Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

48
Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Transcript of Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Page 1: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenisNederlands Instituut voor

Militaire Historie

Page 2: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis
Page 3: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Woord vooraf

Op 1 juli 2013 viert de Koninklijke Luchtmacht feest. Op die dag

is het precies honderd jaar geleden dat de militaire luchtvaart in

Nederland van de grond kwam. Aan dit eeuwfeest wordt natuurlijk

op gepaste wijze aandacht besteed. Daarop vooruit lopend is het

zinvol om aan de hand van de daarover verschenen literatuur na

te gaan welke ontwikkeling de luchtstrijdkrachten hebben

doorgemaakt. Ik ben dan ook verheugd dat het Nederlands

Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in zijn serie militair-

historische leeswijzers een leeswijzer over luchtmacht geschiedenis

uitbrengt.

De geschiedenis van de Koninklijke Luchtmacht is sterk

beïnvloed door de wereldpolitiek en het buitenlands beleid van

Nederland. Tot de Duitse invasie voerde ons land een neutraliteits-

politiek, waarin de aandacht werd verdeeld tussen het Europese

deel van het Koninkrijk en Nederlands-Indië. Tijdens de Koude

Oorlog was ons land een trouwe bondgenoot in de verdedigings-

voorbereiding van de NAVO tegen een mogelijke aanval van de

Sovjet-Unie. Na de val van de Muur ligt het accent op expeditionaire

missies buiten NAVO-verdragsgebied, waarin – naast jachtvlieg-

tuigen – heli kopters en transportvliegtuigen een steeds belang-

rijker rol zijn gaan spelen.

Deze leeswijzer maakt goede literatuur voor een breed publiek

toegankelijk. Zowel voor militairen en burgers die bij de

Koninklijke Luchtmacht werken, als voor collega’s van de andere

krijgsmachtdelen en voor geïnteresseerden die zich willen

verdiepen in het luchtoptreden. Iedereen die een bepaald thema

in studie wil nemen kan enkele boektitels aantreffen die hem of

haar op weg helpen.

Luitenant-generaal A. Schnitger

Commandant Luchtstrijdkrachten

Page 4: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Verantwoording

Bij het samenstellen van deze leeswijzer is geprobeerd het

aantal boektitels tot circa vijaig beperkt te houden. Om die

reden is een aantal restricties doorgevoerd. Zo is het aantal

primaire bronnen beperkt gehouden. Daarnaast is de ont-

wikkeling van nucleaire strategieën tijdens de Koude Oorlog

buiten beschouwing gebleven. Dit geldt ook voor militaire

ontwikkelingen in de ruimte. De nadruk ligt bovenal op de inzet

van het luchtwapen (de luchtoorlog), waardoor andere onder-

werpen zoals luchtlandingen niet separaat worden behandeld.

Het accent ligt evenmin op vliegtuigtypen en hun kenmerken,

op militaire organisatievormen, op de luchtvaart industrie en op

de infrastructuur. Tot slot is getracht zoveel mogelijk een Europese

invalshoek te kiezen.

De geselecteerde titels zijn onderverdeeld in vier categorieën:

A. Algemeen

Dit betrea boeken die een langere periode beslaan, waarover

men probeert tot generalisaties te komen. Vooral sedert de

Tweede Wereldoorlog is veel van deze literatuur gericht op de

Angelsaksische landen, waardoor minder aandacht bestaat voor

ontwikkelingen in landen als Rusland en Duitsland, wier luchtmacht-

optreden altijd nauw verweven was met dat van eenheden op de

grond.

Page 5: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

B. Theorie en strategie

Tot deze categorie behoren zowel oudere klassieke auteurs

(Douhet, Mitchell) als recentere denkers (Warden, Pape, Boyd).

Het gaat meestal om ideeën over de inzet van de luchtstrijd-

krachten die tot aanbevelingen over het selecteren van doelwifen

(‘targeting’) hebben geleid.

C. Tijdperken

In deze sectie passeren de luchtoorlogen zoveel mogelijk in

chronologische volgorde de revue. Conflicten waaraan niet een

afzonderlijk boek is gewijd (zoals die in Korea, de Eerste Golf-

oorlog en de operaties in Afghanistan), worden meestal wel in

een van de werken genoemd die in de rubriek ‘Algemeen’ worden

behandeld.

D. Nederlandse luchtmachtgeschiedenis

De in deze categorie genoemde boeken zijn doorgaans geschreven

vanuit de gezichtshoek van de Koninklijke Luchtmacht en beogen

niet tot een vergelijking met andere landen of tot generalisaties

te komen.

De geselecteerde boeken zijn voorzien van een sterren kwalificatie,

waarbij één ster staat voor ‘gemakkelijk toe gankelijk’, twee

sterren voor ‘redelijk toegankelijk’ en drie sterren voor ‘moeilijk

toegankelijk’. Voorts is binnen elk van de vier afdelingen één

boek geselecteerd dat bij uitstek voor lezing in aanmerking

komt. Dit is aangegeven met een achtergrondkleur.

Prof. dr. J.G. Siccama

Page 6: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Algemeen

Prealabel: Vom Kriege / Carl von Clausewitz (18e druk, Bonn,

Dümmler Verlag, 1972) (Eerste druk 1832). Engelse vertaling: On

War / edited and translated by Michael Howard and Peter Paret

(Princeton, Princeton University Press, 1976) ISBN 0-691-05657-9,

717 blz.

Hoewel Clausewitz vooral pufe uit zijn ervaring met de 18e eeuwse

en Napoleontische oorlogen, is zijn werk ook voor luchtmachters

aanbevelenswaardig. De Duitse strateeg laat namelijk zien dat

oorlog drie gezichten heea. Om te beginnen vergelijkt hij daartoe

oorlog met een duel op grote schaal, waarin geprobeerd wordt

de tegenstander door de inzet van alle krachten onmiddellijk

weerloos te maken. Vervolgens con stateert hij dat in de praktijk

allerlei onvoorspelbare factoren dit geplande verloop van de

strijd in de weg staan. Dit verschijnsel van frictie geea de kracht-

meting zelfs het karakter van een kansgebeurtenis. Om van de

nood een deugd te maken stelt Clausewitz, ten slofe, dat oorlog

dermate ingrijpende gevolgen heea dat over de inzet van dit

middel dient te worden beslist door de politieke gezagsdragers

(oorlog als voortzefing van de politiek met andere middelen).

1. The Age of Airpower / Martin van Creveld (New York,

Public Affairs, 2011) ISBN 978-1-58648-6, 497 blz.

De in Nederland geboren Israëlische militair-historicus Martin van

Creveld heea een bruikbaar overzicht van de geschiedenis van het

luchtwapen geschreven. Hij begint daarbij met de inzet van het

luchtwapen door de Italianen in Libië in 1911 en zou een eeuw

later met de luchtaanvallen op hetzelfde land hebben kunnen

afsluiten, ware het niet dat hij zijn manuscript toen juist had

voltooid. Van Creveld stelt dat de luchtstrijdkrachten in de

Eerste Wereldoorlog hun nut hebben bewezen, dat ze tot en met

de Tweede Wereldoorlog van doorslaggevend belang zijn geweest

voor de afloop van de strijd, maar dat ze daarna aan betekenis

hebben ingeboet, zowel in operationeel opzicht als in verhouding

Page 7: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

tot andere krijgsmachtdelen. Hiervoor acht Van Creveld zowel

de nucleaire afschrikking, die vanwege het escalatierisico ook

conventionele oorlogen tussen de grote mogendheden onmogelijk

maakte, alsook de geringe operationele effectiviteit van het

luchtwapen in counterinsurgency-operaties verantwoordelijk. Ballistische

rakefen, kruisvlucht wapens en satellieten hebben bovendien

veel functies van militaire vliegtuigen overgenomen. Ten slofe

is de militaire cultuur, die sterk op jachtvliegers was gericht, als

gevolg van de introductie van onbemande ‘aerial vehicles’ veranderd.

Van Creveld beschouwt de combinatie van hoge kwaliteit en

geringe aantallen vliegtuigen als een voorbeeld van militaire

degeneratie, omdat het de laatste decennia overheersende conflict-

type (‘low intensity’) eerder eenvoudige, goedkope wapens vereist.

Ondanks het provocerende karakter van zijn stellingen is Van

Crevelds boek een nufige inleiding in de luchtmachtgeschiedenis.

2. A History of Air Warfare / John Andreas Olsen (red.)

(Washington, Potomac Books, 2010) ISBN 978-1-59797-433-2,

488 blz.

Deze bundel is door de Noorse luchtmachtofficier Olsen samen-

gesteld om historisch perspectief te verschaffen aan het denken

van luchtmachters, dat volgens hem dikwijls “tactisch briljant”

is, maar teveel geconcentreerd op “targeting”. Kennis van de

militaire geschiedenis kan er volgens Olsen voor zorgen dat de

militair niet “slim voor de volgende keer, maar wijs voor altijd”

wordt. De bundel bevat analyses van het operationeel optreden

Page 8: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

van luchtstrijdkrachten in drie perioden: 1. De Eerste en Tweede

Wereldoorlog, zowel in Europa als in het Verre Oosten; 2. 1945-1990

(Korea, Noord-Vietnam, de Arabisch-Israëlische oorlogen, de

Falklandeilanden); 3. 1990-2000 (Desert Storm 1991, Deliberate Force

1995, Enduring Freedom 2001, Iraqi Freedom 2003, de Tweede Libanese

Oorlog 2006). Elk van deze conflicten is door een deskundig

auteur beschreven. In het laatste deel worden drie perspectieven

geschetst: “air power in small wars” (James Corum, zie titel 11),

opgang en neergang van “air power” (Martin van Creveld, zie

titel 1) en “Air and Space Power” (Richard Hallion).

De bundel verdient om twee redenen aanbeveling. Ten eerste

omdat de lezer inzicht krijgt in de gevoerde debafen over

luchtmachtstrategieën. Ten tweede omdat zowel de aanhangers

van het idee dat het primaat in de moderne oorlog bij de

luchtmacht is komen te liggen (Olsen zelf, Hallion) als sceptici

(Corum en Van Creveld) aan het woord komen.

3. Global Air Power / John Andreas Olsen (red.) (Washington,

Potomac Books, 2011) ISBN 978-1-59797-690-0, 539 blz.

Deze bundel is een interessante aanvulling op de hierboven

genoemde uitgave. Het is een vergelijkende studie naar de

luchtmachten van zes staten en die van drie regio’s. De auteurs

onderkennen een eerste categorie van staten, namelijk landen

met een lange traditie en veel gevechtservaring: het Verenigd

Koninkrijk, de Verenigde Staten en Israël. Tot de tweede

Page 9: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

categorie behoren drie opkomende mogendheden: Rusland,

India en China. De behandelde regio’s zijn achtereenvolgens

“Asia Pacific” (Japan, Vietnam, Indonesië, Singapore, Australië),

Latijns Amerika (met veel aandacht voor counterinsurgencies) en

Continentaal Europa. In het laatste hoofdstuk staan de luchtmachten

van Frankrijk, Duitsland en Nederland vanaf de operatie Desert

Storm centraal.

De auteurs behandelen enerzijds de operaties waaraan de

nationale luchtmachten hebben deelgenomen en anderzijds

hun plaats in de veiligheidspolitiek en in de defensieorganisatie.

