Middle management boek 1 fam 2

31
Oefenexamen Middle Management 1 Een bedrijf in de secundaire sector is: a. meestal een non-profitorganisatie; b. een bedrijf dat grondstoffen uit de aarde wint; c. een bedrijf dat diensten verleent; d. een bedrijf dat producten maakt. Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Transcript of Middle management boek 1 fam 2

Page 1: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

1 Een bedrijf in de secundaire sector is:

a. meestal een non-profitorganisatie; b. een bedrijf dat grondstoffen uit de aarde wint; c. een bedrijf dat diensten verleent; d. een bedrijf dat producten maakt.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 2: Middle management boek 1 fam 2

2 De ANWB is een non-profit organisatie. De ANWB: a. mag geen activiteiten uitvoeren die meer opleveren dan de kostprijs; b. mag aan het einde van het boekjaar nooit geld overhouden; c. moet gemaakte winst ten goede laten komen van de organisatie;

d. kan geen reservekapitaal opbouwen.ontinuïteit.

Bart Dijkema Automanagement 2013

Oefenexamen Middle Management

Page 3: Middle management boek 1 fam 2

3 Administratiekantoor “Lankmoed en Protserij” hebben veel bedrijven als klant waarvoor ze de bedrijfsadministratie en de loonadministratie verzorgen. a. Hierdoor is “Lankmoed en Protserij” een stafafdeling bij hun klanten. b. Hierdoor is “Lankmoed en Protserij” een lijnafdeling bij hun klanten. c. Hiermee is het verzorgen van een administratie voor “Lankmoed en Protserij” een primair proces. d. Hiermee is het verzorgen van een administratie voor “Lankmoed en Protserij” een bestuurlijk proces.

Bart Dijkema Automanagement 2013

Oefenexamen Middle Management

Page 4: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

4 Johan Wonnegoor is gehuwd met Anneke en heeft een bedrijf dat ondergoed en sokken verkoopt op de lokale warenmarkten in het oosten van het land. Het betreft hier een eenmanszaak. Dit betekent dat:

a. Johan bij een faillissement zijn huis kan verliezen; b. Johan geen BV kan beginnen; c. Johan verplicht is om Anneke in dienst te nemen; d. Johan geen personeel in dienst heeft.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 5: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

5 De Human Relations-benadering ontstond als een reactie op de Klassieke school. Een belangrijk verschil tussen beide benaderingen is dat : a. de Klassieke school veel meer uitgaat van het individu en niet van de groep; b. de Klassieke school een bedrijf ziet als een gesloten systeem en niet als een beïnvloedbaar open systeem; c. de Klassieke school veel minder uitgaat van het bedrijf en meer van de medewerker; d. de klassieke school veel meer uitgaat van de “emotionele” mens en niet van de “rationele” mens.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 6: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

6 Een professionele bureaucratie wordt gekenmerkt door:

a. professionele medewerkers die zich laten leiden door middelen en budgetten; b. de afwezigheid van regels, omdat elke situatie om een eigen aanpak vraagt; c. een rolcultuur met veel procedures die in handboeken en digitale scripts zijn opgeslagen; d. een zeer losse, democratische en persoonsgerichte stijl van leidinggeven.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 7: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

7 Drankengroothandel “Eikenhorst” heeft een groot verzorgingsgebied in Zuid Holland. Veel horecabedrijven zijn hier klant. De leiding van dit bedrijf wil graag het transport naar de kleinere klanten uitbesteden aan een gespecialiseerd transportbedrijf. Hier is sprake van:

a. parallellisatie; b. specialisatie; c. integratie; d. differentiatie.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 8: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

8 Bewering I : Lodewijk van Asperen heeft een klassieke modezaak van 120m2. Hij besluit om het naastgelegen pand ook te huren om daar jeugdmode aan te gaan bieden. Bewering II: De verkoopdirectie binnen Laurus beslist dat ook het Edah filiaal nr 243 wordt omgebouwd tot een “Edah lekker laag”–winkel. Bij welke bewering is er sprake van een strategische beslissing? a. Alleen bij bewering I. b. Alleen bij bewering II. c. Bij beide beweringen. d. Bij geen bewering.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 9: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

9 Welke antwoordmogelijkheid geeft de juiste volgorde bij besluitvorming weer?

a. Informatie verzamelen, formuleren van criteria waaraan een oplossing moet voldoen, ontwikkelen van alternatieven, het maken van een keuze, afwegen van alternatieven, formuleren van de probleemstelling. b. Formuleren van de probleemstelling, formuleren van criteria waaraan een oplossing moet voldoen, informatie verzamelen, ontwikkelen van alternatieven, het maken van een keuze, afwegen van alternatieven. c. Formuleren van criteria waaraan een oplossing moet voldoen, informatie verzamelen, ontwikkelen van alternatieven, afwegen van alternatieven, formuleren van de probleemstelling, het maken van een keuze. d. Formuleren van de probleemstelling, informatie verzamelen, formuleren van criteria waaraan een oplossing moet voldoen, ontwikkelen van alternatieven, afwegen van alternatieven, het maken van een keuze.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 10: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

