Met de fiets in het verkeer 1

12
Veilig in 't verkeer

Transcript of Met de fiets in het verkeer 1

Page 1: Met de fiets in het verkeer 1

Veilig in 't verkeer

Page 2: Met de fiets in het verkeer 1

MIJN FIETS & UITRUSTING

1. De wettelijk verplichte uitrusting (Art. 82)

De uitrusting verschilt naargelang het type fiets.

De verplichte uitrusting is minimaal en mag om de veiligheid te verbeteren uitgebreid

worden.

De verlichting en de signalisatie is niet alleen van belang om te zien, maar vooral om door

andere weggebruikers tijdig gezien te worden. Een, niet verlichte fietser is bijna niet te zien

door autobestuurders.

Alle fietsers moeten tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag en

wanneer de zichtbaarheid minder dan 200 meter is (bijvoorbeeld bij mist), een vast licht of

knipperlicht gebruiken.

Een wit of geel licht vooraan en een rood licht achteraan. Dit rode licht dient ’s nachts, bij

helder weer zichtbaar te zijn van op een afstand van minimum 100 meter.

Beide lichten mogen zowel op de fiets als op de fietser bevestigd worden.

2. De gewone fiets ook wel eens stadsfiets genoemd

a. Deze fiets wordt gebruikt voor doorsnee gebruik

en is meestal uitgerust met een bagagedrager

achteraan. Bestaat in meerdere modellen voor

dames en heren.

b. De fiets moet een bel hebben, die hoorbaar is tot

op minstens 20 m afstand.

Toeters, sirenes of andere geluidstoestellen zijn

niet toegelaten.

c. De fiets moet uitgerust zijn met een reminrichting

op het voorwiel en op het achterwiel. Hiermee kun je vlug en veilig tot stilstand komen.

De keuze van het remsysteem is vrij: remblokjes, terugtraprem, naafrem, ... Het mag

een combinatie zijn van 2 systemen, zoals remblokjes op het voorwiel en een

terugtraprem op het achterwiel.

d. De fiets moet voorzien zijn van

1 witte reflector vooraan

1 rode reflector achteraan

oranjegele reflectoren in de pedalen

op elk wiel minstens 2 oranjegele symmetrisch aangebrachte spaakreflectoren,

of zijdelings witte reflecterende cirkelvormige stroken op voor- en achterwiel,

of een combinatie van beiden.

Alle reflectoren moeten voorzien zijn van een goedkeuringsmerk.

3. De koersfiets of racefiets

a. Dit is een tweewielig rijwiel, voorzien van een

koersstuur.

Een koersfiets heeft geen bagagedrager en de

banden zijn maximum 25 mm breedte.

b. Verplichte minimum uitrusting:

Een bel minstens tot 20 m hoorbaar.

Een doeltreffend remsysteem op het voor en

achterwiel.

De reflectoren zijn hetzelfde als bij een gewone fiets, maar deze zijn slechts verplicht

tussen het vallen van de nacht en het aanbreken van de nacht en in alle gevallen dat

de zichtbaarheid minder dan 200 m bedraagt.

Indien de fiets voorzien is van 1 of 2 spatborden moet hij 1 witte reflector vooraan

en 1 rode reflector achteraan hebben.

4. De terreinfiets of mountainbike

a. Deze fietsen zijn herkenbaar aan hun robuustheid en ze hebben:

Page 3: Met de fiets in het verkeer 1

• minstens twee derailleurs die vanaf het stuur bediend worden

• wielen met een diameter van

- 65 cm waarvan de banden minstens 3,8 cm doorsnede hebben

- 70 cm waarvan de banden minstens 3,2 cm doorsnede hebben.

• geen bagagedrager achteraan.

b. Verplichte uitrusting:

• Een bel hoorbaar op 20 m

Een doeltreffend remsysteem op het voor

en achterwiel.

• reflectoren zoals bij een gewone fiets,

maar deze zijn alleen verplicht tussen het

vallen van de avond en het aanbreken van

de dag en als de zichtbaarheid minder dan

200 m bedraagt.

