Milieubeoordeling PRUP Dendermonde rev1 · 2017. 12. 7. · Bodemzetting kan optreden door...

89
Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc Milieubeoordeling RUP Dendermonde Milieubeoordeling RUP Afbakening structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Dendermonde Definitief Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Dienst 33-Ruimtelijke ordening en stedenbouw Gouvernementstraat 1 9000 Gent Grontmij Vlaanderen Gent, 25 mei 2007

Transcript of Milieubeoordeling PRUP Dendermonde rev1 · 2017. 12. 7. · Bodemzetting kan optreden door...

  • Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc

    Milieubeoordeling RUP Dendermonde

    Milieubeoordeling RUP Afbakening structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Dendermonde

    Definitief

    Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Dienst 33-Ruimtelijke ordening en stedenbouw Gouvernementstraat 1 9000 Gent

    Grontmij Vlaanderen Gent, 25 mei 2007

  • Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc

    Verantwoording

    Titel : Milieubeoordeling RUP Dendermonde Subtitel : Milieubeoordeling RUP Afbakening structuurondersteunend

    kleinstedelijk gebied Dendermonde Projectnummer : 229857 Referentienummer :

    Revisie : 1 Datum : 25 mei 2007

    Auteur(s) : Xenia Goessens, Rik Houthaeve, Guy Putzeys, Sophie De Vlieger

    E-mail adres : [email protected] Gecontroleerd door : Christophe Cneut Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : Rik Houthaeve Paraaf goedgekeurd : Contact : Meersstraat 138A

    B-9000 Gent T +32 9 241 59 20 F +32 9 241 59 30 E [email protected]

  • Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc

    Inhoudsopgave

    1 Deelplan uitbreiding Hoogveld II ................................................................................. 4 1.1 Achtergrond .................................................................................................................. 4 1.1.1 Locatieonderzoek.......................................................................................................... 4 1.1.2 Juridische en beleidsmatige context ............................................................................. 4 1.1.3 Watertoets ..................................................................................................................... 4 1.2 Beoordeling per discipline ............................................................................................ 5 1.2.1 Bodem en grondwater................................................................................................... 5 1.2.2 Oppervlaktewater........................................................................................................ 10 1.2.3 Fauna en flora ............................................................................................................. 15 1.2.4 Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie ..................................................... 19 1.2.5 Geluid en trillingen ..................................................................................................... 22 1.2.6 Licht............................................................................................................................ 25 1.2.7 Lucht ........................................................................................................................... 27 1.2.8 Mens – Verkeer........................................................................................................... 32 1.2.9 Mens ........................................................................................................................... 34 1.2.10 Integratie en eindsynthese........................................................................................... 36

    2 Milieubeoordeling Deelplan Dendermonde-West ...................................................... 38 2.1 Achtergrond ................................................................................................................ 38 2.1.1 Locatie onderzoek....................................................................................................... 38 2.1.2 Ontsluitingsalternatieven ............................................................................................ 38 2.1.3 Juridische en beleidsmatige context ........................................................................... 39 2.1.4 Watertoets ................................................................................................................... 39 2.2 Beoordeling per discipline .......................................................................................... 40 2.2.1 Bodem en grondwater................................................................................................. 40 2.2.2 Oppervlaktewater........................................................................................................ 46 2.2.3 Fauna en flora ............................................................................................................. 51 2.2.4 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie........................................................ 56 2.2.5 Mens ........................................................................................................................... 61 2.2.6 Mens – Verkeer........................................................................................................... 63 2.2.7 Geluid en trillingen ..................................................................................................... 66 2.2.8 Licht............................................................................................................................ 68 2.2.9 Lucht ........................................................................................................................... 70 2.2.10 Integratie en eindsynthese........................................................................................... 71

    3 Bijlagen....................................................................................................................... 74

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 4-

    1 Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    1.1 Achtergrond 1.1.1 Locatieonderzoek Tijdens het afbakeningsproces van het structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Dendermonde werd een uitgebreid locatieonderzoek uitgevoerd met betrekking tot de realisatie van een nieuw gemengd regionaal bedrijventerrein op het grondgebied Dendermonde. In dit planproces werden verschillende milieuaspecten specifiek inzake mobiliteit en landschap, geïn-tegreerd. De evaluatie gebeurde op basis van volgende criteria: mogelijke grenzen vanuit het buitengebied, landschap, landbouw en natuur, ontsluitingsmogelijkheden en verenigbaarheid met volgende functies. Aangezien het locatieonderzoek reeds werd uitgevoerd ten tijde van het planproces, wordt dit in het kader van de milieubeoordeling niet meer uitgevoerd. Voor een gestructureerde beschrijving van het totstandkomen van de definitieve plaatsbepaling van het bedrijventerrein Hoogveld II wordt verwezen naar ‘5.2.4.2. Zoekzones voor een ge-mengd regionaal bedrijventerrein’. 1.1.2 Juridische en beleidsmatige context Voor de juridische en beleidsmatige context wordt verwezen naar Bijlage 1. Bijlage 1 vormt een aanvulling bij hoofdstuk ‘3 Juridische context en beleidscontext’. 1.1.3 Watertoets Voor de watertoets wordt verwezen naar Bijlage 2.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 5-

    1.2 Beoordeling per discipline 1.2.1 Bodem en grondwater 1.2.1.1 Referentiesituatie Het plangebied bevindt zich in de Zandstreek. Volgens de bodemkaart bestaat het plangebied hoofdzakelijk uit matig droge zandleembodems (Figuur 1). Plaatselijk komen matig droge lemi-ge zandbodems en natte lichte zandleembodems voor. Deze bodems zijn infiltratiegevoelig. In het westen van het plangebied wordt een bebouwde zone waargenomen. Onderstaande tabel 1 geeft een gedetailleerd overzicht van de bodems die voorkomen in het plangebied. Tabel 1 Bodems voorkomend in het plangebied (bron: Bodemkaart en bijhorende legende) Pcc matig droge licht zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont. Scc matig droge lemig zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont Pep natte lichte zandleembodem zonder profiel OB Bebouwde zone

    Figuur 1 Situering van het deelplangebied op de bodemkaart

    De Quartaire deklaag heeft in het plangebied een gemiddelde dikte van 15,5 m. Onder de Quar-taire deklaag worden tertiaire afzettingen aangetroffen van de Formatie van Maldegem en de Formatie van Lede. Volgens de Kwetsbaarheidskaart van Oost-Vlaanderen wordt het grondwater gekarakteriseerd als zeer kwetsbaar (Ca1) en dit ten gevolge van het voorkomen van een zandige deklaag, een zandige watervoerende laag en een onverzadigde zone van maximaal 10m. Volgens de Data-bank ondergrond Vlaanderen wordt het grondwater aangetroffen op een diepte van ca. 2 m-mv. Binnen het deelplangebied worden geen vergunde grondwaterwinningen aangetroffen. In een straal van 1 km rondom het projectgebied worden 11 grondwaterwinningen aangetroffen.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 6-

    Het plangebied wordt volgens de grondwaterstromingsgevoeligheidskaart gekenmerkt door een matige gevoeligheid voor de grondwaterstroming. De Vlassenbroeksepolder in het noorden is hoofdzakelijk zeer gevoelig voor grondwaterstroming, plaatselijk komen er matige grondwater-stromingsgevoelige gebieden voor. 1.2.1.2 Effectbespreking Wijziging bodemprofiel en bodemstructuur De geplande inrichting van het bedrijventerrein heeft een wijziging van zowel het bodemprofiel als de bodemstructuur tot gevolg. Het bodemprofiel binnen het plangebied is echter reeds verstoord t.g.v. de vroegere en huidige landbouwactiviteiten. Dit effect wordt dan ook als verwaarloosbaar (0) beoordeeld. Door het berijden met zware machines en de stockage van materieel zal een verdichting van de bodemstructuur optreden. Bodemverdichting brengt een korrelstructuur met een ongunstige wa-ter- en luchthuishouding met zich mee, die afgeleide effecten op de plantengroei kan teweeg-brengen. De omvang van bodemverdichting is het grootst op zware bodem (klei en leem) en bij uitvoering van de werken tijdens natte weersomstandigheden. De impact is geringer op lichte bodems (zand) en bij uitvoering van de werken tijdens droge weersomstandigheden. De zandleembodems en de lemige zandbodems in het plangebied zijn door hun lichtere textuur minder gevoelig voor bodemverdichting waardoor dit effect als licht negatief (-) beoordeeld wordt. Grondverzet en risico op verspreiding verontreiniging Momenteel is er geen grondbalans beschikbaar. Het is wel gekend dat het terrein niet zal opge-hoogd worden, waardoor grondverzet voornamelijk zal resulteren in de afvoer van uitgegraven gronden. Bij grondverzet bestaat het risico op verontreiniging door verspreiding van verontreinigde gron-den. Om dit risico te voorkomen dient er voldaan te worden aan de vigerende wetgeving m.b.t. grondverzet, m.n. hoofdstuk X van de VLAREBO-wetgeving. Bij een beoogde uitgraving zoals bedoeld in het VLAREBO dient er een technisch verslag en een bodembeheerrapport opgesteld te worden als de uitgegraven bodem afkomstig is van een verdachte grond of als de totale uit-graving op een niet-verdachte grond meer dan 250 m3 bedraagt. Op basis van het technisch ver-slag waarin de bodemkwaliteit van de uitgegraven grond wordt vergeleken met de verschillende normen van VLAREBO, wordt bepaald of de bodem mag hergebruikt worden binnen de kadas-trale werkzone en/of naar welke bodembestemmingstype de bodem buiten de kadastrale werk-zone mag afgevoerd worden. Indien afbraakwerken noodzakelijk zijn, dient bij het hergebruik ervan voldaan te worden aan de VLAREA-wetgeving. Hoofdstuk IV van het VLAREA geeft de nadere bepalingen voor de aanwending van afvalstoffen als secundaire grondstoffen. Indien de regelgeving van het VLAREBO en VLAREA strikt worden opgevolgd, dan wordt het risico op verspreiding van verontreiniging voorkomen. Er wordt dan ook geen significant effect (0) verwacht. Risico op bodemzettingen Bodemzetting kan optreden door langdurig zware belasting of door ontwatering van slappe la-gen zoals klei- en veenlagen. Aangezien binnen het plangebied zandleembodems aangetroffen worden, worden geen aanzienlijke zettingen verwacht. Er is echter geen zekerheid omtrent het al dan niet voorkomen van continue veenlagen. Indien plaatselijk veenlagen aangetroffen wor-den, is de kans op zettingen reëel. Deze kans wordt groter als sterke bemaling noodzakelijk is.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 7-

    Dit effect wordt dan ook beoordeeld als niet significant (0) tot sterk negatief (---), op basis van het al dan niet voorkomen van continue veenlagen en het noodzakelijk zijn van bemaling. Wijziging grondwaterniveau Het geplande bedrijventerrein kan op drie manieren een invloed uitoefenen op het grondwater-niveau, nl: door toename van verharde oppervlakte, het niet behouden van de bestaande water-loop en door potentiële bemaling. • De aanleg van het geplande bedrijventerrein gaat gepaard met een toename van de verharde

    oppervlakte waardoor infiltratie plaatselijk verhinderd wordt. Hierdoor zal het grondwater-niveau plaatselijk afnemen. Bij de inrichting van het bedrijventerrein zullen alle bedrijven echter moeten voldoen aan de stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater dd. 01/10/2004 die stelt dat hemelwater dat niet kan worden hergebruikt op de site, zoveel mo-gelijk moet kunnen infiltreren alvorens het vertraagd afgevoerd wordt. Door deze verplich-ting worden meer mogelijkheden gecreëerd voor het aanvullen van de grondwatertafel, waardoor grondwaterverlaging t.g.v. de inrichting van het bedrijventerrein beperkt wordt. Dit effect wordt dan ook als licht negatief (-) beoordeeld.