Zo verwierf de RAF als eerste de positie van zelfstandig krijgsmacht-

deel, terwijl de Chinese luchtstrijdkrachten nog steeds onderdeel

van de landmacht zijn, wat ernaar tendeert ze een defensiever

karakter te geven. De bijdrage over “Asia Pacific” bevat een

matrix die zich goed zou hebben geleend als vergelijkend kader

voor de hele bundel, namelijk met op de ene as de buitenlands-

politieke pretentie de omgeving te beïnvloeden (‘shape’ / ‘deter’ /

‘respond’) en op de andere vier luchtmachfaken (‘control of the air’ /

‘strike’ / ‘trans port’ / ‘intelligence, surveillance, reconnaissance’). Nederland

is geselecteerd vanwege zijn bereidheid hoog in het gewelds-

spectrum op te treden en de JSF aan te schaffen. Overigens is de

auteur van de beschouwing over Continentaal Europa, Christian

Anrig (zie titel 4), van oordeel dat de Europese luchtmachten

teveel het accent leggen op klassieke gevechtstaken en te weinig

oog hebben voor expeditionaire functies zoals ‘air-to-air refueling’

en het snel kunnen inrichten van provisorische vliegbases.

4. The Quest for Relevant Air Power. Continental European

Responses to the Air Power Challenges of the Post-Cold War

Era / Christian Anrig (Maxwell Air Force Base (ALA), Air University

Press, 2011) ISBN 978-1-58566-216-6, 400 blz.

Anrig, een docent luchtmachfheorie van Zwitserse origine,

vergelijkt op een uitgebreide en systematische manier de

reacties van de luchtmachten van vier landen op de afloop van

de Koude oorlog: Frankrijk, Duitsland, Nederland en Zweden.

Van elk land komen achtereenvolgens aan de orde: ver-

anderingen in het defensiebeleid, de operationele inzet van het

luchtwapen, het strategisch denken over air power en ten slofe

de aanpassingen in de planning om bij een krimpende begroting

over een relevante luchtmacht te blijven beschikken. Het boek

is vooral de moeite waard omdat het de ontwikkeling van de

Koninklijke Luchtmacht gedurende de laatste twee decennia in

internationaal-vergelijkend perspectief plaatst.

Page 10: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

5. Air Power. The Men, Machines, and Ideas that

Revolutionized War. From KiPy Hawk to Gulf War II / Stephen

Budianski (New York, Viking Press/Penguin, 2004) ISBN 0-670-

03285-9, 518 blz.

Budianski, die een achtergrond heea als buitenlandredacteur

van het tijdschria u.s. News and World Report, vat op meeslepende

wijze de militaire luchtvaarthistorie van een eeuw samen. Twee

verhaallijnen springen in het oog. Allereerst dat bureaupolitieke

motieven een grote rol in de geschiedenis hebben gespeeld. De

wens om ten koste van andere krijgs machtdelen taken te

verwerven, leidde er bijvoorbeeld toe dat de RAF, geleid door

John Trenchard, in 1922 de taak van air policing op zich nam in

Somaliland en Irak, omdat dit aanzienlijk goedkoper was dan de

inzet van Brits-Indische landstrijdkrachten (zie titel 21). Hier ligt

ook de oorsprong van het zogeheten morale bombing, waarmee

de Brifen in de Tweede Wereldoorlog probeerden het moreel

van de Duitse bevolking te breken. De tweede verhaallijn is dat

een cultuur van bombarderen het denken van de Angelsaksische

lucht machten al sinds de Eerste Wereldoorlog heea beheerst,

en dit ten koste van de luchtverdediging. Ook close air support

bleef een stie�indje van beide luchtmachten. Tijdens de BaHle of

Britain werd de verwaarlozing van de luchtverdediging het

Verenigd Koninkrijk bijna fataal. Overigens lag de nadruk in

Groot-Brifannië op morale bombing (gebiedsbombardementen

om het moreel van de bevolking te breken), terwijl de

Amerikanen precisiebombardementen tegen sleutelindustrieën

(elektriciteitscentrales, kogellagerfabrieken en dergelijke) nastreef-

den. Zelfs bij het afwerpen van de atoombom op Hiroshima

werd benadrukt dat het doel met grote nauw keurig heid was

geraakt. Budianski sluit zijn boek af met de vraag of met de

precisiebombardementen tegen de stellingen van de Taliban (in

2001) en tegen het Irak van Saddam Hussein (in 2003) niet het

punt is bereikt dat de luchtmacht voor een beslissing in de

landoorlog kan zorgen.

6. Why Air Forces Fail. The Anatomy of Defeat / Robin

Higham en Stephen J. Harris (red.) (Lexington, The University

Press of Kentucky, 2006) ISBN 978-0-8131-2374-5, 381 blz.

De samenstellers van deze bundel hebben de vraag opgeworpen

waarom luchtmachten een (vaak catastrofale) nederlaag kunnen

lijden. Ze onderscheiden drie categorieën. Ze behandelen eerst

de inzet van ‘kanslozen’ in het gevecht (Duitsland en Oostenrijk-

Hongarije tijdens de Eerste Wereldoorlog, Polen in 1939,

Frankrijk 1939-1940, Sovjet-Unie 1941). Vervolgens noemen ze

Page 11: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

staten die aanvankelijk succes hadden, maar uiteindelijk ten onder

gingen (Duitsland en Japan gedurende de Tweede Wereldoorlog).

Ten slofe worden genoemd de luchtmachten die zich na het

oplopen van zware klappen herstelden en soms bijdroegen aan

de overwinning (de RAF 1940-1942, de Verenigde Staten in de

Stille Oceaan 1941-1942, de Egyptische luchtmacht na de Oktober-

oorlog, de Argentijnse luchtmacht na de Falklandoorlog). De

auteurs concluderen dat de oorzaken van een (al dan niet

tijdelijk) falen moeten worden gezocht in specifieke factoren

(bijvoorbeeld eigenschappen van leiders) en in algemene omstandig-

heden (organisatie, krachtsverhoudingen). Iedere episode is

voorzien van een breed bruikbare biblio grafische aantekening.

7. Air Power History. Turning Points from KiPy Hawk to

Kosovo / Sebastian Cox en Peter Gray (red.) (Londen en Portland,

Frank Cass, 2002) ISBN 0-7146-8257-8, 362 blz.

Deze bundel, het resultaat van een conferentie uit 2001,

behandelt zeventien episoden in de luchtmachtgeschiedenis,

beginnend met de Eerste Wereldoorlog en eindigend met het

Kosovo-conflict. In de inleiding merkt Richard Overy op dat

eindelijk het inzicht is doorgebroken dat de luchtmacht uit

“gewone mannen en vrouwen” bestaat en dat het geroman-

tiseerde beeld van “ridders van de hemel” niet klopt. Ook is air

power niet langer het ontembare, verwoestende demon dat het

decennialang is geweest, maar een geavanceerd en professioneel

onderdeel van de krijgsmacht als geheel. Air power is in zijn visie

een getemd machtsinstrument.

Hoewel de bundel een rijke en brede inhoud kent, biedt deze

lang niet volledig antwoord op de vraag wat de kantelmomenten

zijn geweest. Volgens de samenstellers blija beheersing van het

Page 12: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

luchtruim voorwaarde voor iedere succesvolle militaire campagne

en komt het luchtwapen nog steeds het best tot zijn recht indien

het offensief wordt aangewend.

8. The Paths of Heaven. The Evolution of Airpower Theory /

Phillip S. Meilinger (red.) (Maxwell Air Force Base (ALA), Air

University Press, 1997) ISBN 1-58566-027-2, 650 blz.

Deze verzameling artikelen is geschreven als lesstof voor het vak

airpower theory aan de School of Advanced Airpower Studies, waaraan

Meilinger als docent verbonden was. Om die reden is het voor

een breed publiek aanbevelenswaardig. Eerst komen de denk-

beelden van luchtmachfheoretici (Douhet, Trenchard, Mitchell,

de Seversky, Boyd, Warden) aan bod, vervolgens de samenwerking

(of het gebrek daaraan) met andere krijgsmacht delen. Afzonder-

lijke bijdragen zijn gewijd aan de ontwikkeling van de NAVO-

doctrine en aan het doctrinaire denken van de Sovjet-Unie.

9. Airwar. Theory and Practice / Phillip S. Meilinger

(Londen, Frank Cass (Cass Series: Studies in Air Power), 2003)

ISBN 0-7146-8266-7, 234 blz.

Dit boek is een aanvulling op de bovengenoemde bundel van

Meilinger. Om te beginnen behandelt hij een aantal lucht-

machtdenkers en -practici. Vervolgens komen in vijf artikelen

onder meer joint optreden tijdens de Tweede Wereldoorlog en

de invloed van de technologie in verhouding tot die van

doctrines aan bod. In de laatste vier hoofdstukken bepleit

Meilinger onder meer “targeting” om het maximale effect (niet:

maximale destructie) te bereiken (“effect-based targeting”), en

wijst hij op de politieke noodzaak de intensiteit van bom-

Page 13: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

bardementen gradueel op te voeren. De Verenigde Staten

blijven in zijn ogen voor hun militair optreden aangewezen op

luchtoverwicht.

10. Air Power in the Age of Total War / John Buckley

(Londen, Taylor and Francis (Series ‘Warfare and History’), 1999)

ISBN 1-85728-589-1, 260 blz.

Deze algemene geschiedenis van het luchtwapen kan worden

vergeleken met het onder titel 1 genoemde boek van Van

Creveld. Buckley analyseert de luchtmachtdoctrines van de

grote mogendheden (Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk,

Sovjet-Unie, Verenigde Staten, Japan en Italië) tijdens het

Interbellum (1918-1939) met behulp van het weinig opzien-

barende inzicht dat die terug te voeren zijn tot verschillende

lessen die de landen uit het verloop van de Eerste Wereldoorlog

trokken. Vervolgens behandelt hij de krachtmeting in de lucht

tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Buckley’s hoofdstelling luidt dat als gevolg van het luchtwapen

het verschijnsel oorlog in de periode 1918-1945 een ‘totaal’

karakter kreeg, waarbij de sterkte van de luchtmachten werd

bepaald door de industriële capaciteit van het betreffende land.

De luchtoorlog vormde als het ware het culminatiepunt van de

massificatie en industrialisatie van de oorlog. Na 1945 is het

totale karakter van de oorlog overgegaan op het atoomwapen.

Dit kon echter in toenemende mate met minder kwetsbare

rakefen worden vervoerd, waardoor de rol van de luchtmachten

steeds meer versmalde tot ondersteuning van militair land-

optreden en luchtverdediging.

11. Airpower in Small Wars. Fighting Insurgents and

Terrorists / James S. Corum en Wray Johnson (Kansas, University

Press of Kansas, 2003) ISBN 0-7006-1239-4, 507 blz.

Aan de hand van negen casestudies tonen Corum en Johnson aan

dat de rol van de luchtstrijdkrachten in ‘small wars’ in de Verenigde

Staten systematisch is ondergewaardeerd in vergelijking met hun

nucleaire rol (tijdens de Koude Oorlog) en hun rol in con-

ventionele interstatelijke conflicten (in de periode na de Koude

Oorlog). Anders dan de doctrine van air policing wilde doen

geloven, waren de Britse bombardementen van de Koerden in

Irak (1922-1926) alleen succesvol in combinatie met het optreden

van Indiase landstrijdkrachten. Daarentegen sorteerden de

gifgas bombardementen van Spanje tegen opstandelingen in

het Rifgebergte (1925-1926) en die van Italië in Libië (1928-1931),

wel zelfstandig effect.

