Michel Foucault - De Orde van het Spreken

23
Heimelijk had ik de rede die ik vandaag moet uitspreken, en al het spreken dat hier wellichtjaren achtereen van mij verwacht wordt, willen kunnen binnensluipen. Liever dan het woord te nemen was ik er door omwikkeld en tot ver voorbij elk mogelijk begin gedragen. Ik had graag be- merkt dat ik op het moment dat ik spreek reeds lang door een naamloze stem was voorafgegaan: ik had dan slechts hoeven inhaken, de zin vervolgen, mij zonder dat men er erg in had in zijn voegen nestelen, alsofdeze stem, terwijl hij heel even stokte, mij een teken had gegeven. Een begin was er dan niet geweest en het spreken was niet van mij uitgegaan. Ik zou in plaats daarvan veeleer overgeleverd zijn aan het toevallige verloop ervan, een klein hiaat daar- in, een mogelijk verdwijningspunt. Ik zou wiUen dat er achter mij een stem zou zijn (een stem die al lang het woord had genomen, alles wat ik ga zeggen bij voorbaat verdubbelend) die zo zou spreken: 'Doorgaan! Ik kan niet doorgaan. Je moet doorgaan. Er moeten woorden warden gezegd zolang er nog zijn, ze moeten warden gezegd, tot ze mij vinden, tot ze mij zeg- gen - vreemde inspanning, vreemd tekort, je moet door- gaan, misschien is het al gebeurd, misschien hebben ze mij al gezegd, misschien hebben ze me al tot de drempel van mijn bestaan gedragen, tot voor de poort die mijn geschie- denis ontsluit, het zou mij verbazen als zij open ging . Veel mensen kennen, denk ik, zo'n verlangen niet te 35

description

Michel Foucault's inaugural speech for the College de France (1971'. Original title: L'ordre du discours.

Transcript of Michel Foucault - De Orde van het Spreken

Page 1: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

Heimelijk had ik de rede die ik vandaag moet uitspreken,en al het spreken dat hier wellichtjaren achtereen van mijverwacht wordt, willen kunnen binnensluipen. Lieverdan het woord te nemen was ik er door omwikkeld en totver voorbij elk mogelijk begin gedragen. Ik had graag be-merkt dat ik op het moment dat ik spreek reeds lang dooreen naamloze stem was voorafgegaan: ik had dan slechtshoeven inhaken, de zin vervolgen, mij zonder dat men ererg in had in zijn voegen nestelen, alsofdeze stem, terwijlhij heel even stokte, mij een teken had gegeven. Een beginwas er dan niet geweest en het spreken was niet van mijuitgegaan. Ik zou in plaats daarvan veeleer overgeleverdzijn aan het toevallige verloop ervan, een klein hiaat daar-in, een mogelijk verdwijningspunt.

Ik zou wiUen dat er achter mij een stem zou zijn (eenstem die al lang het woord had genomen, alles wat ik gazeggen bij voorbaat verdubbelend) die zo zou spreken:'Doorgaan! Ik kan niet doorgaan. Je moet doorgaan. Ermoeten woorden warden gezegd zolang er nog zijn, zemoeten warden gezegd, tot ze mij vinden, tot ze mij zeg-gen - vreemde inspanning, vreemd tekort, je moet door-gaan, misschien is het al gebeurd, misschien hebben ze mijal gezegd, misschien hebben ze me al tot de drempel vanmijn bestaan gedragen, tot voor de poort die mijn geschie-denis ontsluit, het zou mij verbazen als zij open ging .

Veel mensen kennen, denk ik, zo'n verlangen niet te

35

Page 2: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

hoeven beginnen, zo'n verlangen om van meet afaan aande andere kant van het spreken te zijn, om maar niet het ei-genaardige, het angstaanjagende, het misschien wel on-heilspellende dat er in het spreken gelegen zou kunnen zijnvan buitenaf te moeten nagaan. Op deze zo algemenewens antwoordt het instituut met ironic, want een beginwordt tot iets plechtigs gemaakt, in een sfeer van aandachten stilte gewikkeld, en er warden rituele vormen aan op-gelegd als om het al van verre aan te kondigen.

Het verlangen zegt: 'Ik zou liever niet zelfdie riskanteorde van het spreken hoeven binnengaan; ik zou liever niette maken hebben met de scherpe en beslissende kanten er-van; ik zou willen dat ik er als een rustige, diepe, eindeloosopen doorzichtigheid door werd omgeven, waarin de an-deren aan mijn verwachting beantwoorden en waaruit dewaarheden zich een voor een verhefFen; ik zou mij danslechts hoeven laten dragen, in en door die orde, als onbe-kommerd drijfliout'. En het institUut antwoordt: 'Weesniet bang om te beginnen. Wij zijn alien hier omje te latenzien dat het spreken binnen de orde van de wetten valt, dater sinds lang over zijn articulatie wordt gewaakt, dat heteen plaats is bereid die het eert, maar ook ontwapent, endat mocht het spreken al enige macht bezitten, deze machtvan ons en van ons aUeen stamt'.

Maar misschien zijn dit instituut en dit verlangen nietanders dan twee tegengestelde reacties op eenzelfde ver-entrusting. Verontrusting over de vraag wat nu toch hetspreken in zijn materiele werkelijkheid van gesproken ofgeschreven ding is; verontrusting over die vluchtige be-staansvorm, die stellig bestemd is te vervagen, maar danvolgens een tijdsverloop dat ons niet toebehoort; veront-rusting omdat wij onder die weliswaar grauwe en alle-daagse bezigheid slecht voorstelbare machten en gevarenbespeuren; verontrusting omdat wij dwars door al diewoorden waarvan het zo langdurig gebruik de scherpe

36

De orde van het spreken

kanten sleet strijd, zeges, wonden, overheersing en horig-heid vermoeden.

Maar wat is er zo gevaarlijk in het feit dat mensen pratenen dat hun spreken eindeloos voortwoekert? Waarinschuilt het gevaar?

Om de plaats - of misschien het zeer voorlopig toned -van het werk dat ik doe te bepalen, wil ik deze avond devolgende hypothese naar voren brengen: ik verondersteldat in iedere maatschappij de produktie van het sprekentegelijkertijd wordt gecontroleerd, geselecteerd, georga-niseerd en geherdistribueerd door een aantal proceduresdie tot doel hebben de machten en gevaren ervan te be-zweren, het gebeurteniskarakter ervan te beheersen en dedrukkende, vreeswekkende materialiteit ervan te ontwij-ken.

In een samenleving als de onze kennen we uiteraard uit-sluitingsprocediiTes. De duidelijkste en ook meest ver-trouwde is het verbod. We weten dat we niet het recht heb-ben alles te zeggen, dat we niet in elke omstandigheid overalles kunnen praten, dat niet zomaar iedereen, ten slotte,over wat dan ook kan praten. Het taboe op het onder-werp, het ritueel van de omstandigheid, het exclusieverecht of privilege van de spreker, ziedaar het spel van driesoorten verboden die elkaar kruisen, elkaar versterken ofcompenseren en zo een ingewikkeld raster vormen datvoortdurend verandert. Ik merk slechts op dat de seksuali-teit en de politiek tegenwoordig de gebieden zijn waar ditraster het meest fijnmazig is, waar de zwarte vlakken inaantal toenemen: alsof het spreken, verre van dat door-zichtige of neutrale element te zijn waarin de seksualiteitontwapend wordt en de politiek zich verzoent, juist eenvan de plaatsen is waar beide bij uitstek enkele van hunmeest geduchte krachten uitoefenen. Het spreken mag

37

Page 3: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

schijnbaar weinig om het lijfhebben, de verboden die hettreffen onthullen bijna direct en zeer snel dat het met hetverlangen en met de macht verbonden is. En dat is nietverwonderlijk, want het spreken - de psychoanalyse heefthet ons laten zien - toont (ofverbergt) niet zomaar het ver-langen, het is ook het object van het verlangen; en - de ge-schiedenis leert ons dit onophoudelijk - het spreken vormtniet zomaar een vertaling van de strijd of van de stelselsvan overheersing, maar het is hetgeen waarvoor en waar-mee wij strijden, het is de macht waarvan wij ons meestertrachten te maken.

Er bestaat in onze maatschappij nog een ander uitslui-tingsprincipe: geen verbod ditmaal, maar een scheidingdie tot een verstoting leidt. Ik denk aan de tegenstellingtussen rede en waanzin, Sedert het begin van de middel-eeuwen is het de gek wiens spreken niet mag rondgaanzoals dat van de anderen. Soms wordt zijn woord van nulen gener waarde geacht, omdat het geen waarheid ofbe-lang bezit, geen kracht van recht heeft, geen akte ofover-eenkomst kan bezegelen en zelfs niet, tij dens het heiligemisoffer, de transsubstantiatie kan bewerkstelligen waar-door het brood tot lichaam wordt. Maar het komt ookvoor dat hem in tegenstelling tot ieder ander vreemdemachten warden toegeschreven: de macht om een verbor-gen waarheid te verkondigen, om de toekomst te voor-spellen, om in alle onnozelheid te zien wat de wijsheid vananderen niet vermag te aanschouwen. Vreemd genoegwerd in Europa eeuwenlang het woord van de gek ofwelniet gehoord ofals dat wel gebeurde beluisterd als een ui-ting van waarheid. Ofwel het viel in het niets - verstotenzodra het geuit was, ofwel er werd een onnozele ofjuistgeraffineerde ratio aan afgelezen, een ratio redelijker dandie van de redelijke mensen. Hoe het ook zij, buitengeslo-ten dan wel verholen met rede bekleed, in strikte zin be-stand het niet. Juist Sftn zijn woorden werd de waanzin

38

De ordevan het spreken

van de gek herkend, zij vormden de plaats waar de schei-ding zich voltrok; maar zij werden nooit opgevangennoch aangehoord. Tot aan het einde van de achttiendeeeuw heeft geen arts ooit de ingeving gehad er achter tekomen wat er gezegd werd in dat woord dat toch het ver-schil markeerde (wat er gezegd werd, hoe het gezegdwerd, waarom het gezegd werd). Het gehele onmetelijkespreken van de gek verviel tot geruis, en het woord werdhem slechts symbolisch gegeven, op het toned waar hij

>twapend en verzoend naar voren kwam, omdat hij er degl speelde van de gemaskerde waarheid.