    • Bij de geplande inrichting van het bedrijventerrein wordt de bestaande waterloop in het

    plangebied niet behouden waardoor infiltratie naar het grondwater vanuit deze waterloop niet meer mogelijk zal zijn. Dit zal resulteren in een aanzienlijke plaatselijke verdroging en wordt beoordeeld als matig negatief (--).

    • Er wordt verwacht dat er voor de inrichting en exploitatie van het bedrijventerrein geen be-

    maling noodzakelijk is. Indien dit echter wel het geval is, zal de mate waarmee het grondwa-terpeil tijdelijk daalt afhangen van de hoeveelheid onttrokken grondwater. De beoordeling van dit effect zal dus variëren tussen verwaarloosbaar (0) en sterk negatief (---). Indien grote hoeveelheden grondwater onttrokken wordt, kan de invloedsstraal van de bemaling dermate groot zijn, dat deze reikt tot de Vlassenbroekse polder, waardoor afgeleide effecten kunnen ontstaan op fauna en flora. Dit komt verder aan bod bij de bespreking van de discipline Fau-na en Flora

    Algemeen wordt de verlaging van het grondwaterpeil t.g.v. de inrichting van het geplande be-drijventerrein als matig negatief (--) tot sterk negatief beoordeeld (---), afhankelijk van het al dan niet voorkomen van sterke grondwaterbemaling. Bodem- en grondwaterverontreiniging t.g.v. calamiteiten Zowel tijdens de inrichtingswerken als tijdens de exploitatie van het bedrijventerrein kan er bo-dem- en/of grondwaterverontreiniging optreden. De impact van deze verontreiniging is afhanke-lijk van de verontreinigende stof, de duurtijd van de blootstelling aan de verontreinigende stof en de aard van de ondergrond. Aangezien de bodem opgebouwd is uit zandig materiaal, er geen beschermde deklaag aanwezig is en het grondwaterpeil zich op een diepte van ca. 2 m-mv be-vindt is de kans op verontreiniging van zowel bodem als grondwater reëel. Afhankelijk van de verontreinigingsituatie vormt dit een licht negatief (-) tot zeer negatief (---) effect. 1.2.1.3 Milderende maatregelen Wijziging bodemstructuur Om verdichting t.g.v. stockage van materieel te reduceren is het aangewezen om stockage alleen toe te laten binnen het plangebied. Deze stockage mag zeker niet plaatsvinden op de landbouw-gronden (akkerland) ten oosten van het plangebied teneinde de bodemstructuur niet aan te tasten en het huidige bodemgebruik niet te hypothekeren.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 8-

    Bodemverdichting t.g.v. het inzetten van zware machines kan beperkt worden door gebruik te maken van machines met een groot contactoppervlak, zodat de druk op de bodem maximaal verspreid wordt en de verdichting gereduceerd wordt. Treedt er ondanks de voorzorgsmaatregelen toch nog bodemverdichting op, dan kan deze teniet gedaan worden door diepwoelen. Kans op bodemzettingen Om bodemzetting te voorkomen dient, voorafgaand aan de werken, de nodige boringen en son-deringen uitgevoerd te worden zodat een goed beeld kan gevormd worden van de stabiliteit van de ondergrond en de nodige funderingswerken. Indien continue veenlagen aangetroffen worden en het project gepaard gaat met een sterke be-maling, dan moet de invloed van de bemaling beperkt worden door een geschikte bemalings-techniek toe te passen (bv. retourbemaling). Monitoring van zettingen ter hoogte van nabijgele-gen gebouwen lijkt hierbij aangewezen, zodat er indien nodig kan ingegrepen worden (aange-paste uitvoeringstechniek). Wijziging grondwaterniveau Om de invloed op het grondwaterpeil te beperken, is het aangewezen om infiltratie te bevorde-ren waar mogelijk. Hierbij kan de noodzaak tot gebruik van infiltrerend materiaal opgenomen worden in de stedenbouwkundige voorschriften. Bijkomend kan voorgesteld worden om, con-form de stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater, buffervoorzieningen aan te leggen die infiltratie mogelijk maken (bv. buffervoorziening met infiltrerende bodem met overstort naar het oppervlaktewater). Wat betreft de waterloop van 3e categorie die het deelplangebied doorkruist, wordt ten stelligste aangeraden om deze waterloop te behouden als open waterloop, aangezien deze waterloop be-langrijk is voor het aanvullen van de grondwatertafel. Een verlegging van het tracé van deze waterloop kan wel toegelaten worden. Indien sterke bemaling noodzakelijk is bij de aanleg van het bedrijventerrein is het aangewezen een aangepaste bemalingstechniek (bv. damwanden) toe te passen om de invloedszone van de bemaling te beperken. Bodem- en grondwaterverontreiniging t.g.v. calamiteiten Door zowel tijdens de werken als tijdens de exploitatie de nodige voorzorgsmaatregelen te res-pecteren, kunnen calamiteiten op het terrein voorkomen worden. Hiervoor is een vorm van ‘good practice’ nodig, waarbij bedachtzaam omgegaan wordt met producten en stoffen. Indien deze voorzorgsmaatregelen verwerkt worden in een milieuzorgsysteem waarbij effectief toe-zicht uitgeoefend wordt op de implementatie ervan, wordt de kans op bodem- en grondveront-reiniging tot een minimum gereduceerd. Daarenboven moeten de inrichtingen de algemene en sectorale voorwaarden uit de VLAREM-wetgeving naleven. Indien deze wetgeving strikt wordt toegepast wordt de kans op bodem- en grondwaterverontreiniging tot een minimum geredu-ceerd.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 9-

    1.2.1.4 Synthese Tabel 2 Milieueffecten en milderende maatregelen vanuit de discipline bodem en grondwater Effecten Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling Wijziging bodemprofiel 0 - Wijziging bodemstructuur (ver-dichting)

    - Stockage materieel binnen plange-bied, machines met groot contactop-pervlak, diepwoelen indien nodig

    0/-

    Risico op verspreiding verontrei-niging t.g.v. grondverzet

    0 -

    Kans op bodemzettingen 0/--- Inventarisatie door voorafgaande boringen en sonderingen, aangepaste bemalingstechniek, monitoring zet-tingen t.h.v. gebouwen indien nodig

    0

    Wijziging grondwater niveau door toename verharde oppervlakte, verdwijnen waterloop en eventue-le bemaling

    --/--- Gebruik van doorlatend materiaal, aanleggen infiltratievoorzieningen, behouden waterloop (eventueel ver-leggen) en aangepaste bemalings-technieken

    0/-

    Risico op bodem- en grondwater-verontreiniging t.g.v. calamiteiten tijdens de werken

    -/--- Voorzorgsmaatregelen, milieuzorg-systeem en VLAREM-wetgeving

    0/-

    1.2.1.5 Leemten in de kennis - Een grondbalans is ten tijde van de opmaak van voorliggende milieubeoordeling niet be-

    schikbaar. - Er is geen kennis over de aanwezigheid van continue veenlagen in de omgeving, zodat een

    gedetailleerde inschatting van de stabiliteit van de ondergrond niet mogelijk is. - Er is geen zekerheid omtrent het al dan niet noodzakelijk zijn van bemaling waardoor de

    bespreking van de gerelateerde milieueffecten gebaseerd is op veronderstellingen.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 10-

    1.2.2 Oppervlaktewater 1.2.2.1 Referentiesituatie Het plangebied behoort tot het Beneden-Scheldebekken en situeert zich binnen de subhydrogra-fische zone (VHA-zone) ‘Schelde van monding De Vliet (excl.) tot monding Grote Beek (in-cl.)’. Het plangebied valt onder de bevoegdheid van de Polder van Vlassenbroek. De Schelde stroomt ten noorden van het plangebied en is onderhevig aan getijdewerking. Het gebied wordt doorkruist door een onbevaarbare waterloop van 3e categorie die plaatselijk gevoed wordt door niet geklasseerde waterlopen. Deze waterloop van 3e categorie staat in voor de afwatering van het gebied en stroomt via een stelsel van niet geklasseerde waterlopen en wa-terlopen van 3e categorie uit in de Schelde. Onderstaande Figuur 2 geeft een overzicht van de waterlopen in en rond het plangebied.

    Figuur 2 Situering van het plangebied uitbreiding Hoogveld II op de Vlaamse

    Hydrografische atlas

    Het plangebied is niet gesitueerd binnen een overstromingsgevoelig gebied. Enkel t.h.v. de noodoostelijke grens wordt een zone aangetroffen die van nature uit overstromingsgevoelig is vanuit de waterloop 3e categorie. De noordelijk gelegen Vlassenbroeksepolder is effectief over-stromingsgevoelig: het is een van nature uit overstromingsgevoelig gebied vanuit de Schelde (Zie Figuur 3).

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 11-

    Figuur 3 Situering van de overstromingsgevoelige gebieden in de omgeving van het plangebied Voor de beschrijving van de kwaliteit van de waterlopen wordt een onderscheid gemaakt tussen de fysico-chemische waterkwaliteit op basis van de Prati-index en de biologische waterkwaliteit op basis van de Belgisch Biotische Index. De Biologische Index (BBI) wordt bepaald op basis van het aantal aanwezige macro-invertebraten in het water. Onderstaande tabel 3 geeft een overzicht van de BBI van de waterlo-pen in de omgeving van het plangebied. De meetgegevens zijn afkomstig van het meetnet van de VMM. Tabel 3 Biologische kwaliteit van waterlopen in het studiegebied op basis van de BBI Waterloop VMM-

    meetpuntnummer Omschrijving BBI (meetjaar)

    Beek van de Klei-ne Sluis

    499180 Wlp: Schelde zijbeek (1); Baasro-de-Vlassenbroek

    5 (2004) 3 (2005)

    Tak van de beek van de Kleine Sluis

    499160 Wlp: Schelde zijbeek (1) Nieuw-broek-Broekstraat

    6 (2004) 5 (2005)

    Volaardebeek 499400 Mechelsesteenweg, zijweg tussen nrs. 19 en 21, afw. brug

    2 (1999) 1 (2001)

    163500 Baasrode, Sint Urmariusstraat, t.h.v. steiger

    3 (1998) 3 (2001) Zeeschelde-Benedenzeeschelde

    164000 Weg Hamme-Dendermonde, opw. brug

    5 (2004) 3 (2005)

    Met BBI tussen 10-9: zeer goede kwaliteit 4-3: slechte kwaliteit 8-7: goede kwaliteit 2-1: zeer slechte kwaliteit 6-5: matige kwaliteit 0: uiterste slechte kwaliteit De Tak van de beek van de Kleine Sluis wordt gekenmerkt door een matige waterkwaliteit. De biologische kwaliteit van de overige waterlopen schommelt tussen zeer slecht en slecht. De Prati-index (PI) wordt bepaald op basis van het percentage zuurstofverzadiging van het wa-ter en geeft een graad aan van zuiverheid in het water. De gegevens betreffende de fysico-chemische waterkwaliteit van de waterlopen in het studiegebied zoals weergegeven in tabel 4 worden bekomen via het meetnet oppervlaktewater van de VMM.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 12-

