MODERNISME
description
Transcript of MODERNISME
MODERNISMECultuur van het Moderne
Aan het eind van deze les:
• Ken je de kernbegrippen van cultuur van het moderne;
• Weet je aan de hand van welke begrippen je dans kan beschrijven;
• Kan je kenmerken noemen van Romantisch ballet;
• Ken je een aantal moderne choreografen;
• Kan je kenmerken noemen van moderne dans;
• Ken je de kenmerken van het Triadisch ballet;
• Vooruitgangsdenken: breuk met het verleden, vernieuwing
• Utopie: nieuwe, betere maatschappij door kunst: kunst kan maatschappij veranderen
• Van het materiële naar het geestelijke: verwerping natuurgetrouwheid, vorm en verhouding
• Expressie: nadruk op angst en vervreemding
• Functionalisme: ‘Form Follows Function’, verwerpen van decoratie, ‘Less is More’ (architectuur)
• Originaliteit: samen met een groep gelijkgestemde het nieuwe brengen (Expressionisten, Futuristen,
Dada, Surrealisten..)
• Autonomie van de kunst en kunstenaar (artistieke vrijheid, maar ook financiële afhankelijkheid)
• Niet-Europese invloeden in kunst (Afrikaanse maskers, Jazz, exotische aspecten van Ballet Russes)
• Abstractie (beeldende kunst), Atonaliteit (muziek)
DE KERN VAN CULTUUR VAN HET MODERNE:
BREUKVLAK: BEELDENDE KUNST
Beeldende kunst voor 1900 Moderne beeldende kunst
1. Goed lijkende portretten en landschappen 1. Kunstenaar breekt met regels uit het verleden. Ze gaan experimenteren en op een nieuwe manier werken: Avant-garde.
2. Figuratief: herkenbare voorstelling 2. Kunst wordt steeds abstracter3. Er ontstaan verschillende stromingen:Kubisme, Futurisme, Dadaïsme, Surrealisme, Expressionisme, Constructivisme, De Stijl, Bauhaus.
Elke stroming heeft zijn eigen voorstellings- en vormgevingskenmerken.
Dans beschrijvenBeschrijf de bewegingen die de danser maakt (met armen, benen, bovenlichaam)
Ruimte• Richtingen: voorwaarts, achterwaarts, diagonaal, wat is de kijkrichting van de danser?• Hoogtelagen: hoog (springen)/midden/laag (zittend, liggend)• Combinatie richtingen en hoogtelagen:
• patronen (cirkel, lijn, spiraal, …)• Vormen van het lichaam (groot, uitgestrekt, in elkaar gedoken, rond, hoekig)• Plaatsing ten opzichte van andere dansers en het decor (op een rij, in kring)
Tijd• Duur van de passen/ dans (bijvoorbeeld in 8 maten)• Tempo (van heel langzaam tot extreem snel)
Kracht• Spanning: aanspannen en ontspannen van spieren• Gewicht: benadrukken door vallen en rollen of ontkennen door springen/licht dansen• Aanzet: sterk (flink afzetten), heel licht of door een andere danser in beweging gezet
(bijvoorbeeld door een duw, dit noemen we ‘impuls’)
BREUKVLAK: DANS
Voor 1900…
Romantisch ballet:• Verticaliteit in beweging en houding:
• Dansen op spitzen: op de tenen• Witte tutu suggereert dat danser een
licht, bovennatuurlijk wezen is.• Grote luchtsprongen en pirouettes
• Rol mannelijke dansers beperkt: ondersteunen van schijnbaar gewichtsloze danseressen.
• Verhalend ballet afgewisseld met divertissementen (scènes met pure, abstracte dans, waarin vooral de virtuositeit van de dansers centraal stond; geen verhaal)
Klassiek ballet heeft een vaststaand systeem van regels de academische ballettechniek.
MODERNE DANS
Hexentanz – Mary Wigman Sacre du Printemps – Ballet Russes
Triadisch Ballet – Oskar Schlemmer Isadora Duncan Martha Graham
Hexentanz Mary Wigman
Sacre du Printemps Ballet Russes
Triadisch Ballet Oskar Schlemmer
Isadora Duncan
Martha Graham
Kleding:Losse kleding, blote voeten
Kleding:Abstracte, geometrische kostuums
Kleding:Exotisch, primitief, folkloristisch, soms schoenen/ blote voeten
Kleding: doorzichtige kostuums, blote voeten
Kleding:Lamentation: groot doek omhult danseres, blote voeten
• Aards: knielen, vallen, kruipen.