Indien de fiets één of twee spatborden heeft, moet hij altijd uitgerust zijn met een

witte reflector vooraan en een rode reflector achteraan.

5. De fiets met kleine wieldiameter (minifiets, plooifiets, ...)

a. Herkenbaar aan wielen met een diameter (banden niet

inbegrepen) van ten hoogste 50 cm.

b. Verplichte uitrusting:

• Een bel hoorbaar op 20 m

Minstens één rem op het achterwiel.

• reflectoren zoals bij een gewone fiets,

maar deze zijn alleen verplicht tussen het vallen

van de avond en het aanbreken van de dag en als

de zichtbaarheid minder dan 200 m bedraagt.

B. Bijkomende informatie m.b.t. de lading

De bagage mag in geen geval de reflectoren en de lichten verbergen.

Een aanhangwagen mag, maar dan is het veroplicht achter elkaar te fietsen (Art.43.2).

Een aanhangwagen mag slechts twee passagiers vervoeren, van om het even welke leeftijd.

De aanhangwagen dient uitgerust te zijn met beveiligde zitplaatsen die afdoende

bescherming bieden aan handen, voeten en rug. (Art.44.4).

De breedte, lading inbegrepen, van een fiets of zijn aanhangwagen mag ten hoogste 1 m

bedragen en de lading mag van achteren niet meer dan 0,5 m buiten het voertuig of de

aanhangwagen uitsteken. De aan de fiets gekoppelde aanhangwagen mag, lading

inbegrepen, niet langer zijn dan 2,5 m. Een fiets mag niet hoger zijn dan 2,5 m (Art.46.1.4°

en art.46.2.2. en Art. 46.3).

Een aan een fiets gekoppelde aanhangwagen mag maximaal 80 kg wegen, lading en

passagiers inbegrepen. Echter, een aanhangwagen met een gewicht van meer dan 80 kg

mag wel gebruikt worden indien deze beschikt over een remsysteem dat automatisch in

werking treedt wanneer de fietser remt (Art.82.5).

De fietser mag slechts één aanhangwagen voorttrekken (Art.44.4). Vervoer bagage op een

stevige en veilige bagagedrager, niet aan het stuur, want dat bemoeilijkt het sturen en het

kan je uit evenwicht brengen. Fietsen met een bagagedrager zijn het handigst en zijn

geschikt voor verschillende doeleinden.

Je fiets moet beschikken over een ingerichte zitplaats als je iemand wilt vervoeren.

Met zitplaats wordt bedoeld een zitje en twee voetsteunen. De passagier mag nooit

plaatsnemen op de bagagedrager en mag nooit in “amazonezit” meerijden. (Art.44.4 en

Art.44.5).

Houd er rekening mee dat het moeilijker is om je fiets onder controle te houden als je een

passagier vervoert.

Een zitje dat op het frame bevestigd kan worden, geniet trouwens de voorkeur omdat het

frame steviger is dan de bagagedrager en omdat een dergelijk zitje past op verschillende

fietstypes, zelfs op fietsen zonder bagagedrager.

Page 4: Met de fiets in het verkeer 1

Vervoer je slechts één kind? Dan is het veiliger om het kind achteraan op de fiets te

plaatsen. De voorkant van de fiets krijgt bij een val of een ongeval het zwaarst te verduren.

Het is trouwens moeilijker fietsen met een kinderzitje vooraan.

Ten slotte is het ten zeerste aangeraden dat ook de passagier een fietshelm draagt!

C. Bijkomende informatie m.b.t. reflecterend materiaal

Het verkeersreglement verplicht de fietsers niet om speciale kledij te dragen,

toch is opvallende kledij en goed zichtbaar zijn erg belangrijk voor de eigen

veiligheid. Kies dus voor heldere kledij en vermijd donkere kleuren.

Fluo-reflecterende stroken zorgen ervoor dat je beter zichtbaar wordt. Een

enkelband die aangebracht wordt rond de linker enkel is nog nuttiger omdat

de automobilist hem ziet bewegen. In het donker valt een reflecterende

enkelband nog meer op in het licht van de koplampen.

