Hoe omgaan met overstromingsrisico's? - Het project FloodReslienCity (FRC)
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES...
Transcript of MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES...
NL NL
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, XXX
[…](2015) XXX draft
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE
Verslag inzake de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn water -
stroomgebiedbeheerplannen
Lidstaat: BELGIË
bij
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE
RAAD
De kaderrichtlijn water en de overstromingsrichtlijn: acties om de „goede toestand” van
EU-wateren te bereiken en overstromingsrisico’s te beperken
2
INHOUDSOPGAVE
1. ALGEMENE INFORMATIE ................................................................................................................... 4
2. STAND VAN ZAKEN BIJ DE RAPPORTAGE EN NALEVING VAN DE STROOMGEBIEDBEHEERPLANNEN . 6
2.1 VOORNAAMSTE STERKE EN ZWAKKE PUNTEN ...................................................................................................... 6
3. BESTUUR ........................................................................................................................................... 9
3.1 TIJDSCHEMA'S VAN STROOMGEBIEDBEHEERPLANNEN ........................................................................................... 9
3.2 ADMINISTRATIEVE REGELINGEN – STROOMGEBIEDSDISTRICTEN EN BEVOEGDE AUTORITEITEN ....................................... 9
3.3 STROOMGEBIEDBEHEERPLANNEN – STRUCTUUR, VOLLEDIGHEID, JURIDISCHE STATUS ............................................... 12
3.4 OPENBARE RAADPLEGING, BETROKKENHEID VAN BELANGHEBBENDEN ................................................................... 13
3.5 INTERNATIONALE SAMENWERKING EN COÖRDINATIE .......................................................................................... 14
3.6 INTEGRATIE MET ANDERE SECTOREN ............................................................................................................... 16
4. KARAKTERISERING VAN STROOMGEBIEDSDISTRICTEN .................................................................... 16
4.1 WATERCATEGORIEËN IN HET STROOMGEBIEDSDISTRICT ...................................................................................... 16
4.2 TYPOLOGIE VAN OPPERVLAKTEWATEREN ......................................................................................................... 16
4.3 AFBAKENING VAN OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN EN GRONDWATERLICHAMEN ...................................................... 18
4.4 AANWIJZEN VAN SIGNIFICANTE BELASTINGEN EN EFFECTEN ................................................................................. 19
4.5 BESCHERMDE GEBIEDEN ............................................................................................................................... 25
5. TOEZICHT ........................................................................................................................................ 26
5.1 MONITORING VAN OPPERVLAKTEWATEREN ...................................................................................................... 29
5.2 MONITORING VAN GRONDWATER .................................................................................................................. 31
5.3 MONITORING VAN BESCHERMDE GEBIEDEN ..................................................................................................... 32
6. OVERZICHT VAN DE TOESTAND (ECOLOGISCH, CHEMISCH, GRONDWATER).................................... 36
7. BEOORDELING VAN DE ECOLOGISCHE TOESTAND VAN OPPERVLAKTEWATEREN ............................ 51
7.1 BEOORDELINGSMETHODEN VOOR ECOLOGISCHE TOESTAND................................................................................. 51
7.2 TOEPASSING VAN METHODEN EN RESULTATEN VAN ECOLOGISCHE TOESTAND .......................................................... 53
7.3 STROOMGEBIEDSPECIFIEKE VERONTREINIGENDE STOFFEN ................................................................................... 56
8. AANWIJZEN VAN STERK VERANDERDE WATERLICHAMEN EN BEOORDELING VAN GOED ECOLOGISCH
POTENTIEEL .................................................................................................................................................... 57
8.1 AANWIJZEN VAN STERK VERANDERDE WATERLICHAMEN ..................................................................................... 58
8.2 METHODOLOGIE VOOR HET VASTSTELLEN VAN GOED ECOLOGISCH POTENTIEEL (GEP) .............................................. 60
9. BEOORDELING VAN DE CHEMISCHE TOESTAND VAN OPPERVLAKTEWATEREN ............................... 63
9.1 METHODOLOGISCHE AANPAK VAN DE BEOORDELING .......................................................................................... 63
10. BEOORDELING VAN GRONDWATERTOESTAND ............................................................................... 65
10.1 KWANTITATIEVE TOESTAND GRONDWATER ...................................................................................................... 65
10.2 CHEMISCHE TOESTAND GRONDWATER ............................................................................................................ 66
10.3 BESCHERMDE GEBIEDEN ............................................................................................................................... 67
11. MILIEUDOELSTELLINGEN EN UITZONDERINGEN .............................................................................. 67
11.1 UITZONDERINGEN KRACHTENS ARTIKEL 4, LID 4, EN ARTIKEL 4, LID 5 .................................................................... 67
11.2 AANVULLENDE DOELSTELLINGEN IN BESCHERMDE GEBIEDEN ................................................................................ 70
12. PROGRAMMA'S VAN MAATREGELEN .............................................................................................. 71
3
12.1 MAATREGELENPROGRAMMA - ALGEMEEN ....................................................................................................... 71
12.2 MAATREGELEN GERELATEERD AAN LANDBOUW ................................................................................................ 74
12.3 MAATREGELEN GERELATEERD AAN HYDROMORFOLOGIE ..................................................................................... 79
12.4 MAATREGELEN GERELATEERD AAN GRONDWATER ............................................................................................. 82
12.5 MAATREGELEN GERELATEERD AAN CHEMISCHE VERONTREINIGING ........................................................................ 84
12.6 MAATREGELEN GERELATEERD AAN ARTIKEL 9 (WATERPRIJSBELEID) ....................................................................... 85
12.7 AANVULLENDE MAATREGELEN IN BESCHERMDE GEBIEDEN ................................................................................... 87
13. AANPASSING AAN KLIMAATVERANDERING, WATERSCHAARSTE EN DROOGTE EN BEHEER VAN
OVERSTROMINGSRISICO'S .............................................................................................................................. 88
13.1 WATERSCHAARSTE EN DROOGTE .................................................................................................................... 88
13.2 BEHEER VAN OVERSTROMINGSRISICO .............................................................................................................. 89
13.3 AANPASSING AAN KLIMAATVERANDERING........................................................................................................ 90
14. AANBEVELINGEN ............................................................................................................................. 91
4
1. ALGEMENE INFORMATIE1
DE2000DE2000
LU RB_001
NLSC
NLMS
DE7000
BESchelde_VL
FRA
FRB2
BESeine_RW
FRB1LU RB_001
LU RB_000
BERhin_RW
BEMaas_VL
NLRN
DE2000
DE2000
BE
FRC
North Sea
BEEscaut_Schelde_BR
BEEscaut_RW
BEMeuse_RW
0 25 50
km
BENordzee_FED
Figuur 1.1: Kaart van stroomgebiedsdistricten
Internationale stroomgebiedsdistricten (binnen de EU)
Internationale stroomgebiedsdistricten (buiten de EU)
Nationale stroomgebiedsdistricten (binnen de EU)
Landen (buiten de EU)
Kustwateren Bron: WISE
België heeft circa 11 miljoen inwoners2
en een grondgebied van in totaal 30 528 km2. Het
land bestaat uit drie regio's: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaamse Gewest en het
Waalse Gewest.
België heeft vier stroomgebiedsdistricten (SGD's), waarvan de Maas en de Schelde het
grootste deel van het Belgische grondgebied bestrijken. De stroomgebieden Rijn en Seine
bestrijken een veel kleiner gedeelte van België in het Waalse Gewest. Vanwege de verdeling
van verantwoordelijkheden over de verschillende gewesten van de federale staat België zijn
1 Dit verslag is gebaseerd op de beoordeling van alle door België gerapporteerde stroomgebiedbeheerplannen en
vervangt het in november 2012 gepubliceerde verslag (Werkdocument van de diensten van de Commissie
SWD(2012)379 final, volume 4/30), dat alleen betrekking had op de plannen (van het Vlaamse Gewest en de
federale overheid) die destijds beschikbaar waren. In het verslag is de informatie-uitwisseling tussen de diensten
van de Commissie en de Belgische autoriteiten die heeft plaatsgevonden tijdens de bilaterale vergadering van 26
februari 2014 in aanmerking genomen. 2 Statistics Belgium, Key figures 2011. http://statbel.fgov.be/en/binaries/Key%20figures2011_en_tcm327-
148284.pdf
5
er meerdere plannen voor hetzelfde stroomgebiedsdistrict binnen België. Op internationaal
niveau wordt samen met andere oeverstaten een gecoördineerd plan ontwikkeld. Alle
Belgische stroomgebieden worden gedeeld met andere lidstaten en/of derde landen:
Schelde: FR, NL
Maas: FR, NL, LU, DE
Rijn: DE, AT, FR, NL, LI (derde land), CH (derde land)
Seine: FR
Internationale SGD's SGD's Omvang (km
2) Landen die grenzen delen
Schelde/
L'Escaut
BESchelde_VL 12 026 FR, NL
BEEscaut_Schelde_BR 162 FR, NL
BEEscaut_RW 3 745 FR, NL
BENoordzee_FED 1 428 FR, NL
Meuse/Maas BEMaas_VL 1 601 DE, FR, LU, NL
BEMeuse_RW 12 255 DE, FR, LU, NL
Rhin (Rijn) BERhin_RW 767 AT, CH, DE, FR, LI, NL
Seine BESeine_RW 80 FR
Tabel 1.1: Overzicht van Belgische stroomgebiedsdistricten (*als gerapporteerd door België, zie hoofdstuk 3). VL: Vlaamse Gewest, BR: Brussels Hoofdstedelijk Gewest, RW: Waalse Gewest, FED: federale overheid. Bron: Stroomgebiedbeheerplannen die bij WISE zijn gemeld3: http://cdr.eionet.europa.eu/be/eu/wfdart13
De drie grotere internationale stroomgebieden op Belgisch grondgebied (de
Schelde/L'Escaut, de Maas/Meuse en de Rijn) vallen allemaal in samenwerkingscategorie 1,
dat wil zeggen dat er internationale stroomgebiedbeheerplannen zijn ontwikkeld,
internationale overeenkomsten zijn gesloten en een internationaal samenwerkingsorgaan is
opgericht.
Naam
internationaal
stroomgebied
Nationaal SGD Landen die
grenzen delen
Coördinatiecategorie
1
km² %
Schelde
BESchelde_VL FR, NL 11 991 32,9
BEEscaut_Schelde_BR FR, NL 162 0,4
BEEscaut_RW FR, NL 3 770 10,4
BENoordzee_FED FR, NL Geen informatie Geen informatie
Maas BEMaas_VL DE, FR, LU, NL 1 596 4,6
BEMeuse_RW DE, FR, LU, NL 12 300 35,8
Rijn BERhin_RW AT, CH, DE, FR,
LI, NL 750 0,4
Seine BESeine_RW FR Geen informatie Geen informatie
Tabel 1.2: Grensoverschrijdende stroomgebieden per categorie (zie het Werkdocument van de diensten
van de Commissie, punt 8.1) en percentage van het aandeel in België4.
Categorie 1: Samenwerkingsovereenkomst, samenwerkingsorgaan, stroomgebiedbeheerplannen vastgesteld.
3 Deze lidstaatbijlage weerspiegelt de informatie die door de lidstaat aan WISE is doorgegeven, en die kan zijn
bijgewerkt sinds het vaststellen van de stroomgebiedbeheerplannen. Daarom kunnen er verschillen bestaan tussen
de informatie die is verstrekt in de stroomgebiedbeheerplannen en de informatie in WISE. 4 Categorisatie vastgesteld krachtens de EC Comparative study of pressures and measures in the major river basin
management plans in the EU (Task 1b: International co-ordination mechanisms).
6
Categorie 2: Samenwerkingsovereenkomst, samenwerkingsorgaan aanwezig.
Categorie 3: Samenwerkingsovereenkomst aanwezig.
Categorie 4: Geen geformaliseerde samenwerking.
Bron: EC Comparative study of pressures and measures in the major river basin management plans in the EU
2. STAND VAN ZAKEN BIJ DE RAPPORTAGE EN NALEVING VAN DE
STROOMGEBIEDBEHEERPLANNEN
De twee stroomgebiedbeheerplannen van het Vlaamse Gewest en het federale plan voor de
kustwateren zijn in 2010 vastgesteld en gerapporteerd. De raadpleging voor het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest vond plaats tussen 28 februari 2011 en 28 augustus 20115 en de
Brusselse autoriteiten stelden de Commissie in juli 2012 in kennis van de vaststelling van
het stroomgebiedbeheerplan. De rapportage vond plaats op 31 juli 2013. Voor het Waalse
Gewest vond de raadpleging over de ontwerp-stroomgebiedbeheerplannen plaats tussen 11
juni 2012 en 18 januari 2013. De stroomgebiedbeheerplannen van het Waalse Gewest
werden op 27 juni 2013 vastgesteld en op 13 september 2013 aan de Europese Commissie
gerapporteerd.
