gemoederen, soo van magistraet, kerckenraet als oock de geheele gemeente, soodanigh aen sigh hadde geobligeert, dat en denselven haeren waerden en eerwaarde medebroeder in insien vande voorschreven hertgrondige genegentheijt deser gemeente ’t zijnwaerts met alle vordre mogelijcke motiven hadden soecken te bewegen omme het voorschreven gedefereerde beroep des eerwaarde kerckenraets van Breda te declineeren ende de gemeente bijteblijven en te gelijck oock met communicatie ende goetvinden vande heeren vande magistraet deser stadt hadden goetgevonden voor het verleenen vande versoghte dimissie te doen het wtterste tentamen. Ende alsulx van sijn hoogheijt te versoecken dattet sijne goedertierene geliefte mochte sijn, daarinne te consenteeren, dat den heere Troije de gemeente alhier mochte bijblijven ende daar op wt de heeren gecommitteerdens van Breda tot de hooghste droefheijt haerer zielen gantsch onverwacht verstaen hebbende, dat sijn hoogheijt rondelijck hadde believen ter verklaeren dattet sijne hoogheijt goetvinden was, dat de heere Troije het gedefereerde beroep vande eerwaarde kerckenraet van Breda accepteeren ende de dimissie daar op vervolgens verleent soude werden. Hebben gantsch ongeerne ende met de hooghste droefheijt de versochte dimissie geaccordeert, [130r] verwachtende dat de gemeente van Breda sijn eerwaarde met sodaene blijdschap sullen ontfangen als van dese gemeente met droefheijt verlaetten werdt, biddende den Almogenden Godt, dat dese sijnen getrouwen dienaer in den dienst aldaer vorder mildelijck believe te segenen, opdat het rijcke onses zalighmakers daar door opgebouwt ende het rijcke des satans meer en meer vernietight moge werden, aldus gedaen etcetera. Is mede gerapporteert, dat dominee Pieck van het beroep deser kerckenraet met opgevolghde approbatie vande magistraet door missive des kerckeraets hebbende kennisse bekomen, bij rescriptie hadde verklaart het selve te sullen amplecteeren ende dat daarop den kerckenraet hadden believen te committeeren dominee Troije, omme soo bij den classen als elders daar ’t behoort vorder te doen, ’t geene tot voltreckinge van’t selve beroep soude moge werden gerequireert, welcke commissie de heeren vande magistraet haar mede hebben laetten welgevallen. Actum in pleno collegio.

113

Mercurij den 23en november 1675 Is gerapporteert dat alle bijschoolen soo Achterbergh als in dese stadt werdende tot nadeel van den ordinaris aengenomene schoolmeester alhier gehouden, wtgesondert alleenlijck Meitje9 Lijsters, hier mede sullen cesseeren, statuerende een poene van 25 gulden, tegens een ijder contrarie dese onse resolutie doende. [130v] Is mede gelesen den volgenden brieff van verschrijvinge van haar edele mogenden de gedeputeerde Staten deser provintie, gedateert den 16en deses. Edele erentfeste vrome, Omme te delibereeren ende resolveeren over den staat van oorloogh bij sijne hoogheijt ende den raad van Staten geformeert over den aenstaende jaar 1676 hebben wij die gemeene Staten vanden lande van Utrecht doen beschrijven jegens donderdagh den 25en deser lopende maent ouden stijll toecomende des voornoens tegen negen uren inde Staten camere binnen Utrecht, uedele versoekende hare gecommitteerdens in competenten getale ende volkomentlijck geauthoriseert mede aldaar ten daege, uijre en fine voorschreven te willen senden. Hier mede blijft Gode bevolen geschreven ’t Utrecht den 16en november 1675 ende was geparapheert Car. Valckenaer. Onderstont ter ordonnantie ende was geteeckent J.V. Luchtenburgh. En sijn ten fine als bij deselve gecommitteert beijde de heeren borgemeesteren. Presentibus omnibus excepto Verweij, scabino. Mercurij den 30en november 1675 Rapporteerde den borgemeester Klerck, dat den 25en deses ter vergaderinge van haar edele mogenden de Staten deser provintie gelesen was de missive vanden Raet van Staten, waar mede de overgesondene staet van oorloogh over den aenstaende jare [131r] 1676 is geaccompagneert geweest ende dat tot examinatien vandien gecommitteert waeren de heeren Hardenbroeck, Cattendijck, Schonauwen, Amelisweert, Straten ende Gerobulus. Dat mede gelesen was eene missive vande regeerders van Amsterdam, aenlangende het beswaar der ingeseettenen van Hollant, die in dese provintie gegoet sijn int extraördinair middel bij ’t familiegelt ingewillight ende dattet selve gestelt was in handen van gecommitteerdens over ’t familiegelt gebesoigneert hebbende. De gildemeesters vant kraemers gilt alhier gehoort ende daar op gesien sijnde den gildebrieff bij de heeren vande magistraet haar den 4en september 1641 wtgegeven, is verstaen dat Henrick Meessen niet en sall vermogen te continueeren int verkopen van hantschoenen ten zij alvorens sijn borgerschap ende het gilt sulx behoort sall hebben gewonnen. Presentibus omnibus excepto Taats, scabino. Lunae 6e december 1675 Is tot nieuwen giltmeester van Nicolau gilt alhier in plaetse vanden afgaende wtte ten dien eijnde overgeleverde nominatie geëligeert Peter van Hoeven. Actum utsupra. [131v] Martis 7e december 1675 Hebben de heeren vanden gerechte geresolveert dat op alle rechtdagen des winters voor de klocke thien ende ’s somers voor negen uren de leden vanden gerechte haar sullen moetten laetten vinden op den stadthuijse op poene van ses stuivers te verbeuren bij die geene naar de voorschreven gepraefigeerden ure komen. Ende dat de procureurs voor die selve ure oock hare rollen sullen hebben te doen boven leveren ende alvorens deselve sijn afgedaen oock niet absenteeren op poene van 4 schellingen ijder reijs bij den contraventeur deses te verbeuren. Presentibus Klerck ende Van Hooft, consulibus, Varick, Boonsaeijer, Taats, Wijckerslooth, scabinis.

9 Lezing onzeker.

114

Martis 14e december 1675 Is goetgevonden bij missive haar edele mogenden seer instantelijck te versoecken, dat derselver gecommitteerdens dogh mogen doen rapport nopende de brantschattinge in maniere als volght. Edele mogende heeren, Den 15e september des voorledene jaars 1674 ons sijnde gebleecken wttet placcaet dienaengaende geëmaneert dattet uededele mogenden belieft hadde den 5en desselven maents als wanneer geene onser gecommitteerdens praesent waeren geweest [132r] te arresteeren vier middelen die souden dienen tot aflossinge vande capitalen die tot de laetste brantschattinge waeren genegotieert ende daar bij bij sommiere calculatie ende overslagh hebbende bevonden, dattet geene de borgeren en ingeseettenen deser stadt ende vrijheijt in gevolge vandien souden moetten contribueeren, seer verre was excederende selfs die somme die de vijanden ons wegens de brantschattinge hadden afgeeijst ende waar over met deselve was geaccordeert, hadden onse gecommitteerdens gelast uedele mogenden dienaengaende overteleveren een memorie van beswaar ende daar bij uedele mogenden te remonstreeren dat in gesien de borgeren ende ingeseettenenen onser stadt ende vrijheijt geensints nevens andre ingeseettenen deser provintie en hadden gejouisseert van het contract met den vijandt wegens de brantschattinge aengegaen, nemaer ter contrarie bij derselver vertreck negen daegen, aen den anderen op een onseghlijcke wijse, waeren geplondert ende getijranniseert gelijck allesints uedele mogenden was bekent ende derhalven oock wel billiijck soude sijn geweest, dat deselve onse borgeren ende ingeseettenen soude hebben gebleven buijtten sodaene lasten die tot aflossinge vande brantschattinge souden hebben geworden geheven, echter in onsen naeme souden praesenteeren onaengesien alle vorige calamiteijten selfs boven andere ingeseettenen deser provintie door desen luctueusen oorloogh insonders bij den wttocht der vijanden ende alsulx naar de gedaene redemptie der brantschattinge geleden de quote ons bij de viijanden aengeschreven ende daar op geaccordeert is, ter comptoire te brengen, mits dat daar aen werde gedefalqueert ’t geene onse borgeren soo wegens hare gagie dat inde belegeringe [132v] tot Nijmegen sijn geweest als andersints was competeerende breder in deselve memorie gededuceert ende waar over d’andre steden prompelijck hare voldoeningen al voor soo langen tijt hebben gehadt. Wij hebben oock doen ter tijt wttet rapport van onse gecommitteerdens mette hooghste aengenaemheijt verstaen dattet uedele mogenden belieft heeft aenstonts te committeeren omme deselve onse memorie te examineeren ende te rapporteeren ’t zedert welcken tijt onse borgerije neffens andre ingeseettenen deser provintie wederom sijnde opgelecht die beswaarlijcke schattinge van’t familie offe hooftgelt hadden wij int opstellen vande quoire ende den taks onser borgeren ons niet alleen selfs boven derselver vermogen geëxtueert nemaer oock naderhandt de verhoginge volgens uedele mogenden goetvinden gewillighlijcks aengenomen alomme omme te bethoonen onse wtterste goetwilligheijt omme te contribueeren tot de gemeene saecke, alleenlijck onse gecommitteerdens doenmaels mede lastende ter vergaderinge van uedele mogenden te versoecken, dat de heeren tottet examineeren vande opgemelte memorie gecommitteert dienaengaende souden believen te doen rapport, op dat die saecke eenmael tot soulagement onser borgeren mochte werden afgedaen. Wij hebben mede van tijt tot tijt alle mogelijcke middelen, soo bedreijginge van executien als andersints, aengewendt, ten eijnde het selve familiegelt promptelijck mochte werden geint ende ter comptoire gebraght. Edogh tot ons wtterste leetwesen daarinne niet gevonden dien voortganck als wij hadden verwacht ende gehoopt, bevindende ende steedts ons voorkomende dat boven de grootte armoede onser borgeren oock daar van oorsaeck is [133r] de algemeene klachte van dattet uedele mogenden op onse voor soo langen tijt ingediende memorie ende beswaar daarinne aengetogen niet en hebben connen goetvinden tot noch toe te disponeeren. Wij hebben onse plicht geacht van’t geene voorschreven uedele mogenden kennisse te geven, ten eijnde uedele mogenden mogen verseeckert sijn dat geensints aen onse zijde eenige

