Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

35
Ontwikkeld in het kader van het landelijk project ‘voorkomen en bestrijden huiselijk geweld’ en aangekondigd in ‘Privé geweld- publieke zaak; een nota over de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld’ Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Transcript of Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Page 1: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

O n t w i k k e l d i n h e t k a d e r v a n h e t l a n d e l i j k p r o j e c t ‘ v o o r k o m e n e n b e s t r i j d e n h u i s e l i j k g e w e l d ’ e n a a n g e k o n d i g d i n

‘ P r i v é g e w e l d - p u b l i e k e z a a k ; e e n n o t a o v e r d e g e z a m e n l i j k e a a n p a k v a n h u i s e l i j k g e w e l d ’

Model handelingsprotocol &

Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Page 2: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s
Page 3: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

O n t w i k k e l d i n h e t k a d e r v a n h e t l a n d e l i j k p r o j e c t ‘ v o o r k o m e n e n b e s t r i j d e n h u i s e l i j k g e w e l d ’ e n a a n g e k o n d i g d i n

‘ P r i v é g e w e l d - p u b l i e k e z a a k ; e e n n o t a o v e r d e g e z a m e n l i j k e a a n p a k v a n h u i s e l i j k g e w e l d ’

Model- handelingsprotocol &

Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Page 4: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s
Page 5: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Woord vooraf

Het model- handelingsprotocol en de randvoorwaarden zorgprogramma’s huiselijk geweld werden in het

kader van het landelijk project 'voorkomen en bestrijden huiselijk geweld' in opdracht van het Ministerie

van Justitie ontwikkeld door drs. Paul Baeten. Hij is werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Zorg en

Welzijn (NIZW) op de afdeling Expertisecentrum Kindermishandeling. Concepten van de notities werden

van inhoudelijk commentaar voorzien door leden van de werkgroep Regie en Informatie en de werkgroep

Slachtoffer en Pleger van het landelijk project en door enkele externe deskundigen.

Het model-handelingsprotocol en de randvoorwaarden zorgprogramma’s zijn geschreven ter ondersteuning

van gemeenten bij de uitvoering van hun regierol bij de aanpak van huiselijk geweld en voor beleidsmakers

en beroepskrachten die betrokken zijn bij de aanpak van situaties van huiselijk geweld. Beide zijn bedoeld als

basis en bieden een referentiekader voor de ontwikkeling van werkwijzen voor en samenwerking tussen

instellingen en voorzieningen die betrokken zijn bij de aanpak van huiselijk geweld op lokaal en regionaal

niveau.

Beide onderdelen van deze brochure gaan uit van een nastrevenswaardige situatie. De in het model-

handelingsprotocol beschreven organisaties zijn niet allemaal in iedere gemeente of regio aanwezig.

Deze brochure is dan ook bedoeld als leidraad. Dat betekent dat de toepassing ervan in de praktijk afhangt

van de plaatselijke omstandigheden en beschikbare instellingen of voorzieningen. De brochure gaat

bovendien uit van de actuele beleidsinzichten en regelgeving. Die inzichten en regels kunnen veranderen.

Voorbeelden daarvan zijn de in het parlement aanhangige wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening

in verband met de Advies- en meldpunten kindermishandeling en de in voorbereiding zijnde wijziging van

de Kwaliteitswet zorginstellingen in verband met een meldplicht voor seksueel misbruik tussen patiënten

onderling en misbruik van patiënten door hulpverleners. Tevens wordt door het Openbaar Ministerie een

Aanwijzing voorbereid over de strafrechtelijke benadering van huiselijk geweld door politie en OM. De inhoud

van de brochure dient derhalve niet als een statisch gegeven te worden beschouwd.

Page 6: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s
Page 7: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Inhoud

Inleiding 7

De regierol van gemeenten 11

Model- handelingsprotocol

Deel I Meldingstrajecten

Aanmelding bij het Steunpunt Huiselijk Geweld 13

Melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling 14

Aanmelding bij de vrouwenopvang 14

Aanmelding bij de ambulante hulpverlening 15

Melding en aangifte bij de politie 16

Deel II Taken per organisatie

Taken vrouwenopvang 17

Taken ambulante volwassenenzorg 18

Taken Jeugdzorg 19

Taken politie 19

Taken Openbaar Ministerie (OM) 20

Taken Bureau Slachtofferhulp 21

Taken Reclassering 21

Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Deel I Algemene randvoorwaarden

1. Een systemische en intergenerationele benadering 23

2. Multicultureel en vraaggericht 23

3. Aandacht voor bijzondere groepen 24

4. Interdisciplinair en intersectoraal 24

5. Laagdrempelig en outreachend 24

6. Specialisatie van beroepskrachten 25

7. Casemanagement 25

8. Programmacoördinatie 25

Deel II Basiselementen voor verschillende doelgroepen

Basisprogramma huiselijk geweld tegen kinderen 27

Basisprogramma huiselijk geweld tegen volwassenen 29

Basisprogramma huiselijk geweld tegen ouderen 31

Page 8: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

6

Page 9: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Inleiding

Op veel plaatsen in ons land worden initiatieven genomen om de aanpak van huiselijk geweld te verbeteren.

Aandachtspunten daarbij zijn de onderlinge samenwerking tussen betrokken instanties, de ontwikkeling van

zorgprogramma's en hier en daar ook de oprichting van Steunpunten Huiselijk Geweld. De aard en omvang

van de problematiek vereisen een substantiële inzet op alle niveaus van de samenleving.

Ondersteuning en stimulering door de overheid

Op landelijk niveau vormde het landelijk project 'voorkomen en bestrijden huiselijk geweld' een belangrijk

initiatief. In dit project werkten diverse ministeries en landelijke organisaties samen. Zij ontwikkelden

voorstellen en initiatieven gericht op de verbetering van de aanpak van huiselijk geweld en op de bestuur-

lijke verankering van de aandacht voor en de inzet op het thema huiselijk geweld.

Deze bijlage biedt met de beschrijving van een model handelingsprotocol en de randvoorwaarden zorg-

programma’s een handreiking voor regio's die de samenwerking en afstemming willen verbeteren tussen

instellingen die op deelaspecten betrokken zij bij de aanpak van huiselijk geweld.

Huiselijk geweld

Onder 'huiselijk geweld' wordt binnen het project verstaan: 'geweld dat door iemand uit de huiselijke kring

van het slachtoffer is gepleegd'.

Geweld betekent in dit verband: aantasting van de persoonlijke integriteit. Onderscheid wordt gemaakt

tussen geestelijk en lichamelijk geweld (waaronder seksueel geweld).

De huiselijke kring van het slachtoffer bestaat uit (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden.

Het begrip 'huiselijke kring' betreft dus de relatie tussen de dader en het slachtoffer en niet de locatie (het

eigen huis). Vooral bij seksueel geweldgebruik zijn vaak 'huisvrienden' de plegers. Zij genieten het vertrouwen

van gezinsleden of hebben hen om één of andere reden zodanig in hun macht dat zij zich zonder risico's

veel kunnen permitteren binnen het betrokken gezin. Het is daarom belangrijk dat ook zij onder de definitie

vallen.

Model- handelingsprotocol

Samenhangende aanpak

Het belangrijkste uitgangspunt bij de ontwikkeling van het model-handelingsprotocol is dat huiselijk geweld

een samenhangende aanpak en waar mogelijk een systemische benadering vereist. Daarmee wordt in de

eerste plaats bedoeld dat de interventies en de hulp zich dienen te richten op alle direct betrokkenen en dat

zij in onderlinge samenhang en afstemming moeten worden uitgevoerd. De direct betrokkenen zijn in dit

verband kinderen, mannen, vrouwen en ouderen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, de plegers en

gezinsleden, familieleden en mantelzorgers die in een nauwe relatie tot het slachtoffer of de pleger staan.

Slachtoffers van huiselijk geweld staan immers niet op zichzelf, zij maken deel uit van gezinssystemen en

familieverbanden en in veel gevallen zetten zij hun relatie met de pleger voort, ook nadat het geweld naar

buiten is gekomen.

7

Page 10: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

In de tweede plaats betekent een samenhangende aanpak dat de interventies en hulp onderling op elkaar

afgestemd dienen te zijn, zowel inhoudelijk op het niveau van methoden en doelen als voor wat betreft

timing en planning.

Een samenhangende aanpak stelt hoge eisen, zowel op het niveau van het beleid en management als

op het niveau van de uitvoering. Voor beide niveaus geldt dat men de problematiek vanuit een breder

perspectief zal moeten bezien dan alleen vanuit de eigen sector of beroepsgroep. Zo vereist het creëren

van een volledig en op de problematiek toegesneden aanbod de samenwerking met en afstemming op het

aanbod van anderen. En in de uitvoering zullen beroepskrachten zich voortdurend bewust moeten zijn van

de mogelijkheden van anderen en van de consequenties van het eigen handelen voor dat van anderen.

Een model

Het model- handelingsprotocol is bedoeld als handreiking voor regio's die de samenwerking en afstemming

willen verbeteren tussen instellingen die op deelaspecten betrokken zijn bij de aanpak van huiselijk geweld.

Het model is in belangrijke mate gebaseerd op de 'Samenwerkingsovereenkomst 1e hulp bij

huiselijk geweld tegen vrouwen1' en het 'Protocol een Veilig Huis'2

Het model handelingsprotocol is geschreven vanuit de veronderstelling dat op regionaal niveau een volledig

arsenaal van interventies en hulp aanwezig is. Als vertrekpunt is gekozen de hypothetische situatie dat

voldaan is aan de randvoorwaarden voor een zorgprogramma huiselijk geweld, zoals beschreven in deel I

van de randvoorwaarden zorgprogramma’s. In werkelijkheid zal dat zelden het geval zijn en zal nog veel

ontwikkeld moeten worden. Bovendien kan op regionaal niveau het palet van betrokken instellingen er heel

verschillend uitzien. Het model zal daarom moeten worden aangepast aan de feitelijke omstandigheden en

ook aan de doelstellingen die binnen de eigen regio worden geformuleerd.