Nu zal men zeggen dat dit aUemaal tegenwoordig voor-1- j is ofzijn einde nadert, dat het woord van de gek zich

iet langer aan de andere kant van de scheiding bevindt,at het niet langer van nul en gener waarde is, dat het ons

m tegendeel alarmeert, dat wij er een zin in zoeken of deaanzet dan wel de ruines van een werkstuk; en dat wij er-

toe gekomen zijn dit woord van de gek te betrappen in watwij zelfverwoorden, in dat minuscule scheurtje waardoorons ontsnapt wat wij zeggen. Maar zoveel aandacht be-wijst niet dat de oude scheiding niet meer speelt. We hoe-ven maar te denken aan het hele arsenaal aan kennis waar-mee wij dit woord ontcijferen; we hoeven maar te denkenaan het hele network van instituties dat iemand- arts, psy-choanalyticus - in staat stelt dit woord te beluisteren en dattegelijkertijd de patient in staat stelt zijn armzalige woor-den aan te dragen ofuit alle macht achter te houden; daar-mee is al genoeg gezegd om er een idee van te krijgen datde scheiding, juist allerminst verdwenen, nu een andererol speelt, andere lijnen volgt, via nieuwe instituties werkten gevolgen heeft die niet meer dezelfde zijn. En ook alzou de rol van de arts niet meer inhouden dan het oor lenen

aan een eindelijk vrij woord, dan nog geschiedt het luiste-ren onder handhaving van de cesuur. Luisteren naar eenspreken dat beladen is met verlangen en dat zich - in zijn

39

Page 4: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken De orde van het spreken

grootste verrukking of zijn grootste vertwijfeling - metvreseUjke machten geladen acht. Waar het zwijgen van derede nodig is om de monsters te genezen, hoeft dat zwij-gen slechts waakzaam te zijn en de scheiding leeft voort.

Misschien is het gewaagd de tegenstelling tussen waaren onwaar als een derde uitsluitingssysteem te zien, naastdie waarover ik zojuist sprak. Hoe zou men redelijkerwijseen parallel kunnen trekken tussen de dwang die uitgaatvan de waarheid en dergelijke scheidslijnen, die in aan-vang willekeurig zijn of in ieder geval vanuit historischetoevalligheden ontwikkeld warden; die niet alleen plooi-baar zijn maar ook voortdurend verschuiven; die gedra-gen warden door een heel stelsel van instituties die hen in-stellen en herschrijven; die ten slotte zich niet zonderdwang laten gelden, noch zonder ten minste enig geweld.

Natuurlijk, op het niveau van een propositie, binneneen vorm van spreken, is de scheiding tussen waar en on-waar noch willekeurig of veranderbaar, noch institutio-neel of gewelddadig. Maar wanneer we een ander ge-zichtspunt innemen, wanneer wij willen weten wat dezewil tot waarheid, die zoveel eeuwen van onze geschiedenisdoorkruist heeft, geweest is, deze constante, dwars doorons spreken heen, of wat heel in het algemeen het soortscheiding is dat onze wil tot weten beheerst, zien we mis-schien toch zoiets als een uitsluitingssysteem (een histo-risch, plooibaar, institutioneel dwingend systeem) zicht-baar warden.

Deze scheiding is ongetwijfeld historisch ontstaan.Want nog bij de Griekse dichters van de zesde eeuw washet ware spreken - in de volle en geijkte zin van het woord-, het ware spreken dat ontzag en vrees inboezemde enwaaraan men zich wel moest onderwerpen omdat hetheerste, dat was het spreken dat geuit werd door wie hetkrachtens zijn recht en volgens het vereiste ritueel toe-kwam, het spreken dat recht sprak en ieder zijn deel gaf,

het spreken dat de toekomst voorspelde en daarbij niet al-leen aahkondigde wat komen ging maar er ook toe bij-droeg dat dit tot stand kwam, het spreken dat de mensensamenbond en daardoor met het lot verweven was. Wel-nu, een eeuw later resideerde de hoogste waarheid al nietmeer in wat het spreken was of in wat het deed, zij resideer-de in wat het zei: op een dag is de waarheid verschovenvan de geritualiseerde, doeltreffende en rechtmatige daadvan het uiten naar de uiting zelf: naar de zin van de uiting,haar vorm en object, naar de relatie die zij tot haar verwij-zing heeft. Tussen Hesiodus en Plato is een zekere schei-ding tot stand gekomen die het ware spreken van het on-ware scheidde. Dit is een nieuwe scheiding, omdat sinds-dien het ware spreken niet langer het kostbare en be-gerenswaardige spreken is, niet langer het spreken dat metde uitoefening van macht verbonden is. De sofist is ver-jaagd.

Deze historische scheiding heeft ongetwijfeld onze wiltot weten zijn algemene vorm gegeven. Maar zij is niette-min blijven verschuiven: de grote wetenschappelijke om-wentelingen laten zich soms wellicht lezen als de gevolgenvan een ontdekking, maar ze kunnen ook gelezen wardenals de opkomst van nieuwe vormen binnen de wil totwaarheid. Ongetwijfeld kent de negentiende eeuw een wiltot waarheid die noch in de vormen die hij inzet, noch inde objectgebieden waarop hij zich richt, noch in de tech-nieken waarop hij steunt met de voor de klassieke cultuurkenmerkende wil tot weten samenvalt. En als wij iets ver-der terug gaan: bij de overgang van de zestiende naar dezeventiende eeuw (en vooral in Engeland) zien wij een wiltot weten opkomen die, vooruitlopend op wat hij tegen-woordig omvat, schema's van mogelijke, waarneembare,meetbare en klasseerbare objecten ontwierp; een wil totweten die het kennende subject (eigenlijk voorafgaand aanelke ervaring) een zekere plaats, een zekere blik, een zeke-

40 41

Page 5: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

re functie toewees (eerder zien dan lezen, eerder toetsendan uitleggen); een wil tot weten die (globaler dan elk spe-cifiek instrument) het technische niveau voorschreefwaarop de kennis zijn beslag moest krijgen am verifieer-baar en nuttig te zijn. Zo lijkt de wil tot waarheid sedert degrote platoonse scheiding zijn eigen geschiedenis te heb-ben, die niet de geschiedenis van dwingende waarheden ismaar de geschiedenis van de schema's van te kennen ob-jecten, de geschiedenis van de functies en posities van hetkennende subject, de geschiedenis van de materiele, tech-nische en instrumentele inkleding van de kennis.

Welnu, deze wil tot waarheid steunt net als de andereuitsluitingssystemen op een institutionele schraag: hijwordt en versterkt en herschreven door een hele laag vanpraktijken, zoals zeer zeker de pedagogie, zoals het sys-teem van boeken, van uitgeven, van bibliotheken, zoalseertijds de geleerde genootschappen en tegenwoordig delaboratoria. Maar- ongetwijfeld op een dieper liggend ni-veau - wordt hij ook herschreven door de manier waaropde kennis in een maatschappij wordt toegepast, waarop zijwordt gewaardeerd, verspreid, verdeeld en in zekere zintoegewezen. Laten we hier, en dan alleen in symbolischezin, het oude Griekse beginsel in herinnering roepen, datde rekenkunde heel wel beoefend kan warden in democra-tische stadstaten, omdat zij relaties van gelijkheid onder-wijst, maar dat de meetkunde alleen in oligarchieen on-derwezen moet warden, omdat zij de verhoudingen in deongelijkheid laat zien.

Ik meen, ten slotte, dat de op deze manier door een in-stitutionele onderbouwing en verspreiding gesteunde wiltot waarheid er toe neigt op de andere vormen van spreken- ik heb het nog steeds over onze maatschappij - een soortdruk uit te oefenen en zoiets als een dwingende macht. Ikdenk aan de manier waarop de westerse literatuur sederteeuwen steun heeft moeten zoeken bij het natuurlijke, het

42

De orde van het spreken

waarschijnlijke, het oprechte en ook bij de wetenschap -kortom, bij het ware spreken. Ik denk ook aan de manierwaarop de economische praktijken, gecodificeerd invoorschriften en recepten, eventueel in moraal, sedert dezestiende eeuw getracht hebben zich te grondvesten, te ra-tionaliseren en te rechtvaardigen met een theorie overwelvaart en produktie; ik denk voorts aan de manier waar-op een zozeer uit voorschriften bestaand stelsel als hetStrafrecht naar zijn .grondslagen of zijn rechtvaardigingheeft gezocht, eerst natuurlijk in een rechtstheorie, ver-volgens, vanafde negentiende eeuw, in een sociologisch,psychologisch, medisch, psychiatrisch weten, alsof hetwoord van de wet in onze maatschappij alleen nog maarbekrachtigd kon warden door een op waarheid georien-teerd spreken.

Van de drie grote uitsluitingssystemen die het sprekentreffen - het verboden woord, de verstoting van de waan-zin en de wil tot waarheid - heb ik het derde het uitvoe-rigst besproken. Dit omdat al eeuwenlang de beide eerstevoortdurend in zijn richting afglijden, omdat het de beideandere op zijn conto tracht bij te schrijven, om ze tegelij-kertijd te wijzigen en te funderen; omdat waar de beideeerste voortdurend verzwakken, steeds onzekerder wor-den naarmate ze verder doorkruist warden door de wil totwaarheid, deze laatste daarentegen voortdurend sterkerwordt, zich voortdurend verdiept en zich steeds moeilij-ker laat omzeilen.

En toch wordt de laatste stellig het minst besproken.Alsof de wil tot waarheid en zijn wederwaardighedenvoor ons gemaskeerd zijn door het noodzakelijke verloopvan de waarheid zelf. De reden hiervoor is misschien deze:

als het ware spreken, inderdaad sinds de Grieken, nietmeer beantwoordt aan het verlangen of niet langer demacht heeft, wat zou er dan anders bij de wil tot waarheid,bij de wil om dat ware spreken te uiten, op het spel staan

43

Page 6: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

dan het verlangen en de macht? Het ware spreken, datdoor de noodzaak van zijn vorm wordt ontlast van hetverlangen en bevrijd van de macht, kan de wil tot waar-heid waarvan het doortrokken is niet herkennen, en de wiltot waarheid zoals die zich al sinds lang tegenover ons doetgelden is zodanig dat de waarheid die hij zoekt er niet aankan ontkomen deze wil te maskeren.

Zo verschijnt er voor onze ogen slechts een waarheidvan rijkdom, vruchtbaarheid, zachte en verraderlijk uni-versele kracht. Terwijl wij de wil tot waarheid als een on-gehoorde machinerie die tot uitsluiten bestemd is nietkennen. Op bepaalde punten in onze geschiedenis hebbenenkelen geprobeerd deze wil tot waarheid te omzeilen ener opnieuw, tegen de waarheid in, vraagtekens bij te plaat-sen -juist daar waar de waarheid het verbod gaat recht-vaardigen en de waanzin definieren. Zij alien, van Nietz-sche tot Artaud en Bataille, moeten ons nu tot bakens die-nen, ongetwijfeld op hooghartige wijze, voor het werkvan alledag.

Er bestaan natuurlijk nog heel wat andere procedureswaardoor het spreken wordt gecontroleerd en afgeba-kend. Tot nu toe sprak ik over procedures die op een be-paalde manier van buitenaf werkertS zij functioneren alsuitsluitingssystemen en zij betreffen uiteraard dat deelvanhet spreken dat de macht en het verlangen tot inzet heeft.

Er is, denk ik, nog een tweede groep afte zonderen. In-terne procedures ditmaal, omdat het spreken zelfzijn ei-gen controle uitoefent. Deze procedures werken eerderclassificerend, organiserend en als verspreidingsprindpe,alsof het hier gaat om de beheersing van een andere di-mensie van het spreken: die van de gebeurtenis en het toe-val.