115

naelatigheijt is geweest omme ’t selve familiegelt naar ons wtterste vermogen te doen vorderen, gantsch gedienstelijck uedele mogenden derhalven versoeckende dat derselver goetvinden moge sijn, dat uedele mogenden gecommitteerdens dienaengaende mogen werden gedisponeert als uedele mogenden naar alle aequiteijt ende in consideratie vande redenen ende motiven in onse memorie gededuceert sullen bevinden te behooren. Waar mede etcetera. Actum utsupra op den politiedagh. Martis 21en december 1675 Rapporteerde de borgemeester Klerck dat ter vergaderinge van haar edele mogenden de Staten deser provintie gehouden den 17en deser maent december, nopende den staet van oorloogh over den aenstaende jaere 1676 de heeren geëligeerden voor haar opinie hadden geseght, dat de militie souden aennemen als in den voorledene jaere ende tot betaelinge van deselve haar ten wtersten ende soo veel mogelijck evectueeren waar mede haar de heeren edelen en ridderschappe [133v] hadden geconformeert. Edogh dat de stadt ende steden hadden verklaart vermits de pure en absolute onmogelijckheijt door ’t vervall harer borgeren ende ingeseettenen maar de halve quote te connen inwilligen ende dat daar op de heeren voorheen tottet examineeren vande staet van oorloogh gecommitteert versoght waeren omme die saecke tot eenparigheijt te brengen ende daar toe middelen en voorslaghen te doen. Dat mede door de heeren gecommitteerdens ter generaliteijt was kennisse gegeven dat de decisie bij sijn hoogheijt ende den vorst van Vrieslandt over den voorrangh tussen dese provintie ende Vrieslandt was ergaen, edogh noch niet geopent. Actum utsupra op de politiedagh. Den 4en januarij 1676 Rapporteerde de borgemeester Klerck dat de heeren edelen den 30en des voorledene maents ter vergaderinge van haar edele mogenden hadden bekent gemaeckt ende geproponeert, dat aenden heere Everhard Both vander Eem hadden gedefereert het raet ende rentmeester ampt vande domeijnen ad vitam ende ingevolge vandien hadden versoght approbatie in forma ende dattet selve geaccordeert was.

Dat mede de stadt ende steden haar met de twee voorstemmende leden hadden geconformeert

[134r]

ende alsulx neffens deselve aengenomen den staet van oorloogh over desen jaere in voegen als in voorige notule mits op lijdelijcke termeijnen gestelt ende met geene executien overrompelt en werden ende dattet sal cesseeren soo haest het vrede is ende dat daer op de heeren gecommitteerdens tottet examen vande opgemelte staet van oorloogh gerecommandeert was omme optestellen hare remarques ende aenwijsingen waarinne dese provintie daarbij in eenige posten beswaart is. Actum utsupra op den politiedagh.

Martis 25en januarij 1676 op den rechtdagh

Is voor den gerechte gebraght een reijssack gevonden bij Claes inde Grebbe, welcke geopent sijnde daarinne bevonden sijn vier geltsacktjes met gelt, waar van drie gesegelt ende een onbesegelt was, twelck laetste in een ander leegh sacktje is gedaen ende mettet borgemeester Signet gecachetteert ende alsoo den deurweerder Lijster ter handen gestelt tot bewaringe ter tijt toe den eijgenaar vandien sigh soude openbaeren. Aldus gedaen bij ’t volle gerecht.

116

Den 1en februarij 1676

De magistraet der stadt Rhenen in ervaringe gekomen sijnde, dat Jacob Boll aen seecker persoon, wonende inde Betuwe, getrout sijnde aende doghter van Jacob Roelofsen, heeft verhuijrt sijne hofstede gelegen Achterbergh, contrarie de

[134v]

resolutie vande heeren vande magistraet dicteerende dat niemant sijne huijsinge, ‘tzij inde stadt ofte vrijheijt vandien gelegen, magh verhuijren aen ijmant buijtten dese jurisdictie woonende, ten zij alvorens daar toe sall hebben geobtineert speciael consent vande magistraet ende dat op de boete van vijftigh gulden bij den contraventeur te verbeuren, hebben goetgevonden gemelte Jacob Boll te ordonneeren gelijck derselven geordonneert werdt mits desen sigh te reguleeren naar gemelte resolutie ende alsulx sijne huijsinge aen gemelte persoon niet in huijre te doen, ten zij alvorens daar toe behoorlijck consent sal hebben geobtineert. Actum utsupra.

Den 5en februarij 1676

De politie vergadert sijnde is voorgedraegen het versoeck van dominee Pieck omme te mogen hebben restitutie van sijne onkosten gevallen over het verplaatsen van sijne goederen van Maesbommel ende daarop ingesien de specificatie dienaengaende bij sijn eerwaarde overgelevert, monteerende ter somme van een hondert en dertien gulden, is verstaen dat ordonnantie sal werden verleent op de cameraar Boonsaeijer ter somme van eenhondert ende twintigh gulden.

Is mede gelesen seecker requeste bij den heer

[135r]

Aelbert Steck als speciale geauthoriseerde vande kerckenraadt veenraeden en buurmeesteren in Veenendaell gepresenteert, daar bij versoeckende commissarissen ten fine de gemelte drie collegien int nomineeren van een goet schoolmeester ende voorsanger aldaar met deselver goede raat geassisteert ende dienvolgende met een bequaem en stichtelijck persoon moge werden versien ende verstaen dat daar op soude werden geappoincteert als volght.

De magistraet der stadt Rhenen insiende de redenen in desen geallegueert ende naerder geleth op het omstandelijcke bericht desen aengaende gehoort, hebben goetgevonden te committeeren gelijck haar edele achtbaren committeeren mits deser de heeren borgemeesteren Klerck en Van Hooft, mitsgaders Vonck van Lienden en Varick, schepenen, ten fine als in deselve requeste verhaelt, met begeeren dat de handt daar aen sall werden gehouden, ten eijnde een goet ende habiel persoon tot de ampten in desen geroert moge werden verkoren sonder andersints op eenige particuliere recommandatien reflectie te nemen, reserveerende ten dien fine haar edele achtbaren nadere approbatie. Actum utsupra. Presentibus omnibus exceptis Wijckerslooth en Verweij, scabinis, Kupius en Van Driel, senatoribus.

Den 14en februarij 1676

117

Rapporteerden de heeren Klerck en Van Hooft, borgemeesteren, Vonck van Lienden en Varick, schepenen, dat achtervolgende haar edele commissie in date de 5en februarij 1676 haarlieden den 7en dito

[135v]

hebben gevonden in Veenendaell, dat neffens den kerckenraet veenraeden ende buurmeesteren sijnde gecompareert op het choor omme aldaar sessie te nemen ende een aenvangh vande besoignes (waar toe gecommitteert waeren) te maecken ende insiende dat een groote confluentie van volck inde kercke was toegelopen, hadden geoordeelt dat om haere vrije deliberatie te hebben de luijden sigh wt de kercke behoorde te absenteeren en soo wat te versoecken hadden, sigh dan konden aengeven, goetgevonden is door den koster de meninghte van volck aldaer sijnde te doen aenseggen, dat wt de kerck soude believe te gaen, ten eijnde in haere te doene besoignes niet en mochten werden geturbeert, dat den selven koster hebbende gerapporteert datse alle onwilligh waeren wttegaen, de borgemeester Klerck en dominee Brinckhuijsen wttet choor sijn gegaen ende den borgemeester Klerck wegens de gesamentlijcken gecommitteerdens vande heeren vande magistraet ende alsulx in naem vande magistraet ende dominee Brinckhuijsen in naeme vande kerckenraet alle de voorschreven praesente hebben versoght te willen wtte kercke gaen, op dat de respective collegien neffens de gecommitteerdens vande heeren vande magistraet hare vrije deliberatien mochten hebben. Dat daar op Jacob Bouwmeester hebbende geantwoort dat de gemeente het recht van stemmen hadden inde aentevangene besoignes, gemelte borgemeester Klerck voor ende den borgemeester Van Hooft nae iterativelijck hebben geseght dat de meeninge

[136r]

niet en was inde aengeleghde vergaderinge resolutelijck te disponeeren ende te resolveeren, edogh dat alleenlijck hare vrije deliberatien mochten hebben ende soo ijets voortedraegen hadden, het selve door gecommitteerdens behoorlijck souden doen. Echter onaengesien vandien ende niettegenstaende het meermaelen was gerepeteert ende iterativelijck daar toe waeren versoght, Jacob Bouwmeester sonder dat ijmandt vorder sprack, heeft geantwoort, in allen gevalle wij sijn de heeren niet inde weegh, waar op goetgevonden is tot voorkominge van alle tumulte ende om haarlieden niet te stellen in pericule die haarlieden door quaetwillige soude hebben connen overkomen, te scheijden.