In de handel worden tegenwoordig allerlei reflecterend materiaal aangeboden.

In het donker komen ze goed van pas: ze zorgen

ervoor dat je van op 150 meter opmerkt wordt (tegenover 50 meter als

je enkel kledij met heldere kleuren draagt en tegenover 20 meter met

donkere kleren).

Draag een fluohesje met een Europees label EN 471 (professioneel) of

EN 1150 (niet professioneel).

De fietshelm

Ook een fietshelm is niet verplicht in België, maar wordt ten zeerste

aangeraden

De fietshelm biedt een goede bescherming als je botst of valt.

Draag een fietshelm met Europese homologatie EN 1078 en pas het

kinbandje aan. Een fietshelm heeft maar nut als het bevestigingsriempje

onder kin is vatgemaakt.

Een fietshelm die bij een val of botsing een zware klap heeft gekregen, moet je vervangen.

Zelfs als er aan de helm niets te zien is, kan het schokabsorberend materiaal aangetast zijn.

Page 5: Met de fiets in het verkeer 1

D. Mijn plaats als fietser op de openbare weg

1. Het fietspad

Het fietspad is het deel van de openbare weg dat voor het verkeer van fietsen en

tweewielige bromfietsen klasse A is voorbehouden.

Het fietspad maakt geen deel uit van de rijbaan. (Er mogen dus geen auto’s op rijden

(Art.2.7)).

Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te parkeren op een fietspad of op de

rijbaan waar de fietsers het fietspad moeten verlaten om een obstakel te ontwijken (Art.24.2.).

Het fietspad is te herkennen door dat het ofwel langs beide

zijden afgebakend is door twee evenwijdige onderbroken

witte lijnen. Het is niet breed genoeg voor auto's, ofwel

wordt het aangeduid door een verkeersbord D7 of D9. (Art.

2.7 en Art.74).

Fietsers en bromfietsers klasse A moeten het fietspad afgebakend met onderbroken lijnen

rechts van hun rijrichting gebruiken. dergelijk fietspad dat links van hun rijrichting ligt

mogen ze niet gebruiken.

Als het fietspad berijdbaar is, is men verplicht om het te gebruiken (Art.9.1.2.1°).

Het fietspad is niet uitsluitend voor fietsers bedoeld. Bromfietsen klasse A (max. 25 km/u)

en in sommige gevallen ook bromfietsen klasse B (max. 45 km/u) moeten/mogen het

fietspad gebruiken. Onder bepaalde voorwaarden geldt dit ook voetgangers en voor de

gebruikers van rolschaatsen en steps (Art.2.7. en art.9.7.1° en art.4.2.).

Een fietspad kan één of twee rijrichtingen hebben.

Als een berijdbaar fietspad wordt aangeduid door het

bord D7 of D9 dan moeten fietsers en bestuurders

van bromfietsen klasse A dit fietspad volgen, voor

zover het in de door hen gevolgde rijrichting is

gesignaleerd.

Evenwel, wanneer een dergelijk fietspad links in hun

rijrichting ligt, moeten zij dit niet volgen, indien

bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen en op

voorwaarde rechts in hun rijrichting te rijden.

Is een deel van de openbare weg aangeduid

met het verkeersbord D10, dan moeten

fietsers dit deel van de openbare weg

gebruiken.

De drie- en vierwielers zonder motor waarvan

de breedte, lading inbegrepen, minder is dan 1 meter, mogen eveneens het fietspad volgen.

De gebruikers mogen elkaar niet in gevaar brengen.

Als er links van de rijbaan een tweerichtingsfietspad loopt, ben je

als fietser in bijzondere omstandigheden niet verplicht om dit

fietspad te gebruiken. Je mag dan gebruik maken van de rijbaan,

rechts in je rijrichting. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer je,

om op het fietspad te rijden, op een relatief korte afstand

tweemaal de rijbaan zou moeten oversteken (zie hier naast).