• Blote voeten: contact met de grond
• Heftige bewegingen• Ausdruckstanz:
Expressionistisch.• Heeft masker op:
aandacht moet gaan naar bewegingen
• Danspatronen gebaseerd op 3 meetkundige basisvormen
• Mechanische bewegingen (machine)
• Geen individuele indruk maken (maskers)
• Danspassen allerdaagse bewegingen (lopen, rennen, zitten)
• Anti-expressionistisch: grote mate van abstractie
• Dansers stampen ritmisch
• Aards• Folkloristisch• Oerdriften van de mens
worden verbeeld• Ballet drukt complexe
emoties uit• Ook mannelijke
dansers
• Reactie op gymnastische bewegingen van klassiek ballet
• Emotionele bewegingen: ‘Dans is de uitdrukking van de aller diepste beleving van een danser’.
• Lopen, rennen, springen
• Leeg decor
• Aards• Blote voeten: contact
met de grond• Heftige bewegingen• Grahamtechniek:
dansen vanuit buik, gaat uit van ritme van ademhalen, spannen en ontspannen van de spieren.
• Expressionistisch: ‘Betekenis van dans niet belangrijk, het moet je raken’.
Slagwerk begeleidt dans, vaak zijn haar dansen ook zonder muziek.
Rationele benadering. Muziek van Stravinsky (volksmelodieën Rusland).Verhaal: occult ritueel, offeren van een maagd.
Grondlegger moderne dans
Grondlegger moderne dans
Romantisch (klassiek) ballet Moderne dans
1. academisch ballettechniek: vaste regels 1. bewegingen ontwikkeld door individu 2. harmonieus, rond en vloeiend 2. niet-harmonieus, gebroken en hoekig 3. Verticaliteit (sprongen, op tenen) 3. horizontaal, aards (blote voeten)4. begeleiding van orkestmuziek 4. absolute muziek van eigentijdse
componisten: piano, slagwerk, stiltes. 5. verhalende, sprookjesballetten; verhalend 5. niet verhalend6. nadruk op dansvirtuositeit 6. nadruk op expressie van beweging of
gebaar
Check
• Ken je de kernbegrippen van cultuur van het moderne?
• Weet je aan de hand van welke begrippen je dans kan beschrijven?
• Kan je kenmerken noemen van Romantisch ballet?
• Ken je een aantal moderne choreografen?
• Kan je kenmerken noemen van moderne dans?
• Ken je de kenmerken van het Triadisch ballet?
Aan het eind van deze les:
• Ken je de kernbegrippen van cultuur van het moderne;
• Weet je aan de hand van welke begrippen je muziek kan beschrijven;
• Kan je kenmerken noemen van muziek voor 1900;
• Ken je een aantal moderne componisten;
• Kan je kenmerken noemen van moderne muziek;
• Kan je uitleggen wat atonaliteit, polytonaliteit en een dodecafonie is;
Muziek beschrijvenVoorstelling: muziek zonder verhaal = absolute muziek.
(met verhaal = programmamuziek)
Vormgeving• Toonhoogte de hoogte van klanken, instrumenten en/of stemmen.
• Toonduur de lengte, de tijdsduur van klanken (is bepalend voor maat en ritme)
• Tempo de snelheid van een muziekstuk (snel of langzaam)
• Dynamiek (klanksterkte) (hard, zacht) (grote overgangen van hard naar zacht= sterke dynamiek)
• Klankkleur de eigen kleur, karakter van de individuele stem of het individuele instrument, van licht en helder tot vol en zwaar. Beschrijf de instrumenten die je hoort (blaas-, slag-, tokkelinstrumenten).
Melodie: is een opeenvolging van klanken van verschillende toonhoogte, in een bepaald ritme, die als een herkenbaar geheel kan worden ervaren.