Page 14: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Op grond van de casestudies na de Tweede Wereldoorlog trekken

de auteurs elf conclusies, namelijk: 1. Een geïntegreerde (comprehensive)

conflictbenadering is noodzakelijk. 2. Tijdens guerrillaoorlogen

is de ondersteunende rol van de luchtstrijd krachten (verkenning,

transport, etc.) het belangrijkst. 3. Nabijsteun (close air support)

wordt pas belangrijk als de strijd conventionele vormen gaat

aannemen. 4. Het bombarderen van burgers is contraproductief.

5. Het belang van onbemande vliegtuigen neemt snel toe.

6. Langzame vliegtuigen en omgebouwde transporfoestellen

zijn in kleine oorlogen vaak zeer bruikbaar. 7. Joint optreden is

essentieel. 8. ‘Small wars’ zijn inlichtingenintensief. 9. De mobiliteit

van luchtstrijdkrachten kan guerrilla’s het initiatief ontnemen.

10. ‘Small wars’ duren lang. 11. De Verenigde Staten en hun

bondgenoten dienen in hun opleidingen en oefeningen veel

meer tijd te besteden aan ‘small wars’. Ook helikopters spelen in

counterinsurgency-oorlogen een belangrijke rol.

Voor een recente update van de beschouwing van Corum en

Johnson zie: Joel Hayward (red.), Air Power. Insurgency and the War

on Terror (Granwell, RAF Air Power Studies Centre, 2009)

ISBN 978-0-9552189-6-5 (ook te raadplegen op internet). Een

gunstige inschafing van de inzet van de luchtmacht in de

21e eeuw geea Frans Osinga: ‘Air Warfare’ in: Julian Lindley-

French en Yves Boyer (red.), The Oxford Handbook on War (Oxford,

Oxford University Press, 2012) blz. 444-459. ISBN 0-19-956293-8.

Zie ook de daar vermelde literatuur.

Page 15: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Theorie en strategie

12. The Command of the Air / Guillio Douhet (Londen,

Faber and Faber, 1943) (Eerste druk 1921, tweede en uitgebreide

druk 1927, Engelse vertaling door Dino Ferrari in 1942) geen

ISBN, 325 blz.

Douhet geldt als dé klassieke denker bij uitstek over het

luchtwapen. In het denken van deze landmachtgeneraal en

luchtmachtenthousiast komen verschillende denklijnen samen.

Ten eerste trok Douhet uit de mensenverslindende patstelling

die tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het westelijk front was

ontstaan de conclusie dat in een landoorlog de verdediging in

de toekomst altijd de overhand zou houden. Ten tweede, dat de

offensieve gerichtheid die het strategisch denken voor de Eerste

Wereldoorlog had beheerst, nog steeds van waarde was. Wel zou

die in de toekomst moeten bestaan uit het preëmptief uitvoeren

van luchtbombardementen tegen het achterland van de tegen-

stander. Hiertoe diende de luchtmacht zo snel mogelijk de “heer-

schappij in de lucht” te verkrijgen, door Douhet gedefinieerd als

“een positie waarin men kan verhinderen dat de vijand vliegt,

terwijl men zelf nog wel het vermogen heea te vliegen”. Na het

bereiken van dit operationele doel zouden de bevolkingscentra,

de regering en de industrie van de tegenstander worden aange-

vallen. Deze aanvallen zouden moeten worden uitgevoerd met

drie typen bommen: explosieve, brand- en gifgasbommen, elk

gebruikt in “de correcte proporties”. Door de vernietigende

kracht van dit soort bombardementen zou op verder niet

verklaarde wijze het moreel van de getroffen bevolking breken,

waarna de regering geen andere keuze zou resten dan de wapens

neer te leggen.

Er is dikwijls een vergelijking getrokken tussen de doorslag-

gevende betekenis die Douhet toekende aan de heerschappij in

de lucht en de cruciale rol die Mahan toedacht aan de beheersing

van de wereldzeeën. Volgens Douhet zou beheersing van het

luchtruim tevens de oorlog op het land en op zee beslissen (een

Page 16: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

overtuiging die hem tijdelijk zelfs in de gevangenis zou doen

belanden). Dit inzicht leidde onder meer tot de conclusie dat

land- en zeestrijdkrachten weliswaar korte tijd stand dienen te

kunnen houden, maar dat zij niet opgewassen hoeven te zijn

tegen de tegenstander. Ook is, naar de mening van Douhet, het

gebruik van vliegtuigen voor land- en zee-operaties van

ondergeschikte betekenis evenals de inzet van jachtvliegtuigen

ter escortering van bommenwerpers. Luchtgevechten (dogfights)

vond hij eveneens minder belangrijk. Achteraf gezien

onderschafe hij het belang van luchtverdediging door

onderscheppingsvliegtuigen en luchtdoelartillerie.

Voor de inrichting van de krijgsmacht betekenden zijn opvafingen

dat in financiële en organisatorische termen prioriteit zou worden

gegeven aan het vermogen “zo groot mogelijke schade aan de

tegenstander te kunnen toebrengen in zo kort mogelijke tijd”.

Hierbij verviel het onderscheid tussen combafanten en non-

combafanten. Zijn denken zou van grote invloed zijn op dat van de

nucleaire afschrikkingstheoretici (zie titel 14).

13. Winged Defense. Air Power; Economic and Military /

William (Billy) Mitchell (Herdruk; Londen, Dover Books, 1988)

(Eerste druk 1925) ISBN 0-486-25771-1, 261 blz.

Mitchell (1879-1936), die commandant was geweest van de

Amerikaanse luchtstrijdkrachten tijdens de Eerste Wereldoorlog,

houdt in deze klassieke tekst een vurig pleidooi voor de

emancipatie van het luchtwapen in verhouding tot de landmacht

Page 17: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

en vooral de marine. Hij definieert air power wel heel erg

algemeen als “the ability to do something in the air”. Dit

vermogen betrea eerst en vooral transport: alle plaatsen van de

wereld zijn bereikbaar geworden, waardoor een ‘aeronautical era’

zijn intrede heea gedaan. Hij betoogt dat voor de verdediging

van de VS luchtstrijdkrachten van doorslaggevende betekenis

zijn, vooral omdat ze in staat zijn oorlogsschepen uit te schakelen.

Om dit aan te tonen beschrija Mitchell de proeven waarmee na

de Eerste Wereldoorlog aan de Amerikanen overgedragen Duitse

oorlogsschepen met vliegtuigbommen werden vernietigd.

Mitchell vond dat de luchtmacht een zelfstandig krijgsmachtdeel

moest worden. Anders dan in Groot-Brifannië ging deze wens

in Amerika echter niet in vervulling; sterker nog: Mitchell werd

in 1925 zelfs voor de krijgsraad gedaagd. In tegenstelling tot

Douhet legt Mitchell zich minder sterk toe op het strategisch

bombardement: ook de luchtverdediging (zowel in de lucht als

vanaf de grond) en het transport zijn voor hem belangrijk.

Tevens heea hij oog voor en benadrukt hij de dwarsverbanden

met de civiele luchtvaart.

14. The Absolute Weapon. Atomic Power and World

Order / B. Brodie (red.) (New York, Harcourt, Brace, 1946);

Strategy in the Missile Age / B. Brodie (Princeton, Princeton

University Press, 1959) (Tweede druk 1967) geen ISBN, 425 blz.

De verwoestende kracht van de atoombommen die in augustus

1945 werden afgeworpen op Hiroshima en Nagasaki maakte

duidelijk dat strategische bombardementen een existentieel

karakter hadden gekregen, omdat ze het voorbestaan van het

aangevallen land op het spel zefen. Bernard Brodie (van origine

een maritiem strateeg) trok uit dit absolute karakter van het

Page 18: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

nieuwe wapen de conclusie dat militaire voorbereidingen niet

langer tot doel konden hebben een oorlog te winnen, maar deze

juist te verhinderen. Deze gedachte van de nucleaire afschrikking

heea Brodie uitgewerkt in de in 1959 verschenen RAND-studie

‘Strategy in the Missile Age’, die in 1967 bij Princeton University

Press werd uitgegeven. Volgens Brodie is het denken over

strategische bombardementen van Douhet (zie titel 12) de

grondslag voor de afschrikkingstheorie. De kwetsbaarheid van

het eigen achterland zal besluitvormers er echter van weer-

houden een first strike uit te voeren. Voor een stabiel afschrikkings-

evenwicht dient een aangevallen land na een eerste aanval dan

nog wel over voldoende kernwapens te beschikken om een

vernietigende reactie (second strike) uit te kunnen voeren. Sinds

het eind van de jaren vijaig is de rol van strategische bommen-

werpers om het achterland van de rivaliserende super mogend-

heid aan te kunnen vallen voor het grootste deel overgenomen

door rakefen, die zowel vanuit betonnen silo’s op het land als

vanaf onderzeeboten kunnen worden afgevuurd.

15. Arms and Influence / Thomas C. Schelling (New Haven

en Londen, Yale University Press, 1967) geen ISBN, 293 blz.

Tijdens de Koude Oorlog drong na verloop van tijd het besef door

dat een militair treffen niet onmiddellijk zou mogen escaleren

tot een ‘all-out’ nucleaire slagenwisseling. Om die reden moesten

diplomatieke crises kunnen worden beheerst. De Amerikaanse

econoom en speltheoreticus Thomas Schelling introduceerde

om die reden een onderscheid tussen ‘brute force’ (het ongeremd

en terstond inzefen van alle strijdmiddelen om de tegenstander

uit te schakelen) en ‘coercion’ (dwang). De laatste benadering viel

uiteen in ‘deterrence’ (de tegenstander ervan weerhouden een

aanval te beginnen) en ‘compellence’ (de tegen stander dwingen een

Page 19: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

eenmaal ingezefe aanval alsnog te stoppen). Voor een nucleaire

oorlog leidde die wijze van denken tot de invoering van ‘limited

options’, dat wil zeggen de beperkte inzet van kernwapens met

als doel de aanvaller op zijn schreden te doen terugkeren (‘intra-

war deterrence’).

Bij geografisch en qua geweldsintensiteit beperkte oorlogen,

zoals die in Korea en Vietnam, leidde ‘compellence’ tot een

pleidooi voor ‘graduated deterrence’, waarbij luchtaanvallen

werden gezien als middel om de (Amerikaanse) intenties aan de

tegenstander duidelijk te maken. Via het inachtnemen van ‘focal

points’ (bijvoorbeeld geografische beperkingen of het ontzien

van steden) zou de tegenstander ervan moeten worden

overtuigd dat het menens was de agressie te stoppen, maar ook

dat men nog opties achter de hand hield om het geweld gebruik

verder te escaleren. Schelling stelde aan dit diplomatieke

gebruik van geweld de eis van ‘credibility’: de tegenstander moest

begrijpen dat het dreigement zou worden waargemaakt.

Page 20: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

16. The Air Campaign / John A. Warden III (ToExcel, San

Jose etc., 1986) (Tweede druk 1998, revised edition) ISBN 1-58348-

100-1, 150 blz.