SGD Datum vaststelling stroomgebiedbeheerplan Datum rapportage
stroomgebiedbeheerplan
BEEscaut_RW 27 juni 2013 13 september 2013
BEEscaut_Schelde_BR 12 juli 2012 (5 september 2012 gepubliceerd in
Belgisch Staatsblad)
31 juli 2013
BEMaas_VL 8 oktober 2010 (11 januari 2011 gepubliceerd in
Belgisch Staatsblad)
8 oktober 2010
BEMeuse_RW 27 juni 2013 13 september 2013
BENoordzee_FED 7 december 2009 (12 februari 2010
gepubliceerd in Belgisch Staatsblad)
29 januari 2010
BERhin_RW 27 juni 2013 13 september 2013
BESchelde_VL 8 oktober 2010 (11 januari 2011 gepubliceerd in
Belgisch Staatsblad)
8 oktober 2010
BESeine_RW 27 juni 2013 13 september 2013
Tabel 2.1: Vaststellen en rapporteren van Belgische stroomgebiedbeheerplannen aan de Commissie Bron: Stroomgebiedbeheerplannen
In april 2011 besloot de Commissie het Europese Hof van Justitie (zaak C-366/11) te laten
oordelen over het feit dat België zijn stroomgebiedbeheerplannen niet had vastgesteld en
gerapporteerd aan de Europese Commissie. Het arrest van het Hof van Justitie werd op 24
mei 2012 gepubliceerd, en daarin werd geoordeeld dat België zijn verplichtingen krachtens
artikel 13, leden 2, 3 en 6, artikel 14, lid 1, onder c), en artikel 15, lid 1, van de Kaderrichtlijn
Water (KRW) niet was nagekomen. De zaak werd vervolgens gesloten nadat België de
resterende stroomgebiedbeheerplannen had vastgesteld en gerapporteerd.
2.1 Voornaamste sterke en zwakke punten
Voornaamste sterke punten
Vlaamse wateren en kustwateren:
5 http://ec.europa.eu/environment/water/participation/map_mc/countries/belgium_en.htm
7
De openbare raadpleging is op transparante wijze uitgevoerd. In de plannen is
informatie opgenomen over de manier waarop gemaakte opmerkingen zijn gebruikt om
het plan te veranderen.
In de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen bevatten de informatiebladen informatie
over de verschillende maatregelen en is kosteneffectiviteit gebruikt om de maatregelen
te prioriteren. Het plan van de kustwateren bevat een volledige lijst van basis- en
aanvullende maatregelen die zullen bijdragen tot het verwezenlijken van de
milieudoelstellingen.
De methoden voor het beoordelen van de ecologische en chemische toestand zijn voor
alle watercategorieën ontwikkeld.
In Vlaanderen zijn werkzaamheden met testgebieden gepland om de effectiviteit van
aanvullende maatregelen te beoordelen, zodat de kennisbasis voor het selecteren van
aanvullende maatregelen voor de volgende stroomgebiedbeheerplannen wordt
verbeterd.
Brusselse wateren
Het programma van maatregelen is goed gestructureerd en de acht pijlers zijn duidelijk
geïdentificeerd.
Voor het publiek is een niet-technische samenvatting beschikbaar waarin elke pijler
van het programma kort en duidelijk wordt toegelicht.
Ook is een gedetailleerde economische analyse van het watergebruik in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest (2008) verstrekt.
Waalse wateren
Op de website (http://spw.wallonie.be/dce/spip.php?article88) wordt een duidelijk
overzicht van het programma van maatregelen gegeven, onderverdeeld naar thema.
De referentiesituatie is goed onderzocht/beschreven in het ondersteunende document
‘Etat des lieux’ (achtergronddocument nr.1).
De economische analyse is goed.
Voornaamste zwakke punten
België
Gebrekkige coördinatie tussen de regio's. Er is een interregionaal coördinatieorgaan
opgezet, maar het is onduidelijk hoe dit in de praktijk te werk gaat, gezien de grote
verschillen in de tijdschema's voor de voorbereiding en de openbare raadplegingen. De
reikwijdte van de coördinatie lijkt vrij beperkt te zijn.
Als gevolg van de wijze waarop de stroomgebiedbeheerplannen worden opgesteld, is
er tijdens de voorbereidende fasen van de plannen en de openbare raadpleging geen
overzicht van belangrijke informatie op het niveau van het stroomgebiedsdistrict als
geheel beschikbaar, maar alleen voor regionale delen van stroomgebiedsdistrict. Ook
de interregionale plannen, die samen met andere oeverstaten worden ontwikkeld,
bevatten geen volledige overzichten van belangrijke informatie (over bijvoorbeeld de
belasting van een gebied, de toestand van waterlichamen, milieudoelstellingen,
uitzonderingen, maatregelen, enz.). Dit roept vragen op over de wijze waarop
stroomgebiedaanpak van de KRW in België ten uitvoer wordt gelegd.
8
Vlaamse wateren en kustwateren:
In de stroomgebiedbeheerplannen voor zowel Vlaanderen als de kustwateren zijn de
meeste maatregelen vrij algemeen gedefinieerd, zonder tijdschema voor de uitvoering
of toegezegde financiële middelen, en er ontbreekt in het algemeen een duidelijke
relatie met de toestandbeoordeling.
Gezien het grote aantal sterk veranderde waterlichamen in het Vlaamse Gewest, moet
de aanwijzing van sterk veranderde waterlichamen de bepalingen van artikel 4, lid 3,
van de KRW duidelijker volgen.
De Vlaamse beoordelingsmethoden voor het definiëren van een goed ecologisch
potentieel zijn nogal complex en moeten in het stroomgebiedbeheerplan duidelijker
worden omschreven.
Er moet duidelijker worden gemaakt dat het aangewezen kustwaterlichaam in het
Vlaamse stroomgebiedbeheerplan niet verder in aanmerking is genomen in het
stroomgebiedbeheerplan als gevolg van een wijziging in de categorie van het
waterlichaam.
Brusselse wateren:
Het programma van maatregelen beperkt zich tot acties en instrumenten; er wordt geen
nadere informatie gegeven over het tijdschema, coördinatie, kosten, enz., die in zeer
algemene bewoordingen worden beschreven.
Het belang van de maatregelen wordt niet aangegeven en er wordt geen verband
gelegd tussen de belasting en toestand van wateren en de maatregelen.
Er wordt geen informatie verstrekt over de "significantie" van belastingen en effecten.
Over het algemeen wordt bijzonder weinig informatie verstrekt over belastingen en
effecten of over instrumenten/criteria om de omvang daarvan te bepalen.
De methodologie voor de monitoring is goed ontwikkeld, maar niet eenvoudig te
begrijpen.
Het verband tussen de mitigatiemaatregelen (zoals oeverherstel langs het Kanaal) en de
effecten daarvan op een goed ecologisch potentieel en het bereiken van een goede
ecologische toestand zijn niet duidelijk.
Waalse wateren:
Er wordt niet aangegeven welke maatregelen in de stroomgebiedbeheerplannen
"basismaatregelen" en welke "aanvullende maatregelen" zijn (in de rapportage aan
WISE wordt dit onderscheid niet gemaakt). Ook zijn de maatregelen erg algemeen. Dit
maakt het moeilijk om het belang van de maatregelen in te schatten.
Er is geen duidelijk verband tussen de toestandbeoordeling en maatregelen.
Er wordt op semi-kwantitatieve wijze informatie gegeven over de significantie van
belastingen of effecten per substroomgebied, en er is een schatting beschikbaar van de
specifieke bijdrage van de verschillende sectoren aan de N- en P-belasting (op basis
van een waterkwaliteitsmodel). Een gedetailleerdere en bredere discussie over het
belang van belastingen en effecten op Waalse waterlopen zou mogelijk nuttig zijn
geweest.
Het programma van maatregelen bevat geen informatie over het tijdschema.
9
3. BESTUUR
3.1 Tijdschema's van stroomgebiedbeheerplannen
SGD Tijdschema Werk-
programma
Verklaring
betreffende
raadpleging
Significante
waterbeheer
kwesties
Ontwerp-
stroomgebied-
beheerplan
Definitief
stroomgebied-
beheerplan
Vervaldata 22.6.2006 22.6.2006 22.6.2006 22.12.2007 22.12.2008 22.12.2009
BESchelde_VL 22.11.2006 22.11.2006 22.11.2006 22.11.2006 16.12.2008 8.10.2010
BEEscaut_Schelde_BR 17.2.2009 17.2.2009 28.2.2011 17.2.2009 28.2.2011 15.9.2011
BEEscaut_RW 1.1.2006 1.1.2006 29.12.2005 1.1.2006 11.6.2012 27.6.2013
BENoordzee_FED 22.12.2008 22.12.2008 22.12.2008 22.12.2008 12.2.2010
BEMaas_VL 22.11.2006 22.11.2006 22.11.2006 22.11.2006 16.12.2008 8.10.2010
BEMeuse_RW 1.1.2006 1.1.2006 29.12.2005 1.1.2006 11.6.2012 27.6.2013
BERhin_RW 1.1.2006 1.1.2006 29.12.2005 1.1.2006 11.6.2012 27.6.2013
BESeine_RW 1.1.2006 1.1.2006 29.12.2005 1.1.2006 11.6.2012 27.6.2013
Tabel 3.1: Tijdschema van de verschillende stappen van het uitvoeringsproces Bron: WISE en later door de Belgische autoriteiten verstrekte informatie
3.2 Administratieve regelingen – stroomgebiedsdistricten en bevoegde
autoriteiten België is een federale staat met verantwoordelijkheden voor waterbeheer op gewestelijk en
op federaal niveau. De federale en gewestelijke verantwoordelijkheden zijn exclusief en
gelijkwaardig, en er is geen hiërarchie tussen de normen die door elke groep worden
vastgesteld. De gewesten zijn op hun grondgebied verantwoordelijk voor milieu- en
waterbeleid (inclusief technische verordeningen betreffende drinkwaterkwaliteit),
landinrichting, natuurbehoud en openbare werken en transport. De federale overheid is onder
andere verantwoordelijk voor de economische aspecten van drinkwatervoorziening (d.w.z.
het vaststellen van maximumprijzen en goedkeuren van prijsstijgingen6) op het volledige
Belgische grondgebied en heeft milieuverantwoordelijkheden voor kust- en territoriale
wateren (vanaf de laagste laagwaterlijn). Als gevolg van deze verschillende
verantwoordelijkheden zijn er meerdere stroomgebiedbeheerplannen ontwikkeld voor
hetzelfde stroomgebiedsdistrict. Op nationaal en internationaal niveau vindt coördinatie
plaats, terwijl de plannen op gewestelijk niveau worden ontworpen (met uitzondering van het
federale plan voor kustwateren), en daarom wordt er hoofdzakelijk een gewestelijke aanpak
van stroomgebiedsplanning gehanteerd.
De internationale coördinatie met buurlanden en de relevante Belgische actoren (federale
staat en gewesten) wordt uitgevoerd in de Internationale Scheldecommissie (Verdragen van
Gent, 3 december 2002) en de Internationale Maascommissie (Verdragen van Gent, 3
december 2002). De drie gewesten en de federale autoriteit zijn partijen bij de internationale
commissies. Voor het stroomgebiedsdistrict van de Schelde en het stroomgebiedsdistrict van
de Maas is een internationaal overkoepelend stroomgebiedbeheerplan opgesteld. Het Waalse
Gewest is geen partij bij de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn (ICPR) –
maar werkt met de commissie samen (als waarnemer), evenals met de Internationale
Commissie ter bescherming van de Moezel en de Saar (CIMPS; de Moezel en de Saar zijn
6 Na de zesde staatshervorming zijn deze economische aspecten in verband met drinkwatervoorziening geen
federale bevoegdheid meer. Sinds 1 juli 2014 is deze bevoegdheid officieel overgedragen aan de drie gewesten van
België.
10
zijrivieren van de Rijn). Voor de Seine is geen internationale coördinatiecommissie ingesteld,
maar het stroomgebiedbeheerplan is ingediend bij de Franse regionale autoriteiten die
bevoegd zijn voor het stroomgebiedsdistrict van de Seine.
Regelmatige en systematische interne Belgische coördinatie vindt plaats in het
Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid (CCIM) (Samenwerkingsakkoord van 5 april
1995 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest). Volgens het akkoord is het CCIM onder andere bevoegd tot het
"plegen van overleg om te komen tot een gecoördineerde uitvoering van de aanbevelingen en
beslissingen van internationale organisaties". De stuurgroep Water van dit comité (SG
Water van het CCIM) is het overlegorgaan dat verantwoordelijk is voor de noodzakelijke
coördinatie van de tenuitvoerlegging van de KRW tussen de verschillende bevoegde
autoriteiten in België. De gewesten moeten elkaar raadplegen over waterlichamen die zich
uitstrekken over meer dan één gewest en binnen de SG Water worden de formele en officiële
stappen bepaald voor het vaststellen van de stroomgebiedbeheerplannen teneinde tot een
gecoördineerd standpunt te komen. Er kan echter geen uitwisseling van bevoegdheden
plaatsvinden via het samenwerkingsakkoord, wat betekent dat de uitgevoerde coördinatie en
samenwerking geen garantie vormen voor een tijdige rapportage door andere bevoegde
autoriteiten binnen de lidstaat.
Voor het Vlaamse Gewest is de bevoegde autoriteit de coördinatiecommissie Integraal
Waterbeleid (CIW). Deze commissie heeft volgens het Vlaamse decreet Integraal
Waterbeleid de volgende taak:
De CIW staat op het niveau van het Vlaamse Gewest in voor de voorbereiding, planning,
controle en opvolging van het integraal waterbeleid. Ze waakt over de uniforme aanpak van
de bekkenwerking en is belast met de uitvoering van de beslissingen van de Vlaamse regering
inzake integraal waterbeleid.