BREUKVLAK: MUZIEK
Romantiek/Impressionisme:
Tonaliteit• Melodie• Harmonie
(Muziek was opgebouwd rond één grondtoonsoort)
BREUKVLAK: MUZIEK
Romantiek/Impressionisme:
Tonaliteit• Melodie• Harmonie
(Muziek was opgebouwd rond één grondtoonsoort)
Moderne muziek:
Polytonaliteit• Meerdere toonsoorten tegelijk
Atonaliteit• Losse tonen Expressie versterken• Géén grondtoon
Schönberg - Sprechgesang 1912Schönberg - Dodecafonie (12 toons) 1924
DODECAFONIE - Twaalftoonsmuziek
Ontstaan: ‘Einde van WOI vraagt om een nieuwe wereld met daarbij een nieuwe muzikale taal, met nieuwe muzikale regels.’ Schönberg
• Alle 12 tonen van een toonladder worden verwerkt in één reeks• Elke toon mag maar één keer voorkomen en is daardoor dus even belangrijk• De reeks kan van voren naar achter worden gespeeld (kreeftengang)• De reeks tonen kan in de omkering worden gespeeld• De reeks tonen kan elf keer getransponeerd worden
• In totaal 48 manieren om reeks van 12 tonen te gebruiken in een compositie.
DODECAFONIE - Twaalftoonsmuziek
BREUKVLAK: MUZIEK
Schönberg - Sprechgesang Sjostakovitsj
Bartok
SatieJazz
BartokSjostakovitsj
Zoekt in de muziek een nieuwe harmonie, die voort komt uit kunstzinnige middelen zelf en niet uit de traditie vernieuwing
Hij wil zeer extreme en intense gemoeds-toestanden uitdrukken in zijn muziek
Russische componist.
Componeerde eerst Lady Macbeth volgens het klankidioom uit zijn tijd (= modern). Deze werd gecensureerd, hij moest de opera terugnemen en werd zelf verbannen uit de Unie van Sovjectcomponisten. Want: het was chaos ipv muziek.
Haalt inspiratie voor zijn composities uit volksmuziek.
Hij legt de volksmuziek vast op fonograaf. Hij reist naar Hongarije, Slowakije en Roemenië en verzamelt, noteert en bestudeert volksmuziek.
Muziek moet droog, geestig, up-to-date en ongecompliceerd zijn…bedoeld om te vermaken.
Hij strijdt tegen de (muziek van voor 1900): -Romantische muziek (Wagner) -de impressionistische muziek.
Jazz: ontstaan uit:- muziek Afr. Negerslaven
(Blues, ragtime) - muziek van emigranten uit
Europa (Klassiek, Folk)
Blues (blue = somber): Ontstaan uit: ‘hollerin’ (ritmische zang op plantages). Onderwerp muziek: ellende. Onmogelijkheid iets te veranderen aan je lot.
• Polytonaliteit• Atonaliteit
• Eerst moderne muziek (werd verboden)
• Toen Vijfde Symfonie, dit werd een groot succes, want hier zaten meer tonale thema’s in.
• Andere ritmes en toonladders (inspiratie Indonesië, India en Oost-Europese landen)
• Hij ontwikkelt nieuwe nationaal-Hongaarse kunstmuziek.
• Grappen, grollen en parodieën/ ironische levenshouding
• Hij voegt geluiden van een typemachine en revolver toe aan een orkest
Jazz:• Polyritmiek
(tegenovergestelde ritmes)• Het swingt (improvisatie)• Trompet, trombone,
klarinet, piano, slagwerk, contrabas, banjo.
Blues:• Vast schema met 3
akkoorden (makkelijk + ligt goed in gehoor)
• ‘Blue note’ in melodie (toon begint onzuiver en glijdt naar juiste hoogte)
Schönberg Satie Jazz/ Blues
Check:
• Ken je de kernbegrippen van cultuur van het moderne;
• Weet je aan de hand van welke begrippen je muziek kan beschrijven;
• Kan je kenmerken noemen van muziek voor 1900;
• Ken je een aantal moderne componisten;
• Kan je kenmerken noemen van moderne muziek;
• Kan je uitleggen wat atonaliteit, polytonaliteit en een dodecafonie is;
Aan het eind van deze les:
• Ken je de kernbegrippen van cultuur van het moderne;
• Weet je aan de hand van welke begrippen je film kan beschrijven;
• Kan je de ontwikkeling beschrijven van film aan het begin van de 20e
eeuw;
• Ken je een aantal moderne filmmakers;
• Kan je kenmerken noemen van moderne films;
• Kan je uitleggen wat ‘attractie-montagetechniek’ is.
Film beschrijvenVoorstelling: verhaal, inhoud, thema, boodschap?
Vormgeving:• Theatrale middelen: spel, decor, kleding, grime, licht, geluid, muziek, mise-en-scene.