In de eerste plaats het commentaar. Ik neem aan, maar

44

De orde van het spreken

zonder er echt zeker van te zijn, dat er nauwelijks een sa-menleving bestaat waar geen grote vertellingen voorko-men die verhaald, herhaald en gevarieerd warden; formu-les, teksten en geritualiseerde delen van het^preken die inwelomschreven situaties warden voorgedragen; uitspra-ken die bewaard warden omdat er lets als een geheim ofeen kostbaarheid in vermoed wordt. Kortom, wij kunnenaannemen dat er in samenlevingen zeer regelmatig eensoort niveauverschil in het spreken voorkomt: het sprekendat in de loop van de dag, in de loop van het gesprek 'gebe-zigd wordt' en dat met de daad van het uitspreken zelfvoorbijgaat, en het spreken dat het begin is van een reeksnieuwe taaldaden waardoor het hernomen, getransfor-meerd ofbesproken wordt, kortom vormen van sprekendie eindeloos, hun formulering voorbij, gezegd zijn, ge-zegd blijven en nog gezegd moeten warden. Wij kennenze in ons culturele systeem: de religieuze ofjuridische tek-sten, maar ook die naar hun status gemeten zo merkwaar-dige teksten die 'literair' genoemd warden, en in zekeremate ook wetenschappelijke teksten.

Deze discrepantie is beslist niet duurzaam, constant ofabsoluut. Het is niet zo, dat erenerzijds de voor eens en al-tijd gegeven categorie van fundamenteel of scheppendspreken is, en anderzijds al dat spreken dat herhaalt en vanglossen en commentaren voorziet. Heel wat belangrijketeksten vertroebelen en verdwijnen, en soms nemen com-mentaren hun plaats in. Maar al warden zij op andere pyn-ten aangewend, de functie blijft bestaan; en het prindpevan discrepantie blijktsteeds opnieuw te warden ingezet.Het radicaal uitwissen van dit niveauverschil kan nooit

lets anders zijn dan spel, utopie of angst. Een spel zoalsBorges bedrijft, waarin een commentaar niets anders isdan het woord voor woord herverschijnen (maar danplechtig en verwacht) van wat het commentarieert, hetspel ook van een kritiek die eindeloos praat over een werk

45

Page 7: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

^-3

aq

3 1^IllIllIll

v n

Its-0 fj-tS-is3- &.w

lr13-^ s^ ^ i0 2. n

8"1t§tl

^ ^

l!en w

2-P^ <T? S-P ^-r 3i-t - O-

^ 1^It?Ill?pIll<-i- 0 ooX2.

3s-

I

Page 8: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

ten die naamloos warden doorgegeven. En binnen de ge-bieden waar het toeschrijven aan een auteur regel is - de li-teratuur, de filosofie, de wetenschap - is duidelijk te ziendat het niet steeds dezelfde rol speelt. Binnen de orde vanhet wetenschappelijke spreken was in de middeleeuwenhet toeschrijven aan een auteur onontbeerlijk omdat heteen vingerwijzing voor de waarheid vormde. Men vonddat een propositie zijn wetenschappelijke waarde aan deauteur zelf ontleende. Sinds de zeventiende eeuw is dezefunctie in het wetenschappelijke spreken steeds meer ver-vaagd: het functioneert nauwelijks meer, behalve om eennaam te geven aan een stelling, een effect, een voorbeeld,een syndroom. Binnen de orde van het literaire sprekendaarentegen is vanafdezelfde tijd de functie van de auteurvoortdurend sterker geworden: al die verhalen, al die ge-dichten, al die treur- ofblijspelen die in de middeleeuwenin een minstens betrekkelijke anonimiteit rondgingen,daarvan willen wij nu weten (en wij eisen dat zij het zeg-gen) waar ze vandaan komen, wie ze geschreven heeft; wijverlangen dat de auteur rekenschap geeft van de eenheidvan de tekst die op zijn naam gezet wordt; wij verlangendat hij de verborgen zin waarvan zijn werk doortrokken isonthult of op zijn minst op zichzelfbetrekt; wij verlangendat hij zijn werk verbindt met zijn persoonlijk leven, metzijn echte ervaringen, met het echt gebeurde dat aan dewieg ervan stand. Door de auteur krijgt de verontrusten-de taal van de fictie zijn eenheid, zijn verbanden, wordt zijin de werkelijkheid binnengebracht.

Ik weet wel dat men nu zal zeggen: 'Maar nu praat uover de auteur zoals de kritiek hem achterafuitvindt, wan-neer de dood gekomen is en er slechts een wirwar aanduistere taal achter blijft; dan moeten we dat alles tochweer enigszins op orde brengen; een plan verzinnen, eensamenhang, een thematiek die in het geweten of in het le-ven van een mderdaad misschien wat fictieve auteur ge-

48

De orde van het spreken

zocht wordt. Maar dat neemt niet weg dat hij wel degelijkbestaan heeft, de werkelijke auteur, de man die middentussen alle afgeleefde woorden binnenvalt en er zijn genieofzijn wanorde op overdraagt.

Het zou inderdaad absurd zijn het bestaan van hetschrijvende en inventieve individu te loochenen. Maar ikdenk dat - althans vanafeen bepaalde periode - het indivi-du dat een tekst gaat schrijven, met de eventuele mogelijk-heid van een werkstuk in het verschiet, steeds opnieuw defunctie van auteur voor zijn rekening neemt: wat hijschrijft en wat hij niet schrijft, wat hij als aanzet tot eenwerkstuk ontwerpt, zelfs in de vorm van een voorlopigekrabbel, en wat hij als alledaagse woorden overslaat en laatvallen, dit hele spel van verschillen wordt voorgeschrevendoor de functie van de auteur, zoals hij die door zijn tijdkrijgt toebedeeld ofzoals hij die zelfop zijn beurt wijzigt.Want hij kan wel degelijk het traditionele beeld dat menvan de auteur heeft verstoren; vanuit een nieuwe positievan auteur zal hij dan in alles wat hij had kunnen zeggen,in alles wat hij dagelijks zegt, op ieder moment, het nogtriUend profiel van zijn werkstuk snijden.

Het commentaar beperkte het toeval van het sprekendoor het spel van een identiteit die de vorm heeft van de her-haling en van het gelijke. Het principe van de auteur be-perkt dit zelfde toeval door het spel van een identiteit difc devorm heeft van de individualiteit en van het ik.

In wat we niet zozeer de wetenschappen als wel de 'dis-ciplines' noemen laat zich nog een ander principe van be-perking onderkennen. Ook dit is een betrekkelijk en ver-anderlijk principe. Een principe dat uitbouw mogelijkmaakt, zij het binnen smalle marges.

De organisatie van disciplines onderscheidt zich zowelvan het principe van het commentaar als van het principevan de auteur. Van het laatste doordat een discipline ge-kenmerkt wordt door een objectgebied, een samenstel

49

Page 9: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van hetspreken

van methoden, een corpus van als waar aangemerkte pro-posities, een samenspel van regels en definities, technie-ken en instrumenten; hierdoor wordt een soort anoniem

systeem gevormd dat ter beschikking staat van wie zichervan kan ofwil bedienen, zonder dat de zin ofgeldigheidervan verbonden wordt met degene die er toevallig de uit-vinder van is. Het principe van de discipline verschilt ookvan dat van het commentaar: anders dan bij het commen-taar wordt bij een discipline niet van meet afaan veronder-steld dat er een betekenis herontdekt ofeen identiteit her-haald moet warden, hier zijn het de vereisten voor de vor-ming van nieuwe uitspraken die van meet afaan veronder-steld warden. Er moeten tot in het oneindige nieuwe pro-posities geformuleerd kunnen warden, wil er sprake zijnvan een discipline.

Maar er is meer, er is meer ongetwijfeld met het oog opeen vermindering. Een discipline is niet de som van alleswat er aangaande iets aan waars gezegd kan warden; zij iszelfs niet het geheel van aUes wat er over eenzelfde gege-ven aanvaard kan warden krachtens een beginsel van in-nerlijke samenhang of systematiek. De geneeskundewordt niet gevormd door het totaal van ware uitsprakendie over ziekte mogelijk zijn; de plantkunde kan niet gede-fmieerd warden als de som van alle waarheden die plantenbetreffen. Hiervoor zijn twee redenen: ten eerste is deplantkunde of de geneeskunde zoals alle andere disciplinesnet zo goed uit vergissingen als uit waarheden opge-bouwd. Deze vergissingen zijn binnen de discipUne geenresten of Fremdkorper maar zij hebben een positieve func-tie, een historische doelmatigheid en zij spelen een rol dievaak onlosmakelijk verbonden is met die van de waarhe-den. Maar bovendien meet een propositie, voor ze bij deplantkunde of de ziekteleer hoort, voldoen aan voorwaar-den die op een bepaalde manier strikter en ingewikkelderof in ieder geval anders zijn dan de loutere en simpele

50

De orde van het spreken

waarheid. Een propositie moet gericht zijn op eenvastomlijnd objectgebied: vanaf de zeventiende eeuw bijvoorbeeld moest een propositie om 'plantkundig' te zijnbetrekking hebben op de zichtbare structuur van de plant,het systeem van zijn krachtige ofvage gelijkenissen of demechanica van zijn vloeistofFen (en kon zij niet meer, zoalsin de zestiende eeuw nog het geval was, vasthouden aan desymbolische waarden ofhet geheel van deugden ofeigen-schappen die de plant in de Oudheid werden toegekend).Maar ook moet een propositie om tot een discipline te be-horen gebruik maken van vastomlijnde conceptuele entechnische instrumenten; vanafde negentiende eeuw waseen propositie niet langer medisch, viel 'buiten de genees-kunde' en kreeg de waarde van een persoonlijke waan ofvan volksverbeelding, als daarbij begrippen ingezet wer-den die zowel metaforisch, kwalitatiefals substantieel wa-ren (zoals stuwing, verhitte vloeistoffen en ingedroogdestoffen); daarentegen kon, en moest, een propositie zichberoepen op al even metaforische begrippen, die evenwelop een ander, namelijk functioned en fysiologisch, modelgebaseerd waren (begrippen als irritatie, ontsteking ofde-generatie van weefsel). Maar er is meer: om tot een disci-pline te behoren moet een propositie binnen een bepaaldetheoretische horizon passen. Laat het wat dit betreft vol-doende zijn er aan te herinneren dat het zoeken naar deoertaal, tot aan de achttiende eeuw een algemeen aanvaardthema, in de tweede helft van de negentiende eeuw vol-doende aanleiding vormde om elk spreken van tafel te ve-gen, niet als een vergissing maar als een hersenschim, alseen illusie, als louter en alleen een taalkundig gedrocht.

Binnen haar marges kent iedere discipline ware en onwa-reproposities, maarzij weerteenheleteratologievanwetenbuiten haar grenzen. Aan de buitenkant van een disciplinegaatermeermaarookminderomdaawij denken. Uiteraardtreffen we daar de onmiddellijke ervaring aan en de denk-

51

Page 10: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

beeldige thema's die zonder ophouden de spontane menin-gen dragen en herschrijven, maar vergissingen in eigenlijkezin komen er misschien niet voor, want een vergissing kanzich alleen binnen een welomschreven praktijk voordoen envastgesteld warden; daarentegen waren er gedrochten ronddie al naar gelang de geschiedenis van het weten van vormveranderen. Kortom, eenpropositiemoetaaningewikkeldeen strenge eisen voldoen om tot het geheel van een disciplmebehoren. Voor zij tot waar of onwaar bestempeld kanwarden, moet een propositie, zoals Canguilhem zou zeg-gen, 'binnenhetware'zijn.