De CIW heeft een belangrijke rol bij de planning en uitvoering van waterbeleid op
stroomgebiedniveau. De CIW is aangewezen als de bevoegde autoriteit voor de
tenuitvoerlegging van de KRW en de Overstromingsrichtlijn. Tot de verantwoordelijkheden
behoren het opstellen van de stroomgebiedbeheerplannen voor het Vlaamse Gewest, het
rapporteren aan de Europese Commissie over de tenuitvoerlegging van de KRW, het
organiseren van de openbare raadpleging voor de KRW, het opstellen van de methodologie
en het richtsnoer voor de ontwikkeling van de stroomgebiedbeheerplannen en het op één lijn
brengen van de stroomgebiedbeheerplannen met de Vlaamse Waterbeleidsnota.
De CIW bestaat uit het uitvoerend bestuur van de administraties en organisaties met een
belangrijke rol in waterbeleid. In het stroomgebiedbeheerplan worden de leden van de CIW
beschouwd als 'waterbeheerders'.
Voor de organisatie en planning van integraal waterbeheer onderscheidt het decreet Integraal
Waterbeleid vier niveaus:
het stroomgebiedsdistrict (Schelde en Maas) met de
stroomgebiedbeheerplannen;
het Vlaamse Gewest (stroomgebieden Schelde, Maas, IJzer, polders van
Brugge) met de Waterbeleidsnota;
het deelstroomgebied (11) met de bekkenbeheerplannen;
het deel-deelstroomgebied (103) met de deelbekkenbeheerplannen.
De voorbereiding, planning, controle en opvolging worden op elk van deze niveaus
uitgevoerd. Binnen de CIW zijn specifieke structuren vastgesteld om deze taken uit te
11
voeren. De CIW overziet de werking van de deelstroomstructuren, ondersteunt deze en
beoordeelt mogelijke tegenstellingen tussen bindende bepalingen van de beheerplannen op de
verschillende niveaus.
Figuur 3.1: Organigram van de bevoegde autoriteit voor het Vlaamse Gewest: CIW en de lidadministraties en -
organisaties.
Bron: BE-Vlaamse autoriteiten
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de voornaamste bevoegde autoriteit de regering
van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De regering is de autoriteit die zorgt voor de
monitoringprogramma's en de vaststelling van het programma van maatregelen van het
Brusselse Gewest. Ook werkt zij mee aan de vaststelling van het internationale
stroomgebiedbeheerplan voor de Schelde en zorgt zij voor de deelname van het publiek bij
de tenuitvoerlegging van de richtlijn. Om deze taken te verwezenlijken kan de regering
overheidsinstanties of bedrijven die zich bezighouden met waterbeheer en die bekend zijn als
"waterexploitanten" bij het proces betrekken. Dit wordt genoemd in de gewestelijke
wetgeving: "Ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het
waterbeleid" (Belgische Staatsblad). De belangrijkste actoren die specifieke taken met
betrekking tot waterbeheer hebben zijn de volgende:
Leefmilieu Brussel (BIM – Gewestelijke Administratie): algemeen waterbeleid en
beheer van de subsidies die verband houden met water (zwembaden en
burgerverenigingen), controle van de Brusselse waterwinning en van de watervoerende
lagen, beheer van de waterlopen van 1e en 2
e categorie en van de meeste vijvers,
uitvoering van het ‘Blauwe Netwerk’-programma, verlening van milieuvergunningen,
coördinatie in het internationaal hydrografisch Scheldedistrict.
12
Vivaqua (Intercommunale): opslag, behandeling, productie en transport van het
drinkwater in Brussel; operationeel beheer van de infrastructuur van waterdistributie en
de opvang op gemeentelijk vlak van stedelijk afvalwater (voor rekening van
Hydrobru), uitbating van het zuiveringsstation Zuid voor rekening van de BMWB (zie
verder).
Hydrobru (Brusselse Intercommunale voor waterdistributie en -sanering - CVBA):
distributie van drinkwater, ontwerp, opzetten en beheer van de infrastructuur van
gemeentelijke opvang van afvalwater met inbegrip van het rioolnet, de stormbekkens
en de collectoren.
Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer (BMWB): uitvoerder van de openbare
sanering van het stedelijk afvalwater, coördinatie en interventie bij uitvoering van
werkzaamheden voor riolering, inzameling en zuivering van stedelijk afvalwater,
beheerder van een meetnetwerk (waterloopdebiet, collectoren, en regenmeting
(pluviometrie)).
Haven van Brussel (Publiekrechtelijke naamloze vennootschap): beheer van het
Kanaal en van de haven.
Wat betreft de uitvoering van de KRW in het Waalse Gewest wijst het Waterwetboek de
Waalse regering aan als de bevoegde autoriteit voor de KRW (artikel D.11 van de
Waterwetboek: "Voor elk Waals stroomgebied oefent de Regering de opdrachten uit van de
stroomgebiedsoverheid."). De regering wordt vertegenwoordigd door de overheidsautoriteit,
in dit geval de Overheidsdienst van Wallonië ("Service public de Wallonie", SPW) en de
volgende twee operationele directoraten daarvan: operationeel directoraat Landbouw,
Natuurlijke Hulpbronnen en Milieu (DGARNE of DGO3) en operationeel directoraat
Mobiliteit en Waterwegen (DGMVH of DGO2).
3.3 Stroomgebiedbeheerplannen – structuur, volledigheid, juridische status
Voor het Vlaamse Gewest zijn de stroomgebiedbeheerplannen planningsdocumenten die bij
overheidsbesluit zijn goedgekeurd. In de hiërarchie van wetgevingsbesluiten vallen ze aan de
ene kant onder wetten en verordeningen (decreten), zodat ze andere wetten en verordeningen
niet kunnen tegenspreken. Aan de andere kant staan ze boven watergerelateerde
administratieve besluiten. Bovendien zijn ze slechts van toepassing op de schaal van het
stroomgebied en voor specifieke gewestelijke entiteiten en autoriteiten.
Voor wat het juridisch effect betreft, voorziet de wetgeving in de bepaling dat autoriteiten bij
hun besluitvorming rekening moeten houden met de vastgestelde
stroomgebiedbeheerplannen. De besluiten van de autoriteiten moeten in dit opzicht
gemotiveerd zijn en moeten relevante vastgestelde doelstellingen in acht nemen. Dit is
bevestigd door een arrest van het Belgische Arbitragehof, waarin wordt verklaard dat
autoriteiten rekening moeten houden met de relevante waterbeheerplannen bij het beoordelen
van een programma, maatregel of vergunning7. Volgens de wetgeving is er een relatie tussen
de stroomgebiedbeheerplannen en de individuele vergunningen, waarbij aanvullende
voorwaarden kunnen worden gesteld voor het verlenen van vergunningen als de
milieudoelstellingen waarschijnlijk niet gehaald worden. Het decreet bepaalt dat waar uit
monitoringgegevens of andere informatie blijkt dat de milieudoelstellingen voor
waterlichamen niet worden gehaald, de Vlaamse regering ervoor moet zorgen dat de
relevante vergunningen en autorisaties worden onderzocht en indien nodig worden herzien.
De vergunningverlenende autoriteiten zijn hieraan gebonden.
7 Arrest 32/2005 van het Arbitragehof van 9 februari 2005.
13
Met betrekking tot internationale samenwerking wordt in het stroomgebiedbeheerplan
verwezen naar het "overkoepelende beheerplan" dat de multilaterale
samenwerkingsactiviteiten (tussen lidstaten en gewesten) bevat. In bijlage 1.1 wordt een
korte beschrijving van dit plan gegeven, samen met een link naar de website van de
internationale commissies waar het plan kan worden opgevraagd.
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de stroomgebiedbeheerplannen gebaseerd op
acht belangrijke waterbeheerkwesties die zijn gepubliceerd in het Belgische Staatsblad van
17 februari 2009 na goedkeuring door de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Het stroomgebiedbeheerplan is vastgesteld bij een besluit van de regering van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest.
Voor het Waalse Gewest is de Waalse regering krachtens het Waalse Waterwetboek de
bevoegde autoriteit voor de KRW ("autorité de bassin" – artikel D.11
http://environnement.wallonie.be/legis/Codeenvironnement/codeeaucoordonneD.htm). De
stroomgebiedbeheerplannen zijn vastgesteld door de Waalse regering. De
stroomgebiedbeheerplannen moeten derhalve worden beschouwd als een gedelegeerde
wetgevingshandeling door de Waalse regering waarin de geplande maatregelen worden
beschreven. De stroomgebiedbeheerplannen worden ook onderworpen aan een
milieueffectbeoordeling (strategische milieueffectbeoordeling – Richtlijn 2001/42/EG).
3.4 Openbare raadpleging, betrokkenheid van belanghebbenden In Vlaanderen werd de campagne "Vol van water" gebruikt om de betrokkenheid van het
publiek te bewerkstelligen. Op de website van de campagne werd informatie over het
ontwerpstroomgebiedbeheerplan geplaatst. Informatie over de betrokkenheid van het publiek
werd verspreid via aankondigingen in gedrukte pers en via radio en televisie. Ook een folder
en brochure waren beschikbaar. De ontwerpplannen lagen ter inzage in gemeentehuizen,
waar het mogelijk was om schriftelijk te reageren. Het plan ging vergezeld van een
handleiding waarin het raadplegingsproces werd uitgelegd, een samenvatting van de
verschillende hoofdstukken werd gegeven en enkele illustratieve vragen voor de raadpleging
werden gegeven. Het was zelfs mogelijk om online te reageren via de campagnewebsite. De
CIW diende deze opmerkingen vervolgens in bij een gemeente en valideerde zo de
opmerkingen. Voor elk deelstroomgebied werd een informatiebijeenkomst georganiseerd
waar vragen over de plannen konden worden gesteld en formele opmerkingen konden
worden gemaakt. Voorts werd er een workshop georganiseerd met de drie adviesorganen,
waar deze informatie kregen en hun reacties op de plannen konden geven.
Ook voor de internationale delen van de stroomgebiedbeheerplannen zijn raadplegingen
georganiseerd en alle bevoegde autoriteiten van andere lidstaten zijn benaderd om deel te
nemen. Informatie over het raadplegingsproces in andere lidstaten is uitgewisseld tussen de
partners van de internationale stroomgebieden.
De gevolgen van de openbare raadpleging voor de plannen worden beschreven in een
overwegingsdocument8. Hierin wordt erkend dat de ontvangen opmerkingen hebben geleid
tot een substantiële wijziging van de ontwerpplannen binnen de wettelijke bepalingen, zowel
wat de redactie als wat inhoud betreft. De gevolgen worden in dat document beschreven. Een
bijlage bij dit document laat voor elke opmerking zien op welke manier er rekening mee
gehouden is en of deze tot een wijziging van het plan heeft geleid. Sommige aanpassingen
zijn verduidelijkingen en verfijningen van de tekst of de maatregelenformulieren, verfijning
8 Overwegingsdocument http://www.integraalwaterbeleid.be/nl/stroomgebiedbeheerplannen/wat-vooraf-
ging/Overwegingsdocument.pdf/view
14
en aanvulling van bepaalde gegevens, verduidelijkingen over de samenwerking op bi- en
multilateraal niveau en optimalisatie van de scenario's. Sommige aanbevelingen die in de
CIW-werkplan van 2010 zijn opgenomen, betreffen een grotere betrokkenheid van de
samenleving, betere samenwerking tussen de verschillende planningscycli, duidelijkere
koppeling van maatregelen aan specifieke acties en de overweging om kleinere
waterlichamen op te nemen in het tweede stroomgebiedbeheerplan.
Het stroomgebiedbeheerplan voor kustwateren bevat ook een transparante uitleg van de
feedback die is ontvangen tijdens de openbare raadpleging en of en hoe deze feedback is
geïntegreerd in het definitieve ontwerp van het stroomgebiedbeheerplan.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd de openbare raadpleging bekendgemaakt in het
Belgisch Staatsblad (Moniteur Belge). Aan de 19 gemeenschappen werden posters
toegestuurd. Ook werden posters gestuurd naar verschillende contacten als bibliotheken,
organisaties, enz., en werden informatiebijeenkomsten georganiseerd. Daarnaast werd
gecommuniceerd door middel van advertenties in de gedrukte pers en radio- en tv-spotjes.
Tot slot werden bijdragen geleverd tijdens evenementen rond de openbare raadpleging. Het
publiek kon beschikken over diverse instrumenten voor de participatie aan de enquête: de
volledige tekst van het ontwerpprogramma van maatregelen, de volledige tekst van de
milieueffectbeoordeling in verband met het voorgestelde programma van maatregelen, en een
brochure met vragenlijst over het programma van maatregelen. Deze documenten zijn zowel
op papier als in elektronische vorm gepubliceerd en verspreid. Het was mogelijk om het
programma van maatregelen van het project, het milieueffectrapport en de toelichtende
brochure met vragenlijst rechtstreeks te downloaden van de website van Leefmilieu Brussel,
de brochure en vragenlijst telefonisch of via e-mail te bestellen bij Leefmilieu Brussel, het
ontwerpplan in te zien en incidenten te melden aan Leefmilieu Brussel en de 19
gemeenschappen. Deze documenten zijn zowel op papier als in elektronische vorm
gepubliceerd en verspreid. De documenten konden worden gedownload.
In het Waalse Gewest zijn posters gemaakt, postzendingen verricht en advertenties in lokale
kranten geplaatst. Voorts is alle informatie over de stroomgebiedbeheerplannen, waaronder
alle documenten, op papier en in elektronische vorm beschikbaar gesteld aan alle gemeenten.