    Tabel 4 Fysico-chemische kwaliteit van waterlopen in het studiegebied op basis van de Prati-index Waterloop VMM-

    meetpuntnummer Omschrijving PI (meetjaar)

    Beek van de Klei-ne Sluis

    499180 Wlp: Schelde zijbeek (1); Baasro-de-Vlassenbroek

    7,0 (2004) 7,5 (2005)

    Tak van de beek van de Kleine Sluis

    499160 Wlp: Schelde zijbeek (1) Nieuw-broek-Broekstraat

    4,5 (2004) 3,2 (2005)

    Volaardebeek 499400 Mechelsesteenweg, zijweg tussen nrs. 19 en 21, afw. brug

    8,7 (1999) 4 (2001)

    163500 Baasrode, Sint Urmariusstraat, t.h.v. steiger

    8,7 (1998) 2,8 (2001) Zeeschelde-Benedenzeeschelde

    164000 Weg Hamme-Dendermonde, opw. brug

    2,5 (2004) 3,2 (2005)

    Met PIO tussen 0-1: niet verontreinigd (klasse 1) >4-8: verontreinigd (klasse 4) >1-2: aanvaardbaar (klasse 2) >8: zwaar verontreinigd (klasse 5) >2-4: matig verontreinigd (klasse 3) Uit de fysico-chemische meetgegevens blijkt dat de waterlopen in de omgeving van het plange-bied matig verontreinigd zijn. Enkel de Beek van de Kleine Sluis wordt als verontreinigd inge-deeld. Er zijn geen BBI- en PI-gegevens gekend van de waterloop 3e categorie die het deelplangebied doorkruist. 1.2.2.2 Effectbespreking Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit De aanleg van het bedrijventerrein impliceert een belangrijke toename van de verharde opper-vlakte waardoor infiltratie niet mogelijk is en hemelwater versneld zal afstormen. Er dient vol-doende buffering voorzien te worden om het water tijdelijk te kunnen opvangen vooraleer het hergebruikt of geloosd kan worden. Voor de realisatie van het bedrijventerrein wordt een oppervlakte van 17 ha afgebakend. De exacte oppervlakte van de verharding is op heden niet gekend. Indien verondersteld wordt dat het totale deelplangebied zal worden verhard (=worst case scenario), kunnen de te verwachten piekdebieten als volgt ingeschat worden: De neerslagintensiteit voor een 5-jaarlijkse bui met een buiduur van 15 minuten bedraagt 149 l/s.ha1. Het piekafvoerdebiet Q wordt bepaald aan de hand van volgende formule Q = C x I x A met Q = piekafvoerdebiet (l/s) C = afvoercoëfficiënt I = neerslagintensiteit (l/s.ha) A = oppervlakte (ha) Rekening houdend met een afvoercoëfficiënt van 0,9 en een totaal verharde oppervlakte van 17 ha wordt een piekafvoerdebiet bekomen van 2.280 l/s. Gedurende 15min stroomt er over het gehele terrein 2.052m³ hemelwater af. Gezien bij berekeningen vertrokken werd van een worst-case scenario waarbij de volledige site als verhard beschouwd werd, zal de effectieve hoeveel-heid lager liggen. Om het afstromend hemelwater op te vangen dient voldoende buffercapaciteit voorzien te wor-den over het volledige terrein. Deze buffering kan gebeuren in de omliggende waterlopen of in daartoe geplaatste voorzieningen. De waterloop die het deelplangebied doorkruist, wordt echter niet behouden waardoor grotere buffervoorzieningen nodig zijn. 1 Bron: VMM: Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 13-

    Het verlies van dit oppervlaktewater in combinatie met de toename aan afstromend hemelwater wordt als matig negatief (--) beoordeeld. Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit Indien het bemalingswater op het oppervlaktewater geloosd wordt, dan moet dit voldoen aan de basiskwaliteitsnormen voor oppervlaktewater zoals opgenomen in VLAREM zodat geen nade-lige invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit (0) verwacht wordt. De belangrijkste factoren die tijdens de exploitatie de oppervlaktewaterkwaliteit kunnen beïn-vloeden zijn afstromend hemelwater en lozing bedrijfsafvalwater.

    • Het hemelwater dat afstroomt van de verharde oppervlakte kan een verhoogde concen-tratie aan bepaalde stoffen bevatten (bv. t.g.v. de uitstoot van motorvoertuigen). Reke-ning houdend met het huidige bodemgebruik waar extra nutriënten en bestrijdingsmid-delen worden gebruikt, wordt dit als licht negatief (-) beoordeeld.

    • Bij het lozen van bedrijfsafvalwater in het oppervlaktewater zal de kwaliteit van het be-drijfsafvalwater moeten voldoen aan de in VLAREM opgelegde voorwaarden (sectorale lozingsvoorwaarden voor bedrijfsafvalwater: Bijlage 5.3.2). Indien de opgelegde VLA-REM-normen gerespecteerd worden, zal –rekening houdend met de huidige waterkwali-teit- de lozing van bedrijfsafvalwater geen significante effecten (0) veroorzaken.

    Zowel tijdens de bouwfase als tijdens de exploitatiefase kunnen calamiteiten oppervlaktewater-verontreiniging tot gevolg hebben. De impact van deze verontreiniging is afhankelijk van de verontreinigende stof en de duurtijd van de blootstelling aan de verontreinigende stof. Afhanke-lijk van de verontreinigingsituatie vormt dit een licht negatief (-) tot zeer negatief (---) effect. Wijziging structuurkwaliteit De bestaande waterloop van 3e categorie die het deelplangebied doorkruist wordt niet behouden: het is momenteel onduidelijk of de bestaande waterloop gedempt of ingebuisd zal worden. In elk geval kan gesteld worden dat de geplande ingrepen nefast zijn voor de bestaande structuur-kwaliteit van de waterloop. Dit wordt als matig negatief (--) beoordeeld. 1.2.2.3 Milderende maatregelen Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit Door het verdwijnen van de bestaande waterloop, moeten grotere buffervoorzieningen voorzien worden voor de buffering van afstromend hemelwater. Het is noodzakelijk om de waterloop te behouden binnen het deelplangebied zodat deze kan blijven instaan voor de afwatering van het deelplangebied enerzijds en de noodzakelijke ber-gingscapaciteit anderzijds. Indien deze waterloop niet op de huidige locatie kan behouden wor-den, kan een verlegging van het tracé van de waterloop toegestaan worden. Daarenboven is het wenselijk om op het terrein zoveel mogelijk gebruik te maken van infiltre-rend materiaal. Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit Calamiteiten kunnen voorkomen worden door een vorm van good practice na te leven waarbij bedachtzaam omgegaan wordt met producten en stoffen. Indien deze voorzorgsmaatregelen ver-werkt worden in een milieuzorgsysteem waarbij effectief toezicht uitgeoefend wordt op de im-plementatie ervan, wordt de kans op oppervlakteverontreiniging tot een minimum gereduceerd.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 14-

    Wijziging structuurkwaliteit Bij het verleggen van de waterloop moet aandacht besteed worden aan een natuurtechnische inrichting van de waterloop. Vooral voor de oevers grenzend aan de open ruimte is dit wense-lijk. Indien harde oeververdediging noodzakelijk is (bv. t.h.v. gebouwen) is het aangewezen dat deze toch nog enige infiltratie toelaat. 1.2.2.4 Synthese Tabel 5 Milieueffecten en milderende maatregelen vanuit de discipline oppervlaktewater Effecten Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling Wijziging oppervlaktewaterkwan-titeit door toename verharde op-pervlakte en verlies oppervlakte-water

    -- Infiltrerende buffervoorzieningen en behoud waterloop al dan niet op hui-dige locatie

    0/-

    Wijziging oppervlaktewaterkwali-teit t.g.v. afstromend hemelwater, lozing afvalwater, bemaling

    0/-

    Wijziging oppervlaktewaterkwali-teit t.g.v. calamiteiten

    -/--- Good practice, voorzorgsmaatregelen en milieuzorgsysteem

    0/-

    Wijziging structuurkwaliteit -- Natuurtechnische inrichting 0/+ 1.2.2.5 Leemten in de kennis - Momenteel is er geen kennis van de exacte toename van de verharde oppervlakte. Hierdoor

    kan geen exacte kwantitatieve inschatting gemaakt worden van de nodige buffercapaciteit voor hemelwater.

    - Er zijn geen gegevens gekend over de huidige waterkwaliteit van de waterloop 3ecategorie die het projectgebied doorkruist zodat de invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit t.g.v. af-stromend hemelwater slechts benaderend kan ingeschat worden.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 15-

    1.2.3 Fauna en flora 1.2.3.1 Referentiesituatie Volgens de Biologische waarderingskaart (Figuur 4) ligt het gebied ten zuiden van de Mechelsesteenweg overwegend in biologisch minder waardevol gebied. Binnen het plangebied wordt zowel in het zuidwesten als in het noordoosten een complex van biologisch minder waar-devolle en waardevolle elementen aangetroffen. Het complex in het zuidwesten wordt geken-merkt door bebouwing in agrarische omgeving met losstaande hoeve (ur) en een hoogstam-boomgaard (kj). In het noordoostelijke complex worden een soortenarm permanent cultuurgras-land (hp) en een bomenrij met dominantie van (al dan niet geknotte) wilg (kbs) als BWK-eenheden aangetroffen. In het noorden, grenzend aan de Mechelsesteenweg, wordt het plange-bied begrensd door een smalle strook biologisch waardevol gebied met mesofiel hooiland (hu-).

    Figuur 4 Situering van het plangebied Uitbreiding Hoogveld II op de Biologische waarderings-

    kaart De ecosysteemkwetsbaarheidskaart voor verdroging toont aan dat het plangebied hoofdzakelijk niet tot weinig kwetsbaar is voor verdroging. Plaatselijk komen niet voor verdroging kwetsbare gebieden voor. De kwetsbaarheid voor verdroging van de waardevolle gebieden ten noorden van de Mechelsesteenweg varieert tussen weinig kwetsbaar en zeer kwetsbaar. Wat betreft de ecosysteemkwetsbaarheid wordt het plangebied overwegend als weinig kwets-baar voor ecotoopverlies gekarakteriseerd. Plaatselijk komen weinig tot niet kwetsbare zones en niet kwetsbare zones voor. Ten noorden van het plangebied bevindt zich de Vlassenbroeksepolder. In deze polder bevinden zich biologische waardevolle elementen, biologisch zeer waardevolle elementen en complexen van biologisch waardevolle en biologisch zeer waardevolle elementen. De bossen in de polder (binnendijks) bestaan bijna uitsluitend uit populierenaanplantingen op voormalige hooilanden. De ondergroei is meestal sterk verruigd en wordt door Grote brandnetel gedomineerd. Op de natste plaatsen komen Moerasspirea, Gele lis, Harig wilgenroosje, Kale jonker, Moesdistel, Riet, Scherpe zegge, ... voor. De overgebleven weilanden, zijn meestal matig soortenrijk met in het voorjaar Grote vossen-staart, Pinksterbloem, Scherpe boterbloem, Veldzuring, russen , later ook veel Timotee, Glans-