Men heeft zich vaak afgevraagd hoe de negentiendeeeuwse plantkundigen of biologen het hebben klaarge-speeld niet in te zien dat Mendel het bij het rechte eind had.Maar Mendel sprak over objecten, gebruikte methoden,werkte binnen een theoretische horizon, die de biologievan zijn tijd onbekend waren. Weliswaar had Naudin,voor hem, gesteld dat de erfelijke eigenschappen los vanelkaar staan, maar dit principe kon hoe nieuw en onge-woon ook toch - ten minste als raadsel - deel van het bio-

logische spreken blijven uitmaken. Mendel daarentegenbenoemt de erfelijke eigenschap als een totaal nieuw bio-logisch object dank zij een scheidingstechniek die nognooit eerder was toegepast: hij ontkoppelt haar van desoort en van de sekse die haar overdraagt; en het gebiedwaar hij haar observeert is de oneindig open reeks van ge-neraties waarbinnen zij verschijnt en verdwijnt volgensstatistische regelmaat. Dit nieuwe object vraagt om nieu-we conceptuele instrumenten en nieuwe theoretische fun-damenten. Mendel deed ware uitspraken, maar hij ver-keerde niet 'binnen het ware' van het biologischsprekenvan zijn tijd, hij volgde niet langer de zelfde regels om bio-logische objecten en concepten te vormen. Er is binnen debiologie een forse schaalverandering, de ontwikkelingvan een geheel nieuwe systematiek van objecten voor no-

52

De orde van het spreken

dig geweest om Mendel binnen het ware te loodsen endaarmee zijn proposities als (goeddeels) juist aan het lichtte brengen. Mendel was een waar gedrocht en dat maaktedat de wetenschap er niet over kon praten; terwijl bijvoorbeeld Schleiden een dertigjaar eerder, midden in denegentiende eeuw, maar volgens de regels van het biolo-gische spreken het bestaan van de geslachtelijkheid bijplanten loochende en daarmee slechts een vergissing bin-nen de orde van zijn discipline formuleerde.

Het is altijd mogelijk dat het ware gezegd wordt in deruimte van een 'wilde' uitwendigheid, maar het domeinvan het ware wordt pas bereikt door aan de regels van een'politic' van het spreken te gehoorzamen, regels die metelk spreken opnieuw tot leven moeten warden gebracht.

De discipline is een prindpe dat de produktie van hetspreken controleert. Zij legt er beperkingen aan op dooreen identiteitsspel dat de vorm heeft van een permanentopnieuw verwerkelijken van regels.

Wij zijn gewend in de vruchtbaarheid van een auteur, inde veelheid van commentaren, in de ontwikkeling van een

discipline evenzoveel onuitputtelijke bronnen te zienwaaruit het spreken ontstaat. Terecht misschien, maar hetzijn niet minder dwingende principes, en waarschijnlijkkunnen wij ons slechts rekenschap geven van hun positie-ve en vruchtbare rol indien we hun beperkende en dwin-gende functie daarin betrekken.

Er bestaat denk ik nog een derde groep van procedures diede controle op het spreken mogelijk maken. Ditmaal isniet aan de orde hoe de machten die het spreken in zichbergt warden beheerst noch hoe de toevalsaspecten in dearticulatie van het spreken warden bezworen; ditmaalwordt vastgesteld onder welke voorwaarden het kan wor-den ingezet en wordt aan de individuen die spreken een

53

Page 11: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

aantal regels opgelegd om zo de vrije toegang tot het spre-ken te beperken. Uitdunning in dit geval van het aantalsprekers; niemand zal de orde van het spreken binnentre-den wanneer hij niet aan bepaalde eisen voldoet of wan-neer hij daartoe niet van meet af aan bevoegd is. Nauw-keuriger uitgedrukt: niet alle regionen van het spreken zijneven open en toegankelijk; sommige zijn strong verboden(onderscheiden en onderscheidende regionen), terwijlandere zo lijkt het voor alle winden openstaan en zonderenige restrictie vooraf voor iedere spreker beschikbaarzijn.

Wat dit thema betreft wil ik graag een anekdote in her-innering roepen die zo mooi is dat we zouden willen dat zewaar is. Alle dwahg die het spreken belaagt wordt ermeein een figyur samengebracht: die waardoor zijn machtwordt beperkt, die waardoor zijn toevallige articulatieswarden beheerst, die waardoor een selectie op de sprekerswordt toegepast. In het begin van de zeventiende eeuwhad de sjogoen horen veriuiden dat de superioriteit van deEuropeanen - in navigatie, handel, politiek en krijgskunst- toe te schrijven was aan hun kennis van de wiskunde. Hijwenste zich meester te maken van een zo kostbare vorm

van weten. Toen hem ter ore was gekomen dat een Engel-se zeeman het geheim van dit wonderbaarlijke spreken be-zat, ontbood hij deze op zijn paleis en hield hem daar vast.Onder vier ogen nam hij lessen bij hem. Zo leerde hij wis-kunde. En inderdaad bleef hij aan de macht, en hij werdheel oud. Pas in de negentiende eeuw kende Japan wiskun-digen. Maar daarmee eindigt de anekdote niet, zij heeftook een Europese kant. Het verhaal wil namelijk dat dezeEngelse zeeman, Will Adams, autodidact was, een tim-merman die meetkunde had geleerd toen hij op eenscheepswerfwerkte. Moeten we in dit verhaal de uitdruk-king van een van de grootste mythes van de Europese cul-tuur herkennen? Europa, dat tegenover het gemonopoli-

54

De orde van het spreken

seerde en geheime weten van de Oosterse tirannie het we-reldwijd doorgeven van de kennis, de voortdurende envrije uitwisseling van het spreken zou stellen.

Dit thema doorstaat een nader onderzoek natuurlijkniet. Uitwisseling en overdracht zijn positieve elementendie binnen ingewikkelde restrictieve systemen figureren,en onafhankelijk daarvan zouden zij zeker niet kunnenfunctioneren. De minst verhulde, zichtbaarste vorm van

deze restrictieve systemen wordt gevormd door wat wijonder de term ritueel kunnen rangschikken. Het ritueelbepaalt de kwalificaties van de individuen die praten (diein het kader van een dialoog, van de ondervraging, van devoordracht een bepaalde positie moeten innemen en eenbepaald soort uitspraken moeten formuleren); het bepaaltde gebaren, de gedragingen, de omstandigheden en hetgeheel van tokens waarvan het spreken vergezeld moetgaan; het legt, ten slotte, de vermeende ofopgelegde wer-king van de woorden vast, hun uitwerking op de aange-sprokenen, en de grenzen van hun dwingende kracht. Hetreligieuze, het juridische, het therapeutische en voor eendeel ook het politieke spreken is nauwelijks los te zien vaneen ritueel dat voor de sprekers zowel bijzondere eigen-schappen als eenmaal aangenomen rollen vastlegt.

Deels anders functioneren de 'spreekgemeenschappen',die als taak hebben vormen van spreken in stand te houdenofte produceren, maar dan om ze binnen een gesloten cir-cuit en alleen volgens strikte regels te verspreiden, zonderdat degenen die er het bezit van hebben er door deze ver-spreiding bij inschieten. In een archaische vorm trefFen wijdit aan in de groepen rapsoden, die de kunst van het recite-ren ofeventueel het varieren en transformeren van verzenverstonden. Hoewel zij een overigens rituele voordrachttot doel had, werd deze kennis binnen een welomschrevengroep beschermd, verdedigd en bewaard door de noodza-kelijke, veelal zeer complexe, geheugenoefeningen die er-

55

Page 12: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

aan verbonden waren; door de leertijd verwierf men zo-wel de toegang tot een kring als tot een geheim, dat in devoordracht werd getoond maar niet prijs gegeven. Hettoespreken en het toehoren vormden geen verwisselbarerollen.

Natuurlijk zijn er nauwelijks nog zulke 'spreekgemeen-schappen' te vinden, met hun dubbelzinnige spel van ge-heimhouding en verbreiding. Maar vergissen we ons niet:zelfs binnen de orde van het ware spreken, zelfs binnen deorde van het gepubUceerde en van elk ritueel ontdanespreken leven nog vormen van toeeigening van geheimenen rollen die niet verwisselbaar zijn. Het is heel goed mo-gelijk dat het schrijven, zoals dat tegenwoordig in hetback, het systeem van uitgeven en de persoon van de au-teur geihstitutionaliseerd is, plaats vindt in een 'spreekge-meenschap' die misschien vaag omlijnd is maar die zekereen dwingend karakter heeft. Door zijn anders zijn, dat deschrijver voortdurend tegenover de activiteit van ieder an-der sprekend of schrijvend individu stelt, door het on-overgankelijk karakter dat hij aan zijn spreken geeft, doorde wezenlijk eigen aard die hij sinds lang al aan het 'schrij-ven toekent, door de uitgesproken asymmetrie tussen deschepping' en elk ander gebruik van het linguistische sys-

teem, door dit alles (dat er overigens toe neigt zijn weer--slag te vinden in de ermee samenhangende praktijken) ge-yen de taaluitingen blijk van het bestaan van een zekerespreekgemeenschap'. Maar er bestaan nog meer van der-

gelijke gemeenschappen, die op een geheel andere wijzefunctioneren, onder een heel ander regime van buitenslui-ten en verbreiden. We kunnen denken aan het technische

of wetenschappelijke geheiih, aan de vormen waarin hetmedische spreken verspreid wordt en circuleftrt, aan dege-nen die zich het economische ofpolitieke spreken hebbentoegeeigend.

Op het eerste gezicht vormen de (religieuze, politieke,

56

De orde van het spreken

filosofische) 'doctrines' het tegendeel van een 'spreekge-meenschap': daar werd er naar gestreefd het aantal spre-kende individuen, ook al lag daarover niets vast, te beper-ken; alleen onder hen kon het spreken drculeren en over-gedragen warden. De doctrine daarentegen is gerieht opverbreiding, en juist in het gemeenschappelijk gebruikvan een en hetzelfde stelsel van spreken formuleren indivi-duen, zoveel men maar bedenken wil, hun wederzijdsebetrokkenheid. Zo op het oog is de enig vereiste voor-waarde dat men dezelfde waarheden erkent en een zeker -

min of meer plooibaar - beginsel van overeenstemmingmet het geldend verklaarde spreken aanvaardt. Als het omniets anders ging, verschilden de doctrines nauwelijks vande wetenschappelijke disciplines en richtte de controle vanhet spreken zich uitsluitend op de vormofde inhoud vande uiting, en niet op het sprekende individu. Maar het toe-behoren aan een doctrine brengt zowel de uiting als despreker in het geding, en wel de een via de ander: de spre-ker komt in het geding via de uiting en op grand van dieuiting, zoals blijkt uit de uitsluitingsprocedures en afweer-mechanismen die in het spel zijn wanneer een spreker eenof meer uitspraken heeft gedaan die niet inpasbaar zijn:ketterij en orthodoxie wijzen helemaal niet op een fanatiekoverdrijven van doctrinaire mechanismen, zij horen er opfundamentele wijze bij. Maar omgekeerd brengt de doc-trine uitgaande van de sprekers de uitspraken in het ge-.ding, voor zover de doctrine geldt als het teken, de ver-schijningsvorm en het instrument van een voorafgaandtoebehoren - aan een klasse, een sociale status ofeen ras,aan een nationaliteit ofeen belang, aan een strijd, opstand,verzet ofberusting. De doctrine bindt de individuen aanbepaalde uitingswijzen en verbiedt hun daarmee alle ande-re. Maar zij bedient zich anderzijds van.bepaalde uitings-wijzen om individuen onderling te binden en hen juistdaardoor van alle anderen te onderscheiden. De doctrine

57

Page 13: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

brengt een dubbele onderwerping tot stand: van de spre-kers aan het spreken, en van het spreken aan de althans intheorie aanwezige groep van sprekende individuen.