Warden, een voormalig jachtvlieger bij de Amerikaanse

luchtmacht, schreef deze studie tijdens de Koude Oorlog. Hij

heea naderhand als planner invloed gehad op de luchtcampagne

tijdens de Golfoorlog van 1990-1991.

Warden schetst in zijn boek de optimale campagne van de

luchtstrijdkrachten op operationeel niveau. Hij onderscheidt

daarbij vijf zwaartepunten (centers of gravity), namelijk: 1. leader-

ship, 2. key production facilities, 3. infrastructure, 4. population, 5. fielded

forces. Deze zwaartepunten zorgen voor samenhang in het

maatschappelijk stelsel van de tegenstander. Ze zijn daarom

tevens bij uitstek aan te vallen doelwifen. Daarbij kent Warden

aan het “targeting” van de eerste ring (het politieke en militaire

leiderschap) een “centraal belang” toe. Dit leidt echter niet tot

een expliciet pleidooi voor “decapitation” (onthoofding) van de

tegenstander, maar tot een pleidooi voor het uitvoeren van

“parallelle aanvallen”. Hierbij moeten onder meer luchtafweer,

vliegvelden, bevelscentra en vliegtuigfabrieken vanuit de lucht

worden uitgeschakeld. Voor Warden staat dus het verkrijgen van

luchtoverwicht centraal.

17. Bombing to Win. Air Power and Coercion in War /

Robert A. Pape (New York, Cornell University Press, 1996) ISBN

978-0-8014-8311-0, 366 blz.

Anders dan ‘deterrence’ (afschrikking) beoogt dwang in de zin van

‘compellence’ de tegenstander tot een wijziging van zijn gedrag te

bewegen, wat veel lastiger is dan het handhaven van de status

quo. In dit boek onderzoekt Robert Pape aan de hand van een

Page 21: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

uitgebreide lijst conflicten aan welke voorwaarden moet worden

voldaan om met succes dwang te kunnen uitoefenen. De cases

waarop hij in verband met de effectiviteit van het luchtwapen

uitvoerig ingaat zijn: Japan (1944-1945), Korea (1950-1953),

Vietnam (1965-1972), Irak (1991) en Duitsland (1942-1945). Pape

concludeert uit bestudering van deze cases dat noch het

strategische bombarderen van de bevolking noch ‘decapitation’

(het uitschakelen van het politieke en militaire leiderschap)

effectief is. In plaats daarvan pleit hij voor een strategie van

‘coercion by denial’, waarin de militaire capaciteiten van de

tegenstander onder schot worden genomen. Daarbij gaat het

dan niet alleen om het bestoken van de vijandelijke strijdkrachten

aan het front (nabijsteun of ‘close air support’), maar juist om het

aanvallen van eenheden in het achtergebied die nog niet aan de

strijd deelnemen.

Zie voor een recente update van het gedachtegoed van Pape:

Daniel Byman, Mathew C. Waxman en Eric Larson, Air Power as a

coercive Instrument (Santa Monica, RAND, 1999) ISBN 0-8330-2742-3,

174 blz.

18. Boyd. The Fighter Pilot Who Changed the Art of

War / R. Coram (New York, Lifle Brown, 2002); Science,

Strategy and War. The Strategic Theory of John Boyd / Frans

P.B. Osinga (Londen en New York, 2007) ISBN 0-415-37103-1.

John Boyd, die als straaljagerpiloot diende tijdens de Korea-

oorlog, geldt als innovatief denker over het tactisch optreden

van de luchtstrijdkrachten. Zijn bekendste conceptuele bijdrage

betrea de zogeheten OODA-loop, die besluitvorming opdeelt in

vier fasen. De eerste is observation (het waarnemen van de

situatie). Deze wordt gevolgd door orientation (zich op de hoogte

stellen). De derde is decision (het feitelijk beslissen), gevolgd

door action (uitvoering). De centrale stelling is dat diegene die

deze OODA-loop het snelst doorloopt, als winnaar uit de strijd te

voorschijn zou komen. Dit geldt volgens sommige volgelingen

van Boyd zowel voor het individuele gevecht als voor de strijd

tussen staten.

Boyd, die in 1997 overleed, heea deze ideeën nooit in boekvorm

gepubliceerd, doch slechts een stapel overheadsheets achter-

gelaten waarmee hij briefings verzorgde. De Nederlandse

strategisch denker Osinga (zelf ook oud-jachtvlieger) heea in

zijn proefschria echter het denken van Boyd ontleed en in een

perspectief geplaatst. Hij rekent Boyd hierbij tot de post-

modernistische stroming in de wetenschapsfilosofie.

Page 22: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

19. Wired for War. The Robotics Revolution and Conflict

in the 21st Century / Peter W. Singer (New York, Penguin, 2009)

ISBN 978-1-59420-198-1, 499 blz.

De tendens tot robotisering die zich de afgelopen decennia

aaekent, heea ook de militaire luchtvaart niet ongemoeid

gelaten. Aanvankelijk werden onbemande vliegtuigjes nog

vooral voor waarnemingsdoeleinden gebruikt, maar sedert

‘9/11’ zijn ook bewapende onbemande vliegtuigen op grote

schaal in gebruik genomen. Met zogenaamde Predators zijn

door de Amerikanen onder meer aanvallen uitgevoerd in Jemen

en in de noordwestelijke districten van Pakistan. Tegenstanders

(‘terroristen’) wordt hiermee duidelijk gemaakt dat zij zich geen

ogenblik en nergens meer veilig kunnen voelen. De onbemande

toestellen worden bediend door personeel dat zich in de

Verenigde Staten bevindt. Voor deze ‘piloten’ is zelfs een

separate carrièrelijn geopend.

Singer heea in zijn boek ruim oog voor de morele bezwaren

tegen robotwapens. Gebruik van robots wordt veelal nog toe-

laatbaar geacht als er een beslissing van een individu aan

voorafgaat, dat daarmee verantwoordelijk wordt. Volgens

Singer komt deze voorwaarde echter steeds meer onder druk te

staan. Door de robotisering boet ook het begrip ‘slagveld’ aan

betekenis in.

Page 23: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Tijdperken

20. The First Air War 1914-1918 / Lee Kennef (New York,

The Free Press, 1991) ISBN 0-02-917301-9, 275 blz.

In eerste instantie beschrija Kennef het ontstaan en de

ontwikkeling van de luchtmacht tijdens de Eerste Wereldoorlog

aan de hand van de taken die het vliegtuig vervulde. Zo werd de

taak om vijandelijke troepenbewegingen en artillerieposities

waar te nemen overgenomen van de ballon. Daarnaast nam

het vliegtuig de bombardementstaak over van het luchtschip

(de zeppelin) en op het gevechtsveld deels die van de artillerie.

De aanvallen met zeppelins hadden aanvankelijk vooral de

Brifen grote schrik aangejaagd. Naderhand werden het

verkrijgen van luchtoverwicht op de tegenstander en de daarbij

behorende luchtgevechten belangrijker.

In tweede instantie behandelt Kennef de ‘productiefactoren’

van de luchtmacht: de vliegtuigen (aan het begin van de

twintigste eeuw nog in duizendtallen geproduceerd) en het

personeel. Bij dit laatste facet komen de opleiding (selectie en

training), de organisatie (het leven in achter het front gelegerde

squadrons) en de bijbehorende cultuur aan de orde. Het

luchtwapen zorgde voor een nieuw type helden in de vorm van

‘aces’, de vliegers met veel overwinningen in luchtgevechten op

hun conto.

Kennef gaat aan het slot nog in op de oorlog op andere fronten

dan het westelijke en op de beginstappen van de maritieme

luchtvaart.

21. Air power and colonial control. The Royal Air Force

1919-1939 / David E. Omissi (Manchester en New York,

Manchester University Press (Series: Studies in Imperialism),

1990) ISBN 0-7190-2960-0, 261 blz.

Na de Eerste Wereldoorlog had het Verenigd Koninkrijk het

economisch moeilijk om zijn imperium op de been te houden.

Onder meer in Somaliland en Mesopotamië (het huidige Irak)

Page 24: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

braken opstanden uit tegen het Britse gezag. De Royal Air Force

sprong in dit gat toen duidelijk werd dat ‘air policing’ zes keer zo

goedkoop was als het pacificeren van de lokale bevolking met

behulp van landmacht-eenheden. Met dit argument wist Sir

Hugh Trenchard steun van Churchill te verkrijgen voor het

verkrijgen van nieuwe taken voor de RAF. Later was de Britse

luchtmacht ook actief in Palestina en Aden (deel van het huidige

Jemen). Trenchards pogingen om het werkgebied van de

luchtmacht ten koste van de Royal Navy definitief uit te breiden

naar Singapore en de Rode Zee mislukten echter.

Op vergelijkbare wijze zefe Frankrijk in de jaren twintig zijn

luchtmacht in tegen opstandelingen in het Rifgebergte

(Marokko) en in Syrië. De Italiaanse luchtmacht gebruikte gifgas

om Libië onder controle te krijgen en in 1935-1936 voor de

verovering van Abessinië, het huidige Ethiopië. Dit wordt in het

laatste deel van het boek behandeld.

22. Too Serious a Business. European Armed Forces and

the Approach to the Second World War / Donald Cameron

Waf (New York en Londen, W.W. Norton, 1975) ISBN 0-393-

30815-4, 200 blz.

Teneinde uit de impasse van de loopgravenoorlog te ontsnappen

werden in de Eerste Wereldoorlog tal van wapentechnologische

vernieuwingen doorgevoerd. Hiervan waren het gifgas, de tank en

het vliegtuig, die alle drie beoogden het offensief weer een kans

te geven, het belangrijkst. In Engeland wonnen de modernisten

gedurende het Interbellum uiteindelijk het pleit van de

traditionalisten. Dit voltrok zich echter niet bij de land strijd-

krachten, maar bij de luchtmacht, die zich zou gaan toeleggen

op strategische bombardementen tegen Duitsland. Tijdens de

internationale crises aan het eind van de jaren dertig bleek

echter dat de Brifen er evenals de Fransen voor terugschrokken

hun luchtmacht in te zefen tegen de gebieds uitbreidingen van

Hitler. De reden voor deze ‘zelf-afschrikking’ was de vrees voor

een ‘knock-out blow from the air’. Deze Britse vrees was ingegeven

door een combinatie van drie gebeurtenissen: de Duitse aan-

vallen met zeppelins en Gotha-bommenwerpers op Londen

tijdens de Eerste Wereldoorlog, het gebruik van gifgas door de

Italianen in Ethiopië en de (zwaar overschafe) gevolgen van de

Duits-Italiaanse luchtaanval op het Spaanse Guernica.

In feite specialiseerde de Duitse luchtmacht zich na 1935-1936

op de grondsteun, waarin het optreden van tanks werd onder-

steund door middelzware en lichte duikbommenwerpers in de

rol van vliegende artillerie. Met deze manier van optreden

Page 25: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

werden Polen en Frankrijk, Nederland en België in 1939-1940

onder de voet gelopen.

23. The Right of the Line. The Royal Air Force in the

European War 1939-1945 / John Terraine (Londen etc., Hodder

and Stoughton, 1985) ISBN 0-340-26644-9, 837 blz.