Het model beschrijft met andere woorden in de eerste plaats een wenselijke situatie. Dat geldt uitdrukkelijk

ook voor de taken die bij verschillende sectoren of instanties worden beschreven. In werkelijkheid zal

moeten worden bezien of uitvoering van de genoemde taken door de betreffende sector of instelling

haalbaar is. De vermelding in dit model biedt niet de garantie dat de betreffende sector of instelling in alle

gevallen beschikt over de (financiële) mogelijkheden voor de uitvoering van genoemde taken.

In deel I van het model- handelingsprotocol worden de belangrijkste (aan-)meldingstrajecten beschreven.

Vervolgens komen in deel II taken aan de orde die door de betrokken sectoren en instanties kunnen worden

uitgevoerd. In de praktijk kan het aan te bevelen zijn om van deze taakomschrijving af te wijken.

Bijvoorbeeld omdat – zoals op een aantal plaatsen al gebeurt – een Steunpunt Huiselijk Geweld wordt

opgericht dat de taak krijgt om te coördineren en de continuïteit te bewaken. Dat kan betekenen dat

bepaalde taken van de bestaande instellingen worden overgedragen aan het Steunpunt.

Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Meerdere zorgprogramma's

De term huiselijk geweld verwijst naar een verzameling van diverse vormen van geweld gepleegd door

onderling verschillende groepen van plegers. Ook de slachtoffers van huiselijk geweld hebben onderling

verschillende kenmerken en kampen met uiteenlopende gevolgen van het geweld. We hebben onder andere

te maken met slachtoffers en plegers, met verschillende levens- en ontwikkelingsfasen als het gaat om

kinderen, volwassenen en ouderen die slachtoffer kunnen zijn van huiselijk geweld en we hebben te maken

met sekseverschillen. Ook binnen deze indelingen zijn weer bijzondere groepen te onderscheiden zoals

verstandelijk gehandicapten en mensen met verslavingsproblemen. Gezien deze diversiteit ligt het niet voor

de hand het noodzakelijke aanbod van hulp en ondersteuning in een alomvattend zorgprogramma te

8

1 Samenwerkingsovereenkomst 1e hulp bij thuisgeweld tegen vrouwen. Groningen: Thuisfront, 2001.

2 ‘Protocol een Veilig Huis’. Utrecht: Arrondissementsparket Utrecht, 2001

Page 11: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

organiseren. Uitgangspunt bij zorgprogrammering is veelal dat er sprake moet zijn van een cliëntengroep

met een gemeenschappelijke hulpvraag.

Bij de ontwikkeling van het hulpaanbod zal het daarom noodzakelijk zijn om verschillende deelgroepen te

onderscheiden om vervolgens per deelgroep te komen tot een specifiek en samenhangend hulpaanbod of

zorgprogramma. Wel zal een aantal hulpvormen voor meerdere zorgprogramma's ingezet kunnen worden.

Zorgprogrammering vereist in veel gevallen het herdefiniëren van het bestaande aanbod en het organiseren

van samenhang tussen verschillende hulpvormen. In de jeugdzorg doet deze ontwikkeling zich voor in de

vorm van het modulariseren van het hulpaanbod: de heldere afbakening en flexibele inzet van de verschil-

lende hulpvormen. Daarnaast zal het voor de volledigheid van het hulpaanbod in veel regio's noodzakelijk

zijn het bestaande aanbod uit te breiden, bij voorkeur met hulpvormen die reeds door anderen zijn

ontwikkeld.

Randvoorwaarden

Om tegemoet te kunnen komen aan de behoeften van cliënten en om effectief te kunnen zijn zullen

zorgprogramma's huiselijk geweld aan een aantal algemene randvoorwaarden of minimale kwaliteitseisen

moeten voldoen. In deel I van de beschrijving van de randvoorwaarden zorgprogramma’s worden deze

algemene randvoorwaarden beschreven. Daarnaast zal in elke regio per deelgroep een minimum pakket

aan hulp en ondersteuning aanwezig moeten zijn. In deel II worden op basis van een leeftijdsindeling en

een onderscheid naar slachtoffer en pleger de verschillende elementen van het minimumpakket kort

omschreven.

In de praktijk zal op veel plaatsen het bestaande aanbod op lokaal of regionaal niveau (nog) niet voldoen

aan de hier beschreven randvoorwaarden. Desondanks zal het zinvol zijn te starten met de bouw van zorg-

programma’s. Door het bestaande aanbod te expliciteren en door zorg te dragen voor goede afstemming

en samenhang kan de kwaliteit en effectiviteit van de hulp bij huiselijk geweld sterk worden verbeterd.

De ideaaltypische situatie zoals beschreven in deze notitie wil in de eerste plaats een stimulans zijn voor

uitbouw en ontwikkeling van hetgeen lokaal reeds voorhanden is.

Reikwijdte

Het model- handelingsprotocol en de randvoorwaarden zorgprogramma’s zien op een samenhangende

aanpak en het hulpaanbod aan:

- kinderen, volwassen vrouwen, volwassen mannen en ouderen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld;

- plegers van huiselijk geweld;

- anderen die direct betrokken zijn bij slachtoffers van huiselijk geweld, zoals hun kinderen, partners,

of mantelzorgers.

Alvorens wordt overgegaan tot de beschrijving van het model handelingsprotocol en de randvoorwaarden

zorgprogramma’s, zal de regierol van gemeenten bij de aanpak van huiselijk geweld aan de orde komen.

Aan hen wordt primair de taak toegekend om de samenwerking op lokaal niveau te initiëren en vorm

te geven.3

9

3 Zie voor de regierol van gemeenten ook ‘Privé geweld, een publieke zaak; een nota over de gezamelijke aanpak van huiselijk geweld’,

paragraaf 2.1

Page 12: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

10

Page 13: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

De Regierol van gemeenten

Het model handelingsprotocol en de randvoorwaarden zorgprogramma’s bieden als gezegd een handreiking

om samenwerking en afstemming tussen partijen, die betrokken zijn bij de aanpak van huiselijk geweld en

het hulpaanbod, te verbeteren. Verschillende partijen kunnen voor de noodzakelijke afstemming het

initiatief nemen en projecten of reguliere activiteiten voor de aanpak van huiselijk geweld regisseren. In

de praktijk is gebleken dat het organiseren en coördineren van de samenwerking echter veelal een lastige

opgave is. Los van de goede initiatieven die reeds tot stand zijn gebracht, is door het kabinet in het kader

van het landelijk project aangegeven, dat de decentrale overheid hier een bijzondere verantwoordelijkheid

draagt. Binnen het integrale veiligheidsbeleid en het gezondheidsbeleid zijn het primair de gemeenten die

de regierol in het organiseren van de samenwerkingsafspraken op zich dienen te nemen.4 Indien bovenlokale

samenwerking vereist is, kan ook een samenwerkingsverband van gemeenten de regierol op zich nemen of

kan de provincie een steunfunctie vervullen.

De bemoeienis van het lokale bestuur op het terrein van het integrale lokale veiligheidsbeleid stoelt niet op

een algemene bepaling met verantwoordelijkheden en bevoegdheden in een wet. Er is sprake van een in de

praktijk gegroeide taak.

Regievoering moet in dit kader gezien worden als een samenwerkingsbegrip, waarbij geen sprake is van

gezag, wettelijke ondergeschiktheid, zeggenschap, verantwoording of beleidsverantwoordelijkheid van de

regisseur over de actoren.

Hieronder volgt een schematisch overzicht van wat de regierol van gemeenten in zijn algemeenheid kan

inhouden. Een algemene randvoorwaarde voor het goed invullen en daarmee succesvol zijn van de regie-

functie is dat er bestuurlijk en ambtelijk afspraken zijn gemaakt dat de gemeente de regierol gaat invullen

en dat huiselijk geweld in de relevante beleidsplannen is benoemd.5

De regierol kan de volgende elementen omvatten:

1. Informatie

2. Organisatie

3. Uitvoering

4. Evaluatie/ verantwoording

1. Informatie:

- Gemeenten nemen het initiatief om actief op zoek te gaan naar gegevens omtrent omvang en aard van

het gesignaleerde probleem;

- zij kunnen daarbij beschikken over verschillende relevante bronnen, die (vaak) bij andere partijen in bezit zijn.

- de gemeente schakelt informatie t.b.v. een zo compleet mogelijk beeld en;

- stelt de verzamelde en verwerkte informatie beschikbaar aan ander partijen.

Randvoorwaarden: informatie en bronnen van informatie moeten beschikbaar zijn voor de gemeente.

Andere partijen die over delen van de benodigde informatie beschikken, moeten bereid zijn die informatie te

11

4 In het Integraal Veiligheidsprogramma 1999 is gesteld dat het lokale bestuur de spilfunctie bekleedt in het veiligheidsbeleid.

Die spilfunctie vertaalt zich in een ‘regisserende rol’ ten aanzien van het ‘integrale lokale veiligheidsbeleid’.

5 Zie paragraaf 1.3 en 2.1 van ‘Privé geweld publieke zaak; een nota over de gezamelijke aanpak van huiselijk geweld.’

Page 14: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

delen en actief beschikbaar te stellen. Uiteindelijk moet de verzamelde informatie ten dienste staan van

het te ontwikkelen beleid.

