Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija...

42
Deel III. Case-studies Over de leden van de Nederlandse kolonie in Sint-Petersburg is menig succesverhaal te vertellen. Aan de hand van nader uitgewerkte case-studies zal worden getracht uit te zoeken wat de belangrijke factoren waren, voor een geslaagde carrière en het verkrijgen van een vooraanstaande positie in de Petersburgse samenleving. Uiteraard zijn niet alle Petersburgse Nederlanders even succesvol geweest. Minder gelukkige of minder geslaagde levensverhalen bestonden ook, maar bij dit onderzoek is geen ultiem dramatisch levensverhaal aan het licht gekomen, dat een aparte case-study over integratie rechtvaardigt. Daarnaast dienen deze biografische studies nog een ander doel. Ze fungeren tevens als onderzoek naar integratie op individueel niveau. Hiermee wordt geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag of een welgeslaagde carrière gelijk stond aan de verdergaande integratie van een individu? Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het conservatorium van Sint- Petersburg In 1836 richtten 27 leden van de Nederlands-hervormde gemeente te Sint-Petersburg een verzoekschrift aan de kerkenraad ‘om uit Holland een onderwijzer te laten komen, voor het onderrichten der moedertaal en verdere vakken van het lager onderwijs’. De kerkenraad antwoordde dat ‘[zij] ofschoon zij overtuigd is van de behoefte aan zulk een onderwijzer, echter den tijd daarvoor nog niet gekomen acht. Voorlopig moeten de belangrijke uitgaven worden vermeden’. 1 Enige maanden later (januari 1837) kwam de onderwijzerkwestie opnieuw ter sprake. Aangezien de organist van de gemeente al geruime tijd ziek was en derhalve niet meer in staat was zijn ambt waar te nemen, besprak de kerkenraadvergadering de vraag of het mogelijk en wenselijk zou zijn uit Holland een organist te laten komen, die tevens als onderwijzer kon optreden. Aldus werd besloten en na bemiddeling van een predikant in Nederland werd een kandidaat gekozen. Dit was Samuel Hartong van Ark, geboren te Amsterdam in 1812 en in het bezit van een akte als onderwijzer tweede rang. Van Ark gaf onderwijs in de Franse, Engelse en Duitse talen aan de meisjesschool van zijn echtgenote, Therese Adele Baudet, in de gemeente Hilversum. 2 Afgesproken werd dat hij zou worden aangesteld als organist en dat hij maandag, dinsdag en donderdag van 7-9 uur ’s avonds, en woensdag en vrijdag van 11-13 uur les zou geven in de Hollandse taal. Hoewel het aantal leerlingen gering was, zoals blijkt uit de kerknotulen, bleef hij tot zeker 1857 lesgeven aan de kinderen van de Nederlands-hervormde gemeente. Uiteindelijk zou Van Ark gedurende 44 jaar in trouwe dienst van de gemeente blijven. In 1880 werd hij eervol ontslagen en kreeg zijn volledige traktement als pensioen toegekend. Hij overleed in 1882 te Sint-Petersburg. In Rusland noemde hij zich Karl. Samuel (Karl) van Ark was driemaal getrouwd en kreeg hij in totaal zeven kinderen. 3 De oudste, Karel Pieter Hendrik (roepnaam Charles) van Ark, kwam voort uit het huwelijk met Therese Adele Baudet en was de enige van alle kinderen, die in de voetsporen van zijn vader zou treden. Deze jongen werd op 28 augustus 1839 geboren te Sint-Petersburg en op 8 oktober 1839 gedoopt door predikant Tamling in de Nederlands-hervormde kerk. Zijn basisonderwijs kreeg Karel thuis en later ging hij naar de Lutherse school van St. Peter en St. 1 B. Kruys, De Nederlandsche Hervormde Gemeente te Sint-Petersburg 1717-1898, 172. 2 Ibidem, 178. 3 Deze gegevens werden mij ter beschikking gesteld uit het privé-archief van B.W. Hartong van Ark te Leidschendam. 144

Transcript of Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija...

Page 1: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Deel III. Case-studies

Over de leden van de Nederlandse kolonie in Sint-Petersburg is menig succesverhaal te vertellen. Aan de hand van nader uitgewerkte case-studies zal worden getracht uit te zoeken wat de belangrijke factoren waren, voor een geslaagde carrière en het verkrijgen van een vooraanstaande positie in de Petersburgse samenleving. Uiteraard zijn niet alle Petersburgse Nederlanders even succesvol geweest. Minder gelukkige of minder geslaagde levensverhalen bestonden ook, maar bij dit onderzoek is geen ultiem dramatisch levensverhaal aan het licht gekomen, dat een aparte case-study over integratie rechtvaardigt. Daarnaast dienen deze biografische studies nog een ander doel. Ze fungeren tevens als onderzoek naar integratie op individueel niveau. Hiermee wordt geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag of een welgeslaagde carrière gelijk stond aan de verdergaande integratie van een individu?

Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het conservatorium van Sint-Petersburg In 1836 richtten 27 leden van de Nederlands-hervormde gemeente te Sint-Petersburg een verzoekschrift aan de kerkenraad ‘om uit Holland een onderwijzer te laten komen, voor het onderrichten der moedertaal en verdere vakken van het lager onderwijs’. De kerkenraad antwoordde dat ‘[zij] ofschoon zij overtuigd is van de behoefte aan zulk een onderwijzer, echter den tijd daarvoor nog niet gekomen acht. Voorlopig moeten de belangrijke uitgaven worden vermeden’.1 Enige maanden later (januari 1837) kwam de onderwijzerkwestie opnieuw ter sprake. Aangezien de organist van de gemeente al geruime tijd ziek was en derhalve niet meer in staat was zijn ambt waar te nemen, besprak de kerkenraadvergadering de vraag of het mogelijk en wenselijk zou zijn uit Holland een organist te laten komen, die tevens als onderwijzer kon optreden. Aldus werd besloten en na bemiddeling van een predikant in Nederland werd een kandidaat gekozen. Dit was Samuel Hartong van Ark, geboren te Amsterdam in 1812 en in het bezit van een akte als onderwijzer tweede rang. Van Ark gaf onderwijs in de Franse, Engelse en Duitse talen aan de meisjesschool van zijn echtgenote, Therese Adele Baudet, in de gemeente Hilversum.2 Afgesproken werd dat hij zou worden aangesteld als organist en dat hij maandag, dinsdag en donderdag van 7-9 uur ’s avonds, en woensdag en vrijdag van 11-13 uur les zou geven in de Hollandse taal. Hoewel het aantal leerlingen gering was, zoals blijkt uit de kerknotulen, bleef hij tot zeker 1857 lesgeven aan de kinderen van de Nederlands-hervormde gemeente. Uiteindelijk zou Van Ark gedurende 44 jaar in trouwe dienst van de gemeente blijven. In 1880 werd hij eervol ontslagen en kreeg zijn volledige traktement als pensioen toegekend. Hij overleed in 1882 te Sint-Petersburg. In Rusland noemde hij zich Karl.

Samuel (Karl) van Ark was driemaal getrouwd en kreeg hij in totaal zeven kinderen.3 De oudste, Karel Pieter Hendrik (roepnaam Charles) van Ark, kwam voort uit het huwelijk met Therese Adele Baudet en was de enige van alle kinderen, die in de voetsporen van zijn vader zou treden. Deze jongen werd op 28 augustus 1839 geboren te Sint-Petersburg en op 8 oktober 1839 gedoopt door predikant Tamling in de Nederlands-hervormde kerk. Zijn basisonderwijs kreeg Karel thuis en later ging hij naar de Lutherse school van St. Peter en St.

1 B. Kruys, De Nederlandsche Hervormde Gemeente te Sint-Petersburg 1717-1898, 172. 2 Ibidem, 178. 3 Deze gegevens werden mij ter beschikking gesteld uit het privé-archief van B.W. Hartong van Ark te Leidschendam.

144

Page 2: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Paul.4 De vader van Karel bemerkte al vroeg de muzikale aanleg van zijn zoon en gaf hem zijn eerste muzieklessen. Later zond hij hem naar pianoles bij Teodor Lesjetitskij, een pianist van Poolse afkomst, die één van de beroemdste Petersburgse muziekdocenten van zijn tijd was. Gedurende zijn hele leven bewaarde de latere professor Van Ark een grote liefde, respect en dankbaarheid voor zijn eerste meester.

De lessen vonden plaats in de vijftiger jaren van de 19e eeuw. In die tijd bestond het muziekonderwijs in Rusland alleen als privé-onderwijs en er waren nog geen gediplomeerde beroepsmusici. Pas in 1859 werd onder het patronaat van de Grootvorstin Elena Pavlovna de Russische muziekvereniging (Russkoje muzykal’noje obshchestvo afgekort RMO) opgericht en daarmee de eerste muziekklassen. Het was het begin van het systematische muziekonderwijs. In 1862 werden, op initiatief van vooraanstaande muziekkunstenaars en dankzij een geldcollecte over heel Rusland, deze klassen gereorganiseerd tot een Muziekschool, die van tsaar Alexander II de status van conservatorium kreeg.5

In deze muziekklassen van het RMO volgde Karel Pieter van Ark lessen in de theorie van compositie door N.I. Zaremba. Tijdens deze studie speelde Karel regelmatig duetten met de jonge Tsjajkovskij. Zo traden zij samen op bij een liefdadigheidsmuziekavond met een muziekstuk van Max Bruch voor twee piano’s.6 Als jongeman droomde Karel over een carrière als musicus. Volgens tijdgenoten was zijn pianospel ‘buitengewoon aantrekkelijk. Hij had een bijzonder zachte, klankvolle, zangerige toucher en fascineerde met doordachtheid en volmaaktheid van zijn spel’.7 Desondanks werd Van Ark geen beroemde pianist, zijn bestemming lag ergens anders. Toen in september 1862 in Sint-Petersburg het conservatorium werd geopend, werd Lesjetitskij er professor. Hij vroeg Karel onmiddellijk om zijn assistent te worden. Vanaf die tijd tot aan zijn dood in 1902 werkte Karel van Ark of Karel Karlovitsj, zoals de Russen hem noemden, aan het Petersburgse conservatorium. Hij werd een kundige en volleerde pedagoog, die talrijke leerlingen zou opleiden. Veel van zijn leerlingen werden later beroemde Russische musici en pedagogen aan het conservatorium, onder meer: P.L. Conne, N.A. Fritsje, I.N. Tsjerepnin, L.P. Steinberg en A.N. Esipova.8

Al in 1874 werd Karel van Ark door de raad van het conservatorium aangesteld als hoofddocent. Om in de behoefte van de leerlingen aan nieuwe Russischtalige muziekleerboeken te voorzien, zette een aantal docenten hun ideeën op papier, wat vervolgens

aan de raad van professoren ter goedkeuring werd voorgelegd.9 Sjkola fortep’janoj techniki (Schule der Technik) van Karel van Ark, dat ‘in overeenstemming was met de methodiek van het pianospelonderricht aan het Petersburgse conservatorium’ werd goedgekeurd en in 1875 gepubliceerd als handboek voor alle pianostudenten.10

Dit werk was het resultaat van 10 jaar lesgeven aan het conservatorium. In deze tijd ontwikkelde Van Ark zijn eigen systeem en methodiek voor muziekonderwijs. In dit leerboek werd in de zes hoofdstukken trapsgewijs de bestudering van belangrijkste elementen van pianotechniek voor een beginner bekeken. Trouwens, vele principes van

4 Peterburgskij listok Nr.220 13(26).8.1902.

5 Sankt-Peterburgskaja konservatorija (Sint-Peterburg 2002) deel I, 5-6. 6 G.A. Larosh en M.I. Tsjajkovskij, Vospominanija o P.I. Tsjajkovskom (Leningrad 1980) 35 en 37-38. 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj konservatorii ( Leningrad 1962) 36. 10 Iz istorii Leningradskoj konservatorii (Leningrad 1964) 200.

145

Page 3: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

het pianospel, zoals Van Ark die propageerde, worden nog altijd in de methodiek van het muziekonderwijs toegepast.11 In 1886 volgde er nog een leerboek van zijn hand: Bolsjaja sjkola etjudov (De Grote Etudeschool).

Naast zijn werk als docent was hij ook componist van salonmuziek en romancen, die in de jaren 60 en 70 van de 19e eeuw populair waren bij de Petersburgse liefhebbers.12 Zijn carrière ontwikkelde zich voorspoedig en in 1879 werd hij benoemd tot professor van de 2e graad en in 1889 tot 1e graads professor. Rijk werd hij echter niet; zo bezat hij geen onroerend goed, wat blijkt uit zijn persoonlijke dossier. Als docent werd hij per les betaald en dit was niet veel. Mede daarom gaf hij veel privé-lessen, bijvoorbeeld aan de kinderen van de Minister van Financiën.13 De eerstejaars leerlingen van Van Ark hadden vaak in het begin tegenstrijdige gevoelens over hun meester. Men sprak over ‘de grimmigheid’ en ‘de goedhartigheid’ van professor tegelijk. De grimmigheid werd mede veroorzaakt door Van Ark’s uiterlijk, dat bepaald niet aantrekkelijk was. Maar iedereen, die hem beter leerde

kennen, werd bevangen door zijn liefde voor muziek en zijn gevoel voor schoonheid. Van Ark was ‘klein van gestalte, met een zwaar behaard gezicht en hij had een onzekere en duikende manier van lopen. Met zijn kromme korte benen was hij buitengewoon fascinerend en leek hij op een sprookjesachtige dwerg of kabouter’.14

Zijn collegedagen bracht Van Ark vaak tot middernacht door in het conservatorium. Eén van leerlingen herinnert zich: ‘Het is middernacht. In het conservatorium is niemand meer. De nabijheid met dit enge mens, die gespannen en stootsgewijs spreekt, roept een onheilsnaderend gevoel bij mij op. Ik speel een étude van Chopin. Op een gegeven moment houdt hij mijn linkerhand tegen en speelt zelf de tweede piano. Ik luister en probeer de klankconceptie te herhalen. Hij houdt mijn hand

weer tegen en speelt weer. Ik luister nog een keer met nog grotere aandacht en probeer het zo goed als ik het kan te herhalen. Deze procedure herhaalt zich drie keer. Het moment wordt geladen. Maar plotseling blijkt, dat ik met de verkeerde vinger speelde. Ik dacht, dat de fout in de klankeninterpretatie zat en keek niet naar mijn hand. En Karl Karlovitsj, zo te zien, wachtte geduldig op mijn alzijdig begrip’.15 Over zijn goede hart gingen meerdere verhalen. Eens bemerkte de professor, dat een leerlinge van hem er nogal nooddruftig uitzag. Hij gaf aan een andere leerlinge geld om een nieuwe blouse voor haar vriendin te kopen. De professor wilde graag, dat men naar zijn les zondags aangekleed kwam, als voor een feest.16 Misschien ook omdat zijn huwelijk kinderloos bleef, was het lot en de carrière van zijn leerlingen voor Van Ark immens belangrijk. In het museum van het conservatorium zijn brieven van de professor aan Paul Conne, één van zijn voormalige leerlingen en later professor aan het Weense Conservatorium, bewaard gebleven. Conne ging voor een tournee naar Duitsland en Oostenrijk en Van Ark interesseerde zich letterlijk voor alles: waar logeerde hij, hoe werd hij verwelkomd door de musici en het publiek, maar het voornaamste thema van deze correspondentie was de muziek en haar wereld. Tevens moedigde de professor hem vooral

Professor Karel van Ark

11 T. Melikova, ‘Karl Karlovitsj Van Ark’, in Maloizvestnyje stranicy istorii Konservatorii, Vypoesk IV (Sint-Petersburg Conservatorium 2003) 19-24. 12 Peterburgskij listok Nr. 220 13(26).8.1902. 13 TsGIA SPb, fond 361, opis 9, delo 171. 14 P. Tsjerepnin, Vospominanija, 23-24. 15 M. Bichter, ‘Listki iz knigi vospominanij’, in Sovetskaja muzyka №9 1959, 126. 16 Ibidem.

146

Page 4: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

aan om door te gaan met zijn carrière als pianist en om de ideeën over een professoraat aan het Petersburgse conservatorium toch te laten wat ze zijn, daar het leven als professor naar zijn eigen ervaring ‘soms heel triest is’.17 In zijn laatste brief aan Conne, vlak voor zijn overlijden, schreef Van Ark iets, wat voor hem als een geboren buitenlander, die zijn roem in Rusland zocht en vond, het levensmotto werd: ‘Ik vergelijk de mening over muziek met de mening over religie. Wij beiden hebben dezelfde geloofsovertuiging, dat is muziek, maar net als over God de vader, God de zoon en de Heilige geest lijkt iedereen bij muziek een individuele onafhankelijke mening te hebben. Desondanks kunnen wij, hoop ik, goede vrienden blijven’.18

Van Ark schrijft in het Russisch met gebruik van Duitse namen en woorden. Of hij de Nederlandse taal machtig was, is onbekend. Geboren in Sint-Petersburg kreeg hij wel de nationaliteit en de geloofsovertuiging van zijn Nederlandse hervormde ouders. Maar doordat hij opgegroeid was in een Russische omgeving, door zijn opleiding en zijn werk in de Russische instellingen, zal hij zich vervreemd hebben gevoeld van het vaderland van zijn ouders. Daarbij speelde ongetwijfeld ook zijn echtgenote een belangrijke rol. In 1872 trad hij in het huwelijk met de Russische Uljana Danilovna Borshsjtsjova, waarbij de ceremonie eerst werd voltrokken in de orthodoxe Kazanskaja kerk te Sint-Petersburg. In het trouwregister van de Nederlandse hervormde gemeente staat op 20 oktober vermeld: na eene driemalige openlijke afkondiging in onze en in de Russisch orthodoxe Kazansche kerk, in deze getrouwd, in de onze bevestigd het daar voltrokken huwelijk van: Karel Pieter Hendrik van Ark, zoon van den heer Karel van Ark, organist der gemeente en van wijlen zijne echtgenote Thérèse Adèle geboren Baudet, en Uljana Bartschtscheff, dochter van wijlen den heer Daniel Bartschtscheff, gouvernementssecretaris en zijne echtgenote Eudoxie geboren Andreeff.19

In 1895 op 56-jarige leeftijd besloot Karel de Russische nationaliteit aan te nemen. Zijn eed aan de Russische tsaar legde hij af in het stadshuis van Sint-Petersburg. Volgens de regels werd de eed voltrokken door een pastoor van zijn geloof; in zijn geval was dat de protestantse dominee Walter. De verandering van burgerschap was een zeldzame gebeurtenis in de Nederlandse kolonie en toonde aan dat Van Ark voor altijd in Rusland wilde blijven. Aan de andere kant had hij in Nederland niets. Waarschijnlijk waren het vooral praktische redenen die hem deden besluiten de Russische nationaliteit aan te nemen; op deze manier kwam hij in aanmerking voor een staatspensioen.

In zijn laatste jaren begon Karel van Ark te kwakkelen met zijn gezondheid. In mei 1894 kreeg hij in verband met een ziekte financiële steun van het conservatorium voor een medische behandeling. De brief over het toewijzen van dit geld en met de wensen van beterschap schreef de directeur van conservatorium zelf en dat was niemand minder dan Julius Johansen, de schoonvader van de latere Nederlandse consul Hendrik van Gilse van der Pals. Deze laatste zat weer in de directie van de RMO, waaraan het conservatorium was onderworpen.20 Het Petersburgse Nederlandse wereldje was immers klein. In 1901 vroeg Karel Karlovitsj om een pensioen van Rb. 3.000 per jaar, maar hij kreeg slechts Rb. 1.200 met permissie van de tsaar en na bemiddeling door het conservatorium. Voor september 1902 plande het conservatorium een groot feest ter ere van het 40-jarige jubileum van het onderwijswerk van professor Van Ark, maar het liep allemaal anders. Op 11 augustus 1902 overleed Karel van Ark aan een sarcoom en hij werd enkele dagen later begraven op het

17 Zes brieven van K. van Ark aan P. de Conne. 1898-1902. Bevinden zich in het museum van S.-Petersburgse conservatorium. 18 Brief van Van Ark aan De Conne van 14.07.1902. 19 De Hollandse Hervormde, deel III, 265. 20 Zie casestudy over Hendrik van Gilse van der Pals.

