Muzi Ek Leer

57

description

Leer alles over muziek en verrijk je leven

Transcript of Muzi Ek Leer

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

2

INHOUDSOPGAVE

ALGEMENE MUZIEKLEER VOOR HET A-EXAMEN ................................................................. 4

DE SLEUTELS................................................................................................................. 5DE NAMEN VAN DE NOTEN ............................................................................................ 6NOTEN EN RUSTEN........................................................................................................ 7VOORTEKENS................................................................................................................ 8HERHALINGSTEKENS..................................................................................................... 9HERHALINGSTEKENS - OVERZICHT............................................................................... 10DYNAMIEK .................................................................................................................. 11TEMPO AANDUIDINGEN............................................................................................... 12ARTICULATIE ............................................................................................................... 13INTERVALLEN .............................................................................................................. 14MAATSOORTEN - ......................................................................................................... 15OVERZICHT.............................................................................................................. 15DE OPMAAT............................................................................................................. 16

DE STAMTONENREEKS EN DE TOONLADDER ................................................................ 17OVERZICHT VREEMDE WOORDEN ................................................................................ 18

ALGEMENE MUZIEKLEER VOOR HET B-EXAMEN ............................................................... 19

TEMPO AANDUIDINGEN............................................................................................... 20INTERVALLEN .............................................................................................................. 21MAATSOORTEN EN RITME -.......................................................................................... 22TRIOLEN .................................................................................................................. 22SYNCOPEN .............................................................................................................. 23HET SWINGRITME .................................................................................................... 24

MAJEUR EN MINEUR .................................................................................................... 25DE MINEUR-TOONLADDER VAN A................................................................................. 26PARALLELLEN.............................................................................................................. 27DE VORMEN VAN DE MINEUR-TOONLADDER................................................................ 28DE INTERVALLEN VAN DE MAJEUR- EN MINEURTOONLADDER....................................... 29DE CHROMATISCHE TOONLADDDER ............................................................................ 30AFKORTINGEN ............................................................................................................. 31HET BEPALEN VAN DE TOONSOORT............................................................................. 32OVERZICHT VREEMDE WOORDEN (B)........................................................................... 33

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

3

ALGEMENE MUZIEKLEER VOOR HET C-EXAMEN ............................................................... 34

VOORTEKENS.............................................................................................................. 35DE KWINTENCIRKEL ..................................................................................................... 36DE KWINTENCIRKEL - HULP.......................................................................................... 37ARTICULATIE ............................................................................................................... 38OVERZICHT INTERVALLEN............................................................................................ 39DE STAMTONEN EN DE MAJEUR- EN MINEURLADDER ................................................... 40DE INTERVALLEN VAN DE TOONLADDERS .................................................................... 41INTERVALLEN VERGROTEN EN VERKLEINEN ................................................................. 42PARALLEL EN GELIJKNAMIG ......................................................................................... 43AKKOORDEN – ............................................................................................................ 44EEN OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE DRIEKLANKEN........................................... 44

MAATSOORTEN EN RITME -.......................................................................................... 45REGELMATIGE EN ONREGELMATIGE MAATSOORTEN ................................................ 45

OVERZICHT VREEMDE WOORDEN (C) ........................................................................... 46

ALGEMENE MUZIEKLEER VOOR HET D-EXAMEN ............................................................... 47

MAATSOORTEN EN RITME -.......................................................................................... 48ENKELVOUDIG – SAMENGESTELD – REGELMATIG - ONREGELMATIG......................... 48

VORMLEER - ................................................................................................................ 49DE LIEDVORM.......................................................................................................... 49DE POPSONG .......................................................................................................... 50HET MENUET ........................................................................................................... 51HET RONDO............................................................................................................. 52DE SONATE.............................................................................................................. 53DE SYMFONIE .......................................................................................................... 54

AKOORDEN - ............................................................................................................... 55EEN OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE DRIEKLANKEN........................................... 55EEN OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE SEPTIEM-AKKOORDEN .............................. 56

OVERZICHT VREEMDE WOORDEN (D)........................................................................... 57

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

4

ALGEMENE MUZIEKLEER

VOOR HET A-EXAMEN

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

5

DE SLEUTELS

Wanneer er een aan het begin van een notenbalk een sleutel staat, kunnen we duidelijkzien welke noot door de sleutel wordt aangegeven. De G-sleutel wijst de plaats van de Gaan. Bij veel melodieinstrumenten, zoals fluit, viool en trompet, lezen we de noten vaneen notenbalk met een G-sleutel.

De F-sleutel wijst de plaats van de F aan. Bij veel basinstrumenten, zoals contrabas,trombone of fagot, lezen we de noten van een notenbalk met een F-sleutel.

Het komt ook vaak voor dat we de noten lezen van een dubbele notenbalk, dus met eenG-sleutel en ook een F-sleutel.Dit doen we ondermeer bij een piano, een orgel en een keyboard.

Een dirigent leest vaak de noten van een hele rij notenbalken. Hierbij zijn er vaakmeerdere balken met een G-sleutel en een F-sleutel.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

6

DE NAMEN VAN DE NOTEN

Bij het bespelen van een instrument is het natuurlijk heel belangrijk dat je de noten, dieje vaak moet spelen, vlot kunt lezen.

Dat wil zeggen dat je de namen van de noten moet weten, maar ook hoe je ze op jeinstrument moet spelen.

Voor instrumenten die gebruik maken van de G-sleutel moet je de onderstaande notenvlot kunnen lezen:

Voor instrumenten met een F-sleutel de volgende noten:

Voor instrumenten die gebruik maken van beide sleutels beide notenbalken ( je ziet weldat je sommige noten zowel op de bovenst als opde onderste balk kunt opschrijven):

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

7

NOTEN EN RUSTEN

Op deze bladzijde zie je hoe de verschillende soorten noten heten en hoelang ze durenin een vierkwartsmaat.

Let op de betekenis van de punt achter een noot en het gebruik van de bindingsboog:

De achtste noot kan op diverse manieren genoteerd worden:

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

8

VOORTEKENS

Kruizen, Mollen en Herstellingstekens noemen we voortekens.