2. Organisatie

Gemeenten:

- benoemen betrokken partijen en brengen deze bij elkaar. (Overigens, tijdens het proces van de informatie-

verzameling worden al verschillende organisaties benoemd).

- onderhouden het netwerk: de relevante organisaties moeten vervolgens bij elkaar worden gehouden.

- zien toe op het maken van goede en controleerbare afspraken: De gemeente schept vanuit haar positie en

verantwoordelijkheid een klimaat, waarin de partners elkaar ook aanspreken op hun toegezegde inbreng.

Het vastleggen van afspraken in bijvoorbeeld convenanten, is een manier om invulling te geven aan het

maken van goede en controleerbare afspraken.

Randvoorwaarden: de gemeente moet zorgen voor een gezamenlijk ‘sense of urgency’. Daarnaast moet de

gemeente extern gericht zijn (zich afhankelijk weten van anderen om doelen te realiseren), netwerkvaardig,

zich partner voelen. Deze competenties gelden zonder uitzondering ook voor de andere partners in het

netwerk. Partners moeten bereid zijn zich te 'voegen' naar de gemeentelijke regie. Voor elke partner, dus

ook de gemeente, speelt de beleidsomgeving een belangrijke rol. Die beleidsomgeving behelst allereerst het

eigen totale beleidsplan/ jaarplan; daarnaast de beleidsplannen van anderen waarvan men afhankelijk is of

die de eigen beleidsvoornemens versterken.

3. Uitvoering:

De regierol houdt in dat de gemeente zelf ook actor is. Daarnaast zorgt de gemeente er voor dat:

- de betrokken partners doen wat ze hebben toegezegd

- de te nemen maatregelen worden afgestemd

- zij zicht houdt op de uitvoering in de ‘keten’. Dit betekent met name dat ieders verantwoordelijkheid

voor een ieder duidelijk moet zijn beschreven. De afzonderlijke partners houden hun eigen verantwoordelijk-

heden.

Randvoorwaarden: er moet voldoende capaciteit en budget zijn bij de partners om hun rol in de uitvoering

te kunnen vervullen. De te nemen maatregelen moeten gebaseerd zijn op in de praktijk getoetste kennis.

Een expertisecentrum kan voor die toetsing zorg dragen.

4. Evalueren/ verantwoorden

De gemeente evalueert het beleid en legt verantwoording af aan de raad. Die evaluatie kan de basis zijn

voor een vervolgbeleid.

Randvoorwaarde: er moet getoetst kunnen worden op effectiviteit en efficiency

12

Page 15: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Aanmelding bij het Steunpunt Huiselijk Geweld

Niet alle gemeenten/ regio’s kennen een eigen steunpunt huiselijk geweld. Het initiatief tot de inrichting

van een dergelijk steunpunt kan door verschillende partijen worden genomen: de vrouwenopvang, de

ambulante hulpverlening of de gemeenten. Ook de aanhaking bij een van de bestaande instellingen kan

per gemeente verschillen. Daar waar aan slachtoffers de mogelijkheid wordt geboden om direct contact

op te nemen met een steunpunt, kunnen ketenpartners mede aan de hand van de volgende punten met

elkaar een werkwijze overeenkomen:

1. Het SHG brengt volwassenen en ouderen die slachtoffer zijn van geweld in contact met een specifiek

hulpaanbod voor mishandelde volwassenen of voor mishandelde ouderen.

2. Het SHG draagt er zorg voor dat kinderen die slachtoffer zijn van mishandeling of die getuige zijn van

geweld in contact komen met een specifiek op hun problematiek toegesneden hulpaanbod.

3. Het SHG draagt er zorg voor dat plegers van geweld in contact komen met een specifiek hulpaanbod

voor plegers van geweld.

4. Het SHG onderzoekt of naast de gemelde volwassenen, ook anderen slachtoffer zijn van geweld in

het gezin.

5. Gaan betrokkenen niet in op het aanbod dan kan het SHG het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

vragen de situaties van de kinderen te onderzoeken.

6. Het SHG maakt afspraken over samenwerking en afstemming met het Advies- en Meldpunt

Kindermishandeling.

7. Voorwaarde voor deelname aan het samenhangend hulpaanbod is dat betrokkenen schriftelijk instem-

men met de werkwijze en met de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld tussen instanties en

beroepskrachten.

8. Het SMG wijst slachtoffers met nadruk op de mogelijkheid aangifte te doen van

het geweld bij de politie, en informeert hen omtrent de wijze waarop dat moet en wat de mogelijke

gevolgen zijn van aangifte. De noodzaak hierop te wijzen is vooral aanwezig wanneer het geweld

ernstiger is, stelselmatiger wordt gepleegd en het Slachtoffer sterker in een afhankelijke positie verkeert

ten opzichte van de pleger.

13

Model handelingsprotocol huiselijk geweld

Deel 1

Meldingstrajecten

Page 16: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

1. Het AMK brengt kinderen die slachtoffer zijn van geweld in contact met een specifiek hulpaanbod voor

mishandelde kinderen en/ of voor kinderen die getuige zijn geweest van geweld.

2. Het AMK onderzoekt of naast de gemelde kinderen, ook anderen slachtoffer zijn van geweld in het

gezin.

3. Het AMK brengt volwassen slachtoffers in contact met een specifiek hulpaanbod voor mishandelde

volwassenen.

4. Het AMK brengt plegers van geweld in contact met een specifiek hulpaanbod voor plegers van geweld.

5. Het AMK vraagt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek in te stellen wanneer de situatie

van het kind ernstig zorgen baart en betrokkenen niet ingaan op het hulpaanbod.

6. Het AMK maakt afspraken over samenwerking en afstemming met het Steunpunt Huiselijk Geweld.

7. Voorwaarde voor deelname aan het samenhangend hulpaanbod is dat betrokkenen schriftelijk

instemmen met de werkwijze en met de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld tussen instanties

en beroepskrachten.

8. Het AMK wijst slachtoffers met nadruk op de mogelijkheid aangifte te doen van het geweld bij de

politie, en informeert hen omtrent de wijze waarop dat moet en wat de mogelijke gevolgen zijn van

aangifte. De noodzaak hierop te wijzen is vooral aanwezig wanneer het geweld ernstiger is, stelsel-

matiger wordt gepleegd en het slachtoffer sterker in een afhankelijke positie verkeert ten opzichte van

de pleger.

Aanmelding bij de vrouwenopvang

1. De vrouwenopvang doet of draagt zorg voor een samenhangend aanbod aan vrouwen die zich

aanmelden, gericht op het stoppen van het geweld. De vrouwenopvang biedt naast residentiële opvang

vormen van (ambulante) hulp en/ of draagt door inschakeling van anderen zorg voor een aanbod dat

bestaat uit:

a. Een specifiek hulpaanbod voor mishandelde vrouwen.

b. Een specifiek hulpaanbod voor kinderen die getuige zijn geweest van geweld.

c. Een specifiek hulpaanbod voor plegers van geweld.

2. De vrouwenopvang biedt of draagt er zorg voor dat aan de opgenomen kinderen een programma

voor diagnostiek en hulpverlening wordt aangeboden.

3. De vrouwenopvang brengt met instemming van de opgenomen vrouw, haar mishandelende partner

in contact met een aanbod aan plegers voor hulpverlening op vrijwillige basis.

4. In het geval dat de vrouw terugkeert naar haar partner, zonder dat het hulpaanbod aan haarzelf,

haar kinderen en haar partner leidt tot het stoppen van het geweld, neemt de vrouwenopvang

onmiddellijk contact op met:

14

Page 17: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

a. het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling voor advies over verdere stappen gericht op de veiligheid

en het welzijn van de kinderen;

b. de Raad voor de Kinderbescherming in het geval dat sprake is van een acute levensbedreigende

situatie voor de betrokken kinderen;

c. de politie, die betrokkenen alsnog probeert te motiveren tot het aanvaarden van hulp en die tevens

de mogelijkheid van ambtshalve vervolging onderzoekt.

5. Voorwaarde voor deelname aan het integrale hulpaanbod is dat betrokkenen schriftelijk instemmen

met de werkwijze en met de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld tussen instanties en

beroepskrachten.

6. De vrouwenopvang wijst de opgenomen vrouw met nadruk op de mogelijkheid aangifte te doen van

het geweld bij de politie, en informeert haar omtrent de wijze waarop dat moet en wat de mogelijke

gevolgen zijn van aangifte. De noodzaak hierop te wijzen is vooral aanwezig wanneer het geweld

ernstiger is, stelselmatiger wordt gepleegd en het slachtoffer sterker in een afhankelijke positie verkeert

ten opzichte van de pleger.

Aanmelding bij de ambulante hulpverlening

1. Geconfronteerd met situaties van huiselijk geweld tegen kinderen, mannen, vrouwen en ouderen

doet de ambulante hulpverlening een samenhangend aanbod gericht op het stoppen van het geweld:

a. Een specifiek hulpaanbod voor mishandelde volwassenen en ouderen.

b. Een specifiek hulpaanbod voor mishandelde kinderen en voor kinderen die getuige zijn geweest

van geweld.

c. Een specifiek hulpaanbod voor plegers van geweld.

2. Gaan betrokkenen niet in op het aanbod of komen zij niet opdagen, dan wordt actief contact gezocht

om hen alsnog tot het aanvaarden van hulp te motiveren.