Page 6: Met de fiets in het verkeer 1

Fietsers mogen het fietspad verlaten(Art.9.1.2.3°):

• om van richting te veranderen

• om in te halen

• om omheen een hindernis te rijden (verkeerd geparkeerde wagens, vuilnisbakken, bouw-

materialen, containers…)

• als het fietspad in slechte staat is (glasscherven, modder, sneeuw, slechte toestand van

het wegdek…).

Op het einde van een fietspad eindigend op de rijbaan, voert een fietser die rechtdoor rijdt

geen manoeuvre uit. De fietser behoudt zijn voorrang ten opzichte van de weggebruikers op

de rijbaan.

2. De fietssugestiestrook

Fietssugestiestroken bevinden zich meestal langs

weerszijden van de rijbaan wanneer deze niet breed

genoeg is voor een echt fietspad. Het zijn geen fietspaden

en maken deel uit van de rijbaan.

Fietssugestiestroken hebben een andere kleur dan de rest

van de rijbaan, om de autobestuurders te wijzen op de

mogelijke aanwezigheid van fietsers.

Enerzijds zijn ze bestemd om de weggebruikers aan te

sporen om rekening te houden met fietsers, anderzijds om fietsers aan te sporen hun plaats

in te nemen op de rijbaan.

3. Witte of groene sergeantstrepen

Deze groene of witte wegmarkering betekent dat een fietsroute voortgezet

wordt op een plaats waar het onmogelijk is om een fietspad aan te leggen.

Sergeantstrepen vormen geen fietspad. De functie ervan is dubbel: de fietser

een route en een plaats op de weg bieden en de automobilist wijzen op de

mogelijke aanwezigheid van fietsers.

4. Oversteekplaats voor fietsers (Art.76.4., art. 43.3.en art.40ter)

Fietsers moeten fietsoversteekplaatsen gebruiken om een tweerichtingsfietspad langs de

andere kant van de rijbaan te bereiken, of om het fietspad te verlaten om de rijbaan op te

rijden.

Een fietsoversteekplaats is afgebakend door twee

onderbroken strepen gevormd door witte vierkanten of

parallellogrammen en aangeduid met het

aanwijzingsbord F50.

Begeef je voorzichtig op een oversteekplaats voor fietsers

en geef voorrang aan de naderende voertuigen.

De automobilist van zijn kant, mag de oversteekplaats

voor fietsers slechts met matige snelheid naderen

teneinde de fietsers die er zich op bevinden, niet in

gevaar te brengen. Indien nodig moet hij stoppen om de

overstekende fietser door te laten.

Let wel: Als fietser heb je geen voorrang als je je wilt op een oversteekplaats begeven,

slechts als je er op bent heb je voorrang op autobestuurders en andere weggebruikers.

5. Opstelvak voor fietsers en tweewielige bromfietsers

(Art.77.6. en art.77.7.)

Sommige kruispunten met verkeerslichten zijn voorzien van

een opstelvak voor fietsers.

Deze verhogen de zichtbaarheid van de fietsers

Het fietsopstelvak is afgebakend door twee stopstrepen.

Wanneer het verkeerslicht op rood staat, mogen de fietsers

zich opstellen tussen deze twee strepen, vóór de stilstaande

wagens. Autobestuurders moeten bij oranje of rood licht

steeds stoppen voor de eerste stopstreep.

Page 7: Met de fiets in het verkeer 1

Zodra het groen is, mogen fietsers als eersten het kruispunt oprijden.

Bij het opstellen in het opstelvak kan je als fietser reeds rekening houden met je

bestemmingsrichting. Als je linksaf moet ga je dan aan de linkerkant staan. Zo voorkom je

dat je afgesneden geraakt.

6. Voorsorteerstroken voor fietsers en tweewielige bromfietsen

Meestal zijn er in België buiten het opstelvak geen

voorsorteerstroken voor fietsers en tweewielige

bromfietsen voorzien. In dien er een fietspad en

oversteekplaatsen zijn voorzien is dit een veilige

manier om je weg te vervolgen.

Zijn er geen voorzieningen voor fietsers, dan moet je

op de rijbaan rijden en je plaats innemen tussen het

ander verkeer. Geef een gewenste

richtingsverandering tijdig en duidelijk aan door je

arm uit te steken in de gewenste richting.