10 Welke bewering is juist?

a. Strategisch beleid baseert zich op zekerheden. b. Operationeel beleid geeft weer hoe lagere doelen bereikt moeten worden. c. Om tactische doelen te kunnen formuleren moet je al eerder het tactisch beleid bepaald hebben. d. Tactische beleid kent minder onzekerheden dan operationeel beleid.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 11: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

11 In tijden van economische teruggang zie je dat veel bedrijven zich weer meer met hun core-business gaan bezighouden. Een reden hiervoor kan zijn dat men:

a. hierdoor het risico meer spreidt over verschillende marktgebieden; b. minder onzekerheid ontmoet omdat men met de ‘core’ beter bekend is; c. meer zekerheid krijgt over het rendement op het geïnvesteerde vermogen; d. minder alert hoeft te zijn op veranderingen in de markt.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 12: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

12 Welke bewering over de mogelijke uitkomst van een SWOT-analyse is onjuist?

a. Een veranderende markt kan een bedreiging zijn voor een bedrijf. b. De interne zaken hebben vaak een relatie met de externe zaken. c. Een veranderende markt is altijd een bedreiging voor een bedrijf. d. De analyse is alleen zinvol als er ook gewerkt wordt aan een nieuwe strategie.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 13: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

13 Welke van de onderstaande stellingen is juist?

a. Een leider die uitgaat van het mensbeeld volgens theorie X zal hij zijn medewerkers vertrouwen en zoveel mogelijk vrijlaten. b. De mate van participatie door medewerkers bepaalt vooral de stijl van leidinggeven. c. Wanneer een leider een besluit neemt zonder overleg met zijn ondergeschikten is sprake van consultatief leiderschap. d. Hoewel theorie Y ervan uitgaat dat de mens van nature lui is, kan dit door scholing omgezet worden in de wens om inspanningen te leveren.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 14: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

14 Beoordeel de volgende twee stellingen. Stelling I: Constituerend management is vooral een zaak van het middle management omdat hier de vertaalslag van strategisch naar operationeel beleid plaatsvindt. Stelling II: In de missie van een bedrijf moet een link aanwezig zijn met de core business van dat bedrijf.

a. Beide stellingen zijn juist. b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist. c. Stelling I is onjuist, stelling II is juist. d. Beide stellingen zijn onjuist.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 15: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

15 Beoordeel de volgende twee stellingen. Stelling I: Het complexer worden van de samenleveing heeft tot gevolg dat een lange termijnplanning over een steeds kortere periode gaat. Stelling II: Een lange termijnplanning in een organisatie is meestal gemakkelijk terug te vinden in de dienstroosters.

a. Beide stellingen zijn juist. b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist. c. Stelling I is onjuist, stelling II is juist. d. Beide stellingen zijn onjuist.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 16: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

16 Het kritieke pad in een netwerkplanning geeft activiteiten weer die:

a. in de juiste volgorde liggen; b. omwisselbaar zijn; c. die niet kunnen vertragen; d. die niet mogen vertragen.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 17: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

17 Welke opmerking is juist:

a. dummy’s in een netwerkplanning kunnen zowel op- als buiten het kritieke pad voorkomen; b. op het kritieke pad van een netwerkplanning kunnen geen dummy’s voorkomen; c. op het kritieke pad van een netwerkplanning zullen dummy’s niet te vermijden zijn; d. een dummy in een netwerkplanning geeft een echte activiteit weer die nauwelijks tijd kost.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 18: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

18 Willem Trapp heeft 5 kantoorboekhandels in de omgeving van Zwolle. De omzet is in de afgelopen twee jaar teruggelopen. Dit komt door de vestiging van een Media Markt in Zwolle. Hij wil zich meer gaan richten op de jeugd en is van plan om het tijdschriftenvak uit te breiden ten kosten van de afdeling kantoorartikelen.

Hier is sprake van: a. een strategische beslissing; b. een tactische beslissing; c. een operationele beslissing; d. een organisatorische beslissing.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 19: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

19 Victor Zagwijn wil een aantal medewerkers in zijn vestiging gaan trainen in verkooptechniek en artikelkennis. Hij maakt hiervoor een overzicht van de medewerkers en een voorstel om deze training in te passen in de bedrijfsplanning. Er is hier sprake van:

a. een strategische planning; b. een tactische planning; c. een planning op lange termijn; d. een functionele planning.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 20: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

20 Binnen een organisatie is de informele organisatie: a. van groot belang voor de sociale samenhang en de motivatie van medewerkers; b. van groot belang omdat het gevolg ervan direct meetbaar is; c. van weinig belang omdat het geen direct meetbare gevolgen heeft; d. van weinig belang omdat het uitgaat van teveel subjectieve elementen.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 21: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