Ook is gebruikgemaakt van de website eau.wallonie.be, en waren er papieren documenten,
media, posters en voorlichtingsbijeenkomsten voor het publiek. Opmerkingen konden
schriftelijk worden ingediend via de website, per e-mail of per post. De (in het Frans
opgestelde) ontwerp-stroomgebiedbeheerplannen werden volledig vertaald in het Nederlands
en het Duits om de coördinatie met aangrenzende regio's en landen te bevorderen.
3.5 Internationale samenwerking en coördinatie
3.5.1 Coördinatie binnen België De gewesten zijn exclusief bevoegd op het gebied van waterbeleid en de meeste andere
domeinen van het milieubeleid. Op het eerste niveau van de coördinatie binnen België wordt
de tenuitvoerlegging van Europees en internationaal waterbeleid, niettegenstaande de
exclusieve bevoegdheden, voor noodzakelijke coördinatiedoeleinden ondersteund door
wettelijk bindende samenwerkingsakkoorden. Bij een van deze samenwerkingsakkoorden
(5.4.1995) het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid (CCIM) ingesteld, dat zich
voornamelijk bezighoudt met de coördinatie van Belgische opmerkingen, standpunten en
delegaties in beleidsaangelegenheden en met rapportage aan internationale organisaties. Het
CCIM is voornamelijk belast met:
15
het organiseren van overleg om te komen tot een gecoördineerde uitvoering op
nationaal niveau van de aanbevelingen en beslissingen van internationale
organisaties; en
het toezicht op het verzamelen van de nodige gegevens en het
gemeenschappelijk rapporteren ten behoeve van informatievragen van
internationale organisaties.
Het CCIM heeft verschillend deskundigengroepen ingesteld die belast zijn met de
coördinatie van specifieke milieuaangelegenheden. Binnen dit kader is de stuurgroep Water
van het CCIM (die wordt voorgezeten door het milieuagentschap van het Vlaamse Gewest,
d.w.z. de Vlaamse Milieumaatschappij) is het adviesorgaan dat belast is met de benodigde
coördinatie van de tenuitvoerlegging van de Kaderrichtlijn Water (KRW) (en de andere
waterrichtlijnen van de EU) tussen de verschillende bevoegde autoriteiten in België.
3.5.2 Internationale coördinatie
In overeenstemming met artikel 3 van de KRW vinden de transnationale coördinatie en de
informatie-uitwisseling voor de internationale stroomgebiedsdistricten Schelde en Maas
plaats in de Internationale Scheldecommissie9
en de Internationale Maascommissie10
.
Het Schelde-Verdrag en het Maas-Verdrag (Gent, 2002) zijn gesloten door de federale staat
en de drie gewesten met de buurlanden waarmee deze respectieve stroomgebiedsdistricten
worden gedeeld. Afspraken over de internationale coördinatie van de tenuitvoerlegging van
de KRW en de aanpak van andere kwesties, zoals de bescherming tegen overstromingen in
de internationale stroomgebieden, zijn gemaakt in de verdragen van Gent in 2002.
Voor deze twee internationale stroomgebieden bestaan internationale plannen waarin de
internationale coördinatieactiviteiten tot uiting komen. Deze plannen kunnen worden
gedownload van de websites van de internationale commissies ("overkoepelende
beheerplannen voor het internationale stroomgebiedsdistrict Schelde en het internationale
stroomgebiedsdistrict Maas"). In de stroomgebiedbeheerplannen van het Vlaamse, Waalse en
Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt niet rechtstreeks ingegaan op internationale
coördinatie.
In het stroomgebiedbeheerplan voor de Schelde staat echter dat de normen en klassen voor
fysisch-chemische parameters gedeeltelijk op één lijn zijn gebracht met voorstellen voor
normen in Nederland, Frankrijk en het Waalse Gewest. Bilaterale raadpleging en coördinatie
vindt ook plaats voor kwesties als milieudoelstellingen, maatregelenprogramma's,
monitoring, chemische en ecologische toestand en effecten. Dit wordt uitgevoerd tussen
lidstaten of gewesten die bepaalde waterlichamen delen. Dit werk wordt zowel binnen als
buiten de Internationale Scheldecommissie en de Internationale Maascommissie uitgevoerd.
Er is informatie over maatregelen uitgewisseld en de Internationale Maascommissie heeft een
kort tussentijds verslag gepubliceerd waarin de uitvoering van het eerste programma van
maatregelen door de partijen bij de commissie wordt beschreven (zie "Vers une gestion
durable de l'eau dans le district hydrographique international de la Meuse - Document de
synthèse sur la mise en œuvre, à mi-parcours, des programmes de mesures par les Parties à la
CIM dans le DHI Meuse" - http://www.cipm-icbm.be/open.asp?t=pubs&id=1483).
Een andere pijler in beide riviercommissies houdt verband met incidentele verontreinigingen.
Het WASS/WASM (Waarschuwings- en Alarmsysteem voor de Schelde/Maas) omvat de
procedures die moeten worden gevolgd in geval van mogelijke grensoverschrijdende
verontreiniging. Elke keer dat een plotselinge achteruitgang van de waterkwaliteit van de
9 http://www.isc-cie.org
10 http://www.cipm-icbm.be
16
Schelde of de Maas een bedreiging vormt voor het gebruik ervan en/of mensen, flora, fauna
of het milieu, wordt het "Waarschuwings- en Alarmsysteem" (WAS) geactiveerd.
3.6 Integratie met andere sectoren In bijlage 1.2 van het Vlaamse stroomgebiedbeheerplan worden overige voor waterbeheer en
waterbeleid relevante plannen en programma's genoemd, samen met een samenvatting.
Hoewel veel van deze plannen en programma's hoofdzakelijk over waterbeheerkwesties
gaan, hebben sommige een bredere reikwijdte, zoals het ruimtelijk structuurplan voor
Vlaanderen11
.
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt het gewestelijk plan voor
overstromingsbeheer genoemd als onderdeel van het programma van maatregelen.
Voor het Waalse Gewest wordt verwezen naar een veelheid aan door het Waalse Gewest
uitgewerkte plannen. Het is onduidelijk of deze allemaal moeten worden beschouwd als
deelplannen van het stroomgebiedbeheerplan, hoewel enkele een duidelijk verband vertonen
met water: overstromingen (Plan PLUIES), actieprogramma nitraten, saneringsplannen,
programma van milieumaatregelen in de landbouw (in stroomgebiedsdistricten – Elfpo). De
plannen zijn allemaal plannen van de Waalse regering op het gebied van milieu,
duurzaamheid en regionale ontwikkeling.
4. KARAKTERISERING VAN STROOMGEBIEDSDISTRICTEN
4.1 Watercategorieën in het stroomgebiedsdistrict In het Vlaamse Gewest zijn waterlichamen van alle vier de waterlichaamcategorieën
(rivieren, meren, overgangs- en kustwateren) aanwezig. De overgangswaterlichamen zijn
hoofdzakelijk afgebakend op basis van zoutgehalte. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
bevinden zich slechts drie waterlichamen, en dit zijn alle drie rivieren (twee sterk veranderd,
een kunstmatig). In het Waalse Gewest maken alle waterlichamen deel uit van de categorie
rivieren (reservoirs worden gecategoriseerd als sterk veranderde waterlichamen – rivieren).
4.2 Typologie van oppervlaktewateren
SGD Rivieren Meren Overgangswater Kustwater
BEMaas_VL 7 8 0 0
BESchelde_VL 9 12 3 1
BENoordzee_FED 10 13 4 1
BEEscaut_Schelde_BR 3 0 0 0
BEEscaut_RW 6 0 0 0
BEMeuse_RW 30 0 0 0
BERhin_RW 3 0 0 0
BESeine_RW 1 0 0 0
Tabel 4.1: Typen oppervlaktewateren op stroomgebiedsdistrictniveau
Bron: WISE
11
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.
17
In Vlaanderen is een oppervlaktetypologie ontwikkeld voor alle watercategorieën op basis
van systeem B van de KRW. De stroomgebiedbeheerplannen verwijzen niet naar validatie
van de typologie met biologische gegevens of naar het vaststellen van
referentieomstandigheden.
Volgens recente, door Vlaanderen verstrekte informatie worden referentieomstandigheden
door deskundigen ontwikkeld voor elk biologisch kwaliteitselement en voor elke
watercategorie. Omdat er in Vlaanderen geen referentieomstandigheden zijn, is gebruik
gemaakt van het oordeel van deskundigen, modellering en gegevens uit andere lidstaten.
Deze studies zijn gepubliceerd in onderzoekspapers en in sommige gevallen in door
tijdschriften met collegiale toetsing. De resultaten zijn gecontroleerd aan de hand van de
resultaten van de interkalibratie12
.
In Vlaanderen zijn in totaal 26 typen waterlichamen gedefinieerd, waarvan er 10 van het waterlichaamtype rivier, 12 van het waterlichaamtype meer, 3 van het waterlichaamtype overgangswater en 1 van het waterlichaamtype kustwater zijn
13. Deze typen omvatten echter
kleinere waterlichamen die niet worden behandeld in de stroomgebiedbeheerplannen. Informatie over de typen waterlichamen die in de stroomgebiedbeheerplannen worden behandeld is te vinden in tabel 4.2.1. Dat het kustwaterlichaam in Vlaanderen van waterlichaamcategorie zal wijzigen en een overgangswaterlichaam zal worden staat in een apart document, waarnaar wordt verwezen in het stroomgebiedbeheerplan. Het lijkt erop dat dit de reden is om het kustwaterlichaam niet te behandelen voor monitoring, toestandbeoordeling en maatregelen. De informatie hierover had duidelijker moeten worden vermeld in het stroomgebiedbeheerplan. In de rest van dit rapport zal het kustwaterlichaam niet expliciet worden genoemd, omdat er verder geen informatie over is aangetroffen.
In de kustwateren zijn de Belgische kustwateren getypologeerd volgens systeem B. Het
watertype werd bepaald aan de hand van het zoutgehalte, de breedtegraad, de lengtegraad en
het getijverschil. Verder worden overige factoren als substraat en huidige stroomsnelheid in
acht genomen voor de differentiatie van de verschillende typen kustwater in het
stroomgebiedsdistrict Schelde.
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de typologie gebaseerd op systeem A van
bijlage II, 1.2.1 van de KRW. Voorafgaand aan de typologisering is geen biologische studie
uitgevoerd. Rekening houdend met het aantal en de specifieke situatie van de waterlichamen
in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest was toetsing noch mogelijk, noch relevant. De drie
waterlichamen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn "rivieren", maar twee ervan zijn
sterk veranderd en de derde is kunstmatig. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de
referentieomstandigheden voor de biologische kwaliteit vastgesteld14
op basis van historische
gegevens, het oordeel van deskundigen en een vergelijking met het Vlaamse en Waalse
Gewest. De referentieomstandigheden voor de fysisch-chemische kwaliteit zijn vastgesteld
op basis van een grote hoeveelheid beschikbare gegevens (er worden sinds 2001 metingen
uitgevoerd). Als gevolg van bovengenoemde moeilijkheden zijn vooralsnog geen
hydromorfologische referentieomstandigheden vastgesteld.
In Wallonië is de gekozen typologie voor rivieren (volgens systeem B van bijlage II van de
KRW) gebaseerd op drie abiotische parameters (ecoregio, grootte van het rivierbekken en
12
Meer informatie kan worden gevonden in de publicatie "Biologische beoordeling van de natuurlijke, sterk
veranderde en kunstmatige oppervlaktewaterlichamen in Vlaanderen conform de Europese Kaderrichtlijn Water",
beschikbaar op www.vmm.be (door Vlaanderen verstrekte informatie). 13
Stroomgebiedbeheerplan 2.2.1.2. 14
"Uitwerking van een ecologische-analyse methodologie voor sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen in
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in toepassing van de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG", 190 pp. + annex.
VAN TENDELOO A., GOSSET G., BREINE J., BELPAIRE C., JOSENS G. & TRIEST L. 2004.
18
gemiddelde helling van de oever). Deze typologie werd ontwikkeld voor de eerste analyse
van artikel 5 en is nu formeel vastgesteld in het Uitvoeringsbesluit van 13 september 2012
betreffende de karakterisering van oppervlaktewaterlichamen15
. De Waalse typologie is
getoetst voor alle biologische kwaliteitselementen in rivieren. Er zijn geen meren in
Wallonië, alleen "reservoirs", die zijn gecategoriseerd als "sterk veranderde waterlichamen –
rivieren". De referentieomstandigheden zijn vastgesteld voor alle biologische
kwaliteitselementen in natuurlijke waterlichamen in rivieren: zie EU-Besluit 2013/480/EU en
de interkalibratieverslagen (JRC) of specifieke studies16
.