Ten slotte moeten wij, op een veel ruimere schaal, degrote tegenstellingen onderkennen in wat men de socialetoeeigening van het spreken zou kunnen noemen. Descholing mag dan, terecht, het instrument zijn waarmeeieder individu in een samenleving als de onze tot elk typespreken toegang kan krijgen, wij weten wel dat zij in haarverspreiding, in wat zij mogelijk maakt en in wat zij te-genhoudt lijnen volgt die gemarkeerd warden door onge-lijkheid, tegenstellingen en sociale strijd. leder opvoe-dingssysteem is een politiek middel om de toeeigeningvan het spreken, met de daaraan verbonden kennis enmacht, te handhaven ofte wijzigen.

Ik ben me er van bewust hoe abstract het is om zoals ik

nu heb gedaan de rituelen van het woord, de spreekge-meenschappen, de doctrinaire groeperingen en de socialetoeeigening los van elkaar te bekijken. Meestal grijpen zijin elkaar en vormen een soort imposante bouwwerken,waardoor de verspreiding van sprekende individuen overde verschillende soorten van spreken en de toedeling vanvormen van spreken aan bepaalde categorieen individuenverzekerd wordt. Kort gezegd zijn dit de voornaamsteprocedures waardoor het spreken onderworpen wordt.Wat is een onderwijssysteem per slot van rekening andersdan een ritualisering van het woord, een benoeming envastlegging van rollen voor de sprekers, de vorming vaneen op zijn minst vage doctrinaire groepering, een verde-ling en toeeigening van het spreken, met zijn macht en zijnkennis? Wat is 'het schrijven' (dat van 'de schrijvers') an-ders dan net zo'n systeem om het spreken te onderwerpen,het neemt misschien wat andere vormen aan maar het rit-me is in grote lijnen vergelijkbaar. En is het niet zo dat hetrechtssysteem en het gei'nstitutionaliseerde systeem van

58

De orde van het spreken

de geneeskunde, op zijn minst in sommige opzichtensoortgelijke systemen vormen waardoor het sprekenwordt onderworpen?

Ik vraag mij afofbepaalde thema's in de filosofie dit spelvan beperking en uitsluiting niet onderschrijven en mis-schien ook versterken.

Onderschrijven, ten eerste, door een ideale waarheidvoor te stellen als wet van het spreken en een immanenterationaliteit als principe van zijn verloop, hetgeen ook zijnweerslag vindt in een kennisethiek die de waarheid slechtsbelooft aan het verlangen naar de waarheid en aan de lou-tere macht haar te denken.

Versterken, vervolgens, door een ontkenning die zichditmaal richt op de specifieke werkelijkheid van het spre-ken in het algemeen.

Sinds de spelletjes en de handel van de sofisten werdenafgezworen, sinds hun paradoxen min of meer strak zijngemuilkorfd, lijkt het wel of het westerse denken erovergewaakt heeft dat het spreken zo min mogelijk ruimtekrijgt tussen de gedachte en het woord; het lijkt alsofheterover gewaakt heeft dat het spreken alleen gezien wordtals een zekere schakel tussen denken en praten; het sprekenzou een gedachte zijn die opgetuigd is met zijn tekens enzichtbaar gemaakt is door de woorden of, andersom, hetzouden de taalstructuren zelfzijn die aangewend wardenen een zinefFect teweeg brengen.

Dit weglaten van de werkelijkheid van het spreken, datin het filosofische denken al heel lang bestaat, heeft in deloop van de geschiedenis vele vormen aangenomen. Wijvinden dit heel recentelijk terug in verschillende ons ver-trouwde thema's.

Wellicht maakt het thema van het genererende subjecthet mogelijk de werkelijkheid van het spreken weg te la-

59

Page 14: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

.te-n^Het genererende subJect heeft immers als taak de legeyormen van de taal onmiddellijk met zijn oogmerken'tebezielen. Hij is het die door het taaie, trage van de legedm^gen been intuitief weer greep krijgt op de zin die erin isneergelegd. Hij is het ook die, onttrokken aan de tijd,-be-tekenishonzonten schept die de geschiedenis daarna'nogslechts expliciet hoeft te maken en waarin de proposities,de wetenschappen en de deductieve stelsels ten slotte hunfundament vinden. In zijn verhouding tot de zin beschikthet genererend subject over tekens, kenmerken, sporen enletters. Maar om deze te uiten hoeft hij nog niet die eigen-aardige mstantie van het spreken te doorlopen.

Het thema dat hier tegenover staat, dat van de oor-spronkelijke ervaring, speelt een vergelijkbare rol. Hierwordt verondersteld dat nagenoeg gelyk met de ervaring,nog voor deze zich herstelt in de vorm van een cogito',voorafgaande betekenissen in zekere zin 'vooruit gez^gd''de wereld doorkruisten, haar om ons heen schikten enhaar van meet afaan openstelden voor een soort primitie-ve herkenning. Zo zou een eerdere verstandhouding metde wereld voor ons de mogelijkheid openen'overDhaar,~

^ haar te praten, haar aan te wijzenen te benoemen,'over haar te oordelen en haar uiteindelijk te kennen in devorm van de waarheid. Als er spreken is, wat kan het dananders zijn, in de grond van de zaak, dan een discreet afle-zen? De dingen murmelen al een zin, die onze taal erslechtsuit hoeft te lichten; en in zijn meest rudimentairevorm al praat onze taal over een zijnwaarhet als fijne adersoverheen ligt.

Ook het thema van de universele bemiddeling is mijnsmziens een manier om de werkelijkheid van het spreken^eg te laten, en dit pndanks de schijn van het tegendeeLWant op het eerste gezicht lijkt het wel ofwij het sprekenzelfin het centrum van de bespiegelingen plaatsen,wan-neer wij in alles de beweging van een logos'herkennen die

6o

De orde van het spreken

de bijzonderheden tot begrip verheft en het onmiddellijkebewustzijn toestaat uiteindelijk de gehele rationaliteit vande wereld te ontvouwen. Maar deze logos is eigcnlijk nietsanders dan een spreken dat al geuit is, ofliever: de'dingenzelf en de gebeurtenissen warden ongemerkt spreken,door het geheim van hun ware natuur te ontvouwen. Hetspreken is nauwelijks meer dan de glinstering van eenwaarheid die voor zijn eigen ogen geboren wordt. Enwanneer alles tenslotte de vorm van het spreken kan aan-nemen, wanneer alles gezegd kan warden ten aanzien vanaUes, dan is dat omdat alle dingen als zij hun zin hebbengeopenbaard en uitgewisseld in de stille inwendigheid vanhet zelfbewustzijn kunnen terugkeren.

Zo maakt het niet uit ofhet een filosofie van het genere-rend subject een filosofie van de oorspronkelijke ervaringofeen filosofie van de universele bemiddeling betreft: hetspreken is niet meer dan een spel, van schrijven in het eer-ste, van aflezen in het tweede, van uitwisseling in het der-de geval, en dit spel, van uitwisseling, aflezen, schrijven,heeft nooit meer als inzet dan de tekens. Op deze wijzeheft het spreken wat zijn realiteit betreft zichzelfop en on-derwerpt zich aan de orde van de betekenaar.

Welke beschaving heeft, zo op het oog, meer achtingvoor het spreken getoond dan de onze? Waar is het beteren meer geeerd? Waar is het, schijnbaar, radicaler van zijndwang bevrijd en algemener verbreid? Toch heb ik de in-dmk dat achter deze opvallende verering van het spreken,deze opvallende logofilie, een soort vrees schuil gaat. Hetis net alsofverboden, blokkades, drempels en grenzen zo-danig zijn opgesteld dat daarmee de enorme wildgroei vanet SPreken althans voor een deel wordt beheerst, dat zijnrijkdom van zijn gevaarlijkste kant wordt ontlast en datzijn ordeloosheid in banen wordt geleid die de ergste cha-os vermijden. Het is net alsofmen zijn plotselinge binnen-dringen in het spel van de gedachte en de taal tot in zijn

6i

Page 15: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

sporen heeft willen uitwissen. Ongetwijfeld bestaat er inonze samenleving - en ik veronderstel in elke andere,maar dan volgens een ander profiel en een ander ritme -een diepgewortelde logofobie, iets als een doffe vrees voordeze gebeurtenissen, deze massale hoeveelheid bewoor-dingen, voor het opwellen van al die uitingen, voor alleswat er gewelddadig, discontinu, strijdlustig, wanordelijkook en hachelijk aan is, voor het grote onophoudelijke enordeloze gonzen van het spreken.

En wanneer wij deze vrees - ik zeg niet uitbannen maaranalyseren willen in zijn voorwaarden, werking en effec-ten, moeten wij geloofik drie beslissingen nemen waarte-gen ons denken vandaag de dag zich enigszins verzet, be-slissingen die samenhangen met de drie groepen functiesdie ik daarnet heb besproken: we moeten opnieuw vraag-tekens plaatsen bij onze wil tot waarheid, het sprekenmoet zijn gebeurteniskarakter terugkrijgen en aan de al-macht van de betekenaar moet, ten slotte, een eind wor-den gemaakt.

Dit zijn de taken of, liever, enkele van de thema's die alsleidraad dienen bij het werk dat ik hier de komendejarenwil verrichten. Wij kunnen al dadelijk enkele methodischeeisen opsporen die deze thema's impliceren.

Ten eerste een principe van omkering: waar wij traditio-neel in de gedaanten die een positieve rol lijken te spelen,zoals die van de auteur, van de discipline, van de wil totwaarheid, de bron van het spreken denken te herkennenen de oorzaak van zijn overdaad en continui'teit, daar moe-ten we nu de negatieye working onderkennen waardoorhet spreken beknot en uitgedund wordt.

Maar als deze uitdunningsprincipes eenmaal onderkendzijn, als wij ze niet langer als fundamentele en scheppendeinstanties beschouwen, wat ontdekken we dan daarach-

62

De orde van het spreken

ter? Moeten wij een wereld van ononderbroken sprekenaannemen die in theorie volledig is? Op dit punt moetenwij andere methodische prindpes inzetten.