147

Page 5: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Lutherse kerkhof Wolkowo te Sint-Petersburg.21 Een necrologie over Van Ark in het tijdschrift Muzyka i penije (Muziek en zang) begon met de woorden: ‘Op 11 augustus is in Sint-Petersburg Karel van Ark overleden, één van de meest eerbiedwaardige professoren van het Sint-Peterburgse conservatorium, een beroemd musicus en pedagoog’. Het artikel eindigde met ‘hij is heengegaan net als het grootste deel van de ideale noeste werkers, zonder middelen van bestaan voor zijn gezin achter te laten’.22 De waardering en respect voor zijn verdiensten blijken ook uit zijn ‘lintjesregen’: voor zijn ‘uitstekend-hartelijke dienst’ kreeg hij in 1881 de orde van Sint Anna derde graad, in 1888 de orde van Sint Stanislav tweede graad, in 1895 de orde van Sint Anna tweede graad en in 1898 de orde van Sint Vladimir vierde graad.23

Zijn leerlingen kwamen met een initiatief om geld in te zamelen voor het opzetten van een grafsteen. Er werd rond Rb. 500 verzameld. De grafsteen werd gemaakt van zwart Belgisch graniet in vorm van een kruis met het opschrift: ‘Aan de onvergetelijke professor, van zijn studenten en studentes’.24 Helaas is deze grafsteen niet bewaard gebleven. In oktober 1902 kwam één van de vroegere studenten van professor Van Ark op het idee om een concert te organiseren met als doel de opbrengst te gebruiken voor de oprichting van een Van Arkstipendium. De opbrengst was niet erg groot, slechts Rb. 500. Dit geld werd in een bank vastgelegd om rente te kunnen trekken. De gezondheid van de weduwe, aan wie een pensioen van Rb. 800 per jaar uit de staatskas was toegekend, werd echter steeds slechter. Haar financiële toestand was zo krap, dat zij een dringend nodige kuur niet kon betalen. In april 1905 schreef Uljana Danilovna aan de RMO: ‘Daar het idee over het stipendium geen vervolg heeft gekregen en het kapitaal derhalve niet groot genoeg is en ook niet groeit, verzoek ik u om dit geld aan mij te geven voor een kuur, die ik dringend nodig heb. De oprichters van dit stipendium hebben hiermee reeds toegestemd’.25 Haar verzoek werd resoluut afgewezen; de som geld diende onaangeroerd op de bank te blijven staan. In juni 1905 probeerde zij het nog een keer: ‘dat geld is toch niet genoeg voor een stipendium en zal pas genoeg zijn over een jaar of 50. Dan is de naam van mijn man allang vergeten, want je daarvoor moet je een Rubinstein of List zijn ( …) dit geld zou mij nu heel goed kunnen helpen’.26 Het geld bleef op de bank staan, maar van de directie van het conservatorium kreeg de weduwe Rb. 250. Waarschijnlijk bleef het geld op de bank langzaam groeien tot dat in het 1917 werd genationaliseerd.

Ondertussen is er al meer dan 100 jaar verstreken sinds het overlijden van Karel van Ark, maar (in tegenstelling tot de woorden van zijn vrouw), is hij niet vergeten in Sint-Petersburg. In twee boeken ter ere van het 100-jarig bestaan (1962) van het Petersburgse conservatorium komt zijn naam veelvuldig voor. 27 Ook in het boek over het 140-jarige jubileum van het conservatorium bevindt zich zijn portret en een afbeelding van zijn leerboek. Zijn muziekstukken en brieven liggen in het museum van het conservatorium nog altijd voor iedereen ter inzage. En onlangs is bij het 300-jarig bestaan (2003) van de stad Sint-Petersburg een website gemaakt over de geschiedenis van de stad. Eén van de thema’s is gewijd aan de

21 Muzyka i penije, 1902 Nr. 11. 22 Ibidem. 23 TsGIA SPb, fond 361, opis 9, delo 171. 24 Materialen uit particuliere archief van B.W. Hartong van Ark. Karekietlaan 22 2261 CK Leidschendam. 25 TsGIA SPb, fond 361, opis 11, delo 437. 26 Ibidem. 27 100 let Leningradskoj konservatorii ( Leningrad 1962). Iz istorii Leningradskoj konservatorii (Leningrad 1964).

148

Page 6: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Nederlanders in Sint-Petersburg en ook daar heeft Karel van Ark een eigen pagina met een korte biografie gekregen.28

28 http://www.300online.ru/foreign/fanark.html

149

Page 7: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Hendrik van Gilse van der Pals: het succesverhaal van een Rotterdammer in Sint-Petersburg

Een groot deel van de Nederlanders kwam naar Sint-Petersburg op zoek naar fortuin. Eén van de meest aansprekende personen hierbij is Hendrik van Gilse van der Pals, getuige ook de lovende bewoordingen op de Russische website29 ter gelegenheid van het 300-jarige bestaan van Sint-Petersburg: ‘De Hollandse onderdaan Hendrik van Gilse van der Pals, consul der Nederlanden in Sint-Petersburg, hield zich sinds 1887 actief bezig met het ondernemen, waarmee hij de ontwikkeling van de Russische industrie bevorderde. Als directeur van de Eerste Russische verzekeringsmaatschapij had hij een grote inbreng bij de opkomst van het Russische verzekeringswezen en als kunstliefhebber was hij een gulle sponsor van de Russische cultuur’. Dat Sint-Petersburg hem 100 jaar na dato nog niet vergeten is, zegt veel over zijn positie in de Petersburgse gemeenschap. In deze casestudy wordt de levensloop gereconstrueerd van deze bijzondere Nederlander, die als 17-jarig weeskind naar Sint-Petersburg kwam en 40 jaar later de rijkste Nederlander ooit is geworden, die in Rusland zijn fortuin zocht.

Hendrik van Gilse van der Pals werd geboren in 1856 te Rotterdam als telg van een koopmansgeslacht. Zijn geboorte-akte vermeldt dat zijn vader op het stadhuis aangifte kwam doen van de geboorte van een zoon op 21 mei en dat de bevalling thuis had plaatsgevonden. De jongen kreeg de traditionele familienaam Hendrik, net als zijn vader. 30 Uit het huwelijk van zijn ouders werden 12 kinderen geboren, waarvan er vijf reeds jong overleden zijn. Zijn kindertijd bracht Hendrik in Rotterdam door, waar hij de lagere school afmaakte. Hendriks moeder overleed echter in 1868. Het oudste kind was toen 18 jaar oud, maar het jongste was nog geen 3 en Hendrik was op dat moment 12. Zijn vader besloot hem en zijn één jaar jongere broer Johan naar een internaat in Duitsland te sturen om een handelsopleiding te krijgen.31 Kennelijk was zijn vader als eigenaar van een groothandel in papier niet onbemiddeld, want Hendrik en Johan gingen naar het Knaben-Institut van Professor Dr. Klose in Cannstatt, tegenwoordig een stadsdeel van Stuttgart.32 Deze school nam alleen mannelijke leerlingen in de leeftijd van 8 tot 16 jaar aan. Het was een algemene opleiding, waarbij ‘de leerlingen niet alleen konden worden opgeleid voor het praktische leven, de handel en een beroep, maar ook voor hogere onderwijsinstellingen, gymnasia, polytechnicum en voor militaire scholen (…) Voor leerlingen, die handel of een beroep willen leren, wordt bijzondere aandacht aan de moderne talen Frans en Engels besteed (…) Alle leerlingen kregen in het vierde jaar het vak Boekhouden’.33 De leerlingen kwamen overal vandaan. Op deze wijze leerde Hendrik Max Othmar Neuscheller kennen, een Zwitser van geboorte, maar zijn moeder en zijn stiefvader woonden in Sint-Petersburg.34 Deze kennismaking groeide uit tot een levenslange vriendschap, samenwerking en zelfs verwantschap. Max stapte in het huwelijksbootje met een

29 www.300online.ru. 30 In deze familie waren twee veelvoorkomende mannelijke voornamen: Hendrik en Cornelis. De oudste broer kreeg de naam Cornelis. StaatsArchief van de Russische Federatie te Moskou (GARF) fond 889, opis 1, delo 1 (stamboom geslacht van der Pals). 31 Uit interview door auteur met H. de Bruyne, kleindochter van Hendrik van Gilse van der Pals, 26 juni 2003 te Baarn. 32 Deze school was opgericht in 1860 als privé-school met een internaat en bevond zich op Paulinestrasse 13 te Cannstatt. Opgeheven in 1883. 33 Aldus Dr. M. Schmid van het Stadsarchief van Stuttgart, die deze informatie voor mij heeft opgezocht. 34 Osteuropa-Institut München amburger-Archiv: Personendatenbank zur Migration ins vorrevolutionäre Russland, http://www.Irz-muenchen.de/~oeihist/amburger.htm. Dokument-Id [94260].

150

Page 8: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

nichtje van Hendrik. Deze verwantschap bleef zelfs voortbestaan in de volgende generatie door het huwelijk van Hendriks dochter met de zoon van Max.

De stiefvader van Max, Leopold Neuscheller, bezat een uiterst succesvol handelsbedrijf in Petersburg en andere Russische steden. Dit handelshuis vertegenwoordigde de producten van de ‘Russian-American India Rubber Co’ en de Mechanische schoeiselfabriek ‘Skorochod’.35 Toen de jongens bijna klaar waren met hun opleiding, kwam L. Neuscheller naar Cannstatt om zijn stiefzoon te bezoeken. Daar ontmoette hij ook Hendrik en na een goed gesprek was hij zeer gecharmeerd van de jongen en zijn commerciële kwaliteiten.36 Aangezien Hendriks vader net was gestorven37 en de jongen nu dus een wees was, kwam het aanbod van de heer Neuscheller om voor hem in Sint-Petersburg te komen werken als een gunstige speling van het lot. Samen met zijn vriend vertrok Hendrik in 1874 naar de Russische hoofdstad. Over de eerste jaren van zijn verblijf in Sint-Petersburg is niet veel bekend. Duidelijk is wel dat hij zich via meer dan één functie binnen het bedrijf omhoog werkte. Vanaf 1 januari 1884 kreeg hij tekenbevoegdheid bij Neuschellers bedrijf.38

In het jaar daarvoor was hij met 17-jarige Lucy Johansen getrouwd, een dochter van Julius Johansen, professor en latere directeur van het Petersburgse conservatorium.39 Lucy was de jongste dochter in deze Engels-Deense familie. Ze groeide op in Finland en genoot een

Scandinavische opvoeding. In Finland bezocht zij een Duitse school, waar zij Engels, Zweeds, Duits en Frans leerde spreken.40 Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren: 3 dochters en 3 zonen.

Lucy was vaak ziek en ging regelmatig voor behandeling of rust naar een kuuroord. In 1899 kocht Hendrik in Finland een groot landgoed in de buurt van het stadje Paloniemi aan de rand van het Ylikitkameer. Het klimaat was hier beduidend zachter dan in Sint-Petersburg en de natuur heel mooi. De familie bracht daar veelal de zomermaanden en andere vakanties door. De relatie tussen de kinderen en hun ouders was ‘vriendelijk, maar niet zeer intiem’.41 De kinderen zagen

hun vader niet veel: om half zeven 's avonds even, als hij uit de zaak kwam, en dan nog even tegen tien uur bij de thee. Dit gebrek aan aandacht probeerde Hendrik te compenseren door gezamenlijke buitenlandse reizen naar Frankrijk, Zwitserland, Duitsland, enz. Zelden gingen ze naar familie in Holland. De kinderen spraken zelfs geen Nederlands. De voertaal in Hendriks huis was Duits, maar er werd ook Frans en Russisch gesproken. Hendrik zelf was het Russisch wel machtig, maar niet helemaal foutloos, daarom gaf hij bij openbare

Familie Van Gilse van der Pals

35 Uit het interview met H. de Bruyne. 36 Levnadsminnen (levensherinneringen) door Max van Gilse van der Pals. Typoschrift in familiebezit, 2-3. Zie ook: W. Graf, Leopold van der Pals. Komponieren für eine neue Kunst (Dornach 2002) 16. 37 In 1873. Nederlands particiaat A 1914 5-e jaargang Centraal Bureau voor Genealogie en Heraldiek te ’s-Gravenhage, 312. 38 GARF, fond 889, opis 1, delo 8, list 9. 39 J. Johansen was een verrussischte Deen. Zie ook: 100 let leningradskoj konservatorii. Istoritsjeski otsjerk. (Leningrad 1962) 59 en 244. 40 Levnadsminnen, 4. 41 Ibidem, 21.

151

Page 9: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

gelegenheden de voorkeur aan het Duits. De kinderen kregen een goede opvoeding. Hun eerste lessen kregen ze thuis van gouvernantes en privé-leraren. De jongens gingen vanaf hun twaalfde jaar naar de Duitse school van de drie hervormde gemeentes. Alle drie de zonen van Hendrik kregen daarna nog hoger onderwijs. Twee van hen begonnen hiermee aan de Universiteit van Sint-Petersburg, Leopold studeerde er rechten en Max rechten en economie. De meisjes kregen het volledige lesprogramma thuis. Naast algemene lessen leerden de kinderen ook piano spelen, wat in die tijd tot het opvoedingsprogramma van de rijke families behoorde.

De liefde voor muziek had altijd een belangrijke plaats in deze familie. Van Lucy is bekend dat ze piano speelde en heel erg mooi kon zingen, wat ze thuis vaak deed, ook voor haar gasten.42 De oudste zoon Leopold werd componist en zijn eerste lessen in muziektheorie kreeg hij van zijn grootvader. Toen Leopold echter muziek wilde gaan studeren, was zijn vader daar fel tegen gekant. Hendrik, die Leopold als zijn opvolger in gedachten had, wilde dat zijn zoon eerst naar de Petersburgse universiteit ging om een beroep te leren, waarmee hij zijn brood kon verdienen.43 Een andere zoon, Nikolaj, werd dirigent. Zijn dissertatie over Rimski-Korsakovs operawerk geldt tot op de dag van vandaag als een standaardwerk over het oeuvre van de wereldberoemde Russische componist. Hendrik speelde zelf geen instrument,

maar was wel een groot liefhebber van muziek en hij sponsorde dan ook veel Russische musici en kunstenaars. In de muzieksalon in zijn huis op de Anglijskij Prospekt44 werden regelmatig concerten en muzikale bijeenkomsten gehouden.

Verder was Hendrik directielid van de Russische Muziekvereniging (RMO), sponsorde hij de eerste vijf seizoenen van de symfonieconcerten van pianist en dirigent A. Siloti45 en was hij ook één van de hoofdsponsoren van de tweede grote voorstelling van de Petersburgse impresario Sergej

Djagilev in Parijs in 1908. Deze concerten in Parijs hadden ook een politiek karakter, omdat dit een mogelijkheid was om de geschonden reputatie van Rusland door de revolutionaire oprispingen en de catastrofaal verlopen Russisch-Japanse oorlog van 1905 met de daarbij behorende beurskrach en grote inflatie enigszins te herstellen. Door de grote aanwezigheid van de wereldpers bij deze voorstellingen bestond de hoop dat het beeld van de Russen weer positief zou worden, wat het land aantrekkelijk zou kunnen maken voor nieuwe investeringen. Voor Hendrik waren deze doelstellingen zeker niet onbelangrijk aangezien hij grote belangen in Rusland had.46

Het huis op de Anglijskij Prospekt

42 Herinneringen van Fraulein Amanda Lungrens 1897-1898. Typoschrift uit familiearchief van mr. H. de Bruyne. 43 Levnadsminnen, 31. 44 Dit huis bestaat nog steeds, tegenwoordig is daar de Generale Staf van Sint-Petersburg gevestigd. In het jaar van het 300-jarige Jubileum van Sint-Petersburg bestaat dit huis precies 100 jaar. Het werd door de familie Van der Pals gevierd met een feest in dit huis. 45 Na afloop van het seizoen 1907-1908 schreef H. van Gilse van der Pals aan Siloti over de stopzetting van zijn financiering, omdat hij geen verder perspectief zag in de concerten. Deze concerten gingen echter met andere sponsoren succesvol door tot 1917. Zie: A.I. Siloti, Vospominanija i pisma (Moskou 1963) 419. 46 Graf, Leopold van der Pals. Op cit., 46.

152

Page 10: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Hendriks carrière bij ‘Leopold Neuscheller’ verliep voorspoedig. In 1886 werden Hendrik en Max beiden partners in het bedrijf en Leopold Neuscheller maakte in zijn testament zowel Max als Hendrik tot zijn erfgenamen.47 Toen in 1889 de oude heer Neuscheller kwam te overlijden, werden Max en Hendrik elk voor de helft eigenaar van het bedrijf. In 1908 werd door de Russian-American India Rubber Co. besloten tot de aanschaffing van alle bezittingen en handelsbedrijven van ‘Leopold Neuscheller’: ‘die Übernahme der Verkaufsgeschäfte unser Galoschen in Russland, durch Verschmelzung mit der Firma Leopold Neuscheller’.48 De raad van deze fabriek vroeg Hendrik om commercieel directeur te worden over alle onroerende en roerende goederen, die vroeger aan ‘Leopold Neuscheller’ toebehoorden. Sinds die tijd werd de manufactuur Treugol’nik (Driehoek) genoemd. Waarom Treugol’nik? Volgens de familie-overlevering kwam deze naam voort uit de samensmelting van drie bedrijven: het handelshuis Leopold Neuscheller, de Russian-American India Rubber Co. en de fabriek Skorochod.49 In een brief aan het Ministerie van Financiën werd verklaard, dat ‘dit kenmerk (de driehoek) zeer opvallend is, zelfs voor ongeletterden’.50 Vanaf 27 november 1909 was Hendrik commercieel directeur van Treugol’nik.51

In die tijd werkten er rond de 9.000 mensen in het bedrijf. Bij de fabriek werden twee vijfverdiepingsflats voor de werknemers gebouwd. Tevens was er een bibliotheek met een collectie van 2.300 boeken, een school voor kinderen en volwassenen, een crèche, muziek- en zangklassen, een kegelbaan, een biljartkamer, een eerstehulppost en niet ver van Sint-Petersburg in het plaatsje Volosovo was er een vakantieoord voor de werknemers.52 In 1910 vierde het bedrijf haar vijftigjarig jubileum. In de toonaangevende krant Sankt-Peterburgskije Vedomosti verscheen een groot artikel over de fabriek. Tevens kreeg de fabriek de eretitel Keizerlijk Hofleverancier met het recht om op haar logo het wapen van de staat te plaatsen. Dit recht werd verleend zolang de heren Uteman en Gilse van der Pals aan het hoofd van de onderneming stonden. De fabriek kreeg deze titel niet alleen vanwege de kwaliteit en gunstige prijzen, maar ook voor de voorbeeldige opzet van de onderneming en de goede zorg voor het welzijn van de arbeiders.53 Tegen 1910 was de fabriek al drie keer zo groot als bij het begin in 1860 en in die vijftig jaar was het basiskapitaal gegroeid van Rb. 500.000 tot 30.000.000.54 De fabriek heeft verscheidene prijzen gewonnen op binnen- en buitenlandse tentoonstellingen. Naast ‘galosji’55 produceerde de fabriek ook rubberwaren voor leger en vloot, lazaretten en ziekenhuizen en technische waren voor industrie en landbouw.56

Hendrik was een heel drukbezet man. Hij was veel op reis voor zaken, zowel naar het buitenland als ook in Rusland zelf. In die tijd had de firma 43 filialen in 12 Russische steden, die hij regelmatig bezocht. Reizen in de Russische binnenlanden was niet altijd makkelijk, in de wintertijd ging dat soms zelfs per slee. Kennelijk was tijdgebrek de reden waarom Hendrik in 1891 de aanstelling als vice-consul van Nederland in Sint-Petersburg heeft geweigerd. De Kamer van Koophandel te Rotterdam had hem bij de regering aanbevolen voor die

47 GARF, fond 889, opis 1, delo 8, lijst 20. 48 GARF, fond 889, opis 1, delo 7, lijst 15. 49 Uit het interview met mr. H. de Bruyne. 50 http://www.lzro.ru/hist.html 51 TsGIA SPb, fond 1179, opis 8, delo 246, lijst 2-4. 52 TsGIA SPb, fond 1179, opis 28, delo 11. 53 TsGIA SPb, fond 1179, opis 7, delo 241, lijst 7. 54 N.I. Ivanova, Nemtsy v Sankt-Peterburge i okresnostjach (Sint-Petersburg 1999) 47. 55 Rubberen overschoenen die door de meeste Russen werden gedragen bij nat weer. Worden nog altijd verkocht in Rusland. 56 TsGIA SPb, fond 1179, opis 27, delo 18a.

153

Page 11: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

betrekking. Maar toen de gezant Hendrik liet polsen of ‘hij soms bereid zou worden gevonden zich die benoeming te laten welgevallen’ heeft Hendrik het pertinent geweigerd om te solliciteren.57 Het was hem dan ook onbekend, dat de Kamer van Koophandel te Rotterdam hem, buiten zijn medeweten en zonder zijn instemming had voorgedragen.

Op latere leeftijd bleek hij wel bereid een dergelijke functie te aanvaarden. Toen hij in 1908 door de Nederlandse regering werd gevraagd voor de functie van Nederlandse consul te Sint-Petersburg, accepteerde hij het aanbod. De Nederlandse gezant Sweerts van Landas schreef in zijn brief aan de minister van Buitenlandse Zaken: ‘Ik pols inmidddels de reeds hier woonachtigen Nederlandschen onderdaan H. van Gilse van der Pals omtrent diens geneigdheid om als opvolger van den Heer Mellema op te treden. Deelhebber in de belangrijke firma Leopold Neuscheller, welke in Rusland een reusachtigen afzet van caoutchouk-artikelen bezit, heeft deze landgenoot zich één der grootste vermogens in Sint-Petersburg weten te verwerven. Lid der directie van de Petersburgse Diskonto-Bank, eene der voornaamste financiële instellingen van de hoofdstad, en betrokken in vele industriële ondernemingen, neemt hij eene eerste plaats in handelskringen in, terwijl zijne grote weldadigheid en verdere persoonlijke eigenschappen hem ook menige relatie bezorgd hebben onder de hoogere standen. Door het langdurige verblijf hier ten lande is hij verder van de Russische toestanden goed op de hoogte en de grote omvang over het gehele Rijk verspreide zaken stellen hem beter dan wie ook in staat om de vraagbaak te zijn voor onze handelaars en industriëlen. Om kort te gaan de Heer van Gilse van der Pals beschikt in hoge mate over alle eigenschappen, welke hem voor het ambt van consul hier ter stede geschikt maken’. Verder voegt de gezant in zijn brief er nog aan toe: ‘Alleen vreest hij in gevolge zijner eigene drukke bezigheden genoodzaakt te wezen vrij vaak uitstedig te zijn en niet bij machte zelve het kanselarij-werk te verrichten; hij zou daarom wenschen een persoon naast zich te mogen aanstellen, die dit werk kon afdoen en casu quo namens hem, doch onder zijne verantwoordelijkheid de lopende consulaire formaliteiten te vervullen. Hij is bereid een dergelijk persoon uit eigen beurze te bezoldigen en voor dezen in zijne privaatwoning een bijzondere kanselarij in te richten. Hij heeft voor deze functie op het oog H. van Niftrik. (…) In de inwilliging van het verzoek des Heeren van Gilse van der Pals vermag ik geen bezwaar te zien’.58 Na deze aanbeveling van de gezant had ook de minister geen bezwaar.

