modelvragen_fysica

11
  Fysica: vraag 1 : <A> <B> <C> <D>  Vraag 1  Fysica  Twee stenen worden van op dezelfde hoogte horizontaal weggeworpen in het punt  A : steen 1  met een snelheid en steen 2  met snelheid . Steen 1 komt neer op een afstand x  1  van het punt O en steen 2 op een afstand x  2  van O. Opdat x  2  = 2   x  1  , moet <A> . <B> . <C> . <D> Dit is niet te berekenen daar de valtijden niet gekend zijn. v 1 v 2  y  x O  x 1  x 2 v 1 v 2 de snelheidsvectoren zijn niet op schaal  A v 2  2v 1 = v 2  2v 1 = v 2  4v 1 =

Transcript of modelvragen_fysica

5/8/2018 modelvragen_fysica - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/modelvragenfysica 1/10

Fysica: vraag 1 : <A> <B> <C> <D>

Vraag 1 Fysica

Twee stenen worden van op dezelfde hoogte horizontaal weggeworpen in het punt

A : steen 1

met een snelheid en steen 2

met snelheid .

Steen 1 komt neer op een afstand x

1

van het punt O en steen 2 op een afstand x

2

van O.

Opdat x

2

= 2

x

1

, moet

<A> .

<B> .

<C> .

<D> Dit is niet te berekenen daar de valtijden niet gekend zijn.

v1 v2

y

xO x1 x2

v1 v2

de snelheidsvectoren zijn niet op schaal

A

v2

2v1

=

v2

2v1

=

v2

4v1

=

5/8/2018 modelvragen_fysica - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/modelvragenfysica 2/10

Fysica: vraag 2 : <A> <B> <C> <D>

Vraag 2 Fysica

Een autobestuurder vertrekt in punt P en versnelt tot in punt Q. Vervolgens

neemt hij een bocht in de vorm van een halve cirkel met een in grootte constante

snelheid tot in punt R. Hij remt dan af om in punt S tot stilstand te komen. De

weg is volkomen horizontaal.

De resulterende krachten die tijdens de rit op de wagen worden uitgeoefend in de

op de figuur aangeduide standen, zijn het best weergegeven in figuur:

P Q

RS

P Q

RS

P Q

RS

P Q

RS

P Q

RS

<A>

<D><C>

<B>

5/8/2018 modelvragen_fysica - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/modelvragenfysica 3/10

Fysica: vraag 3 : <A> <B> <C> <D>

Vraag 3 Fysica

Een draad, waarvan de massa mag verwaarloosd worden, wordt gespannen ener-

zijds tussen twee muren die op 1,00 m van elkaar verwijderd zijn (figuren 1

en 2

)

en anderzijds tussen twee muren op 2,00 m van elkaar (figuren 3

en 4

). In het

midden van de draad wordt een massa m

van 2,0 kg opgehangen.

De afstand waarover de draad doorzakt wordt aangegeven boven

iedere figuur.

In welk van de voorgestelde gevallen 2

, 3

en 4

is de spankracht in de draaddezelfde

als in geval 1

?

<A> Enkel in geval 2

.

<B> Enkel in geval 3

.

<C> Enkel in geval 4

.

<D> In geen enkel van de voorgestelde gevallen.

10 cm 5 cm

10 cm

20 cm

2 kg 2 kg

2 kg

2 kg

1 2

3

4

5/8/2018 modelvragen_fysica - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/modelvragenfysica 4/10

Fysica: vraag 4 : <A> <B> <C> <D>

Vraag 4 Fysica

Men schiet een geweerkogel met een massa van 10 g en een snelheid van 2000 m/s

in een blok paraf fine van 1,00 kg. In de paraf fine komt de kogel door wrijving tot

stilstand waardoor de temperatuur van de paraf fine stijgt.

De soortelijke warmtecapaciteit van paraf fine is gelijk aan 2800 J kg

-1

K

-1

.

De temperatuurverhoging van de paraf fine is gelijk aan:

<A> 1,78 K.

<B> 3,57 K.

<C> 7,14 K.

<D> 10,7 K.