Een principe van discontinwteit: dat er uitdunningssyste-men zijn wil niet zeggen dat daarachter ofdaar voorbij eenalomvattend, ononderbroken en zwijgend spreken heerst,dat door deze systemen onderdrukt of teruggedrongenwordt, en dat het onze taak zou zijn het te verhefFen doorhet eindelijk het woord terug te geven. Wij moeten onsniet inbeelden dat een niet-gezegd of een niet-gedachtspreken de wereld doorkruist en zich met al zijn vormenen gebeurtenissen vervlecht en dat het er om zou gaan dituiteindelijk te articuleren ofte denken. Het spreken moetwarden beschouwd in termen van discontinue praktijken,die elkaar kruisen, soms in elkaar vallen, maar elkaar evengoed negeren ofuitsluiten.

Een principe van eigenheid: het spreken niet ontbindenin een serie voorafgaande betekenissen, ons niet verbeel-den dat de wereld ons een leesbaar gelaat toont, dat wijnog slechts hoeven te ontcijferen. De wereld is geen me-deplichtige van onze kennis; er is geen voortalige voorzie-nigheid die haar ter wille van ons regelt. Wij moeten hetspreken zien als een geweld dat wij de dingen aandoen, ofin elk geval als een praktijk waaraan wij hen onderwerpen.En in deze praktijk schuilt het principe waarin de gebeur-tenissen van het spreken hun regelmatigheid vinden.

Vierde regel, die van de uitwendigheid: vanuit het spre-ken niet naar de verborgen kern zoeken, naar het diepstevan een gedachte of betekenis die zich daarin zou uiten,maar vanuit het spreken zelf, vanuit zijn articulatie en zijnregelmatigheid ons richten op zijn externe mogelijkheids-voorwaarden, op wat de aanleiding vormt tot de toevalli-ge reeks van zijn gebeurtenissen en op wat de grenzen er-van bepaalt.

Bij onze analyse moeten wij ons dus door vier begrip-

63

Page 16: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

pen laten leiden: de gebeurtenis, de reeks, de regelmatig-heid en de mogelijkheidsvoorwaarde. Wij zien dat zij eenvoor een tegenover vier andere staan: de gebeurtenis staattegenover de schepping, de reeks tegenover de eenheid, deregelmatigheid tegenover de oorspronkelijkheid en demogelijkheidsvoorwaarde tegenover de betekenis. Dezelaatste vier begrippen (betekenis, oorspronkelijkheid,eenheid, schepping) hebben vrij algemeen de traditioneleideeengeschiedenis beheerst, waar eenstemmig werd ge-zocht naar het scheppingsmoment, naar de eenheid vaneen werkstuk, tijdperk ofthema, naar het stempel van in-dividuele originaliteit en naar de oneindige schat aan ver-hulde betekenissen.Ik zal hier nog twee opmerkingen aantoevoegen. De ene betreft de geschiedenis. Het wordtvaak als een verdienste van de moderne geschiedweten-schap beschouwd dat zij het eertijds aan de afzonderlijkegebeurtenis verleende primaat heeft opgeheven en dat zijde lange-termijnstructuren heeft blootgelegd. Ongetwij-feld. Maar ik ben er toch niet zeker van ofhet werk van de

historici nujuist deze richting is gegaan. Liever gezegd, ikdenk niet dat er zo'n groot verschil bestaat tussen het na-speuren van de gebeurtenis en de lange-termijnanalyse. Integendeel, het is eerder zo dat wij door de 'korrel' van degebeurtenissen tot het uiterste te verkleinen, door het op-lossend vermogen van het historisch onderzoek op te voe-ren tot marktberichten, notariele akten, kerk- en havenre-

gisters, diejaar najaar, week voor week gevolgd worden,voorbij de veldslagen, decreten, dynastieen en volksver-gaderingen de contouren van omvattende verschijnselenvan langdurige, eeuwen durende strekking voor ogenkrijgen. Zoals zij tegenwoordig beoefend wordt keert degeschiedenis zich niet van de gebeurtenissen af, zij ver-groot in tegendeel voortdurend dit onderzoeksveld, zijontdekt voortdurend nieuwe, oppervlakkige ofdieper ge-legen, lagen; zij licht er voortdurend nieuwe samenhan-

64

De orde van het spreken

gen uit, soms van talrijke gebeurtenissen die opeengepakten uitwisselbaar zijn, dan weer van dungezaaide, door-slaggevende gebeurtenissen: van de bijna dagelijkse prijs-schommelingen tot eeuwomspannende inflaties. Maar hetbelangrijkste is dat de geschiedenis geen gebeurtenis be-schouwt zonder deze in de reeks te plaatsen waarvan zijdeel uitmaakt, zonder de methode van onderzoek ten aan-zien van deze reeks te beschrijven, zonder naar inzicht inde regelmatigheid van de verschijnselen en naar de waar-schijnlijkheidsgrenzen van hun voorkomen te zoeken,zonder aandacht te schenken aan de variaties, de krom-ming en de richting van de curve, zonder de omstandighe-den te willen vaststellen waar deze van afhangen. De ge-schiedenis probeert al lang niet meer de gebeurtenissen tebegrijpen met behulp van een spel van oorzaken en gevol-gen in de vormeloze eenheid van een groot, mistig homo-geen ofkrachtig gerangschikt wordingsproces. En dit nietom voorgaande, gebeurtenis vreemde ofvijandige struc-turen terug te vinden, maar om een verscheidenheid aanvervlochten, vaak uiteenlopende maar nooit autonomereeksen aan te wijzen, waarmee de 'plaats' van de gebeur-tenis, de grenzen van haar toevalligheid en de voorwaar-den waaronder zij zich voordoet omschreven kunnenwarden.

Tegenwoordig gelden niet langer bewustzijn en conti-nuiteit als grondbegrippen (met de daarmee verbondenproblemen van vrijheid en causaliteit), en ook niet tekenen structuur, maar gebeurtenis en reeks, met de daarmeeverbonden begrippen: regelmaat, toeval, discontinuiteit,afhankelijkheid en transformatie. En door een dergelijksamenstel van begrippen is het onderzoek naar het sprekendat mij voor ogen staatjuist niet toegespitst op de traditio-nele thematiek die de filosofen van gisteren nog voor le-vende' geschiedenis houden maar op het tastbare werkvan de historici.

65

Page 17: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

Maar daarmee stelt dit onderzoek ook, vermoedelijkgeduchte, filosofische of theoretische problemen. Indiende vormen van spreken in de eerste plaats als groepenspreek-gebeurtenissen behandeld moeten worden, welkestatus moeten wij dan het begrip gebeurtenis toekennen,dat door de filosofen zo zelden tot onderwerp van be-schouwing gemaakt werd? Uiteraard is de gebeurtenisgeen substantie oftoevalligheid, geen eigenschap ofpro-ces; de gebeurtenis behoort niet tot de orde van het stofFe-lijke. En toch is zij ook niet immaterieel: steeds vindt zij ophet niveau van het materiele haar uitwerking, is zij uitwer-king. Haar plaats en bestaan liggen in de relatie, de coexis-tentie, de verstrooiing, de toetsing, de opeenhoping en "deselectie van stoffelijke elementen; zij is niet de handeling ofde eigenschap van een lichaam, zij ontstaat in en zij ont-staat als effect van een materiele verstrooiing. Laten wijzeggen dat de filosofie van de gebeurtenis in de op het eer-ste gezicht paradoxale richting van een materialisme vanhet niet-lichamelijke zal moeten gaan.

Anderzijds, wanneer de spreek-gebeurtenissen als ho-mogene maar onderling discontinue reeksen dienen tewarden beschouwd, welke status moeten wij deze discon-tinuiteit dan geven? Het gaat hier vanzelfsprekend niet omde opeenvolging van momenten in de tijd, noch om deverscheidenheid aan denkende subjecten; het gaat om decesuren die het moment verbrijzelen en het subject in eenveelheid van mogelijke posities en functies verstrooien.Een dergelijke discontinui'teit treft en ontkracht de klein-ste eenheden die traditioneel als zodanig erkend zijn ofhetmoeilijkst betwistbaar zijn: het moment en het subject. Endaaronder en onafhankelijk daarvan moeten wij ons tus-sen deze discontinue reeksen verbanden voorstellen die

niet het karakter van opeenvolging (of van gelijktijdig-heid) binnen een (of meer dan een) bewustzijn hebben.Los van de filosofieen van subject en van tijd moeten wij

De orde van hetspreken

eentheorie van discontinue systeemvormen uitwerken.Ten slotte: hoewel het klopt dat deze discontinue reeksenvan spreken elk binnen bepaalde grenzen hun regelmatig-heden hebben, is het uiteraard niet meer mogelijk tussende elementen waaruit zij zijn opgebouwd mechanisch cau-sale of ideeel noodzakelijke verbanden te leggen. Wijmoeten de introductie van het toeval als categorie bij hetontstaan van gebeurtenissen accepteren. En ook hier doetzich de afwezigheid van een theorie voelen waarmee debetrekkingen tussen het toeval en het denken gedachtkunnen warden.

Zo'n geringe verschuiving als wij van plan zijn binnende ideeengeschiedenis in gang te zetten, die inhoudt dathet spreken - en niet de eventuele voorstellingen achterhet spreken - als regelmatige en onderscheiden reeksengebeurtenissen behandeld warden, zo'n geringe verschui-ving - daarin vrees ik toch iets als een onopvallende (enwellicht verfoeilijke) machinerie te moeten onderkennen,waarmee het mogelijk wordt aan de wor'tel van het den-ken het toeval, het discontinuum en de materialiteit te intro-

duceren. Een drievoudig gevaar, dat een bepaalde vormvan geschiedschrijving tracht te bezweren door de onon-derbroken afwikkeling van een ideele noodzakelijkheid tebeschrijven. Drie begrippen, waarmee het mogelijk zoumoeten zijn de geschiedenis van de denksystemen met depraktijk van de geschiedkundigen te verbinden. Drie rich-tingen, die het werk aan de theoretische uitbouw zal moe-ten volgen.