In 1913 werd er in opdracht van de kanselarij van het Petersburgse stadsbestuur een vragenlijst ingevuld door de wijkpolitieofficier over Hendrik. Blijkens de laatste twee vragen ging het hier om een onderzoek met de bedoeling hem voor te dragen voor een onderscheiding. Uit deze enquête blijkt dat Hendrik naast zijn positie bij Treugol’nik en zijn consulaat ook lid was van de raad van bestuur van de Diskonto-Bank, directeur van de Eerste Russische verzekeringmaatschappij, directeur van een fabriek in keramiek en aardewerk en huiseigenaar. Verder was hij lid of voorzitter van 10 liefdadigheids- en charitatieve instellingen, zoals erevoorzitter van de Petersburgse raad voor kinderhuizen onder het departement van keizerin Maria, voorzitter van het bestuur van een sanatorium voor kinderen

57 NA, Toegengsnummer 2.05.38, B-Dossiers, Inv.nr. 1085. 58 NA, Toegangsnummer 2.05.38, B-Dossiers, Inv.nr. 1086. Zes jaar later bezocht van Prins Hendrik der Nederlanden Sint-Petersburg met de HMS ‘Zeeland’. De commandant van het schip schreef in zijn rapport over het verblijf te Sint-Petersburg, waarin hij de gewaardeerde medewerking van de consul uitermate lovend beschreef en verbaasde zich waarom de heer van Gilse van der Pals geen hogere rang dan consul bekleedde. Op de missive van de minister van Buitenlandse Zaken over de mogelijke bevordering tot consul-generaal gaf de gezant een uitgebreid negatief antwoord: ‘En ambtelijke motieven om hem den persoonlijken titel van consul-generaal te verleenen, dat wil zeggen motieven ontleed aan de wijze, waarop hij zijne ambtelijke bezigheden verricht, zijn er niet. … hij heeft in puncto consulaire werkzaamheden inderdaad niets of bijna niets verricht. Die werkzaamheid wordt volbracht door Hr. Ms. Gezantschap, de facto consulaat-generaal voor Rusland, en door den ijverigen kanselier Van Niftrik’.

154

Page 12: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

met TBC, lid van het curatorium van het Aleksandrijskij vrouwenhuis59, lid van de raad van de school van de drie hervormde gemeentes, enz.60

Ondanks zijn hoge maatschappelijke positie en zijn uitgebreide netwerk in het Petersburgse leven, bleef hij toch zijn Hollandse wortels trouw. Zo was hij vanaf het begin lid van de Nederlandse club en toen in 1913 de Club een eigen onderkomen ter beschikking kreeg, werd dit clublokaal ingericht met een ruime bijdrage van Hendrik, die onder andere zorgde voor een origineel Hollands biljard. Vooral de aanwezige jonge landgenoten waren hier hoogst welkom.61 Tevens was hij lid van de Nederlandse hervormde gemeente en ook zijn kinderen waren leden van deze kerk. Samen met hun verwanten van de familie Neuscheller behoorden zij echter tot het ‘Duitse’ deel van de gemeente. De rijke Nederlandse gemeente te Sint-Petersburg was ook erg actief in het liefdadigheidwerk.

Al vrij snel na het begin van de Eerste Wereldoorlog besloot de gemeente, net als bij eerdere oorlogen, de Russische militairen te helpen door middel van het opzetten van een lazaret. De drijvende kracht achter deze onderneming was Hendrik. Hij stelde een deel van zijn villa beschikbaar voor het lazaret en hij verleende ook de grootste financiële bijdrage, van augustus 1914 tot 1916 rond de Rb. 85.000.62 Een aantal Nederlandse vrouwen was in dit lazaret als vrijwilligsters werkzaam waaronder de dochters van de consul, die daar tot verpleegsters werden opgeleid en er werkten.63 Het lazaret bood plaats aan 40 gewonde officieren en in het eerste jaar werden er in totaal 345 patiënten behandeld. Voor zijn liefdadigheidswerk kreeg Hendrik zeven onderscheidingen van de Russische regering: de Sint Stanislav derde en tweede klasse, de Sint Anna derde en tweede klasse, de Sint Vladimir vierde klasse, enz.

De binnenlandse sociale onrust in Rusland had ook zijn invloed op het dagelijks leven en inzichten van de familie Gilse van der Pals. Toen na de revolutie van 1905 alle Universiteiten door de regering werden gesloten, zag Hendrik’s tweede zoon, Max, zich genoodzaakt zijn studie af te ronden in het buitenland. In Zűrich werd hij doctor in de publieke economie. In deze periode begon Hendrik te twijfelen aan een voorspoedige economische toekomst van Rusland. De moordaanslagen op hoge Russische functionarissen door revolutionairen en de harde staatsterreur als antwoord van de Russische autoriteiten hadden een zeer ongunstig effect op de Russische economie. Hendrik ging geld investeren in het buitenland om zijn risico’s te spreiden. In Finland kocht hij nog een landgoed, Lakspoje. Zijn zoon Max werd beheerder van dit landgoed in Finland. Toch deed hij ook lange termijn investeringen in Rusland; hij was duidelijk niet van plan zich terug te trekken uit dit land. Zo kocht hij een klein landgoed in Oranienbaum, een plaats in de omgeving van Sint-Petersburg.64 Tevens kocht hij bossen in de buurt van Archangelsk.65

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog had Gilse van der Pals te maken met een bedrijfsongeluk, dat een politieke karakter kreeg. In maart 1914 was in één van de fabrieken van Treugol’nik in Sint-Petersburg tijdens de productie een giftige stof vrij

59 Hendrik’s vrouw Lucy had veel van haar tijd besteed aan deze stichting. Levnadsminnen, 4-5. 60 TsGIA SPb, fond 1179, opis 8, delo 246, list 41. 61 Harmsen, Vriezenveners, 161. 62 GARF, fond 889, opis 1, delo 4, 5-6. 63 Uit het interview met H. de Bruyne. 64 Ambassadeur Oudendijk was vaak te gast op dit landgoed en schreef hier over: ‘De heer Van der Pals bezat een uiterst charmant klein buitenhuis bij het keizerlijk paleis in Oranienbaum aan de Finse Golf. Oorspronkelijk gebouwd door Catharina II voor een Engelse marineofficier, kwam het in handen ven de Leuchtenberg familie. Het huis was een juweel van de 18e eeuws architectuur. Zijn nieuwe eigenaar had het laten renoveren door een eersteklas expert en het was ingericht met prachtige meubelen uit die periode’. In: W.J. Oudendijk, Ways and By-ways in Diplomacy (London 1939) 268. 65 Levnadsminnen, 47-48.

155

Page 13: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

gekomen, waardoor enkele (volgens de pers 8) vrouwelijke arbeiders bedwelmd werden en later aan de gevolgen overleden. De arbeiders van andere afdelingen raakten in paniek en probeerden massaal de fabriek te verlaten. Hierover werd uitgebreid bericht door de Petersburgse pers en er kwam een officieel onderzoek. Uit dit onderzoek bleek dat het ongeval te wijten was aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden en nalatigheid van de bedrijfsleiding. Met name de slechte ventitalitie en de slechte kwaliteit van de gebruikte benzine en smeermiddelen bij de productie van galosji waren belangrijke oorzaken. De fabriek werd tijdelijk gesloten. Volgens de beroemde professor Bechterev was er sprake van drie of vier echte gevallen en waren alle overige meldingen te wijten aan massahysterie.66 Vreemd genoeg kwamen dergelijke meldingen niet alleen voor bij Treugol’nik, maar ook bij andere ondernemingen in Sint-Petersburg. Niet veel later, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kreeg dit incident een zeer grimmig karakter. In de krant Birzevyje vedomosti (Beurscourant) werd dit incident genoemd als een sinister complot van de Duitsers. In de pers werd voortaan de fabriek betiteld als een Duitse onderneming, die de arme Russische arbeiders exploiteerde. Als bewijs werd de lijst met namen van het management van de onderneming gepubliceerd, met als commentaar: ‘Kijk maar, dit zijn allemaal Duitse namen’. Bovenaan deze lijst stonden de namen van de Nederlander Gilse van der Pals en van de Zwitser Neuscheller.67

Na de Februarirevolutie ging Hendrik er nog vanuit dat er nu een liberaal regime zou komen, waardoor de economie weer zou opbloeien en dat het leven in Rusland zelfs beter zou kunnen worden dan voorheen. Hoewel de situatie steeds onveiliger werd, waardoor Hendrik zijn familie naar Finland stuurde, bleef hij zelf in de stad. Zijn hoop werd echter niet bewaarheid. Met de Oktoberrevolutie van 1917 kwam een dramatisch einde aan de voorspoed van de Nederlanders in Sint-Petersburg. De burgeroorlog veroorzaakte in de winter van 1917 op 1918 een grote hongersnood in Sint-Petersburg. Ook in deze moeilijke tijden deed Hendrik als consul wat hij kon doen voor zijn landgenoten. ‘De heer van der Pals’, - schreef D.G. Harmsen in 1918 naar zijn familie in Holland, ‘heeft op zijn datsja op Kamennij eiland de moestuin afgestaan aan de kolonie om er groente te verbouwen. Wij hebben daar nu elk een stuk, waarop wij verschillende dingen gezaaid hebben. Ook hebben wij het grasveld voor zijn huis omgespit, wat een reuzenwerk was, en daarop aardappels gepoot’.68 Maar Hendrik zelf kreeg al snel te maken met de Sovjets. In juni 1918 werd het Decreet over de nationalisatie door de Sovjetregering aangenomen. Dat was het officiële document op basis waarvan de aanspraak door de Sovjets op het eigendom van de industriëlen werd gelegaliseerd. De Treugol’nik-fabriek werd genationaliseerd in juni 1917 en tot december 1917 op non-actief gesteld.69 Maar Hendrik bleef tot november 1918 in de stad, waar hij trachtte zijn fabriek te redden.

Tot op het laatste moment dacht hij dat alles wel weer in orde zou komen. Maar het was hopeloos. Zijn personeel dreigde hem vastgebonden in een jutezak in het aangrenzende kanaal te gooien als hij zich nog langer zou bemoeien met het arbeiderszelfbestuur, vertelde Emma, de dochter van de consul in een interview.70 In november 1927 werd in het Avondblad een 7-delig feuilleton van John Jonker gepubliceerd, die in 1917 als journalist naar Rusland reisde. In het tweede artikel komt een episode voor die veel overeenkomsten heeft met het verhaal van Emma: ‘Gisteren (6 juli) vertelde mij X. van zijn zorgen: De fabriek werkte reeds meer dan 24 uur zonder opzichter of ingenieur. De arbeiders hadden, bij het uitbreken der

66 TsGIA SPb, fond 1179, opis 27, delo 19. 67 TsGIA SPb, fond 1179, opis 32, delo 26. 68 Harmsen, Vriezenveners, 173. 69 Ivanova, Nemtsy, 51. 70 H. Olink, ‘Tussen bolsjewiek en bontjas’, in: HP De Tijd 01-11-1991, 27.

156

Page 14: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

revolutie, de onderbazen weggejaagd; zij wilden zelf nieuwe kiezen. Hun eigen scheidsrechters hadden hen echter ongelijk gegeven. In ieder geval moesten zij een gedeelte van de oude opzichters terugnemen. Dit wilden zij nu niet. Men had intussen vrouwelijke onderbazen gehad, maar die waren door de arbeiders gedegradeerd. Tenslotte hadden zij allen weggejaagd. Zij dreigden hen in de rivier te gooien, als zij terugkwamen, en hadden heel geriefelijk, wagentjes gereed gezet, om hen daar heen te rijden’.71

Op 9 november 1918 vertrok Hendrik uit Sint-Petersburg samen met de gezant Oudendijk. Meer dan drie koffers mocht hij niet meenemen. Op de lijst van de Vereniging voor Nederlandse Belangen in Rusland staan zijn bezittingen genoteerd die hij achterliet, zoals: huizen in Petrograd, Kazan en Ekaterinburg ruim Rb. 8 miljoen, aan meubels ruim 2 miljoen en aan effecten 36 miljoen. Hiervan heeft hij of zijn familie nooit meer iets teruggezien.

Hendrik ging naar zijn landgoed in Finland, waarheen zijn familie al meteen na de Februarirevolutie was verhuisd. Twee van zijn kinderen vertrokken niet veel later naar Zwitserland, de andere vier bleven in Finland. Later verhuisde Emma, de jongste dochter van Hendrik, samen met haar man en dochters naar Nederland. Ondanks de grote tegenslag, de geconfisqueerde bezittingen en het gedwongen vertrek uit Rusland bleef Hendrik actief. In Finland was ook nog een filiaal van ‘Skorochod’ en hier ging hij nu mee verder. Bovendien was het agragisch bedrijf, dat door Hendriks zoon Max was opgericht, ook bijzonder succesvol. Hierdoor kon de familie zonder al te grote problemen de draad weer oppakken, al stond dit nieuwe leven in geen enkele verhouding met de rijkdom die zij in Sint-Petersburg gewend was. In 1926 ging Hendrik vanwege zijn verslechterende gezondheid in een sanatorium in Zwitserland wonen. Twee operaties brachten niet het gewenste resultaat en op

18 december 1928 overleed Hendrik in het Zwitserse Glion.

Een feest in het huis van Neuscheller op het Kamennyj eiland te Sint-Petersburg ter gelegenheid van een bezoek van Italiaanse vrienden in 1912. Staand van links naar rechts: Valdemar Neuscheller, Lucy Pilet, Boris Busov (vriend van de familie Van der Pals), Max Neuscheller sr., zijn vrouw Corrie (geboren Van der Pals), Max Neuscheller jr., Oksana Siloti, Nikolaj (Kokka) van der Pals. Zittend van links naar rechts: Corrie Neuscheller, Anja Neuscheller (op de grond) Henriette (Etty) van der Pals, Emmy van der Pals (op de grond), Lucie Neuscheller (geboren van der Pals), haar man Leo Neuscheller en Manja Neuscheller.

Tot besluit kan gesteld worden dat de lovende woorden op de website over Sint-Petersburg over de bijdrage van Hendrik van Gilse van der Pals aan de Russische samenleving niet overdreven waren. Hendrik was een bijzondere man, die een zeer vooraanstaande positie heeft weten te bereiken in deze bijzondere stad. Mede dankzij hem is de Nederlandse invloed op Sint-Petersburg tot aan het begin van het communistische tijdperk groot te noemen.

71 J. Jonker, ‘Herinneringen uit incubatiedagen der rode revolutie’, in: Avondblad 06-11-1927, 4.

157

Page 15: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Sophia ter Hegen. Van het Koudegat naar het Aleksandrovskij park

Op 21 februari 1887 plaatste de Petersburgse krant Peterburgskij Listok de necrologie van Sophia Rost: ‘Gisteren is overleden de bij alle Petersburgers wel bekende Sophia Rost. Iedereen, van de oudste inwoners tot en met de jongste blagen herinnert zich deze onvermoeibare entrepreneur, maar niet iedereen is bekend met haar levensloop en avonturen. Sophia Rost, meisjesnaam Ter Regen72, was geboren op 4 februari 1813 in het Hollandse stadje Groningen als telg van een onbemiddeld koopmansgeslacht. Zij kwam in 1842 naar Rusland en meer dan 20 jaar reisde zij naar verschillende steden van ons grote vaderland, zoals Warschau, Kiev en Odessa, alwaar zij haar reizende menagerie liet zien. Het was een mooie vrouw en onvermoeibaar in haar ondernemingszucht, zij liet zich niet kisten door de tegenslagen van het leven en de moeilijkheden van het zakendoen (…) In 1848 trad zij in Odessa in het huwelijk met de doctor in zoölogie, Julius Gebhard, met wie zij in 1864 de Zoölogische Tuin van Sint-Petersburg oprichtte. Deze tuin was in haar beginjaren bescheiden qua omvang, maar langzamerhand ontwikkelde zij haar collecties en oranjerieën tot een enorm populaire attractie, mede door de bemoeienissen van de tweede man van Sophia, Ernst Rost, met wie zij, na het overlijden van Julius Gebhard, in 1873 in het huwelijk trad. Velen zullen met warme gevoelens aan haar terugdenken. De begrafenis vindt morgen plaats op de Rooms-katholieke begraafplaats van Sint-Petersburg, alwaar zij naast het graf van haar moeder zal worden begraven’.73

Deze vrouw was één van de meest opmerkelijke personen van Nederlandse afkomst in Sint-Petersburg in de tweede helft van de 19e eeuw. Daarvan getuigt haar levensverhaal: Sophia ter Hegen werd geboren op 4 februari 1813 op nummer 7 van het Koudegat te Groningen. Dit is een kleine zijstraat in het hart van de stad waar de wind vaak vrij spel heeft, vandaar de naam. Sophia was het buitenechtelijke kind van Anna ter Hegen. Hoewel in deze tijd buitenechtelijke kinderen niet als een grote schande werden gezien, hanteerde de overheid wel bepaalde regels voor dergelijke gevallen. Aangezien de meeste ongehuwde moeders en hun kinderen ten laste van de gemeenschap kwamen, werd door de overheid aan vroedvrouwen opgedragen de kraamvrouw pas te helpen als deze de naam

van de vader had genoemd. De vroedvrouw had een meldingsplicht aan de overheid, zodat deze maatregelen tegen de vader kon nemen.74 Desondanks staat in het geboorteregister van de stad Groningen genoteerd, dat op 7 februari 1813 ‘Bijna Jans, vrouw van Jan Hemmes, geauthoriseerde vroedvrouw, geadsisteerd door twee getuigen verklaard, dat Anna ter Hegen op vierden dezen maand om 6 uur ‘ochtend is verlost ten haren huizen van een dogter dewelke genaamd is Sophia’.75 Er stond dus geen vermelding over de vader in, maar nog op haar geboortedag werd kleine Sophia gedoopt in het Rooms-katholieke geloof en in het doopregister van de Heilige Martinus-parochie staat vermeld, dat Sophia’s moeder, Anna ter Hegen, heeft verklaard dat de naam van de vader Asschroo was.76 Of Sophia’s moeder later alsnog getrouwd is en waar de benaming ‘koopmansgeslacht’ uit bovenstaande necrologie

Sophia Rost (geboren Ter Hegen) rond 1880.

72 De schrijfwijze van haar achternaam was waarschijnlijk door Sophia veranderd van Ter Hegen in Ter Regen, daar de Russen grote moeite hebben met de Hollandse ‘h’. 73 Peterburgskij listok № 49 21.02.1887. 74 http://www.kb.nl/kbschool/hr/site/ 75 RHC Groninger Archieven, Geboorteregister 1813. 76 RHC Groninger Archieven, Toegangsnummer 1537, Heilige Martinus parochie te Groningen, Inv.nr. 37.

158

Page 16: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

vandaan kwam, zijn onbekend en ook over de jeugd van Sophia is niets bekend. De stad Groningen kreeg pas in 1822 haar eerste bevolkingsregister en daarin komt de naam Ter Hegen niet voor. Ook de parochie van de Heilige Martinus had in deze tijd nog geen lidmaatschapboek. Waarschijnlijk kwam de ongehuwde moeder met haar dochter niet ‘ten laste van gemeenschap’, want in het register van de Armenzorg komen deze namen ook niet voor. Sophia’s moeder moet dus een bron van inkomsten hebben gehad. Het enige dat zeker is, is dat Sophia voor haar tiende verjaardag de stad Groningen moet hebben verlaten, daar zij of haar moeder in het eerste bevolkingsregister van Groningen niet meer voorkomen. Haar spoor blijft onvindbaar totdat Sophia in de jaren '40 in Sint-Petersburg verscheen, waarbij haar achternaam was verbasterd tot Ter Regen. Waar zij woonde en wat zij deed in die tussenliggende 30 jaar is moeilijk na te gaan. Uit latere mededelingen van haar in de Russische pers blijkt, dat zij veel in Europa heeft rondgereisd.77 Op een mistige oktoberdag in 1845 begon echter een nieuwe periode in haar leven, die haar naam voor altijd aan Sint-Petersburg zou verbinden.

Op deze dag verscheen een voor de Petersburgers verbazingwekkende huifkar bij het plantsoen voor het Aleksandrijskij theater. Op de wagen stond met grote letters geschreven: Hollandse wafels. De wielen werden er afgehaald en over het plantsoen begon een heerlijke

lucht te zweven. Hierdoor werden de naar het theater lopende of zomaar passerende Peterburgers aangetrokken. ‘De wagen bevat een keuken en een eetkamer’, - schreef een krant over Sophia’s wafelbakkerij. ‘Het is nieuw, schattig. Het zal het publiek een poosje aangenaam bezig houden’.78

En Sophia zelf maakte ook een gunstige indruk: ‘Zij zag er zeer presentabel uit, zelfs majestueus, als zou zij direct het toneel op

kunnen in de rol van een koningin of een hertogin: lang, breedgeschouderd en enigszins corpulent, een brunette met bruine ogen, maar met een huid, die de frisheid van een blondine uitstraalde, met expressieve gelaatstrekken, ofschoon zij duidelijk de 40 gepasseerd was [Op dat moment was Sophia 33 jaar oud - sch.]. Zij kleedde zich elegant, vanaf de vroege ochtend was zij geheel gehuld in kant. Met een laag ingesneden hals en albastwitte, tot aan de ellebogen ontblote, armen (ofschoon het oktober was), versierd met armbanden en ringen aan haar vingers’.79 Sophia bakte de wafels zelf en met een glimlach bediende ze ook zelf de klanten. De wafels smaakten heerlijk en waren volgens haar eigen recept gemaakt van deeg

De wafelbakkerij bij het plantsoen voor het Aleksandrijskij theater.