Ende ingesien soodaene vuijligheden ende inordentelijckheden moetten werden tegengegaen ende dat oock bericht werdt gedaen, dat te bevorens groote kleijnigheden bij eenige quaatwillige inde kercke aen den persoon vanden predikant sijn geschiet, alles in een landt van justitie niet tolerabell. Soo is, alvorens naeder in desen te disponeeren, de heere hooftofficier Smissaert geauthoriseert gelijck den selven geauthoriseert werdt mits desen omme sigh nopende het voorschreven gepasseerde naerder te informeeren omme ’t selve gesien sijnde naeder gedisponeert te werden, sulx alsdan bevonden sall werden te behooren. Ende nadien den heere officier tot sijn edele informa noodigh sall hebben copije ofte extract van’t geene desen aengaende in Veenendaell is gepasseert, alles berustende onder dominee Brinckhuijsen, predikant in Veenendaell. Soo is verstaen dat den heere officier een acte ter handen sall werden

[136v]

gestelt, waar bij dominee Brinckhuijsen sal werden gelast behoorlijcke extracten aen den heere officier dienaengaenden wtteleveren ofte dat andersints aen gemelte dominee

118

Brinckhuijsen sall werden wtgelevert extract uijttet voorschrevene gedaene rapporteerde dese op gevolghde resolutie vanden heeren vande magistraet die sijn edele voor deselve acte connen dienen.

Is mede gelesen het volghende requeste

Aende edele achtbare heeren vande magistraet der stadt Rhenen

De kerckenraet der gemeijnte Jesu Christi alhier verthoont met behoorlijck respect soo door het vertreck van dominee Henricus Troije nae Breda in hare gemeijnte een ordinaris leraar deficieert ende dewijle de stichtinge derselver gemeijnte vereijst, dat die vaceerende plaetse met een ander bequaem leraer vervult worde, versoeckt gemelte kerckenraet, dat, om sulck eenen bij haar te beroepen, u achtbaren gelieven consent te verleenen, om welcke stichtinge te meer te bevorderen deselve kerckenraet met eenen versoeckt dattet u achtbaren beliefte sij den predikant die te beroepen staet, soodanigh jaarlijcks onderhout toeteleggen als sijne praedecesseuren welcke de tweede predikant alhier geweest sijn toeteleggen, ’t welck doende etcetera. En is daar op geappoincteert de magistraet consenteert int beroep mits daarinne geobserveert werde de ordre van outs daarinne gebruickelijck ende belangende het tractament wert geaccordeeert als de vorige predikanten altijt gehadt hebben. Actum op de politiedagh.

[137r]

Martis 22en februarij 1676

Is gebleecken bij de lijste van electie, dat sijn hoogheijt tot nieuwe heeren inde regeering alhier wt de nominatie heeft geeligeert ende aengestelt de volgende alsse tot Borgemeesteren Rijck van Hooft doctor Johan van Wijckerslooth Schepenen Johan Vonck van Lienden Jan van Varick Aert Boonsaeijer Gerrit Verweij Hermen van Aelwijck Jan van Gilsen Godart Kupius Raden Derck Taats Anthonij Beeck Thomas Bergeijck Arien van Wijck Anthonij de Vriendt Peter van Hoeven Gerrit Bergeijck Alart van Laar Cameraar Johan van Geijn Kerckmeester Cornelis Boonsaeijer Weesmeester Alart van Laar

119

Gasthuijsmeester Joost Boonsaeijer

Ende hebben voorts in handen van den heere hooft officier Smissaert den behoorlijcken eedt afgelegt ende gedaen. Actum utsupra, presentibus omnibus.

[137v]

Den 25en februarij 1676

Is aen den heere raetsheere Van Henghst gedaen de volgende insinuatie.

De heeren borgemeesteren der stadt Rhenen in ervaringe gekomen sijnde, dat den heere raetsheer Van Henghst wt crachte van commissie vande heeren vanden hove, soo sijn edele voorgeeft van meeninge is te verkopen eenige vaste goederen gehorende tot den naegelaetten boedell van zaliger Mattheus Arijsz van Langelaer. Daar nochtans het sterfhuijs is gevallen onder’t resort ende vrijheijt van dese stadt, daar onder oock de goederen sijn gelegen ende waar over oock al eenen curateur is gestelt, hebben haar verplicht gevonden den heere raetsheer te versoeecken met de verkopinge derselver goederen te willen supersedeeren bij onverwachte voortganck protesteerende van nullite. Actum utsupra.

Martis den lesten februarij 1676

Sijn gecommitteeert als gecommitteert werden bij desen beijde de heeren borgemeesteren mitsgaders Vonck van Lienden en Varick, schepenen, omme met den cameraar Van Geijn te visiteeren het turfveen ende nae oculaire inspectie rapport te doen off niet soude connen gevonden werden noch van dese jare 1676 ten dienste der borgeren, edogh sonder praejudicie vande stadt te treden tottet turfgraven. Presentibus omnibus.

[138r]

Martis 14en meert 1676

Hebben de voorgemelte heeren gecommitteerdens achtervolgende derselver commissie ter vergaderinge vande politie gerapporteert, dat ondervonden hadden dat noch ten wtterste van desen jaere soude connen gegraven worden soo veel daghwercken int getall dat een ijgelijck borger een derdepart vandien soude connen genietten, waarop gersolveert is in dier voegen het graeven aentebestaeden ten meesten profijte gelijck bij den cameraar Van Geijn ingevolge vandien was geschiet ijder daghwerck voor twee ducatons ende is voorts dienaengaende verstaen, dat tot verval vande onkosten van’t graeven ijder borger voor sijn derdepart sal hebben te betaelen twee gulden ende twee stuijvers.

Is mede gelesen seecker extract wt de resolutie vande gedeputeerden van haar edele mogenden de Staten deser provintie van date den 7en martij 1626, contineerende speciale last en ordre aende respective wtmaenders ofte collecteurs van het redemptie, neeringhs ende practisijns goedt in stadt en steden tot betaelinge vande brantschattinge ingewillight omme de voorschreven neeringhs ende practisijns goedt tot den 1e januarij jonghstleden verschuldight binnen den tijt van 14 dagen nae d’insinuatie deses intevorderen, oock des nooth met executie mitsgaders haere manualen waar nae de voorschreven middelen moetten werden gevordert ter kamere van finantie overteleveren op poene dat bij naelatigheijt

120

[138v]

in haar privé bij gijselinge ofte andersints realijck sullen worden geëxecuteert, alle het welcke in deliberatie genomen sijnde, is goetgevonden alvorens te versoecken wttinge van’t rapport nopende de memorie dienaengaende aen haar edele mogenden ofte derselver gecommitteerdens overgelevert omme alsdan in desen gedaen te werden sulx nae alle billijckheijt ende ten meesten dienste deser stadt bevonden sal werden te behooren.

Is mede geresolveert dat mettet witten vande kerck tot toecomende jaere sal werden gesupersedeert. Als oock dat wederom als van outs een ijgelijck borger ofte inwoonder deser stadt aen den veerman sal gehouden wesen te betaelen voor veergelt, sulx voor desen altijt genooten heeft ende dat desen aengaende billietten sullen worden geaffigeert met insertie dat d’onwillige voor de poene in vorige resolutie geexpresseert paratelijck sullen worden geëxecuteert. Presentibus omnibus excepto Vonck, scabino.

Solis 26en martii 1676

De politie geconvoceert sijnde, is van den heer borgemeester Van Hooft voorgedraegen, off niet dienstigh waere tegens dinghsdagh aenstaende, sullende wesen den 28en deses lopende maents,

[139r]

als wanneer vergaderinge van Staten sall sijn, eenige vande heeren te committeeren omme ter opgedachte vergaderinge te versoecken wttinge van’t rapport inde notule vanden 14en deses geroert ende is dienvolgens ten selven eijnde commissie gedecerneert op beijde de heeren borgemeesteren Van Hooft en Wijckerslooth, off een van beijde, die ’t beste daar toe sal connen vaceeren. Presentibus omnibus exceptis Verweij, scabino, ende Bergeijck, senatore.

Veneris den lesten meert 1676

Hebben de heeren borgemeesteren Van Hooft ende Wijckerslooth, belangende het poinct in derselver commissie van den 26en deses gemelt, gerapporteert, dat eijndelijck het soo verre hadden gekregen, dat een maell het soo dickwils versochte rapport ter vergaderinge van haar edele mogenden was gedaen, bij de heeren daar toe gecommitteerdens ende dat de heeren vande twee voorstemmende leden haar daar mede hadden geconformeert, edogh stadt ende steden overgenomen omme tegens de naest aenstaende vergaderinge haare sentimenten dienaengaende intebrengen als wanneer het selve finalijck soude werden afgedaen.

Op ’t ingediende request van meester Jaspar vanden Hoeck, schoolmeester alhier, is verstaen, dat soude werden geappoincteert datt hem voor sijne gedaene moeijte in’t herstellen en repareeren vanden orgell een recognitie soude werden gedaen van 25 gulden ende dat tot betaelinge vandien ordonnantie op den kerckmeester Boonsaeijer sal werden verleent. Presentibus omnibus exceptis Kupius, scabino, Wijck ende G. Bergeijck, senatoribus.

[139v]

Jovis 1e april 1676

121

Is bij de magistraet wt de nominatie van een dubbelt getall vande buurmeesteren in Veenendaell tot nieuwe buurmeester geëligeert inde bovenste buurt Jan Rutgers inde bovenste middelbuurt Govert Gerritsen inde benedenste buurt Gerrit Helmertsen inde benedenste middelbuurt Reijnier van Husum Actum utsupra.