Terraine, die vooral bekend is geworden door zijn publicaties

over de Eerste Wereldoorlog, beschrija in dit boek hoe de Royal

Air Force zich aanvankelijk voorbereidde op strategische

bombardementen tegen Duitsland. Dit vloeide voort uit de

overtuiging van de eerste commandant van de RAF, Sir Hugh

Trenchard, dat het effect van bombardementen op het moreel

van de tegenstander twintig keer zo groot zou zijn als de

materiële gevolgen. Daarbij kwam de opvafing dat “the bomber

will always get through”. In het Verenigd Koninkrijk bestond

angst voor het Duitse luchtwapen, en dan vooral voor het Duitse

bombardement.

Tijdens de BaHle of Britain volgde de ontnuchtering, toen bleek

dat de Lu[waffe zich helemaal niet zo sterk op gebieds-

bombardementen had voorbereid. Op grond van archief-

materiaal van de RAF beschrija Terraine vervolgens uitvoerig

hoe de RAF de Lu[waffe in het defensief drong: eerst op de

Atlantische Oceaan, daarna in Afrika en ten slofe op het

continent. De titel, ‘Right of the Line’, is ontleend aan de

gevaarlijkste, maar tevens meest eervolle positie in de Engelse

slagorde tijdens de Slag om Crecy (1346).

Page 26: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

24. Bomber Offensive / Arthur Harris (Barnsley, Pen & Sword

Military Classics, 1947) (Herdruk 2005) ISBN 1-84415-210-3, 288 blz.

Sir Arthur (‘Bomber’) Harris, vanaf 1942 commandant van het

Britse Bomber Command, schreef deze klassiek geworden tekst in

1947 ter rechtvaardiging van de strategische bombardementen

waartoe hij opdracht had gegeven. Hij deed dit op grond van

zijn ervaringen als RAF-commandant in Palestina, waaraan hij

de overtuiging had overgehouden dat “de zekerste manier om

de oorlog te winnen het vernietigen van het oorlogspotentieel

van de vijand is” en dat “het bombardementsvliegtuig het voor-

naamste wapensysteem is om deze taak te volbrengen”. Tijdens

de Tweede Wereldoorlog was het bombarderen van de Duitse

oorlogsindustrie lange tijd de enige manier om iets terug te

doen tegen Duits grondgebied. Die aanvallen richfen zich op

“grote industriegebieden, wat, vanzelfsprekend, betekende grote

industriesteden in hun geheel”. Met deze keuze voor stedelijke

concentraties als doelwifen onderscheidden de Brifen zich van

wat Harris geringschafend aanduidt als het “panacea bombing”

van de Amerikanen, die probeerden via meer gerichte aanvallen

de Duitse industrie lam te leggen.

Het grote bombardementsoffensief tegen Duitsland kon pas in

1943, nadat Bomber Command was versterkt met grote aantallen

personeel en viermotorige toestellen, beginnen. Het richfe zich

in de praktijk tegen alle steden met meer dan 100.000 inwoners,

waarbij het centrum als eerste doelwit was. Tegen zijn zin moest

Bomber Command de landing in Normandië en de geallieerde

opmars ondersteunen, vooral met aanvallen op de aanvoerlijnen

van de Duitsers (interdictie). Pas in de loop van 1944 leidden de

geallieerde bombardementen tot een belangrijke daling in de

Duitse oorlogsproductie.

Harris acht de bombardementen in vergelijk met de loop-

gravenoorlog en de blokkade een acceptabele en humane strijd-

wijze. Volgens hem stond ook geen enkele internationaal-

rechtelijke verbodsbepaling de uitvoering van bombardementen

op bevolkingscentra in de weg.

25. Der Brand. Deutschland im Bomberkrieg 1940-1945 /

Jörg Friedrich (München, Propyläen Verlag, 2002) ISBN 3-549-

07165-5, 592 blz.

Dit boek doorbrak in 2002 de stilte die lange tijd in Duitsland in

acht was genomen over de bombardementen die het land in de

Tweede Wereldoorlog hadden getroffen. Het laat zich lezen als

een aanklacht tegen het “humane bombing”-betoog van Harris

(zie titel 24).

Page 27: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Omdat de nauwkeurigheid van bombardementen in die tijd nog

te wensen overliet, werd de stad (het doelwit dat de bom immers

het gemakkelijkst kon raken) volgens Friedrich automatisch het

mikpunt van de bombardementsvlucht. Hij stelt dat de Brifen

proeven hadden genomen om de brandbaarheid van de oude

Duitse binnensteden zoveel mogelijk uit te buiten, zodat deze

uitmondden in de vuurstormen die onder meer Hamburg (1943)

en Dresden (1945) teisterden. De doelgebieden werden door

speciaal daartoe aangewezen groepen vliegtuigen (Pathfinders)

gemarkeerd. Na een behandeling van de verschillende fasen in

de Britse bombardementsstrategie bespreekt Friedrich de

gevolgen die deze aanvallen voor de Duitse steden afzonderlijk

en de plaatse lijke bevolking hebben gehad. Hij protesteert

daarmee tegen het gemak waarmee vooral de Brifen het

vliegtuig tegen bevolkingscentra hadden ingezet.

26. Rhetoric and Reality in Air Warfare. The Evolution of

British and American Ideas about Strategic Bombing 1914-

1945 / Tami Davis Biddle (Princeton, Princeton University Press,

2002) ISBN 0-691-08909-4, 406 blz.

Hoewel de operationele effectiviteit van de luchtstrijdkrachten

tijdens de Eerste Wereldoorlog twijfelachtig was gebleken,

kwamen in het Interbellum radicale ideeën over de bruikbaar-

heid van het luchtwapen tot bloei. Twee ideeën spraken daarbij

in het bijzonder tot de verbeelding. De eerste gedachte was dat

het menselijk zenuwgestel niet bestand zou zijn tegen het

vermogen van bommenwerpers om overal op te duiken en hun

vernietigende kracht tot uiting te brengen. Dit idee werkte door

in het streven het moreel van de bevolking te breken, waaraan

vooral de naam van de eerste commandant van de RAF, Sir Hugh

Trenchard, verbonden is. De tweede gedachte was dat geïndus-

trialiseerde maatschappijen als gevolg van hun complexiteit en

interdependentie bijzonder kwetsbaar waren voor bombarde-

menten. Dit idee, tijdens de Eerste Wereldoorlog ontwikkeld

door Lord Tiverton, werd gedurende het Interbellum gemeen-

goed in het denken van de Air Corps Tactical School (ACTS) in de

Verenigde Staten. Beide ideeën werden tijdens de Tweede

Wereldoorlog toegepast, maar bleken slechts een zeer gebrekkige

basis te hebben in de realiteit. Biddle schrija dit toe aan twee

factoren. In de eerste plaats belemmerden cognitieve processen

dat besluitvormers afwijkende informatie in hun gedachtegoed

opnamen. In de tweede plaats werkten bureaupolitieke belangen

het in de hand dat de bijdrage van de luchtstrijdkrachten aan een

militaire overwinning zo groot mogelijk werd afgeschilderd.

Page 28: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

27. Why the Allies Won / Richard Overy (Londen, Pimlico

(Random House), 1995) ISBN 0-7126-7453-5, 396 blz.; The Air

War 1939-1945 / Richard Overy (Londen, Macmillan, 1980) ISBN

0-333-44-4965, 263 blz.; The BaPle of Britain in 1940 / Richard

Overy (Londen, Penguin Books, 2000) geen ISBN, 161 blz.

Overy publiceerde in 1980 ‘The Air War 1939-1945’, dat inmiddels

de status van klassiek werk heea verworven. In ‘Why the Allies

Won’ plaatst hij de luchtoorlog in een ruimer kader. Voor de

verklaring van de geallieerde overwinning voert hij acht factoren

aan, waarvan de eerste drie militair van aard zijn: 1. de strijd op

zee tussen ‘liHle ships’ en ‘lonely aircra[’; 2. de Duitse nederlaag in

de diepte van het Russische land; 3. de instrumenten om te

winnen: bommenwerpers en bombardementen. Aan de aanbod-

zijde bleken de Amerikaanse voordelen van schaal vergroting in

de wapenproductie van grote betekenis. Technologisch waren de

Duitsers weliswaar superieur, maar ze verdeelden hun produc-

tieve inspanningen over te veel verschillende wapen soorten.

De luchtoorlog is dus slechts een verklarende factor temidden

van een groot aantal andere verschijnselen. Hierbij moet

Page 29: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

bovendien worden onderscheiden tussen beslissingen over

achtereen volgens technologie, productie en – ten slofe – inzet.

De geallieerde bombardementen dwongen de Duitse luchtmacht

tot het vervullen van luchtverdedigingstaken, waar door deze

niet kon bijdragen aan de luchtsteun voor de landstrijdkrachten.

Hiermee werd indirect een bijdrage geleverd aan de Duitse

overgave.

In 2000 heea Overy zijn trilogie over de Tweede Wereldoorlog

voltooid met zijn boekje ‘The Bafle’, dat volledig gewijd is aan

de competitie tussen aanvallende en verdedigende middelen

tijdens de BaHle of Britain in 1940.

28. The Conduct of Air War in the Second World War. An

International Comparison / Horst Boog (red.) (New York en

Oxford, Berg, 1992) ISBN 0-85496-697-8, 763 blz.

Deze bundel bevat de bijdragen aan een conferentie die het

Militärgeschichtliches Forschungsamt in 1988 te Freiburg heea

gehouden. Het openingsartikel is van de hand van Richard Overy

(zie titel 27), die met kracht van argumenten betoogt dat de

luchtmachten tijdens het Interbellum de top van het industriële

en technologische kunnen in de verschillende landen vertegen-

woordigden. Vervolgens passeren zeven belang rijke aspecten

van de luchtoorlog de revue, te weten: de lucht vaartindustrie;

de militaire research and development; doctrine, technologie en

logistiek; de luchtoorlog en humanitair oorlogs recht; de tactische

en strategische luchtoorlog; inlichtingen en ten slofe beleid en

bevelvoering. Het slothoofdstuk van de hand van Horst Boog,

tevens auteur van een gezaghebbende monografie over de

Lu[waffe, vat de conclusies op een afgewogen manier samen.

Het verfrissende van deze bundel is dat een internationaal-

vergelijkend perspectief wordt geboden; het nadeel is dat de

Angelsaksische landen en tot op zekere hoogte Duitsland en

Frankrijk zijn oververtegenwoordigd, terwijl andere landen

hetzij geheel ontbreken (Japan), hetzij minder uitvoerig aan

bod komen (Sovjet-Unie, Italië).

29. Air Power at the BaPlefront. Allied Close Air Support

in Europe, 1943-45 / Ian Gooderson (Londen en Portland,

Frank Cass (Cass Series: Studies in Air Power), 1998) ISBN 0-7146-

4211-8, 282 blz.

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog waren de Britse en

Amerikaanse luchtmachten geenszins ingesteld op het verlenen

van close air support (CAS) aan grondtroepen. Nadat deze nabij-

steun uitgebreid was beoefend tijdens de campagne in Noord-

Page 30: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Afrika, pasten de geallieerden de geleerde lessen vervolgens toe

tijdens de invasies van Italië en West-Europa. Op basis van

operationele analyse gaat Gooderson in dit boek nauwgezet na

in hoeverre dit verlenen van nabijsteun in de jaren 1944-1945

effectief is geweest. Hij concludeert onder meer dat het belang-

rijkste gevolg van nabijsteun niet gelegen was in de destructieve

kracht, maar in de demoraliserende en ontregelende effecten die

dergelijke gevechtsoperaties hadden op vijandelijke landmacht-

eenheden. Gooderson vergelijkt de effectiviteit van CAS met de

effecten van zware artilleriebeschietingen en de inzet van

vliegtuigen voor strategische verkenningsvluchten.