77Politsejskije vedomosti, december 1845. Zie ook: P.N. Stolpjanskij, Kak voznik, osnovalsja i stroilsja Peterburg ( Sint-Petersburg 1918) 88. 78Illjustratsija №28 20.10.1845. Zie ook: Ju. Aljanskij, Veseljashchijsja Peterburg (Sint-Petersburg 1998) deel 5, 149. 79 ‘Zapiski grafa M.D. Buturlina’, in Russkij archiv (Sint-Petersburg 1897) deel III, 528-529.

159

Page 17: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

met vanille.80 Wafels bakken is een eeuwenoude Nederlandse traditie, waarvan de oudste recepten uit de 16e eeuw stammen. Het is niet gelukt te achterhalen wat voor soort wafels Sophia bakte, dunne Drentse knijpertjes of juist dikke Brusselse wafels met gesmolten boter, suiker en kaneel.81 In elk geval viel deze attractie bij de Petersburgers goed in de smaak. Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat stonden er voor de wafelbakkerij vele rijtuigen en het was moeilijk er naar binnen te komen. ‘Er stond een menigte kopers in de rij te wachten, die zo groot was, dat er bij de omheining van het plantsoen politie stond voor het handhaven van de orde. De omzet van deze op het eerste gezicht spotgoedkope handel groeide doordat de societyjeugd (en de niet-jeugd), die daar naar toe kwam, bij de wafels champagne dronk, waarvoor men natuurlijk niet de prijs betaalde, die men bij de slijter zou hebben betaald’.82

Bij het aanbreken van de vorst was de wafelbakster verdwenen. De oorzaak hiervan was niet de afname van de interesse van de Petersburgers voor de wafels of voor de mooie wafelbakster, maar vrij banaal. Op een dag veroorloofde een klant zich bepaalde vrijheden ten opzichte van deze jonge vrouw. Hij kreeg van haar een draai om de oren. Deze hooggeplaatste liefhebber van de lekkernij toonde zijn nobele gevoelens niet en diende een klacht in bij de burgemeester. De klacht bleek effectief en de wagen moest verdwijnen.83 Andere berichten getuigen, dat niet alleen de bakkerij op bevel van de politie werd verwijderd, maar dat ook de bakster zelfs even gevangen werd gezet.84

Niet iedereen was blij met het succes van Sophia. De Petersburgse banketbakkerijen, haar concurrenten, bleven niet stil zitten. In een bijlage van de krant Peterburgskije Vedomosti (Petersburgse courant) verscheen een mededeling, getiteld: Wafels. ‘De bakster van wafels uit den vreemde, wier productie om een bijzonder kunstwerk vraagt, heeft het publiek aangetrokken; wij geven haar de eer, die haar kunstwerk toekomt, maar als men de volmaaktheid van het wafelbakken wil zien, kom dan naar de herberg Chersonskij, die bij de Kamennyj brug in het huis van Arsenev is gevestigd. Deze herberg biedt u wafels aan, die daar zijn gemaakt met alle mogelijke verfijndheid voor mensen met uitgelezen smaak’.85 Maar Sophia had een grote ondernemingszin. De krant Peterburgskije politsejskije vedomosti plaatste in december 1845 een mededeling van haar, waarin zij het Petersburgse publiek hartelijk dankte voor de aandacht, waarmee de hooggeachte bewoners van deze hoofdstad haar hadden geëerd. Voorts, dat zij de eer had aan te kondigen, dat zij de wafels op bestelling kon bezorgen of thuis bereiden met haar speciale apparaat. Zij wist zeker, dat haar wafels zouden worden geprezen, zoals ze in alle door haar bezochte hoofdsteden werden geprezen.86 Dit was een slimme zet. Op deze manier werd Sophia een graag geziene gast in de huizen van de adel. Ze maakte veel kennissen in deze kringen, waardoor zij iemand met invloedrijke contacten werd.

Daarnaast ging Sophia in de zomermaanden, wanneer in de Russische hoofdstad een slappe tijd aanbrak daar iedereen naar zijn buitenhuis ging, op tournee naar Zuidwest Rusland met haar menagerie (beestenspel). Deze activiteit en ook haar wafelkraam waren in deze tijd in Nederland typische kermisattracties. Vaak gingen dit soort beroepen van de ene generatie naar de andere. Het vermoeden bestaat dan ook dat Sophia van jongs af aan samen met haar moeder door heel Europa kermissen afreisde. Dit verklaart hun snelle vertrek uit Groningen, maar ook het feit dat Sophia’s moeder in Sint-Petersburg ligt begraven. Ook latere activiteiten wijzen op een kermisverleden. Waarschijnlijk was Sophia een groot deel van haar leven met

80 Ibidem. 81 http://home.hccnet.nl/h.werk/wafels.htm 82 Buturlin, Zapiski, 529. 83 Ju. Aljanskij, Uveselitelnyje zavedenija starogo Peterburga (Sint-Petersburg 1996) 6. 84 V. Burnashjev, Iz vospominanij peterburgskogo starozila. Zie ook: Ju. Aljanskij, Veseljasjtsjijsja, deel 5, 154. 85Illjustracija, №27 13.10.1845. Zie ook: Ju. Aljanskij, Veseljashchijsja, deel 5, 1998, 153. 86Vedomosti peterburgskoj gorodskoj politsii Nr. 267 8.12.1845.

160

Page 18: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

haar dieren op reis. Tijdens één van die reizen naar Zuidwest Rusland leerde Sophia Julius Gebhard kennen, een doktor in de zoölogie en een koopman (van het tweede gilde). Hij was afkomstig uit Holland, maar had de Pruisische nationaliteit.87 In 1848 werd Sophia in Odessa mevrouw Gebhard.

In datzelfde jaar werd aan de hoofdstraat, Nevskij Prospekt, in Sint-Petersburg de Passage geopend. Dit was een overdekte galerij met drie verdiepingen, waar verschillende winkels, cafés, restaurants, een theaterzaal en appartementen in gevestigd waren. In Europa waren dit soort winkelcomplexen al een tijdje in de mode.88 Sophia ging met haar tijd mee en verplaatste haar bakkerij naar de Passage. Ze verkocht daar niet alleen haar wafels, maar etaleerde daar ook exotische dieren en antropomorfe wezens (misvormde mensen, zoals reuzen, dwergen en ‘weerwolven’). In deze tijd hadden vrouwen nog niet veel mogelijkheden om zelfstandig zaken te doen. Haar huwelijk bood haar ondernemingszin vele nieuwe mogelijkheden. Sophia stopte met wafelbakken en ging met groot enthousiasme samen met haar man nieuwe activiteiten opzetten. Keer op keer wisten de Gebhards het Petersburgse publiek te verrassen met hun activiteiten. Algemeen werd aangenomen, dat niet haar man, maar Sophia zelf met haar contacten achter al deze activiteiten zat. Hoe haar carrière zich ontwikkelde, kan men in de kranten uit deze tijd volgen.

In februari 1853 schreef de Polistsejskaja gazeta over het ‘panorama-cosmorama’ op het Admiraltejskaja plein, dat door mevrouw Gebhard, ‘een oude bekende van Petersburg: de Hollandse wafelbakster, bij wie ooit heel Petersburg bijeenkwam’, is geopend.89 De krant Syn Otetsjestva (De zoon van Vaderland) deelde in mei 1856 mee, dat de beroemde voormalige wafelbakster, de eeuwig actieve deelneemster bij de Petersburgse gemeenschappelijke amusementen, verschillende attracties in Pavlovsk90 liet bouwen, zoals de krachtmeter, het schijfschieten enz. In dezelfde tijd opende zij een manege aan de Tsjernaja Retsjka (Zwarte riviertje). Daar kon elke gegadigde paardrijlessen nemen en equipages of rijpaarden huren.91 In februari 1858 diende zij een verzoek in bij de Gouverneur-generaal van Sint-Petersburg om een mechanisch theater voor kinderen te mogen beginnen op een locatie aan de Mojka en om de voorgevel te mogen aanpassen.92 Dit document is het enige bekende document waarop een handtekening staat van Sophia zelf. De handtekening is op zeer kinderlijke wijze geschreven

in Latijnse letters, wat, naast de afwezigheid van documenten van Sophia’s hand, doet vermoeden dat Sophia analfabeet was of in elk geval het schrift niet machtig was.93

Ook zijn er geen aanwijzingen voor haar kennis van de Russische taal. Na het verkrijgen van de toestemming schafte Sophia meer dan 500 mechanische wassen figuren aan uit Parijs. Deze tentoonstelling kreeg de naam ‘Mechanisch theater’ en bleek niet alleen bij de kinderen aan te slaan. De Peterburgskije vedomosti beschreef dit theater met de volgende woorden: ‘Wat een groot vermaak zijn die orgeldraaier en de andere bewegende en niet-bewegende wasbeelden, die door mevrouw Gebhard worden tentoongesteld! Wat heeft

87Stolpjanskij, Kak voznik, 89. 88 N.A. Sindalovskij, Peterburg. Ot doma k domu ( Sint-Petersburg 2002) 90. 89Aljanskij, Veseljashchijsja, deel 5, 155. 90 Een voorstad van Sint-Petersburg 91Aljanskij, Veseljashchijsja, deel 5, 156. 92 TsGIA SPb, fond 921, opis 14, delo 70, lijst 1. 93 In die tijd werd het lezen apart onderwezen van het schrijven. Kinderen leerden eerst lezen en pas later schrijven.

161

Page 19: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

mevrouw Gebhard gedurende haar leven Petersburg en haar gasten al niet allemaal laten zien!’.94

Al deze activiteiten brachten Sophia genoeg inkomsten om een huis te kopen aan de Boljsjaja Morskaja 6095, alwaar zij een museum begon. In februari 1861 weidde de Peterburgskije vedomosti een artikel aan het Anatomische museum van mevrouw Gebhard. Het was ‘een groot anatomisch, pathologisch en embryologisch museum met een collectie van meer dan 100 voorwerpen’. Het museum was op sommige dagen alleen voor mannen toegankelijk, op andere alleen voor vrouwen vanwege de expliciete voorwerpen in de collectie. Verder werden er amusementsavonden gehouden, waar ‘geleerde’ honden en apen hun kunsten vertoonden. Ook waren er demonstraties in tovenarij, Zwarte magie en het oosterse meswerpen.96

Weer een jaar later opende Sophia in hetzelfde gebouw een danslokaal. In het midden van de 19e eeuw werd er onder een danslokaal een uitgaanscentrum verstaan, waar de jeugd kon leren dansen. De eerste danslokalen verschenen in Sint-Petersburg in de veertiger jaren. Niet veel later kregen dergelijke centra echter een dubieus karakter. Vaak verloederde het lokaal tot een ontmoetingsplaats voor mannen met ‘losbandige’ vrouwen. De krant Sovremennoje slovo (het Moderne woord) publiceerde in 1862 over het aantal danslokalen in de hoofdstad. Dit waren er 26 in dat jaar, waarvan er 3 erg populair waren. Een van die drie was het danslokaal van Sophia.97 In hetzelfde jaar begon de Duitse hervormde gemeente met de bouw van een nieuwe kerk, precies naast de ingang van Sophia’s danslokaal. Toen in 1865 de bouwwerkzaamheden waren voltooid, ‘boden de hervormden Rb. 12.000 aan Sophia voor het afbreken van dit huis en de bevrijding van de vrome hervormden van de verleiding, die zij bij de kerkingang ondervonden’.98 Sophia ging hiermee akkoord en kreeg toestemming een nieuw danslokaal te openen op de hoek van Sadovaja straat en Mutsjnoj steeg. Een half jaar later echter begonnen Sophia en Julius Gebhard met de verwezenlijking van hun grootste droom. Het was de oprichting van een zoölogische tuin (dierentuin) in Sint-Petersburg.

Vanaf de 30-er jaren in de 19e eeuw werden in snel tempo in veel grote steden over de hele wereld dierentuinen geopend. Als eerste dierentuin ter wereld geldt de Jardin des Plantes in Parijs, deze ‘verovering’ van de Grote Franse Revolutie was een zoöbotanische tuin waar de dieren in hun natuurlijke omgeving werden tentoongesteld.99 In het huishouden van Sophia en Julius Gebhard waren altijd veel dieren aanwezig geweest en vaak hadden Gebhard’s ondernemingen op de een of ander manier iets met dieren te maken. Daarom was het niet onlogisch, dat na de opening in 1864 van de eerste dierentuin in Rusland te Moskou, het echtpaar Gebhard een zelfde onderneming in de hoofdstad durfden te beginnen.100 Op 10 november 1864 diende J. Gebhard een verzoek in bij de Petersburgse Gouverneur-generaal graaf A.A. Suvorov-Rymnikov, waarin hij ‘zijn wens verkondigde over de oprichting van een Dierentuin, zulke in alle hoofdsteden en grote steden in Europa en zelfs in Moskou al bestaan, maar niet in de Russische hoofdstad Sint-Petersburg’.101 Hij vroeg voor deze onderneming om een stuk grond in het Aleksandrovskij park en beloofde deze ‘Tuin’ voor eigen rekening

94 Aljanskij, Uveselitelnye, 152. 95 Vseobshchaja adresnaja kniga S.-Peterburga (Sint-Petersburg 1867-1868)107. 96 Aljanskij, Uveselitelnye, 152. 97 Ibidem, 217. 98Ju. Aljanskij, Veseljashchijsja Peterburg (Sint-Petersburg 1992) deel 1, 20. Het was een Duitse hervormde gemeente. De kerk was een grote gebouw in Romeinse stijl, die in de jaren 30 van de 20e eeuw was gesloopt. Een lange tijd was er als predikant de beroemde Dalton geweest. Hij heeft veel geschreven over de Duitse kolonie en revormanten in Sint-Petersburg. Die Deutschen in Russland (Sint-Petersburg 2001) 278-279. 99E.E. Denisenko, Ot zverintsev k Zooparku (Sint-Petersburg 2003) 44-45. 100V. Aleksandrov en G. Izjumov, Leningradskij zoopark (Leningrad 1968) 160. 101 TsGIA SPb, fond 218, opis 4, delo 2675, lijst 8-9.

162

Page 20: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

op te zetten zonder financiële toelage van de staat. Bovendien nam hij de verplichting op zich om dit stuk grond en de bomen en vijvers goed te onderhouden. Wanneer hij de vergunning nog voor 1 januari 1865 zou krijgen, beloofde hij nog in hetzelfde jaar een dierencollectie ter waarde van Zilver Rb. 20.000 te huisvesten.102 Op 25 februari 1865 kregen Sophia en Julius toestemming voor het leengebruik van de grond in Aleksandrovskij park voor een periode van 20 jaar zonder huurgeld.103 In maart 1865 schreef de krant Golos (de Stem): ‘er gaan geruchten rond over de verhuur van het Aleksandrovskij park aan een particulier (…) deze particulier is niemand anders dan de houdster van dansavonden, de in Peterburg welbekende mevrouw Gebhard, aan wie de hoge eer ten deel gevallen is om de oprichter van de Sint-Petersburgse dierentuin te worden’.104 En verder: ‘Het is bekend dat Mozart werd geboren in een vieze winkel van een lompenhandelaar. Waarom kon het idee voor een zoologische tuin dan niet tot stand komen in een klein houten huisje, dat onderdak bood aan pretentieloos vermaak?’.105

Voor Sophia en Julius was de dierentuin niet alleen de inwilliging van hun dromen, maar ook een kans om zich te presenteren als serieuze ondernemers. Sophia meldde aan de redactie van de krant Peterburgskij listok (Petersburgse blad): ‘Ik wil mededelen, dat ik noch in de Dierentuin noch daarnaast ooit dansavonden zal houden’.106 De Peterburgskije politsejskije vedomosti plaatste in maart 1865 een open brief van Julius Gebhard, waarin hij schreef: ‘…gedurende 10 jaar besteedde ik al mijn energie tot het bereiken van dit doel en ik hoop, dat ik in staat zal zijn om een dierentuin op te zetten, die onze hoofdstad waardig is’.107 Na zulke openhartige verklaringen juichte de Petersburgse pers het plan toe: ‘Wij weten al, dat vrouwe Gebhard de grond in Aleksandrovskij park heeft gehuurd en wij verheugen ons zeer op deze onderneming (…) Wij begroeten de onderneming van mevr. Gebhard en wensen, dat de toegangsprijs zelfs voor de arme bevolkingsklasse betaalbaar wordt’.108

102 Ibidem. Zie ook: E. Denisenko, Ot zverintsev, 50-51. http://lenzoopark.spb.ru/history/r_hist1.shtml 103 Stolpjanskij, Kak voznik, 89. 104 Golos Nr.127, 9.5.1865. 105 Aljanskij, Veseljashchijsja, deel 5, 159. 106 Ibidem, 161. 107 Ibidem, 157. 108Peterburgskij listok Nr. 51, 10.4.1865.

163

Page 21: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Toen de vergunning binnen was, gingen de huurders hard aan de slag. De architect A.I. Akkerman werd gevraagd een algemeen ontwerp voor de Tuin te maken. Het grootste deel van het park was bestemd voor de onderkomens van de dieren en in het deel dat aan de rivier lag, werd een restaurant gebouwd met een groot terras. De opening van de dierentuin

vond plaats, zoals J. Gebhard dat had beloofd in zijn verzoek, al in hetzelfde jaar 1865 op 1 augustus met een ceremoniële inzegening door de orthodoxe kerk.109 De krant Peterburgskij listok schreef: ‘De dierentuin van mevrouw Gebhard is een voortreffelijke en aangename verschijning, zowel qua inrichting als ook qua dierencollectie. Het is een uitstekend studiemiddel, dat zelfs niet door het beste zoölogische museum zou kunnen worden geevenaard. De inrichting van de kooien bijvoorbeeld laat niets te wensen over’.110 In de eerste tijd was de collectie van de dierentuin niet echt groot. Maar de Tuin had een aantal zeldzame dieren als geschenk gekregen van gekroonde hoofden. Bijvoorbeeld van tsaar Aleksander II twee olifanten, van Grootvorst Aleksej Michajlovitsj een luipaard en twee Koreaanse pony’s en van de prins van Oldenburg een grote mandril.111 De Tuin was dagelijks geopend van 10 uur ‘s ochtend tot 10 uur ‘s avonds en de entreeprijs was met 25 kopeken redelijk te noemen.

Een gravure van de dierentuin te Sint-Petersburg.

In de eerste winter werd duidelijk dat de eigenaars nog niet genoeg ervaring en kennis hadden voor zo’n grote onderneming. In de pers werd Julius Gebhard vaak als zoöloog of professor van zoölogie betiteld. Maar dit is niet erg aannemelijk, daar in de wintermaanden van 1865-1866 veel dieren dood gingen door kou en ziektes.112 Blijkbaar had hij niet genoeg kennis voor de verzorging van veel diersoorten. Bovendien wemelde de eerste gids van de dierentuin met fouten. De spelling van dierennamen en de namen van hun habitat liet te 109 Golos №210 1.8.1865. 110Peterburgskij listok Nr.114, 3.8.1865. 111 Stolpjanskij, 89-90. 112 Putevoditel po Zoologicheskomu sadu (Sint-Petersburg 1866) 2.

164

Page 22: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

wensen over en de classificatie van de dieren was soms geheel onjuist.113 Overigens noemde Julius zichzelf in de meeste publicaties koopman. Daarnaast werden de bezoekersstroom en daarmee de inkomsten in het koude jaargetijde veel geringer. Door al deze tegenslagen moesten ze in de lente van 1866 bijna opnieuw beginnen. Om meer inkomsten te genereren werd er een estrade in de tuin gebouwd. Op deze estrade trad dagelijks een orkest op. Verder werd er een buffet gebouwd, waar bezoekers na de rondleiding een hapje konden eten. In datzelfde jaar werd er in de dierentuin ook een melkerij opgezet. Daar kon men melk, zure room, kwark, room en boter van Hollandse koeien kopen. Naast de melkerij was een terras met uitzicht op Neva. Daar konden de bezoekers een glaasje melk drinken.114 De krant Peterburgskij listok schreef: de melkerij ziet er goed uit en de indeling is handig. De melk is van goede kwaliteit en de verkoopprijs is redelijk.115 De eigenaars van de dierentuin deden alles om zo veel mogelijk publiek te trekken. Een lokkertje was bijvoorbeeld het voeren van de roofdieren met levend voer in aanwezigheid van bezoekers; zo werd er een varken in de kooi van de tijger gezet.116 Of een ander extraatje. In de Tuin trad de dompteur, Hussein-Aga-Ali, op met een groep gedresseerde roofdieren.117

Het tweede seizoen trok dankzij alle maatregelen al veel meer bezoekers. Zo kon van de eerste gids 1865-1866 over de dierentuin, die was samengesteld door de A.I. Akkerman, de architect van de dierentuin, in 1866 al een tweede druk verschijnen.118 Desondanks konden de opbrengsten van de kaartverkoop de uitgaven nog steeds niet dekken. De eigenaren moesten veel geld blijven besteden aan het aanschaffen en het onderhouden van de dieren. In een van de Petersburgse kranten verscheen waarschuwend artikel: ‘In Aleksandrovskij park is een dierentuin geopend. Hij is nog niet rijk, maar wij waren heel blij, dat het publiek hem vlijtig bezocht. Maar ondanks dit feit zouden de oprichters een groot verlies leiden, als zij hun Tuin aan een of ander staatsorganisatie niet op tijd zouden kunnen verkopen. Het bestaan van zo’n soort instelling alleen maar met steun van het publiek is onmogelijk bij ons’.119 Om de verliezen te beperken, in het bijzonder in de wintermaanden, vanwege de kleine aantallen bezoekers, verplaatste Gebhard sommige dieren naar een groot gebouw in het centrum van de stad op Boljsjaja Morskaja. Daarnaast werd ieder jaar tijdens het carnaval in Sint-Petersburg op Tsaritsino pole een groot volksfeest gehouden. Gebhard bracht haar dieren ook daar naar toe voor een demonstratie.120 Dit kon echter niet voorkomen dat de financiële situatie steeds slechter werd. Al het geld van de Gebhards was in het park gestoken en de noodzakelijke uitgaven bleven hoger dan de inkomsten.