Solis 2e april 1676

Den heere borgemeester Wijckerslooth in absentie vanden heere borgemeester Van Hooft hebbende ter versoecke vande heere meeester Frederick Klerck, oudt borgemeester ende jegenwoordige secretaris deser stadt, de politie doen vergaderen, is gemelte heer Frederick Klerck ter vergaderinge erschenen ende heeft aldaar voorgebraght de commissie sijn edele bij sijn hoogheijt den heere prince van Orange als pensionaris en syndicus deser stadt verleent, luijdende als volght.

[140] Sijne hoogheijt ingevolge vande authorisatie vande hooghe mogende Staten Generaell der Vereenigde Nederlanden in date den 20en aprill 1674 heeft gestelt en gecommitteert, stelt en committeert mits desen tot pensionaris ende syndicus der stadt Rhenen, sijn leven langh gedurende, mr. Frederick Klerck, oudt borgemeester der voorschreven stadt op een sortabel tractament ende emolumenten daar toe staende, mitsgaeders wt dien hoofde de vergaderinge vande heeren Staten ’s lands van Utrecht ende derselver ordinares gedeputeerdens op den tour der gemelte stadt waartenemen. Lastende allen ende een ijgelijck dien het sal mogen aengaen hem, Klerck, inde voorschreven qualiteijt te erkennen met begeerte dat burgemeesteren ende regeerders der meergemelte stadt hem met behoorlijcken commissie ten dien eijnde sullen doen versien. Gedaen inden Hage den 9en april 1676 en was onderteeckent G.H. prince d’ Orange. Laeger stont Ter ordonnantie van sijn hoogheijt en was geteeckent C. Huijgens. Ter zijden stont sijn hoogheijts waepen gedruckt in roode wasse, overdeckt met een papiere ruijte. Ende is naar gehoudene deliberatien eenparighlijck goetgevonden, reflecteerende op de diensten bij gemelte heere Klerck aen dese stadt mitsgaeders borgeren ende ingeseettenen vandien te bevorens gedaen, desselfs persoon te houden voor aengenaem, mitsgaders geconsenteert dat ingevolge de voorschreven commissie ende volgens ’t begeeren van hooghtsgedachte sijne hoogheijt [140v] in deselve commissie vervath, aen den voornoemde heere Frederick Klerck commissie in forma wegens dese stadt sal werden wtgegeven ende heeft voorts den selven heere Frederick Klerck als pensionaris ende syndicus deser stadt sessie naest den heeren borgemeesteren in maniere als te voorens genomen, mitsgaders in handen van den heere borgemeester Wijckerslooth den naevolgenden eedt gedaen. Dat sweer ick als pensionaris ende syndicus der stadt Rhenen met ende neffens de heeren borgemeesteren ende regeerders deser stadt goet regard te sullen nemen tot den regimente, politie ende inkomen deser stadt ende der borgeren ende inwoonderen

122

vandien, soo hier ter vergaderinge van Staetten ende derselver ordinares gedeputeerdens als elders naar behooren te sullen waarnemen ende voorts te sullen doen ’t geene een getrou pensionaris ende syndicus behoort te doen, soo waarlijck moet mijn Godt almachtigh helpen. Actum utsupra presentibus Wijckerslooth consule, Vonck van Lienden, Varick, Boonsaeijer, Aelwijck, Van Gilsen ende Kupius, scabinis, Taats, Bercheijck, Beeck, Van Wijck, De Vrindt, Van Hoeven ende Van Laar, senatoribus. Den 6en aprill 1676. Is goetgevonden aen de heere vanden hove van Utrecht te schrijven als volght. Edele hooghgeleerde wijse seer voorsienige heeren, Den 25en februarij deses jaars ons sijnde voorgekomen, [141r] dat den heere raatsheere Van Henghst wt crachte van udedelen commissie ten versoecke vande erfgenamen van wijlen den heere Paulus Heurnius verleent van meeninge was te verkopen eenige vaste goederen gehoorende tot de naegelaetten boedell van zaliger Mattheus Arijss van Langelaer niettegenstaende hetselve sterfhuijs in onse jurisdictie gevallen de goederen daar onder waren gelegen ende op het versoeck der crediteuren vermits den boedell was gerepudieert oock all over lange eenen curateur over den selven boedell was gestelt, hadden wij goetgevonden door de heeren borgemeesteren opgedachte heere raatsheere Van Henghst te versoecken de verkopinge derselver goederen te willen stateeren, bij onverwachte voortganck protesteerende van nullite. Den heere raatsheere Van Henghst beliefde well doenmael met de verkopinge der selver goederen voorttegaen, echter met die toesegginge, dat de saecke sodanigh favorabel soude rapporteeren ten eijnde de penningen vande verkochte goederen geprocedeert onder desen gerechte geconsigneert ende vervolgens de proceduren in cas van praeferentie ende concurrentie dienthalven te houden aen ons gerichte gerenvoijeert ende wij allesints in ons recht ende iudicature onverkort mochten blijven ende nadien ons tot noch toe daar van niets en is voorgekomen, hebben wij ons verplicht gevonden uedelen nochmaels te versoecken, dat de saecke den voorschreven boedel concerneerende aen ons mogen werden gerenvoijeert, te meer gelijck voorschreven niet alleenlijck eenen curateur bij ons over den selven boedell gestelt, den selven curateur des boedels mobile goederen niet alleen nemaer oock het gros van het vercochte goedt en hypoteecq den 26en julij 1675 met goetvinden en consent vanden heere ontfanger Heurnius nagelaettene [141v] soone ende erfgenaem van sijn vader zaliger tot desselfs behoeve heeft vercocht ende de verkopinge van het hypoteecq selfs, vermits dese quaede tijden met desselfs heere Heurnius sijne bewilliginge is wtgestelt ende ingevolge vandien den aenbrengh van schult bij den heere Heurnius met overleveringh vande copije vande plechte ter secretarije alhier is gedaen. Wij willen derhalven het selve alsnoch te gemoet sien ende inmiddels uedelen beveelen int schut des Alderhooghsten, Rhenen den 6en april 1676 etcetera. Actum op de politiedagh. Saturni den 15en april 1676. Is gelesen ’t volgende requeste.

123

Aen d’ achtbare heeren vande magistraet der stadt Rhenen. De kerckenraet der gereformeerde gemeijnte Jesu Christi binnen dese stadt geeft met behoorlijcke eerbiedigheijt te kennen, dat sij ingevolge van het consent bij u achtbaren verleent op den 14en februarij deses jaars soo verre in de saecke van het beroep van een tweeden predikant alhier getreden sijn dat sij daar toe hebben genomineert ds. Schout, ds. Smetium, ds. De Wit en ds. Bronckhorst, respective predikanten tot Limmen, Nederbosch, Doorn en Heusden ende dewijle tot dese nominatie u edele achtbaren approbatie gedesidereert wordt, versoecken sij, supplianten, dat u edele achtbaren haar deselve gelieven te [142r] laetten welgevallen gelijck dan de supplianten met eenen versoecken dat u achtbaren de goetheijt willen hebben, om voorsieninge te doen dat de voorschreven genomineerde persoonen, die niet gehoort sijn, door gecommitteerdens wt d’ achtbare magistraet ende wt den kerckenraedt ten eersten mogen gehoort worden. ’T welck doende etcetera. Laeger stont wt last ende naeme des kerckenraets tot Rhenen ende was geteeckent Joh. Pieck. En is verstaen, dat daar op soude werden geappoincteert. De magistraet der stadt Rhenen approbeert de nominatie in dese gedaen, commmitteert tottet hooren der genomineerde de heeren borgemeester Wijckerslooth ende Vonck van Lienden, oudt borgemeester. Is mede geresolveert, dat de pachteren die over desen jaere de stadts imposten hebben gepacht ende daar voor alsnoch geene borgen gestelt, door den deurweerder sall werden aengeseght dat ingevolge de conditien van verpachtinge sulx binnen driemael 24 uren sullen hebben te praesteeren op poene dat de stoelen bij haar gepacht mede de nove sal werden opgehangen ende vervolgens verpacht tot derselver schade ende pericule soo alsdan minder quaemen te gelden ende meerder geldende sal wesen ten profijte vande stadt ende dat sulx oock sal werden geinsinueert aen de veervrou ende Aelbert Janss op Remmerten. Gelijck mede geresolveert is dat de respective cameraars soo van stadt, kerck, gasthuijs als weeshuijs die hare reeckeninge alsnoch niet hebben gedaen, deselve binnen den tijt van 14 dagen sullen hebben te perfecteeren ende ter secretarije leveren omme vervolgens gedaen te werden op poene bij vorige resolutien geexpresseert, die strictelijck vande gebreeckige sall werden geexecuteert. [142v] Is noch eijndelijck geresolveert een billiet te doen publiceeren waar bij een ijgelijck werdt genotificeert die haar als noch niet bij den cameraar hebben laetten aenteijckenen mitsgaeders de gerechtigheijt niet voldaen, omme mede aen den turf te participeeren binnen den tijt van drie daegen alsnoch sulx sullen hebben te doen op poene dat nae die tijt niet sullen werden aengehaelt. Presentibus omnibus exceptis Mercurii den 3en meij 1676 Is gelesen seecker requeste bij Gosen van Hoeven gepraesenteert luijdende aldus. Aende edele achtbare magistraet der stadt Rhenen