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 16-

    haver en plaatselijk Reukgras, Kale jonker, Knoopkruid, Margriet, Echte koekoeksbloem, Dot-terbloem, Egelboterbloem, Muizenstaartje, … . Langs de randen worden restanten van de knotwilgen- en knotelzenrijen aangetroffen die de weilanden in het verleden afboorden. Op en-kele weilanden zijn poelen aanwezig. Deze veedrinkpoelen, maar ook sommige sloten zijn meestal belangrijk voor amfibieën, zoals de kamsalamander (Triturus cristatus) en bevatten in-teressante plantensoorten zoals Watervorkje, Gekroesd fonteinkruid en Kransverderkruid. De Vlassenbroekse Polder maakt deel uit van het habitatrichtlijngebied Schelde- en Durmeëstu-arium van de Nederlandse grens tot Gent en tot het GEN-gebied ‘De Vallei van de Boven Zee-schelde van de Dender- tot de Rupelmonding’. De Vlassenbroeksepolder is een broedgebied van regionaal belang. Typische vogelsoorten die hier voorkomen zijn Kleine Karekiet, Bosrietzanger, Blauwborst, Rietgors, Wielewaal en Kleine bonte specht. Wat dieper in de polder werden ook reeds een IJsvogel, een Blauwe Reiger en een Koekoek waargenomen (bron: Natuurpunt; Afdeling ’s Heerenbosch). Het traject van de Schelde is opgenomen in het vogelrichtlijngebied Durme en middenloop van de Schelde. De Schelde zelf is een faunistisch belangrijk gebied aangezien het een belangrijk pleistergebied van regionaal belang is. In de Schelde werden de Rivierprik (Lamptera fluviatilis) en de Kleine modderkruiper (Cobitis taenia) waargenomen. Ten zuidwesten van het plangebied, in het domein Kalendijk, worden vleermuizen waargeno-men. 1.2.3.2 Effectbespreking Ecotoopverlies door ruimte-inname Het plangebied wordt momenteel gekenmerkt door een open kouterlandschap met voornamelijk akkerlanden en weilanden. De biologische waarderingskaart toont aan dat binnenin het plange-bied weinig biologisch waardevolle elementen voorkomen. Volgens de ecosysteemkwetsbaar-heidskaarten worden deze percelen gekarakteriseerd als weinig kwetsbaar voor ecotoopverlies. Inname van deze gronden zal wat betreft de discipline fauna en flora beschouwd worden als een licht negatief (-) effect. De bestaande waterloop van 3e categorie die het deelplangebied doorkruist, wordt niet mee op-genomen in het inrichtingsprincipe van het bedrijventerrein. Het inbuizen/dempen van deze wa-terloop wordt beoordeeld als matig negatief (--). Rustverstoring Verhoogde menselijke activiteit door de uitbreiding van het industrieterrein Hoogveld II zal ver-storing opleveren voor de aanwezige natuurwaarden in de omgeving. De belangrijkste versto-ringsbronnen zijn akoestische verstoring, visuele verstoring en verstoring door verlichting. Akoestische verstoring (productieactiviteiten, (zwaar) verkeer) is vooral van belang voor avi-fauna, maar ook andere diersoorten kunnen hiervan hinder ondervinden. Literatuur toont aan dat 45 dB(A) een drempelwaarde vormt voor avifauna. Afhankelijk van de vogelsoort kan de broed-dichtheid bij een geluidsdrukniveau boven deze drempelwaarde verminderen. Wat betreft voor-liggend project zijn geen geluidsdrukniveaus gekend. Onder visuele verstoring wordt de verstoring verstaan die optreedt door de afname van de open-heid van een gebied. Openheid van een gebied is vooral belangrijk voor weidevogels. Het ge-bied ten oosten en ten zuidoosten van het plangebied behoud haar open karakter.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 17-

    Toename van verlichting in de nacht zal eveneens een invloed hebben op de omgeving. Vooral dieren zijn gevoelig voor nachtelijke verlichting. Bepaalde vleermuissoorten worden aangetrok-ken door de nachtvlinders en insecten die zich rond de verlichting bevinden, andere vleermuis-soorten daarentegen trekken weg t.g.v. felle nachtelijke verlichting. Bij planten zijn de effecten minder goed gekend. Aangezien de geplande site een uitbreiding vormt van een reeds bestaand bedrijventerrein, zul-len in de omgeving van het plangebied reeds rustverstoringsbronnen aanwezig zijn. De rustver-storing t.g.v. de uitbreiding van het industrieterrein zal dus een beperkte toename van deze ver-storing genereren waardoor dit als licht negatief (-) beoordeeld wordt. Biotoopwijzigingen door wijzigingen in de waterhuishouding Indien tijdens de werkzaamheden bemaling noodzakelijk is, kan de vegetatie in de nabije omge-ving tijdelijk hinder ondervinden van verdroging. De effecten die hierdoor zullen optreden zul-len in omvang variëren afhankelijk van de duurtijd en de diepte van de bemaling en de periode van het jaar waarin de bemaling plaatsvindt. Aangezien deze milieubeoordeling opgemaakt wordt voor een studie op planniveau en er dus nog geen concrete gegevens beschikbaar zijn, kan de invloedstraal van de bemaling op de omliggende vegetatie niet kwantitatief ingeschat wor-den. Eventuele bemaling zal de aanwezige flora het meeste beïnvloeden indien de werken wor-den uitgevoerd tijdens het voorjaar en in de vroege zomer. Waardevolle vegetaties uit de Vlas-senbroekse polder kunnen, afhankelijk van de reikwijdte van de invloedsstraal van de bemaling, negatief beïnvloed worden. Dit effect wordt beoordeeld als verwaarloosbaar (0) tot zeer negatief (---), afhankelijk van de invloedsstraal van de bemaling. Wijzigingen in de waterkwaliteit en –kwantiteit van het oppervlaktewater kunnen verwacht worden door lozing van bemalingswater, lozing van bedrijfsafvalwater, lozing van run-off water en calamiteiten. De omvang van de invloed van een eventueel gewijzigde waterkwaliteit op de aanwezige flora zal afhankelijk zijn van de hoeveelheid vuilvracht en de verdunning (debiet). Uit de bespreking van de discipline oppervlaktewater blijkt dat de belangrijkste invloeden op de oppervlaktewaterkwaliteit verwacht worden bij calamiteiten. Algemeen gesteld wordt de biotoopwijziging t.g.v. wijziging in de waterkwaliteit als verwaar-loosbaar (0) tot sterk negatief (---) beoordeeld.afhankelijk van het al dan niet voorkomen van calamiteiten en de graad van oppervlaktewaterverontreiniging t.g.v. deze calamiteiten. 1.2.3.3 Milderende maatregelen Ecotoopverlies door ruimte-inname Het is aangewezen de bestaande waterloop in het deelplangebied te behouden. Indien deze wa-terloop niet op de huidige locatie kan behouden worden, mag deze verlegd worden (bv. aan de oostelijke grens van het afgebakende bedrijventerrein. Deze waterloop kan daar geïntegreerd worden in de voorziene bufferzone. De inrichting van de verlegde waterloop dient dan te gebeu-ren volgens de principes van natuurtechnische inrichting. Rustverstoring Om de rustverstoring van de omliggende natuurwaarden, vnl. Vlassenbroeksepolder, zoveel mogelijk te beperken dienen volgende maatregelen getroffen worden: - inrichting van het gemengd regionaal industrieterrein volgens het principe van milieuzone-

    ring. Milieuzonering laat immers toe de bedrijven op het terrein dermate in te planten zoda-nig dat de milieuhinder voor de omgeving tot een minimum beperkt wordt. Door de afstand tussen de meest milieubelastende bedrijven en de te beschermen zones (natuurgebieden, woonwijken,…) zo groot mogelijk te maken, kan de milieuhinder voor deze zones sterk ge-reduceerd worden. Specifiek voor uitbreiding van het industrieterrein Hoogveld II wordt

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 18-

    aangeraden om de productiebedrijven niet aan de noordelijke grens van het plangebied in te planten.

    - aanleggen van een ecologisch ingerichte bufferzone tussen de te beschermen zone en de mi-lieubelastende activiteit.

    Beide maatregelen kunnen afzonderlijk of in combinatie uitgevoerd worden. Daarenboven wordt gewezen op het feit dat de bedrijven verplicht zijn de VLAREM-wetgeving betreffende geluid, licht, water… na te leven. Om de verstoring voor de omliggende natuur-waarden tot een minimum te beperken kunnen bijkomende randvoorwaarden in de milieuver-gunningen opgelegd worden. Biotoopwijzigingen door wijzigingen in de waterhuishouding Indien sterke bemaling noodzakelijk is, is het vereist een aangepaste bemalingstechniek te han-teren waardoor de invloedsstraal beperkt wordt (bv. retourbemaling, plaatsen damwanden,…). Indien een aangepaste bemalingstechniek gebruikt wordt, wordt de impact op de Vlassen-broeksepolder beperkt. Wat betreft de waterkwaliteit dient gewezen te worden op het feit dat de bedrijven en inrichtin-gen verplicht zijn de VLAREM-wetgeving te respecteren. Indien daarenboven voorzorgsmaat-regelen in acht genomen worden en een milieuzorgsysteem wordt uitgewerkt, kan oppervlakte-waterverontreiniging worden voorkomen. 1.2.3.4 Synthese Tabel 6 Milieueffecten en milderende maatregelen vanuit de discipline fauna en flora Effecten Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling Ecotoopverlies door ruimte-inname

    -/-- Behoud of verleggen van bestaande waterloop

    0/-

    Rustverstoring t.g.v. geluid, licht en visuele impact

    - Buffer, milieuzonering 0

    Biotoopwijzigingen t.g.v. wijzi-ging grondwaterstand

    0/--- Aangepaste bemalingstechniek, VLAREM-reglementering

    0/-

    Biotoopwijzingen t.g.v. wijziging oppervlaktewaterkwaliteit

    0/--- VLAREM-wetgeving, voorzorgs-maatregelen en milieuzorgsysteem

    0/-

    1.2.3.5 Leemten in de kennis De geluidsdrukniveaus van de geplande activiteiten op het bedrijventerrein zijn op heden niet gekend waardoor het niet mogelijk is een degelijke inschatting te geven van de gevolgen op de aanwezige fauna in en rond het projectgebied.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 19-