3. In het geval dat het hulpaanbod aan het slachtoffer, de pleger en de kinderen niet leidt tot het stoppen

van het geweld dan neemt de ambulante hulpverlening contact op met:

a. het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling voor advies over verdere stappen gericht op de veiligheid

en het welzijn van de kinderen;

b. de Raad voor de Kinderbescherming in het geval dat sprake is van een acute levensbedreigende

situatie voor de betrokken kinderen;

c. de politie in het geval dat sprake is van strafrechtelijke vervolging van de pleger of van voorwaardelijk

sepot. De politie probeert betrokkenen alsnog te motiveren tot het aanvaarden van hulp en onder-

zoekt tevens de mogelijkheid van ambtshalve vervolging.

4. Voorwaarde voor deelname aan het samenhangend hulpaanbod is dat betrokkenen schriftelijk

instemmen met de werkwijze en met de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld tussen instanties

en beroepskrachten.

5. De ambulante hulpverlening wijst slachtoffers met nadruk op de mogelijkheid aangifte te doen van

het geweld bij de politie, en informeert hen omtrent de wijze waarop dat moet en wat de mogelijke

gevolgen zijn van aangifte. De noodzaak hierop te wijzen is vooral aanwezig wanneer het geweld

ernstiger is, stelselmatiger wordt gepleegd en het slachtoffer sterker in een afhankelijke positie verkeert

ten opzichte van de pleger.

15

Page 18: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Melding en aangifte bij de polit ie

1. Bij een melding van acuut huiselijk geweld gaat direct een politiefunctionaris ter plaatse.

2. Bij een melding van niet-acuut huiselijk geweld gaat een politiefunctionaris binnen 7 dagen een gesprek

aan met betrokkenen.

3. Wanneer het slachtoffer aangifte wil doen en wanneer de politiefunctionaris inschat dat het om een

bewijsbaar misdrijf gaat dan onderneemt hij een aantal vervolgstappen. De noodzaak onderstaande

vervolgstappen te ondernemen is vooral aanwezig wanneer het geweld ernstiger is, stelselmatiger

wordt gepleegd en het slachtoffer sterker in een afhankelijke positie verkeert ten opzichte van de pleger.

Het is mogelijk dat op basis van lokale afspraken de verantwoordelijkheid voor een aantal van deze

vervolgstappen wordt overgenomen door anderen. Bijvoorbeeld door een Steunpunt Huiselijk Geweld,

een casemanager of één van de betrokken instellingen.

a. Ten aanzien van de pleger:

I. Aanhouden van de pleger

II. Opmaken van proces verbaal

III. Verzenden proces verbaal naar OM

IV. Aanmelden bij de reclassering

b. Ten aanzien van volwassenen en ouderen die slachtoffer zijn:

I. Berichtgeven aan Bureau Slachtofferhulp

II. Contact leggen tussen slachtoffer en ambulant aanbod volwassenenzorg of ouderenzorg

c. Ten aanzien van kinderen als slachtoffer en/ of getuige:

I. Overleg met en zonodig melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

II. Contact leggen tussen kind en jeugdzorg

4. Als de politiefunctionaris geconfronteerd wordt met een melding van huiselijk geweld en er ook sprake

is van letsel, maar er zijn onvoldoende aanwijzingen dat er inderdaad huiselijk geweld heeft plaats-

gevonden of wie de pleger zou zijn, dan onderneemt hij de volgende stappen:

a. Ten aanzien van de pleger of in zijn algemeenheid:

I. Wijzen op de strafbaarheid van huiselijk geweld in het algemeen

II. Wijzen op de mogelijkheden tot het verkrijgen van hulpverlening

b. Ten aanzien van volwassenen en ouderen die slachtoffer zijn:

I. Inschatten van acute dreiging

II. Zonodig in contact brengen met residentiële opvang

III. Motiveren voor het aanvaarden van hulpverlening

IV. Verwijzen naar aanbod ambulante aanbod volwassenenzorg of ouderenzorg

c. Ten aanzien van kinderen als slachtoffer en/ of getuige:

I. Motiveren van ouders voor het aanvaarden van hulpverlening gericht op het kind

II. Overleg met en zonodig melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

III. Verwijzen van kind en ouder(s) naar jeugdzorg

16

Page 19: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Taken vrouwenopvang

De ketenpartners maken aansluitend op de behoeften van cliënten onderlinge afspraken over 24-uur

bereikbaarheid en beschikbaarheid van delen van het hulpaanbod.

Taken, naast die uit het meldingstraject, van de vrouwenopvang inzake huiselijk geweld:

1. De vrouwenopvang brengt de cliënt die een beroep doet op de vrouwenopvang in contact met een

hulpaanbod gericht op haar veiligheid en op het hervinden van de regie over haar eigen leven.

2. De vrouwenopvang biedt of draagt er zorg voor dat aan de opgenomen kinderen een programma

voor diagnostiek en hulpverlening wordt aangeboden.

3. De vrouwenopvang vraagt de opgenomen vrouw toestemming om haar mishandelende partner in

contact te brengen met een aanbod aan plegers voor hulpverlening op vrijwillige basis.

4. De vrouwenopvang meldt - in het geval van eerdere bemoeienis van de politie - aan de

politiefunctionaris het moment waarop de opgenomen vrouw terugkeert naar huis.

5. De vrouwenopvang vraagt betrokkenen die hulp aanvaarden bij het stoppen van geweld een formulier

te tekenen waarin de procedure van werken en informatie-uitwisseling staan beschreven.

6. In het geval dat de vrouw terugkeert naar haar partner zonder dat het hulpaanbod aan haarzelf,

haar kinderen en haar partner naar tevredenheid van alle betrokkenen is doorlopen, neemt de

vrouwenopvang onmiddellijk contact op met:

a. het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling voor advies over verdere stappen gericht op de veiligheid

en het welzijn van de kinderen;

b. de Raad voor de Kinderbescherming in het geval dat sprake is van een acute levensbedreigende

situatie voor de betrokken kinderen;

c. de politie. Is de vrouw woonachtig binnen de regio waar de opvang wordt geboden dan bezoekt een

politiefunctionaris het gezin of hij ontbiedt de pleger op het bureau. De politiefunctionaris probeert de

individuele gezinsleden alsnog met het voor plegers, slachtoffers en kinderen beschikbare hulpaanbod

in contact te brengen en/ of hij zet alsnog het justitiële traject in.

7. De vrouwenopvang zet zich in om een samenhangende aanpak van huiselijk geweld tot stand te

brengen. Deze aanpak richt zich op slachtoffers, plegers en hun kinderen. De vrouwenopvang werkt

daarvoor samen en is mede verantwoordelijk voor afstemming met andere hulpverleners, politie en

justitie.

17

Model handelingsprotocol huiselijk geweld

Deel 2

Taken per organisatie

Page 20: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Taken ambulante volwassenenzorg

Taken, naast die uit het meldingstraject, van de ambulante zorg voor volwassenen en ouderen inzake

huiselijk geweld:

1. De ambulante zorg is in gevallen van acuut geweld direct beschikbaar voor eerste hulp bij huiselijk

geweld.

2. De ambulante zorg voert in gevallen van niet-acuut geweld binnen 10 dagen een eerste gesprek met

betrokkenen die zichzelf aanmelden voor hulp dan wel door anderen worden verwezen.

3. De ambulante zorg biedt het slachtoffer een ondersteunend traject op maat aan en stelt zonodig een

vlucht- en veiligheidsplan met hem of haar op.

4. De ambulante zorg zoekt actief contact met het slachtoffer om hem of haar alsnog tot het aanvaarden

van hulp te motiveren in het geval hij of zij niet direct in gaat op het aanbod of niet komt opdagen.

5. De ambulante zorg brengt kinderen die slachtoffer zijn of die getuige zijn geweest van het geweld via

het Bureau Jeugdzorg in contact met het hulpaanbod in de jeugdzorg.

6. De ambulante zorg doet de pleger een aanbod dat direct gericht is op het stoppen van geweld.

De ambulante zorg beschikt daartoe over een vorm van dadertherapie die zowel in een vrijwillig als in

een gedwongen kader wordt aangeboden.

7. De ambulante zorg vraagt betrokkenen die hulp aanvaarden bij het stoppen van geweld, een formulier

te tekenen waarin de procedure van werken en informatie-uitwisseling staan beschreven.

8. In het geval dat hulp wordt geboden in het kader van strafrechtelijke vervolging van de pleger of van

voorwaardelijk sepot rapporteert de ambulante volwassenenzorg aan politie en reclassering over de

voortgang van de hulpverlening, met name over afronding, verzuim, terugval of weigering van de

hulpverlening

9. In het geval dat het hulpaanbod aan het slachtoffer, de pleger en de kinderen niet leidt tot het stoppen

van het geweld, neemt de ambulante hulpverlening contact op met:

a. het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling voor advies over verdere stappen gericht op de veiligheid

en het welzijn van de kinderen

b. de Raad voor de Kinderbescherming in het geval dat sprake is van een acute levensbedreigende

situatie voor de betrokken kinderen;

c. de politie in het geval dat eerdere politiebemoeienis heeft plaatsgevonden. De politie probeert

betrokkenen alsnog te motiveren tot het aanvaarden van hulp en onderzoekt tevens de mogelijkheid

van ambtshalve vervolging.

10. De ambulante zorg zet zich in om een samenhangende aanpak van huiselijk geweld tot stand te

brengen. Deze aanpak richt zich op slachtoffers, plegers en hun kinderen. De ambulante zorg werkt

daarvoor samen en is mede verantwoordelijk voor afstemming met andere hulpverleners, politie

en justitie.