124

Geeft oitmoedelijck te kennen Goosen van Hoeven, dat hij, suppliant, onlancx bij decreet van desen edele gerechte gecocht hebbende seeckere huijsstede en hofjen gelegen tussen het kerckhoff ende deser stadts walle, laetst bij de erfgenaemen van zaliger Mattheus Lijster gepossideert sijnde, in het westen van welck erff ende het oosten vande huijsinge ende erve van Cornelis Dircks Vermeer hij, suppliant, bevindt geweest te sijn eenen ganck eenige voetten breet dewelcke is streckende tot een aflossinge ofte goot van ’s hemels waetter die hem seer profitabel soude wesen aen het voorschreven sijns suppliants gecochte erff, om het selve afteheijnen, keert derhalven hij, suppliant, hem tot uedele achtbaren oitmoedighlijck versoeckende den selven ganck ofte waterlossingh van uedele achtbaren in erfpacht te mogen hebben onder praesentatie, dat inde heijninge [143r] ofte muur bij hem te setten een bequaem gat tot de voorschreven waterloop sall werden gelaetten. Dit doende, etcetera. En is het versoeck daar bij gedaen hem, suppliant, geaccordeert op een jaarlijcxen erfpacht van drie stuijvers. Presentibus omnibus, exceptis Verweij ende Aelwijck, scabinis, J.H. Bercheijck ende Laar, senatoribus. Saturni 13en meij 1676. De politie geconvoceert sijnde is bij de heeren gecommitteerdens vande kerckenraadt versoght approbatie op ’t beroep bij haar eerwaarden gedaen op den persoon van ds. Schouth wtte vorige vande magistraet geapprobeerde nominatie ende ingesien verscheijde leden vande magisstraet absent sijn is goetgevonden ende verstaen daar mede te supersedeeren tot een complete vergaderinge. Presentibus omnibus, exceptis Boonsaeijer ende Van Gilsen, scabinis, D. Taats, Beeck ende De Vrindt, senatoribus. Martis 30en meij 1676. Den borgemeester Van Hooft, de politie hebbende doen convoceeren, heeft ter selver vergaderinge verhael gedaen van’t geene op gisteren sijnde geweest den 29en deses maents ter vergaderinge vande heeren vanden kerckenraet was gepasseert, onder anderen, dat een missive van dominee Schout, alhier tot tweeden predikant beroepen sijnde, was voorgekomen waar bij sijn eerwaarde gemelte heeren vande kerckenraadt wt redenen hem daar toe moveerende was bedankende voor [143v] d’eer, hem in’t beroep van sijn persoon aengedaen, dat bij opgemelte heeren vande kerckenraat (ingesien en gereflecteert sijnde op de nootsaeckelijckheijt die in dese saecke niet anders dan een voortganck, te meer bij het voorschreven ongewenste voorvall was vereijssende) voorts goetgedacht en geresolveert was de novo een beroep te doen, dat oock eodem tempore daar toe ingevolge de voorschreven resolutie getreden sijnde het beroep met pluraliteijt van stemmen gebleven was op dominee De Wit, predikant tot Doorn, dat oock vervolgens omme met den eersten hetselve sijn effect te doen hebben hij gemelte heere borgemeester Van Hooft als een mede lith vande kerckenraat gecommitteert was omme approbatie op het voorschreven beroep van dese vergaderinge volgens costuijme alhier gebruickelijck te versoecken, daar toe exhibeerende het requeste bij de kerckenraat hem ten fine voorschreven ter handen gestelt, alle t’welcke bij de heeren vanden magistraet in deliberatie geleght sijnde is nae omvraginge met

125

meerderheijt van stemmen het voorschreven beroep in alle sijne deelen geapprobeert, als het selve geapprobeert werdt bij desen. Assientientes sunt Van Hooft consul, Vonck van Lienden, Van Varick, Boonsaeijer, Van Gilsen, Aelwijck, scabini, D. Taats, Klerck, De Vrindt, senatores. Den lesten meij 1676. Is verstaen dat de weduwe van Geurt Claesz de vijff gulden 10 stuijvers ende de 8 gulden 16 stuijvers wegens verschuldigde pacht aende stadt over alle de jaren sall moetten betaelen, edogh de 25 gulden die jaarlijcx van’t boeckweijt kampje moet geven van pacht is over de jaren 1672 en 1673 haar geremitteert. [144r] En is de cameraar Van Geijn mede geauthoriseert, omme alle huijsluijden onder dese jurisdictie wonende, t’elckens, mits daarinne nae rangue ende ordre gaende door de bode in cas van nootsaeckelijckheijt ten dienste vande stadt met hare wagens en peerden optebieden, statueerende een poene van 3 gulden tegens die geene in maniere voorschreven opgebodt sijnde, alsdan niet en compareeren, welcke poene strictelijck sal werden geexecuteert. Actum op de politiedagh. Iovis 29en junij 1676. Rapporteerde den heere borgemeester Van Hooft, dat de heeren gecommitteerdens vande kerckenraet alhier aen de eerwaarde classis acte van dimissie van dominee De With, predikant tot Doorn, alhier beroepen sijnde, versoght ende geobtineert hadden ende vervolgens commissie verleent op sijn eerwaarde en dominee Pieck ten eijnde alles vorder souden effectueeren, dat tot wt voeringe vande beroepinge ende dimissie van gemelte dominee De With, soo tot Doorn als elders werdt vereijst ende sijn ten fine als boven wt dese vergadering mede gecommitteert volgens oudt gebruijck de heeren Wijckerslooth, borgemeester ende Vonck van Lienden, schepen. Heeft gemelte heere Van Hooft noch voorgedraegen het vervall vanden toorn aende zuijtwest zijde en is daar op geresolveert, dat tot voorkominge van groter schade de aen de west zijde wtgevallen vacken ende daar vorder van noden sal werden bevonden, weder sullen werden opgemaeckt ende op de minste kosten gerepareert. [144v] Mede voorgekomen sijnde, dat meester Jaspar vanden Hoeck, schoolmeester alhier, niet en is volgens sijn ampt continueerende in’t schoolhouden ende de kinderen de schoole willende frequenteeren weder te rugge sendt, contrarie d’ ordre ende reglement bij de heeren vande magistraet aen hem gegeven, is verstaen, dat denselven de schoole weder sal hebben aentehouden als oock den kerckendienst ende vordre dependentien van sijn ampt waartenemen, off dat daarinne sodanigh sal werden voorsien als bevonden sal werde te behooren ten waere suffisante redenen hem tottet contrarie vandien moveerende quaeme te allegueeren ende dat dit aen deselven door den deurweerder sal werden geinsinueert. Presentibus Van Hooft en Wijckerslooth, consulibus, Klerck, syndico, Vonck van Lienden, Varick, Boonsaeijer, Verweij, Van Gilsen, Kupius, scabinis, Taats, T. Bercheijck, Van Wijck, Van Hoeven, G. Bercheijck, senatoribus. Lunae 17en julij 1676.

126

Den borgemeester Van Hooft ter vergaderinge hebbende te kennen gegeven, dat hem was voorgekomen, dat meester Jaspar van den Hoeck, schoolmeester alhier, met pack en sack wt de stadt was vertrocken, waar wt aftenemen is, dat wellicht niet van meeninge sal sijn wedertekomen ende alsoo sulx is geschiet buijtten eenige kennisse, veel min consent off acte van dimissie, is geresolveert en verstaen, dat van den selven sullen werden gerepeteert die penningen die hem, Vanden Hoeck, voor ’t transport sijner goederen in’t herwaerts komen sijn toegeleijt tot negen rijxdaalders ende daerenboven sijn tractament, dat noch soude mogen te goede hebben, ingehouden ende den cameraar [145r] gelast geen penningen aen off wegens den selven Van de Hoeck aen ijmant te laetten volgen ende hebben voorts de heeren van de magistraet ende ijder vandien in’t bijsonder aengenomen om omtehooren nae een habiel ende bequaem persoon weder in desselfs plaetse. Presentibus Van Hooft, consule, Klerck, syndico, Van Varick, Aelwijck, Van Gilsen, scabinis, Van Wijck ende Van Haren, senatoribus. Den borgemeester Van Hooft vorder ter vergaderinge hebbende voorgestelt, dat den tour omme wegens dese stadt te compareeren ter vergaderinge van haar edele mogenden de gedeputeerdens vande Staten deser provintie was aenstaende ende derhalven hebbende versoght voor sijn edele commissie omme voor deselve tijt ter hooghgemelte vergaderinge te compareeren, heeft daarop den heere mr. Frederick Klerck, pensionaris ende oudt borgemeester deser stadt geproponeert, dattet sijn hoogheijt belieft hadde hem inde commissie van sijn pensionaris ende syndici ampt te verlenen omme ’t selve ter vergaderinge van haar edele mogenden de Staten deser provintie mitsgaders derselver gedeputeerdens wegens dese stadt waartenemen, gelijck dese vergaderinge den 2en aprill deses jaars 1676 is verthoont ende oock achtervolgende ’t begeeren van hooghstgedachte hoogheijt in deselve commissie vervath, hem daar op commissie in forma in dier voegen is geaccordeert. Dat evenwel dewijle den heere borgemeester Van Hooft twee jaeren met hem te voorens het borgemeester ampt heeft bekleedt ende niettemin noijt ter vergaderinge van haar edele mogenden de gedeputeerdens heeft gecompareert, derhalven moge lijden, dat sijn edeles commissie ter hooghstgemelte vergaderinge van gedeputeerdens werde verleent, des dat echter in toecomende de commissie van sijn hoogheijt aen hem, suppliant, verleent, oock in die deele moge werden gerespecteert ende hij alsulcx jouisseere vant geene hem daar op te bevorens op’t begeeren van sijn hoogheijt bij dese vergaderinge is geaccordeert. [145v] Waar op den heere borgemester Van Hooft commissie ter hooghgemelte vergaderinge in voegen voorschreven met eenparige stemmen is geaccordeert, luijdende als volght. De magistraet der stadt Rhenen committeert mits desen den heere borgemeester Rijck van Hooft, omme op de aenstaende tour deser stadt te compareeren ter vergaderinge van haar edele mogenden de gedeputeerdens vande Staten ’s lants van Utrecht ingevolge de resolutie desen aengaende op huijden genomen.