Een kruis voor een noot betekent dat dienoot een halve toon hoger gespeeld moetworden. Op de toetsen gaan we dan 1 stapje omhoog, dus naarrechts. Meestal wordt die toets een zwarte, maar een witte kanook. De noot krijgt dan ook een nieuwe naam: achter de oudenaam komt -is. G wordt dus Gis; B wordt Bis en F wordt Fis.Spreek de namen uit als: sies, bies, fies enzovoort.....

Een mol voor een noot betekent dat die noot een halve toon lagergespeeld moet worden. Op de toetsen gaan we dan 1 stapje omlaag,dus naar links. Meestal wordt die toets een zwarte, maar een wittekan ook. De noot krijgt ook een nieuwe naam: achter de oude naamkomt es.G wordt dus Ges; D wordt Des en B wordt Bes.Maar ...... E wordt Es en A wordt As.

Er zijn vaste en toevallige voortekens.Vaste voortekens staan aan het begin van iedere regel, vlak achter de sleutel. Ze geldenvoor de hele regel.1 kruis aan de sleutel betekent: alle F's worden FIS. 1 mol aan de sleutel betekent: alleB's worden BES.

Toevallige voortekens komen af en toe voor in een muziekstuk. Ze zijn slechts 1 maatgeldig.Een herstellingsteken voor een noot wil zeggen dat het voorafgaande kruis of mol vervalt.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

9

HERHALINGSTEKENS

In een muziekstuk worden vaak herhalingstekens gebruikt. Het gewone herhalingstekenherken je aan een dikke streep, een dunne streep en twee puntjes. Deze aanduiding

betekent dat je het voorafgaande deel nog een keer moet spelen vanaf het begin.Wanneer het tegengestelde teken er staat, met de puntjes de andere kant op, dan moet

je vanaf hier gaan herhalen.

Vaak wordt er bij een herhalingsteken gebruik gemaakt van vakje 1 en vakje 2. Je ziet zein het voorbeeld. Bij de herhaling moet je vakje 1 overslaan en verder gaan bij vakje 2.

In het grote notenvoorbeeld zie je ook de aanduiding Da Capo (D.C.) staan. Dit betekent:vanaf het begin. Vaak wordt de aanduiding opgeschreven als Da Capo al Fine. Ditbetekent: vanaf het begin en stoppen bij de aanduiding Fine (=einde).

Het Segno-teken komt ook vaak voor. Vaak wordt er dan geschreven:

Dal al Fine (Dal Segno al Fine). Dit betekent: vanaf het teken en dan tot Fine.

De aanduiding Da Capo al Coda betekent dat je vanaf het begin weer moet herhalen

en door moet spelen tot het coda-teken. Daarvandaan sla je het tussenliggende

gedeelte over en ga je meteen door naar het Coda; het slotdeel van een muziekstuk.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

10

HERHALINGSTEKENS - OVERZICHT

Op deze bladzijde zie je nog een keer alle herhalingstekens.Telkens één of een paar tekens apart op één regel.Met behulp van de letters A, B, C en D wordt aangegeven hoede volgorde is van de delen die je moet spelen.

AA

ABB

ABA

ABCB

ABAC

ABAC

ABCBD

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

11

DYNAMIEK

Dynamiek betekent toonsterkte; het verschil tussen hard en zacht.

De sterkte van de klank, het volume, kun je regelen door je manier van spelen.

In een muziekstuk gebruiken we verschillende tekens om aan te geven hoe hard of hoezacht we moeten spelen.

Deze tekens heten dynamische tekens.Op deze bladzijde zie je een overzicht van de belangrijkste.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

12

TEMPO AANDUIDINGEN

Om aan te geven in welk tempo we een muziekstuk moeten spelen, kunnen weverschillende woorden gebruiken.In de klassieke muziek gebruiken we meestal de officiele Italiaanse woorden. In de lichtemuziek en de popmuziek maken we vaak gebruik van de Engelse benamingen.

In het voorbeeldje hieronder zie je boven het muziekstukje de aanduiding: langzaam, endan:kwartnoot = 80. Dit betekent dat je het stuk in een tempo moet spelen van 80kwartnoten per minuut.

Woorden die we heel vaak tegenkomen in een muziekstuk en die te maken hebben methet tempo zijn:

allegro = snel en levendigandante = gaande (dus een rustig tempo)adagio = langzaam

rit. riten. of ritenuto = vertragen, (geleidelijk) langzamer gaan spelena tempo = weer in hetzelfde tempo spelen als eerst.

Het boogje met de punt eronder, in de laatste maat van het voorbeeld is een fermate.Een fermate boven een noot betekent dat je deze langer mag aanhouden dan deaangegeven waarde.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

13

ARTICULATIE

Articulatie is het wel of niet gebonden spelen van de noten.

Wanneer we spreken bedoelen we met articulatie het goed en duidelijk uitspreken vande woorden, zodat het voor iedereen goed is te verstaan. In de muziek gebruiken we ookarticulatie en bedoelen daar eigenlijk een beetje hetzelfde mee. Sommige melodiëenklinken het beste wanneer ze gebonden worden gespeeld en andere melodiëen, of delendaarvan klinken het best wanneer ze kort worden gespeeld, of wanneer er eencombinatie wordt gemaakt van kort en gebonden.

De aanduidingen voor gebonden spelen (=legato)

en kort spelen (=staccato),

komen heel vaak voor.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

14

INTERVALLEN

De lengte van een toonladder is precies een oktaaf.Beter gezegd: De afstand tussen de begin- en de eindtoon van een toonladder is eenoktaaf. Het woord oktaaf komt van okto; okto betekent 8.

Binnen een toonladder zijn er nog veel meer afstanden mogelijk.Deze afstanden tussen twee tonen noemen we intervallen.

Op deze bladzijde zie je een overzicht van de meest voorkomende intervallen.Leer de namen en afstanden uit je hoofd!