18

Page 21: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Taken Jeugdzorg

Taken van de jeugdzorg inzake huiselijk geweld:

1. De jeugdzorg is in gevallen van acuut geweld tegen kinderen en tegen volwassenen in hun rol van ouder

direct beschikbaar voor eerste hulp bij huiselijk geweld.

2. De jeugdzorg voert in gevallen van niet-acuut geweld binnen 10 dagen een eerste gesprek met

betrokkenen die zichzelf aanmelden voor hulp dan wel door anderen worden verwezen.

3. De jeugdzorg biedt het slachtoffer een kort ondersteunend traject op maat aan.

4. De jeugdzorg zoekt actief contact met het slachtoffer om hem of haar alsnog tot het aanvaarden van

hulp te motiveren in het geval hij of zij niet direct in gaat op het aanbod of niet komt opdagen.

5. De jeugdzorg brengt plegers van geweld in contact met het hulpaanbod in de volwassenenzorg.

6. De jeugdzorg vraagt betrokkenen die hulp aanvaarden bij het stoppen van geweld, een formulier te

tekenen waarin de procedure van werken en informatie-uitwisseling staan beschreven.

7. De jeugdzorg wijst betrokkenen zonodig op de mogelijkheid aangifte te doen van het geweld bij de

politie, en informeert haar omtrent de wijze waarop dat moet en wat de mogelijke gevolgen zijn van

aangifte. De noodzaak hierop te wijzen is vooral aanwezig wanneer het geweld ernstiger is, stelsel-

matiger wordt gepleegd en het slachtoffer sterker in een afhankelijke positie verkeert ten opzichte van

de pleger.

8. In het geval dat het hulpaanbod aan het slachtoffer en/ of de ouder(s), niet leidt tot het stoppen van

het geweld dan neemt de jeugdzorg contact op met:

a. het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling voor advies over verdere stappen gericht op de veiligheid

en het welzijn van de kinderen;

b. de Raad voor de Kinderbescherming in het geval dat sprake is van een acute levensbedreigende

situatie voor de betrokken kinderen;

c. de politie in het geval dat eerdere politiebemoeienis heeft plaatsgevonden. De politie probeert

betrokkenen alsnog te motiveren tot het aanvaarden van hulp en onderzoekt tevens de mogelijkheid

van ambtshalve vervolging.

9. De jeugdzorg zet zich in om een samenhangende aanpak van huiselijk geweld tot stand te brengen.

Deze aanpak richt zich op zowel kinderen en jongeren die slachtoffer zijn, hun ouders, broers en zussen

als op plegers. De jeugdzorg werkt daarvoor samen en is mede verantwoordelijk voor afstemming met

andere hulpverleners, politie en justitie. Waar nodig wordt met het onderwijs afgestemd.

Taken Polit ie

Taken, naast die uit het meldingstraject, van de politie inzake huiselijk geweld:

1. De politie motiveert in alle gevallen het slachtoffer en de pleger tot het aanvaarden van hulpverlening:

het gaat immers om een oplossing van het probleem.

19

Page 22: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

2. De politie informeert betrokkenen over de strafbaarheid van huiselijk geweld en over de schade die

kinderen die getuige zijn van het geweld kunnen ondervinden.

3. De politie informeert het slachtoffer over het doen van aangifte en het feit dat -ook wanneer het

slachtoffer geen aangifte doet - er (zeker bij herhaling) ambtshalve vervolgd kan worden.

4. De politie vraagt betrokkenen die hulp aanvaarden bij het stoppen van geweld, een formulier te tekenen

waarin de procedure van werken en informatie-uitwisseling staan beschreven. De politie verwijst

betrokkenen vervolgens voor een intakegesprek naar de hulpverlening.

5. De politie bezoekt de pleger opnieuw of ontbiedt hem op het bureau wanneer blijkt dat de pleger geen

of onvoldoende gebruik maakt van het hulpaanbod.

6. De politie maakt in geval van terugval of herhaling van geweld proces verbaal op waardoor ambtshalve

vervolging in principe mogelijk wordt.

7. De politie houdt bij schorsing van de voorlopige hechtenis en bij bijzondere voorwaarden toezicht op de

naleving van de gestelde schorsingsvoorwaarden.

8. De politie licht bij overtreding van de schorsingsvoorwaarden onverwijld de piketofficier van justitie in.

9. De politie zet zich in om een samenhangende aanpak van huiselijk geweld tot stand te brengen.

Deze aanpak richt zich op slachtoffers, plegers en hun kinderen. De politie werkt daarvoor samen en is

mede verantwoordelijk voor afstemming met hulpverlening en justitie.

Taken Openbaar Ministerie (OM)

Taken van de Openbaar Ministerie inzake huiselijk geweld:

1. Het OM zal, binnen het daarvoor bestemde wettelijk kader zoals met betrekking tot het contact-

verbod, maatregelen nemen ter bescherming van het slachtoffer in situaties waarin geweld is gepleegd

en de mogelijkheid van voortgaand geweld actueel is.

2. Het OM houdt in zijn beleid en uitvoering rekening met de bijzondere kenmerken van het huiselijk

geweld, voortkomend uit de omstandigheid:

a) dat veelal het slachtoffer en de dader ook na de geweldpleging een relatie blijven houden en vaak zelfs

bij elkaar wonen

b) dat het slachtoffer in meerdere of mindere mate afhankelijk is van de dader.

3. Het OM streeft er naar zorgvuldig én tijdig een reactie te geven op het huiselijk geweld. In het bijzonder

wordt daarbij gekeken naar de noodzaak (bij forse herhalingskans) en mogelijkheid (geschiktheid,

bereidheid tot medewerking, aanwezigheid voorzieningen) tot gedragsverandering van de dader.

4. In specifieke situaties zal het OM ook zonder dat het slachtoffer dat wenst, tot vervolging overgaan.

In het bijzonder geldt dit wanneer zulks functioneel is gegeven de ernst en de stelselmatigheid van het

geweld, alsmede de evident aanwezige afhankelijkheidspositie van het slachtoffer.

5. Het Openbaar Ministerie zet zich in om een integrale aanpak van huiselijk geweld tot stand te brengen.

20

Page 23: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Deze aanpak richt zich op zowel slachtoffers, plegers en hun kinderen en wordt neergelegd in een

Aanwijzing.6 In het kader van zijn aanpak, heeft het OM uiteraard verbinding met de politie, maar ook

met instanties die het OM kunnen adviseren over slachtoffer en dader opdat de juiste beslissingen

kunnen worden genomen, en met instanties die een rol hebben te spelen bij de tenuitvoerlegging van

straffen en maatregelen (w.o. programma’s voor daderbehandeling).

Taken Bureau Slachtofferhulp

Taken van het Bureau Slachtofferhulp inzake huiselijk geweld:

1. Het Bureau Slachtofferhulp begeleidt slachtoffers bij aangifte.

2. Het Bureau Slachtofferhulp begeleidt slachtoffers bij civielrechtelijke en strafrechterlijke procedures.

3. Het Bureau Slachtofferhulp verwijst slachtoffers door naar de specialistische hulpverlening in de

tweede lijn.

4. Het Bureau Slachtofferhulp vervult een eerstelijns rol in de aanpak van huiselijk geweld. Dat houdt in:

signaleren, informeren, psycho- educatie en begeleiding. De aanpak richt zich op slachtoffers en hun

kinderen. Het Bureau Slachtofferhulp werkt daarvoor samen met andere hulpverleners, politie

en justitie

5. Het Bureau Slachtofferhulp is mede verantwoordelijk voor afstemming tussen de hulpvormen die aan

de verschillende betrokkenen worden geboden en voor afstemming met politie en justitie.

Taken Reclassering

Taken van de reclassering inzake huiselijk geweld:

1. De reclassering zet zich in om een integrale aanpak van huiselijk geweld tot stand te brengen.

Deze aanpak richt zich op zowel slachtoffers, plegers en hun kinderen. De reclassering werkt daarvoor

samen met andere hulpverleners, politie en justitie.

2. De reclassering is mede verantwoordelijk voor afstemming tussen de hulpvormen die aan de

verschillende betrokkenen worden geboden en voor afstemming met politie en justitie.

3. De politie laat betrokkenen die bereid zijn hulp te aanvaarden bij het stoppen van geweld, een formulier

tekenen waarin de procedure van werken en informatie-uitwisseling staan beschreven.

4. Indien een cliënt wordt voorgeleid aan de rechter-commissaris, vergewist de reclassering zich ervan of

de bewaring wordt toe- of afgewezen, dan wel geschorst (met eventueel bijzondere voorwaarden).

De reclassering brengt het slachtoffer daarvan direct op de hoogte.

5. Bij schorsing van de voorlopige hechtenis en bij bijzondere voorwaarden houden reclassering en politie

toezicht op de naleving van de gestelde schorsingsvoorwaarden. Bij overtreding van de schorsings-

voorwaarden wordt onverwijld de piketofficier van justitie ingelicht.

21

6 Zie paragraaf 3.4.2.4 ‘Privé geweld, een publieke zaak; een nota over de gezamelijke aanpak van huiselijk geweld.’

Page 24: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

6. Na ontvangst van de vroeghulpmelding van de politie en/ of aanvraag voorlichtingsrapport van de

Officier van Justitie, met het verzoek een intake voor dadertherapie te verzorgen, wordt de zaak zo

spoedig mogelijk na binnenkomst toebedeeld aan een reclasseringswerker.

7. Binnen een week na ontvangst van de melding of aanvraag wordt met de cliënt een intakegesprek

gehouden om inzicht te krijgen in de motivatie van de cliënt en te onderzoeken of de cliënt voldoet aan

toelatingscriteria voor daderbehandeling.