• Filmische middelen:• Cameravoering
• Camera-afstand (kader): close-up, mediumshot, totaalshot (of long shot)• Camera-beweging: horizontaal, verticaal of draaiend• Camera-standpunt: neutraal, kikvorsperspectief, vogelvluchtperspectief• Perspectief: objectief, subjectief (je kijkt mee met speler)• Zwart-wit/ Kleur: contrast en kleurscherpte• Scherpstelling: waar stelt de camera op scherp?
• Montage: ordening van beeld en geluid. Flashbacks, flashforwards, attractie- en parallelmontage.
• Special Effects: optische, mechanische of digitale technieken die in film worden ingezet om effecten te realiseren die niet of moeilijk langs de normale weg kunnen worden bereikt: ontploffende auto’s, slowmotion.
BREUKVLAK: FILM
BREUKVLAK: FILM
1895 Uitvinding filmprojector (gebroeder Lumière)
• Film minder dan een minuut• Eén scène• Alledaagse gebeurtenis/ opname
theaterstuk• Zonder geluid
Film na 1900:• Méliès: Parijse goochelaar maakt
filmpjes• Porter: ging zich bezighouden met
montage (films: brandweermannen en treinoverval), films van 10-15 minuten
• Eerste avondvullende films vertoond• Na WO I Hollywood filmcentrum;
Duitsland concurrent (expressionistische films), Sovjet Unie filmt op compleet andere wijze.
‘Stomme film’
Stomme film Geluidsfilm
‘Stomme film’:• Verklarende teksten• Verteller/piano naast het scherm• Overdreven speelwijze (grote gebaren
Films met geluid ontstaan rond 1928.• Veel beroemde ‘stomme’-filmacteurs ontslagen, nadruk komt te liggen op
dialoog.• Veel Vaudeville artiesten gaan werken in filmindustrie.• Studio’s en bioscopen worden omgebouwd voor de geluidsfilm.• Tussen 1930 en 1940 overheersen Amerikaanse films en filmgenres: slapstick,
dansfilm, musical, griezelfilms, westerns.
BREUKVLAK: FILM
Fritz Lang - Metropolis Sergej Eisenstein
Walt Disney
Salvador Dali Charlie Chaplin
Walt DisneyEisenstein
Expressionistische film.
Belichting: • Gedeelte stad waar
rijken wonen fel belicht.
• Plaats waar armen wonen donkere schaduwen.
Maakt bewust gebruik van montage:• Voor heldere
verhaallijn• en manipulatie
publiek
Attractie: agressief moment laten zien/ afwisseling langzaam en snel, statisch en dynamisch.
Produceert animatiefilmpjes, zoals Sneeuwwitje.
Dankzij het succes heeft Walt Disney al snel honderden tekenaars, tekstschrijvers en inkleurders in dienst.
Un Chien Andalou: surrealistisch, geen verhaal. Het is een associatieve reeks beelden.
Destino: tekenfilm in samenwerking met Disney. Surrealistische wereld, geïnspireerd op Dali’s werken.
Begon als Britse Vaudville. Zijn kracht ligt in zijn mimespel.
Film: The Great Dictator. Humor en satire. Hij neemt expliciet stelling tegen onderdrukking en slavernij van een volk. Dit is de eerste film uit Hollywood gericht tegen regime Hitler.
In de jaren na WO I komt de expressionistische film tot bloei in Duitsland (door inflatie Duitse Mark). Er was veel ruimte voor experiment, vooral op het vlak van de vormgeving.
Andere filmmakers:Robert Wiene: Das Cabinet des Dr. CaligariMurnau: Nosferatu.Inspiratie voor latere horror/griezelfilms.
Belangrijke vertegenwoordiger Russische film. Hij was socialist.
Doel films: toeschouwer uit passieve rol halen. Hij laat publiek partij kiezen voor de menigte (slachtoffers) in de film gevoel van revolutie en onderdrukking overbrengen.
Expressionistische belichting.
Metropolis Salvador Dali Charlie Chaplin
Check:
• Ken je de kernbegrippen van cultuur van het moderne?
• Weet je aan de hand van welke begrippen je film kan beschrijven?
• Kan je de ontwikkeling beschrijven van film aan het begin van de 20e
eeuw?
• Ken je een aantal moderne filmmakers?
• Kan je kenmerken noemen van moderne films?