5/8/2018 modelvragen_fysica - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/modelvragenfysica 5/10

Fysica: vraag 5 : <A> <B> <C> <D>

Vraag 5 Fysica

Bij kunstmatige voeding gebruikt men een katheter (een kunststof slangetje), die

langs de neus in de maag gebracht wordt. De druk aan het uiteinde van de kathe-

ter moet echter groter zijn dan de druk in de maag.

Wanneer het niveau van de kunstvoeding, met een massadichtheid van 900 kg/m

3

,

zich 70,0 cm boven het uiteinde van de katheter in de maag bevindt, wat is dan de

gewichtsdruk aan het uiteinde van de katheter?

<A> 6,2·10

2

Pa.

<B> 6,9·10

2

Pa.

<C> 6,2·10

3

Pa.

<D> 6,9·10

3

Pa.

ρ = 900 kg/m3

h = 70,0 cm

5/8/2018 modelvragen_fysica - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/modelvragenfysica 6/10

Fysica: vraag 6 : <A> <B> <C> <D>

Vraag 6 Fysica

We beschouwen een ideaal gas dat overgaat van toestand 1 naar toestand 2 (zie

figuur).

Over het volume en de druk kan je het volgende zeggen:

<A> ; p

= constante.

<B> ; p

constante.

<C> ; p

= constante.

<D> ; p

constante.

1

2

T

V

0

V 2

T 1

T 2

------V 1

=

V 2

T 1

T 2

------V 1

=

V 2T

2

T 1

------V 1=

V 2

T 2

T 1

------V 1

=

5/8/2018 modelvragen_fysica - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/modelvragenfysica 7/10

Fysica: vraag 7 : <A> <B> <C> <D>

Vraag 7 Fysica

Een positieve lading Q(+) en een negatieve lading -Q worden op een x-as geplaatst

zoals op de figuur aangeduid is.

In welke van de punten P, R, S, T en Z zal een negatieve lading een resulterende

kracht ondervinden evenwijdig met de x-as en naar rechts georiënteerd?

<A> in Z en S.

<B> in T en P.

<C> in P en S.<D> in R en T.

y

x

Q(+) -QZ

R

P

T

S

5/8/2018 modelvragen_fysica - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/modelvragenfysica 8/10

Fysica: vraag 8 : <A> <B> <C> <D>

Vraag 8 Fysica

Gegeven onderstaande elektrische kring met een ideale spanningsbron.

Het vermogen omgezet in warmte in R1 is gelijk aan:

<A> 0,72 W.

<B> 4,5 W.

<C> 8,0 W.

<D> 16 W.

R1 = 2,0 Ω R3 = 12,0 Ω

R2 = 6,0 Ω

U = 12,0 V

5/8/2018 modelvragen_fysica - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/modelvragenfysica 9/10

Fysica: vraag 9 : <A> <B> <C> <D>

Vraag 9 Fysica

Onderstaande figuren stellen een lange, rechte stroomvoerende geleider voor in de

nabijheid van een cirkelvormige geleider. Beide geleiders liggen in het vlak van

het papier.

In de rechte geleider is de stroomsterkte I veranderlijk, waardoor er in de cirkel-

vormige geleider een stroom geïnduceerd wordt.

In welk van de onderstaande figuren is de zin van de geïnduceerde stroom correct

aangeduid?

I

< A >

I

<C>

I

<D>

I

<B>

toenemend toenemendafnemendafnemend

5/8/2018 modelvragen_fysica - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/modelvragenfysica 10/10

Fysica: vraag 10 : <A> <B> <C> <D>

Vraag 10 Fysica

Een deeltje voert een harmonische trilling uit. De eerste figuur stelt de uitwijking

y voor als functie van de tijd t.

Wat stelt figuur 2 als functie van de tijd t voor?

<A> De snelheid van het deeltje als functie van de tijd.

<B> De kinetische energie van het deeltje als functie van de tijd.

<C> De potentiële energie van het deeltje als functie van de tijd.

<D> De versnelling van het deeltje als functie van de tijd

t

y

figuur 1

t

figuur 2

0

0

?