Bij afwezigheid van een vrijliggend fietspad stelt de fietser

zich op in het midden van het kruispunt na een (of

meerdere) rijstroken in dezelfde richting te hebben over

gestoken.

Een fietser die op een verplicht fietspad rijdt, mag het

fietspad verlaten om van richting te veranderen.

7. Communiceren met andere weggebruikers

Communiceren met andere weggebruikers beperkt zich niet alleen tot contacten leggen met

de stem. Om veilig aan het verkeer deel te nemen als fietser moet je allereerst goed

zichtbaar zijn. We zagen eerder dat je beter opvalt als je felle contrasterende kledij draagt

en dat je dit nog kan versterken met lichtweerkaatsende reflectoren.

Je moet je plaats in het verkeer kennen en innemen. Verder komt het eropaan om zo

voorspelbaar mogelijk te zijn, zodat anderen rekening met je kunnen houden. je kan je

bedoelingen kenbaar maken door je fietsbel te gebruiken, een beweging van de arm, je

ganse lichaamstaal en vooral oogcontact.

Zelf letten we zeer goed op het gedrag van de andere weggebruikers zodat we erop kunnen

anticiperen rekening houdend met ieders veiligheid.

Geluid

In het verkeer is veel geluid. Hou er dus rekening mee dat andere weggebruikers jouw stem

of fietsbel niet kan horen, voorzie steeds een uitwijkmogelijkheid.

Als fietser ben je minder beschermd dan een autobestuurder, maar je kan veel beter het

verkeer horen. Gebruik zelf geen oortjes of koptelefoon tijdens het fietsen. Je hoort veel

minder de geluiden van het verkeer en het maakt je extra kwetsbaar.

Arm uitsteken

Een richtingsverandering, zoals uitwijken voor een geparkeerde

auto of een andere hindernis, of links of rechts afslaan ben je

verplicht tijdig aan te kondigen door tijdig de desbetreffende arm

zijdelings uit te steken (Art. 12.4, Art. 13 en Art 19.2 en 19.3).

Deze verplichting komt te vervallen als je hierdoor uit evenwicht

zou geraken, zoals bij glad wegdek, op een helling of bij felle

windvlagen.

Oogcontact

Oogcontact maken met andere weggebruikers is misschien wel het moeilijkste, maar het is

een soort controle of de ander je gezien en uw aangekondigde intentie begrepen heeft.

Tip! Als je niet zeker bent dat de andere bestuurders jou intenties begrepen hebben is het

voor je eigen veiligheid soms beter je voorrang af te staan.

Page 8: Met de fiets in het verkeer 1

8. Met twee naast elkaar fietsen

a. Op het fietspad:

Naast elkaar fietsen op een fietspad is altijd toegelaten.

Je moet achter elkaar fietsen als een andere fietser of bromfietser je wil inhalen of als

op een fietspad met twee richtingen een tegenligger moeilijk kan kruisen.

b. Op de rijbaan:

Ook op de rijbaan mag je met twee langs elkaar rijden.

Je moet achter elkaar rijden als een tegenligger moeilijk kan kruisen, buiten de

bebouwde kom moet je ook achter elkaar rijden als een andere bestuurder je wil

inhalen.

9. Kruispunten en rotondes

Fietsers zijn zeer kwetsbaar op kruispunten en rotondes. Het is dus van levensbelang om de

wetgeving te kennen en ze toe te passen.

a Indien het verkeer geregeld wordt door een bevoegd persoon

dienen ook de fietsers net als alle andere weggebruikers de bevelen op te volgen:

! Arm omhoog: Iedereen stoppen en indien de bevoegde persoon op een kruispunt

staat moet iedereen dit kruispunt zo snel mogelijk ontruimen.

! Arm of armen zijdelings gestrekt:

- Als je uit het verlengde van de armen komt mag je in alle richtingen

doorrijden.

- Als je van voor of achter de agent, dus dwars op de armen komt

moet je stoppen.

! Arm gestrekt op en neer bewegen in jou richting: Vertragen.