127

Is mede bij gemelte borgemeester Van Hooft voorgestelt off den heere hooft officier Smissaert niet diende te werden verleent ordonnantie op den gewesene cameraar Boonsaeijer tot remboursement van’t geene sijn edele heeft wtgegeven in’t voltrecken vande commissie vande heeren vande magistraet deser stadt op petrij 1675 ende deses jaars 1676 in Den Haege int overleveren vande nominatie vande magistraet aen sijn hoogheijt als erfstadthouder deser provintie, soo is in consideratie van’t geene gemelte heere Smissaert heeft gedebourseert sijn edele voor ijder reijs geaccordeert vijftigh gulden ende dat oversulx wegens de twee voorledene jaren sijn edele op den oudt cameraar Boonsaeijer sall werden verleent ordonnantie ter somme van vijftigh gulden, dus hondert gulden ende dat in toekomende soo dickwils de heeren vande magistraet den heere Smissaert tot deselve saecke sullen coomen te committeeren, gelijcke vijftigh gulden soo voor verschoth als vacatie sal werden betaalt. [146r] Mede in achtinge genomen sijnde de menighvuldige klachten van dat onder praetext van lesen van’t koorn op het velt veele dieverijen werden gepleeght, is goetgevonden bij publicatie een ijder wel scherpelijck te verbieden voortaan haar te vervoegen op eenigh lant omme daar op te lesen soo lange noch eenigh koorn op den acker staet, ten sij met speciaele kennisse vanden eijgenaer op poene dat de contraventeurs als dieven sullen werden gestraft. Actum utsupra presentibus eusdem. Lunae 28en augustij 1676. Rapporteerde de borgemeester Van Hooft ter vergaderinge vande politie, dat de heeren vande stadt van Utrecht ter vergaderinge van Staten hadden versoght te mogen doen de aflossinge vande 5000 gulden wegens de verpandtschap vande Vaert en Vreeswijck ende dattet selve overgenomen is bij de leden omme te examineeren ende daar van te rapporteeren inde gedeputeerdens die geauthoriseert sijn omme daarinne sonder overstemminge te disponeeren. Dat oock eenige heeren neffens den secretaris waren gecommitteert, omme ijets op ’t papier te brengen nopende het seditieus predicken vanden predikant Lodesteijn ende vorder de heeren van de stadt versoght naar lecture ende examen vandien daarinne sodanigh te willen voorsien ’t zij met suspensie als andersints, als tot voorkominge van sodaene onbehoorlijckheden sullen bevinden te behooren. [146v] Ende nadien het Godt belieft heeft eenige huijsen inde vrijheijt alhier te ontsteecken met de roode loop en dat de huijsluijden door het houden van groote maeltijden occasie tot vordere ontsteeckinge contrarie ’t placcaet van Staetten ende de vorige resolutie bij de magistraet alhier dienaegaende genomen, soo is verstaen dattet selve sal werden gerenoveert, gepubliceert ende geaffigeert. Ende heeft de borgemeester Vonck van Lienden voorgestelt en aengenomen op huijden over 14 dagen sijne reeckening vande stadt te doen ende is verstaen, dat de geene op den selven dagh soo van kerck, gasthuijs als weeshuijs oock hare reeckeningen in conformite van vorige resolutien vande stadt niet en doen, realijck sullen worden geëxecuteert voor de boette daar bij gestatueert.

128

Ende alsoo te vorens is gekomen dat Jacob Verweij op gisteren qualijck soude hebben gesproocken vande heeren vande magistraet en officier ende vordre overicheijt vanden lande, soo is den heere officier geauthoriseert, omme sigh daar op te informeeren. Uijt de nominatie van vier persoonen bij het kleermaeckers gilt overgelevert, sijn tot giltmeesters geëligeert Peter van Hoeven en Willem Roose. De weduwe van Jan Croll hebbende versoght assistentie tot onderhoudinge van haar swager Evert de Wijs is verstaen, dat den gasthuijsmeester jaarlijcx daar toe sall betaelen vijftien gulden, des gelijcke somme bij de diaconije daar toe werde gegeven. Actum utsupra op den politiedagh. [147r] Martis 12en september 1676. Heeft den borgemeester Van Hooft voorgedraegen, dat van dominee Pieck eene missive hadde becomen meldende onder anderen, dat den schoolmeester van Ravesteijn, die alhier tot schoolmeester stonde beroepen te worden ende die ten dien eijnde met de heeren vande magistraet al hadde geconfereert, alsnu eenige ongenegentheijt daar toe hadde gethoont ende is daar op voorts, de nominatie van tweë gedaen sijnde, met eenparige stemmen geeligeert den persoon van Gerrit Noest, voorsanger inde Buurkerck tot Utrecht, tot het schoolampt alhier mette dependentien vandien ende verstaen dat denselven Noest bij een missive sulx sal werden bekent gemaeckt ende versoght omme overtekomen ende dienaengaende met de heeren vanden magistraet te spreecken. Mede geleth sijnde soo op de klachten vande cameraars deser stadt ende ’t geene daar tegens vande gecommitteerdens vande buurmeesteren van Venendaell, soo schriftelijck als mondelingh is voorgestelt, is goetgevonden de respective cameraeers te ordonneeren, dat binnen den tijt van acht daegen sullen hebben te innen ’t geene de buurmeesteren van Venendaell sijn verschuldight, authoriseerende ten dien aensien deselve buurmeesteren mede omme alle defectueuse in hare gedaene wtsettingen sonder aensien van ijmant te executeeren bij gebreecke van’t welcke sijlieden selfs sullen responsabel wesen voor ’t geene door derselver naelaetigheijt niet sal connen werden geint ende realijck naar expiratie van de voorschreven tijt aen hare persoonen geexecuteert. [147v] De magistraet mede in ervaringe gekomen sijnde dat onaengesien de menighvuldige gedaene publicatien nopende het verbieden van’t houden van rouwmaeltijden, echter een groote vergaderingh van verscheijde huijsluijden Achterbergh, daar op bij den anderen geweest is, is goetgevonden te authoriseeren, gelijck geauthoriseert werdt mits desen den substituut schout enden deurweerder, omme de poene vande contraventeurs, bij vorige resolutie geexpresseert voor nu alsdan ende dan alsnu is’t nooth te executeeren. Is geresolveert, dat bij publicatie alle eijgenaers ende possesseurs van eenige landen, hoven off huijsingen, daar erfpachten off wtgangen aen de stadt, kerck, gasthuijs off weeshuijs van moetten betaelen sullen werden gewaarschouwt haar achterstall promptelijck ende binnen den tijt van 14 dagen sullen hebben te voldoen op poene dat deselve voorschreven goederen daar voor sullen werden vercocht, lastende ende authoriseerende de respective cameraars bij expiratie vanden voorschreven tijt nae eene gedaene publicatie tot de verkopinge te treden.

129

Is voorgekomen een requeste van Francoijs de Basuij, versoeckende tot Franse schoolmeester alhier te mogen werden aengenomen, is het selve hem geaccordeert ende verstaen, dat dienaegaende een ordre ofte reglement sall werden opgestelt in dier voegen nochtans, dat niet en quetse het recht vanden ordinaire Duijtse schoolmeester alhier. [148r] Is bij den heere hooftofficier Smissaert noch eijndelijck voorgebraght eene appoinctemente vanden heeren gedeputeerde Staten ’s lants van Utrecht waar bij alle schouten ende gerechten wel scherpelijck ende op een poene van 100 gulden wordt belast en geordonneert, omme aen den heere Vervelst, ontfanger van des bisdoms thienden optegeven eene pertinente lijste van alle de thienden onder hare respective districten gelegen met designatie vande naemen vande possesseurs ende eijgenaers derselver ende is den secretaris gelast deselve te verveerdigen ende optesenden gelijck oock ingevolge vandien is geschiet ende daarbij opgegeven de volgende thienden. Alsse de bisschops thienden, De kercke thienden genaempt Remmer ende Burrij thient, Een thientjen toecomende den heere commandeur van Rhenen gelegen inde Nude. mitsgaeders den thient vande heere Van Wulven. Presentibus omnibus exceptis Vonck ende Varick, scabinis, Beeck ende T. Bercheijck, senatoribus. Den 30en november 1676. Is goetgevonden de naevolgende missive aen haar edele mogenden de gedeputeerdens van de Staetten deser provintie te laetten afgaen. Edele mogende heeren, Onse gecommitteerdens hebben in den beginne vanden jare 1675 ter vergaderinge van haar edele mogenden de Staten [148v] ingevolge onse commissie ingebraght eene memorie aengaende ons beswaar ten aensien vande ingewillighde middelen tot wtvindinge vande brantschattinge, dewijle deselve ingevolge ’t placcaet van haar edele mogenden mede over onse vrijheijt geheft ende ingevordert werdende sere verre soude hebben gestreckt boven de 4500 gulden sijnde de quote die selfs volgens den eijsch der vijanden bij ons inde brantschattinge te lasten was, gelijck alles breder bij den borgemeester Klerck bij ons daar toe gecommitteert, is verthoont aende heeren van Cattendijck ende andere haar edele mogenden gecommitteerdens ten daege van’t besosigne over deselve saeck, refereerende mitsdien ons dienaengaende tottet rapport van welgemelte heeren haar edele mogenden gecommitteerdens. Het heeft oock daar op haar edele mogenden de Staten deser provintie den 28en martij deses jaars belieft naar ingekomen advis van welgemelte haar edele mogenden gecommitteerdens te verstaen, dat in mindering vande voorschreven onse quote inde brantschattinge, sijnde 4500 gulden, soude strecken ‘t geene onse borgeren was competeerende soo wegens eene maendt gagie ten tijde tot Nijmegen sijn geweest als t’