• Kan je uitleggen wat ‘attractie-montagetechniek’ is?
Aan het eind van deze les:
• Ken je de kernbegrippen van cultuur van het moderne;
• Weet je aan de hand van welke begrippen je theater kan beschrijven;
• Ken je een aantal moderne theatermakers;
• Kan je kenmerken noemen van moderne theater;
• Kan je uitleggen wat ‘bio-mechanica’, ‘episch theater’ en ‘vaudeville’
is.
Theater beschrijvenVoorstelling: verhaal, inhoud, thema, boodschap?
Vormgeving:• Theatrale middelen:
• Spel: manier van bewegen (houdingen), praten, zingen.• Decor en rekwisieten (attributen die niet vastzitten aan het podium: tas, fiets)• Kleding, • Grime: schmink/make-up.• Licht, • Geluidseffecten, • Muziek, • Mise-en-scene: de plek van de acteurs op het toneel en ten opzichte van elkaar.
BREUKVLAK: THEATER
BREUKVLAK: THEATER
Realistisch drama
• Acteur vertonen natuurlijk gedrag;• Decors maken omgeving van verhaal
duidelijk;• Taak zo natuurlijk mogelijk, dichtbij
spreektaal;
Theater na 1900:
• Theater dat breekt met de tot dan toe bestaande vormen;
• Het moest mensen wakker schudden, mondiger maken en verbeteren.
Theatermakers
Antonin Artaud: Surrealisme ‘Theater moet geen verhaal vertellen, maar een nieuwe wereld scheppen zonder normen en waarden, zeden of gewoontes.’
Vsevolod Meyerhold: Constructivisme ‘Theater moet publiek ondersteunen bij het arbeidsproces door als een goed geoliede machine te werken.’
Bertold Brecht: Episch theater ‘Theater is bedoeld om socialen en politieke misstanden aan de kaak te stellen, het is géén vermaaksvorm maar het moet spannend, actueel en interessant zijn.’
Theaters voor vermaak Vaudeville-theater. Arbeiders vergaten hier hun zorgen. Onder genot van biertje konden ze hier naar cabaret, shows, komische stukjes of liedjesprogramma’s kijken.
BREUKVLAK: THEATER
Brecht - Driestuiveropera
Biomechanica
Meyerhold – decor (fabriek/machines)
Vaudeville theater
Cocteau - De Parade
Samenwerking tussen Cocteau (bedenker), Picasso (decor, kostuums), Diaghilev (impresario), Erik Satie (muziek), Massin (choreograaf).
Nieuwe inspiratiebronnen en kunstenaars moesten het publiek (blijvend) verrassen.
Kunst wordt ingezet als ondersteuning van het arbeidsproces. Theater moest de nieuwe mens vormen, daarvoor moesten de regels veranderen (geen eenheid van tijd, plaats, handeling, geen 5 bedrijven).
Samenwerking Popova (decor) constructivistisch. Moet fabriek/machine lijken.
Episch theaterDoel: maatschappelijk bewustzijn kweken, géén vermaaksvorm.
Toeschouwer moet objectief, zelfstandig en kritisch nadenken.Ze moeten inzien dat ze slecht bezig zijn en dat ze zich kunnen verbeteren.
Surrealist.
Hij probeerde kloof tussen gevoel en taal te overbruggen.
In zijn theater wilde hij verborgen chaos, driften en impulsen naar buiten brengen.
In Engeland nam vraag naar amusement toe door de groeiende bevolking. Arbeiders werken zes dagen per week en zoeken als afleiding op zondag naar amusement. Hierdoor kan je even de ellende vergeten.
Andere naam: music-halls, variétés.
Jazz en music-hall op humoristische wijze in de kunst geïntroduceerd met een gevoel voor overdrijving naar het absurde.
Spelers moesten net zo efficiënt bewegen als fabrieksarbeiders aan lopende band. Biomechanica.
Dit ziet er atletisch en robotachtig uit, Geen overbodige bewegingen, ritmische bewegingen, uithoudingsvermogen nodig, emoties uitdrukken door bewegingen en houdingen.
Illusie van theater doorbreken door vervreemdingseffecten:• Inlassen liedjes• Grove instrumentatie,
vals aandoende noten• Verklaringen en
vooruitwijzingen• Onverwachtse pauzes
Acteurs maken rare keelgeluiden, geroezemoes van stemmen.