4.3 Afbakening van oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen
SGD
Oppervlaktewater Grondwater
Rivieren Meren Overgangswater Kustwater
Aantal Gemiddelde
lengte (km) Aantal
Gemiddeld
gebied
(km2)
Aantal
Gemiddeld
gebied
(km2)
Aantal
Gemiddeld
gebied
(km2)
Aantal
Gemiddeld
gebied
(km2)
BEEscaut_RW 79 19 0 0 0 0 0 0 10 -
BEEscaut_Schelde
_BR 3 13 0 0 0 0 0 0 5 -
BESchelde_VL 160 14 15 2 6 7 1 1 32 1360
BENoordzee_FED 0 0 0 0 0 0 1 1428 0 0
BEMeuse_RW 257 20 0 0 0 0 0 0 21 -
BEMaas_VL 17 16 3 2 0 0 0 0 10 351
BERhin_RW 16 18 0 0 0 0 0 0 2 -
BESeine_RW 2 20 0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal 534 10 18 2 6 7 2 714,5 80 1120
Tabel 4.2: Oppervlaktewaterlichamen, grondwaterlichamen en hun afmetingen Bron: WISE
Er wordt onderscheid gemaakt tussen grotere Vlaamse waterlichamen en kleinere lokale
waterlichamen. Hoewel er voor de laatste ook milieudoelstellingen zijn, staat in het plan
dat deze niet in het plan worden behandeld. De drempel voor classificatie als een Vlaams
waterlichaam is 50 ha voor meren en een bekkengebied van 50 km2 voor rivieren. Volgens
15
"Arrêté du Gouvernement wallon du 13 septembre 2012 relatif à l’identification, à la caractérisation et à la
fixation des seuils d’état écologique applicables aux masses d’eau de surface et modifiant le Livre II du Code de
l’Environnement, contenant le Code de l’Eau" (gepubliceerd in het Belgische Staatsblad op 12 oktober 2012)
http://environnement.wallonie.be/legis/Codeenvironnement/codeR040.html 16
• Voor bentische ongewervelde fauna: VANDEN BOSSCHE, J.-P. en USSEGLIO-POLATERA, P., 2005.
Characterisation, ecological status and type-specific reference conditions of surface water bodies in Wallonia
(Belgium) using biocenotic metrics based on benthic invertebrate communities. Hydrobiologia 551: 253-271.
• voor diatomeeën: GOSSELAIN V., COSTE M., CAMPEAU S., ECTOR L., FAUVILLE C., DELMAS F.,
KNOFLACHER, M., LICURSI M., RIMET F., TISON J., TUDESQUE L. en DESCY J-P., 2005 – A large scale
stream benthic diatoms data base. Hydrobiologia 542: 151-163.
• Voor vis: KESTEMONT, P., DIDIER, J. DEPIEREUX E. en MICHA, J. C., 2000. Selecting ichthyological
metrics to assess river basin ecological quality. Archiv für Hydrobiologie Supplementband Monographic Studies
121: 321-348.
• Voor macrofyten: SEBASTIAN BIRK en NIGEL WILLBY, 2011: WFD Intercalibration Phase 2: Mijlpaal 5-
verslag voor het JRC en DANIEL GALOUX, FRÉDÉRIC CHÉROT, FRANCIS ROSILLON en KHADIJA
SOSSEY ALAOUI (2014) - Contribution to the macrophytic typology of the Belgian reference watercourses.
International Journal of Water Sciences (wordt gedrukt).
• Voor fytoplankton (reservoirs): Descy, J.P. en Viroux L., 2011 - Etat écologique des retenues de Wallonie en
2010 dans la perspective du respect des exigences de la Directive-cadre 2000/60/CE – Rapport final SPW – 47 blz.
19
recente, door Vlaanderen verstrekte informatie zullen kleine waterlichamen (bekkengebied
van kleiner dan of tussen 10 km2 en 50 km
2) worden besproken in de subbekkenspecifieke
documenten die beschikbaar zullen komen als achtergronddocumenten voor de komende
stroomgebiedbeheerplannen.
Voor de Brusselse waterlichamen werden de zeer kleine waterlichamen met een
bekkengebied van minder dan 10 km² toegevoegd aan de Zenne of Woluwe
(waterlichamen).
Voor de Waalse waterlichamen worden rivieren met een waterscheiding van minder dan
10 km² niet als waterlichamen beschouwd (behalve in bepaalde gevallen). Deze kleine
waterlichamen zijn niet opgenomen in cartografisch materiaal, maar de grenzen van hun
bekkens zijn geïntegreerd in het bekken van het dichtstbijzijnde waterlichaam.
4.4 Aanwijzen van significante belastingen en effecten
Belastingen worden als significant beschouwd als er een risico is dat de KRW-doelstellingen
niet worden bereikt. In de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen staat dat deze belastingen
zijn gerelateerd aan het intensieve grondgebruik, demografische belastingen, economische
activiteiten en verontreiniging afkomstig uit andere landen, gewesten en stroomgebieden. De
meeste significante belastingen voor oppervlaktewater zijn verontreiniging uit punt- en
diffuse bronnen en hydromorfologische veranderingen. Voor grondwater zijn de meeste
significante belastingen verontreiniging uit punt- en diffuse bronnen en
grondwateronttrekkingen.
Er worden meerdere methoden gebruikt voor het definiëren van significante belastingen.
Voor oppervlaktewaterverontreiniging door nutriënten en zuurstofbindende stoffen zijn een
emissie-inventaris, modellen en ramingen gebruikt voor stedelijke
afvalwaterzuiveringsinstallaties (SAZI's), industrie en landbouw. Voor de significantie van
grondwateronttrekkingen worden vergunningen gebruikt.
Voor grondwater- en sedimentverontreiniging worden monitoringgegevens gebruikt. Voor sommige belastingen worden drempelwaarden gebruikt bij de bepaling van hun significantie. Voor puntbronnen in oppervlaktewater worden de grootte van de stedelijke afvalwaterzuiveringsinstallatie, het type industrie (IPPC of niet) en de verontreinigingsbelasting afkomstig van de industriële niet-IPPC-installaties gebruikt. Voor oppervlaktewateronttrekking bestaat een drempelwaarde van 500 000 m
3 per jaar per
waterlichaam. Voor grondwaterverontreiniging uit puntbronnen wordt de hoeveelheid grondwater die vervuild is en de Vlaamse normen voor bodemsanering overschrijdt en waarvoor geen saneringsactie wordt ondernomen als drempelwaarde gebruikt. Er worden geen drempelwaarden gegeven voor diffuse verontreiniging in oppervlakte- of grondwater, of voor grondwateronttrekking. De drempelwaarden voor verontreiniging zijn ook hoofdzakelijk gerelateerd aan nutriënten en zuurstofbindende stoffen. De significantie van hydromorfologische belastingen wordt bepaald door de aanwijzing als kunstmatig of sterk veranderd waterlichaam. Waterlichamen met sterk verontreinigd sediment ervaren eveneens significante belastingen. Er zijn monitoringgegevens van stations aan de grens van het Vlaamse Gewest gebruikt om waterlichamen te bepalen die belastingen van inkomende verontreinigingsbelastingen ervaren
17.
17
Meer informatie in het achtergronddocument "Overzicht van de inkomende grensoverschrijdende vuilvrachten in
Vlaanderen".
20
De meeste informatie over drempelwaarden wordt gegeven in WISE. Het
stroomgebiedbeheerplan geeft informatie over meerdere significante belastingen en bevat
gegevens over verontreinigingsbelasting en onttrekkingen.
Voor het Brusselse Gewest is geen specifieke methodologie voor het beschrijven van "significante" belastingen vastgesteld. De methodologie voor het bepalen van puntbronnen is gebaseerd op het zoeken naar de bron van stoffen waarvan de niveaus de normen overschrijden. Deze stoffen worden geanalyseerd in het kader van de monitoring van oppervlaktewater (algemene netwerksurveillance, monitoring van gevaarlijke stoffen en monitoring van viswateren). De schatting van diffuse verontreinigingsbronnen wordt gemaakt door deskundigen op basis van het belang van elke belasting die is vastgesteld in de technische studie naar de schatting van waterverontreinigende stoffen op het grondgebied van het Brusselse Gewest van 2002. De industriële onttrekkingen worden verkregen uit de gegevensbank van belastingplichtige ondernemingen. Gezien de beperkte lengte (in kilometers) van de lineaire watermassa en de hydromorfologische veranderingen in het Brusselse Gewest is de werkmethode voor het bepalen van hydromorfologische belastingen in essentie beschrijvend en omvat deze geen ingewikkelde procedures. Voor alle belastingen geldt dat geen informatie wordt gegeven over drempels/criteria.
Voor het Waalse Gewest werden de verschillende belastingen op oppervlaktewaterlichamen beoordeeld op basis van de analyse van gegevens uit de monitoringnetwerken (biologische, fysisch-chemische en chemische gegevens), de artikel 5-analyses ("Etat des lieux") voor alle bekende impacterende belastingen (industrie, landbouw, toerisme, afvalverwerking ...) en door deskundigen. Ook werden hydromorfologische gegevens gebruikt in deze beoordeling.
Voor puntbronverontreiniging lijkt het, met betrekking tot de "significante belastingen" en afgaande op WISE en het stroomgebiedbeheerplan, dat de instrumenten die worden gebruikt om significante puntbronbelastingen vast te stellen voornamelijk zijn gebaseerd op het oordeel van deskundigen, met gebruikmaking van numerieke waarden van IPPC- en stedelijke afvalwaterzuiveringsinstallaties (SAZI's) (zoals het aantal en de locatie van collectieve afvalwaterbehandelingsinstallaties, het gemiddelde belastingspercentage, geschatte belastingoverdrachten, de prestaties van de collectieve afvalwaterbehandelingsinstallaties, lozingen van behandelingsinstallaties, sectorale, individuele of autonome rioolwaterzuivering, schatting van het aantal behandelde inwonerequivalenten, behandelingsprestaties van individuele behandelingsinstallaties, verontreinigingsbelasting veroorzaakt door de "inwoners in een autonoom rioolwaterzuiveringsgebied (individuele afvalwaterbehandeling)", totale gegenereerde verontreinigingsbelasting, belastingoverdracht). Met betrekking tot deze puntbronnen werden alle stedelijke afvalwaterzuiveringsinstallaties, IPPC-industrieën en niet-IPPC-industrieën en toeristische faciliteiten (zoals campings) die niet waren verbonden met de in het risicolopende waterlichaam aanwezige stedelijke afvalwaterzuiveringsinstallaties geacht significante belastingen te zijn zolang in het monitoringnetwerk, de artikel 5-analyses ("Etat des lieux") en deskundigenoordelen de overeenkomstige sectoren verantwoordelijk werden gesteld voor het niet bereiken van een goede toestand/goed potentieel van het waterlichaam.
Voor diffuse bronnen zijn gegevens over het gebruikte landbouwareaal, de veehouderij, organische meststoffen, andere materialen (zoals rioolslib), totale N en totale P, oplosbare N, en gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Als significante belastingen werden voornamelijk landbouwinputs en verlaten industriële locaties (bedrijfsterreinen) in aanmerking genomen voor de risicolopende waterlichamen, zolang de overeenkomstige sectoren door het monitoringnetwerk, de artikel 5-analyses ("Etat des lieux") en de deskundigenoordelen de overeenkomstige sectoren verantwoordelijk werden gesteld voor het niet bereiken van een goede toestand/goed potentieel van het waterlichaam.
21
Wat betreft wateronttrekking hadden de gebruikte gegevens betrekking op het waterverbruik (m
3), nutriëntenstromen, het afspoelen van sediment van landbouwgronden en
milieumaatregelen voor de landbouw. Voor de stroomregulering hadden de gebruikte gegevens betrekking op de locaties van hydro-elektrische dammen en de kracht van deze dammen (alsmede de vereiste vergunningen), het aandeel van de waterlichamen in stedelijke gebieden, het aantal onoverkomelijke obstakels voor vismigratie, het percentage kunstmatig gemaakte oevers, het aantal visvergunningen in een jaar en de visbestanden. Voor alle belastingen geldt dat geen informatie wordt gegeven over drempels/criteria. Deze gegevens en informatie over belastingen zijn samengevat in een tabel waarin het significantieniveau van elke belasting op semi-kwantitatieve wijze wordt weergegeven. Voorts is de bijdrage van elke sector aan de N- en P-belasting verkregen met behulp van het waterkwaliteitmodelleringshulpmiddel PEGASE.
Met betrekking tot kustwateren is in het stroomgebiedbeheerplan een reeks significante belastingen vastgesteld. Daarbij wordt echter opgemerkt dat de meest significante belastingen resulteren uit rivierinputs en diffuse bronnen buiten het waterlichaam. Andere beschreven belastingen zijn dumping van baggerslib, zandsuppleties om kusten (stranden) te beschermen tegen erosie, scheepvaart (waaronder zeewaardige pleziervaartuigen), visserij, niet-invasieve soorten, militaire activiteiten en toepassingen en de invloed van offshoreactiviteiten en klimaatverandering.
22
SGD
Geen
belastingen Puntbron Diffuse bron
Water-
onttrekking
Waterstroomregulering
en morfologische
veranderingen
Rivierbeheer Overgangs- en
kustwaterbeheer
Overige
morfologische
veranderingen
Overige
belastingen
Aant. % Aant. % Aant. % Aant. % Aant. % Aant. % Aant. % Aant. % Aant. %
BEEscaut_RW 1 1 54 68 74 94 1 1 40 51 39 49 0 0 4 5 14 18
BEEscaut_Schelde_
BR 0 0 3 100 3 100 1 33 3 100 0 0 0 0 0 0 0 0
BESchelde_VL 0 0 83 45,
6 182 100 13 7,1 151 83,0 0 0 0 0 0 0 50
27,
5
BENoordzee_FED 1 10
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
BEMeuse_RW 113 44 98 38 110 43 3 1 57 22 42 16 0 0 48 19 21 8
BEMaas_VL 0 0 4 20 20 100 1 5 12 60 0 0 0 0 0 0 3 15
BERhin_RW 5 31 4 25 10 63 0 0 1 6 0 0 0 0 9 56 1 6
BESeine_RW 0 0 2 100 2 100 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal 120 21 248 44 401 72 19 3 264 47 81 14 0 0 61 11 89 16
Tabel 4.3: Aantal en percentage oppervlaktewaterlichamen beïnvloed door significante belastingen Bron: WISE
23
Figuur 4.1: Grafiek van het percentage oppervlaktewaterlichamen dat wordt beïnvloed
door significante belastingen
1 = Geen belastingen
2 = Puntbron
3 = Diffuse bron
4 = Wateronttrekking
5 = Waterstroomregulering en morfologische veranderingen
Bron: WISE
6 = Rivierbeheer
7 = Overgangs- en kustwaterbeheer
8 = Overige morfologische veranderingen
9 = Overige belastingen
24
Voor verontreiniging van oppervlaktewater in het Vlaamse Gewest door nutriënten en
zuurstofbindende stoffen (BZV, CZV) zijn huishoudens en landbouw de belangrijkste
bijdragende factoren in het stroomgebied van de Schelde. Huishoudens zijn de belangrijkste
vervuilers wat BZV, CZV en totale P betreft, en landbouw wat totale N betreft. Landbouw is
de grootste vervuiler in het stroomgebied Maas. Industrie komt op de derde plaats, maar levert
een significant lagere bijdrage. Voor zware metalen zijn de belangrijkste bronnen van
verontreiniging diffuus, uitloging uit de bodem en bouwmaterialen, atmosferische depositie,
uitlogen uit Cu-bevattende verf op schepen en het gebruik van houtbeschermingsproducten.