30. Strike from the Sky. The History of BaPlefield Air

APack, 1911-1945 / Richard P. Hallion (Washington D.C.,

Smithsonian Institution, 1989) ISBN 1-85310-020-x, 323 blz.

Hallion, als historicus verbonden aan de Amerikaanse luchtmacht-

staf, beschrija de inzet van luchtmachten voor operaties op de

grond in conflicten die zich afspeelden vanaf Libië (1911) tot en

met de Tweede Wereldoorlog. In zijn conclusies betrekt hij

tevens recentere ervaringen.

Hij concludeert dat baHlefield air interdiction (BAI) altijd van grotere

waarde is geweest dan close air support (CAS). BAI vereist in mindere

mate coördinatie met landoptreden en is om die reden ook

vaker ingezet dan CAS. Hallion concludeert hieruit dat het

verwerven van een capaciteit om nabijsteun te verlenen (wat

ook met bewapende helikopters mogelijk is), nooit ten koste

mag gaan van de BAI-missie. Onder meer op grond van de

Page 31: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

ervaringen bij aanvallen op de Ho Chi Minh-route in de Vietnam-

oorlog, concludeert Hallion dat aanvallen met als doel louter de

aanvoerlijnen van de tegenstander uit te schakelen doorgaans

teleurstellende resultaten opleveren. Ondersteuning van grond-

operaties kan volgens Hallion het beste worden uitgevoerd door

jachtvliegtuigen die een dubbele (‘swing’-)rol kunnen vervullen

(dat wil zeggen in staat zijn zowel vijandelijke vliegtuigen in de

lucht als gronddoelen aan te vallen) en niet door vliegtuigen die

uitsluitend gespecialiseerd zijn in het verlenen van nabijsteun,

zoals de Amerikaanse A-10 (‘Warthog’) en de Russische SU-25

(‘Frogfoot’). Ervaringen van de Sovjets met dit laatste toestel in

Afghanistan zouden uitwijzen dat dit type special purpose-

vliegtuigen alleen geschikt is voor counterinsurgency-operaties.

Ook zou dit type steeds kwetsbaarder worden voor surface-to-air-

missiles (SAM).

31. How Effective Is Strategic Bombing? Lessons

Learned from World War II to Kosovo / Gian P. Gentile (New

York en Londen, New York University Press, 2001) ISBN 0-8147-

3135-x, 273 blz.

Na de Tweede Wereldoorlog voerden de Verenigde Staten een

grootscheeps “Strategic Bombing Survey” uit. In dit onderzoek

werd nagegaan wat de effecten van de strategische bombarde-

menten op Duitsland en Japan waren geweest. In het geval van

Duitsland hadden de Amerikanen geprobeerd de “war-making

capacity” lam te leggen door het selectief bombarderen van

economische doelwifen, zoals het transportsysteem en de

energievoorziening. In Japan hadden (tot het afwerpen van de

atoombommen) de bombardementen daarentegen juist voor

zeventig procent bestaan uit het aanvallen van steden, wat

onder meer tot vuurstormen had geleid.

Gentile toont aan dat interpretatieverschillen over de inhoud

van begrippen belangrijk zijn bij de beoordeling van uitspraken

over effecten. Voorts spelen bij iedere evaluatie de belangen van

de krijgsmachtdelen een rol. Zo concludeerde het onder zoeks-

team dat “Japan zich in ieder geval voor 1 november (1945) zou

hebben overgegeven, en dat de atoombom de datum van

capitulatie slechts had versneld”. Deze bewering zou de

Amerikaanse luchtmacht later aanvoeren om erkend te worden

als zelfstandig krijgsmachtdeel. Op vergelijkbare bureaupoli-

tieke gronden bediende de Amerikaanse marine zich van het

argument dat de blokkade van Japan en het uitschakelen van de

Japanse vloot beslissend waren geweest voor de Japanse

nederlaag.

Page 32: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Ook na de Eerste Golfoorlog werd een grootscheeps onderzoek

ingesteld. Hierna ontspon zich een debat over de vraag of de

luchtoorlog dan wel het landoffensief de belangrijkste stoot tot

de nederlaag van Irak had gegeven. Gentile stipt aan dat inzake

Kosovo een vergelijkbare discussie op gang kwam: was de

dreiging met een invasie over land noodzakelijk geweest om

Milosevic te laten inbinden? Teneinde de grondslag voor dit

soort onderzoek zuiver te houden bepleit Gentile zo objectief

mogelijke historische geschiedschrijving van operaties. Op

basis van dit materiaal zouden vervolgens pluriform samen-

gestelde onderzoeksteams kunnen bestuderen welke factoren

het meest hebben bijgedragen aan het totstandkomen van

bepaalde effecten.

32. Carriers in Combat. The Air War at Sea / Chester G. Hearn

(Mechanicsburg, PA, Stackpole Books (verschenen in the Stack-

pole Military History Series), 2005) ISBN 0-8117-3398-x, 317 blz.

Dit boek bevat een vrijwel volledig overzicht van de inzet van

vliegkampschepen voor de oorlogvoering. Deze begon reeds

tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar culmineerde tijdens de

Tweede Wereldoorlog. In de eerste fase van deze krachtmeting

werden vanaf Britse vliegkampschepen Duitse slagschepen

aangevallen. Ook de resterende Franse vloot in de buurt van

Oran en de Italiaanse vloot, welke laatste zich in Taranto (op de

zuidpunt van de Italiaanse laars) had geconcentreerd, werden

vernietigd door Britse luchtaanvallen. In 1941 gebruikten de

Japanners de tactiek die zij van de Brifen in Taranto hadden

afgekeken bij hun aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl

Harbor. De strijd in de Stille Oceaan en in de Atlantische Oceaan

Page 33: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

toonde enerzijds aan dat vliegkampschepen het middel bij

uitstek waren voor ‘power projection’ van grote mogendheden,

maar anderzijds ook dat de carriers kwetsbaar waren voor

luchtaanvallen en voor onderzeeboten.

Na de Tweede Wereldoorlog verwierven de Verenigde Staten

nagenoeg een monopolie in deze wapenplatforms. Ze dienden

als varende vliegvelden bij beperkte (conventionele en irregu-

liere) oorlogen en speelden tevens een rol in vrijwel iedere

diplomatieke crisis. Kleinere mogendheden zoeken de laatste

tijd voor power projection soms hun toevlucht in helikopters of in

jachtvliegtuigen die geheel of gedeeltelijk verticaal kunnen

opstijgen vanaf schepen.

33. Air Power in the Nuclear Age 1945-1984. Theory and

Practice / M.J. Armitage en R.A. Mason (Houndsmills en

Londen, 1983) (Tweede druk 1985) ISBN 0-333-38660-4, 318 blz.

Dit veel geciteerde boek geldt als standaardwerk over de

luchtmacht tijdens de Koude Oorlog. De schrijvers onder-

scheiden vijf verschillende vormen van het gebruik van air power

gedurende dat tijdperk. Om te beginnen de inzet tijdens de

koloniale oorlogen en guerrillaoorlogen (Indochina, Malakka,

Algerije, Zuid-Vietnam). Hierover wordt op p. 245 geconcludeerd

dat “the chances of air power succeeding in this type of mission

may have actually diminished”. Vervolgens de inzet tijdens

conventionele oorlogen (Korea, Noord-Vietnam, de Arabisch-

Israëlische oorlogen, de expedities naar Suez en de Falkland-

eilanden). Belangrijk zijn uiteraard ook de gereedheid van de

luchtstrijdkrachten van de Sovjet-Unie en de NAVO tijdens de

Oost-West confrontatie en de bewaking van het luchtruim

(‘surveillance’) met AWACS. Volgens de auteurs wordt deze taak

Page 34: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

dikwijls onvoldoende op waarde geschat. Ten slofe onder-

scheiden zij ‘strategic air power’, zoals de bombardementen tegen

Hanoi en Haiphong in 1973.

Volgens Armitage en Mason tonen ‘Hiroshima’ en ‘Nagasaki’ aan

dat strategic air power aan het eind van de Tweede Wereldoorlog

de “dominante factor” was. De komst van rakefen en de sterkere

luchtverdediging hebben de bemande bommenwerper een slag

toegebracht waarvan deze nog steeds niet ten volle is hersteld.

34. The Limits of Air Power. The American Bombing of

North Vietnam / Mark Clodfelter (New York, Nebraska Paperback

Printing, 1989) (Uitgebreide druk 2006) ISBN 0-8032-6454-2,

311 blz.

Clodfelter, die als luchtmachtofficier in Vietnam heea gediend

en daarna is gaan doceren aan het National War College, kritiseert

in dit boek de inzet van de luchtmacht in de Vietnam-oorlog. Hij

oordeelt dat de inzet van de luchtstrijdkrachten niet strookte

met de politieke doeleinden van de oorlog. Dit gold allereerst

voor de ‘Rolling Thunder’-campagne (1965-1968), waarin de Ameri-

kaanse luchtaanvallen tegen een strook ten noorden van de

demarcatielijn de bedoeling hadden te suggereren dat de

Amerikanen vastberaden waren het Zuid-Vietnamese bewind

aan de macht te houden. Het gold evenzeer voor het Eerste

Linebacker-offensief tegen Noord-Vietnam (van mei tot oktober

1972) en tijdens de zogeheten Kerstbombardementen (het

tweede Linebacker-offensief tegen Hanoi en Haiphong), waar-

mee de regering-Nixon beoogde de Amerikaanse terugtrekking

Page 35: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

via diplomatieke overeenstemming mogelijk te maken. De

Amerikaanse luchtmachtdoctrine was erop gericht via het

uitschakelen van industriële doelwifen de Noord-Vietnamese

economie te verlammen, terwijl die in feite nog een overwegend

agrarisch karakter had.

In de epiloog van de editie van 2006 heea Clodfelter een belang-

wekkend toetsingskader van de effectiviteit van luchtmacht-

optreden in asymmetrische conflicten toegevoegd. Hierin

analyseert hij onder meer de recente oorlogen in Irak en

Afghanistan aan de hand van (zowel positieve als negatieve)

oorlogsdoelen alsmede verschillende modaliteiten van lucht-

machtoptreden (“direct” versus “indirect” alsook “zelfstandig”

versus “inzet als hulpmiddel voor iets anders”). De hier opge-

worpen vragen verdienen inderdaad beantwoording alvorens

men ten strijde trekt.

35. The Future of Air Power / Neville Brown (Londen en

Sydney, Croom Helm, 1988) ISBN 0-7099-3217-0, 309 blz.

Zich onbewust van het feit dat de Muur vlak daarop zou vallen,

schreef de Britse hoogleraar internationale veiligheidsvraag-

stukken Brown in 1988 een overzichtswerk van de militaire

krachtsverhoudingen in de derde dimensie tussen de NAVO en

het Warschaupact. Hij besteedt hierin veel aandacht aan allerlei

technische en elektronische foe�es waarmee de luchtstrijd-

krachten van de NAVO destijds met kwalitatieve middelen probeer-

den bij een eventuele militaire krachtmeting het luchtoverwicht

te verkrijgen. Dit werd nodig geacht vanwege de kwantitatieve

achterstand die het Westen in tal van wapen soorten had.