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

15

MAATSOORTEN -

OVERZICHT

tweekwartsmaat – 2 tellen in iedere maat. De kwartnoot duurt 1 tel.

driekwartsmaat – 3 tellen in iedere maat. De kwartnoot duurt 1 tel.

vierkwartsmaat – 4 tellen in iedere maat. De kwartnoot duurt 1 tel.

drie achtstenmaat – 3 tellen in iedere maat. De achtste noot duurt 1 tel.

zes achtstenmaat – 6 tellen in iedere maat. De achtste noot duurt 1 tel.

twee halven maat – 2 tellen in iedere maat. De halve noot duurt 1 tel.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

16

DE OPMAAT

Wanneer een muziekstuk met een onvolledige maat begint, noemen we dat een opmaat.Zo'n muziekstuk eindigt dan ook weer met een onvolledige maat. De begin- en eindmaatvormen samen weer een volledige maat. In het voorbeeldje op deze bladzijde zie je eenbeginmaat waar maar 1 tel in staat. De slotmaat heeft er 3. Samen vormen ze dus eenvolledige 4/4-maat van 4 tellen.

Hoe ontstaat nu zo'n opmaat, is dat nu nodig? Wanneer we spreken, geven we de enelettergreep een klemtoon, een accent, en de andere niet. Wanneer we de klemtonen opandere plaatsen zouden leggen, klinkt dat heel gek. Het is dus een heel natuurlijkemanier van spreken wanneer we de woorden en lettergrepen de juiste klemtonen geven.Een melodie uit een muziekstuk heeft ook altijd klemtonen. De klemtonen of accentenliggen in een muziekstuk altijd op de eerste tel. In het voorbeeld zijn ze aangegeven metaccenttekentjes (" > "). Wanneer we spreken, beginnen we soms met een lettergreep diegeen klemtoon heeft; lees de tekst uit het voorbeeld maar eens op. Zo kan eenmuziekstuk ook beginnen met een noot die geen accent krijgt.

Bij een liedje, zoals in het voorbeeld, horen tekst en muziek helemaal bij elkaar. Om hetgoed te laten klinken moeten de accenten van de melodie op dezelfde plaats komen alsdie van de maatsoort. Het eerste woordje "In" heeft geen accent. De lettergreep "Hol-"juist wel, dus die lettergreep moet op de eerste tel van de maat komen te staan. Hetwoordje "in" moet dus daarvoor komen, dus op de 4e tel. Zo is dan de opmaat ontstaan.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

17

DE STAMTONENREEKS EN DE TOONLADDER

Hieronder zie je de stamtonenreeks.

Dit is de rij van tonen, van laag naar hoog, zonder gebruik van kruisen of mollen.

We beginnen op C en eindigen op C.

De stamtonenrij is gelijk aan de toonladder van C en past precies in een oktaaf.

Het is heel belangrijk om te weten dat alle afstanden in de stamtonenreeksbestaan uit hele tonen,behalve de afstanden tussen E en F,en tussen B en C.

Als hulpmiddeltje om dit goed te kunnen onthoudenzou je het volgende zinnetje kunnen leren:

Eet Friet Bij Cola. ( E-F B-C )

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

18

OVERZICHT VREEMDE WOORDEN

De meeste aanduidingen in de klassieke muziek komen uit het Italiaans.In de lichte muziek worden vaak Engelse benamingen gebruikt.

Nederlands: Italiaans: Nederlands: Italiaans:

snel allegro einde finelangzaam adagio vanaf 't begin da capogaande andante teken segnovertragen ritenuto eindstuk codain 't zelfde tempo a tempo toonsafstand interval

sterk fortezacht pianomatig sterk mezzofortematig zacht mezzo pianozeer sterk fortissimo gebonden legatozeer zacht pianissimo kort, ongebonden staccatogeleidelijk sterker crescendo

geleidelijk zachterdecrescendo,diminuendo

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

19

ALGEMENE MUZIEKLEER

VOOR HET B-EXAMEN

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

20

TEMPO AANDUIDINGEN

Om aan te geven in welk tempo we een muziekstuk moeten spelen, kunnen weverschillende woorden gebruiken. In de klassieke muziek gebruiken we meestal deofficiële Italiaanse woorden. In de lichte muziek en de popmuziek maken we vaakgebruik van de Engelse benamingen.

In het voorbeeldje hieronder zie je boven het muziekstukje deaanduiding: langzaam, en dan: kwartnoot = 80. Dit betekentdat je het stuk in een tempo moet spelen van 80 kwartnotenper minuut.Het juiste tempo kun je gemakkelijk vinden met de metronoom,een apparaatje wat rond 1800 is uitgevonden door Maelzel.

In het schema hieronder zie je een overzicht van de hoofdtempi (tempi is meervoud vantempo)Leer de benamingen in het Engels en Italiaans uit je hoofd:

Nederlands: Engels: Italiaans:

Zeer Langzaam Very Slow Largo

Langzaam Slow Adagio

Matig Moderately Moderato

Snel Fast Allegro

Zeer Snel Very Fast Presto

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

21

INTERVALLEN

De afstanden tussen twee tonen noemen we intervallen.Op deze bladzijde zie je een de meest voorkomende intervallen, gezien vanuit de eerstetoon van de toonladder van C. Let op de verschillen tussen groot en klein!

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

22

MAATSOORTEN EN RITME -

TRIOLEN

Normaal verdelen we een kwartnoot in twee achtste noten of vier zestienden.Maar we kunnen 1 tel ook verdelen in drie gelijke delen.Wanneer we dat doen ontstaat een triool. Zo'n triool-noot krijgt dan het derde deel vaneen tel.

Er gaan nu dus drie achtste noten in een hele tel, in plaats van twee achtsten.Alleen is de duur van een triool-noot natuurlijk korter dan die van een gewone achtstenoot.

Hetzelfde kan voorkomen bij een kwartnoot.Wanneer we in de tijd van een halve noot, dus in de tijd van twee tellen, drie kwartnotenzetten,krijgen we een kwarten-triool. De drie kwartnoten duren dan even lang als de halve noot,twee tellen dus.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

23

MAATSOORTEN EN RITME -

SYNCOPEN

Soms komt het in een muziekstuk voor, dat er met behulp van een bepaald ritme, eenverschuiving van de accenten plaatsvindt. Zo'n accentverschuiving noemen we eensyncope. Een syncope ontstaat wanneer een beklemtoond maatdeel wordt verbondenmet een niet-beklemtoond maatdeel, wat daarvoor komt.

Bij beide voorbeelden zie je boven de noten de normale accenten aangegeven.Er onder staan de accenten die zijn ontstaan als gevolg van de syncopen.