De toestand werd zeer ernstig toen in 1871 Julius Gebhard plotseling kwam te overlijden. Hij was naar het buitenland gegaan voor een nieuwe aanvulling van de dierencollectie. Het was hem gelukt om de werkelijk zeldzame ‘vliegende honden uit Ceylon’ te krijgen, maar tijdens de terugreis raakte hij besmet met cholera en overleed hieraan in Berlijn.121 Na zijn dood ging Sophia alleen door, maar de Tuin raakte steeds verder in verval. De kranten schreven, dat de dieren in de dierentuin honger leden en doodgingen door slechte verzorging. Voor Sophia alleen was het moeilijk om zo’n groot bedrijf uit deze crisis te krijgen.

113V. E. Garutt en G.A. Peters, K istorii Leningradskogo zoologitsjeskogo sada. Typoscript uit archief van de Petersburgse dierentuin. 1940, 17. 114 Ibidem, 9-10 115Peterburgskij listok Nr. 94, 1866. 116Peterburgskij listok Nr. 134, 1865. 117 Garutt en Peters, K istorii, 14. 118 Stolpjanskij, Kak voznik, 93. 119 Ibidem, 94. 120 Garutt en Peters, K istorii, 14. 121 Ibidem, 17. Zie ook: P.N. Stolpjanskij, Kak voznik, 90.

165

Page 23: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Op de leeftijd van 60 jaar trouwde Sophia voor de tweede keer. Het zou niet zo opvallend zijn geweest als de bruidegom niet twee keer zo jong was als de bruid. Sophia’s uitverkorene werd Ernst Rost, geboren in 1842 in Berlijn als telg uit het gezin van een rijtuigmeester.122 Dit huwelijk was groot nieuws in de Petersburgse gemeenschap. Sophia’s redenen voor deze stap waren duidelijk: om haar onderneming te redden. Maar de figuur van de bruidegom riep vele twijfels op. Volgens de geruchten was Ernst Rost eerst in de voetsporen van zijn vader getreden, maar dit was hem tegengevallen, waarna hij aannemer was geworden en veel geld had verdiend. Daarnaast exploiteerde hij niet eerder vertoonde caroussellen met twee niveaus. Volgens weer andere berichten was hij een circusartiest, acrobaat en trapezewerker.123 Iemand over wie zo veel verschillende verhalen de ronde deden, had over het algemeen geen goede reputatie. Maar de tijd maakte duidelijk, dat Sophia een juiste keus had gemaakt.

Rost nam het bestuur van dierentuin bekwaam en met kennis van zaken ter hand. Onder zijn leiding werd De Tuin een puur commercieel bedrijf. Als eerste werd de dierencollectie aangevuld tot meer dan 1.200 exemplaren.124 Verder liet Rost in het midden van de Tuin een grote zomerestrade bouwen met 1.380 zitplaatsen en in 1876 een overdekt theater met 500 zitplaatsen. Op deze podia werden circusvoorstellingen, concerten, opera’s en orkestoptredens gehouden. Ook opende Rost een restaurant waar drank werd verkocht. Sindsdien kwam het grootste deel van de bezoekers ‘s avonds naar de Tuin, wanneer het theater en restaurant waren geopend. De Vsemirnaja illjustratsija (Wereldillustratie) schreef in 1874: ‘Tot die tijd werd de dierentuin met de bittere ondergang bedreigd: sommige dieren zijn omgekomen, andere werden slecht onderhouden, wat meerdere keren grote ontevredenheid bij het publiek teweegbracht. Met de bestuurlijke overname door Ernst Rost van de dierentuin werd deze toestand verbeterd’. De Tuin veranderde ook haar naam. In plaats van ‘Zoölogische tuin’ werd het gewoon ‘Zoölogie’. Dit was beter in overeenstemming met het nieuwe commerciële karakter. De dieren werden naar het tweede plan verdrongen, terwijl het vermaak van de bezoekers door middel van vele attracties op de eerste plaats kwam.

In 1873 vierde de Tuin het jubileum van de oprichtster. Er werd een grote voorstelling gehouden met optredens van acrobaten, trapezewerkers, zangers en voorlezers. De Tuin werd met vele verschillende Chinese lampjes, Bengaals vuur en elektriciteit geïllumineerd.125 De nieuwe commerciële bedrijfsvoering van E. Rost bleef de pers bezig houden. Zo schreef het tijdschrift Neva in 1879: ‘tot onze teleurstelling moeten wij concluderen, dat de ‘Zoologische tuin’ de laatste tijd zijn educatieve karakter heeft verloren en een amusementscentrum is geworden. Tegenwoordig is de Zoölogische tuin een arena voor clowns, goochelaars en dansers. Maar wij moeten hem ook eer bewijzen. Sinds de tijd, dat deze schouwspelers tussen de kooien verschenen stroomde het volk naar de tuin. De jaaromzet is heel groot geworden’.126

Toch is het educatieve karakter wel bewaard gebleven. Vanaf 1879 werden er ook etnografische tentoonstellingen georganiseerd. De Petersburgers kregen de mogelijkheid de bewoners van de meest exotische plaatsen ter wereld met eigen ogen te zien en zo een beeld over hun levenswijze, gewoonten, gebruiken en natuur te vormen. Zo werden in 1879 Zoeloes gedemonstreerd en in 1880 Nubiërs. De Afrikanen bouwden hun traditionele huizen in de arena. Hiernaast bevonden zich dieren uit Afrika. De Nubiërs demonstreerden het paardrijden op Abbessijnse paarden, de rituele dansen van de krijgers en religieuze ceremonies.127

122 Stolpjanskij, Kak voznik, 90. Denisenko, Ot zverintsev, 57. 123 Garutt en Peters, K istorii, 19. Stolpjanskij, Kak voznik, 91. Denisenko, Ot zverintsev, 57. 124 E. E. Denisenko, ‘Malenkaja strana Ernesta Rosta’ in Istorija i sovremennost’ Nr.2(87) 2000, 10. 125Politsejskaja gazeta, juli 1873. Zie ook: Aljanskij, Veseljashchijsja, 163. 126 Garutt en Peters, K istorii, 20. 127 Ibidem, 47. Zie ook: Denisenko, ‘Malenkaja strana Ernesta Rosta’, 10.

166

Page 24: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Tijdgenoten herinnerden zich: ‘Er was een zee van publiek in de Tuin. Hier kwam heel Sint-Petersburg bijeen zonder onderscheid van rangen en gemeenschappelijke posities. Bij het buffet kon je moeilijk naar binnen. Er werden gemiddeld per dag 15.000 boterhamen opgegeten’.128 Volgens gegevens uit 1876 waren er in de dierentuin tot 6.000 bezoekers op feestelijke dagen. Volgens gegevens uit 1882 steeg dit aantal naar 15.000 op feestelijke dagen.129 In de financiële verslagen van de dierentuin stond vermeld, dat de waarde van de Tuin in 1873 Rb. 4.062 was en in 1881 was zij gestegen tot Rb. 54.192.130

Wat de aard van de bezoekers van de Tuin betrof, vormden de Duitsers een meerderheid. In de gidsen over de dierentuin, die door Ernst Rost werden uitgegeven, stonden de namen van de dieren in twee talen vermeld: in het Russisch en in het Duits. Ook de Jubileum-publikatie over de Tuin ‘Het 25-jarige Jubileum van de S.-Petersburgse Zoölogische tuin’ werd in deze twee talen uitgegeven. De Petersburgse Duitsers waren vaste gasten van het restaurant en het theater.131 Aldus was de Tuin een ontmoetingscentrum voor de Duitse bevolking van Petersburg in die tijd. Door de nauwe banden tussen de Duitse gemeenschap en de Nederlandse kolonie, gold dit uiteraard ook voor de Nederlanders in Sint-Petersburg. Zo schreef de Vriezenvener Egbert Engberts hierover in zijn memoires: ‘de stad was betrekkelijk arm aan tuinen en parken. Misschien heeft zich hierin onbewust de aard van de Rus doen kennen, die in het algemeen geen groot wandelaar is en veelal ook geen groot natuurbewonderaar, hoewel de grote dichters de natuur in verrukkelijk proza en schitterende poëzie hebben bezongen. Meestal waren het de niet-Russische elementen – Balten, Duitsers en anderen- die van de weinige, maar grote parken en tuinen wisten te genieten’.132

De Petersburgse historicus en literator V.O. Michnevitsj schreef in 1887 over de dierentuin en haar Duitse publiek: ‘De Zoologische tuin van de heer Rost was tot de opheffing van de bierverkoop in de Tuin zoologisch in de volle betekenis van dit woord. Ja, zeg! Waarom moet jij naar een nijlpaard gaan kijken, als direct voor jouw ogen een Duitser zit, versuft na het opdrinken van een dozijn flessen bier’.133

Ondanks haar hoge leeftijd bleef Sophia op de hoogte van de gang van zaken. Een tijdgenoot beshreef haar midden jaren tachtig als volgt: ‘Zij is bekend geworden als oprichtster en houdster van de Zoologische tuin: een typisch oude vrouw, zo oud als Methusalem, altijd pronkend in ouderwets Hollandse hoofdtooi met gouden plakken, zonder twijfel is zij het meest zeldzame ‘exemplaar’ in haar eigen dierentuin en zij zou zich zelf 128N.V. Drizen, ‘Sorok let teatra’, in Stolitsa i usad’ba., 1915. Zie ook: Aljanskij, Veseljashchijsja, 163. 129 Garutt en Peters, K istorii, 24. 130 Stolpjanskij, Kak voznik, 91. 131 Eerdergenoemde Egbert Engberts beschreef zijn kinderherinneringen over het bezoeken van de Tuin door zijn gezin. Aan het begin van de zomer ‘was het een oud gebruik een avond door te brengen in de Zoologische tuin. In oude dagen had die nog een goede naam en verenigde alle avonden de voornaamste vertegenwoordigers van de Duitse kolonie. E. Rost, zelf een Duitser, wist door goed bier, een goede keuken en een degelijk programma zijn landgenoten aangenaam te onderhouden. Er was muziek, en een open en een gesloten theater. Vooral dit laatste stond in het teken van de Duitse kunst (…) Een grote wagen bracht ons tegen zes uur naar de Tuin (...) Eerst werd er een wandeling gemaakt door de Tuin en werden de verschillende kooien met de ongelukkige opgeslotenen bezocht. (…) De kinderen mochten de olifanten, de beren en de apen voeren en waren niet weg te krijgen. Daarna volgde het diner. Al weken van tevoren werd er over gesproken in huis. Dat diner in de Zoölogische Tuin was een gebeurtenis! Het menu was al lang tevoren bepaald: kreeftsoep met vispasteitjes, Wiener schnitzel en ijs, en daar mocht niet van worden afgeweken (…) Tegen zeven uur begon de muziek en het divertissement in het open theater, en natuurlijk volgden de kinderogen met de grootste belangstelling de nummers van het programma: de acrobaten, jongleurs, dansers en danseressen enz. Om ongeveer negen uur klonk er een schel klokje en even daarna begon de voorstelling in de gesloten schouwburg. Dit was het hoogtepunt en menig refrein zongen de kinderen met handgeklap en gelach mee. Om elf uur kropen allen weer in de zware wagen en zalig en voldaan trok men naar huis’. Cit. uit Oude Tijden, 16-17. 132 Engberts, Oude Tijden, 61. 133 V.O. Michnevitsj, ‘Peterburgskije sady i ich ètnografija’, in L.Ja. Lur’je, Jazvy Peterburga (Leningrad 1990) 20.

167

Page 25: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

tegen betaling kunnen tentoonstellen, maar de heer Rost utiliseert zijn betere helft niet voor dit doel, omdat de tuin ook zonder uitstekend draait’.134 In februari 1885 was de termijn van het kostenloze leengebruik van de grond in het Aleksandrovskij park verstreken. Sophia schreef een verzoek aan de Tsaar, waarin zij haar verdiensten als oprichter van de Petersburgse dierentuin vermeldde en vroeg om de termijn te verlengen. Het verzoek werd afgewezen en de eigenaars van ‘Zoölogie’ moesten akkoord gaan met de voorwaarden van het stadsbestuur voor het grondgebruik. Overigens waren deze voorwaarden gunstig, de Tuin hoefde slechts Rb. 2.000 per jaar te betalen voor het gebruik van de grond.135

Sophia overleed op hoge leeftijd in februari 1887 na een kort ziekbed van twee weken en werd begraven op de Rooms-katholieke begraafplaats aan de Vyborgskaja storona te Sint-Petersburg. Daar was ook haar moeder begraven. Op Sophia’s begrafenis kwamen zeer veel Petersburgers, waaronder alle bekende entrepreneurs van de stad. De auteur van het geschiedenisboek van de dierentuin in Sint-Petersburg, V.E. Garutt beweerde, dat voor de Tweede Wereldoorlog in 1940 het graf van Sophia ter Regen nog intact was. Tegenwoordig bestaat deze begraafplaats niet meer. Nu bevinden zich daar de dienstruimtes van de Petersburgse spoorwegen. Na de dood van Sophia werd haar tweede man Ernst Rost de enige eigenaar van de Tuin. Hij bleef haar leiden tot 1897. Daarna ging hij naar zijn vaderland, waar hij in 1908 overleed. De Tuin kreeg een andere eigenaar, maar is tot op de dag van vandaag als dierentuin open voor bezoekers.

De huidige Petersburgse dierentuin herinnert zich haar oprichters nog steeds goed. Alle informatiefolders van de dierentuin beginnen met een vermelding over de rol van het echtpaar Gebhard en de inbreng van Ernst Rost bij het ontstaan van de Tuin. Daarnaast is in het kantoorgebouw van de dierentuin een ruimte in gebruik als museum, dat over de geschiedenis van de dierentuin handelt en begint met Sophia’s beeltenis.

134 V.O. Michnevitsj, Nasji znakomyje. Fel’etonnyj slovar’ sovremennikov. 1000 kharakteristik (Sint-Petersburg 1884) 52. 135 Stolpjanskij, Kak voznik, 92.

168

Page 26: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

De predikant Hendrik Gillot

In april 1872 schreef de predikant Kunst aan de kerkenraad van de Nederlandse hervormde kerk te Sint-Petersburg een brief met de mededeling dat ‘hij door den staat van zijne gezondheid zich genoodzaakt ziet zijn ontslag te nemen’.136 Hierop werd een commissie ter aanbeveling van geschikte predikanten samengesteld, bestaande uit leden van de gemeente in de Russische hoofdstad en uit voormalige ouderlingen van de gemeente, die weer waren teruggekeerd naar het vaderland. Na een uitgebreide selectie, liet de commissie 3 kandidaten uit Nederland komen om in Sint-Petersburg twee proefpreken te houden, één in het Nederlands en één in het Duits. Voor de toekomstige predikant werden niet alleen de dienst- en

verblijfsvoorwaarden bepaald, maar ook werden er specifieke eisen aan zijn theologische inzichten gesteld. In die periode was er in Nederland een scherpe tegenstelling in de Nederlandse hervormde kerk tussen confessionelen en modernen. De kerkenraad wenste, dat ‘de heeren candidaten tot geene der beide partijen hooren die tegenwoordig zoo scherp tegen elkander overstaan, maar van een gematigde innig evangelische rigting te zijn, met hart en ziel genegen hier zoo ver van het vaderland en als ’t ware op de voorposten der protestantsche kerk, met vrucht en zegen de gemeente te dienen en op eene waardige wijze onze Nederlandsche hervormde kerk te helpen vertegenwoordigen’.137

ds. Hendrik Adolf Gillot

Uit de drie geselecteerde kandidaten werd ds. Hendrik Adolf Gillot uit Zierikzee met een grote meerderheid der stemmen door de gemeente tot predikant gekozen, hoewel hij qua inzichten en opvattingen niet volledig voldeed aan de bovengenoemde eisen. Hij was een sprekend voorbeeld van een vertegenwoordiger van de moderne theologie, die sinds het midden van de 19e eeuw in Nederland was opgekomen. Binnen deze richting werd het geloof betrokken bij de rede, cultuur en filosofie.138 Dat de gemeente desondanks een juiste keuze had gemaakt, bleek uit het succes dat Gillot van zijn aanstelling wist te maken. Gillot bleef bijna dertig jaar in de dienst aan de gemeente en werd niet alleen de geestelijke leider voor de Nederlandse kolonie, maar ook voor vele niet-Nederlandse protestanten en zelfs voor niet-protestanten in Sint-Petersburg, waarvan de grote populariteit van zijn Duitstalige preken getuigde.

Hendrik Gillot of Henderikus Adolphus Gillot, zoals in zijn geboorteakte staat vermeld, werd op 27 oktober 1838 in het ouderlijk huis aan de Poelestraat 14 te Groningen geboren. Zijn beide ouders waren geboren en getogen Groningers en hervormde kerkgangers. Zijn vader was koopman en commissionair van beroep en zijn moeder was huisvrouw. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren, waarvan Hendrik de oudste was.139 Hij bracht zijn jeugd door in de Martini-stad, totdat het gezin eind 1855 verhuisde naar Amsterdam. Hendrik verbleef slechts een korte tijd in de hoofdstad, daar hij in 1856 naar Leiden vertrok voor zijn studie theologie. Zijn eerste beroeping vond plaats in 1863 met de aanstelling tot predikant van de gemeente Eierland op het eiland Texel, daarna volgden aanstellingen te Assendelft en Zierikzee.

Op het moment van zijn aanstelling in de Russische hoofdstad had hij ongeveer tien jaar ervaring als predikant. In die tien jaren had hij zich ontwikkeld tot een zeer begenadigd

136 De Hollandse Hervormde kerk in Sint-Petersburg 1713-1927, bronuitgave (Kampen 2004) deel II, 440. 137 Ibidem, deel II, 418. 138 Ibidem, deel I, xvii. 139 RHC Groninger Archieven, Bevolkingsregister 1830, boek I, 80; Bevolkingsregister 1840, boek I, 121; Bevolkingsregister 1850, boek 5, 223.