Daarnaast blijven geografische factoren (de geringe diepte van

West-Europa, lange trans-Atlantische aan voerroutes, kwetsbaar-

heid van vliegvelden) volgens Brown een belangrijke rol spelen.

Deze veiligheidssituatie bouwde voort op de wens van de

Verenigde Staten de conventionele verdediging van de NAVO te

versterken. Hiertoe werd in 1982 het zogeheten AirLand BaHle-

concept geïntroduceerd, dat beoogde tweede en volgende

echelons van het Warschaupact uit te schakelen voordat deze

het front in Centraal Europa zouden hebben kunnen bereiken.

Hiertoe moesten de landmachten en de luchtmachten van de

NAVO-landen innig samenwerken. In het verlengde van de

Amerikaanse AirLand BaHle-doctrine lanceerde de Amerikaanse

opperbevelhebber van de NAVO in Europa, Rogers, het zoge-

naamde Follow-On Forces AHack-concept (FOFA), dat ongeveer

hetzelfde beoogde. Dit boek geea een aardige inkijk in het

denken tijdens de nadagen van de Koude Oorlog.

Page 36: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

36. Military Helicopter Doctrines of the Major Powers,

1945-1992 / Mafhew Allen (Westport CT, Greenwood Press,

1993) ISBN 0-313-28522-5, 293 blz.

De Australische historicus Allen laat in dit boek zien hoe de

invoering van de helikopter voorzag in de grotere behoeae aan

mobiliteit op het slagveld. Daarbij ging het enerzijds om het

gebruik voor counterinsurgency-doeleinden, zoals de inzet van de

Amerikaanse gevechtshelikopter ‘Cobra’ tijdens de Vietnam-

oorlog. Anderzijds werd in het kader van de AirLand BaHle-doctrine

door de Verenigde Staten eveneens geprobeerd helikopters in te

zefen tijdens een conventionele oorlog, zowel om gaten in de

verdediging te dichten als om achter de frontlijn in het

vijandelijke achtergebied te kunnen opereren. De Verenigde

Staten volgden in dit opzicht het voorbeeld van de Sovjet-Unie,

waarin door de luchtmacht ondersteunde aanvallen van land-

eenheden in de diepte altijd al centraal hadden gestaan. Allen

beschrija hoe zich soortgelijke ontwikkelingen voordeden in

het Verenigd Koninkrijk (met de introductie van een lucht-

mobiele brigade), West-Duitsland en Frankrijk.

De schrijver verzet zich tegen het gebruik van de term rotary-wing

revolution, omdat volgens hem geen sprake is van een vervanging

van de tank door de helikopter maar van een wederzijdse

aanvulling tussen deze twee wapensystemen.

37. Deliberate Force. A Case Study in Effective Air

Campaigning / Robert C. Owen (red.) (Maxwell Air Force Base

(ALA), Air University Press, 2000) ISBN 1-58566-076-0, 541 blz.

Na de campagne Deliberate Force, die resulteerde in de Dayton-

akkoorden die tot het staken van de vijandelijkheden in Bosnië

leidden, kreeg een team van de Air University de opdracht dit

luchtoffensief te evalueren. Het resultaat hiervan, de zogeheten

Page 37: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Balkans Air Campaign Study (BACS), is neergelegd in dit uitvoerige

rapport, dat – ondanks de succesvolle afloop – de vinger legt op

diverse tekortkomingen. Zo bleek de NAVO niet of nauwelijks over

een air doctrine te beschikken, waardoor de toch al dominante

positie van de Amerikanen nog sterker kon worden. Een andere

tekortkoming bleek het gebrek aan precisiegeleide wapens,

waardoor ook de Nederlandse F-16’s die aan de operatie deel-

namen slechts beperkt inzetbaar waren. De uiteindelijk gekozen

gefaseerde, gradualistische (zie titel 15) bombarde mentsstrategie

wordt getoetst aan de theorie van Warden (titel 16), aan de “effects-

based approach of operations” (titel 9) en aan de “denial”-strategie

van Pape (titel 17). Het zwaartepunt van de Servische tegenstander

werd door de NAVO rijkelijk vaag gedefinieerd als de “historic

Bosnian fear of domination”. Er werd echter geen rekening

gehouden met het Bosnische zwaarte punt: het behoud van

Sarajevo. Ook de gebrekkige of zelfs afwezige afstemming tussen

de diplomatie (Holbrooke) en de luchtcampagne, die geleid werd

door luitenant-generaal M.E. Ryan, wordt bekritiseerd.

38. War over Kosovo. Politics and Strategy in a Global

Age / Andrew J. Bacevich en Eliot A. Cohen (red.) (New York,

Columbia University Press, 2001) ISBN 0-231-12485-x, 223 blz.

Het blija nog steeds raadselachtig waarom president Milosevic

in 1999, na een luchtcampagne van 78 dagen, de omstreden

provincie Kosovo ontruimde. Velen zagen hierin de triomf van

een nieuwe, vooral Amerikaanse, wijze van oorlogvoeren,

waarin met kruisvluchtwapens en vliegtuigen uitgevoerde

precisieaanvallen voldoende waren voor de overwinning. Deze

nieuwe methode zou bovendien zowel het aantal onbedoelde

slachtoffers onder de burgerbevolking als het aantal slachtoffers

aan eigen zijde tot een minimum beperken.

Page 38: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

In deze bundel worden echter veel vraagtekens geplaatst bij

deze ‘Revolution in Military Affairs’. Zo kan men voorzien dat de

tegenstander zijn toevlucht zal nemen tot irreguliere strijd-

methoden. Verder was men door het optreden in coalitieverband

genoodzaakt een gradualistische strategie (zie titel 15) te kiezen,

terwijl de Amerikaanse luchtmachtdoctrine eerder in aanvallen

op het vijandelijk zwaartepunt (Belgrado) voorzag. Daardoor

duurde de strijd wellicht onnodig lang.

39. The Iraq War. Strategy, Tactics and Military Lessons /

Anthony H. Cordesman (Westport, Praeger, 2003) ISBN 0-275-

98227-0, 572 blz.

Cordesman, verbonden aan het Center for Strategic and International

Studies (CSIS) in Washington, heea veel over militaire aangelegen-

heden in het Midden-Oosten gepubliceerd. In deze heet-van-de-

naald geschreven analyse trekt hij lessen uit de conventionele

fase van de oorlog tegen Irak (2003), waarin de coalitie van de

Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Australië binnen

een maand een militaire overwinning boekte. Cordesman

schrija dat onder meer toe aan de goede interactie tussen de

land- en de luchtstrijdkrachten. Hij kent aan de operatie Iraqi

Freedom liever de eigenschappen “precision and focus” toe dan

“shock and awe”. Het laatste deel is gewijd aan de fouten die de

geallieerden hebben gemaakt in de fase van staatsopbouw die

op de militaire zege had moeten volgen. Juist in deze fase was

volgens Cordesman een omvangrijker inzet van eenheden op de

grond nodig geweest.

Page 39: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Nederlandse luchtmachtgeschiedenis

Prealabel: In vogelvlucht. Geannoteerde bibliografie over de

Nederlandse luchtvaart vanaf 1784 / W. Snieder (Alphen aan den

Rijn, Uitgeverij Canalefo, 1999) ISBN 90-6469-734-5, 468 blz.

Deze bibliografie inventariseert alle publicaties op lucht-

vaartgebied die in Nederland het licht hebben gezien. Hiervan is

deel E (blz. 211-316) gewijd aan de militaire luchtvaart. Iedere

titel is voorzien van een annotatie. De bibliografie van Snieder

laat zich heel goed combineren met deze leeswijzer.

40. Een halve eeuw militaire luchtvaart / R.W.C.G.A. Wifert

van Hoogland (Den Haag, Staatsuitgeverij, 1963) 541 blz.; Vlucht

door de tijd. 75 jaar Nederlandse luchtmacht / A.P. de Jong

(red.) (Houten, Unieboek, 1988) geen ISBN, 440 blz.

In 1913 werd binnen het Nederlandse leger de ‘Luchtvaart-

afdeeling’ opgericht, die later zou uitgroeien tot de Koninklijke

Lucht macht. In deze fraai geïllustreerde gedenkboeken wordt de

aandacht verdeeld tussen de beginjaren, het Interbellum, de

Tweede Wereldoorlog en het straaltijdperk. Bij dit laatste komen

niet alleen de jachtvliegtuigen, maar ook het personeel, de

geleide wapens en de helikopters die behoorden tot de Groep

Lichte Vliegtuigen aan bod. De diverse bijdragen zijn geschreven

door deskundigen uit de luchtmacht, luchtmachthistorici en in

het meest recente boek ook door luchtvaartjournalisten. Hierin

houdt kolonel H.W. Safer een pleidooi voor het concept van een

swing-role-gevechtsvliegtuig.

41. De luchtverdediging in de meidagen van 1940 /

F.J. Molenaar (’s-Gravenhage, Staatsuitgeverij, 2 banden, 1970)

geen ISBN, 1171 blz.

Dit is de luchtmachtpendant van de zogenaamde Groene Serie,

de zeer gedetailleerde reconstructie van de strijd te land in de

meidagen van 1940. Medio 1954 gaf de chef van de toenmalige

Luchtmachtstaf aan kolonel F.J. Molenaar opdracht de operaties

Page 40: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

van het Wapen der Militaire Luchtvaart in 1940 te boekstaven.

Dat leidde in 1970 tot dit omvangrijke verslag. In de lucht ver-

dediging moesten volgens de auteur 185 Nederlandse toestellen

het opnemen tegen 400 Duitse, waarbij 139 Neder landse

vliegtuigen verloren gingen. Daarentegen werden door de

Nederlandse luchtdoelartillerie 231 Duitse vliegtuigen volledig

vernietigd.

42. Vliegvelden in oorlogstijd. Nederlandse vliegvelden

tijdens de bezePing en bevrijding 1940-1945 / Peter Grimm,

Erwin van Loo, Rolf de Winter (red.) (Amsterdam, Uitgeverij

Boom, 2009) ISBN 978-908506-823-5, 511 blz.

Deze fraai verzorgde uitgave behandelt de geschiedenis van de

militaire (hulp)vliegvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Het boek opent met de historie van de vliegvelden die door de

Duitsers in Nederland werden aangelegd of uitgebreid, vooral

voor de verdediging tegen Britse en Amerikaanse bommen-

werpers, maar ook als uitvalsbases voor acties tegen Groot-

Brifannië. De geschiedenis van deze 27 bases wordt in deel 2

van dit rijk geïllustreerde boek afzonderlijk beschreven, waarbij

voor ieder vliegveld een bijbehorende kaart is afgebeeld. Het

derde deel gaat over de geallieerde luchtstrijdkrachten die een

onderkomen vonden in het bevrijde deel van Nederland. Het

vierde deel behandelt de operaties die de geallieerden vanaf

1944 vanaf veertien vliegvelden in Zuid-Nederland uitvoerden.

43. Luchtmachtstructuren in beweging. 80 jaar luchtvaart-

organisatie / R. de Winter en E.H.J.C.M. Doreleijers (Den Haag,

Sectie Luchtmachthistorie, 1994) ISBN 90-73696-09-7, 176 blz.