21 Een matrixorganisatie:

a. is goedkoop omdat elke leidinggevende een gecombineerde functie heeft; b. is alleen te gebruiken in zeer stabiele product / marktcombinaties; c. komt veel voor in bedrijven die vaak met projecten werken; d. kent een duidelijke structuur en eenheid van bevel.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 22: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

22 De afdeling Personeel & Organisatie binnen de SNS-bank is een duidelijk voorbeeld van een stafafdeling omdat:

a. hier juist veel generalisten werken; b. hier alle medewerkers een functionele bevoegdheid hebben; c. hier juist veel specialisten werken; d. het werk niet kan worden gedaan door een extern bureau.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 23: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

23 Philips is al vele jaren verdeeld in verschillende divisies. Het grote voordeel hiervan is dat: a. de afzonderlijke divisies ook zonder leiding tot geweldige prestaties kunnen komen; b. de deskundigheid altijd op de juiste plaats aanwezig is, waardoor kwaliteit sterk verbetert; c. de centrale directie zo maximale invloed op de divisies kan blijven uitoefenen; d. de slagvaardigheid veel groter is, omdat de divisieleiding in hoge mate zelfstandig mag beslissen.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 24: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

24 Frits Oostervoorde is 15 jaar geleden met een succesvolle cafetaria-keten gestart. Het aantal filialen is ondertussen naar 30 gegroeid. Frits merkt dat de bedrijfsleiders steeds meer hun eigen gang gaan en dat er steeds meer verschillen ontstaan tussen de filialen. Hij voelt een sterke behoefte om alle filialen weer meer op één lijn te krijgen. Hier is volgens het groeifasenmodel van Greiner sprake van:

a. een autonomiecrisis die moet worden bezworen door meer delegatie aan de filiaalleiders; b. een autonomiecrisis die moet worden bezworen door meer coördinatie van centrale staven; c. een leiderschapscrisis die moet worden bezworen met meer delegatie aan de filiaalleiders; d. een beheersingscrisis die moet worden bezworen door meer coördinatie van centrale staven.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 25: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

25 In een groeiend bedrijf zie je dat na de pioniersfase van Lievegoed er veelal sprake is van: a. minder taakspecialisatie waarbij afdelingen onafhankelijker van elkaar worden; b. meer taakspecialisatie waarbij er meer geformaliseerd moet worden; c. een plattere organisatie omdat bestaande lagen overbodig worden; d. een flexibeler organisatie omdat er sprake is van steeds meer specialisten.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 26: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

26 Veel onderwijsorganisaties moeten de omslag maken van klassiek onderwijs naar competentiegericht onderwijs. Hierbij is sprake van grote veranderingen in werkwijze en cultuur. Men is bezig om de docenten duidelijk te maken waarom deze ontwikkeling noodzakelijk is en om de grootste weerstanden weg te nemen. Men is hier bezig in de fase van: a. freezing; b. unfreezing; c. consolidation; d. moving.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 27: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

27 De linking-pin theorie van Likert geeft een rol aan: a. de topmanagers omdat die het beleid geschikt maken voor de gehele organisatie en daarmee de centrale link vormen; b. de topmanagers omdat die doelstellingbepalend zijn voor de gehele organisatie en daarmee de centrale link vormen; c. de middle-managers omdat die een top-down informatie en bottom-up informatie op de juiste wijze moeten verwerken; d. de middle-managers omdat die in zeer veel overleggroepen de broodnodige informatie bij elkaar kunnen verzamelen.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 28: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

28 De Y-theorie van McGregor is het best te karakteriseren als een theorie die:

a. medewerkers ziet als creatieve wezens die werken vanzelfsprekend vinden; b. ervan uitgaat dat medewerkers alleen door beloning extra te motiveren zijn; c. medewerkers voornamelijk via samengestelde opdrachten tot prestatie brengt; d. medewerkers voornamelijk door het geven van complimenten motiveert.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 29: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

29 Beoordeel de volgende twee stellingen. Stelling I: Als de organisatie platter wordt gemaakt zal elke leidinggevende een grotere spanwijdte krijgen. Stelling II: De spanwijdte van een leidinggevende is meer afhankelijk van de kennis en kunde van zijn medewerkers, dan van zijn eigen kennis en kunde.

a. Beide stellingen zijn juist. b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist. c. Stelling I is onjuist, stelling II is juist. d. Beide stellingen zijn onjuist.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 30: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

30 Ingenieursbureau Landeweer en Curtis bedenkt en bouwt productiemiddelen voor de voedingsmiddelenindustrie. Er wordt veel in projecten gewerkt. De directie streeft naar optimale klanttevredenheid en optimaal rendement door een goede samenwerking tussen commerciële, financiële en technische mensen. De cultuur waarin dit moet plaatsvinden is:

a. een rolcultuur; b. een persoonscultuur; c. een machtscultuur; d. een taakcultuur.

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2

Page 31: Middle management boek 1 fam 2

Oefenexamen Middle Management

EINDE

Bart Dijkema Boek 1 FAM 2