169

Page 27: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

spreker en had enige naam gemaakt met de vertalingen van een paar theologische werken.140 In de voordracht van de commissieleden uit Nederland stond, dat naar de persoonlijke mening van de commissieleden ds. Gillot als redenaar verreweg de voorkeur verdiende boven de andere kandidaten.141 De energie van zijn preken was inderdaad heel groot. E. Engberts vertelde in zijn herinneringen, dat ‘Gillot een begaafde, vurige spreker was en met zijn preken volle kerken trok in Sint-Petersburg’.142 Zijn favoriete thema’s waren de religieuze verdraagzaamheid, de gelijkheid van mensen en naties, en respect voor het individu.143 Dergelijke thema’s lagen in Rusland zeer gevoelig en waren voor de meeste predikanten onmogelijk om aan te roeren tijdens hun preken. Gillot genoot deze vrijheid van meningsuiting in Rusland dankzij de unieke situatie, dat de Nederlandse kerk te Sint-Petersburg de status van gezantschapskerk had, waardoor zij niet onder het gezag van de Russische overheid stond. Dat Gillot dankbaar gebruik maakte van deze situatie, zal niet verbazen. Alle andere protestantse kerken in Rusland, met uitzondering van anglicaanse kerk, stonden onder toezicht van het Consistorium, dat liberalisme of moderne filosofische leerstellingen niet toestond. Niettemin ontstonden er vanaf de jaren 60 van de 19e eeuw ook in bepaalde kringen van de Russische maatschappij liberale stromingen. Zo telde Gillot onder zijn geregelde toehoorders beroemde en vooraanstaande Russische ambtsdragers en geleerden. Tijdens zijn Duitstalige preken was de kerkzaal lang niet groot genoeg om aan alle gegadigden plaats te bieden en stonden de mensen op de trap.144

Niet iedereen deelde zijn opvattingen. Tegenstanders van Gillot bevonden zich zowel tussen de leden van zijn eigen gemeente als tussen zijn conservatieve ambtscollega’s. Een groot rivaal van Gillot in Sint-Petersburg, was Herman Dalton, de predikant van de Duitse hervormde gemeente. Dalton stond bekend als een onverbiddelijk dogmaticus, maar was zeer geliefd en populair in de Duitse kolonie en bezat een onbetwiste autoriteit binnen de protestantse wereld van Sint-Petersburg. Hij preekte veelvuldig op de gezamenlijke bijeenkomsten van alle hervormden in Sint-Petersburg, zoals bijvoorbeeld bij de viering van de dag van de Reformatie enz. Vooruitlopend moet toegevoegd worden, dat na het emeritaat van Dalton in 1888, deze honoraire functie aan Gillot werd toebedeeld.145 Dalton heeft een grote schriftelijke nalatenschap achter gelaten, onder meer wat betreft het ontstaan en het bestaan van de protestantse gemeenten in Rusland. In één van zijn werken schreef hij over Gillot’s persoonlijkheid, zijn moderne inzichten en zijn invloed op de Petersburgse protestanten het volgende: ‘Pastor Gillot zählt zu den sogenannten Modernen der holländischen Kirche, die mit dem weltüberwindenden, weltumgestaltenden Glauben der Apostel, ebenso mit dem Glauben ihrer Väter der Reformation und damit allem gebrochen haben, was auch Holland groß gemacht im Ringe der Völker und was unserer teueren evangelischen Kirche Daseinsrecht und alleinige Lebenskraft verleiht.[….] Gillots Kanzelreden-als Predigten, Verkündigungen des Evangeliums, konnten sie in der Tat nicht bezeichnet werden, wollten es wahrscheinlich auch nicht- wären für Petersburg etwas durchaus neues, zunächst verblüffendes. Sie bildeten eine Weile das Tagesgespräch in fast allen deutschen Kreisen bei denen, die ernsten Anstoß nahmen, bei den anderen auch, die ihnen Beifall spendeten. Von Sonntag zu Sonntag füllte sich die kleine, im Oberstock 140 Hij vertaalde ‘Het Christendom en de Christelijke kerk der drie eerste eeuwen’ van F.C. Baur, het verscheen in de Nieuwe Theologische Bibliotheek, Jaarg. 1867 en ‘De geschiedenis van den gorsdienst’ van O. Pfleiderer Schiedam 1872. 141 De HollandseHervormde, deel II, 446. 142 Engberts, Oude tijden, 48. 143 Peterburgskij listok, №26 27.01.1913 144 De Hollandse Hervormde, deel II, 719. 145 Zo bijvoorbeeld, mocht hij een toesprak houden aan de opening van het nieuwe schoollokaal van de Duitse school van de drie hervormde gemeenten in 1900.

170

Page 28: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

befindliche Gesandtschaftskapelle mehr und mehr; bis draußen auf dem Treppenflur standen dichtgedrängt die Zuhörer, darunter viele, denen der Kirchgang ungewohnte Sache geworden war. Ihnen kam erwünscht, aus dem Munde eines Pastors und feierlich von der Kanzel herab unumwunden bestätigt zu erhalten, was sie bei ihrer Entfremdung vom Evangelium und seinem Bekenntnis sich selbst kaum einzugestehen wagten, was dumpf und verworren in ihrem verweltlichten Sinn gärte und nach Ausgestaltung im Worte rang. Zu ihrer freudigen Überraschung wurden ihnen hier ihre Nebelgebilde und Träumereien als Wahrheit von einem Geistlichen aufgetischt, in blühender Sprache, in moderner, leichtfertiger Zubereitung, wie sie Kinder des Tages und Marktes bequem eingeht und gut mundet; dabei die Weise so kühn, so rücksichtslos, so selbstbewußt und siegesgewiß!’.146

Dergelijke moderne inzichten van Gillot en zijn populariteit onder de Petersburgse protestanten waren voor Dalton en andere ambtscollega’s alarmerend. Zij konden daar echter niets tegen ondernemen wat nog eens de uitzonderlijke positie van de Nederlandse kerk in vergelijking met andere protestantse Petersburgse kerken bevestigt. Uit angst dat de Russische autoriteiten nog verder zou ingrijpen in hun interne religieuze aangelegenheden, durfden zij Gillot in hun preken niet van repliek te dienen. ‘Keiner von uns Geistlichen hätte es über sich gebracht, die gottesdienstliche Erbauung der Gemeinde am Tage des Herrn mit Widerlegung moderner Irrlehren zu entweihen. An einem anderen Ort und Tag durch Wort und Schrift zur öffentlichen Gegenrede vorzugehen die streng geübte Zensur auch einem Pastor nicht gestattet haben. Um das Gerede in einer fremdländischen Gesandtschaftskapelle hatte weder die kirchliche Obrigkeit noch auch die Polizei sich zu kümmern. Gerade der deutsch-reformierte Prediger wurde von ernsten, gläubigen Gliedern wohl aller Gemeinden wiederholt mit der Frage angegangen, ob denn gar kein Mittel vorhanden sei, dem in einer reformierten Kirche gegebenen Ärgernis zu wehren’.147 De enige mogelijkheid om de invloed van Gillot op de Duitse geloofsgemeenschap te beperken, die er volgens Dalton was, was dat de regering Gillot zou verplichten om uitsluitend in zijn moedertaal te preken, aangezien hij predikant van de Nederlandse ambassade was. Maar juist de status van gezantschapskerk maakte voor de Russen deze binnenkerkelijke aangelegenheid tot een zaak van de Nederlandse autoriteiten en niet de Russische.

Naast de verschillende religieuze inzichten, was de rivaliteit tussen Dalton en Gillot ook een persoonlijke kwestie geworden. Vijf jaar na de komst van Gillot naar Sint-Petersburg vond een incident plaats, die de wederzijdse verhouding zeer compliceerde. Eén van de leden van de Duitse gemeente, een zeventienjarige meisje, die bij Dalton confirmatielessen volgde, besloot na een jaar voorbereiding haar kerk te verlaten en wenste niet langer geleid te worden door deze ‘orthodoxe man’. Dalton echter beschouwde het als zijn werkelijke plicht dit jonge meisje de traditionele waarheden van het reformatorische geloof bij te brengen, te meer daar de vader van het meisje generaal Von Salomé was, een zeer vooraanstaand lid van zijn gemeente. Dit meisje was niemand minder dan Lou Andreas-Salomé, de latere beroemde schrijfster en psychoanalytica, die grootheden als Freud, Nietzsche en Rilke tot haar vriendenkring rekende.

Zij verkoos echter Gillot. Eind 1878, begin 1879 was een zeer moeilijke periode in het leven van dit meisje. De ziekte en de dood van haar vader brachten haar in een geloofscrisis. Hoewel zij al lange tijd haar kinderlijke geloof had verloren, wilde zij haar beeld van God, zoals zij dat als kind had ontwikkeld, beschermen tegen de traditionele theologische Godsbewijzen van Dalton.148 Via een familielid kwam zij bij een preek van Gillot terecht. ‘Als dieser die Kanzel betrat’, staat in haar herinneringen, ‘sich in der ihm eigenen Weise

146 H. Dalton, Auf des Lebens Mittaghöhe 1858-88, deel II Lebenserinnerungen (Berlin 1907) 133-135. 147 Ibidem, 137-138. 148 H.F. Peters, Lou. Das Leben der Lou Andreas-Salomé (München 1964) 37.

171

Page 29: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

bewegte und sprach, wußte sie sogleich, daß sie zu ihm gehörte: das ist es ja, was ich gesucht habe’.149 Zij was zo diep onder indruk, dat zij direct na de kerkdienst naar zijn huis liep en om een onderhoud met hem verzocht. Nadien bezocht zij hem regelmatig en Gillot werd haar godsdienstleraar. Dalton beschouwde het als persoonlijke affront, dat de dochter van een godvruchtige familie in zijn gemeente, dergelijke inzichten vertoonde. In al zijn 20 dienstjaren bij de Duitse gemeente was zoiets nog nooit gebeurd. De gebeurtenis betekende waarschijnlijk de definitieve breuk tussen Gillot en Dalton. De uiterlijke schijn van de relatie tussen beide gemeenten en predikanten bleef vriendelijk van karakter, zo besloot de Nederlandse kerkenraad bijvoorbeeld deel te nemen aan de feestelijkheden rond Dalton’s 25-jarig jubileum en hem een schriftelijke gelukwens aan te bieden. Maar op de feestdag zelf was Gillot ‘ernstig ziek’, dus ging de Nederlandse kerkenraad zonder haar voorzitter naar de feestelijke godsdienstoefening en de receptie, waar de gelukwensen werden overhandigd.150

De relatie tussen Gillot en zijn leerlinge kreeg een dramatische ontwikkeling. Zij aanbad hem als ‘ware hij God op aarde’, maar hij werd verliefd op haar en deed haar een huwelijksaanzoek, dat zij weigerde. Sinds die tijd werd haar kijk op hem wat gezonder en beschouwde zij hem meer als een mens en een vriend.151 Gillot, op zijn beurt, moet ook zeer onder de indruk van haar geweest zijn, anders valt zijn lichtvaardige aanzoek niet te verklaren. Niet lang daarna ging Salomé naar Zürich voor een studie Religiegeschiedenis. Gillot hielp haar om belijdenis af te leggen, wat zij nodig had om een paspoort te krijgen. Via een vriend en collega in Santpoort, die zijn kerk beschikbaar stelde, nam Gillot haar de belijdenis af in mei 1880. In diezelfde kerk zou Gillot ook haar huwelijk voltrekken met F.C. Andreas op 20 juni 1887.152 Jaren later verwerkte Lou Andreas-Salomé deze episode uit haar jeugd in de roman ‘Ruth’.

De Nederlandse hervormde kerk te Sint-Petersburg stond door de jaren heen bekend om haar vele liefdadigheidswerk. In de dienstperiode van Gillot had de liefdadigheid waarschijnlijk een bijzonder grote omvang, omdat de financiële toestand van de kerk toen heel gunstig was en omdat ze een predikant had, die veelvuldig als initiator optrad en een doorzetter van karakter was. Op 19 april 1877, zeven dagen na het uitbreken van de Russisch-Turkse oorlog, kwam hij bijvoorbeeld op de kerkenraadzitting met het idee om een lazaret uit te rusten op kosten van de gemeente, die ‘op de ene of andere wijze blijk geve van hare belangstelling in hetgeen er in deze dagen voorvalt in het rijk, waar zij zoolang gastvrijheid genoten heeft’.153 Voor de voorbereidingen en het uitvoeren van de plannen werd er een Comité in het leven geroepen onder voorzitterschap van dominee Gillot.154 De gemeente stelde Rb. 1.500 beschikbaar voor het plan, maar Gillot wist zoveel maatschappelijke aandacht en daarmee investeringen voor dit project op te wekken, dat het veldlazaret in plaats van de oorspronkelijk 12 geplande bedden uiteindelijk maar liefst 40 bedden zou omvatten. Met name het Nederlandse Rode Kruis leverde een grote financiële bijdrage (Rb. 10.933), maar ook particulieren en bedrijven uit Sint-Petersburg droegen ruimhartig bij. In totaal werd er Rb. 38.336,93 ingezameld.155 Gedurende de zomermaanden bevond het lazaret zich in Alexandropol, maar het koude herfstweer maakte een verhuizing naar een overdekte locatie in Tiflis noodzakelijk. Aan het einde van de oorlog was het lazaret 9 maanden operationeel geweest, waarin het 161 patiënten had verzorgd. Het merendeel van de patiënten had bestaan

149 Lou Andreas-Salome, Lebensrückblick (Frankfurt am Mein 1968) 232. 150 De Hollandse Hervormde, deel II, 514. 151 Lou Andreas-Salome, Lebensrückblick, 232-233. 152 Ibidem, 28. 153 De Hollandse Hervormde, deel II, 493. 154 Kruys, De Nederlandsche, 206-208. 155 Bericht des Comités des Niederlandisch-Russischen Feldlazareths 1877-1878 (Sint-Petersburg 1878) 26.

172

Page 30: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

uit zwaargewonden, die gemiddeld 4 tot 5 maanden in het Lazaret verbleven. Na de afloop stelde dominee Gillot een verslag samen over de activiteiten van het Comité, waarin ook het rapport van de hoofdarts van het lazaret, Dr. Tiling, was opgenomen.156 Het verslag was in het Duits geschreven en werd in 1878 gepubliceerd te Sint-Petersburg.

Dergelijke projecten herhaalde hij nog tweemaal in de volgende jaren. Eind 1899 begon Gillot een campagne ter ondersteuning van de Boeren in Zuid-Afrika. Aanvankelijk stelde hij de gemeente voor om Rb. 5.000 aan een gemeente in de Transvaal te geven in verband met de opstand van de Boeren tegen de Engelsen, maar naarmate de ontwikkelingen in de Transvaal een dramatischer karakter kregen, werden ook andere initiatieven op gang gebracht. Onder leiding van Gillot werd het Hollandse Comité opgericht voor hulpverlening aan de Boeren en hun gezinnen. Om aan geld te komen werden er in Sint-Petersburg vele activiteiten ontwikkeld, zo werd bijvoorbeeld op initiatief van het Comité een fotoalbum samengesteld, dat een verzameling van werken van Russische schilders, met portretten en opschriften van bekende literatoren en kunstenaars bevatte. Het idee was, dat hier in dit album ‘alsof het van talenten en ideeën rijke Rusland, vol medeleven en belangstelling zich met het heroïsch volk der Boeren verenigde in zijn strijd tegen de Engelse onderdrukkers’.157 De opbrengst van de verkoop ging geheel naar de Boeren en hun gezinnen. Ook werden overal in het land concerten en tentoonstellingen gehouden om geld in te zamelen voor de hulpverlening aan de Boeren. In het bijzonder werd er op initiatief van de predikant een orgelconcert gegeven in de Nederlandse kerk, waarvan de opbrengst ging naar haar zustergemeente in Transvaal.158 Het Comité wist in totaal Rb. 170.000 te verzamelen.159

Begin januari 1900 publiceerde Gillot een oproep ter ondersteuning van de Boeren in het Russisch en in het Duits in een aantal landelijke en lokale Russische kranten en tijdschriften.160 De Boerenoorlog bleek ook zeer tot de verbeelding van de Russische bevolking te spreken en zijn oproep vond een grote weerklank: particulieren, bedrijven en verenigingen stuurden massaal geld of goederen naar de redacties van de kranten, met het verzoek dit aan Gillot te geven. In de oproep vertelde het Comité ook over zijn plan een Russisch-Nederlandse Sanitaire brigade te stichten voor hulpverlening ter plaatse. Dit initiatief werd hartelijk begroet. In het staatsarchief te Sint-Petersburg zijn nog tientallen brieven van Russische burgers aan Gillot, de voorzitter van het Comité, bewaard gebleven. Velen boden hun diensten aan in de functie van verpleger of volontair, zoals bijvoorbeeld E. Kljutsjarjeva, die in haar brief van 5 oktober 1899 schreef:’Geachte heer Pastoor! Ik las in het nummer 291 van de “Russische vedomosti” uwe oproep [over fiannciële ondersteuning-sch.], maar bij gebrek aan middelen kan ik mijn diensten bieden als zuster van barmhartigheid. Ik hoorde dat U een brigade van zusters samenstelt om naar Transvaal te sturen voor het verplegen van gewonde boeren. Ik verzoek u zeer als het mogelijk is mij bij deze brigade in te lijven. Ik heb het certificaat van zuster van barmhartigheid, dat aan mij door het bestuur van het Russische Rode Kruis uitgegeven is’. Een ander brief kwam van A. Al’tovskaja op 19 oktober 1899: ‘Bij gebrek aan de mogelijkheid om aan onze Afrikaanse broeders geldondersteuning te verlenen, zouden ik en drie vriendinnen van mij graag willen om als zusters van barmhartigheid naar Transvaal te worden gestuurd. Wij wisten niet waar

156 Ibidem, 19. 157 TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 77. 158 De Hollandse Hervormde, deel II, 558. 159 G.V. Shubin, Rossijskije dobrovol’tsy v anglo-burskoj vojne 1899-1902 (Moskou 2000). htt://southafrica.narod.ru/russiandutch.htm 160 TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 78.

173

Page 31: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

naartoe wij ons moesten wenden om ons verzoek in te willigen, daarom richten wij ons tot u voor verdere instructies’.161

In de aldus opgerichte Sanitaire brigade werkten 9 Russen en 11 Hollanders zij aan zij. De brigade telde vier artsen en vijf verpleegsters uit Rusland. Van alle Russische medewerkers werd kennis van het Duits vereist en was enige kennis van het Hollands of het Engels gewenst. Daarom werd vooral de voorkeur aan Russische Duitsers uit de Oostzee-provincies gegeven.162 Voor hun vertrek werden de Russische leden van de Brigade voor een ontbijt uitgenodigd bij Gillot. Zijn afscheidsrede, in de Russische taal, maakte diepe indruk op de aanwezigen, zo werd gesteld.163 De 11 Nederlandse leden van de Brigade, waren geen van allen inwoner van Sint-Petersburg. Er waren drie artsen, waarvan Evert Cornelius van Leersum het hoofd van de brigade was. Van Dissel was assistent uit een chirurgische kliniek in Amsterdam en Romein was coördinator bij dezelfde kliniek. Ook de vijf verpleegsters kwamen uit de Nederlandse hoofdstad en behoorden tot het Witte Kruis, de Hollandse vereniging voor zusters van barmhartigheid. Ze droegen een zwarte jurk en een zwart hoedje met een witte band en ook een broche met het witte kruis. Daarnaast waren er nog twee Nederlandse broeders en een administrator, genaamd Van Mooien.164 Ze gingen direct vanuit Nederland naar Napels, waar ze de Russische leden uit Sint-Petersburg ontmoetten en samen gingen ze verder per schip naar Zuid-Afrika. De Russen en Hollanders werkten in deze moeilijke omstandigheden samen en deelden met elkaar in al het werk. In de herfst van 1900 keerden de meeste vrijwilligers weer terug naar Rusland.

Gillot stond gedurende de hele periode in correspondentie met de leden van de regering van de Oranje Vrijstaat, met de hoofdarts en de leden van de Sanitaire brigade. Dit verwerkte hij weer in een aantal artikelen en berichten voor verschillende Russische kranten, om in de behoefte aan informatie uit de eerste hand van het meelevende Russische publiek te voorzien. Na de oorlog schreef de generaal der Boeren, Ch.R. de Wet, zijn memoires, die in 1903 ook in het Russisch uitkwamen. Bij de Russische uitgave schreef Gillot het voorwoord, de commentaren en de aanvullingen.

Ook bij de volgende oorlog, de Russische-Japanse oorlog (1904-1905) was Gillot weer actief in het liefdadigheidswerk voor de Russische soldaten, al was hij toen reeds met emeritaat. Opnieuw nam hij plaats in een Nederlands-Russisch Comité, opgericht voor hulpverlening aan de oorlogsslachtoffers. Het Comité ondersteunde het werk van het Nederlands-Russische veldlazaret aan het front in het Verre Oosten. De gemeente stelde Rb. 15.000 beschikbaar voor de uitrusting van het lazaret. Voor de kerstviering van 1904 zond het Comité een transport met cadeautjes en kerstbomen naar Mantsjoerije. Een kerstboom werd in het lazaret geplaatst en elke gewonde en elk personeelslid kreeg een kerstpakket met daarin waspoeder, tabak, suiker, zeep, een naaisetje enz. Elk pakket werd begeleid met een briefje: ‘ik stuur jou, dierbare soldaat een cadeautje met het heilige feest en ik wens jou een zo snel mogelijke gezonde terugkeer naar het vaderland. Wil je een berichtje over je zelf sturen? Hoe het daar gaat met jou? God zegent je. Pastoor Gillot’.165

Vele gewonde soldaten raakten ontroerd door dergelijke aandacht en medeleven en de pakketten kwamen ook nog eens goed van pas, omdat vele soldaten tijdens de terugtocht hun eigen spullen waren kwijtgeraakt. Gillot kreeg tientallen waarachtige en hartverscheurende brieven in antwoord. ‘Mijn hart bonkte van vreugde, alsof ik mijne familie heb gezien, met het krijgen van uw cadeau kon ik mijn pijn vergeten’, ‘Als het gelegen komt, zou u een foto van u

161 TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 48. 162 Shubin, Rossijskije, htt://southafrica.narod.ru/russiandutch.htm 163 S.V. Izedinova, Neskol’ko mesjatsev u burov. Vospominanija sestry moliserdija (Sint-Petersburg 1903) 2. 164 Ibidem, 8. 165 TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 108.