8. Als de cliënt gemotiveerd is en voldoet aan toelatingscriteria, wordt direct contact opgenomen met de

instelling die dadertherapie verzorgt die de cliënt binnen een week voor een intakegesprek oproept.

9. Als de cliënt zich in voorlopige hechtenis bevindt, neemt de reclassering contact op met de behandelend

Officier van Justitie, die aangeeft of het Openbaar Ministerie zal meewerken aan een schorsing van de

voorlopige hechtenis met de bijzondere voorwaarde van daderbehandeling. Zo ja:

- dient de reclassering een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis in voor de duur van een

dag ten behoeve van het intakegesprek voor daderbehandeling en/ of na ontvangst van het resultaat

van de intake voor daderbehandeling dient de reclassering een verzoek tot schorsing van de voorlopige

hechtenis in, met de bijzondere voorwaarde dat

- cliënt zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en de daderbehandeling zal volgen.

Daarbij worden datum en tijdstip van het begin van de behandeling dan wel het intakegesprek

vermeld.

10. Binnen een maand na aanmelding ontvangt de reclassering een rapport van de instelling die de dader

behandeling verzorgt over de (duur van de) noodzakelijke behandeling van de cliënt.

11. Binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag van het reclasseringsrapport, zendt de reclasse-

ring een (kort) voorlichtingsrapport met daarin de actuele stand van zaken, de noodzakelijke behande-

ling, de beschrijving van het behandelprogramma en een afdoeningadvies aan Justitie. Daarbij wordt

ingegaan op de te stellen bijzondere voorwaarde(n), zoals verplicht reclasseringscontact en het volgen

van (een bepaald aantal modules) behandeling.

12. Nadat de voorlopige hechtenis is geschorst, dan wel nadat vonnis is gewezen, c.q. de zaak voorwaarde-

lijk is geseponeerd, houdt - voor zover van toepassing - de reclassering toezicht op de naleving van

gestelde bijzondere voorwaarde(n).

13. Bij overtreding van de gestelde bijzondere voorwaarde(n), dan wel na afloop van de gestelde termijn van

toezicht - of zoveel eerder als de reclassering verantwoord acht - zendt de reclassering bericht aan de

Officier van Justitie over het verloop van de naleving van de bijzonder voorwaarde(n).

22

Page 25: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Voorwaarde 1 Een systemische en intergenerationele benadering

Bij huiselijk geweld gaat het om geweld in veelal duurzame relaties, mensen die zich vaak – ondanks het

geweld – nauw met elkaar verbonden weten. Slachtoffers die veelal in een relatie van afhankelijkheid of

onvrijheid staan tot de pleger, willen dat het geweld stopt maar in veel gevallen willen zij niet de relatie of

het contact verbreken. Dat geldt niet alleen voor gezins- en familierelaties zoals tussen ouders en kinderen,

dat geldt ook voor intieme relaties tussen volwassenen. Slachtoffers en plegers gaan in veel gevallen – ook

nadat de buitenwereld zich met het geweld heeft bemoeid - op een of andere manier met elkaar verder.

Zeker wanneer het gaat om geweld tussen partners met kinderen: zij blijven via de kinderen als ouders met

elkaar verbonden.

Naarmate het mogelijk wordt om met een toegankelijk, laagdrempelig aanbod in een vroeger stadium hulp

te bieden, zal het in veel gevallen effectief zijn de verbondenheid tussen pleger en slachtoffer als belangrijk

gegeven te beschouwen. Dat betekent dat naast het afleren van het gewelddadig gedrag door de pleger en

het herstel van schade voor het slachtoffer er desgewenst ook aandacht zal moeten zijn voor verbetering of

herstel van relaties. Wanneer slachtoffers, plegers en andere direct betrokken gezins- en familieleden daar

behoefte aan hebben, dan zal de hulpverlening hen moeten ondersteunen bij het met elkaar betekenis

geven aan het geweld en aan het ontwikkelen van andere omgangs- en communicatiepatronen. In dat

proces speelt de individuele geschiedenis van betrokkenen een rol. Als er sprake is van intergenerationele

overdracht dan kan behandeling gericht op het verwerken van en het opnieuw betekenis geven aan

vroegere ervaringen bijdragen aan het doorbreken van patronen van het gebruik en het verdragen van

geweld.

Het inzicht van betrokkenen in de eigen problematiek kan worden vergroot wanneer in individuele of

gezamenlijke gesprekken met hen vanuit een systemische benadering de functie van het geweld wordt

onderzocht en gekeken wordt – ook vanuit een intergenerationeel perspectief - naar ieders rol bij het in

stand houden, vermijden of doorbreken van het geweld.

Ongeacht de vraag of na het geweld de onderlinge relaties tussen slachtoffer en pleger op enigerlei wijze

worden voortgezet of verbroken, in alle gevallen zal de hulpverlening gericht moeten zijn op een zodanige

verwerking van geweldservaringen dat herhaling van geweld in huidige en toekomstige relaties én

toekomstige generaties wordt voorkomen.

Voorwaarde 2 Multicultureel en vraaggericht

Aansluiting bij de vragen en behoeften van cliënten is een belangrijke voorwaarde om succesvol hulp te

kunnen bieden. Die aansluiting zal op meerdere niveaus en vanuit verschillende perspectieven moeten

worden gezocht. In de eerste plaats is het van belang dat de hulp geboden wordt vanuit kennis van de

eigen taal en culturele achtergrond van de cliënt. Daarnaast zal in het directe contact met cliënten aanslui-

ting gezocht moeten worden bij hun individuele hulpvraag. Niet het programma of het protocol maar de

vraag van de cliënt dient sturing te geven aan de inhoud en richting van de hulp. Uitdrukkelijk zal rekening

moeten worden gehouden met de tijd die veel slachtoffers nodig hebben om zich er van bewust te worden

dat het misschien ook anders kan, dat zij andere keuzes kunnen maken. Hulp op maat is noodzakelijk. Voor

23

randvoorwaarden zorgprogramma’s huiselijk geweld

Deel 1

Algemene randvoorwaarden

Page 26: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

het ontwikkelen van een vraaggericht aanbod is daarnaast op regionaal niveau inzicht nodig in de aard en

omvang van de vraag van cliënten.

Voorwaarde 3 Aandacht voor bijzondere groepen

In deze notitie wordt op basis van leeftijd en de positie ten opzichte van het geweld, een aantal doel-

groepen onderscheiden. Binnen de programma's die voor verschillende doelgroepen worden ontwikkeld

zal aandacht moeten worden besteed aan bijzondere groepen als verstandelijk gehandicapten en mensen

met psychiatrische- en verslavingsproblematiek. In de praktijk kan dit betekenen dat de betreffende sector

tenminste een aantal modules ontwikkelt en aanbiedt of dat bijzondere deskundigheid wordt ingezet om

modules zodanig aan te passen dat ze aansluiten bij de specifieke behoeften van een bijzondere groep.

Voorwaarde 4 Interdisciplinair en intersectoraal

Zorgprogramma's huiselijk geweld omvatten tenminste een aanbod voor zowel plegers als slachtoffers,

vaak gaat het ook om verschillende leeftijdsgroepen. De gevolgen voor het slachtoffer kunnen zeer divers

zijn, zoals lichamelijk letsel, verlies van zelfvertrouwen of huisvestingsproblemen. Ook voor plegers geldt

dat meerdere problemen kunnen bijdragen aan het ontstaan van geweld.

De uiteenlopende problemen vereisen de inzet van verschillende disciplines die werkzaam zijn in verschillende

sectoren: artsen, maatschappelijk werkers, therapeuten, psychiaters, groepsleiders en anderen.

Voorwaarde 5 Laagdrempelig en outreachend

In veel gevallen komt het geweld pas na lange tijd naar buiten. Voor zowel plegers als slachtoffers geldt dat

zij ieder hun eigen barrières te overwinnen hebben voordat zij met hun ervaringen naar buiten treden.

Gevoelens van schuld en schaamte, van afhankelijkheid en loyaliteit dragen er in veel gevallen aan bij dat

het geweld jarenlang kan doorgaan. De schade neemt daardoor voor alle betrokkenen in ernst toe en er

resteren minder mogelijkheden om op zichzelf belangrijke onderlinge relaties tussen slachtoffers en plegers

te verbeteren.

De eerdergenoemde gevoelens leiden namelijk tot een voortdurende twijfel over de vraag welke keuze de

juiste is en daarmee tot een ambivalente houding ten opzichte van de hulpverlening. Het ene moment is de

lijdensdruk zo groot dat hulp van buiten met twee handen wordt aangegrepen, het volgende moment is er

een mengeling van hoop op verbetering, angst voor de gevolgen en onzekerheid over de toekomst die doen

kiezen voor behoud van het bekende en het zich afsluiten van hulp van buiten. Het is daarom van groot

belang dat de hulp laagdrempelig wordt aangeboden. Dat wil zeggen: makkelijk bereikbaar, dicht bij huis en

zonder dat er hoge eisen worden gesteld aan motivatie of hulpvraag. Tevens is daarvoor nodig dat op lokaal

niveau tussen ketenpartners afspraken worden gemaakt over 24- uurs bereikbaarheid en beschikbaarheid

van het hulpaanbod. Als minimale voorwaarde geldt dat de functie informatie en advies 24 uur bereikbaar

is en dat crisisopvang 24 uur bereikbaar en beschikbaar is.