Dit boek verschaa een beknopt overzicht van de geschiedenis

van de Nederlandse militaire luchtvaart. Daarbij ligt de nadruk

Page 41: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

op de inpassing van de luchtstrijdkrachten in de Nederlandse

defensieorganisatie, waarbij veel aandacht uitgaat naar het

effect van reorganisaties op de relatieve zelfstandigheid van de

luchtmacht.

44. Check the Horizon. De Koninklijke Luchtmacht en het

conflict in voormalig Joegoslavië 1991-1995 / Wim Lutgert en

Rolf de Winter (Den Haag, Sectie Luchtmachthistorie/SDU, 2001)

ISBN 90-12-08769-4, 634 blz.

Dit werk doet minutieus verslag van de betrokkenheid van de

Nederlandse luchtmacht bij de oorlog in Bosnië-Herzegovina;

aanvankelijk in de vorm van een bijdrage aan de afdwinging van

het vliegverbod (Deny Flight), nadien tevens bij het verlenen van

luchtsteun ter bescherming van de ‘safe areas’ (waaronder

Srebrenica) en ten slofe via deelneming aan de bombarde-

mentscampagne Deliberate Force (zie titel 36). Deze laatste zou

tezamen met een grondoffensief van vooral de Kroaten

resulteren in de akkoorden van Dayton. Vanuit Nederlands

perspectief wordt geklaagd dat de bevelslijn voor luchtoperaties

uitsluitend door Amerikanen werd beheerst. Het slothoofdstuk

geea een aanzet tot evaluatie, waarbij onder meer op het

onderscheid tussen het bewaren en het afdwingen van vrede

wordt ingegaan. Daarbij is enforcement veel moeilijker te bereiken

dan vredebewaring.

Page 42: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

45. Crossing the Border. De Koninklijke Luchtmacht na de

val van de Berlijnse Muur / P.E. van Loo (Den Haag, SDU

Uitgevers, 2003) ISBN 90-12-09957-9, 848 blz.

Dit van veel foto’s voorziene boekwerk geea een overzicht van de

verkleining en modernisering die de Koninklijke Luchtmacht na

de Koude Oorlog doorliep. Nadat in deel I het beleid, de logistiek

en de opleidingen zijn behandeld, komen in deel II de zoge-

noemde vier pijlers van air power aan bod: jachtvliegtuigen,

helikopters, grondgebonden luchtverdediging en luchfransport.

Vooral de helikopters en de transportvliegtuigen waren nodig

om de expeditionaire agenda te kunnen uitvoeren. In deel III

komen de operaties aan bod waaraan de Koninklijke Luchtmacht

na de Koude Oorlog deelnam. Dit betrof humanitaire operaties,

inzet als onderdeel van vredebewarende operaties en ten slofe

optreden hoog in het geweldspectrum, zoals tijdens het

Kosovo-conflict.

46. Hete hangijzers. De aanschaf van Nederlandse

gevechtsvliegtuigen / Bert Kreemers (Amsterdam, Balans,

2009) ISBN 978-90-5018-824-1, 351 blz.

De selectie en aanschaf van jachtvliegtuigen vergen veel

politieke energie. In deze vlot geschreven casestudie beschrija

Kreemers hoe de keuze bij de vervanging van de Starfighter en

de NF-5 uiteindelijk viel op de F-16, hoewel defensiedeskundigen

binnen de Partij van de Arbeid (van 1973 tot 1977 regeringspartij)

lange tijd leken over te hellen naar een Europees alternatief,

waarbij vooral de Franse Mirage in beeld was. Kreemers betoogt

dat de keuze voor het Amerikaanse toestel voortvloeide uit het

voortdurend ijveren van de Koninklijke Luchtmacht, die over

een gunstige informatiepositie beschikte en van oordeel was

dat met dit swing-role-vliegtuig het beste aan haar operationele

eisen werd voldaan.

Page 43: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

47. Blazing Skies. De Groepen Geleide Wapens van de

Koninklijke Luchtmacht in Duitsland, 1960-1995 / R. Nederlof

(Den Haag, SDU Uitgevers, 2002) ISBN 90-12-09678-2, 555 blz.

Van 1960 tot 1995 leverde Nederland een bijdrage aan de

luchtverdedigingsgordel die in West-Duitsland luchtaanvallen

van het Warschaupact zou moeten tegenhouden. Hiertoe werden

op zo’n twintig locaties rakefen van het type Nike-Hercules

(tegen doelen op grote hoogte) en Hawk (tegen doelen op

geringere hoogte) gestationeerd. Van deze lanceermiddelen

waren vele Nike-rakefen zowel geschikt om te worden voorzien

van conventionele als nucleaire ladingen, aangezien alleen met

een nucleaire explosie een grote formatie Russische bommen-

werpers kon worden vernietigd. (Daarnaast had de Nike volgens

de schrijver als secundaire taak ook nog het aanvallen van

gronddoelen). Dit boek beschrija eveneens het wel en wee van de

bemanningen van de geleide wapensquadrons en hun gezinnen

die in Duitsland waren gehuisvest.

48. De luchtstrijd rond Borneo. Operaties van de Militaire

Luchtvaart KNIL in de periode december 1941 tot februari

1942 / P.C. Boer (Houten, Unieboek, 1987) ISBN 90-269-4253-2,

299 blz.; De luchtstrijd om Indië. Operaties van de Militaire

Luchtvaart KNIL in de periode december 1941 tot maart 1942 /

P.C. Boer e.a. (Houten, Unieboek, 1990) ISBN 90-269-4160-9,

348 blz.; Het verlies van Java. Een kwestie van Air Power / P.C.

Boer (Amsterdam, De Bataafsche Leeuw, 2006) ISBN 90-6707-

599-x, 480 blz.

In deze boeken worden de operaties van het Wapen der Militaire

Luchtvaart (ML) van het KNIL behandeld tijdens de luchtoorlog

om Nederlands-Indië. Ze zijn in die zin equivalent aan het boek

van Molenaar over de meidagen in Nederland (titel 41). In

december 1941 concentreerden de gevechtshandelingen zich op

Page 44: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

de verdediging van Borneo, aangezien dit dichtbij het door de

Japanners bezefe Malakka was gelegen. In februari 1942 ont-

spon zich een luchtstrijd boven Java, dat eveneens verloren

ging. In zijn meest recente boek behandelt Boer de strijd van de

geallieerde lucht-, zee- en landstrijkrachten in de periode

18 februari tot en met 7 maart 1942, waarbij onder meer de Slag

in de Javazee aan de orde komt.

49. De Militaire Luchtvaart van het KNIL in de jaren 1942-

1945 / O.G. Ward (Weesp, Unieboek, 1985) ISBN 90-228-3778-5,

424 blz.; De Militaire Luchtvaart van het KNIL, 1945-1950 / O.G.

Ward e.a. (Houten, Unieboek, 1988) ISBN 90-269-4410-1, 382 blz.

Nog voor de capitulatie van Nederlands Oost-Indië op 8 maart

1942 waren het personeel van de vliegscholen van het KNIL en de

marine, een transportsquadron en twee kleine groepen perso-

neel overgebracht naar Australië. Uit dit personeel werden in

Australië twee operationele eenheden geformeerd die deel-

namen aan de strijd tegen Japan. Dit boek beschrija uitvoerig de

wederwaardigheden van deze squadrons, die trouwens niet

uitsluitend uit Nederlanders bestonden.

Van dezelfde auteur verscheen in 1988 een vervolgstudie over de

bevrijding van de Japanse bezefer en de inzet van het lucht-

wapen gedurende de dekolonisatieoorlog. De belangrijkste

bijdrage hieraan was de grootscheepse luchtlanding tijdens de

Tweede Politionele Actie, die als doel had Djokjakarta, de

hoofdstad van de Republiek, in te nemen.

50. 70 Jaar Marineluchtvaartdienst / N. Geldhof e.a. (Leeu-

warden, Eisma, 1987) ISBN 90-70052-54-7, 215 blz.

Reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog had niet alleen de

landmacht een vliegdienst, maar ook de marine: de Marine

Page 45: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Luchtvaartdienst (MLD). Deze beschikte zowel in het Europese

deel van het Koninkrijk (zes vliegkampen) als in Nederlands-

Indië over eigen toestellen. Het zwaartepunt van de operaties

lag tot de Indonesische ona�ankelijkheid in de Indische

archipel. De ruggengraat van de luchtvloot bestond uit een mix

van watervliegtuigen en vliegboten. Een uitgebreid overzicht

van deze periode geea L. Honselaar (1950), Vleugels van de vloot,

Roferdam: Wyt, 336 blz.

In de Koude Oorlog was opsporing en bestrijding van

onderzeeboten met behulp van maritieme patrouillevliegtuigen

en helikopters op het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan

een belangrijke taak van de Marine Luchtvaartdienst. Hiervoor

maakte de dienst zowel gebruik van bases aan de wal als van het

vliegkampschip Karel Doorman (dat in 1982 onder de naam 25 mei

nog voor de Argentijnen bij de Falklandeilanden actief was). Dit

overzichtswerk besluit met de ongefundeerd gebleken stelling

dat “een goed geoefende marineluchtvaartdienst (...) altijd een

essentieel onderdeel van de marine zal blijven”. Tegenwoordig

zijn alle helikopters van de krijgsmacht samengevoegd in het

Defensie Helikopter Commando (DHC).

P.S.: Recent is verschenen: Rolf de Winter, ‘A Century of Military

Aviation in the Netherlands 1911-2011’, in de bundel Airpower in the

20th Century: National Experiences, een uitgave van de Commissione

Internationale de Storia Militare. Dit artikel is ook te raadplegen op

internet: <www.difesa.it/Area_Storica_HTML/editoria/Pagine/edi

toria.aspx> en <www.litosroma.it/airpower> (flip version). De

Winter behandelt de geschiedenis van de (Koninklijke)

Luchtmacht in drie episoden: vanaf de oprichting tot de Koude

Oorlog, tijdens de Koude Oorlog, en de fase na de Koude Oorlog.

Page 46: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis
Page 47: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis

Colofon

Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in

Den Haag is een gespecialiseerd kennis- en onderzoekscentrum

op het gebied van de Nederlandse militaire geschiedenis. Het

instituut publiceert wetenschappelijke studies, verzorgt onder-

wijs aan militaire opleidingsinstituten en universiteiten en

maakt zijn verworven kennis en audiovisueel bezit toegankelijk

voor een breed publiek.

Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Frederikkazerne

Van der Burchlaan 31

Postbus 90701, 2509 LS Den Haag

www.mindef.nl/nimh

Het NIMH heea dankbaar gebruikgemaakt van (titel)suggesties

van een aantal deskundigen. Onze dank gaat uit naar drs. P.E.

van Loo, commodore prof. dr. F.P.B. Osinga, prof. dr. B.

Schoenmaker, W. Snieder, luitenant-generaal b.d. D.L. Starink,

drs. Q.J. van der Vegt en kolonel P.W.W. Wijninga.

Teksten en eindredactie

Prof. dr. J.G. Siccama

Bureauredactie

Drs. M.E. Horrée

Beeldredactie

Drs. P.E. van Loo

Illustratieverantwoording

Alle illustraties zijn a�omstig uit de beeldcollectie van het NIMH

Vormgeving en druk

OBT bv, Den Haag

© 2012 Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag

Page 48: Militair- Historische Leeswijzer Luchtmacht- geschiedenis