! Met de arm een draaiende beweging maken: Versnellen, doorrijden.

! Met de rode politielamp in jou richting schijnen en een zijdelingse richting aanduiden:

Je moet stoppen in de aangeduide richting voor een controle.

! Een agent die op een fluitje blaast, wil de aandacht trekken.

b. De vaste ronde verkeerslichten

De verkeerslichten gelden zowel voor fietsers als voor andere bestuurders.

Een fietser die een rood of vast oranjegeel verkeerslicht negeert, begaat een

overtreding, zelfs als hij rechts afslaat.

Rood: Stoppen voor de stopstreep.

Oranje: Stoppen voor de stopstreep,tenzij het niet veilig kan.

Groen: Je mag doorrijden.

Indien de borden B22 of B23 bij de verkeerslichten geplaatst zijn mogen de

fietsers bij rood of oranje licht, hetzij rechts afslaan, hetzij rechtdoor rijden,

op voorwaarde dat zij hierbij voorrang verlenen aan de andere weggebruikers

die zich verplaatsen op de openbare weg (rijbaan, fietspad, trottoir en

bermen) vanaf de verkeerslichten.

c. Verkeersborden

Als er geen bevoegd persoon of verkeerslichten het verkeer regelen moeten de

verkeersborden opgevolgd worden.

Enkele verkeersborden :

Stoppen en

voorrang verlenen

Kruispunt met voorrang aan

rechts

Voorrang verlenen en

indien nodig stoppen

Verplicht fietspad

Page 9: Met de fiets in het verkeer 1

Smalle doorgang

Jij hebt voorrang

op de tegen ligger

Voorbehouden voor fietsers,

bromfietsers klasse A links en

voetgangers rechts

Smalle doorgang

De tegenliggers

hebben voorrang

Voorbehouden voor

voetgangers en fietsers, geen

bromfietsers

Je rijdt op een

voorrangsweg

Rondgaand verkeer

Deze borden staan bij een

rondpunt

Je hebt voorrang op het

volgende kruispunt

Verplichte rijrichting

Verboden rechts af te slaan

Bestaat ook links

Wit onderbord m.b.t. fietsen

en bromfietsen

Verboden doorgang in beide

richtingen voor alle

bestuurders

Wit onderbord zegt fietsen en

bromfietsen klasse A uit beide

richtingen

Verboden doorgang voor alle

bestuurders

Wit onderbord

Verplicht of verboden

d. Links afslaan

Er bestaan verschillende manieren om opeen kruispunt links af te slaan.

- Voorsorteren

1. Kijk vooraleer je begint af te slaan achter je of het

mogelijk is om uit te wijken

2. Steek je linker arm uit

3. Schuif geleidelijk op naar het midden van de weg of naar

de linker rijstrook als er meerdere rijstroken zijn

4. Steek je arm terug uit

5. Beide handen aan het stuur en verder afslaan, opgelet

voor andere weggebruikers.

Respecteer de voorrangregels. Geef voorrang aan de tegenliggers

Page 10: Met de fiets in het verkeer 1

- Oversteken

e. Rotonde

Als er een fietspad in de rotonde of aan de rotonde ligt moet dit

gebruikt worden.

Indien er geen fietspad is, geven we eerst voorrang aan het

verkeer op de rotonde alvorens ze op te rijden. Fiets in de

buitenste rijstrook ongeveer 1,20 m van de rechter rand zodat de

andere gebruikers van de rotonde je goed kunnen zien. Niet zoveel

mogelijk rechts fietsen als je op de rotonde zonder fietspad fietst,

want daar zien de autobestuurder je te laat. Steek pas je rechter

arm uit als je de laatste afrit voor diegene die jij wilt afslaan

voorbij bent. Blijf steeds waakzaam voor wat de andere weggebruikers doen.