Het belang van de verschillende bronnen is afhankelijk van het zware metaal. Huishoudens en
bedrijven zijn eveneens significant bijdragende factoren, hoewel hun aandeel is afgenomen.
Gewasbeschermingsproducten en industriële verontreinigende stoffen dragen ook bij aan de
chemische verontreiniging en zijn specifiek gerelateerd aan de landbouw en industriële
sectoren. Voor diffuse verontreiniging van grondwater draagt landbouw bij aan zowel
verontreiniging door nutriënten als door bestrijdingsmiddelen, terwijl de laatste ook uit
openbare diensten en huishoudens komt. De significante puntbronverontreiniging wordt
voornamelijk veroorzaakt door de industrie van non-ferrometalen.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest staan alle waterlichamen (drie) bloot aan
verontreiniging uit puntbronnen en diffuse bronnen, terwijl voor één waterlichaam
wateronttrekking een significante belasting vormt. Belasting door huishoudens is een factor
door de lozing van afvalwater; de voornaamste verontreinigende stoffen zijn doorgaans zware
metalen; daarnaast wordt afzetting in verband met infrastructuur, de verwarming van
woningen en bepaalde industriële emissies als belangrijk erkend.
In het Waalse Gewest, in het stroomgebied Schelde, bestaat de belangrijkste belasting uit
verontreiniging door diffuse bronnen, gevolgd door puntbronnen en waterstroom- en
morfologische veranderingen. In het stroomgebied Maas is de voornaamste belasting
verontreiniging door diffuse en puntbronnen, maar is voor een belangrijk percentage van de
waterlichamen geen belasting vastgesteld. In het stroomgebied Rijn is de voornaamste
belasting verontreiniging door diffuse bronnen en is voor een derde van de waterlichamen
geen belasting vastgesteld. In het stroomgebied Seine is voor twee waterlichamen
verontreiniging door zowel diffuse als puntbronnen vastgesteld.
In het stroomgebiedbeheerplan voor de federale kustwateren wordt vermeld dat de gegevens
uit de OSPAR-Verdragen18
zijn gebruikt bij de aanwijzing van relevante belastingen en
terrestrische verontreinigingsbronnen.
De belangrijkste puntbronverontreinigingen in de kustwateren waren de lozing van afvalwater
en, in mindere mate, industriële lozingen. Vanaf eind jaren negentig zijn de lozingen van
afvalwater en industriële lozingen allemaal gestopt. Er is echter nog steeds verontreiniging die
uit andere delen van België komt.
De effecten van verontreiniging uit diffuse bronnen hebben hoofdzakelijk betrekking op de
verontreinigende stoffen die aanwezig zijn in rivieren en kanalen, en via horizontaal transport
uit buurlanden (Frankrijk en Nederland). Met name de diffuse verontreiniging is te wijten aan
specifieke verontreinigende stoffen (Cu, Zn), bestrijdingsmiddelen (Lindane) en nutriënten.
Voorts worden er hydromorfologische belastingen aangewezen, met name het effect van de
verwijdering van baggermateriaal en activiteiten ter bescherming van de kust. Ook de
scheepvaartactiviteiten in de Noordzee worden genoemd als een belangrijke belasting in de
Belgische kustwateren, evenals de visserij, de introductie van uitheemse soorten en het
militair gebruik van de kust.
18
http://www.ospar.org/
25
4.5 Beschermde gebieden
SGD
Aantal beschermde gebieden
On
ttre
kk
ing
voo
r
dri
nk
wa
ter
kra
chte
ns
art
ikel
7
Zw
emw
ate
r
Vo
gel
s
Eu
rop
ees
ov
erig
Vis
sen
Ha
bit
ats
Lo
ka
al
Na
tio
na
al
Nit
rate
n
Sch
elp
die
ren
SA
ZI
BEEscaut_RW 45 4 22 2 30 3 1
BEEscaut_Schelde_BR 1 3 1 1
BESchelde_VL 139 1 12
16
1 1 1
BENoordzee_FED
3
1
1
BEMeuse_RW 155 31 164 32 185 5 1
BEMaas_VL 29 1 2
10
1
1
BERhin_RW 10 1 13 1 15 1
BESeine_RW 2 2 3 1
Totaal 379 38 218 37 263 1 11 1 7
Tabel 4.4: Aantal beschermde gebieden van alle typen in elk stroomgebiedsdistrict en voor het hele land, voor
oppervlakte- en grondwater19
Bron: WISE
19
Deze informatie sluit aan op de rapportage van beschermde gebieden krachtens de KWR. Meer of andere
informatie kan zijn gerapporteerd uit hoofde van de verplichtingen krachtens andere richtlijnen.
26
5. TOEZICHT
Figuur 5.1: Kaarten van monitoringstations voor oppervlaktewater (links) en grondwater (rechts)
• Monitoringstations voor rivieren
• Monitoringstations voor meren
• Monitoringstations voor overgangswateren
• Monitoringstations voor kustwateren
• Monitoringstations voor niet-geclassificeerde oppervlaktewateren
• Monitoringstations voor grondwater
Stroomgebiedsdistricten
Landen buiten de EU
Bron: WISE, Eurostat (landsgrenzen).
De volgende tabel geeft de gemonitorde kwaliteitselementen weer zoals gerapporteerd in
WISE.
27
SGD
Rivieren Meren
KE
1.1
Fy
top
lan
kto
n
KE
1.2
Ov
erig
e a
qu
ati
sch
e fl
ora
KE
1.2
.3 M
acr
ofy
ten
KE
1.2
.4 F
yto
ben
tho
s
KE
1.3
Ben
tisc
he
on
gew
erv
eld
en
KE
1.4
Vis
sen
KE
1.5
Ov
erig
e so
ort
en
KE
2 H
yd
rom
orf
olo
gis
che
kw
ali
teit
sele
men
ten
KE
3.1
Alg
emen
e p
ara
met
ers
KE
3.3
Nie
t-p
rio
rita
ire
spec
ifie
ke
ver
on
trei
nig
end
e st
off
en
KE
3.4
Ov
erig
e n
ati
on
ale
ver
on
trei
nig
end
e st
off
en
KE
1.1
Fy
top
lan
kto
n
KE
1.2
Ov
erig
e a
qu
ati
sch
e fl
ora
KE
1.2
.3 M
acr
ofy
ten
KE
1.2
.4 F
yto
ben
tho
s
KE
1.3
Ben
tisc
he
on
gew
erv
eld
en
KE
1.4
Vis
sen
KE
1.5
Ov
erig
e so
ort
en
KE
2 H
yd
rom
orf
olo
gis
che
kw
ali
teit
sele
men
ten
KE
3.1
Alg
emen
e p
ara
met
ers
KE
3.3
Nie
t-p
rio
rita
ire
spec
ifie
ke
ver
on
trei
nig
end
e st
off
en
KE
3.4
Ov
erig
e n
ati
on
ale
ver
on
trei
nig
end
e st
off
en
BEMaas_VL
BENoordzee_FED - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
BESchelde_VL
BEEscaut_Schelde_BR - - - - - - - - - - -
BEEscaut_RW - - - - - - - - - - -
BEMeuse_RW - - - - - - - - - - -
BERhin_RW - - - - - - - - - - -
BESeine_RW - - - - - - - - - - -
28
SGD
Overgangswater Kustwater
KE
1.1
Fy
top
lan
kto
n
KE
1.2
Ov
erig
e a
qu
ati
sch
e fl
ora
KE
1.2
.1 M
icro
alg
en
KE
1.2
.2 A
ng
iosp
erm
en
KE
1.3
Ben
tisc
he
on
gew
erv
eld
en
KE
1.4
Vis
sen
KE
1.5
Ov
erig
e so
ort
en
KE
2 H
yd
rom
orf
olo
gis
che
kw
ali
teit
sele
men
ten
KE
3.1
Alg
emen
e p
ara
met
ers
KE
3.3
Nie
t-p
rio
rita
ire
spec
ifie
ke
ver
on
trei
nig
end
e st
off
en
KE
3.4
Ov
erig
e n
ati
on
ale
ver
on
trei
nig
end
e st
off
en
KE
1.1
Fy
top
lan
kto
n
KE
1.2
Ov
erig
e a
qu
ati
sch
e fl
ora
KE
1.2
.1 M
icro
alg
en
KE
1.2
.2 A
ng
iosp
erm
en
KE
1.3
Ben
tisc
he
on
gew
erv
eld
en
KE
1.4
Vis
sen
KE
1.5
Ov
erig
e so
ort
en
KE
2 H
yd
rom
orf
olo
gis
che
kw
ali
teit
sele
men
ten
KE
3.1
Alg
emen
e p
ara
met
ers
KE
3.3
Nie
t-p
rio
rita
ire
spec
ifie
ke
ver
on
trei
nig
end
e st
off
en
KE
3.4
Ov
erig
e n
ati
on
ale
ver
on
trei
nig
end
e st
off
en
BEMaas_VL - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
BENoordzee_FED - - - - - - - - - - -
BESchelde_VL
BEEscaut_Schelde_BR - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
BEEscaut_RW - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
BEMeuse_RW - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
BERhin_RW - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
BESeine_RW - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Tabel 5.1: Gemonitorde kwaliteitselementen
Gemonitorde KE's
Niet-gemonitorde KE's
- Niet relevant Bron: WISE en informatie die door de Belgische autoriteiten is verstrekt nadat de beoordeling had plaatsgevonden.
29
SGD Rivieren Meren
Overgangswa
ter Kustwater Grondwater
TT Op TT Op TT Op TT Op TT Op Kwant
BEEscaut_RW 14 74 0 0 0 0 0 0 148 72 82
BEEscaut_Schelde
_BR 9 5 0 0 0 0 0 0 14 10 47
BESchelde_VL 65 385 8 41 6 13 0 0 32 32 32
BENoordzee_FED 0 0 0 0 0 0 4 5 0 0 0
BEMeuse_RW 36 143 0 0 0 0 0 0 239 129 101
BEMaas_VL 6 38 3 10 0 0 0 0 10 10 10
BERhin_RW 3 7 0 0 0 0 0 0 13 11 3
BESeine_RW 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal per type
monitoringplaats 134 653 11 51 6 13 4 5 456 264 275
Totaal aantal
monitoringplaatse
n20
870 51 13 5 675
Tabel 5.2: Aantal monitoringplaatsen per watercategorie TT = toestand en trend, Op = operationeel, Kwant = kwantitatief Bron: WISE
5.1 Monitoring van oppervlaktewateren
In Vlaanderen wordt een overzicht gegeven van de gemonitorde parameters en de
monitoringfrequentie in de stroomgebiedbeheerplannen en WISE. Alle relevante
kwaliteitselementen worden gemonitord voor rivieren en meren. Voor
overgangswaterlichamen wordt één biologisch kwaliteitselement (BKE), macro-algen, niet
relevant geacht en daarom niet gemonitord. Alle relevante prioritaire stoffen en andere
specifieke verontreinigende stoffen, met uitzondering van pentabroomdifenylether, C10-13-
chlooralkanen en DEHP (Bis(2-ethylhexyl)ftalaat), zijn in 2007 gemonitord. Dit wordt door
Vlaanderen verklaard door het gebrek aan geschikte analysemethoden. Volgens recente
informatie uit Vlaanderen worden polybroomdifenylethers gemonitord in sediment en wordt
DEHP op dit moment gemonitord in oppervlaktewater. Er bestaat ook een
monitoringprogramma voor sediment waarin fysische chemie, ecotoxicologie en biologie
worden gemonitord21
.
Het stroomgebiedbeheerplan bevat geen informatie over de manier waarop BKE's zijn
geselecteerd voor operationele monitoring. Volgens recentelijk van Vlaanderen ontvangen
informatie is er geen selectie gemaakt omdat er vaak meerdere belastingen tegelijkertijd zijn
en de kennis van de ecologische toestand onvolledig was. Voor de huidige monitoringcyclus
is een selectieprocedure ontwikkeld om de meest relevante BKE's voor elk operationeel
monitoringorgaan uit te kiezen.
Alle kwaliteitselementen voor de evaluatie van de goede toestand zijn gemonitord in alle
waterlichamen en er heeft geen groepering van waterlichamen plaatsgevonden. Voor de
tweede stroomgebiedbeheerplannen is een beperkt aantal waterlichamen geclusterd voor
monitoringdoeleinden.