In voorbeeld 1 zorgt de overgebonden c er voor dat het accent van de 1e tel van maat 2,verschuift naar de 4e tel van maat 1.Een maat verder gebeurt hetzelfde, maar daar wordt het accent verschoven naar detweede helft van de 4e tel.

In voorbeeld 2 wordt door de overgebonden d het accent van de 1e tel verschoven naarde 3e tel van maat 1.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

24

MAATSOORTEN EN RITME -

HET SWINGRITME

In de lichte muziek, vooral in de jazz, komt vaak het swingritme voor, ook wel genoemd,swingfeeling of triolenfeeling. Bij het swingritme worden gelijke achtste noten allemaallang-kort-lang-kort gespeeld. De notatie van dit ritme is nogal verschillend.

In het eerste voorbeeldje zie je een rij gelijke achtste noten. Normaalgesproken zou jedie ook allemaal even lang moeten spelen, maar omdat er "swing" boven het stukje staatwordt er verwacht dat je de melodie in het swingritme speelt.

In het tweede voorbeeld staan de noten werkelijk lang-kort-lang-kort genoteerd, maar denotatie is niet helemaal precies zoals je het moet spelen. Deze notatie wordt somsgebruikt omdat het er overzichtelijk uitziet en je meteen kunt zien dat het hier gaat omongelijke achtste noten.

In het derde voorbeeld tenslotte, zie je de notatie die precies weergeeft hoe je het ritmemoet spelen. Er wordt hier gebruik gemaakt van triolen. In dit geval de achtsten-triool.Telkens krijgt de eerste noot de waarde van twee achtste noten en de tweede noot dewaarde van één achtste. De naam triolenfeeling is nu ook gemakkelijk te verklaren.Hoewel de notatie geheel correct is, wordt hij niet zo vaak gebruikt. De haakjes met dedrietjes daarboven maken het geheel een beetje druk en daarom onoverzichtelijk.

Het is belangrijk dat je begrijpt hoe het ritme in elkaar zit en dat je het gevoel ontwikkeltom het op de juiste manier te spelen.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

25

MAJEUR EN MINEUR

Majeur is een ander woord voor groot en mineur is een ander woord voor klein.In de muziek hebben de woorden groot en klein te maken met de terts,het interval tussen de 1e en 3e toon van de toonladder.Dit interval maakt dat een majeur-toonladder geheel anders klinkt dan een mineur-toonladder.

In het voorbeeld zie je de majeur- en mineurtoonladder. Bij de eerste is de afstand vande 1e tot de 3e toon een grote terts. Bij de tweede is dit een kleine terts. Door hetverschil van de grote en kleine terts klinken de toonladders heel verschillend.

In het voorbeeld zie je ook de akkoorden, die bij de toonladders horen. Een akkoordontstaat door de 1e, 3e en 5e toon van de toonladder te nemen. Ook hier zijn de tertsengroot en klein. De akkoorden klinken dan ook heel verschillend.

Het majeur-akkoord bestaat uit de grondtoon, een grote terts en een kwint.Het mineur-akkoord bestaat uit de grondtoon, een kleine terts en een kwint.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

26

DE MINEUR-TOONLADDER VAN A

Op deze bladzijde laten we zien hoe de mineurtoonladder wordt afgeleid van demajeurtoonladder. We schrijven eerst de majeurtoonladder op, zoals we die kennen. Wegebruiken als voorbeeld de toonladder van C-majeur en we schrijven hem op over tweeoktaven. We beginnen nu te spelen op de 6e toon (de A) en stoppen ook weer op de A.

De nieuwe toonladder, de toonladder van A-mineur loopt nu van A tot A en bestaat uitdezelfde tonen als de toonladder van C. Maar de volgorde is anders en daarom klinkt denieuwe toonladder ook helemaal anders. Dit komt omdat de afstanden tussen 1e, 2e, 3etoon, enzovoort, geheel anders zijn dan bij de majeurtoonladder. Je kunt dit in hetvoorbeeld goed bekijken.

Bij de toonladder van C, de majeurtoonladder is de afstand tussen 1e en 3e toon eengrote terts. Daarom heet hij grote-terts-toonladder of majeur-toonladder (majeur=groot).Bij de toonladder van A-mineur is de afstand tussen de 1e en 3e toon een kleine terts.Daarom noemen we deze toonladder een kleine-terts-toonladder of mineur-toonladder(mineur=klein).

Omdat de beide toonladders eigenlijk uit dezelfde tonen bestaan, heten ze elkaarsparallellen. A-mineur is de parallel van C-majeur. A-mineur ligt een kleine terts onder C-majeur!

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

27

PARALLELLEN

Twee toonladders worden elkaars parallel genoemd wanneer ze van elkaar zijn afgeleiden bestaan uit dezelfde tonen. Ze hebben dus ook hetzelfde aantal voortekens.

Wanneer we van de stamtonenreeks, dus van de toonladder van C-groot, de parallel zoeken, vinden we A-klein. Onthou in ieder gevaldeze twee toonladders: C en A !!

Onthou ook dat de majeurtoonladder, C-groot, altijd boven ligt en demineurtoonladder, A-klein, onder. Het interval tussen C en A is een KLEINE TERTS.

Hoe heet de parallel van D-groot? Hiervoor moet je dus een kleine terts naar beneden endat is B. De parallel van D-groot is dus B-klein.

Hoe heet de parallel van G-klein? Hiervoor moet je nu een kleine terts omhoog en dat isBes. De parallel van G-klein heet dus Bes-groot.

Hoe heet de parallel van C-klein? Nu moet je een kleine terts omhoog en dat is Es.De parallel van C-klein is dus Es-groot.

Gebruik voor het uitrekenen van een grote of kleine terts altijd het overzicht van destamtonenreeks en leer uit je hoofd: grote terts is 2x een hele toon en: een kleine terts iseen afstand van 1 hele + 1 halve toon. Je kunt dit overzicht ook gebruiken bij hetuitzoeken en opschrijven van andere grote-terts toonladders.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

28

DE VORMEN VAN DE MINEUR-TOONLADDER

Op deze bladzijde zie je de majeurtoonladder en de mineurtoonladder die daarvan isafgeleid.