174

Page 32: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

en een zegen aan mijn gezin willen sturen, dan weten zij, wie onze weldoener is en wie zich bekommert over ons’.166 Zij waren in het Russisch, in het Duits, met inkt of met potlood, kalligrafisch of met vele grammaticale fouten geschreven. In de brieven noemden de Russische soldaten hem een hooggeachte pastoor, beschermer en trooster van zwakken en lijdenden, maar ook gewoon ‘batjusjka’, als ware hij een Russische orthodoxe priester. Deze actie bleef ook in de Russische pers niet onopgemerkt. In de landelijke kranten verscheen een artikel getiteld ‘Jelka v Mantsjurije’ (Kerstboom in Mantsjoerije) met citaten uit de brieven van soldaten aan Gillot.167

Eind 1900 verzocht Gillot om zijn emeritaat. In reactie kwam een oproep van de gemeente, dat door 82 gemeenteleden werd ondertekend om de predikant te vragen in dienst te blijven.168 Ook een deputatie van ‘internationale’ vereerders overhandigde Gillot een brief, dat van honderden handtekeningen was voorzien, met het verzoek Sint-Petersburg niet te verlaten.169 In zijn antwoordbrief bedankte de predikant de heren van de kerkenraad en de gemeenteleden: ‘das ist mir ein Beweis, daß wenn auch nicht in dem Masse als ich es gewünscht habe, es mir dennoch gelungen ist die Liebe vieler zu gewinnen; für mich ist das das Höchste und Beste. Ich glaube im Interesse der Gemeinde zu handeln wenn ich auf Geschehenes nicht zurückkomme. Es kostet mir viel zu scheiden. Aber ich hoffe daß durch mein Gehen viele Reibereien von selbst aufhören werden’.170 Desondanks bleef hij in functie tot september 1902, toen een nieuwe predikant was gekozen. Als dankbetuiging voor de vele en goede diensten in uitvoering van zijn ambt werd Gillot door de kerkenraad eervol ontslag verleend, met de toekenning van een ruim pensioen.171 Voor zijn inspanningen kreeg Gillot in 1883 de orde van St. Anna van de Tsaar van Rusland en in 1894 werd hij door Koningin Wilhelmina der Nederlanden benoemd tot officier in de orde van Oranje Nassau.172 Zijn autoriteit als weldoener was zo groot en onbetwistbaar, dat zelfs na zijn emeritaat de kerkenraad hem jaarlijks een geldsom ter zijn beschikking stelde, om aan ‘zijn armen’ toe te delen.173

Zo veel als er bekend is over de maatschappelijke activiteiten van ds. Gillot, zo weinig informatie is er beschikbaar over zijn privé leven. Er zijn nauwelijks documenten over zijn gezinsleven en gezinsleden bewaard gebleven. In januari 1863 trouwde hij vrij snel na zijn eerste aanstelling met Hermine Christine Moquette uit Amsterdam. Sommige bronnen melden, dat uit dit huwelijk vier kinderen zijn gekomen.174 Echter de familieadvertenties in het Nederlandse Centraal Bureau Genealogie en het archiefmateriaal van ‘de Hollandse Hervormde gemeente’ in Sint-Petersburg vertellen daarover heel weinig. In 1864 werd een dochter geboren, genaamd Louise Hermina. Uit latere gegevens bleek, dat dit het enige kind was met wie Gillot een nauwe band had. In 1881 werd ze door belijdenis lid van haar vaders gemeente.175 In 1888 trouwde ze te Sint-Petersburg met een Nederlander, Johannes Bernardus Loman, wat op zich als een indicatie kan worden beschouwd als een niet verdergaande integratie van deze jonge Nederlandse vrouw in de Russische samenleving. Het pasgetrouwde echtpaar vertrok direct na het huwelijk naar Nederland en vestigde zich eerst in Amsterdam

166 TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 99. 167 Moskovskije vedomosti 1.02.1905 №33. 168 De Hollandse Hervormde, deel II, 566. 169 Novosti 1.04.1901. TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 116. 170 De Hollandse Hervormde, deel II, 566. 171 Ibidem, deel II, 563. 172 TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 36, 33. 173 De HollandseHervormde, deel II, 689. 174 http://www.gencircles.com/users/stiefelhagen/1/data/933 175 De Hollandse Hervormde, deel III, 55.

175

Page 33: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

en later te Haarlem. Nog later vertrok het gezin naar Zuid-Afrika, waar Johannes Loman een aanstelling kreeg als directeur van de Nederlandse Bank voor Zuid-Afrika te Pretoria. Het precieze jaar van zijn aanstelling is onbekend, maar het moet na de Boerenoorlog zijn geweest, want het jongste kind werd in 1903 nog te Haarlem geboren. Zeker is dat haar man te Pretoria is overleden in 1908, waarna Louise met haar zeven kinderen naar Nederland is teruggekeerd.176 Om haar te helpen wendde ds Gillot zich tot de kerkenraad met het verzoek na zijn overlijden een jaarlijkse uitkering te verlenen van Fl. 1.200 aan zijne dochter, mevrouw de weduwe Loman-Gillot in driemaandelijkse termijnen, tot aan de meerderjarigheid van haar jongste kind. Verder verzocht hij dit bedrag bij zijn leven in te houden van zijn pensioen en reeds per 1 januari 1909 aan haar toe te zenden.177 Deze dochter was de enige van zijn kinderen die het overlijdenbericht van H. Gillot in 1916, dat in de Nederlandse kranten heeft gestaan, heeft ondertekend. Ze heeft ook meegewerkt aan de mededelingen over haar vaders loopbaan in het Nieuwe Kerkelijk Handboek. Zij overleed in 1939 te Haarlem.

Wat betreft de andere kinderen van ds. Gillot is bekend, dat mevrouw Gillot tweemaal is bevallen van een doodgeboren kind, in 1868 en in 1870. In verschillende archiefstukken is verder nog sprake van een zoon, genaamd Nikolaas Hendrik. Echter zowel zijn geboorte als overlijdensdatum zijn onbekend en hij komt ook niet voor op de ledenlijst van de Nederlandse hervormde gemeente te Sint-Petersburg, of in het doop- of belijdenisregister. Wat op zich heel erg vreemd was, zoon van een predikant, maar geen lid van zijn vaders gemeente. In de kerkelijke documenten komen alleen maar de echtgenote van Gillot, Hermine Christine en zijn oudste dochter, Louise Hermina voor. Misschien waren de andere kinderen jong overleden, nog voor dat ze de belijdenisleeftijd hadden bereikt. De kindersterfte was hoog in die tijd. Maar dergelijke informatie komt nergens voor. Te veronderstellen, dat de overige kinderen lid waren van een andere gemeente, lijkt onwaarschijnlijk. Desalniettemin, toen de echtgenote van H. Gillot overleed in 1894 te Sint-Petersburg, werd het overlijdensbericht door twee kinderen ondertekend, door dochter Louise, die op dat moment met haar man in Nederland woonde en door zoon Nikolaas uit Colorado. In het testament van Gillot zelf, dat hij nog in 1907 heeft geschreven werden ook slechts deze twee kinderen genoemd, waarbij de woonplaats van de zoon Nikolaas als onbekend door zijn vader werd opgegeven.178 In de familieadvertenties uit 1917 komt een bericht voor over het verlenen van de vergunning aan Louise Hermina Gillot, weduwe Loman ‘tot in bezitneming van het aan Nikolaas Hendrik Gillot ten deel gevallen gedeelte der nalatenschap van Jacques André Moquette, met de daarop door die Rechtbank gegeven beschikking dd. 2 April 1917, want Nikolaas, laatst gewoond hebbende te Petrograd, doch thans afwezig en zonder bekende woon- of verblijfplaats’.179 Het is onbekend of Nikolaas nog uit Colorado was teruggekeerd naar Sint-Petersburg of dat reeds bij zijn eerste vertrek uit Sint-Petersburg al het contact met zijn familie had verbroken.

Na zijn pensionering bleef Gillot in de Russische hoofdstad wonen en was hij als altijd actief in het maatschappelijke leven van Sint-Petersburg. Zo werd hij erelid voor het leven van de raad van de school van de drie hervormde gemeenten, erelid van de vereniging voor de ondersteuning van mindervermogende leerlingen van een Dames Gymnasium, lid van de Vereniging voor de bestrijding van lepra, erelid van de raad van de vereniging voor de zomerhuizen voor de middelbare leerinstellingen te Sint-Petersburg, vertegenwoordiger van

176 Nederland’s particiaat, 31e jaargang 1945, 186-187. 177 De Hollandse Hervormde, deel II, 598. 178 TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 394. 179 CBG, Gillot familieadvertenties.

176

Page 34: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

het Rode Kruis enz.180 De actieve deelneming aan sociaal en nuttig werk gedurende zo vele jaren, had ervoor gezorgd dat zijn kennissenkring vele malen groter was geworden, dan de omvang van de Nederlandse gemeente te Sint-Petersburg. Gillot voerde uitgebreide briefwisselingen met prinsen en prinsessen, generaals, senatoren, wetenschappers en kunstenaars van allerlei nationaliteiten en geloofsovertuigingen.181 Zo onderhield hij een warme vriendschap met A.F. Koni, staatsraadsman, lid van de Russische staatsraad, senator en bekend jurist. Met zijn aanbeveling kreeg Gillot de mogelijkheid aan Lev Tolstoj te schrijven. Waar deze briefwisseling over ging is onbekend, waarschijnlijk over de kwesties van religieuze verdraagzaamheid. Het is bekend dat Tolstoj een brief aan Tsaar Nicolaas II schreef over de verlening van vrijheden aan Duchoboren (Beeldenstormers) en andere sekten in Rusland. Een kopie van deze brief is aangetroffen in het archief van Gillot.182

Toen in 1913 Hendrik Gillot het 50-jarig jubileum van zijn religieuze en maatschappelijke activiteiten vierde, schreef A.F. Koni voor de krant Novoje vremja (de Nieuwe tijd) een artikel over de predikant, ‘treffende geestelijke orator, wiens preken door bijzondere levenskracht, kennisrijkdom en warme gevoelens zijn gekenmerkt’.183 Maar eigenlijk liet geen enkele grote Petersburgse krant het jubileum van Gillot zonder aandacht. Het is opmerkelijk, dat iedere publicatie verhaalde over het oratorische talent van de predikant en het vrijzinnige karakter van zijn preken, maar ook over de vrijheden en exterritorialiteit van de Hollandse kerk, die naar hun zeggen nog door Tsaar Peter de Grote werden verleend.184 Terwijl de verandering van staatskundige positie van de kerk pas in 1842 plaatsvond en van exterritorialiteit nooit echt sprake was, daar het gebouw en de grond waarop de kerk stond, nimmer door de Nederlandse regering was gehuurd of gekocht. 185 Blijkbaar stond de kerk in het Russische collectieve geheugen symbool voor het Hollandse leven en haar vrijheid. De persoon van Gillot ondersteunde deze these, daar iedereen in Sint-Petersburg hem kende als de Hollandse predikant, terwijl zijn meest bezochte preken in het Duits werden gehouden. Het jubileum werd geopend met een godsdienstoefening, die door Gillot zelf werd gevoerd en waarin hij vertelde over zijn leven en dienstjaren in Sint-Petersburg. Van de kerkenraad kreeg de jubilaris een felicitatie-oorkonde. De receptie vond plaats bij Gillot thuis. Onder de aanwezigen waren vertegenwoordigers van de Russische wetenschappelijke wereld: deputaties van de staatsuniversiteit en het archeologisch instituut, van de theologische academie, van meerdere liefdadigheidsorganisaties met inbegrip van het Rode Kruis en uiteraard vele leden van de Nederlandse kolonie.186

In het winterseizoen 1913/1914 riep de gemeente nog eens de hulp van Gillot in als predikant om zijn ambtsverrichtingen uit te voeren in verband met een te lang voortdurende verkiezing van een al weer nieuwe kandidaat voor de positie van predikant.

Gillot overleed in december 1916 te Sint-Petersburg na een wekenlange ziekte. In de grafrede op 13 december 1916 benadrukte de toenmalige predikant van de Nederlandse gemeente, ds. Schim van der Loeff, de grote rol, die Gillot in de Petersburgse samenleving had gespeeld. Hij sprak in het Duits, omdat veel niet-Nederlanders naar de kerk waren gekomen om Gillot op zijn laatste tocht te vergezellen: ‘Man sagt er habe hier eine große

180 TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 37, 39, 91. 181 Deze schriftelijke nalatenschap van H.A. Gillot bevindt zich in Centraal Historisch Archief te St.-Peterburg (TsGIA SPb) fond 2110. Er zijn niet alleen veel brieven maar ook talrijke documenten over het leven van dominee Gillot bewaard gebleven. 182 TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 93 en 237. 183 Novoje vremja, 27.01.1913. 184 TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 116. 185 Van Vollenhoven, Memoires, 164. 186 Ibidem. Nemetskaja gazeta 28.01.1913; Peterburgskij listok №26 27.01.1913; Novoje vremja 28.01.1913.

177

Page 35: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Rolle gespielt in der Gesellschaft; die intellektuelle Welt nahm ihn auf. Hunderte kannten ihn (…) aber man kannte ihn als den holländischen Pastor! (…) Wie viele sind zu ihm gekommen in diese Kirche, und ihre Seele hungerte und fand keine Nahrung, denn es war Hungersnot im Lande. – Da sprach Gillot sein Wort, und wunderbar hat es die Hungerden gespeist (…) Lebenskraft und Frohsinn war es was sie hier fanden (…) und so war der Sonntagmorgen ihnen wie eine Reise in ein fremdes schönes Land, voll Sonnenschein und Sonnenwärme’.187

Na het overlijden van Gillot werden zijn bezittingen volgens het testament verdeeld tussen zijn vrienden en zijn kinderen. Zijn archief en schriftelijke nalatenschap liet hij aan ‘meiner lieben, treuen freundin derer Aufopferung ich das Glück meiner letzten Lebensjaren verdankte, frau Catharine Nikolaevna Polovtzoff, die entsicheren soll welche Papiere, Briefe u.z.w. vernichtet, welche bewahrt bleiben sollen’.188 Het deel van de nalatenschap, dat aan zijn dochter viel, werd in de kluis van de Nederlandse kerk opgeborgen. Deze kluis werd in 1920 geplunderd op bevel van de revolutionaire autoriteiten, waarbij vele privé-documenten en bezittingen verloren zijn gegaan. Het overgebleven materiaal kon weinig inzicht verschaffen in het gezinsleven van H. Gillot, daarom is het moeilijk te begrijpen, hoe de integratieprocessen binnen het gezin zijn verlopen. Het feit dat ds. Gillot na zijn emeritaat niet meer terug naar Nederland ging, zegt wel dat hij het leven in de Russische hoofdstad prefereerde boven dat in zijn geboorteland. Het was echter niet verwonderlijk, want voor Sint-Petersburg was Gillot een bekende figuur met vrienden en contacten in de hoogste kringen. Maar hieruit kan niet geconcludeerd worden, dat hij diep ‘verrussischt’ was. Voor de Petersburgse samenleving bleef hij tot aan zijn dood die ‘Hollandse predikant’.

187 De Hollandse Hervormde, 718-720. 188 TsGIA SPb, fond 2110, opis 1, delo 394.

178

Page 36: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

De Vriezenveense koopmansfamilie Smelt

De koopmansfamilie Smelt was één van de Vriezenveense families, die generaties lang handel in de Russische hoofdstad dreven. Desondanks is een case-study over juist dit koopmansgeslacht geen toeval. Dit onderzoek is namelijk begonnen met het verzamelen van materiaal over de Smelts, naar aanleiding van een veel besproken en beschreven aanname, dat deze familie voor de revolutie van 1917 de oprichter en eigenaar van het hotel Evropejskaja (d’Europe) was, dat zich nog altijd prominent op Nevskij Prospekt bevindt. Dit hotel is een van de bezienswaardigheden van Sint-Petersburg. Zijn waarde zit niet alleen in beeldende architectuur en de prachtige decoraties, die bewaard zijn gebleven, maar ook in de nauwe verbondenheid met de geschiedenis van de stad, haar inwoners en haar gasten. Zijn kamers en gangen ontvingen menige Russische en buitenlandse beroemdheid, zowel in het verleden als in het heden. Het was en is één van de populairste en duurste Petersburgse hotels. De bewering over de betrokkenheid van de familie Smelt bij het d’Europe kwam van de hand van de Vriezenveense historicus J. Hosmar. De heer Hosmar publiceerde sinds de zeventiger jaren van de 20e eeuw over de handelsrelaties van de Hollandse kooplieden met de Russische hoofdstad. Volgens hem bouwde Hendrik Smelt in 1825 op de hoek van de Nevskij Prospekt en Michajlovskaja ‘een riant herenhuis’, waar hij samen met zijn vrouw Hendrika Johanna Engberts en hun drie zoons Egbert Eduard, Jasper en Frederik Egbertus woonde tot zijn definitieve terugkeer rond 1865 naar Nederland. Later werd dit huis door Smelts zonen verbouwd en werd het ‘een eerste klas hotel’.189 Deze buitengewoon interessante informatie behoefde bevestiging uit de archieven en bibliotheken.

Hendrik Smelt was geboren in 1802 te Vriezenveen. Zijn vader Egbert Smelt was de eerste van deze familie, die op Rusland handelde. Hij was werkzaam als een reizend ‘Associé’ bij het compagnieschap Kruys, Engberts & Co. in Sint-Petersburg en tussen 1790 en 1814 hield hij geregeld verblijf in de Russische hoofdstad.190 In de jaren 1797-1806, met onderbrekingen wanneer Egbert naar Holland afreisde, trad hij op als diaken van de Nederlandse hervormde gemeente.191 In 1815 toen hij definitief naar zijn geboortedorp terugkeerde werd op hem nog een beroep gedaan in verband met de keuze van een nieuwe predikant. Het actief deelnemen aan het gemeenteleven was ook voor de latere generaties Smelt te Sint-Petersburg een onderscheidend kenmerk. De vrouw en kinderen van Egbert verbleven, zoals het in die tijd gebruikelijk was, permanent in Vriezenveen.

Toen Hendrik naar Sint-Petersburg kwam, moest zijn vader Egbert al weer enkele jaren in Vriezenveen zijn. Wanneer zijn entree precies heeft plaats gevonden is onduidelijk, maar Hendriks naam komt voor het eerst voor in de kerkenraadsnotulen van de Nederlandse hervormde gemeente in Sint-Petersburg van het jaar 1819 en in 1821 werd hij door belijdenis in de gemeente opgenomen.192 Zeker is dat ook hij aan de slag ging bij Kruys, Engberts & Co. Net als alle andere jongens moest hij zijn carrière onderop beginnen en kreeg pas na vijf jaar zijn eerste verlof, dat Hendrik in zijn geboortedorp doorbracht. In de zomer van 1826 keerde hij terug naar Petersburg. Deze reis volbracht Hendrik per karos in gezelschap van drie andere Vriezenveners: Lucas Brouwer, Egbert Engberts en veertienjarige Johannes Zacharias Ursinus Kruys. De laatste hield een reisdagboek bij, waardoor deze informatie bewaard is gebleven.193 Uitgaande van bovenstaande gegevens is de bewering, dat Hendrik in 1825 op de hoofdstraat

189 J. Hosmar, De Ruslandvaarders (Zaltbommel 1986) 227. Sint-Petersburg. Stad van Hollandse kooplieden (Zaltbommel 2001) 31. 190 Harmsen, Vriezenveners, 102-103. Zie ook: De Hollandse Hervormde, deel I, 484 en 485, deel III, 15. 191 De Hollandse Hervormde, deel I, 511. 192 De Hollandse Hervormde, deel III, 29 en deel II, 76. 193 Harmsen, Vriezenveners, 67. Het dagboek bevindt zich in het museum Oud Vriezenveen.

179

Page 37: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

van Sint-Petersburg een ‘herenhuis’ liet bouwen, twijfelachtig. Deze 23-jarige jonge man was op dat moment nog niet eens firmant, maar slechts een leerling in de firma en kon hoogst waarschijnlijk niet over genoeg financiële middelen beschikken voor een dergelijke onderneming. Ook het feit, dat zijn huwelijk met Hendrika Johanna Engberts in 1831 en geboorte van zijn 9 kinderen tussen 1831 en 1846 in Vriezenveen plaats vonden, weerspreken de stelling van de heer Hosmar, dat Hendrik met zijn vrouw en drie zonen in Petersburg zijn vaste domicilie had.

De bestudering van stadsgidsen en plattegronden gaf aanvullende informatie met name over Nevskij Prospekt en haar omgeving. In het eerste adressenboek van de stad uit 1836 staat geen vermelding van Smelt als huiseigenaar en in het boek van 1849 ook niet.194 Het adressenboek van 1837 noemde wel de firma Smelt, Engberts & Co. in Gostinyj Dvor onder nummer 147, maar weer geen huis op naam van Smelt.195

Nevskij Prospekt was als straat al vanaf het begin van de stadsbouw door tsaar Peter I bepaald. Door de jaren heen werd het prospect alleen maar langer. Maar de Michajlovskaja straat werd pas in 1834 aangelegd.196 Op deze plaats stonden echter al meer dan 100 jaar huizen. Tijdens de aanleg van de straat werden sommige hiervan gesloopt. Maar twee van de oorspronkelijke huizen waren volgens de Petersburgse historicus I. Bogdanov bewaard gebleven, de ene op de hoek van Nevskij en Michajlovskaja en de ander op het einde van Michajlovskaja, dus op de hoek van Michajlovskaja en Ital’janskaja. Dit laatste huis was het eigendom van een Duitse koopman H. Klee en later van zijn zonen. Vanaf de jaren 20 van de 19e eeuw hielden de Klee’s daar een hotel met restaurant. Begin jaren 50 werd het hotel uitgebreid en kreeg de naam ‘La Russie’. In 1871 werd het hotel getroffen door een grote brand, waardoor het grootste deel van het interieur werd verwoest. De wederopbouw vroeg om grote investeringen, die de kapitaalkracht van de familie Klee te boven gingen. Deze aantrekkelijke plaats in het hartje van de stad vond de aandacht van een aantal Petersburgse ondernemers en in 1872 werd er door hen de N.V. ‘Vereniging van hotel Evropejskaja’ opgericht. Nadat de grootschalige restauratiewerkzaamheden waren voltooid, werd het hotel eind januari 1875 onder naam Evropejskaja (of Hotel d’Europe) heropend.197 Het hotel werd snel geliefd en populair, niet in de laatste plaats dankzij zijn restaurant. De tijd van heropening komt ongeveer overeen met de jaren, die door J. Hosmar werden aangegeven. Maar volgens Bogdanov zaten de gebroeders Smelt noch in de N.V. noch in het bestuur van het hotel. Op basis van deze gegevens kon de betrokkenheid van de familie Smelt bij het hotel d’Europe tot één van de mooie legendes over de Ruslui worden gerekend. Tot het moment, dat in 2003 in verband met 300-jarige jubileum van Sint-Petersburg de stadsgids ‘Sankt-Peterburg na perekrestke kul’tur. Gollandskij marsjrut’ (Sint-Petersburg op het kruispunt van culturen. De Hollandse route) werd gepubliceerd, waar opnieuw zwart op wit werd vermeld, dat de koopman Smelt in de jaren 1820 een huis bezat op het adres Michajlovskaja 1/7. Dit is namelijk het adres van het hotel d’Europe.198 Het is onwaarschijnlijk dat de auteurs van de stadsgids bekend waren met de publicaties van de heer Hosmar, dus moesten ze andere bronnen hebben. Direct contact met deze auteurs bleek niet mogelijk, dus kreeg de zoektocht een nieuwe impuls, met de vraag naar de bronnen van deze stadsgids.