20
Het totale aantal monitoringplaatsen kan verschillen van het totaal van de monitoringplaatsen per type omdat
sommige plaatsen voor meer dan één doel worden gebruikt. 21
Triade-methode.
30
In de stroomgebiedbeheerplannen kan geen informatie over internationale samenwerking
worden gevonden. Enige informatie over de coördinatie van monitoring wordt gegeven in de
overkoepelende beheerplannen die door de Internationale Scheldecommissie en de
Internationale Maascommissie zijn opgesteld.
Binnen de Internationale Maascommissie concentreren de de monitoringinspanningen zich
op het homogeen monitoringnetwerk (HMN), dat de Maas en enkele belangrijke zijrivieren
monitort. De gegevens worden verzameld uit de monitoringprogramma's van de partijen.
Voor de fysisch-chemische kwaliteitselementen bestaat het netwerk uit 38 locaties: 16 in de
hoofdrivier en 22 in de zijrivieren. Voor de biologische kwaliteitselementen bestaat het
netwerk uit 40 locaties: 19 in de hoofdrivier en 21 in de zijrivieren. In de fysisch-chemische
monitoring worden parameters gebruikt die niet alleen de klassieke verontreiniging
beoordelen, maar ook verontreiniging door zware metalen, organische
microverontreinigingen en prioritaire stoffen. De vier BKE's (diatomeeën, macro-
ongewervelden, macrofyten en vis) worden nu gemonitord.
Binnen de Internationale Scheldecommissie is het homogeen monitoringnetwerk in 2011
verbeterd om een betere afstemming van de KRW-monitoringprogramma's te
verwezenlijken. Dit HMN2 bestaat uit 35 monitoringpunten. Het oorspronkelijke
monitoringnetwerk is uitgebreid met nieuwe parameters: hardheid en opgeloste organische
koolstof en 2 BKE's (diatomeeën en macro-ongewervelden).
Bilateraal overleg tussen de regio's heeft geleid tot grensoverschrijdende informatiebladen
voor elk aanpalend waterlichaam. Het informatieblad bevat informatie over elke KRW-
parameter en een beoordeling voor beide partijen, die een duidelijke vergelijking mogelijk
maken. Deze informatiebladen leggen het fundament voor gemeenschappelijke monitoring
en toestandsbeoordeling
In het stroomgebied Schelde bestaat een homogeen monitoringnetwerk waar op 14
monitoringpunten langs de rivier de Schelde elke vier weken 36 chemische en fysisch-
chemische parameters worden gemonitord. Eén keer per jaar wordt er een rapport gemaakt
waarin de evolutie van de chemische toestand van het water wordt beoordeeld. Volgens
recente informatie uit Vlaanderen is dit monitoringprogramma uitgebreid. In de context van
het Scaldwin-project zal er grensoverschrijdende monitoring van sedimentbelastingen
plaatsvinden.
Het monitoringnetwerk in de (federale) kustwateren is gebaseerd op de bestaande monitoring
van de OSPAR-Verdragen en is aangepast aan de vereisten van de KRW. Er zijn in totaal zes
monitoringplaatsen. De BKE's die worden gemonitord zijn chlorofyl a en Phaeocystis voor
fytoplankton en macrobenthos. Van de relevante fysisch-chemische parameters wordt ook
verklaard dat ze worden gemonitord.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden alle parameters gemonitord voor rivieren (er
zijn geen andere categorieën). De locaties voor operationele monitoring zijn dezelfde als die
voor de toestand- en trendmonitoring (vijf in totaal). In de toestand- en trendmonitoring
worden alle vereiste biologische en algemene fysisch-chemische elementen gemonitord voor
elk station. De hydromorfologische kwaliteit wordt gemonitord in twee van de drie
waterlichamen (het andere waterlichaam is een kanaal). Prioritaire stoffen en andere
verontreinigende stoffen worden sinds 2007 gemonitord met een frequentie van vijf keer per
jaar op de locaties voor toestand- en trendmonitoring en twaalf keer per jaar op de locaties
voor operationele monitoring. Er is geen informatie gevonden over de monitoring van
sedimenten en biota. Het monitoringprogramma wordt uitgevoerd voor drie waterlichamen:
de rivier de Zenne, het Kanaal en de rivier de Woluwe. Er vindt geen groepering van
waterlichamen plaats.
31
Voor operationele monitoring hebben de regeringen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
en het Vlaamse Gewest en de federale regering geen selectie gemaakt en werden alle
relevante BKE's tijdens de eerste monitoringcyclus gemonitord.
In het Waalse Gewest wordt elk oppervlaktewaterlichaam individueel gemonitord voor alle
kwaliteitselementen (toestand- en trend-, operationele en aanvullende monitoring), met
uitzondering van twee waterlichamen in het stroomgebiedsdistrict Schelde en één in het
stroomgebiedsdistrict Maas op een totaal van 53 waterlichamen voor toestand- en
trendmonitoring in het Waalse Gewest. In het stroomgebiedsdistrict Schelde zijn 14
waterlichamen opgenomen in de toestand- en trendmonitoring en worden 12 van deze
waterlichamen gemonitord voor alle BKE's; in het stroomgebied van de Maas zijn 35
waterlichamen opgenomen in de toestand- en trendmonitoring, waarvan er 34 worden
gemonitord voor alle BKE's; voor toestand- en trendmonitoring in het stroomgebiedsdistrict
Rijn zijn dit drie waterlichamen van drie, en voor het stroomgebiedsdistrict Seine één van één.
In het hele Waalse Gewest zijn er 54 toestand- en trendmonitoringpunten, 225 operationele
monitoringpunten en 158 aanvullende monitoringpunten. De locatie van de operationele
monitoringpunten wordt bepaald op basis van een risicoanalyse, en alleen relevante elementen
worden gemeten, afhankelijk van het risico. Het toestand- en trendmonitoringnetwerk omvat
locaties aan de grensoverschrijdende rivier de Schelde die zijn vastgesteld door de
Internationale Scheldecommissie voor het stroomgebied Schelde. Het toestand- en
trendmonitoringnetwerk omvat locaties aan de grensoverschrijdende rivier de Maas die zijn
vastgesteld door de Internationale Maascommissie. WISE bevat geen informatie over de
internationale coördinatie van de monitoring in het stroomgebiedsdistrict Rijn en het
stroomgebiedsdistrict Seine, maar er zijn drie monitoringpunten die deel uitmaken van het
monitoringnetwerk van de Internationale Commissies voor de bescherming van de rivieren de
Moezel en de Saar (CIPMS). Wallonië is geen partij bij de CIPMS, maar waarnemer, en deelt
de monitoringgegevens voor de drie locaties mee aan de CIPMS.
5.2 Monitoring van grondwater In Vlaanderen zijn programma's voor zowel toestand- en trendmonitoring als operationele
monitoring vastgesteld voor grondwater, waaronder zowel de kwantitatieve als de chemische
toestand vallen. Voor de operationele monitoringprogramma's vermeldt het
stroomgebiedbeheerplan dat risicoparameters en risicozones worden gemonitord via een voor
het waterlichaam specifieke selectie van bronnen, door middel van halfjaarlijkse metingen,
met de mogelijkheid van hogere meetfrequenties in probleemgebieden. In het
stroomgebiedbeheerplan wordt een overzicht van de monitoringfrequenties gegeven.
Er is geen beoordeling van significante en duurzame opgaande trends in de concentraties van
verontreinigende stoffen uitgevoerd voor grondwater. Uit recente informatie van Vlaanderen
blijkt dat volgens de opzet van monitoringnetwerken deze analyse mogelijk is, maar dat de
grondwatermonitoringnetwerken voor de KRW pas sinds 2004 volledig operationeel zijn. De
korte tijdreeksen van monitoringgevens die dit heeft opgeleverd zijn onvoldoende voor een
dergelijke analyse.
In de stroomgebiedbeheerplannen wordt de internationale coördinatie van
grondwatermonitoring niet behandeld. Meer informatie hierover kan worden gevonden in de
overkoepelende beheerplannen. Voor het stroomgebied Schelde wordt een voorbeeld gegeven
van een gecoördineerde kwantitatieve monitoringcampagne voor het grondwaterlichaam in de
grensoverschrijdende waterhoudende kalksteenlaag uit het Carboon, die wordt gedeeld door
het Vlaamse Gewest (BEVL063), Frankrijk (FRA015) en het Waalse Gewest
(BE_Escaut_RWE060).
32
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest lieten de resultaten van het toestand- en
trendmonitoringprogramma sinds 2004 verhoogde niveaus voor nitraten en pesticiden op een
aantal monitoringpunten (10) zien. Er was een hoge ruimtelijke variatie tussen punten. Het
operationele monitoringprogramma heeft als doel om het toestand- en
trendmonitoringprogramma te versterken (een hogere dichtheid van bemonsteringspunten in
problematische zones). De methodologie houdt rekening met de eisen van de KRW en met
advies van deskundigen bij het beoordelen van transregionale aspecten van het transport van
verontreinigende stoffen over de grens van het district. Hoewel wordt verklaard dat de
monitoringpunten tweejaarlijks worden bemonsterd, is het niet duidelijk hoe de
langetermijnmonitoring om trends in verontreiniging te ontdekken wordt geïntegreerd in het
ontwerp van het monitoringprogramma. De lidstaat heeft de Commissie echter meegedeeld
dat de berekening van de trends vanaf 2013 jaarlijks zal plaatsvinden op basis van de
resultaten van de monitoringprogramma's. Het monitoringprogramma voor de kwantitatieve
toestand van het grondwater in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest omvat 47 piëzometrische
monitoringplaatsen, en het monitoringnetwerk voor de kwalitatieve monitoring omvat
24 stations, waarvan er 10 tot het netwerk voor operationele monitoring behoren. De
discussies in de Internationale Scheldecommissie concentreerden zich op de globale toestand-
en trendmonitoringstrategieën van elke partner (dichtheid van netwerken, eindpunten,
frequentie, enz.). Deze coördinatie heeft geleid tot een follow-up van de
monitoringprogramma's en de aanpassing van de bestaande monitoringnetwerken van elk van
de partners in de drie waterhoudende grondlagen van de Schelde die als "pilot" fungeren
(kalksteenlaag uit het Carboon, oligocene zandlagen en zandlagen van Brussel). De toestand-
en trendmonitoring van de chemische toestand van grondwaterlichamen omvat vijf
waterlichamen die grensoverschrijdend zijn met andere regio's. Er worden algemene
parameters gemeten en andere parameters geselecteerd in waterlichamen waarvoor het risico
bestaat dat een goede toestand niet wordt bereikt, en voor de grensoverschrijdende
waterlichamen ook parameters die relevant zijn voor de bescherming van het gebruik van
grondwater. In totaal worden 226 parameters gemonitord. Voor de operationele monitoring
van de chemische toestand van grondwaterlichamen zijn er 10 monitoringstations beschikbaar
(met inbegrip van twee specifieke Natura 2000-gebieden). De gemeten parameters zijn
gebaseerd op risicoparameters zoals nitraten, pesticiden en parameters die zijn opgenomen in
Richtlijn 2006/118/EG, bijlage 2, deel B; in totaal worden 144 parameters gemonitord.
In het Waalse Gewest omvat het monitoringnetwerk chemische monitoring op bestaande
locaties waarvoor lange tijdreeksen beschikbaar zijn. Twee grondwaterlichamen van de tien in
het stroomgebiedsdistrict Schelde, vijf grondwaterlichamen van 21 in het
stroomgebiedsdistrict Maas en één van twee grondwaterlichamen in het stroomgebiedsdistrict
Rijn in Wallonië laten opwaartse trends voor nitraat zien. Sinds 1994 worden de
nitraatconcentraties in het grondwater gemonitord in het kader van de tenuitvoerlegging van
de nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG). Dit nitraatmonitoringnetwerk bestaat specifiek uit
950 locaties op het hele Waalse grondgebied en omvat plaatsen waar water wordt onttrokken
voor consumptiedoeleinden. Er wordt informatie uitgewisseld met de Internationale
Scheldecommissie en de Internationale Maascommissie. Ook is er een monitoringprogramma
met ten minste één monitoringpunt per grensoverschrijdend grondwaterlichaam. In Wallonië
wordt de kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen gemeten op 186 locaties.
5.3 Monitoring van beschermde gebieden Voor beschermde gebieden in Vlaanderen die zijn aangewezen krachtens de Habitat-richtlijn
wordt het monitoringnetwerk voor oppervlaktewater gekoppeld aan het monitoringnetwerk
voor oppervlaktewater voor de KRW. Alle biologische kwaliteitselementen worden
33
gemonitord in de oppervlaktewateren van het monitoringnetwerk van de Habitat-richtlijn.
Voor beschermde natuurreservaten (die niet altijd in de aangewezen Natura 2000-gebieden
liggen) wordt de monitoring van grondwater opgenomen in het algemene
grondwatermonitoringprogramma.
De oppervlaktewatermonitoring in beschermde gebieden wordt uitgevoerd zoals vereist door de
desbetreffende richtlijn. De beschermde gebieden in Vlaanderen:
gebieden voor de bescherming van economisch significante aquatische soorten
(Richtlijn 2006/113/EG);
recreatiewateren, inclusief gebieden die zijn aangewezen als zwemwater krachtens
Richtlijn 76/160/EEG;
kwetsbare zones krachtens Richtlijn 91/676/EEG en gebieden die zijn aangewezen als
gevoelige gebieden krachtens Richtlijn 91/271/EEG
De monitoring van oppervlaktewater dat voor menselijke consumptie wordt gebruikt, wordt
niet uitgevoerd krachtens de bepalingen van bijlage V, paragraaf 1.3.5, omdat er geen
lozingen van prioritaire stoffen of andere stoffen plaatsvinden in significante hoeveelheden.