De mineurtoonladder kan in meerdere vormen voorkomen.Hieronder zie je de belangrijkste, namelijk oorspronkelijk, harmonisch en melodisch.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

29

DE INTERVALLEN VAN DE MAJEUR- EN MINEURTOONLADDER

Het belangrijkste kenmerk van een grote terts-toonladder of majeurtoonladder,is de grote terts vanaf de grondtoon. Hieronder zie je de toonladder van C-majeur ofwelC-groot:

De volledige reeks van intervallen van deze toonladder zijn:prime – grote secunde - grote terts - kwart - kwint - sext - septiem - oktaaf

Het belangrijkste kenmerk van een kleine terts-toonladder of mineurtoonladder,is de kleine terts vanaf de grondtoon. Hieronder zie je de toonladder van C-mineur ofwelC-klein:

De volledige reeks van intervallen van deze toonladder zijn:prime – grote secunde - kleine terts - kwart - kwint – (kleine) sext – (kleine) septiem -oktaaf

Tenslotte zie je hier de parallelle mineurtoonladder van C-groot: A-mineur ofwel A-klein:C-groot en A-klein zijn elkaars parallellen omdat ze zijn opgebouwd uit dezelfde tonen.We kunnen ook zeggen dat ze van elkaar zijn afgeleid. Van twee parallelle toonladdersligt de mineurladder altijd een kleine terts onder de majeurladder:

De volledige reeks van intervallen van deze toonladder zijn:prime - secunde - kleine terts - kwart - kwint - sext - septiem - oktaaf

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

30

DE CHROMATISCHE TOONLADDDER

Een toonladder die is opgebouwd uit halve tonen heet een

chromatische toonladder.

In het bovenstaande voorbeeld zie je een chromatische toonladderop de manier waarop hij meestal wordt genoteerd:

in stijgende richting met kruisen

en in dalende richting met mollen.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

31

AFKORTINGEN

In een muziekstuk wordt er regelmatig gebruik gemaakt van afkortingen.Een bekend voorbeeld daarvan is het "Ottava-teken".Ottava betekent octaveren, een octaaf hoger spelen dus.De octavering geldt voor het gedeelte onder de stippellijn.

Door dit teken te gebruiken wordt voorkomen dat er heel veel hulplijnen moeten wordengebruikt.Soms wordt er geen stippellijn gebruikt, maar staat op de plaats waar de oktavering moeteindigen de aanduiding "loco".

Een ander voorbeeld van een afkorting is het teken hieronder. Het betekent dat in demaat met deze aanduiding hetzelfde moet worden gespeeld als in de voorgaande maat.

Wanneer er een cijfer boven een hele rust geplaatst wordt, wil dit zeggen dat er zoveelmaten rust moeten worden gehouden. Het teken komt meestal voor in muziekstukkenvoor meerdere instrumenten.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

32

HET BEPALEN VAN DE TOONSOORT

Bij het componeren van een muziekstuk wordt gebruik gemaakt van verschillendetoonladders en hun bijbehorende akkoorden. Wanneer we in een muziekstukbijvoorbeeld vaak de toonladder van G, of een deel daarvan tegenkomen, zal hetmuziekstuk ook vaak eindigen met een G of een G-akkoord. We kunnen dan zeggen datde toonsoort van het muziekstuk G is.

Om vlot en goed de toonsoort van een muziekstuk te kunnen zien, kijken we altijd naarde slottoon van de melodie en zo mogelijk ook naar de grondtoon van het slotakkoord.Daarna bepalen we hoe de grote en kleine terts op die slotnoot of grondtoon heten. Dooreven een paar maten terug te lezen kunnen we snel zien of in het stukje een grote- ofkleine terts voorkomt.

In voorbeeld 1 eindigt het stukje met een F. We kunnen nu zeggen dat het stukje in detoonsoort F staat. Wanneer we een paar maten terugkijken zien we telkens een A alsterts; een grote terts dus. Het stukje staat dus in F-majeur, ofwel F grote terts of kortwegF-groot.

Het stukje in voorbeeld 2 eindigt met een G. De toonsoort is dus G. Wanneer we een paarmaten terugkijken zien we telkens een B als terts; een grote terts dus. Het stukje staatdus in G-majeur, ofwel G grote terts of kortweg G-groot.

In voorbeeld 3 eindigt het stukje met een D. We kunnen nu zeggen dat het stukje in detoonsoort D staat. Wanneer we terugkijken zien we een F als terts; een kleine terts dus.Het stukje staat dus in D-mineur, ofwel D kleine terts of kortweg D-klein.

Voor het B-examen moet je de toonsoort van een stuk kunnen bepalen t/m 3 kruisen enmollen, voor C t/m 5 kruisen en mollen en voor D van alle toonsoorten.Het is hierbij handig om ook de volgorde van de toonladders met hun voortekens tekennen. Je kunt ze met behulp van de kwintencirkel leren onthouden.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

33

OVERZICHT VREEMDE WOORDEN (B)

De meeste aanduidingen in de klassieke muziek komen uit het Italiaans.In de lichte muziek worden vaak Engelse benamingen gebruikt.

Nederlands: Engels: Italiaans:

Zeer Langzaam Very Slow Largo

Langzaam Slow Adagio

Matig Moderately Moderato

Snel Fast Allegro

Zeer Snel Very Fast Presto

Nederlands: Italiaans: Nederlands: Italiaans:

vertragenritardando,ritenuto

toonsafstand interval

weer in 't zelfdetempo

a tempo einde fine

versnellen accelerando vanaf 't begin da caporustig, gaande andante teken segnolevendig vivace eindstuk coda

zeer, veel moltosterk forte een beetje pocozacht piano oktaveren ottavamatig sterk mezzoforte groot majeurmatig zacht mezzo piano klein mineurzeer sterk fortissimo met halve tonen chromatischzeer zacht pianissimogeleidelijk sterker crescendo gebonden legato

geleidelijk zachterdecrescendo,diminuendo

kort, niet gebonden staccato

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

34

ALGEMENE MUZIEKLEER

VOOR HET C-EXAMEN

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

35

VOORTEKENS

Dubbelkruizen en dubbelmollenEnharmonische gelijkheid

Het kan voorkomen dat er in een stuk een aantal vaste kruizen aan de sleutel staan endat er op een toon, waarvoor al een kruis staat, ook nog eens een toevallige verhogingwordt toegepast.In dat geval wordt er een dubbelkruis genoteerd. De genoteerde toon wordt dan een heletoon verhoogd en krijgt ook een nieuwe naam.Een f met een dubbelkruis heet dan fis-is en mag niet g worden genoemd!