Hulp aan slachtoffers zal aan moeten sluiten bij hun ambivalenties. Dat betekent onder andere dat bij het

begin van het contact er geen eisen moeten worden gesteld rond het betrekken van de pleger in de hulp-

verlening, het doen van aangifte of het verbreken van de relatie met de pleger. Tegelijkertijd moet er, vanuit

de wetenschap dat het voor slachtoffers moeilijk is om hulp van buiten te accepteren, outreachend worden

gewerkt. De hulp moet zodanig zijn georganiseerd dat wanneer de cliënt niet verschijnt op afspraken of

vroegtijdig afhaakt, de hulpverlener stappen onderneemt om het contact met de cliënt te herstellen.

Niet alleen voor slachtoffers maar ook voor plegers moet uitdrukkelijk de mogelijkheid worden gecreëerd

24

Page 27: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

om op eigen initiatief hulp te zoeken. Hulp aan plegers komt nu vrijwel uitsluitend tot stand via dwang of

drang na melding of aangifte door het slachtoffer of door derden. Voor plegers die zelf hulp zoeken bestaat

nog geen laagdrempelig hulpaanbod, bijvoorbeeld in de vorm van informatie- en adviespunten of gespreks-

groepen voor plegers.

Voorwaarde 6 Specialisatie van beroepskrachten

De problematiek van huiselijk geweld is complex. Van beroepskrachten mag worden verwacht dat zij bekend

zijn met de mechanismen die zich in geweldssituaties voordoen, met de factoren die bijdragen aan het

gebruik en het verdragen van geweld en met interventies die effectief zijn bij het stoppen van geweld. Ook

moeten zij intensief kunnen samenwerken met andere beroepskrachten en disciplines. Voor de kwaliteit

van de hulp is het noodzakelijk dat beroepskrachten de mogelijkheid wordt geboden zich te specialiseren.

In trainingen en opleiding zullen zij zich de juiste vaardigheden en kennis eigen moeten kunnen maken.

Ook zullen zij voldoende ervaring moeten kunnen opbouwen.

Voorwaarde 7 Casemanagement

De inzet vanuit verschillende sectoren van meerdere hulpvormen of modules die gelijktijdig en of volg-

tijdelijk kunnen worden ingezet voor de hulp en ondersteuning aan cliëntsystemen, vereist coördinatie

op verschillende niveaus. In complexe situaties kan een groot aantal professionals bij de aanpak van de

problematiek betrokken zijn. Omdat hulp op maat geboden moet worden is afstemming op het niveau van

de individuele cliënt niet een vanzelfsprekend gegeven, ook niet wanneer de afstemming en samenhang op

programmaniveau goed geregeld zijn. Doelen en trajecten zijn op individueel niveau verschillend. Wanneer

meerdere professionals betrokken zijn, kan extra investering in afstemming noodzakelijk zijn. De case-

manager kan overleg tussen professionals stimuleren en faciliteren en hij kan de continuïteit bewaken

van de hulp die geboden wordt. Tevens heeft hij een belangrijke signalerende functie naar de programma-

coördinator als het gaat om afstemmingsproblemen en hiaten in het aanbod.

Voorwaarde 8 Programmacoördinatie

Een systemische en intergenerationele benadering stelt hoge eisen aan de onderlinge afstemming en

samenhang tussen de verschillende hulpvormen die zowel gelijktijdig als volgtijdelijk worden ingezet voor

hulp en ondersteuning aan alle betrokkenen.

Zo kan een drempelloze overgang tussen de verschillende hulpvormen of modules van het programma

bijdragen aan de continuïteit van de hulp. Cliënten ervaren daardoor samenhang en zullen het programma

minder snel vroegtijdig verlaten. Eenmaal toegelaten tot het programma betekent dat alle voor de cliënt

geïndiceerde hulpvormen direct toegankelijk zijn. Wordt de cliënt binnen het programma doorverwezen

naar een andere hulpvorm, dan dient hij dus niet meer te stuiten op toelatingsprocedures of –criteria.

Dat betekent voor de hulpverleners in het programma dat zij goed op de hoogte moeten zijn van de

indicaties voor de andere hulpvormen.

Een aanpak waar de onderlinge verbondenheid tussen slachtoffers en plegers een belangrijke gegeven in

de behandeling vormt, kan niet volstaan met het goed regelen van de overgangsmomenten tussen de

verschillende hulpvormen of modules. Voor afstemming van de individuele behandeling van slachtoffers,

plegers en andere direct betrokkenen is het noodzakelijk dat de verschillende hulpvormen ook op het niveau

van doelen en methoden op elkaar worden afgestemd.

Bovendien zal de samenwerking tussen betrokken partijen voortdurend moeten worden onderhouden,

geëvalueerd en bijgesteld.

25

Page 28: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

26

Page 29: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Basisprogramma huiselijk geweld tegen kinderen

Een zorgprogramma dat zich richt op de aanpak van geweld tegen kinderen in de thuissituatie vereist de

inzet van verschillende hulpvormen op meerdere niveaus. Uit de beschikbare modules kan op individueel

niveau en op basis van de behoefte van betrokkenen een programma worden samengesteld. Bij kinder-

mishandeling dient een individueel programma in ieder geval te bestaan uit een concreet aanbod voor:

- het kind

- de mishandelende ouder

- de niet-mishandelende ouder

- nazorg

Kindmodules

Voor mishandelde kinderen zullen tenminste de volgende modules beschikbaar moeten zijn:

Diagnostiek Speltherapie Individuele Groeps-

begeleiding hulpverlening

Trainings- Pleegzorg Residentiële Kinder-

programma opvang bescherming

Koppeling naar andere programma's

Vooral bij heel jonge kinderen kan de hulpverlening zich niet (uitsluitend) baseren op een hulpvraag maar

zal door middel van diagnostiek inzicht moeten worden verkregen in de aard van de problematiek. Op basis

daarvan kunnen indicaties voor verdere hulpverlening worden gesteld. De hulp aan het kind zal er op gericht

zijn de schade te herstellen en het kind nieuwe ontwikkelingskansen te bieden. Afhankelijk van de leeftijd zal

daarvoor speltherapie of individuele begeleiding van het kind worden ingezet. Voor kinderen en jongeren

vanaf ongeveer 12 jaar kan deelname aan groepshulpverlening in belangrijke mate bijdragen aan een

gezonde ontwikkeling. Ook trainingsprogramma's gericht op het vergroten van de weerbaarheid en van

sociale vaardigheden kunnen daaraan bijdragen. Broers en zussen van het mishandelde kind zijn in veel

gevallen getuige van het geweld. Voor doorbreking van het geweldspatroon is het van belang dat ook met

hen over de mishandeling wordt gesproken. Ook voor hen kan hulp noodzakelijk zijn. Vanuit het programma

huiselijk geweld tegen volwassenen zal een aanbod gedaan moeten worden van een of meer modules die

beschikbaar zijn voor kinderen die getuige zijn van geweld.

In de situaties dat binnen het gezin de veiligheid van het kind onvoldoende kan worden gegarandeerd kan

plaatsing in de pleegzorg of in de residentiële opvang noodzakelijk zijn. Daar waar ouders niet bereid zijn

27

randvoorwaarden zorgprogramma’s huiselijk geweld

Deel 2

Basiselementen voor verschillende doelgroepen

Page 30: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

om de noodzakelijk geachte hulp mogelijk te maken, kan die zonodig door middel van een maatregel voor

kinderbescherming worden afgedwongen.

Kinderen die naast slachtoffer, ook getuige zijn van geweld, moeten zonodig gebruik kunnen maken van

modules uit het basisprogramma huiselijk geweld tegen volwassenen.

Modules voor plegers

Informatie en Individuele Lotgenoten- Dader-

advies Begeleiding groep therapie

Ouders die hun kinderen mishandelen worden daar in veel gevallen door hun omgeving op geattendeerd.

Vaak zijn het beroepskrachten die signalen opvangen en daarover in gesprek gaan met ouders. Ook worden

ouders – na een melding vanuit de omgeving - door de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling aan-

gesproken op hun gedrag. Het aantal gevallen waarin mishandelende ouders zelf om hulp vraagt lijkt

vooralsnog verwaarloosbaar klein; bij de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling komen ze althans

nauwelijks voor. Toch is het voor een vroegtijdige onderkenning van belang dat ouders die bij de opvoeding

van hun kinderen dreigen te ontsporen, ook zelf de stap zetten naar de hulpverlening. Daarvoor zijn

laagdrempelige voorzieningen nodig waar ouders voor informatie en advies terechtkunnen met vragen

over opvoeding en voor verwijzing naar programma's voor opvoedingsondersteuning en voor individuele

begeleiding die zich richten op het versterken van de competenties van ouders. In individuele begeleiding

kan bijvoorbeeld aandacht worden besteed aan het verwerken van vroegere negatieve ervaringen die

bijdragen aan het gebruik van geweld in het hier en nu. In het verlengde daarvan kan ook deelname aan

een lotgenotengroep een belangrijke steun in de rug betekenen voor mishandelende ouders. Vormen

van dadertherapie worden bij kindermishandeling vooral ingezet als het gaat om seksueel misbruik van

kinderen.

Modules voor niet- mishandelende partners

Individuele Groeps- Koppeling naar andere

begeleiding Hulpverlening programma's

Wanneer kinderen door de partner worden mishandeld, levert dat ook voor de niet-mishandelende partner/

ouder belangrijke problemen op. Loyaliteitsconflicten en gevoelens van schuld en schaamte spelen een

belangrijke rol en verdienen aandacht in individuele begeleiding. Daarin kunnen zij ook hulp krijgen bij de

manier waarop zij hun kinderen ondersteuning kunnen bieden bij de verwerking van de problemen.