Respecteer de voorrangsregels.

f. Gebruik maken van de oversteekplaats voor voetgangers

Alhoewel een fietser gelijk waar het fietspad mag verlaten om de rijbaan over te steken

of om een tragere fietser in te halen, dient hij dit toch met de nodige omzichtigheid te

doen. Het is aan te raden de voor fietsers voorziene oversteekplaatsen te gebruiken. Is

dit om bepaalde redenen niet mogelijk mag de fietser ook de oversteekplaats voor

voetgangers gebruiken. De fietser mag geen voetgangers hinderen of in gevaar

brengen. Bovendien geniet de fietser niet de voorrang die voetgangers hebben, tenzij

hij afstapt en, zonder andere weggebruikers te hinderen, de fiets aan de hand de

oversteekplaats voor voetgangers gebruikt.

10. Fietsen stallen of parkeren

Het is verboden om een fiets op de rijbaan te parkeren of te stallen, behalve

als het d.m.v. een verkeersbord is toegelaten. (Art.23.3. en art.70.2.1.3°.f)

Het is toegelaten om een fiets te parkeren op het trottoir of de berm op

voorwaarde dat de reguliere weggebruikers van dit deel van de openbare

weg, in het bijzonder de voetgangers, niet gehinderd worden. Het is aan te

raden om langs de gevelzijde van het trottoir of de berm een ruimte van 1,5

m voor de voetgangers te reserveren.

11. Houding en gedrag

a. Fietsend

(Art. 43.1) Om veiligheidsredenen is het verboden:

te fietsen zonder het stuur vast te houden. het is toegelaten om met één hand aan

het stuur te rijden om bijvoorbeeld een richtingsverandering kenbaar te maken.

te fietsen zonder de voeten op de pedalen te houden.

om zich door een andere fietser of weggebruiker te laten voorttrekken.

om een dier aan de leiband te houden terwijl je fietst.

Hou rekening met de

plaatselijke reglementering en

steek de dwarsweg over van

positie 1 naar 2.

Herhaal deze beweging van

positie 2 naar 3.

Page 11: Met de fiets in het verkeer 1

b. Met de fiets aan de hand stappen

Als je met de fiets aan de hand stapt wordt je door de wegcode als voetganger gezien.

Dus dien je het trottoir te gebruiken. Als je de voetgangers op het trottoir hindert of al

er geen trottoir, berm of fietspad is wandelt de fietser aan de rechter kant van de fiets

op de rechterkant van de rijbaan.

c. Gedrag tegenover voetgangers

Fietsers moeten dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van voetgangers, in het bijzonder

tegenover bejaarden, kinderen en personen met een handicap (Art.7.1).

Op een oversteekplaats voor voetgangers waar het verkeer niet geregeld wordt door

een bevoegd persoon of door verkeerslichten moeten fietsers voorrang geven aan

voetgangers die zich op de oversteekplaats bevinden of op het punt staan er zich op te

begeven (Art.40.4.2.).

Fietsers voeren een manoeuvre uit als een gedeelte van de openbare weg oversteken

dat niet voor hen is voorbehouden (trottoir). De fietser dient voorrang aan de

voetgangers te verlenen (Art.12.4.).

Een fietser die van richting wil veranderen moet voorrang verlenen aan voetgangers die

de rijbaan oversteken die hij gaat oprijden (Art.19.5).

Voetgangers die het fietspad gebruiken omdat er geen trottoir of

begaanbare berm is moet de fietsers voorrang verlenen (Art.42.2.2.1°)

Indien fietsers en voetgangers een deel van de openbare weg moeten

delen, denk aan het gebodsbord D1O, dan mogen de fietsers de

voetgangers niet in gevaar brengen.

Kinderen jonger dan 9 jaar oud met een fiets waarvan de wieldiameter niet groter is

dan 50 cm mogen altijd op het trottoir en op de verhoogde berm fietsen op voorwaarde

dat ze andere weggebruikers niet in gevaar brengen. (Art.9.1.2.5°).

12. Plaats van de fietser op de openbare weg als er geen fietspaden zijn

a. Algemeen

Als er geen fietspad is moet de fietser rechts op de rijbaan, zo dicht mogelijk bij de

rechterrand fietsen (Art.9.1.1.).