    1.2.4 Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie 1.2.4.1 Referentiesituatie Macroschaal Op macroschaal is het gebied gelegen in het traditionele landschap Klein-Brabant – Vaartland en Buggenhout (code 211090 volgens de traditionele landschapsindeling van Antrop en Van Damme, 1995). Het traditioneel landschap is een vlak tot zachtgolvend gebied dat begrensd wordt door bedijkte valleien dat gekenmerkt wordt door sterk versnipperde en onregelmatige open ruimten van verschillende omvang. Kleine open ruimten en bebouwing zijn complex met elkaar verweven. Kleine landschapselementen komen beperkt en geïsoleerd voor. Net voorbij de Mechelsesteenweg wordt aangesloten op het traditioneel landschap Scheldevallei stroomafwaarts Gent (code 911020). In deze vallei is de Schelde bedijkt en zijn meanders en rivierduinen afgesneden. Het reliëf van de rivierranden vormt een structuurversterkend element. Binnen de vallei worden de zichtbare open ruimten gevormd door sterk gerichte en smalle ver-gezichten met grote afwisseling. Bebouwing komt zowel verspreid als gegroepeerd voor en is sterk ruimte-begrenzend. Als kleine landschapselementen komt opgaand groen voor dat plaatse-lijk sterk ruimtebegrenzend kan zijn. Mesoschaal- Microschaal De erfgoedwaarde van het landschap in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied wordt bepaald door ankerplaatsen, relictzones, lijnrelicten en het vermoedelijk archeologisch patrimo-nium. Ten noorden van het plangebied ligt de ankerplaats Vlassenbroekse polder en polder van Kastel, Mariekerke en Sint-Amands (A14002). De Schelde loopt centraal door deze ankerplaats. Daar-omheen bevinden zich de schorren. Achter de dijken liggen de polders die gekenmerkt worden door landbouw. De bewoning situeert zich op de donken van Vlassenbroek, Kastel, Mariekerke en Sint-Amands. De Polders van Vlassenbroek en Kastel liggen in een zeer bochtig traject van de Zeeschelde. In de polder van Vlassenbroek is de richting van de percelering grotendeels volgens Ferraris (ca. 1775). De turfputten (dikke veenpakketten) aan de rand van de Nieuwbroek van Vlassenbroek tonen de aanwezigheid van een prehistorische scheldearm aan. Op de Ferrariskaart is ook de loop van de kleine Kreek te zien. De Vlassenbroekpolder is nu grotendeels beplant met bomen en wordt grotendeels gedomineerd door populierenteelt. De polder van Kastel is doorgelegd en naargelang de periode van droogleggen wordt er een on-derscheid gemaakt tussen Oudland en Nieuwland. De polder van Kastel is deels ingenomen door weiland. Het andere deel bestaat uit wilgenvloedbossen en rietvelden die door geulen door-sneden zijn. De tuinbouwsector is hier volop in ontwikkeling zodat het landschap verstoord wordt door grote serrecomplexen. Ten noorden van het plangebied bevindt zich de relictzone ‘Scheldevallei van Dendermonde tot Kruibeke’ (R14001). Deze relictzone wordt gekenmerkt door het voorkomen van een aantal unieke morfologische en morfogenetische relictvormen zoals brede afgesneden meanders, don-ken, oeverwallen en polders. De schorren van de Schelde zijn door hun zeer goede bewaring nog goed herkenbaar. Tussen de 13e en de 16e-17e eeuw werden grote gebieden ingepolderd. Het perceleringspatroon dat door deze strookgewijze drooglegging ontstond is nog steeds waar-neembaar. De percelen zijn overwegend lang en smal van vorm. Plaatselijk komen beboste per-celen voor. Dit resulteert in sterk gericht, smalle vergezichten over een gesloten maar vrij intact polderlandschap langsheen de Schelde.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 20-

    Binnen de relictzone zijn potentiële archeologische vindplaatsen aanwezig uit de bronstijd, de ijzertijd en de Romeinse periode. De Schelde vormt het belangrijkste lijnrelict in de omgeving (L13401).

    Figuur 5 Situering van de traditionele landschappen, de relictzones en de lijnrelicten in de omge-ving van het plangebied In de nabije omgeving bevinden zich geen beschermingen. 1.2.4.2 Effectbespreking De indeling in effectgroepen voor de discipline ‘Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeolo-gie’ komt overeen met drie waarderingsniveaus van landschappen2 en is als volgt: - Het landschap als relatiesysteem - De erfgoedaspecten - De perceptieve kenmerken Volgende effectgroepen komen dan aan bod: - Structuur en relatiewijzigingen - Wijzigingen erfgoedwaarde - Wijzigingen perceptieve kenmerken - Wijzigingen belevingswaarde Deze laatste effectgroep wordt vermeld ter wille van de volledigheid van het richtlijnenboek. Aangezien het hier gaat om impact die de ingrepen hebben op de receptor ‘mens’ zullen we dit aspect behandelen onder de desbetreffende discipline. - Structuur en relatiewijzigingen

    2 M. Antrop en S. Van damme (1995), Landschapszorg in Vlaanderen: onderzoek naar criteria en wense-lijkheden voor een ruimtelijk beleid met betrekking tot cultuurhistorische en esthetische waarden van landschappen in Vlaanderen.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 21-

    De effecten op de structuur van het landschap en de relatiewijzigingen zijn weinig significant omwille van de huidig versnipperde en geïsoleerde karakter van het gebied. - Wijzigingen erfgoedwaarde Binnen het deelplangebied worden geen beschermde landschappen, relictzones, ankerplaatsen, lijnrelicten of overig beschermd erfgoed bedreigd. Wel is verlies aan archeologisch erfgoed (bodemarchief) mogelijk een potentieel negatief effect gelet op het belang van het vindplaatsen in de omgeving. - Wijzigingen perceptieve kenmerken De waarneming op het resterende open landschap vanuit de omliggende woonwijken verdwijnt. Weliswaar is de landschappelijke beleving reeds danig ingeperkt door aanwezige bedrijfsge-bouwen en woonbebouwing in linten. 1.2.4.3 Milderende maatregelen Een belangrijke milderende maatregel om het confronterend zicht op het gebouwencomplex vanuit de open ruimte ten oosten van het plangebied te milderen is een goede landschappelijke integratie van het bedrijventerrein door ofwel het realiseren van hoge beeldkwaliteit aan de bui-tenzijden of het vormen van een visuele (volume)buffer. Een tweede belangrijke maatregel behelst het omgaan met het potentieel archeologisch erfgoed. Om te voorkomen dat de vindplaatsen tijdens de uitvoering van de werken vernield worden én dat de werken vertraging oplopen door onverwachte vondsten dient een werkwijze gevolgd te worden die door het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed wordt voorgesteld. 1.2.4.4 Synthese Het deelplan voorziet in een vrij massieve ingreep in een weliswaar geïsoleerde open ruimte palend bij een bedrijventerrein en ontsloten door woonlinten. Tabel 7 Milieueffecten en milderende maatregelen vanuit de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Effecten Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling Verlies van potentieel archeolo-gisch erfgoed

    --- Werkwijze (VIOE) voor de vrijwa-ring van het archeologisch erfgoed

    -

    Wijziging in de perceptieve ken-merken – verstoring beeldwaarde

    --- Goede landschappelijke integratie van het bedrijventerrein

    -

    1.2.4.5 Leemten in de kennis Kennis archeologisch erfgoed (vindplaatsen).

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 22-

    1.2.5 Geluid en trillingen 1.2.5.1 Referentiesituatie Er werden in het kader van deze studie geen geluidsmetingen uitgevoerd ter bepaling van het huidige omgevingsgeluid. Op basis van kaarten, ligging van de woningen en verkeersgegevens kan het omgevingsgeluid kwalitatief besproken worden. Het omgevingsgeluid aan de woningen langs de Mechelsesteenweg en Wolvestraat wordt hoofdzakelijk bepaald door het wegverkeer op deze steenweg. Er zijn echter geen telgegevens beschikbaar. Bij afwezigheid van verkeer is het aan de woningen langs de Mechelsesteenweg rustig in het bijzonder bij een wind uit noordelijke richting (wind van natuurgebied naar wonin-gen). Voor de woningen die dicht tot het huidige bedrijventerrein (bijv op minder dan 200 m) zijn gelegen kunnen installaties, activiteiten van de bestaande bedrijven bepalend zijn voor het omgevingsgeluid. Voor woningen gelegen langs de N41 werden tijdens het spitsuur 700 voertuigen per rijrichting geteld. Indien we aannemen dat het aantal voertuigen uit 12% vrachtwagens bestaat komen we tot volgende geluidsniveaus (uitgedrukt in LAeq,1h) in functie van de afstand tot de weg : LAeq,1h 70 dB(A) 65 dB(A) 60 dB(A) 55 dB(A) 50 dB(A) Afstand tot de weg

    10 m 25 m 45 m 90 m 200 m

    Belangrijk is tevens te melden dat voor de woningen rondom het projectgebied de milieukwali-teitsnorm voor de dagperiode 50 dB(A) en voor de avond – en nachtperiode 45 dB(A) bedraagt. 1.2.5.2 Effectbespreking De toename van het wegverkeer door de uitbreiding van het bedrijventerrein Hoogveld is vol-gens de deskundige verkeer eerder beperkt. Er is dan ook geen toename van het wegverkeersla-waai op de N41 en de N17 te verwachten. Immers, het geluidsniveau langs een verkeersweg zal pas met 3 dB(A) stijgen, indien het aantal voertuigen verdubbeld wordt. Indien de toename min-der dan 20 % bedraagt, is de toename van het geluidsniveau minder dan 1 dB(A) en een toena-me van 1 dB(A) is niet hoorbaar. Vermits het wegverkeer via de centrale ontsluiting via Hoogveld naar N17 (hoofdontsluiting, nr. 1) en een secundaire ontsluiting via de Wolvestraat (2) wordt afgeleid. Deze secundaire ontslui-ting is enkel toegankelijk voor personenwagens en hulpdiensten. Er wordt geen noordelijke ont-sluiting via de Mechelsesteenweg voorzien. Een toename van het wegverkeer in de Wolvestraat is te verwachten. Vermits er momenteel nog geen concrete plannen bestaan van welke bedrijven zich op het be-drijventerrein (uitbreiding) zullen vestigen is het niet evident om enige uitspraken te doen over de te verwachte geluidsniveaus. Bijgevolg is het niet mogelijk om met een soort kengetallen te werken en dit afhankelijk van het type activiteit. Een werking met dit soort kengetallen wordt voornamelijk gebruikt in havengebieden en uitgestrekte industriegebieden. Belangrijk is echter wel te vermelden dat elk individueel bedrijf aan de meest nabijgelegen wo-ningen moet voldoen aan de bepalingen conform VLAREM II en dit voor nieuwe inrichtingen. Dit betekent dat specifiek voor de woningen langs de Mechelsesteenweg, in de Wolvestraat, in de Zevenhoevenstraat en in de Distelstraat overdag moet voldaan zijn aan een grenswaarde van 45 dB(A) en voor de avond – en nachtperiode aan 40 dB(A). Alhoewel een aantal woningen in de Distelstraat en in de Wolvestraat in een andere bestemming zullen te liggen komen, is het

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 23-

    noodzakelijk dat ook voor deze woningen dezelfde grenswaarde te hanteren om zo enige leef-baarheid te garanderen. 1.2.5.3 Milderende maatregelen Volgende milderende maatregelen dienen genomen te worden: - Geen vrachtwagens toelaten in de Wolvestraat ter voorkoming van geluids– en trillingshin-

    der - Geen ontsluitingswegen van het bedrijventerrein op de rand van het industrieterrein, maar

    vertrekken vanuit een centrale as in het bedrijventerrein. - Wegbedekking van voornamelijk de Wolvestraat in goede staat houden en voorkomen van

    oneffenheden, eventueel voorzien van een geluidsarme wegbedekking. - In de voorziene bufferzones ten noorden, oosten en ten zuiden een gronddam optrekken van

    5 m hoog. Deze afscherming kan ook gecreëerd worden door een aaneensluiting van kanto-ren, gebouwen. De openingen tussen de gebouwen kan dan gesloten worden d.m.v. van een wand.