130

geene aende Franse armée hadden gelevert ende ’t geen andere steden all voor lange was gevalideert breder als bij deselve haar edele mogenden resolutie ende daar toe ordonnantie te verleenen op den collecteur van’t huijs ende redemptiegelt alhier, welck redemptie gelt alhier over de drie jaren ingevordert sijnde meerder sall importeeren als de voorschreven onse quote inde brantschattinge is bedraegende. Het beliefde uedele mogenden gecommitteerdens in’t voorschreven besoigne den borgemeester Klerck onsen gecommitteerde voortedraegen, dat soo doende een maegaliteijt inde provintie soude werden gebraght in aensien [149r] vande belastinge, waar op welgemelte uedele mogenden gecommitteerdens als daer is gedemonstreert, dat ten tijde vande Franse invasie een seer considerabele somme bij onse stadt was gedebourseert tot de poste die de Franse gedurende haar verblijff alhier in onse stadt hadden gehouden, bestaende niet alleen in twintigh ruijtteren die bij ons in onse stadt ten dien fine in kost en dranck gedurigh moesten werden gesustenteert, nemaer oock boven dien in gelijcke getall van ruijtters die dagelijcx soo van Utrecht als Arnhem ten dien eijnde onse stadt naar boven off beneden gaende passeerden ende inde herbergen soo in’t aenkomen als de nacht daeraen volgende bij ons gedefroijeert mogten werden ende dat daeromme wij deselve somme hoewel andersints tot laste vande gemeene provintie behoorende te komen tot onsen laste souden houden ende houden soecken te innen mettet invorderen van gelijcke thien stuijvers per mergen als haar edele mogenden boven het driejarigh dubbelt huijsgelt tot de brantschattinge hadden opgestelt, waarmede alsoo en haar edele mogenden vande voorschreven extraordinaire lasten vande Franse post ontheft, onse borgeren ende ingeseettenen, hoewel ten aensien der brantschattinge gebraght en gelibereert mette somme daar op selfs bij de vijanden waeren gestelt, echter oock ten aensien vande qualijcke belastinge mette andre ingeseeettenen deser provintie souden wesen geaesgaliseert. Ende dewijle het haar edele mogenden ingevolge vorige resolutie heeft belieft naar ingekomen advijs van welgemelte derselver gecommitteerdens op onse ingediende memorie oock favorabelijck te disponeeren, hadden wij niet dienstigh geacht tot noch toe tottet innen vande 10 stuijvers per mergen te treden [149v] in aensien vande hooge armoede onser ingeseettenen, nemaer die te reserveeren totdat uedele mogende comptoire vande andere lasten (waar toe wij noch soo een gants onvermogen bespeuren) souden wesen soo veel mogelijck voldaen. Ende hebben nu buijtten verwachtinge van uedele mogenden inden voorledene wercke ontfangen ordre omme het getal der mergentalen onser vrijheijt ter kamere van uedele mogenden te brengen, het welck in’t eerst bij ons sijnde verstaen en opgenomen van den aenbrengh der besaeijde mergentalen, was die ter kamere van uedele mogenden overgebraght ende dewijle van uedele mogenden intentie andersints gelijck voorschreven sijn geinformeert, hebben wij onsen plicht geacht udele mogenden ’t geene voorschreven ten dien aensien voortedraegen: In vall daeromme het uedele mogenden begeeren is, dat echter in anderen aensien het getall der mergentalen ten comptoire van uedele mogenden werde gebraght, sullen wij uedele mogenden ordres soo haest mogelijck voldoen, versoeckende alleenlijck, dat eenigen tijt daar toe moge werden vergunt, vermits in den blaffaert vande schiltgelden seer weijnige mergentalen sijn geëxpresseert, sijnde alle de

131

hoffstede en berchlanden ’t meerendeels als wijdt en zijdt d’eene gecultiveert ende d’andere ongecultiveert leggende in genere sonder wtdruckinge van mergentalen aengebracht, sulcx de bruijckeren vandien tot de precisen aenbrengh der mergentalen op een seeckere poene bij ons gehouden souden moetten werden. Waar mede etcetera. Rhenen den 30en november 1676. Actum utsupra op den politiedagh. [150r] Den 6en januarij 1677. De regeerders van Wijck, vande regeerders deser stadt hebbende versoght derselver advijs nopende d’instructie bij sijn hoogheijt aende heeren superintendenten gegeven, is goetgevonden aen deselve te rescribeeren als volght. Edele achtbare heeren, Wij hebben de copije vande instructie, bij sijn hoogheijt aen de heeren superintendenten gegeven, ontfangen, edogh connen daar wt niet bemercken, dat deselve eeniger wijse strijdigh is tegens ’t recht ons in onsen convente competeerende ende is ons tot noch toe niets ter contrarie voorgekomen ende soo lange het selve niet en geschiet, oordeelen wij onder correctie beetter te sijn hier inne stille te staen ende sullen onse gecommittteerdens in’t korte op de aenstaende beschrijvingh buijtten twijffell occasie hebben, omme tot Utrecht met uedele en achtbare gecommitteerdens naerder daarover mette anderen te confereeren ende ons vorder ijets dienaengaende voorkomende, sullen seer geerne uedelen en achtbaren daar van communicatie geven, gelijck wij van uedelen en achtbaren insgelijck versoecken. Inmiddels uedelen en achtbaren bedanckende voor de gegevene communicatie, waarmede etcetera. Actum utsupra op den politiedagh. Solis 14en jannuarij 1677. Den borgemeester Van Hooft, de politie hebbende doen convoceeren, heeft aldaar voorgebracht seeckere brieff van verschrijvinge van haar edele mogenden de gedeputeerdens vande Staten deser provintie, luijdende als volght. [150v] Edele erentfeste vrome, 1. Omme te delibereeren en te resolveeren over d’wtvindinge van genoeghsaeme middelen tot voldoeninge vande noch onbetaelde gedraegen ende noch te draegen consenten soo vande staeten van oorloogh over de jaren 1675 en 1676 als vanden respective equipagien ter zee ende vande subsidien aen alle de hooge geallieerden vanden staat gedurende de twee voorschreven jaren verschuldight. 2. Item over d’aenneminge vanden toegesondenen staet van oorloogh geformeert over den aenstaende jaere 1677 met den gevolge ende aenkleven vandien. 3.

132

Item over de te draegen consenten inde respective petitien suppletoir van 600000 gulden tot de leger lasten mitsgaders 100000 gulden tot de defroijementen over desen lopende jare 1676. 4. Item over d’wtvindinge van een expediente omme bij de generaliteijt betaelinge te bekomen aen de ingeseettenen van dese provintie over leger waegen diensten noch wtstaende ende verdient ’t zedert junio 1672 tot ultimo december 1674, vele duijsenden bedraegende. 5. Item te resolveeren op middelen ende resources tot redres ende herstellinge vanden wtgeputte [151r] comptoiren ende vervallen finantie ende voorts vast te stellen wat lasten en impositien daar toe gevoeghlijck behoorden te werden in train gebraght ende gegeven als mede tot beneficieeringe der oude middelen mitsgaders d’ordonnantie off reglementen waar door ’s lants penningen ende ongelden, schattingen soo ordinaris als extraordinaris vande debiteuren bequaemst sullen connen werden geïnt. 6. Item omme te beraemen tot naeder redres vande finantie sodanigen ordre ende wttevinden een suffisant fons waar door alle de renten staende tot laste vande comptoiren deser provintie op een gelijcke ende eenparigen voet ende consecutivelijck van halff jaar tot halff jaar preciselijck ende sonder kortinge souden mogen werden betaelt ende alsulcx de oude rent obligatien ofte brieven met de nieuwe, die ’t zedert den jaere 1674 sijn geconstitueert, aegaal en van gelijcke conditie gestelt. 7. Item over het formeeren van een nadere instructie ende reglement voor de respective ontfangers deser provintie ende een begrootinge van een jaarlijcx tractament aen deselve nae proportie van ijders meerder en minder bemoeijenisse. 8. Item ordre te beraemen tot prompte betaelinge vande militie. 9. Item over het decerneeren van straffen over de geene die sigh sullen coomen te buijtten te gaen in licentieus schrijven ofte spreecken tegens de [151v] tegenwoordige forme van regeeringe, tegens de resolutien die bij deselve genomen worden, tegens de regenten te saemen ende in’t particulier ende insonderheijt tegens sijn hoogheijt den heere prince van Orange, den erfstadhouder deser provintie ende vande praemie voor de aenbrengers. 10.