De laatste jaren zijn vormen van groepshulpverlening ontwikkeld voor met name moeders van seksueel

misbruikte kinderen.

Ouders die zelf ook slachtoffer blijken te zijn van mishandeling moeten gebruik kunnen maken van modules

uit het basisprogramma huiselijk geweld tegen volwassenen.

28

Page 31: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Modules voor beide partners

Partnerrelatie gesprekken Pedagogische ondersteuning

Kindermishandeling kan belangrijke gevolgen hebben voor de relatie tussen beide partners. Het geweld

brengt schade aan het onderling vertrouwen en, wanneer zij daar behoefte aan hebben, zullen zij in

partnerrelatie gesprekken moeten kunnen werken aan de verbetering van hun relatie. Daarnaast zal in veel

gevallen ook pedagogische ondersteuning noodzakelijk zijn voor het aanleren van gedragsalternatieven.

Modules voor het hele gezin

Systeemgesprekken

In en aantal gevallen zal er behoefte zijn in systeemgesprekken te werken aan herstel van onderlinge relaties.

Basisprogramma huiselijk geweld tegen volwassenen

Een zorgprogramma dat zich richt op de aanpak van huiselijk geweld tegen volwassenen vereist de inzet van

verschillende hulpvormen op meerdere niveaus. Uit de beschikbare modules kan op individueel niveau en op

basis van de behoefte van betrokkenen een programma worden samengesteld. Bij huiselijk geweld tegen

volwassenen dient een individueel programma in ieder geval te bestaan uit een concreet aanbod voor:

- het slachtoffer

- de pleger

- de kinderen die getuige zijn van het geweld

- nazorg

Modules voor slachtoffers

Voor de hulpverlening aan volwassenen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld zal tenminste een viertal

modules beschikbaar moeten zijn.

Informatie en Individuele Groeps- Residentiële

advies begeleiding hulpverlening opvang

Koppeling naar andere

programma's

Om in een vroeg stadium hulp te kunnen bieden zal het aanbod laagdrempelig en makkelijk toegankelijk

moeten zijn. Een goed bereikbaar en herkenbaar Informatie- en Adviespunt kan er toe bijdragen dat

slachtoffers al aan de bel trekken op een moment dat er nog mogelijkheden zijn om met elkaar naar

oplossingen te zoeken. Naast het verstrekken van informatie en advies kunnen slachtoffers vanuit dit punt

ook verwezen worden naar een hulpaanbod dat bestaat uit individuele begeleiding of uit partnerrelatie-

gesprekken. Deelname aan groepshulpverlening kan voor slachtoffers betekenen dat ze zich minder schuldig

29

Page 32: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

voelen en zij herkenning vinden bij anderen. Voor die gevallen dat de veiligheid van het slachtoffer in het

geding is, zal residentiële opvang beschikbaar moeten zijn.

Modules voor plegers

Informatie en Lotgenoten Dader-

advies groep therapie

Mensen die hun partner mishandelen kloppen in de regel niet zelf bij de hulpverlening aan. Toch is het

voor een vroegtijdige onderkenning van belang dat aan plegers de mogelijkheid geboden wordt ook zelf de

stap te zetten naar de hulpverlening. Daarvoor zijn laagdrempelige voorzieningen nodig waar plegers voor

informatie en advies terechtkunnen en waar zij verwezen kunnen worden voor deelname aan een

lotgenotengroep of aan dadertherapie.

Modules voor kinderen die getuigen zijn van geweld

Diagnostiek Speltherapie Individuele Groeps-

begeleiding hulpverlening

Koppeling naar andere

programma's

Wanneer kinderen getuige zijn van geweld tussen hun ouders of tussen één van de ouders en zijn of haar

partner, dan kunnen zij daar ernstige schade van ondervinden. Met behulp van diagnostiek kan in een aantal

gevallen inzicht verkregen worden in de aard en ernst van die gevolgen. Afhankelijk van hun leeftijd zal aan

kinderen de mogelijkheid geboden moeten worden om deel te nemen aan speltherapie of gebruik te maken

van individuele begeleiding. Daarnaast sluit vooral groepshulpverlening aan bij de behoeften van deze

kinderen. Omdat relatief veel kinderen naast getuige ook slachtoffer zijn van geweld zal er vanuit dit

programma ook gebruik moeten kunnen worden gemaakt van modules uit het programma voor

mishandelde kinderen.

Modules voor beide partners

Partnerrelatie Gesprekken

Geweld tussen partners heeft belangrijke gevolgen voor hun relatie. Het geweld brengt schade aan het

onderling vertrouwen en, wanneer zij daar behoefte aan hebben, zullen zij in partnerrelatie gesprekken

moeten kunnen werken aan de verbetering van hun relatie.

30

Page 33: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Modules voor beide partners en hun kinderen

Systeem gesprekken

In en aantal gevallen zal er behoefte zijn in systeemgesprekken te werken aan herstel van onderlinge relaties.

Basisprogramma huiselijk geweld tegen ouderen

Een zorgprogramma dat zich richt op de aanpak van huiselijk geweld tegen ouderen vereist de inzet van

verschillende hulpvormen op meerdere niveaus. Uit de beschikbare modules kan op individueel niveau en op

basis van de behoefte van betrokkenen een programma worden samengesteld. Bij huiselijk geweld tegen

ouderen dient een individueel programma in ieder geval te bestaan uit een concreet aanbod voor:

- het slachtoffer

- de pleger

- nazorg

Modules voor slachtoffers

Voor de hulpverlening aan ouderen die slachtoffer zijn van geweld in de thuissituatie zal tenminste een

viertal modules beschikbaar moeten zijn.

Informatie en Individuele (tijdelijk) Opname in

advies begeleiding verzorgings-

of verpleeghuis

Zorg en

ondersteuning

Om in een vroeg stadium hulp te kunnen bieden zal het aanbod laagdrempelig en makkelijk toegankelijk

moeten zijn. Slachtoffers van ouderenmishandeling zijn in de regel niet in staat zelf aan de bel te trekken.

De professionele hulpverlener die de oudere in de thuissituatie ondersteunt zal in de meeste gevallen actie

ondernemen. Er dient daarvoor een goed bereikbaar en herkenbaar Informatie- en Adviespunt te zijn.

Deze kan er toe bijdragen dat hulpverleners ondersteuning krijgen bij de complexe problematiek. Naast het

verstrekken van informatie en advies kunnen slachtoffers vanuit dit punt ook verwezen worden naar een

hulpaanbod dat bestaat uit individuele begeleiding. Voor die gevallen dat de veiligheid van het slachtoffer in

het geding is of de zorg (tijdelijk) niet geboden kan worden door de mantelzorger zal opvang beschikbaar

moeten zijn in een verzorgings- of verpleeghuis. Eventuele opvang van oudere mannen of vrouwen zou in

crisissituaties ook moeten kunnen plaatsvinden binnen de bestaande algemene crisisopvang of binnen de

vrouwenopvang.

Aan de oudere zal bij het tijdelijk wegvallen van de mantelzorger de mogelijkheid moeten worden geboden

om – zo mogelijk tijdelijk en aanvullend - zorg en ondersteuning van anderen in te roepen, bijvoorbeeld

door gebruik te maken van het aanbod van de (vrijwillige) thuiszorg. Het kan een preventieve functie

hebben waar het ontsporingen in de zorg betreft, maar tevens een deel van de oplossing zijn wanneer er

reeds sprake is van grensoverschrijdend gedrag jegens een oudere.

31

Page 34: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Modules voor plegers

Informatie en Adviseren en Individuele

advies ontlasten in zorgtaken begeleiding

Wanneer de pleger van ouderenmis(be)handeling tevens de (primaire) mantelzorger is, kan de mishandeling

een gevolg zijn van langdurige overbelasting van de mantelzorger. Door overbelasting, onmacht en

frustratie kan iemand over eigen en andermans grenzen gaan. In die situatie geven plegers vaak via subtiele

signalen aan dat de zorg voor de oudere hen teveel wordt. Vooral professionele zorgverleners spelen een

belangrijke rol in het herkennen van deze signalen. Adviseren en ondersteunen zorgtaken, bijvoorbeeld door

gebruik te maken van het aanbod van een Steunpunt Mantelzorg, kan overbelasting voorkomen. Het kan

een preventieve functie hebben waar het ontsporingen in de zorg betreft, maar tevens een deel van de

oplossing zijn wanneer reeds sprake is van grensoverschrijdend gedrag jegens een oudere.

Voor een vroegtijdige onderkenning is het van belang dat aan plegers de mogelijkheid geboden wordt ook

zelf de stap te zetten naar de hulpverlening. Erkennen dat je over grenzen dreigt te gaan of bent gegaan,

is vanzelfsprekend een grote stap voor mantelzorgers. Daarvoor zijn laagdrempelige voorzieningen nodig

waar plegers voor informatie en advies terechtkunnen en waar zij verwezen kunnen worden naar

individuele begeleiding.

32

Page 35: Model handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s

Colofon

Uitgave Deze brochure is ontwikkeld door het Nederlands

Instituut voor Zorg en Welzijn te Utrecht op verzoek

van het ministerie van Justitie, projectbureau landelijk

project ‘voorkomen en bestrijden huiselijk geweld’.

Oplage 5.000

Vormgeving Grafisch Buro van Erkelens, Den Haag.

Druk Hega Offset, Den Haag

Bestellen Exemplaren van deze nota zijn te bestellen via:

www.huiselijkgeweld.nl

of afdeling Criminaliteitspreventie,

Ministerie van Justitie,

Directie Jeugd en Criminaliteitspreventie

Postbus 20301, 2500 EH DEN HAAG

April 2002