    - Aan de kant van de woningen in de Mechelsesteenweg, Zevenhoevenstraat en de Wol-vestraat zoveel mogelijk de ‘blinde muur’ van het bedrijf voorzien

    - Indien er toch noodzakelijke luidruchtige installaties aan de kant van de woningen moeten voorzien worden, deze eventueel omkasten, geluidsarm ontwerpen en/of afschermen

    - Indien er bedrijven worden ingeplant met aanzienlijke geluidsbronnen zoals ventilatoren, afzuigingen, koelinstallaties, compressoren, luidruchtige activiteiten zoals overslag (wiella-der, heftrucks, laad – en losactiviteiten) deze in het centrum van het bedrijventerrein voor-zien. Tevens is het opleggen van een voorafgaandelijke geluidsstudie een goede preventieve maatregel. Op basis van een geluidsmodel kan men vooraf nagaan welke milderende maat-regelen nodig zullen zijn opdat de grenswaarde voor een nieuwe inrichting zal behaald wor-den. Uiteraard is een monitoring na inplanting van het bedrijf nuttig.

    - Een concrete evaluatie en eventuele bijsturing van milderende maatregelen kan pas nadat men een duidelijk beeld heeft van de activiteiten en geluidsbronnen die voorzien zullen worden. Indien men geen rekening kan houden met positie, afschermende objecten moet men vol-gende afstandregel voor elke groep installaties in acht nemen in functie van de geluidsemis-sie.

    Tabel 8 Verhouding geluidsvermogenniveau – nodige afstand tot woning Afstand tot woning Geluidsvermogenniveau 25 m 50 m 100 m 200 m 90 dB(A) 54 dB(A) 47 dB(A) 40 dB(A) < 35 dB(A) 85 dB(A) 49 dB(A) 42 dB(A) 35 dB(A) < 30 dB(A) 80 dB(A) 44 dB(A) 37 dB(A) 30 dB(A) < 25 dB(A) 75 dB(A) 39 dB(A) 32 dB(A) 25 dB(A) < 20 dB(A)

    Uiteraard moeten eventuele zuivere tonen in het spectrum van het specifieke geluidsniveau vermeden worden.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 24-

    1.2.5.4 Synthese Tabel 9 Milieueffecten en milderende maatregelen vanuit de discipline Geluid en Trillingen Effecten Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling Toename van wegverkeer op de N17 en N41

    0

    Intern verkeer op bedrijventerrein en ontsluiting

    0/-- Geen ringweg en geen ontsluiting langs bestaande woningen voorzien

    0

    Toename verkeer in Wolvestraat -- Geen vrachtverkeer in Wolvestraat 0/- Verhoging van omgevingsgeluid door activiteiten bedrijventerrein

    --- Voorzorgsmaatregelen, voorafgaan-delijke geluidsstudie, voldoen aan grenswaarde nieuwe inrichting en eventueel bijzondere voorwaarden in vergunning opleggen, Afschermende objecten (gronddam of aaneensluitende gebouwen) op rand van bedrijventerrein voorzien

    0/-

    1.2.5.5 Leemten in de kennis Er konden door het korte tijdsbestek geen geluidsmetingen ter bepaling van het omgevingsge-luid worden uitgevoerd. Hierdoor is het moeilijk om de bijdrage tot het omgevingsgeluid van het huidige bedrijventerrein en het wegverkeer in te schatten. Tevens waren er geen verkeersge-gevens voorhanden op de Mechelsesteenweg en de Wolvestraat. Er zijn te weinig gegevens be-kend om een concrete inschatting van de activiteiten op het bedrijventerrein te maken.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 25-

    1.2.6 Licht 1.2.6.1 Referentiesituatie Het plangebied wordt gekenmerkt door open ruimte. Akkers en weilanden komen er naast el-kaar voor. In en rond het plangebied komen verschillende woonlinten voor: in het noorden wordt het plangebied begrensd door een woonlint langsheen de Mechelsesteenweg, in het zui-den is het woonlint langsheen de Wolvestraat opgenomen in het plangebied. Het industrieterrein Hoogveld II grenst in het westen aan het plangebied. De belangrijkste bestaande verlichting binnen het plangebied is afkomstig van de wegverlich-ting en de plaatselijke verlichting van particuliere woningen in de Wolvestraat. De belangrijkste verlichtingsbron in de onmiddellijke omgeving van het plangebied bestaat enerzijds uit wegverlichting langsheen de Mechelsesteenweg en de Distelstraat en anderzijds uit verlichting van het bedrijventerrein hoogveld II. Op grotere afstand kan in het westen de ver-lichting van N41 waargenomen worden. 1.2.6.2 Effectbespreking Ten tijde van de opmaak van voorliggende milieubeoordeling zijn nog geen concrete gegevens gekend over de voorziene verlichting van het beplande bedrijventerrein Hoogveld II. Algemeen kan gesteld worden dat de uitbreiding van het industrieterrein zal gepaard gaan met een toename van de lichthinder naar de omgeving t.g.v. de verlichting van de wegen, de bedrijventerreinen en de parkings. Gezien de aanwezigheid van bewoning in en grenzend aan het plangebied, dient lichthinder zo-veel mogelijk beperkt te worden. Niettegenstaande de verlichting van de bedrijventerreinen, parkings en wegen kan zorgen voor een veiligheidsgevoel bij de bevolking zijn er ook heel wat negatieve gevolgen aan gekoppeld zoals verblinding en slaapverstoring. Ook wat betreft de aanwezigheid van de Vlassenbroekse polder ten noorden van het plangebied is het essentieel de nodige maatregelen te treffen om de potentiële lichthinder tot een minimum te reduceren. Lichthinder kan immers een negatieve invloed hebben op de leefomgeving van dieren. Verlichting kan o.a. rustverstoring, verstoring van de dag- en nachtcyclus, aantasting van de habitatkwaliteit en broedplaatsgeschiktheid, desoriëntatie, …tot gevolg hebben. Bovendien dient ook vermeld dat, gezien de aanwezigheid van de Mechelsesteenweg, verlichting verschil-lende insecten kan aantrekken die op hun beurt vogels en andere insectivoren kunnen lokken. Doordat deze dieren de Mechelsesteenweg moeten kruisen kunnen zij slachtoffer worden van het wegverkeer. Aangezien het plangebied voor het gemengde regionaal bedrijventerrein van ca. 17 ha aansluit bij een reeds bestaand bedrijventerrein van ca. 130 ha, zijn reeds verschillende verlichtings-bronnen aanwezig in de omgeving van het deelplangebied. Rekening houdend met de na te leven VLAREM-wetgeving en de reeds aanwezige lichtbron-nen, wordt de invloed van de bijkomende verlichting op de omgeving als licht negatief (-) be-oordeeld. 1.2.6.3 Milderende maatregelen In de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP Uitbreiding Hoogveld II kunnen lichthin-derbeperkende voorwaarden opgenomen worden. Ook bij het verlenen van stedenbouwkundige

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 26-

    vergunningen en milieuvergunningen kan de vergunningverlenende overheid voorwaarden op-leggen om de lichthinder voor de omgeving tot een minimum te beperken, met specifieke aan-dacht voor het woonlint t.h.v. de Wolvestraat. Voorstellen hierbij zijn: - enkel datgene verlichten dat nodig is door een goed overwogen keuze te maken in het lamp-

    type, de verlichtingsarmatuur en de inplanting van de verlichting - enkel verlichten wanneer het nodig is door gebruik te maken van detectoren, kloksturing,… Indien bij de inrichting van het bedrijventerrein Hoogveld II rekening gehouden wordt met de voorgestelde milderende maatregelen, mag verwacht worden dat de effecten t.g.v. de toegeno-men verlichting niet significant zullen zijn. 1.2.6.4 Synthese Tabel 10 Milieueffecten en milderende maatregelen vanuit de discipline Licht Effecten Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling Lichthinder t.g.v. bijkomende ver-lichting

    - Overwogen keuze in lamptype, arma-tuur, … en opname hinderbeperken-de voorwaarden in de stedenbouw-kundige vergunning en milieuver-gunning

    0

    1.2.6.5 Leemten in de kennis Aangezien het project zich nog op planniveau situeert, zijn er nog geen exacte gegevens omtrent de verlichting gekend. Een gedetailleerde inschatting van de te verwachten effecten is op dit moment dan ook niet mogelijk.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 27-

    1.2.7 Lucht 1.2.7.1 Referentiesituatie De algemene kwaliteit van de lucht in de omgeving van het deelplangebied wordt beschreven aan de hand van de beschikbare resultaten van het luchtmeetnet, geëxploiteerd door de Vlaamse Milieumaatschappij. In de directe omgeving van het deelplangebied komt geen meetstation voor. Daarom is beroep gedaan op de gemeten emissieconcentratie van een meetstation in de buurt, nl. station 04R832 Ruisbroek3. Stof Jaargrenswaarde

    ter bescherming van de vegetatie

    (µg/m³)

    Daggrenswaarde ter bescherming van de gezond-

    heid van de mens (µg/m³)

    Maximaal toe-gelaten over-

    schrijdingen van daggrenswaarde

    Gemeten concentratie

    in 2005 (µ/m³)

    Aantal over-schrijdingen in

    2005

    SO2 20 125 3 4-6 -

    Stof Jaargrenswaarde ter bescherming van de vegetatie

    (µg/m³)

    jaargrenswaarde ter bescherming van de gezond-

    heid van de mens (µg/m³)

    Maximaal toe-gelaten over-

    schrijdingen van jaargrenswaarde

    Gemeten concentratie

    in 2005 (µ/m³)

    Aantal over-schrijdingen in

    2005

    NO2 30 40 Geen overschrij-dingsmarge

    37 -

    Stof Jaargrenswaarde ter bescherming van de gezond-

    heid van de mens (µg/m³)

    Daggrenswaarde ter bescherming van de gezond-

    heid van de mens (µg/m³)

    Maximaal toegelaten overschrij-dingen van daggrens-

    waarde

    Jaargemiddelde in 2005 (µg/m³)

    Aantal over-schrijdingen

    daggrenswaarde in 2005

    PM10 40 50 35 35 55 Voor ozon bedraagt de streefwaarde ter bescherming van de gezondheid van de mens 120 µg/m³ met niet meer dan 25 overschrijdingen over drie jaar. De langetermijndoelstelling voor ozon bedraagt 120 µg/m³. Specifiek voor het meetstation Ruisbroek werden betreffende ozon geen gegevens teruggevon-den. Op alle meetstations in Vlaanderen werd in 2005 voor ozon de langetermijndoelstelling ter bescherming van de gezondheid overschreden. Op basis van bovenstaande gegevens kan gesteld worden dat de lucht t.h.v. Dendermonde ver-hoogde concentraties aan fijn stof (PM10) en NO2 bevat. 1.2.7.2 Effectbespreking Er mag verwacht worden dat t.g.v. de geplande activiteiten op het bedrijventerrein en de ver-keerstoename die hiermee gepaard gaat, emissies van verontreinigende stoffen in de lucht zullen toenemen. 3 Bron: Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Jaarverslag immissiemeetnetten Kalenderjaar 2005.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 28-