Zo kan het ook voorkomen dat er in een stuk een aantal vaste mollen aan de sleutelstaan en dat er op een toon, waarvoor al een mol genoteerd staat, ook nog eens eentoevallige verlaging wordt toegepast.In dat geval wordt er een dubbelmol genoteerd. De genoteerde toon wordt dan een heletoon verlaagd en krijgt ook een nieuwe naam.Een b met een dubbelmol heet dan bes-es en mag niet a worden genoemd!

De g en de fisis zijn enharmonisch gelijk.

Dit verschijnsel komt veel vaker voor, zo is bes enharmonisch gelijk aan ais, en eisenharmonisch gelijk aan f. Beses is enharmonisch gelijk aan a en bis is enharmonischgelijk aan c, enzovoort!

Maar nogmaals: je mag deze namen niet zomaar veranderen!

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

36

DE KWINTENCIRKEL

De toonladder van C-majeur heeft geen kruizen en mollen.Die van G heeft 1 kruis en die van D heeft 2 kruizen.Telkens vinden we de volgende toonladder door een kwint omhoog te gaan.

De toonladder van F heeft 1 mol, die van Bes heeft er 2 en die van Es heeft er 3.De volgende toonladder ligt telkens een kwint lager.Wanneer we vanaf C telkens een kwint omhoog gaan, komen we vanzelf weer opdezelfde C terecht. We hebben dan alle 12 toonladders gehad.Deze zetten we in een schema. Dat schema heet de kwintencirkel:

In de kwintencirkel zie je onderaan een paar toonladders in hetzelfde vakje staan.Ze hebben verschillende namen, maar de tonen zijn gelijk; ze zijn enharmonisch gelijk.

Met behulp van de kwintencirkel kunnen we ook de volgorde bekijken van de vastekruisen en mollen die aan de sleutel kunnen staan.Onthou wel zelf dat het eerste kruis en de eerste mol: fis en bes heten.De volgende reeksen kun je in de kwintencirkel dan gemakkelijk terugvinden:

fis cis gis dis ais eis bis en:

bes es as des ges ces fes.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

37

DE KWINTENCIRKEL - HULP

Zo je weet staan in de kwintencirkel alle toonladders in volgorde van het aantal kruizenen mollen. De afstand van de begintoon van de ene toonladder naar die van de volgendeis telkens een reine kwint. Dit kun je natuurlijk gewoon uitrekenen, maar het zinnetje inhet onderstaande vak kan je helpen.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

38

ARTICULATIE

De noten onder de bogen worden legato (gebonden) gespeeld. Maak aan het einde vaneen boog even een "adem-opening".

Bij staccatospel worden er punten onder of boven de noten geplaatst. Ze betekenen datde noten kort moeten worden gespeeld, dus geheel ongebonden.Een rij kwartnoten, die staccato wordt gespeeld, kun je je het best voorstellen zoals ophet voorbeeld; dus achtste noten, met daartussen achtste rusten.

Vaak komt een combinatie van legato en staccato voor. In het voorbeeld worden deeerste drie noten gebonden gespeeld. De laatste van het groepje wordt kort afgebroken,maar wordt wel gebonden aan de eerste twee gespeeld. De vierde noot staat helemaallos van de rest.

Bij de speelmanier portato, ook wel genoemd non-legato (niet gebonden) worden denoten niet gebonden gespeeld, maar ook niet echt kort. Het zit er tussenin. Na iederenoot volgt een kleine opening, maar de noot zelf verliest heel weinig van z'n lengte.

Portato wordt aangegevenop de volgende manieren:- Een streepje en een puntboven of onder de noot

- Een streepje boven of onder de noot

- Een boog en puntenboven of onder de noten.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

39

OVERZICHT INTERVALLEN

We maken onderscheid tussen consonante en dissonante intervallen. Consonanteintervallen klinken stabiel en harmonieus. Dissonante intervallen zijn instabiel enwillen graag oplossen naar een andere samenklank.De overmatige kwart lost naar buiten op, de verminderde kwint naar binnen.Let speciaal op de aanduidingen groot, klein, rein, verminderd en overmatig!

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

40

DE STAMTONEN EN DE MAJEUR- EN MINEURLADDER

- In het eerste voorbeeld zie je de stamtonenreeks, dus de toonladder van C-groot.- Deze is opgebouwd uit twee 5-tonenrijen, met de afstanden: hele-hele-halve-hele.- Alle intervallen in deze en alle andere majeurtoonladders zijn groot of rein.

- In het tweede voorbeeld zie je de gelijknamige toonladder van C-groot: C-klein dus.- Om van een majeurladder zijn gelijknamige mineurladder te maken, verlaag je de 3, 6 en 7.- Alle intervallen zijn nu klein of rein, behalve de secunde, deze blijft groot.

- 1, 4, 5 en 8 zijn in beide toonladders reine intervallen, dus volkomen consonanten.- de tertsen en sexten zijn in beide toonladders consonant. de secundes en septiemen zijn steeds dissonant, deze intervallen willen oplossen.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

41

DE INTERVALLEN VAN DE TOONLADDERS

Wanneer je een interval moet bepalen op een andere toon dan op C,kun je als hulpmiddel de majeur toonladder en de chromatische toonladder gebruiken.Leer daarom de intervallen van beide toonladders uit je hoofd:

Bij alle majeurtoonladders zijn de intervallen rein of groot!Bij de chromatische toonladder zijn de intervallen klein, groot en rein.En...tussen de reine kwart en reine kwint komtde overmatige kwart en/of de verminderde kwint !!

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

42

INTERVALLEN VERGROTEN EN VERKLEINEN

Wanneer van een interval de bovenste toon verhoogd wordt, wordt het interval groter.

Wanneer van een interval de onderste toon verhoogd wordt, wordt het interval kleiner.

Wanneer van een interval de bovenste toon verlaagd wordt, wordt het interval kleiner.