Geen verhaal, geen normen en waarden = Theater van de wreedheid (stuk dat hij schreef).
Voorstellingen: imitaties, toegankelijke operaklassiekers, komische toneelstukjes.
Concurrent van de schouwburg: hier mag je wel roken, rondhangen in de gangen, drinken. Er was geen censuur en er was repertoire voor het volk ipv de elite.
Parade Meyerhold Brecht Artaud Vaudeville
Check:
• Ken je de kernbegrippen van cultuur van het moderne?
• Weet je aan de hand van welke begrippen je theater kan beschrijven?
• Ken je een aantal moderne theatermakers?
• Kan je kenmerken noemen van moderne theater?
• Kan je uitleggen wat ‘bio-mechanica’, ‘episch theater’ en ‘vaudeville’
is?
Aan het eind van deze les:
• Ken je de nieuwe, moderne bouwmaterialen;
• Weet je wat het ‘motto’ was van moderne architecten;
• Ken je de moderne vormgevingsprincipes die op het C.I.A.M (Congres Internationale d’Architecture Moderne) zijn bepaald;
• Kan je de moderne vormgevingsprincipes herkennen in gebouwen van de Stijl en het Bauhaus;
• Weet je hoe de (sociale) woningbouw van de Amsterdamse school eruit zag;
• Weet je wat de postmoderne architectuur kenmerkt.
BREUKVLAK: ARCHITECTUUR
Paleizen voor de Arbeiders
• Terwijl de elite zich bezighouden met modernisering, leven de meeste burgers in piepkleine appartementen.
• De Amsterdamse school ontwerp Paleizen voor de Arbeiders: die géén goedkope uitstraling mogen hebben.
De eerste wolkenkrabber
Sullivan ‘Wainwright Building’, 1890
Nieuwe techniek: betonskeletbouw
De eerste wolkenkrabber
Sullivan ‘Wainwright Building’, 1890
Motto: ‘Form follows Function’
Frank Lloyd Wright
Wright, Ruby House, 1909‘Prairie House’
Frank Lloyd Wright
Interieur Wright, Ruby House, 1909
Frank Lloyd Wright• Nadruk op horizontale lijnen
• Belangrijke vertrekken zijn niet van elkaar gescheiden, maar hebben een open verbinding
Wright, Falling Water House, 1935
C.I.A.M (1928)
Congres Internationale d’Architecture Moderne
• 24 architecten oa. Mies van der Rohe, Walter Gropius onder leiding van Le Corbusier verenigen zich;
• Ze vertalen het uitgangspunt/motto ‘Form Follows Function’ in zes moderne vormgevingsprincipes…
• Weet jij welke??
C.I.A.M (1928)Welke vormgevingsprincipes zie je toegepast in onderstaande gebouwen?
C.I.A.M (1928)Form follows function is vertaald is de volgende vormgevingsprincipes:
• Platte daken;
• Terughoudend kleurgebruik (wit gepleisterde muren);
• Herindeelbare functionele plattegrond;
• Grote ramen voor veel licht;
• Zichtbare constructies;
• Geen overbodige versiering.
Bauhaus
• Mies van der Rohe is Bauhaus-docent en architect
• Hij bedenkt het principe/motto: ‘Less is More’
De Stijl
• Zowel in het interieur als het exterieur zoekt men naar harmonie en evenwicht
Rietveld, Schröderhuis Utrecht, 1924
Classicisme
• Hitler was tegen de moderne kunst (en sloot in 1933 het Bauhausinstituut)
• Hij wilde classicistische architectuur ipv moderne, samen met de architect Speer maakte hij plannen voor gebouwen in Berlijn:
Massacultuur: Postmodernisme
Less is a bore! (minder is saai!)
• Meer decoratie• Vrije vormen• Verwijzingen naar het verleden
(architectuurgeschiedenis is grabbelton waar je als architect uit kan putten)
Check:
• Ken je de nieuwe, moderne bouwmaterialen?
• Weet je wat het ‘motto’ was van moderne architecten?
• Ken je de moderne vormgevingsprincipes die op het C.I.A.M (Congres Internationale d’Architecture Moderne) zijn bepaald?
• Kan je de moderne vormgevingsprincipes herkennen in gebouwen van de Stijl en het Bauhaus?
• Weet je hoe de (sociale) woningbouw van de Amsterdamse school eruit zag?
• Wat kenmerkt de postmoderne architectuur?