133

Item over de manieren omme ten minsten beswaarnisse ende tot meerder commoditeijt van sijn hoogheijt de aenkomst naar de stadt van Utrecht van Hermelen aff, van den aenvanck van het territoir van dese provintie stadtwaerts volkomen met waegens ende andere voitures bequaem ende reijbaer te maecken in de wintertijden ende sulcx insgelijcks te bevorderen bij dijckgraeff ende hooge heemraeden vande waterschappen van Woerden ende Rhijnlandt tot aen de stadt van Leijden toe. 11. Item hoe ende op wat wijse ende gevoeghlijcke voet de huijsen, landen en thienden binnen dese provintie bij executie werdende vercocht bij de eijgenaers ofte derselver recht verkrijgende souden connen werden gereclameert ende geredimeert. 12. Item de wijle dese provintie ende stadt Utrecht seer werdt beswaart ende in hare privilegien ende gerechtigheden verkort door het opstellen ende heffen van een nieuwen toll tot Weesp ende Muijen, oock dienaengaende te resolveeren. [152r] 13. Item een reglement te beraemen op het getall der notarisen ende van geen roomsgesinde notarisen aentestellen. 14. Item omme ordre te stellen tegens de stouticheijt ende licentie vande pausgesinden in dese provintie. 15. Ende voorts op alle saecken dewelcke gedurende dese beschrijvinge sullen coomen voortevallen, hebben wij die gemeijne Staeten vanden lande van Utrecht doen beschrijven jegens dinghsdagh den 16en januarij toecomende des voornoens ten negen uren in de Staten kamere binnen Utrecht, uedelen versoeckende haere gecommitteerdens in competenten getale ende volkomentlijck geauthoriseert mede aldaer ten daege, ure ende fine voorschreven te willen senden. Hier mede blijft Gode bevolen. Geschreven t’Utrecht den 2en december 1676 en was geparapheert H. van Tuijll van Seroskercken, laeger stont ter ordonnantie vande gedeputeerdens vande Staten ’s lants van Utrecht ende was geteeckent J.V. Luchtenburgh. Ende deselve gelesen sijnde heeft gemelte borgemeester Van Hooft daar op verthoont de commissie bij sijn hoogheijt den heere prince van Orange aen den oudt borgemeester Frederick Klerck tottet pensionaris ende syndici ampt deser stadt verleent ende bij de heeren vande magistraet den 2en aprill 1676 met eenparige stemmen geapprobeert ende daar van wegens dese stadt bij haar edele oock commissie in forma ter dier tijt is geaccordeert ende sijn nae herlesinge van gemelte sijn hoogheijts commissie achtervolgende ende wt crachte van deselve gecommitteert de heeren borgemeesteren Van Hooft en Wijckerslooth met den gemelte heere pensionaris Klerck ten fine als inde voorschreven missive. Presentibus ambobus consulibus, Verweij, Van Gilsen, Cupius, scabinis, Beeck, Th. Bercheijck, Van Wijck, Van Hoeven, G. Bercheijck, senatoribus.

134

[152v] Lunae 29en jannuarij 1677. Rapporteerde den heere borgemeester Van Hooft en mede gecommitteerde ter jegenwoordige beschrijvinge dat nopende de respective poincten waar over deselve gedaen tot examinatie vandien ende omme daar van op’t spoedighste te rapporteeren, waeren gedecerneert verscheijdene commissien. Dat mede was gelesen seeckere missive van sijn hoogheijt den heere prince van Orange daar bij op’t serieuste is recommandeerende, dat die ordres mochten werden gestelt, waar door in toekomende dagh promptelijck de subsidien aende hooge geallieerdens mochten werden voldaen ende was het selve gestelt in handen vande heeren ordinares gedeputeerdens. Ende heeft gemelte heere Van Hooft vorders voorgedraegen ter vergaderinge vande politie, dat den heere hooft officier Smissaert tot Utrecht sijnde hem hadde aen gedient, dat inde resolutie bij de heeren vande magistraet deser stadt genomen nopende de restitutie van penningen bij sijn edele gedebourseert in’t overbrengen vande nominatie vande regeerders alhier op petrij dagh 1675 ende1676 aen sijn hoogheijt den heere prince van Orange, hadde bevonden seeckere clausule streckende tot naedeel van sijn edeles recht wtgedruckt met dese woorden: ende dat in toecomende soo dickwils de heeren vande magistraet den heere Smissaert tot deselve saecke (te weetten het opbrengen vande gemelte nominatie) sullen coomen te committeeren ende daar beneffens [153r] aen sijn edele hadde ter handen gestelt de acte off commissie bij de heeren regeerders van Amersfort aen den hooftofficier der selver stadt over dit selfde poinct wtgegeven met versoeck, dat ter gemelte vergaderinge van politie wegens sijn edele beliefde voortestellen, dat die gemelte resolutie in sodane ample forme mochte werden geconcipieert als de voor verhaelde vande stadt Amersfort, dewelck ter vergaderinge voorgelesen sijnde in dier voegen sijn edele oock is geaccordeert ende luijdt als volght. Is naar deliberatie goetgevonden ende geresolveert, dat den heere Johan Carell Smissaert, hooft schout deser stadt volgens oudt gebruijck jaarlijcx voor het effectueeren vande electie der magistrature deser stadt van sijn hoogheijt den heere prince van Orange als erfstadthouder deser provintie sall genietten de somme van vijftigh gulden, daarinne begrepen sullen sijn alle kosten ende verschoth daar omtrent vallende ende dat den cameraar indertijt de voorschreven somme ijder jaar sonder verder ordonnantie aen gemelte heere Smissaert sall betaelen den selven sulx voor nu alsdan ende dan alsnu ordonneerende bij desen. Is mede aen schepen Van Varick op desselfs versoeck in erfpacht wtgeslaegen den doelen bij hem opgemaeckt, gelegen buijtten dese stadt, annex de muur van het konincxfort op den jaarlijcxen erfpacht van drie gulden, aen den cameraar inder tijt te betaelen. Presentibus omnibus, exceptis Klerck, syndico, Beeck, Th. Bercheijck, De Vrindt, Van Hoeven, senatoribus. [153v]

135

Lunae 5en februarij 1677. Gehoort sijnde het rapport vande gecommitteerdens ter vergaderinge van haar edele mogenden de Staten deser provintie nopende de negotiatie van noch tweemaell hondert duijsent gulden op lijfrent tegens twaelff en een halff pro cent boven ’t geene volgens vorige resolutie op gelijcken voet genegotieert is en voorts als bij ’t selve rapport, lasten derselver gecommitteerdens in de voorschreven naerdere negotiatie te consenteeren ende vorder nopende den opheff van nieuwe middelen te helpen delibereeren, oock resolveeren sulcx ten dienste vande provintie in’t gemeen ende dese stadt in’t particulier sullen bevinden te behooren. Actum op den politiedagh. Den 20en februarij 1677. Den heere hooft officier Smissaert de politie hebbende doen laeden is de nominatie gemaeckt als volght. d’oude regeeringe nieuw genomineerde borgemeesteren borgemeesteren Rijck van Hooft mr. Frederick Klerck Dr. Johan van Wijckerslooth jonkheer Johan Vonck van Lienden schepenen schepenen Johan Vonck van Lienden Rijck van Hooft Jan van Varick Dr. Johan van Wijckerslooth Aert Boonsaeijer Dirck Taats Gerrit Verweij Anthonij Beeck Hermen van Aelwijck Jan van Gilsen Henrick de Vrindt Godart Kupius Peter van Hoeven mr. Gerard Bercheijck raden Dirck Taats Anthonij Beeck Thomas Bercheijck Actum utsupra Arien van Wijck Henrick de Vrindt Peter van Hoeven mr. Gerard Bercheijck Alart van Laar [154r] Martis 6en martii 1677. De politie geconvoceert sijnde bij den heere hooftofficier Smissaert, heeft aldaar vertoont en doen lesen de naevolgende lijste. Lijste der persoonen bij sijne hoogheijt geëligeert tot burgemeesteren, schepenen en raden der stadt Rhenen mitsgaders aengestelt tot

136

cameraar, kerckmeesters ende weesmeesters aldaar voor den jare 1677. Tot borgemeesteren Dr. Johan van Wijckerslooth Johan Vonck van Lienden tot schepenen Rijck van Hooft mr. Frederick Klerck Hermen van Aelwijck Johan van Gilsen Godart Kupius mr. Gerard Bercheijck Peter van Hoeven raden Johan van Varick Aert Boonsaeijer Gerrit Verweij Thomas Bercheijck Arien van Wijck Henrick de Vrindt Alart van Laer Johan van Geijn [154v] tot cameraar en kerckmeester Gerrit Verweij tot gasthuijsmeester Anthonij Beeck tot weesmeester Alart van Laar Aldus sijn hoogheijt gedaen tot Soesdijck den 7en martij 1677 en was onderteeckent G.H. prince d’Orange, nogh laeger stondt Ter ordonnantie van sijn hoogheijt en was geteeckent C. Huijgens. Nogh ter zijden stondt sijn hoogheijts wapen gedruckt in roden wasch en hebben de bovenstaende nieuw geëligeerde (nadat het gasthuijsmeesters plaetse vermits refuijs van Beeck aen Joost Boonsaeijer was gegeven) in handen vanden heere Smissaert den behoorlijcken eedt afgeleght. Wierde nogh geexhibeert en gelesen het requeste bij de heeren regeerders deser stadt, aen haar edele mogenden de gedeputeerde Staten deser gepresenteert, luijdende als volght. Aen de edele mogende heeren de gedeputeerdens vande Staten ’s lants van Utrecht. Remonstreeren de regeerders der stadt Rhenen, dattet classis van Rhenen en Wijck viermaelen wert gehouden, alsse in de maenden van junius, augustus, november en meert en alhoewel het selve behoorde te geschieden alternatium, dan tot Rhenen

137

[155r] Uijt10 de notule van den 8 junij 1674 blijkt bij remonstrantie, dat de stad den 18 augusti 1663 het vheer in erfpagt heeft bekomen. 13 julij 1674 blijkt dat de stad voorheenen het vheer en huus heeft gehad voor f 125 jaarlijks.

10 Los briefje.