Het is ook toegelaten om binnen de bebouwde kom de gelijkgrondse bermen en

parkeerstroken te gebruiken die rechts van de rijrichting liggen (Art.9.1.2.4°).

Buiten de bebouwde kom mag een fietser ook op verhoogde bermen rechts van de

rijrichting fietsen. Indien u deze gelijkgrondse bermen, parkeerstroken en of verhoogde

bermen gebruikt dient u er rekening mee te houden dat:

- u moet voorrang verlenen aan de andere weggebruikers en u mag ze niet hinderen

of in gevaar brengen,

- u moet voorrang verlenen als u terug op de rijbaan komt.

U mag de parkeerstroken gebruiken, maar dit wordt enkel aangeraden als er over

langere tijd geen voertuigen geparkeerd staan. Iedere keer als u de parkeerzone

verlaat om terug op de rijbaan te komen voert u een manoeuvre uit.

Opgelet: Op pleinen, rotondes en op rijstroken met voorsorteringspijlen telt de

verplichting om zoveel mogelijk rechts te fietsen niet.

b. Links inhalen en een gestopt voertuig rechts voorbijrijden

Als een voertuig in beweging is en je wilt het voorbijsteken wordt dit als inhalen gezien.

Inhalen doe je altijd langs links.

Een voertuig dat gestopt is voor een verkeerslicht of een andere hindernis, mag je dit

voorzichtig langs rechts voorbijrijden. Van zodra de voertuigen terug in beweging

komen moet de fietser zijn plaats terug in nemen tussen de rijdende voertuigen of moet

u langs links inhalen.

Page 12: Met de fiets in het verkeer 1

c. Speciale zones en plaatsen

1. Fietsen in voetgangerszones

In voetgangerszones mag er enkel gefietst worden in dien er een fiets op

het zonebord staat. Er kan aanvullende informatie op het bord vermeld

staan zoals een beperking in tijd of bepaalde dagen van de week. In deze

zones mag je voetgangers niet hinderen of in gevaar brengen.

Voetgangers hebben voorrang. Fietsers moeten stapvoets rijden en indien

het te druk is om te rijden moeten ze afstappen en de fiets aan de hand

geleiden. (Art.2.35. Art 22.sexies en Art.40)

2. Fietsen in een speelstraat

Binnen een speelstraat is het de bedoeling om

personen ongestoord te laten spelen.

Een fietser moet binnen een speelstraat stapvoets

fietsen. De fietser mag geen voetgangers hinderen of

in gevaar brengen. Voetgangers hebben voorrang.

Fietsers moeten stapvoets rijden en indien het

moeilijk is om te rijden moeten ze afstappen en de

fiets aan de hand geleiden. Dubbel voorzichtig zijn tegenover kinderen. (Art.2.36 en

Art.40)

3. Fietsen in woonerven

Binnen een woonerf mag men altijd fietsen. Fietsers mogen

voetgangers niet hinderen of in gevaar brengen en moeten

dubbel voorzichtig zijn tegenover kinderen. Voetgangers hebben

voorrang. De snelheid is beperkt tot 20 km/u. (Art.2.32, Art.2b

en Art.40)

4. Fietsen binnen plaatsen aangeduid met uitzonderlijk plaatselijk verkeer of

uitgezonderd plaatselijke bediening

Fietsers mogen altijd gebruik maken van wegen met deze aanduidingen. (Art.2.47)

5. Fietsen op busrijstroken

Fietsers mogen alleen gebruik maken van

busrijstroken en de bijzondere overrijdbare

bedding voor de geregelde diensten van het

gemeenschappelijk vervoer (BOB) als er op de

verkeersborden ook een

pictogram van een fiets is

aangebracht en eventueel herhaald met de wegmarkeringen.

Als fietser moet je altijd op deze stroken aan de rechter kant

achter elkaar fietsen. (Art.71.2 en 71.5.)

6. Fietsers en fietsroutes

Aangeduide fietsroutes zijn er voor het gemak van de

fietsers, meestal toeristisch.

Fietsers zijn niet verplicht ze te volgen.

Bronnen:

Wegcode.be, BIVV (Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid), Fietsersbond.be