Deze principes volgend en binnen deze horizon laten deanalyses die mij voor ogen staan zich in twee groepen in-delen. Enerzijds de groep 'kritische' analyses, die volgenshet omkeringsprincipe werken: de eerder besproken vor-men van uitsluiting, beperking en toeeigening proberen af

66 67

Page 18: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

Dewdevanhetspreken

^?°ala^.To:e;":^s'on"°^^ wdke dw^g',edaZ^:^nderden ve"Aov^^njnwelke »ate :;on7dZ^k,ul?eo.efend ^bben:'^ss' a^^^s±iCTZyds de's^h°e zich doo/nuddudvuacna^^pr dpes toeP°ass^:alde2e dwaW"sS ueeZ::;w!l:anofmetTeS.kZTjorm 8^m PeSTnv^Tkml^^^^^^^^^sE5?°^s£Ss^^s^^^^LaaTduid heb:;"^CKA^^^^^^^ri^"b«"S:tb,£;",o,!uib?a"->»^en waanzin en rede indezZn';^Trofde scheiding tus-^ter ^d^^n^nz^wdeen ^ttiendeSu^bo^D w^^g^^^n syste^^^tt^d:K^^^zm:um^'z^:^^waarby hetzeker^S,10; de "egentiendekld^ke::^ s^^t^^n^^^joor ogen te knjge^J hv^dwyning van dit"syste^^z^ms^^^d;^s;n

gedngingen,;op7ee7'uiteZp^kwaar de ^rboden^ M^e3d^geS^^elLWI)2e' werde^b^^schuchTer7:n^Ss^t:;lMndea^^^^^^deS^sknn^7r^n^ seksude Aematiekin^.Dit^^^^^^^de neg^^aand"^ngS; ^^ ^;dteaug^ns ^SZaccentenandersTgagerd^Tju_aJopwedde»d^nietajtl'd daa^SSldenlrenend^ dev;^_,y°°ralsnogzouZZ^^SZeve^achten:v

^a^£-^^'^.t'^a'w^''c«»^b^^ontdel^n)^^wyz^EnerSwiI^w^bum^ ^g^Sc^^t:^r.dew:^uc°p-*«^ass.^^;-

68

DeM^wnhetspreken

£^?I^t^;ot^^rsth?^ voor de~waarh^,tst'.n.aar het begi» ^ "dieP^""n.:fil^^^^^°f al^;l: ^k :b£tri^'^^t^>^do!href^^^PreJcen Iangzaamm7a^Zm^ m^chlengevaar bej^"-' ^ ^::^^£r^^!^s^:^^ervolgens verpi:^^" forlendword^ & zaJ'mi,S*n'dczcv^^^wdcd:^mgn8sn-d"B"^"d een wetenscrap"^^deJddatvoo"linEnge-^^S^^nu^^^^""eraard "iet&loTgewzieXTZolnatuuru)'ke G10^^S^F^ S^^Tn^S^ldeo!o^: on^twi?feuT^ ^klel:ande reli5euz;TOrm-Hetd^;Z^,^^^^^n een'S;^van ^negen7enddeeTuTzwu,lten!lottezal he^eging-ndsiag:;;^^^^^^"er een-industriije'niua^ITn!chapgeleSd w^en^^z'^^'si^im^^^s^^^^s^trr/^^^,^^^wetenscha e^7m^Tetehm";hTnsche SPrz^Sl'iotel";!discIle' hetpsy:;Phet gehed'va7prZi,^s^otoJlch^^^^^d°°rhet^rafrech^ZeTn^ZdT d ^^^^^Wchu^ch^^^^^ bestude^:^s-^^s^^Ed!?^°4to^S^lrfmllr°p-.»-^gsproced^^n^^ete»doenn^rd;b^^Prinapes vandeau^^^^^aartoe/k^venacgmsh:'b°^u^m^^^

69

Page 19: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

wegen. Ik denk, bij voorbeeld, aan historisch onderzoekdat zich op de geneeskunde in de zestiende tot de negen-tiende eeuw richt. Het zou daarbij niet zozeer gaan om deopsporing van de ontdekkingen die gedaan werden of deconcepten die aangewend werden, maar om weer greep tekrijgen op de wijze waarop de principes van de auteur, hetcommentaar en de discipline zijn ingezet bij de opbouwvan het medische spreken en in het hele institutionelebouwwerk waardoor het ondersteund, doorgegeven enversterkt wordt; omte proberen er achter te komen hoehet principe van de grote auteur gewerkt heeft, bij Hippo-crates en Galienus uiteraard, maar ook bij Paracelsus, Sy-denham of Boerhaave; hoe zelfs nog in de negentiendeeeuw de praktijk van het aforisme en het commentaar vaninvloed was en hoe langzamerhand de praktijk van het ge-val, de verzameling gevaUen, de op concrete gevallen ge-baseerde klinische scholing er voor in de plaats is geko-men; volgens welk model ten slotte de geneeskunde ge-tracht heeft een discipline te warden, eerst steunend op denatuurlijke historic en later op de anatomie en de biologie.

Wij kunnen ook bezien op welke manier de literaire kri-tick en de literatuurgeschiedenis in de achttiende en ne-gentiende eeuw het personage van de auteur en het beeldvan zijn werk gestalte hebben gegeven door het gebrui-ken, het veranderen en het verschuiven van de techniekenvan de religieuze exegese, de bijbelkritiek, de hagiografie,de historische oflegendarische 'levens', de autobiografieen de memoires. We moeten zeker ook een keer de rol be-studeren die Freud in het psychoanalytische weten speelt,beslist een heel andere dan Newtons rol in de fysica (en dievan alle grondleggers van een discipline), beslist een heelandere ook dan die welke een auteur op het gebied van hetfilosofische spreken kan spelen (als hij, zoals Kant, aan deoorsprong van een andere manier van filosoferen staat).

Dit zijn dan enkele plannen voor het kritische deel van

70

De orde van het spreken

onze taak, voor het onderzoek naar de procedures die hetspreken controleren. Het genealogische deel, vervolgens,richt zich op de daadwerkelijke formatie van het spreken,hetzij binnen de grenzen van de controle, hetzij daarbui-ten, hetzij zoals meestal het geval is aan weerskanten vandeze grens. De kritiek analyseert de processen waarmeehet spreken uitgedund maar ook gehergroepeerd of op e'ennoemer gebracht wordt; de genealogie bestudeert zijn for-made, die zowel verstrooid als discontinu en regelmatigis. Eigenlijk zijn deze beide taken nooit helemaal te schei-den. Er zijn niet enerzijds de vormen van verstoting, uit-sluiting, hergroepering of toeschrijving, en vervolgens,anderzijds, op een dieper niveau het spontaan opwellenvan spreken dat zich onmiddellijk voor ofna zijn uitingaan selectie en controle onderworpen ziet. De regelmatigeformatie van het spreken kan, onder bepaalde omstandig-heden en tot op zekere hoogte, de controleprocedures in-tegreren (hetgeen bij voorbeeld gebeurt wanneer een dis-dplme vorm en status van wetenschappelijk sprekenkrijgt); en omgekeerd kunnen de controlefiguren binneneen formatie van spreken gestalte krijgen (zoals bij de lite-raire kritiek als spreken dat de auteur vorm geeft). Elkekritische taak die vraagtekens bij de controleproceduresplaatst moet derhalvc ook de regelmatigheden van spre-ken waarlangs deze ontstaan bestuderen; en elke genealo-gische analyse moet ook de beperkingen die een rol spelenbij de eigenlijke formaties in zijn beschrijving betrekken.Het verschil tussen de kritische en de genealogische on-derneming ligt niet zozeer in het object of het domein,maar in de invalshoek, het gezichtspunt en de begrenzing.

Eerder sprak ik van een mogelijke studie naar de verbo-den waardoor het spreken over de seksualiteit getroffenwordt. Deze studie zou hoe dan ook moeizaam en abstractzijn wanneer niet tegelijkertijd een analyse werd gemaaktvan het literaire, het religieuze, ethische, het biologische

7i

Page 20: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van hetspreken

en medische en ook hetjuridische spreken waarin sprake isvan seksualiteit en waar deze genoemd, beschreven, ver-beeld, verklaard en geoordeeld wordt. Wij hebben bij lan-ge na geen eenvormig en regelmatig spreken van de seksu-aliteit ontwikkeld; misschien bereiken we dat nooit, mis-schien bewegen we ons niet in die richting. Wat doet hetertoe. De verboden hebben niet dezelfde vorm noch spe-len zij op dezelfde wijze hun rol in het literaire spreken, inhet medische spreken, in het spreken van de psychiatric ofvan de geestelijke leiding. En omgekeerd warden de ver-boden door deze verschillende disciplines van het sprekenniet op dezelfde manier versterkt, verdraaid en verscho-ven. De studie moet zich dus uitstrekken over een veel-

heid aan reeksen waar verboden spelen die bij elke reeksten minste deels anders zijn.

We zouden ook reeksen van spreken kunnen bekijkendie, in de zestiende en de zeventiende eeuw, op rijkdom enarmoede, geld, produktie en handel betrekking hebben.Hier hebben wij met zeeruiteenlopende stelsels van uitin-gen te maken, geformuleerd door rijken en armen, doorgeleerden en onwetenden, protestanten of katholieken,hofbeambten, kooplieden en moralisten. Elk kent zijn ei-gen regelmatigheid, zijn eigen dwangmiddelen ook. Geenervan is exact de voorloper van die andere regelmatigheidvan spreken die de allure van een discipline krijgt en die'onderzoek naar de rijkdom' en vervolgens 'politieke eco-nomie' zal heten. Toch is uit deze reeksen een nieuwe re-

gelmatigheid gevormd, die hun verschillende aitingenopnam ofuitsloot, rechtvaardigde ofterzijde schoof.

Ook kunnen wij denken aan een studie die zich richt ophet spreken met betrekking tot de erfelijkheid, zoals wedit tot aan het begin van de twintigste eeuw verspreid enverstrooid over allerlei disciplines, verslagen, techniekenen formules kunnen aantreffen. De bedoeling is dan te la-ten zien door welk articulatiespel deze reeksen uiteindelijk

72

De orde van hetspreken

in de epistemologischcoherente en institutioneel erkendegenetica uitgekristalliseerd zijn. Dit is het werk dat on-langs briljant en met niet te evenaren kennis van zakendoor Fran^ois Jacob verricht is.

Zo dienen de kritische en de genealogische beschrijvin-gen elkaar afte wisselen, te ondersteunen en aan te vullen.Het kritische deel van het onderzoek richt zich op de syste-men waardoor het spreken omsloten wordt; het probeertdeze dirigerende, uitsluitende, verdunnende principes opte sporen en te lokaliseren. Laat ons met een woordspelingzeggen dat het een toegewijde achteloosheid bedrijft. Hetgenealogische deel van het onderzoek richt zich daarente-gen op de reeksen van daadwerkelijk formatie van hetspreken: het wil greep krijgen op het spreken in zijn beves-tigende macht, waarmee ik niet een macht bedoel die hettegendeel van een ontkennende macht zou zijn, maar demacht om objectgebieden in te stellen ten aanzien waarvanwe ware ofonware uitspraken kunnen bevestigen ofont-kennen. Laten wij deze gebieden positiviteiten noemen,en laten wij, om nog eens een woordspeling te gebruiken,zeggen dat waar de kritische stijl die van ijverige achte-loosheid is, het genealogische temperament als een onbe-kommerd positivisme te kenschetsen valt.

In elk geval moet tenminste een ding onderstreept wor-den: een zo opgevatte analyse van het spreken onthult nietde algemene verbreiding van een zin, zij brengt de rol vande opgelegde verdunning aan het licht, en een fundamen-teel bevestigende macht. Verdunning en bevestiging, ver-dunning ten slotte van de bevestiging en zeker geen gulleononderbroken stroom van zin, noch almacht van de be-tekenaar.

En laten nu degenen die last hebben van een gebrekkigewoordenschat maar zeggen, als zij het zo graag horen, datdit structuralisme is.