De in het adresboek van 1837 genoemde firma Smelt, Engberts & Co. was sinds 1830 een voortzetting van de oorspronkelijke zaak Kruys, Engberts & Co. Haar werkterrein was

194 Numeratsija domov S.-Peterburga (Sint-Petersburg 1836). N. Tsylov, Atlas 13 tsjastej S.-Peterburga (Sint-Petersburg 1849). 195 K. Nistrem, Kniga adresov S.-Peterburga (Sint-Petersburg 1837). 196 http://www.encspb.ru/ru/article.php?kod=2804018259 197 I. Bogdanov, Grand-otel ‘Evropa’ v Sankt-Peterburge (Sint-Petersburg 1999) 21-40. 198 N. Pavlova, Sankt-Peterburg na perekrestke kul’tur. Gollandskij marshrut (Sint-Petersburg 2003) 97.

180

Page 38: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

echter breder. De firma handelde in bedden- en tafellinnen, ondergoed, handschoenen en stropdassen, parfumerie, juwelen, porselein, wandklokken en tabak.199 Aan het einde van 1850 bedroeg de omzet van de jaarlijkse import Rb. 49.664.200 Hendrik trad in deze zaak op al als firmant naast zijn zwager Egbertus Engberts.201 Deze twee heren waren met elkaars zussen getrouwd, waardoor er een dubbele verwantschap was ontstaan. Gedurende 35 jaar van haar bestaan had deze firma een vrijwel constante leiding. Om de beurt gingen Hendrik en Egbert naar Vriezenveen. Vanaf het einde van de 18e eeuw tot en met de eerste helft van de 19e eeuw moesten alle buitenlandse reizen vanuit Rusland verplicht in een krant worden aangekondigd. De Petersburgse krant S.Petersburgskije vedomosti publiceerde de naamlijsten van de naar het buitenland vertrekkende reizigers met hun Petersburgse adres daarbij. De namen van Hendrik Smelt, Egbertus Engberts en van andere Vriezenveners komen daar geregeld in voor.202 Als adres werd opgegeven 3 Admiraltejskaja tsjast’, 1 kwartaal, 29(61) zonder aangeving van straatnaam. Pas in de jaren 60 van de 19e eeuw werd het de gewoonte in Sint-Petersburg om je adres op te geven niet volgens de nummering van een stadsdeel, maar op basis van de straatnaam.203 Het kan met zekerheid worden vastgesteld, dat de Michailovskaja straat juist in dit stadsdeel lag, maar waar het huis met nummer 29(61) zich exact bevond is onduidelijk. Ze woonden waarschijnlijk in de buurt van het latere hotel d’Europe in één van de huizen die later werden gesloopt of verbouwd. Afgaande op de vele krantenberichten met dit adres, was het een gemeenschappelijke woning, die onderdak aan meerdere firmanten bod. In verschillende jaren verbleven daar vele Vriezenveners onder anderen Bernardus Kruys, Gerhardus Engberts, Hermannus Hoff enz.

Rond de jaren 50 werd de derde generatie Smelt in de firma opgenomen. In die periode werden de drie de zonen van Hendrik leden van de Nederlandse hervormde gemeente te Sint-Petersburg, net als hun vader. De oudste, Egbert Eduard, werd door belijdenis opgenomen in 1850, Jasper in 1854 en Frederik in 1862. Nadat zijn zonen waren ingewerkt in de firma stapte vader Hendrik uit de zaak. Na ruim 45 jaar werk keerde hij terug naar zijn geboortedorp, waar hij in 1877 is overleden. Ook de zonen van Hendriks medefirmant, E. Engberts namen hun plaats bij de firma in. Blijkbaar was de verhouding tussen de nieuwe generaties niet zo hecht als voorheen, zodat het in 1865 tot een splitsing kwam.204 Er ontstonden toen F. Smelt & Co. en Gebr. Engberts & Co. De familie Smelt kreeg de winkels op nummers 129 en 143 in de Gostinyj Dvor.

De nieuwe firma F. Smelt & Co. werd naar de jongste broer Frederik, roepnaam Frits, genoemd, maar als firmant en eigenaar van de zaak trad Jasper op, die sinds 1863 de firmant van de oude firma was geweest.205 In 1867 trouwde hij met Johanna Lena Harmsen. Hoewel Jasper voor zijn bruid naar Vriezenveen ging, kwamen de jonggehuwden direct na hun huwelijk in Sint-Petersburg wonen. Na de aanleg van de spoorwegverbinding in 1863 was het reizen tussen Nederland en Rusland veel comfortabeler geworden en vele Vriezenveense vrouwen volgden hun mannen naar Rusland. Uit dit huwelijk werden twee jongens geboren, zodat de vierde generatie Smelt ter wereld kwam in de Russische hoofdstad. De oudste zoon, weer een Hendrik, werd dankzij zijn grote fortuin en zijn felle temperament, waarmee hij het Nederlandse karakter van de kerk wilde handhaven, later één van de bekendste figuren van de 199 N. Smirnov, Peterburg. Istorija torgovli, deel II, 81. 200 Kommertsjeskaja gazeta 17.02.1860. 201 Harmsen, Vriezenveners, 107. 202 S.Petersburgskije vedomosti 6.07.1826 №54, 1.07.1827 №52, 29.04.1841 №93, 28.01.1843 №22. 203 Je.I. Krasnova, ‘Istotsjniki dlja izutsjenija domovladenija Sankt-Peterburga’ in Peterburgskije tsjtenija-96 ( Sint-Petersburg 1996) 212-215. 204 Harmsen, Vriezenveners, 109-110. 205 Smirnov, Peterburg. Istorija torgovli, deel II, 81. Hoppe, Kornfeld, Vseobshjaja adresnaja kniga S.-Peterburga na 1867-1868.

181

Page 39: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

Nederlandse kolonie aan de oevers van de Neva. De tweede zoon werd geboren in 1870 op de dag waarop Jasper sr. overleed aan de gevolgen van een longziekte.206 Deze jongen, vernoemd naar zijn vader, werd helaas niet oud en overleed in 1874 aan dezelfde kwaal als zijn ouder. Beiden werden op de Lutherse begraafplaats Wolkowo te Sint-Petersburg begraven.

Na de dood van Jasper sr. trad de jongste broer Frederik op als hoofd van de zaak. De overlevering zegt, dat Frederik ‘een zeer moeilijk karakter had, waardoor hij soms wekenlang niet in de zaak verscheen’.207 Dus moest Egbert Eduard de zorgen voor de familieonderneming op zich nemen. Waarschijnlijk gingen de zaken niet goed en ook het intreden van Hendrik, zoon van de wijlen Jasper, in 1895 bracht weinig positiefs. De firma werd opgeheven en vanaf 1896 komt F. Smelt & Co. niet meer voor in de stadsgids.208 De panden bleven echter eigendom van de Smelt’s en werden verhuurd. Of dat het niet goed ging tussen de broers of dat er een andere reden was, is niet duidelijk, maar rond de eeuwwisseling keerde Frederik terug naar Vriezenveen. Spoedig verhuisde hij naar Almelo, waar hij in 1912 overleed. Hij bleef ongetrouwd. In zijn geboortedorp wordt hij tot op heden herinnerd dankzij zijn koetshuis, dat daar nog altijd staat. Hoe en wanneer hij in bezit van dit koetshuis kwam is onduidelijk. Het gebouw dateert uit 1843.209 Toen was Frederik nog niet eens geboren; hij moet het dus gekocht hebben. In de volksmond wordt dit koetshuis nog altijd ‘Smelts schuur’ genoemd. Volgens D.G. Harmsen, een nazaat van een Ruslui-familie, werd in dit koetshuis sinds de jaren 60 de karos, het gemeenschappelijke eigendom van de Vriezenveense kooplieden, die na het totstandkomen van de spoorwegverbinding in ongebruik raakte, bewaard totdat die begin jaren 1900 door brand vernield werd.210 Na zijn verhuizing naar Almelo bleef Frederik regelmatig zijn geboortedorp bezoeken. Met zijn ‘knoestige wandelstok’ liep hij van Almelo naar deze schuur in Vriezenveen, dronk er een glaasje jenever en ging terug naar huis.

De oudste van de gebroeders Smelt, Egbert Eduard, trad in 1872 in het huwelijk met de weduwe van Jasper, Johanna Lena Harmsen. Op deze manier werd Egbert Eduard voor Hendrik, de zoon van Jasper, niet allen zijn oom, maar ook nog zijn stiefvader. Uit dit huwelijk kwamen drie zonen: Julius in 1873, Jan (Joan) Leonard in 1879 en Eduard Herman in 1880. Uit de overlevering blijkt, dat er ook nog sprake was van een dochter, genaamd Amalia. Deze naam komt echter niet voor in de kerkboeken. Alle vier de broers werden gemeenteleden. Drie van hen werden niet door belijdenis opgenomen, maar met een attestatie uit Nederland. Zo kwam Julius in 1896 uit Wageningen, Eduard Herman in 1902 uit Zaandam en Hendrik in 1897 (zonder plaatsaanduiding) uit Holland.211 Het vermoeden is dat ze in Nederland hun opleiding volgden. Deze vierde generatie Smelt trad niet in de voetsporen van haar voorvaderen. Julius werkte vanaf 1902 als kantoorambtenaar bij de vertegenwoordiging van de Nederlandse Délégué des affaires Russes des Chartiers Gusto.212 Eduard Herman kwam in 1903 in dienst van Wijlhuizen & Co., de vertegenwoordiging van de houthandel William Pont.213 Joan Leonard was een employé bij de Petersburgse Discontobank. Samen met hun vader Egbert Eduard woonden de gebroeders op Fontanka 66. Wat het werkterrein van Hendrik was na zijn korte verblijf bij de familiefirma is onduidelijk. Zeker is dat hij in

206 De Hollandse Hervormde, deel III, 318. 207 Harmsen, Vriezenveners, 119. 208 Adresnaja kniga S.-Peterburga 1895. 209 G. Tijhof, ‘Presentatie “Waver ‘t Vjenne” in Smelts Schuur’ in Waver ’t Vjenne, № 1, 2003. 210 Harmsen, Vriezenveners, 67. 211 De Hollandse Hervormde, deel III, 94. 212 Adresnaja kniga S.-Petesburga 1902. 213 J. Hosmar, Sint-Petersburg. Stad van Hollandse kooplieden (Zaltbommel 2001) 51.

182

Page 40: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

1900 werd genoemd als huiseigenaar in de stadsgids. Hendrik kocht een groot stuk grond op de Vasilevskij eiland linija 23. Hij liet de bestaande oude huizen verbouwen tot een huurkazerne van zes verdiepingen. De waarde van dit gebouw werd toentertijd geschat op Rb. 120.783,00.214 Hendrik woonde apart van zijn oom/stiefvader en halfbroers op Mytninskaja nabereznaja 5. Hij was een markant figuur, niet alleen in de gemeente, maar ook in de hele kolonie. Sinds zijn entree als gemeentelid bleef bijna geen enkel kerkenprotocol zonder vermelding van zijn naam. Vanaf 1912 tot aan zijn dood in 1918 was hij kerkenraadslid en lid van menige commissies en comités.

Hij was actief in discussies, kwam telkens weer met voorstellen of verzette zich tegen andermans initiatieven. Dit alles met als doel: ‘de gemeente mag niet verduitst worden’.215 Bij zijn inzet werd hij altijd ondersteund door zijn oom/stiefvader en halfbroers. De Smelt’s behoorden immer tot het ‘Nederlandse’ deel van de gemeente. Ook was Hendrik de initiator van de oprichting van de Hollandse club, waarvoor hij veel waardering van de hele kolonie heeft gekregen.

Deze familie was ook één van de weinige families, die de banden met het vaderland tot aan de laatste generaties behield. Zeker in zijn jonge jaren reisde Hendrik regelmatig af naar Vriezenveen. Daarover schreef H. Kruys in zijn dagboek. De belangstelling voor hun geboortedorp bleven de Smelts

tonen tot op het laatst. Zo schreef J. Jonker, die in 1916 naar Sint-Petersburg kwam voor Kunst & Co. in zijn brieven naar Vriezenveen over ontmoetingen met deze familie. ‘Dinsdagavond waren we gevraagd bij mr. Hendrik Smelt (Pa kent hem wel), een zeer aardig iemand, waar wij heel gezellig hebben zitten praten. Hij moest natuurlijk allerlei nieuws horen uit Holland’. In de volgende brief stond: ‘Gisteren (vrijdag) zijn wij te eten gevraagd bij de oude heer Smelt, 88 jaar, die samen woont met Gerharda [ zus van Egbert en Frederik - sch.], die vroeger met Frits in Almelo woonde en twee zoons Johan en Julius, terwijl Hendrik, die er toen ook was zelf kamers heeft’. In een ander brief: ‘Mr Smelt is geïnformeerd altijd zeer naar de allerlaatste van de kerk, ik vertrouw dan ook, dat u daar wel aangedacht zelf hebben’.216 Zulke belangstelling voor het herkomstland was waarschijnlijk één van de reden voor het aanleren of beter gezegd het handhaven van de Nederlandse taal. Het Russisch werd voor de Smelts de tweede moedertaal. Zo trad bijvoorbeeld Hendrik op als vertaler tijdens de gemeentevergaderingen in de oorlogstijd en maakte commentaren over de nauwkeurigheid van de Russische vertalingen van de kerkverslagen.217

Hendrik Smelt (1868-1918)

Onder de Petersburgse Nederlanders gold de familie Smelt als gefortuneerd. D.G. Harmsen vertelde in zijn boek, dat Hendrik Smelt uitgebreide reizen in exotische landen maakte, waaruit hij veel souvenirs meebracht en dat zijn woning bijna als een museum was ingericht.218 Ook de liefdadigheid kon op een genereuze bijdragen rekenen. In 1915 toen de gemeente een lazaret opende in het huis van de consul, stelde H. Smelt Rb. 1.000 beschikbaar voor kunstledematen voor de gewonden in het lazaret.219 Bij de gegevens van de Vereniging voor de Nederlandse belangen in Rusland bevinden zich de overzichten van de door de

214 Tabel’naja kniga nedvizimych imushjestv S.-Peterburga 1900. http://streets.ivo.ru/streets/51.htm 215 De Hollandse Hervormde, deel II, 694. 216 Museum Oud Vriezenveen, A 130/5, Map №347/5. Brief van J. Jonker van 4/17 juni 1916 en brief van 18/1 juli 1916 217 De Hollandse Hervormde, deel II, 711 en 722. 218 Harmsen, Vriezenveners, 119. 219 De Hollandse Hervormde, deel II, 688.

183

Page 41: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

gebroeders Smelt achtergelaten bezittingen. De waarde werd gegeven in gouden roebel van 19 juli 1914, waarbij de bezittingen van Eduard Herman uitkwamen op Gouden Rb. 1.081.700. Dit bedrag was ongeveer 1/3 van hun gezamenlijke bezittingen, die bestonden uit onroerend goed ter waarde van Rb. 858.000, daarbij behorende inboedels ter waarde van Rb. 363.000 en effectenbezit ter waarde van Rb. 1.815.000. In totaal verloren de drie gebroeders door de revolutie meer dan Gouden Rb. 3.000.000. Dat was inclusief de winkels in de Gostinyj Dvor, een stenen huis op Vasilevskij eiland, een landhuis in Pargolovo, maar nog altijd geen hotel. Er blijkt nog altijd geen bewijs te vinden voor de bevestiging van de mooie legende over het hotel d’Europe.

Na de revolutie bleef de familie Smelt te Petrograd. In juli 1918 overleed Egbert Eduard op 87-jarige leeftijd en eind december in nog datzelfde jaar overleed Hendrik volgens de overlevering aan ondervoeding. Zijn 3 halfbroers gingen met de ‘Lindestroom’ in 1920 naar Nederland. Julius zette zijn baan voort bij een filiaal van de Werf Gusto te Luik. Joan bracht zijn laatste jaren door in Hilversum en Eduard te Amsterdam. Ze bleven allen ongehuwd. Hun zuster Amalia, die in 1898 met Wilchelm Hecker, waarschijnlijk een Rus-Duitser, trouwde, vluchtte niet naar Nederland. In 1922 ontving het Nederlandse Rode Kruis een namenlijst van de achtergebleven leden van de Nederlandse gemeente in Petrograd. Op deze lijst stond Am. Hecker-Schmelt vermeld als niet-Nederlandse onderdaan.220 Dit was het laatste levensteken van haar.

Het levensverhaal van deze Vriezenveense handelsfamilie is typerend. Het vormt een beeld over de gang van de integratieprocessen onder Petersburgse Nederlands gedurende enkele generaties. Over het algemeen passen deze ontwikkelingen in het patroon. Deze familiefirma kon net als de meeste Vriezenveense firma’s uiteindelijk de concurrentie niet het hoofd bieden. Mede door een vermindering van prestige het beroep van koopman, traden de nazaten niet langer in de voetsporen van hun vaders. Dankzij een betere opleiding verkregen zij betere plaatsen op de arbeidsmarkt. Terwijl de eerste generatie slechts optrad als reizend compagnon, bleef de vertegenwoordiger van de tweede generatie 45 jaar werkzaam te Sint-Petersburg om uiteindelijk terug te keren naar zijn vrouw en kinderen in zijn geboortedorp. De leden van de derde generatie, nog geboren in Vriezenveen, kozen verschillende wegen: de één bleef, de ander repatrieerde en de vierde generatie, geboren in de Russische hoofdstad, bleef daar tot ze door de omstandigheden werden gedwongen naar Nederland terug te gaan. Met uitzondering van de zus.

In ogenschouw nemend, dat deze familie tot het felle ‘Nederlandse’ deel van de gemeente behoorde, haar moedertaal behield en veelvuldige contacten met vaderland onderhield, bewijst naast een economische integratie, ook de niet verdergaande veranderingen in culturele oriëntaties. Ook het huwelijk van zus met een Russische-Duitser refereert aan segregatie van de dominante Russische (orthodoxe) bevolking. Hier rijst de vraag of er sprake is geweest van een blokkering van de integratieprocessen.

Conclusie

Uit de bovenbeschreven levenslopen blijkt onder meer, dat de Nederlanders hun succesvolle carrière konden maken dankzij de mogelijkheden die de snel groeiende Petersburgse economie, de rechtsorde en de welwillende houding van de Russische samenleving ten opzichte van buitenlanders in de tweede helft van de 19e eeuw bood, maar ook zeker dankzij hun persoonlijke karaktereigenschappen en bekwaamheden. Sommigen wisten met de verkoop van bijzondere goederen of de verlening van specifieke diensten een eigen niche op

220 Ibidem, 770.

184

Page 42: Muziek als religie. Karel van Ark, professor aan het ... · 7 P. Tsjerepnin, Vospominanija muzykanta (Leningrad 1976) 23-24. 8 Musikaljnaja entsiklopedija, deel 5. 9 100 let Leningradskoj

de Petersburgse markt te creëren. Anderen gebruikten hun kwaliteiten en doorzettingsvermogen voor het opbouwen van een uitstekende loopbaan. Hun actieve deelname aan en plaats in het economische en maatschappelijke leven van de Russische hoofdstad is een teken van verdergaande sociaal-economische integratie. Vaak bleef hun sociaal-culturele integratie wel ver achter bij hun economische integratie. Behoudens enkele uitzonderingen behielden ze hun Nederlandse staatsburgerschap en bleven trouw aan het geloof van hun voorouders. Taalassimilatie vond wel plaats onder deze Nederlanders, maar het waren eerder twee- of zelfs drie talen sprekende mensen, die zowel hun moedertaal als de talen van het ontvangende land beheerste. Dit alles onderscheidde hen van de autochtone Russische bevolking en maakte hen herkenbaar als leden van een immigrantengroep. Ook zelf bepaalden ze hun eigen etnische identiteit niet als een Russische. Dus stond een geslaagde carrière in veel gevallen niet gelijk aan verdergaande integratie van een individu. Tegelijkertijd hadden enkele integratieaspecten, als taalassimilatie, verandering van staatsburgerschap of het bouwen van een netwerk in de Petersburgse economie een zekere invloed op de verandering van de etnische identiteit. In hoeverre zijn de Petersburgse Nederlanders dan Nederlands gebleven? Zij bevonden zich zeker in latere generaties ook op een duidelijke afstand van hun oorspronkelijke etnische groep. Ze waren eerder mondiaal, zonder vaste identificatie met Rusland of Nederland. Toch als groep was de Nederlandse kolonie te onderscheiden binnen de Petersburgse samenleving. Hieruit moet geconcludeerd worden, dat een aantal individuen in bepaalde aspecten wel degelijk geïntegreerd was, terwijl de mate van integratie van de kolonie als groep beperkt bleef.

185