    Invloed op luchtkwaliteit t.g.v. verkeerstoename Om op een snelle manier de invloed van de verkeerstoename op de luchtkwaliteit in straten en langs verkeerswegen te beoordelen, wordt gebruik gemaakt van het CAR model Vlaanderen. CAR staat voor de Calculation of Air Pollution from Road Traffic en is opgebouwd naar analo-gie met het Nederlandse CAR model. Het model is gebaseerd op de verkeersintensiteiten, met onderscheid tussen licht, middelzwaar, zwaar verkeer en bussen. Daarenboven houdt het model rekening met de snelheidstypering, het wegtype, de aanwezige bomen en de afstand tot de wegas. Het CAR model focust zich op de parameters PM10 en NO2 omdat dit de meest relevante parameters zijn voor wegverkeer. In deze versie van CAR zijn geen gegevens meegeleverd om berekeningen uit te voeren voor het jaar 2007. Voor de inschatting van de luchtkwaliteit van de huidige toestand wordt dan ook ge-bruik gemaakt van de emissiefactoren en achtergronden van 2005. Tijdens de opmaak van dit document zijn weinig telgegevens van de verkeersintensiteiten in de omgeving beschikbaar, enkel t.h.v. de N41 werden telgegevens teruggevonden. De gegevens zijn afkomstig van verkeerstellingen t.h.v. het kruispunt Vlassenhout-Vossenhout-N41, en wer-den uitgevoerd in het kader van een TV3V-project. De telgegevens zijn afkomstog van tellingen uitgevoerd op 17/03/2005 tijdens het avondspitsuur 16u45-17u45. Specifiek werd met volgende gegevens verder gerekend: - aantal vrachtwagens: 96 - aantal personenwagens: 1179 Op basis van de methodologie opgenomen in de handleiding van het CARmodel werd het aantal vrachtwagens ingedeeld in een fractie middelzwaar verkeer, zwaar verkeer en bussen en werden bovenstaande uurintensiteiten omgezet naar dagintensiteiten voor een gemiddelde dag. Dit re-sulteerde in een dagintensiteit voor een gemiddelde dag van 14202 voertuigen ingedeeld in: - aantal middelzwaar verkeer:797 - aantal zwaar verkeer:385 - aantal bussen:98 - aantal personenwagens: 12921 Uit de discipline Mens-Verkeer blijkt dat de realisatie van het bedrijventerrein een verkeerstoe-name zal veroorzaken: er worden in totaal 121 extra voertuigen tijdens het avondspitsuur ver-wacht en dagelijks worden 237 extra vrachtwagens verwacht. Om een juiste inschatting te kun-nen maken van de impact van deze verkeerstoename op de luchtkwaliteit dient de fractie van het toegenomen verkeer bepaald te worden dat het bovenvermelde TV3V-telpunt passeert. Dit werd bepaald in overleg met de deskundige Mens-Verkeer, nl. - 25 personenwagens tijdens het avondspitsuur - 120 vrachtwagens per dag. Deze gegevens werden eveneens omgerekend via de CAR-methodologie en dit resulteerde in een dagintensiteit voor een gemiddelde dag van 14570 voertuigen ingedeeld in: - aantal middelzwaar verkeer:856 - aantal zwaar verkeer: 414 - aantal bussen: 106 - aantal personenwagens: 13195 Onderstaande tabellen geven de resultaten weer van de simulatie met het CARmodel. Naast de bepaling van de huidige luchtkwaliteit (voor realisatie van het bedrijventerrein), wordt ook de luchtkwaliteit in 2010 bekeken en dit zowel vóór als na de realisatie van het bedrijventerrein.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 29-

    Tabel 11 Resultaten voor NO2 2005 2010 Jaargemiddelde

    (µg/m³) Aantal overschrij-dingen uurgrens-

    waarde

    Jaargemiddelde (µg/m³)

    Aantal overschrij-dingen uurgrens-

    waarde Vóór realisatie bedrij-venterrein

    38 0 33 0

    Na realisatie Hoogveld bedrijventerrein

    - - 34 0

    Jaargemiddelde grenswaarde = 40 µg/m³ Uurgrenswaarde = 200 µg/m³ met niet meer dan 18 overschrijdingen per jaar In 2010 wordt na realisatie van het bedrijventerrein een lichte verhoging van de NO2-waarde verwacht. Dit is te verklaren door de verkeerstoename die gepaard gaat met het realiseren van het bedrijventerrein. In 2010 wordt t.o.v. de huidige situatie (2005) een afname van de NO2-waarde verwacht en dit zowel vóór als ná de realisatie van het bedrijventerrein. Dit kan ver-klaard worden door de te verwachten technologische vooruitgang van het wagenpark waardoor de emissies van de voertuigen afnemen. De uurgemiddelde grenswaarde wordt nergens over-schreden. Tabel 12 Resultaten voor PM10 2005 2010 Jaargemiddelde

    (µg/m³) Aantal overschrij-dingen daggrens-

    waarde

    Jaargemiddelde (µg/m³)

    Aantal overschrij-dingen daggrens-

    waarde Vóór realisatie bedrij-venterrein

    35 55 32 38

    Na realisatie Hoogveld bedrijventerrein

    - - 32 38

    Jaargemiddelde grenswaarde = 40 µg/m³ Daggrenswaarde = 50 µg/m³ met niet meer dan 35 overschrijdingen per jaar De realisatie van het bedrijventerrein heeft volgens het model geen invloed op de PM10-waarde: in 2010 is de verwachte PM10-waarde voor en na realisatie van het bedrijventerrein gelijk. Er wordt zelfs geen toename in het aantal overschrijdingen van de daggrenswaarde ver-wacht. De verwachte PM10-waarde in 2010 is lager dan deze in de huidige situatie. Dit kan net als bij NO2 verklaard worden door de technologische vooruitgang van het wagenpark. De daggemiddelde grenswaarde wordt zowel in 2005 als in 2010 overschreden. Het verwachte aantal overschrijdingen in 2010 is echter lager dan deze in de huidige situatie, dit kan opnieuw verklaard worden door de technologische vooruitgang van het wagenpark. Deze analyse van de luchtkwaliteit is vooral van belang voor straten met bewoning. Langsheen de N41 zijn ter hoogte van het projectgebied geen woningen aanwezig. Er moet dan ook reke-ning gehouden worden met het feit dat t.h.v. de meest nabijgelegen woningen ten gevolge van verdunning verlaagde concentraties zullen optreden. Algemeen kan gesteld worden dat de realisatie van het bedrijventerrein Hoogveld geen signifi-cante impact (0) zal hebben op de luchtkwaliteit. Invloed op de luchtkwaliteit t.g.v. bedrijfsactiviteiten Wat betreft de emissies t.g.v. de bedrijfsactiviteiten wordt een toename van de geëmitteerde stoffen verwacht. De aard en de hoeveelheid van de geëmitteerde stoffen zijn afhankelijk van de aard van de activiteiten die op het bedrijventerrein toegelaten worden.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 30-

    De emissies zijn echter onderworpen aan de VLAREM-wetgeving. Elke exploitatie dient deze emissiegrenswaarden te respecteren. Daarenboven dient de exploitant van de inrichting de Best Beschikbare Technieken (BBT) toe te passen ter bescherming van mens en milieu, en dit zowel bij de keuze van de behandelingsmethodes op het niveau van emissies, als bij de keuze van de bronbeperkende maatregelen. Dit is opgenomen in VLAREM II, Art. 4.1.2.1. Bepaalde categorieën van bedrijven zijn onderworpen aan de verplichting tot de opmaak van een milieueffectrapport indien ze een bepaalde minimumcapaciteit overschrijden. Indien de ex-ploitatie niet MER-plichtig is, kan de vergunningverlenende overheid steeds de opmaak van specifieke deelonderzoeken opleggen zoals een geurstudie. Rekening houdend met de reeds aanwezige bedrijvenzone en de noodzaak tot het opvolgen van de milieuwetgeving worden hier slechts beperkte veranderingen verwacht t.o.v. de huidige si-tuatie. De verwachte emissie-toename wordt licht negatief (-) beoordeeld. 1.2.7.3 Milderende maatregelen Emissie t.g.v. verkeer Om luchtpollutie t.g.v. de verkeerstoename zoveel mogelijk te beperken dient er voor gezorgd te worden dat een goede en vlotte verkeersdoorstroming gerealiseerd wordt. Hierdoor wordt stati-onair draaien beperkt. Emissie t.g.v. bedrijfsactiviteiten De vergunningverlenende overheid kan in de milieuvergunning bovenop de na te leven immis-sienormen bijkomende milieuvoorwaarden opleggen om de milieubelasting t.g.v. nieuwe inrich-tingen zoveel mogelijk te beperken. Wat de inrichting van het bedrijventerrein betreft is het noodzakelijk de principes van milieuzo-nering toe te passen, waarbij bij de invulling van het bedrijventerrein steeds rekening gehouden wordt met de nog beschikbare milieuruimte en draagkracht van het terrein. Deze beschikbare milieuruimte en draagkracht worden bepaald a.d.h.v. de na te leven milieurandvoorwaarden, waaronder o.a. immissienormen, afstandsregels en capaciteit van ontsluitingsinfrastructuur. Het bedrijventerrein wordt in vakken ingedeeld en per vak wordt voor elk milieuaspect (in dit geval luchtkwaliteit) een grenswaarde toegekend in functie van een optimale invulling van de beschikbare milieuruimte zodanig dat het bedrijventerrein in zijn totaliteit (en dus niet elk be-drijf afzonderlijk) voldoet aan de grenswaarden uit VLAREM. Een grenswaarde kan overeen-stemmen met een bepaalde industriële activiteit die op die plaats gewenst wordt. De grenswaar-den dienen om ongewenste industriële activiteiten uit bepaalde zones te weren. Bedrijven die zich wensen te vestigen dienen vooraf aan te geven wat de te verwachten emissies zullen zijn t.g.v. hun activiteiten. Op basis van de toegekend grenswaarden kan dan een locatie op het be-drijventerrein toegewezen worden. Op basis van de geplande activiteit, de eventueel Best Beschikbare Technieken, de principes van milieuzonering en de opgelegde voorwaarden in de milieuvergunning, kan een inschatting gemaakt worden van de milieubelasting die een inrichting kan veroorzaken en afgewogen wor-den om een bepaalde inrichting al dan niet toe te laten op het bedrijventerrein.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 31-

    1.2.7.4 Synthese Tabel 13 Milieueffecten en milderende maatregelen vanuit de discipline Lucht Effecten Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling Toename emissies t.g.v. bedrijfs-activiteiten

    - Bijkomende voorwaarden in de mili-euvergunning, milieuzonering, uit-sluiten bepaalde activiteiten

    0

    Toename emissies t.g.v. verkeers-toename

    0 Realisatie vlotte verkeersdoorstro-ming

    0

    1.2.7.5 Leemten in de kennis Op heden is er nog geen zekerheid welke bedrijven zich op het terrein zullen vestigen waardoor dus ook geen grondige analyse kan doorgevoerd worden van de te verwachten emissies in het deelplangebied. Een CAR-simulatie van het omliggende wegennet (behalve N41) kon niet uitgevoerd worden doordat er geen telgegevens beschikbaar waren. Daarenboven zijn er ook geen exacte gegevens gekend betreffende de verkeersgeneratie t.g.v. het geplande project.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 32-