Wanneer van een interval de onderste toon verlaagd wordt, wordt het interval groter.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

43

PARALLEL EN GELIJKNAMIG

1. De parallelle mineur toonladder. Deze loopt van de 6e tot de 6e toon.Hij begint dus een kleine terts onder de begintoon van de majeurladder.De tonen van de parallelle mineurladder zijn dezelfde als die van demajeurladder:

2. De gelijknamige mineurladder is de majeurladder met enkele verschillen:De verlaging van de 3e, de 6e en de 7e toon. De begin- en eindtoon van demajeurladder en gelijknamige mineurladder zijn gelijk.

Wanneer je een harmonische of melodische toonladder moet noteren, onthoud dan datje óók te maken hebt met 3, 6 en 7: De terts is bij mineur altijd klein en bij harmonischverhogen we de 7e toon, bij melodisch de 6e en 7e en dalend hersteld.

Voorbeeld van een opdracht:Maak van de toonladder van D majeur de parallelle en de gelijknamige mineurladder.

- Noteer eerst heel simpel de reeks noten van d tot d.- Noteer daaronder de hele en halve afstanden zoals die volgens de regels moeten zijn.- Controleer dan de afstanden en corrigeer ze door voortekens te plaatsen; kruisen voor de f en de c.- De parallelle mineurladder begint een kleine terts lager en bestaat uit dezelfde tonen, dus van b tot b.- De gelijknamige mineurladder krijg je door van de majeurladder 3, 6 en 7 te verlagen, dus f, bes en c.- Harmonisch en Melodisch krijg je door de nodige aanpasssingen te maken op 6 en 7.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

44

AKKOORDEN –

EEN OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE DRIEKLANKEN

Klassieke naam Symbool: Samenstelling:naam: Lichte muz:

grote majeurdrieklank akkoord

kleine mineurdrieklank akkoord

verminderde dim-drieklank akkoord

overmatige overmatig- ofdrieklank plus-akkoord

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

45

MAATSOORTEN EN RITME -

REGELMATIGE EN ONREGELMATIGE MAATSOORTEN

Maatsoorten als 4/4 en 6/8 zijn samengesteld uit 2 delen.Een 4/4 bestaat uit 2 delen van 2 tellen. Een 6/8 bestaat uit 2 delen van 3.Die 2 delen zijn gelijk van lengte. Daarom noemen we de maatsoort regelmatig.Een belangrijk kenmerk van een samengestelde maatsoort is, dat er op iedere 1e tel vaneen deel een accent (>) valt.

Onregelmatige maatsoorten zijn ook samengesteld uit een 2 of meer delen, maar diedelen zijn niet even lang.

De vijfachtstenmaat bestaat uit een deel van 3 tellen en een deel van 2:(andersom kan ook)

De zevenachtstenmaat bestaat uit 2 delen van 2 en 1 deel van 3 tellen:(3-2-2 kan ook)

Een negenachtstenmaat kan regelmatig zijn.Hij bestaat dan uit 3 groepen van 3 tellen:

De negenachtsten kan ook onregelmatig voorkomen en bestaat dan uit:2-2-2-3 of 3-2-2-2:

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

46

OVERZICHT VREEMDE WOORDEN (C)

Nederlands: Engels: Italiaans:

Zeer Langzaam Very Slow Largo

Langzaam Slow Adagio

Matig Moderately Moderato

Snel Fast Allegro

Zeer Snel Very Fast Presto

Nederlands: Italiaans: Nederlands: Italiaans:

vertragen ritardando toonsafstand intervallangzamer ritenuto einde fineweer in 't zelfdetempo

a tempo vanaf 't begin da capo

versnellen accelerando teken segnorustig, gaande andante eindstuk codalevendig vivace met halve tonen chromatischenigzins levendig allegretto zeer, veel moltozangerig cantabile een beetje pocolieflijk, zacht dolce oktaveren ottava

groot majeursterk forte klein mineurzacht piano meer piumatig sterk mezzoforte minder menomatig zacht mezzo pianozeer sterk fortissimozeer zacht pianissimo gebonden legato

geleidelijk sterker crescendokort, nietgebonden

staccato

geleidelijk zachterdecrescendo,diminuendo

niet gebonden non-legato, portato

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

47

ALGEMENE MUZIEKLEER

VOOR HET D-EXAMEN

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

48

MAATSOORTEN EN RITME -

ENKELVOUDIG – SAMENGESTELD – REGELMATIG - ONREGELMATIG

Maatsoorten kunnen enkelvoudig of samengesteld zijn.De 2/4, 3/4 en 3/8-maat bijvoorbeeld, zijn enkelvoudig.De 4/4, 6/8 of 7/8-maat zijn samengesteld omdat ze uit meerdere groepen bestaan.Wanneer die groepen even lang zijn, spreken we van regelmatige maatsoorten.Zijn de groepen niet even lang, dan zijn ze onregelmatig.

Bij de 9/8-maat kan er sprake zijn van een regelmatige maatsoort, maar ook van eenonregelmatige.

Aan de accent-tekens (>) kun je de verschillen duidelijk zien.

Normaalgesproken vallen de accenten op de 1e tel van ieder maatdeel.Op de 1e tel van de maat valt dan het hoofdaccent en op de 1e tel van de andere delenkomt er een nevenaccent.Dit nevenaccent is minder zwaar dan het hoofdaccent.

In de lichte muziek, met name in de jazz, wordt het swingende karakter echter bereiktdoor bijvoorbeeld in een 4/4-maat juist de 2e en 4e tel extra te accentueren.

De hiervoor gebruikte aanduiding "afterbeat" geeft duidelijk aan dat het hier juist gaatom de slag die na de gebruikelijke accenten komt. Wanneer in deze muziek het accent,wat met name wordt gemaakt door het slagwerk, op de 1e en 3e tel zou komen, zou demuziek zijn karakteristieke swing totaal verliezen.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

49

VORMLEER -

DE LIEDVORM

De bekendste vorm waarin muziekstukken worden geschreven is de LIEDVORM.De naam zegt het al: het gaat hier over een lied, een kinderliedje, een popsong, eendansvorm of een klassiek lied.Maar ook grotere stukken, zoals het langzame deel uit een symfonie, zijn soms alsliedvorm geschreven.

Kort gezegd bestaat een lied uit twee delen:

Met letters kunnen we dit eenvoudig aangeven met: A B

Een liedvorm kan tweedelig of driedelig zijn.