73

Page 21: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

Ik weet wel dat ik deze onderzoeken, waarvan ik getrachtheb u het plan te schetsen, niet had kunnen ondernemenzonder de hulp van voorbeelden en zonder steun. Ik meenveel aan Dumezil verschuldigd te zijn omdat hij mij op eenleeftijd waarop ik het schrijven nog voor een genoegenhield tot werken heeft aangespoord. Maar ook aan zijnwerk hebik veel te danken. Ik hoop dat hij het mij vergeeftals ik de teksten van zijn hand, die ons vandaag de dag inhun ban houden, in hun strekking heb aangetast of vanhun strengheid heb ontdaan. Van hem heb ik geleerd demterne economic van een vorm van spreken niet met demethoden van de traditionele exegese of van het linguis-tisch formalisme, maar totaal anders te analyseren. Vanhem heb ik geleerd om met behulp van een stelsel van ver-gelijkingen het systeem van functionele correlaties tussende ene vorm van spreken en de andere op te sporen. Vanhem heb ik geleerd hoe de transformaties van het sprekenen zijn institutionele samenhangen beschreven kunnenwarden. Waar ik een vergelijkbare methode op volstrektandere vormen van spreken dan legenden en mythen hebwillen toepassen, ben ik ongetwijfeld op die gedachte ge-komen door het werk van wetenschapshistorici dat ik on-der ogen kreeg, met name dat van Canguilhem; aan hemdank ik het inzicht dat de wetenschapsgeschiedenis nietper se voor de keuze staat: of de kroniek van ontdekkingente zijn of een beschrijving van ideeen en opvattingen diegrenzend aan de wetenschap het aarzelend begin ervan in-luidden of er de externe weerslag van vormen; maar datwij de wetenschapsgeschiedenis kunnen, ja moeten be-drijven als de analyse van een zowel coherent als verander-baar geheel van theoretische modellen en conceptuele in-strumenten.

Maar ik denk dat ik het meest aan Jean Hyppolite ver-plicht ben. Ik weet wel dat zijn werk in de ogen van velendoor Hegel beheerst wordt en dat iedereen tegenwoordig

74

De orde van het spreken

aan Hegel probeert te ontsnappen, via de logica of de epis-temologie, via Marx of Nietzsche: en ook wat ik in hetvoorgaande over het spreken heb willen zeggen is zekerontrouw aan de hegeliaanse logos.

Maar daadwerkelijk aan Hegel ontsnappen veronder-stelt dat we nauwkeurig taxeren hoeveel het kost om onsvan hem los te maken; het veronderstelt dat we weten hoe

- misschien verraderlijk - dicht Hegel ons genaderd is; hetveronderstelt dat we weten wat er nog hegeliaans is in dat-gene waarmee wij tegen Hegel in kunnen denken, en datwij afwegen in hoeverre ons ontsnappingsmiddel mis-schien nog een list is waarmee hij ons pareert en ons uitein-delijk op een andere plaats stil, onwrikbaar opwacht.

Wanneer wij dan - en wij niet alleen - bij Jean Hyppolitein het krijt staan, is dat omdat hij onvermoeibaar, als onzegids, de weg heeft afgelegd die ons van Hegel afvoert,waarlangs wij afstand nemen, en die ons tot hem terugblijkt te voeren, maar dan op een andere wijze, en die onsvervolgens dwingt hem opnieuw te verlaten.

Ten eerste heeftjean Hyppolite er voor gezorgd dat de-ze grote, watspookachtige schaduw van Hegel, die sedertde negentiende eeuw rondwaarde en tot schimmige ge-vechten aanleiding gaf, een aanwezigheid kreeg. Hij gafdeze aanwezigheid aan Hegel door een vertaling, en welvan de Phdnomenologie des Geistes; en dat de Duitsers zijnvertaling raadpleegden om beter begrijpen wat, althansvoor een ogenblik, daarvan de Duitse versie werd, mag alsbewijs gelden voor de aanwezigheid van Hegel zelfin dezeFranse tekst.

Van deze tekst nu heeft Jean Hyppolite alle uitwegendoorzocht en doorlopen alsof zijn ongerustheid de vraaggold ofwij nog kunnen filosoferen waar Hegel niet meermogeUjk is. Kan een filosofie nog bestaan en niet meer he-geliaans zijn? Wat in ons denken niet hegeliaans is, is datper definitie onfilosofisch? En is wat antifilosofisch is per

75

Page 22: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken De orde van het spreken

se niet-hegeliaans? Van deze aanwezigheid van Hegel diehij ons geschonken had wilde hij niet slechts een histori-sche en nauwgezette beschrijving geven, hij wilde het toteen ervaringsschema van de moderne tijd maken (is hetmogelijk op een hegeliaanse manier de wetenschappen, degeschiedenis, de politiek en het lijden van alledag te over-denken?), en omgekeerd wilde hij de moderne tijd tottoetssteen van het hegelianisme en daarmee van de filoso-fie maken. Voor hem vormde de verhouding tot Hegeleen ervaring, een confrontatie waarbij het nooit zeker wasof de filosofie daar als winnaar uit te voorschijn zou ko-men. Hij bediende zich allerminst van het hegeliaanse sys-teem alsofhet een geruststellend universum was; hij zag erhet uiterste risico in dat de filosofie had genomen.

Vandaar naar ik meen de verschuivingen die hij be-werkstelligd heeft, ik zeg niet binnen maar vanuit de hege-liaanse filosofie en vanuit de filosofie zoals Hegel die op-vatte; vandaar ook een grote omkering van thema's. Inplaats van de filosofie te zien als de totaliteit die eindeUjk instaat is zich te denken en te begrijpen in de beweging vanhet begrip, heeft Jean HyppoUte haar tegen de achter-grand van een oneindige horizon tot een taak zonder eindegemaakt: hoewel altijd vroeg op, was zijn filosofie nooitgereed voor een voltooiing. Taak zonder einde en dus eensteeds weer opgenomen taak, toegewijd aan de vorm ende paradox van de herhaling: de filosofie als ongenaakbaartotaliteitsdenken behelsde voorjean Hyppolite wat in deextreme onregelmatigheid van de ervaring nog herhaal-baar was, wat zich in het leven, in de dood, in de herinne-ring als onophoudelijk herhaalde vraag aandient en terug-trekt: zo transformeerde hij het hegeliaanse thema van devoltooiing in het zelfbewustzijn tot een thema van steedsherhaalde ondervraging. Maar omdat de filosofie herha-ling was vormde zij geen vervolg op het begrip; zij hoefdehet grote bouwwerk van abstractie niet voort te zetten; zij

moest zich steeds op de achtergrond houden, breken metde verworven generaliseringen en opnieuw met het niet-filosofische in verbinding treden; zij moest niet wat haarvoltooit, maar wat aan haar voorafgaat, wat nog niet doorhaar verontrusting gewekt is zo dicht mogelijk naderen;zij moest het eigenaardige van de geschiedenis, de plaatse-lijke rationaliteiten van de wetenschap, de diepte van deherinnering in het bewustzijn weer als onderwerpen op-nemen, niet om ze te reduceren, maar om ze te overden-ken. Zo verschijnt het thema van een filosofie die aanwe-zig, rusteloos, beweeglijk langs de hele raaklijn met hetniet-filosofische is, maar die slechts door dit niet-filoso-fische bestaat en die de zin die het voor ons heeft onthuld..

Welnu, wanneer er een dergelijk herhaald contact met hetniet-filosofische is, waar ligt dan het begin van de filoso-fie? Is zij er al, heimelijk aanwezig in wat zij niet is, al be-gonnen zich fluisterend uit te drukken in het murmelender dingen? Maar vanafdat ogenblik heeft het filosofischespreken misschien geen reden van bestaan meer; ofmoetzij soms op een tegelijkertijd wiUekeurig en absoluut fun-dament beginnen? Wij zien dat op deze wijze het hegeli-aanse thema van de beweging die eigen is aan het onmid-dellijke vervangen wordt door een thema waarin het fun-dament van het filosofische spreken en de formele struc-tuur ervan centraal staan.

Ten slotte een laatste verschuiving die Jean Hyppolite inde hegeliaanse filosofie heeft teweeggebracht: indien de fi-losofie inderdaad als absoluut spreken moet beginnen, hoestaat het dan met de geschiedenis en wat is dat voor een be-gin, dat aanvangt bij een enkelvoudig individu, in eenmaatschappij, in een sociale klasse en temidden van strijd?

Deze vijfverschuivingen, die naar de uiterste grens vande hegeliaanse filosofie leiden, die haar zonder twijfelvoorbij haar eigen grenzen voeren, roepen een voor een degroten van de moderne filosofie op, met wie Jean Hyppo-

76 77

Page 23: Michel Foucault - De Orde van het Spreken

De orde van het spreken

lite Hegel voortdurend geconfronteerd heeft: Marx methet probleem van de geschiedenis; Fichte met het vraag-stuk van het absolute begin van de filosofie, Bergson methet thema van het contact met het niet-filosofische, Kier-kegaard met het vraagstuk van de herhaling en van dewaarheid, Husserl met het thema van de filosofie als on-eindige taak die verbonden is met de geschiedenis van on-ze rationaliteit. En achter deze figuren uit de filosofie ont-waren wij alle kennisgebieden die Jean Hyppolite rondzijn eigen vragen aansprak: de psychoanalyse met zijnvreemde logica van het verlangen, de wiskunde en de for-malisering van het spreken, de informatietheorie en haartoepassing in de analyse van wat leeft, kortom, alle gebie-den van waaruit wij de vraag naar een logica en een exis-tentie kunnen stellen die onophoudelijk dan weer losserdan weer vaster met elkaar verbonden raken.

Ik denk dat dit werk, dat neergelegd is in enkele hoofd-werken maar meer nog zijn beslag heeft gekregen in on-derzoek, in onderwijs, in een niet aflatende aandacht, ineen dagelijkse monterheid en gulheid, in een klaarblijke-lijk bestuurlijke en pedagogische (dat wil in feite zeggendubbel politieke) verantwoordelijkheid, de meest funda-mentele vraagstukken van onze tijd heeft gekruist en ver-woord. Velen van ons zijn hem oneindig veel verschul-digd.

En omdat ik zonder twijfel aan hem de zin en de moge-lijkheid van wat ik doe heb ontleend, omdat hij mij vaakbijlichtte als ik op de tast probeerde, heb ik mijn werk inzijn teken willen stellen en heb ik de presentatie van mijnplannen willen afsluiten met hem in herinnering te roe-pen. In zijn richting, in de richting van dit gemis - waarinik tegelijkertijd zijn afwezigheid en mijn eigen tekort er-vaar - komen de vragen die ik mij nu stel samen.

Omdat ik hem zoveel verschuldigd ben, begrijp ik maaral te goed dat de keuze die u gedaan hebt door mij uit te no-

78

De orde van hetspreken

digen hier te komen doceren goeddeels een hulde is die ahem brengt; ik ben u zeer erkentelijk voor de eer die mij tebeurt valt, maar niet minder dankbaar ben ik voor wat indie keus hem toevalt. Hoewel ik mij tegen de taak hem opte volgen niet opgewassen voel, weet ik anderzijds dat, alsons het geluk van zijn aanwezigheid geschonken w.as, ikvanavond door zijn welwillendheid zou zijn aangemoe-digd.

En ik begrijp beter waarom ik het daarstraks zo'n opga-ve vond te beginnen. Nu is me duidelijk van welke stem ikwilde dat ik erdoor werd voorafgegaan, gedragen, totspreken uitgenodigd, dat hij zich in mijn eigen sprekennestelde. Ik weet nu waarin het angstaanjagende schooltoen ik het woord moest nemen, want ik deed het op dezeplaats, waar ik naar hem heb geluisterd en waar hij nietmeer is om mij aan te horen.

79