    1.2.8 Mens – Verkeer 1.2.8.1 Referentiesituatie In het kader van TV3V4 werden ter hoogte van het kruispunt N41 – Vlassenhout verkeertellin-gen gehouden. Hieruit wordt afgeleid dat de N41 tijdens het avondspitsuur ca. 700 voertuigen verwerkt per uur per richting. Voor de huidige wegconfiguratie is er nog 30% restcapaciteit Volgens het Streefbeeld N41 wordt het conflictpunt N41 – Vlassenhout op termijn weggewerkt door Vlashout af te koppelen. Er wordt ook geopteerd voor een ongelijkvloerse kruising ter hoogte van het kruispunt N17 – N41. 1.2.8.2 Effectbespreking Op basis van het bouwprogramma van de nieuwe uitbreiding wordt de verkeerskundige impact beschreven op de directe omgeving. Het bedrijventerrein bedraagt 17 ha. Rekening houdend met de drieledige opbouw van het be-drijventerrein wordt 2/3 van het terrein beschouwd als een terrein met regionaal karakter. Dit komt neer op een oppervlakte van 11 ha. Eén derde van de totale oppervlakte, nl. 6 ha, wordt beschouwd als een lokale invulling. Voor een regionaal bedrijventerrein wordt het aantal tewerkgestelden geraamd op 20 werkne-mers per ha. Dit komt neer op een geschatte 220 werknemers. Een lokaal bedrijventerrein telt ca. 6 werknemers per ha, dit resulteert in 90 tewerkgestelden. In totaal wordt dus het aantal tewerkgestelden geschat op 310. Voor de bepaling van het aantal bezoekers, het aantal tewerkgestelden en goederen zijn de spitsuurintensiteiten het uitgangspunt. Het verkeer, gegenereerd door de nieuwe ontwikkeling, zal diverse routes uitkiezen tussen her-komst en bestemming. De ontsluitingsweg naar Hoogveld zal in het totaal tijdens het avond-spitsuur 121 extra voertuigen verwerken ten gevolge van de uitbreiding. De impact van de uitbreiding van het bedrijventerrein op de verkeersafwikkeling in de omge-ving verkrijgt men door de productie en attractie te cumuleren op de bestaande teldata. De verdeling van het verkeer dat het project verlaat zal zich verspreiden over de N17 en N41 via het kruispunt Hoogveld – N17, conform de verkeerstellingen: - 54% richting N17 5 - 46% richting N41 Dit betekent dat tijdens het avondspitsuur: - 41 voertuigen het bedrijventerrein verlaten en de N41 oprijden - 14 voertuigen de N41 verlaten met het bedrijventerrein als bestemming. - 49 voertuigen het bedrijventerrein verlaten en naar de N17 rijden - 17 voertuigen deze gewestweg verlaten met het bedrijventerrein als bestemming.

    4 “Wegwerken gevaarlijke punten en wegvakken in Vlaanderen”, maart 2007 5 Inschatting op basis van de verkeerstelling in Vlaanderen met automatische telapparaten, AWV

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 33-

    Het aantal vrachtverkeersbewegingen dat dagelijks t.g.v. het geplande bedrijventerrein wordt gegenereerd (zowel productie als attractie) wordt geraamd op 237. Deze vrachtwagenbewegin-gen worden verspreid over 24u. Er wordt verondersteld dat het aantal vrachtbewegingen tijdens het avondspitsuur beperkt blijft. Vanuit capacitair oogpunt kan het huidige wegennet de extra verkeersbelasting probleemloos verwerken. Er treden dus geen significante effecten (0) op. 1.2.8.3 Milderende maatregelen Er worden voor de discipline Mens-Verkeer geen specifieke milderende maatregelen voorge-steld. Voor het aspect mobiliteit wordt wel verwezen naar de maatregelen die reeds uitgewerkt zijn en opgenomen zijn in het mobiliteitsplan Dendermonde en alle beschikbare inrichtingsstu-dies (o.a. TV3V gevaarlijke punten, streefbeeld N41, streefbeeld N17,…) 1.2.8.4 Synthese Tabel 14 Milieueffecten en milderende maatregelen vanuit de discipline Mens-Verkeer Effecten Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling Toename voertuigbewegingen 0 - 1.2.8.5 Leemten in de kennis - Er zijn geen verkeerstellingen N17 beschikbaar - Aangezien er geen concrete gegevens zijn omtrent de bedrijven die zich op het bedrijventer-

    rein zullen vestigen, kan de verkeersafwikkeling enkel besproken worden op basis van indi-catieve gegevens voor een regionaal bedrijventerrein.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 34-

    1.2.9 Mens 1.2.9.1 Referentiesituatie De bestaande toestand van de discipline ‘Mens’, kwam reeds uitvoerig aan bod in de toelich-tingnota. Deze referentiesituatie wordt hier dan ook niet meer herhaald en er wordt dan ook verwezen naar de voorgaande hoofdstukken van de toelichtingnota. 1.2.9.2 Effectbespreking De significante effecten op het vlak van socio-organisatorisch aspecten doen zich voor op het vlak van - Verlies aan ruimte voor maatschappelijke functies

    Omwille van de inplanting van het bedrijventerrein gaat grond verloren die feitelijk in land-bouwgebruik is. - Kwaliteitsverlies of –winst van aanwezige maatschappelijke functies De inplanting van het bedrijventerrein geeft omwille van de mogelijke milieuhinder en de ver-keersbewegingen een overlast voor de woonfunctie in de omgevende straten. Deze overlast zal ook groot zijn in de aanlegfase. Het plangebied voor het gemengde regionaal bedrijventerrein van ca. 17 ha zal een bijkomende verkeersgeneratie met zich meebrengen. Afhankelijk van de gekozen ontsluitingsweg- of wegen zal dit mogelijks overlast veroorzaken op het lokale wegennet en de leefbaarheid aantasten. Het woongebied in de Wolvestraat is zeer kwetsbaar t.g.v. de ligging binnenin het geplande be-drijventerrein. Er wordt verwacht dat het geplande bedrijventerrein en de ermee gepaard gaande verkeersafwikkeling grote hinder veroorzaken. Dit is een sterk negatief (---) effect. 1.2.9.3 Milderende maatregelen Een eerste belangrijke milderende maatregel is het voorzien van een goede landschappelijk in-passing van het bedrijventerrein naar de omliggende functies (landschapsbuffer en/of hoge beeldkwaliteit). Op basis van de gegevens van de discipline geluid kan voorgesteld worden de uitwerking van de gebouwen aan de zijde van de woningen zo te bepalen dat deze een gesloten wand hebben en dat er tussen deze gebouwen en de buitenzijde van het terrein geen bedrijfsactiviteiten ontwik-kelen. Meer lawaaierige bedrijfsactiviteiten worden bij voorkeur centraal in het terrein voorzien. Om de hinder t.g.v. de woningen in de Wolvestraat zoveel mogelijk te beperken is het sterk aan-gewezen om een voldoende brede bufferzone te voorzien ten noorden van de Wolvestraat. De ontsluiting van het bedrijventerrein wordt bij voorkeur op een centrale as ontwikkeld (ook omwille van het vermijden van lawaaioverlast aan de buitenzijden) en zo direct mogelijk naar het bovenliggende wegennet gericht (via Hoogveld en de Mechelsesteenweg naar de N41). Ont-sluiting van het bedrijventerrein via de Wolvestraat is niet toelaatbaar, met uitzondering van een ontsluitingsweg die in het westen, nog voor de ligging van de woningen, aantakt op de Wol-vestraat. Zwaar verkeer dat van deze ontsluitingsweg zou gebruik maken moet dan wel verplicht richting N41 rijden. Technische aanpassingen aan het wegprofiel of het invoeren van tonnage-beperkingen kunnen de Wolvestraat ontoegankelijk maken voor zwaar verkeer.

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 35-

    1.2.9.4 Synthese Het deelplan voorziet omwille van een bedrijventerrein in een omgeving die reeds gekenmerkt wordt door veel bedrijvigheid. Aandachtspunten bij de ontwikkeling zijn het milderen van po-tentiële visuele en akoestische hinder en het vermijden van verkeersonleefbaarheid in de woon-straten. Tabel 15 Milieueffecten en milderende maatregelen vanuit de discipline Mens Sociaal Organisato-risch Effecten Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling Visuele en akoestische overlast naar de woningen

    --- Landschappelijke inpassing, beeld-kwaliteit en zonering Voorzien van voldoende brede buf-ferzone ten noorden van Wolvestraat

    -

    Verlies van de mogelijkheid als woongebied

    0

    Verlies aan landbouwgrond - Verkeersoverlast in woonstraten -- Centrale ontsluiting op Hoogveld

    Ontsluiting via Wolvestraat enkel mogelijk vóór de ligging van de wo-ningen Geen zwaar verkeer toelaten door-heen de Wolvestraat

    0

    1.2.9.5 Leemten in de kennis Er zijn geen leemten in kennis

  • Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 36 -

    1.2.10 Integratie en eindsynthese Tabel 16 Overzicht milieueffecten t.g.v. het geplande project en de daaraan gekoppelde milderende maatregelen Discipline Milieueffect Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling

    Wijziging bodemprofiel 0 - Wijziging bodemstructuur (verdichting) - Stockage materieel binnen plangebied, machines met

    groot contactoppervlak, diepwoelen indien nodig 0/-

    Risico op verspreiding verontreiniging t.g.v. grondver-zet

    0 -

    Kans op bodemzettingen 0/--- Inventarisatie door voorafgaande boringen en sonde-ringen, aangepaste bemalingstechniek, monitoring zettingen t.h.v. gebouwen indien nodig

    0

    Wijziging grondwater niveau door toename verharde oppervlakte, verdwijnen waterloop en eventuele bema-ling

    --/--- Gebruik van doorlatend materiaal, aanleggen infiltra-tievoorzieningen, behouden waterloop (eventueel ver-leggen) en aangepaste bemalingstechnieken

    0/-

    Bodem en grond-water

    Risico op bodem- en grondwaterverontreiniging t.g.v. calamiteiten tijdens de werken

    -/--- Voorzorgsmaatregelen, milieuzorgsysteem en VLA-REM-wetgeving

    0/-

    Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit door toename verharde oppervlakte en verlies oppervlaktewater

    -- Infiltrerende buffervoorzieningen en behoud water-loop al dan niet op huidige locatie

    0/-

    Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit t.g.v. afstromend hemelwater, lozing afvalwater, bemaling

    0/-

    Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit t.g.v. calamiteiten -/--- Good practice, voorzorgsmaatregelen en milieuzorg-systeem

    0/-

    Oppervlaktewater

    Wijziging structuurkwaliteit -- Natuurtechnische inrichting 0/+ Ecotoopverlies door ruimte-inname -/-- Behoud of verleggen van bestaande waterloop 0/- Rustverstoring t.g.v. geluid, licht en visuele impact - Buffer, milieuzonering 0

    Fauna en Flora

    Biotoopwijzigingen t.g.v. wijziging grondwaterstand 0/--- Aangepaste bemalingstechniek, VLAREM-reglementering

    0/-

    Biotoopwijzingen t.g.v. wijziging oppervlaktewater-kwaliteit

    0/--- VLAREM-wetgeving, voorzorgsmaatregelen en mili-euzorgsysteem

    0/-

    Verlies van potentieel archeologisch erfgoed --- Werkwijze (VIOE) voor de vrijwaring van het ar-cheologisch erfgoed

    - Landschap, bouw-kundig Erfgoed en Archeologie Wijziging in de perceptieve kenmerken – verstoring

    beeldwaarde --- Goede landschappelijke integratie van het bedrijven-

    terrein -

  • Deelplan uitbreiding Hoogveld II

    Milieubeoordeling PRUP Dendermonde_rev1.doc - 37-

    Discipline Milieueffect Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling Toename van wegverkeer op de N17 en N41 0 Intern verkeer op bedrijventerrein en ontsluiting 0/-- Geen ringweg en geen ontsluiting langs bestaande

    woningen voorzien 0

    Toename verkeer in Wolvestraat -- Geen vrachtverkeer in Wolvestraat 0/-

    Geluid

    Verhoging van omgevingsgeluid door activiteiten be-drijventerrein

    --- Voorzorgsmaatregelen, voorafgaandelijke geluidsstu-die, voldoen a