De tweedelige liedvorm geven we aan met de letters: A B

De driedelige liedvorm geven we aan met: A B A

Het tempo van een stuk in liedvorm is vaak vrij langzaam, maar kan ook sneller zijn.

Schematisch ziet de driedelige liedvorm er zo uit:

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

50

VORMLEER -

DE POPSONG

De popsong is een typische muziekvorm die niet in het klassieke tijdperk thuishoort,maar die er wat betreft de vorm wel veel mee te maken heeft.

In een popsong treffen we eigenlijk altijd de delen couplet en refrein aan. Vaak is er ooksprake van een intro, een soort voorspel, voordat het eerste couplet begint.Na twee of drie keer de afwisseling van couplet en refrein, komt meestal een soortovergang die we bridge noemen.Deze kan moduleren, maar het hoeft niet.Na die overgang kan het refrein verder gaan, maar komt soms ook een volgend couplet,wat dan weer gevolgd wordt door het refrein. Meestal wordt het laatste refrein een keerherhaald, soms nog vaker.

De popsong wordt vaak besloten met een slotakkoord na het refrein, of wordt"weggedraaid" tijdens het laatste refrein. Dat wil zeggen dat door middel van een "fade-out" het volume steeds zachter wordt, totdat er niets meer over is.Maar ook kan de song eindigen met een speciaal slotdeel, het coda, letterlijk hetstaartstuk. In het schema hieronder zie je twee voorbeelden van de totale vorm.

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

51

VORMLEER -

HET MENUET

Het MENUET is een oude Franse dans, die in een driekwartsmaat geschreven is.Het tempo is vrij rustig.Vroeger werd er op het menuet ook werkelijk gedanst.

De vorm is A B A, dus een driedelige liedvorm.

Deel A is eigenlijk het menuet, deel B wordt het trio genoemd.Origineel werd dit deel ook werkelijk door drie instrumenten gespeeld, vandaar de naam.Na het B - deel komt A weer terug.

Vaak is het menuet een onderdeel van een groot muziekstuk; bijvoorbeeld een sonate ofsymfonie.Hierover kun je meer lezen in het hoofdstuk over de symfonie.Maar het menuet kan ook als zelfstandig stuk bestaan.

Schematisch ziet het menuet er zo uit:

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

52

VORMLEER -

HET RONDO

Het RONDO is een muziekstuk met een soort refrein-couplet afwisseling alleen danuitgebreider.Het rondo kan voorkomen als zelfstandig stuk, maar kan ook een onderdeel van eensonate of symfonie zijn.

Bij een rondo begint het eerste thema, gevolgd door het tweede, dan komt weer heteerste, dan volgt het derde, enzovoort.

Het rondo begint en eindigt altijd met het A-thema en kan heel verschillend van lengtezijn.

De rondovorm komt vaak op twee manieren voor:

- De FRANSE rondovorm. Schematisch ziet deze er als volgt uit:

A - B - A - C - A - D - A - E - A - enzovoort.

- De KLASSIEKE rondovorm. Deze ziet er zo uit:

A - B - A - C - A - B - A.

Tot slot nog een keer de klassieke rondovorm als schema:

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

53

VORMLEER -

DE SONATE

De SONATE is een vrij lang stuk voor een solo-instrument of een kleine groepinstrumenten.Het is een stuk dat meestal uit 3 delen bestaat, soms 4.

Bij een driedelige sonate komt de vorm meestal neer op:

Deel 1: Sonate- of Hoofdvorm - snel

Deel 2: Liedvorm - langzaam

Deel 3: Rondo - snel

Schematisch zien de drie delen van de sonate er als volgt uit:

1

2

3

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

54

VORMLEER -

DE SYMFONIE

De SYMFONIE is een lang muziekstuk, wat bestaat uit meerdere delen.Het is geschreven voor het symfonie-orkest, een groot orkest, met verschillende groepeninstrumenten.

De symfonie heeft meestal 4 lange delen:

Deel 1: Sonate- of Hoofdvorm - snelDeel 2: Liedvorm - langzaamDeel 3: Menuet of Scherzo - matig snel of snelDeel 4: Rondo of Sonatevorm - snel.

Schematisch zou de symfonie er als volgt uit kunnen zien:

1

2

3

4

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

55

AKOORDEN -

EEN OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE DRIEKLANKEN

Klassiekenaam:

Lichte muzieknaam:

Symbool: Samenstelling:

grotedrieklank

majeurakkoord

kleinedrieklank

mineurakkoord

verminderde drieklank

dim-akkoord

overmatigedrieklank

overmatigakkoord ofplus-akkoord

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

56

AKKOORDEN -

EEN OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE SEPTIEM-AKKOORDEN

Klassieke naam:Lichte muzieknaam:

Symbool: Samenstelling:

groot septiemakkoord

majeur 7akkoord

klein septiemakkoord

mineur 7akkoord

dominantseptiemakkoord

7 akkoord ofseptiemakkoord

halfverminderdseptiemakkoord

mineur zevenmol vijf

verminderdseptiemakkoord

dim akkoord ofdim7 akkoord

CKE-muziekschool algemene muziekleer voor het schriftelijke examen

57

OVERZICHT VREEMDE WOORDEN (D)

Nederlands: Engels: Italiaans:

Zeer Langzaam Very Slow Largo

Langzaam Slow Adagio

Matig Moderately Moderato

Snel Fast Allegro

Zeer Snel Very Fast Presto

Nederlands: Italiaans: Nederlands: Italiaans:

vertragen ritardando toonsafstand intervallangzamer ritenuto einde fineweer in 't zelfdetempo

a tempo vanaf 't begin da capo

versnellen accelerando teken segnorustig, gaande andante eindstuk codalevendig vivace met halve tonen chromatischenigzins levendig allegretto zeer, veel moltozangerig cantabile een beetje pocolieflijk, zacht dolce oktaveren ottava

groot majeursterk forte klein mineurzacht piano meer piumatig sterk mezzoforte minder menomatig zacht mezzo pianozeer sterk fortissimozeer zacht pianissimo gebonden legato

geleidelijk sterker crescendokort, nietgebonden

staccato

geleidelijk zachterdecrescendo,diminuendo

niet gebonden non-legato, portato