Rivieren die in reservoirs uitkomen worden gemonitord volgens de Vlaamse wetgeving.
Hetzelfde geldt voor grondwater dat voor menselijke consumptie wordt gebruikt.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de productie van drinkwater afhankelijk van
grondwater in de twee locaties "Bois de la Cambre" en "Forêt de Soignes". De KRW bepaalt
dat geen aanvullende toestand- en trendmonitoring is vereist voor dit type
drinkwaterproductie. Alleen het grondwaterlichaam van het Brusseliaan wordt geëxploiteerd
als bron voor drinkwater in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Twee chemische
monitoringpunten in deze zone zijn opgenomen in het algemene toestand- en
trendmonitoringprogramma voor grondwater en vijf punten zijn opgenomen in de
kwantitatieve monitoring. Deze bemonsteringslocaties worden ook onderworpen aan een
operationeel monitoringprogramma, naast deze toestand- en trendmonitoring.
In het Waalse Gewest zijn, met betrekking tot oppervlaktewatermonitoringprogramma voor
beschermde drinkwatergebieden, de drinkwateronttrekkingspunten die gemiddeld meer dan
100 m³ per dag leveren aangewezen als controlepunten die zo nodig aan de vereiste
aanvullende controles worden onderworpen. De controles op deze punten bestrijken alle
prioritaire stoffen die worden geloosd en alle overige stoffen die in significante hoeveelheden
worden geloosd en de toestand van het waterlichaam zouden kunnen beïnvloeden. De
controles worden verricht met de volgende frequenties: totale aantal bediende personen:
<10 000: vier keer per jaar; van 10 000 tot 30 000: acht keer per jaar; > 30 000: 13 keer per
jaar. Bovendien worden in de beschermingszones van deze onttrekkingspunten enkele
aanvullende parameters (nitraat, borium, bromiden en fluoriden) toegepast. Deze parameters
worden met dezelfde frequentie gemonitord als de specifieke verontreinigingen door de
monitoringstations in de beschermingszones.
De monitoringprogramma's voor beschermde drinkwatergebieden zijn identiek aan die voor
grondwaterlichamen, behalve dat de toestand- en trendmonitoringprogramma's elke zes jaar
worden uitgevoerd voor de onttrekkingspunten die gemiddeld tussen 100 en 275 m³ per dag
leveren. Boven 275 m³ per dag worden de toestand- en trendmonitoringprogramma's elke drie
jaar uitgevoerd, zoals ook geldt voor de monitoring van grondwaterlichamen.
34
Figuur 5.2: Kaart van monitoringstations voor beschermde gebieden Bron: WISE en door de Belgische autoriteiten (Vlaanderen) verstrekte aanvullende informatie.
35
SGD
Oppervlaktewateren
Dri
nk
wa
ter
uit
gro
nd
wa
ter
On
ttre
kk
ing
va
n
dri
nk
wa
ter
aa
n
op
per
vla
kte
wa
ter
Kw
ali
teit
van
dri
nk
wa
ter
Zw
emw
ate
r
Vo
gel
geb
ied
en
Vis
sen
Ha
bit
atg
ebie
den
Nit
rate
n
Sch
elp
-
die
ren
SA
ZI
BEMaas_VL 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
BENoordzee_FED 0 0 0 3 0 2 0 0 0 0
BESchelde_VL 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
BEEscaut_Schelde_
BR 0 0 0 0 1 1 0 0 2 7
BEEscaut_RW 0 0 0 17 2 15 14 0 92 83
BEMeuse_RW 10 0 0 158 113 156 50 0 315 129
BERhin_RW 0 0 0 10 2 11 3 0 18 9
BESeine_RW 0 0 0 2 2 2 0 0 2 0
Totaal 10 0 0 190 120 187 67 3 429 228
Tabel 5.3: Aantal monitoringstations in beschermde gebieden22
Bron: WISE en door de Belgische autoriteiten (Vlaanderen) verstrekte aanvullende informatie
22
Aantal gebieden berekend uit gegevens uit gegevens die per gebied zijn gerapporteerd. Als er geen gegevens zijn
gerapporteerd voor een gebied, is de tabel aangevuld met gegevens die per programma zijn gerapporteerd.
36
6. OVERZICHT VAN DE TOESTAND (ECOLOGISCH, CHEMISCH,
GRONDWATER)
SGD Totaal Zeer goed Goed Matig Ontoereikend Slecht Onbekend
Aant. (%) Aant. (%) Aant. (%) Aant. (%) Aant. (%) Aant. (%)
BEEscaut_RW 39 0 0 1 2,6 8 20,5 16 41 13 33,3 1 2,6
BEEscaut_Schelde_BR 0 - - - - - -
BESchelde_VL 41 0 0 0 0 4 9,8 17 41,5 19 46,3 1 2,4
BENoordzee_FED 1 0 0 0 0 1 100 0 0 0 0 0 0
BEMeuse_RW 215 5 2,3 109 50,7 57 26,5 23 10,7 9 4,2 12 5,6
BEMaas_VVL 8 0 0 0 0 4 50 3 37,5 1 12,5 0 0
BERhin_RW 16 2 12,5 6 37,5 5 31,2 0 0 1 6,2 2 12,5
BESeine_RW 2 0 0 0 0 2 100 0 0 0 0 0 0
Totaal 322 7 2 116 36 81 25 59 18 43 13 16 5
Tabel 6.1: Ecologische toestand van natuurlijke oppervlaktewaterlichamen Bron: WISE
SGD Totaal Zeer goed Goed Matig Ontoereikend Slecht Onbekend
Aant. (%) Aant. (%) Aant. (%) Aant. (%) Aant. (%) Aant. (%)
BEEscaut_RW 40 0 0 0 0 9 23 9 23 19 48 3 8
BEEscaut_Schelde_BR 3 0 0 0 0 1 33,3 1 33,3 1 33,3 0 0
BESchelde_VL 141 0 0 0 0 25 17,7 37 26,2 77 54,6 2 1,4
BENoordzee_FED 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
BEMeuse_RW 42 0 0 0 0 10 24 9 21 7 17 16 38
BEMaas_VVL 12 0 0 0 0 6 50 4 33,3 2 16,7 0 0
BERhin_RW 0 - - - - - -
BESeine_RW 0 - - - - - -
Totaal 238 0 0 0 0 51 21 60 25 106 45 21 9
Tabel 6.2: Ecologisch potentieel van kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen Bron: WISE
SGD Totaal Goed Ontoereikend Onbekend
Aant. % Aant. % Aant. %
BEEscaut_RW 39 4 10,3 27 69,2 8 20,5
BEEscaut_Schelde_BR 0 - - -
BESchelde_VL 41 18 43,9 6 14,6 17 41,5
BENoordzee_FED 1 0 0 1 100 0 0
BEMeuse_RW 215 124 57,7 31 14,4 60 27,9
BEMaas_VL 8 2 25,0 1 12,5 5 62,5
BERhin_RW 16 10 62,5 4 25 2 12,5
BESeine_RW 2 2 100 0 0 0 0
Totaal 322 160 50 70 22 92 29
Tabel 6.3: Chemische toestand van natuurlijke oppervlaktewaterlichamen Bron: WISE
37
SGD Totaal Goed Ontoereikend Onbekend
Aant. % Aant. % Aant. %
BEEscaut_RW 40 1 3 27 68 12 30
BEEscaut_Schelde_BR 3 0 0 3 100 0 0
BESchelde_VL 141 27 19,1 46 32,6 68 48,2
BENoordzee_FED 0 0 0 0 0 0 0
BEMeuse_RW 42 4 10 19 45 19 45
BEMaas_VL 12 2 16,7 3 25,0 7 58,3
BERhin_RW 0 - - -
BESeine_RW 0 - - -
Totaal 238 34 14 98 41 106 45
Tabel 6.4: Chemische toestand van kunstmatige en sterk veranderde oppervlaktewaterlichamen Bron: WISE
SGD Goed Ontoereikend Onbekend
Aant. % Aant. % Aant. %
BEEscaut_RW 4 40 6 60 0 0
BEEscaut_Schelde_BR 4 80 1 20 0 0
BESchelde_VL 7 21,9 25 78,1 0 0
BENoordzee_FED 0 0 0 0 0 0
BEMeuse_RW 15 71,4 6 28,6 0 0
BEMaas_VL 4 40 6 60 0 0
BERhin_RW 2 100 0 0 0 0
BESeine_RW - - -
Totaal 36 45 44 55 0 0
Tabel 6.5: Chemische toestand van grondwaterlichamen Bron: WISE
SGD Goed Ontoereikend Onbekend
Aant. % Aant. % Aant. %
BEEscaut_RW 9 90 1 10 0 0
BEEscaut_Schelde_BR 5 100 0 0 0 0
BESchelde_VL 19 59,4 13 40,6 0 0
BENoordzee_FED 0 0 0 0 0 0
BEMeuse_RW 21 100 0 0 0 0
BEMaas_VL 9 90 1 10 0 0
BERhin_RW 2 100 0 0 0 0
BESeine_RW - - -
Totaal 65 81,2 15 18,8 0 0
Tabel 6.6: Kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen Bron: WISE
38
SGD Totaal
Algemene toestand (ecologisch en
chemisch) Goede
ecologische
toestand
2021
Goede
chemische
toestand
2021
Goede
ecologische
toestand
2027
Goede
chemische
toestand
2027
Algemene uitzonderingen
2009 (% van alle
oppervlaktewaterlichamen)
Goed of
beter 2009
Goed of
beter 2015
Verhoging
2009-2015
Art
4.4
Art
4.5
Art
4.6
Art
4.7
Aant. % Aant. % % Aant. % Aant. % Aant. % Aant. % % % % %
BEEscaut_RW 79 1 1,3 12 15,2 13,9 65 0 0 0
BEEscaut_Schelde_BR 3 0 0 0 0 0 100 0 0 0
BESchelde_VL 182 0 0 5 2,7 2,7 97 0 0 0
BENoordzee_FED 1 0 0 1 100 100 0 0 0 0
BEMeuse_RW 257 79 30,7 143 55,6 24,9 14 0 0 0
BEMaas_VL 20 0 0 2 10 10 90 0 0 0
BERhin_RW 16 5 31,2 14 87,5 56,2 0 0 0 0
BESeine_RW 2 0 0 2 100 100 0 0 0 0
Totaal 560 85 15,2 179 32 17 50 0 0 0
Tabel 6.7: Oppervlaktewaterlichamen: overzicht van de toestand in 2009 en verwachte toestand in 2015, 2021 en 2027
Waterlichamen met goede toestand in 2009 vallen in de volgende categorie:
1. De ecologische toestand is zeer goed of goed en de chemische toestand is goed, er worden geen uitzonderingen overwogen.
Waterlichamen die naar verwachting een goede toestand hebben in 2015 vallen in de volgende categorieën:
1. De ecologische toestand is zeer goed of goed en de chemische toestand is goed, er worden geen uitzonderingen overwogen
2. De chemische toestand is goed en de ecologische toestand is matig of daaronder, maar er zijn geen ecologische uitzonderingen
3. De ecologische toestand is zeer goed of goed en de chemische toestand haalt geen goed, maar er zijn geen chemische uitzonderingen
4. De ecologische toestand is matig of daaronder en de chemische toestand haalt geen goed, maar er zijn geen ecologische of chemische uitzonderingen
Opmerking: Waterlichamen met "onbekend"/"niet-geclassificeerd"/"niet van toepassing" bij ecologische of chemische toestand zijn niet meegewogen
Bron: WISE (voor gegevens over toestand in 2009, 2015 en uitzonderingen) en stroomgebiedbeheerplannen (voor gegevens over toestand in 2021 en 2027). Aanvullende informatie van de Belgische
autoriteiten.
39
SGD Totaal
Ecologische toestand Goede
ecologische
toestand 2021
Goede
ecologische
toestand 2027
Ecologische uitzonderingen
(% van alle
oppervlaktewaterlichamen)
Goed of beter
2009
Goed of beter
2015
Verhoging
2009-2015
Art
4.4
Art
4.5
Art
4.6
Art
4.7
Aant. % Aant. % % Aant. % Aant. % % % % %
BEEscaut_RW 39 1 2,6 5 13 10 87 0 0 0
BEEscaut_Schelde_BR 0 - - - 0 0 0 0
BESchelde_VL 41 0 0 2 4,9 4,9 95 0 0 0
BENoordzee_FED 1 0 0 1 100 100 0 0 0 0
BEMeuse_RW 215 114 53 143 67 13 33 0 0 0
BEMaas_VL 8 0 0 2 25,0 25,0 75 0 0 0
BERhin_RW 16 8 50 16 100 50 0 0 0 0
BESeine_RW 2 0 0 2 100 100 0 0 0 0
Totaal 322 123 38,2 171 53 15 66 0 0 0
Tabel 6.8: Natuurlijke oppervlaktewaterlichamen: ecologische toestand in 2009 en verwachte toestand in 2015, 2021 en 2027 Bron: WISE (voor gegevens over toestand in 2009, 2015 en uitzonderingen) en stroomgebiedbeheerplannen (voor gegevens over toestand in 2021 en 2027). Aanvullende
informatie van de Belgische autoriteiten.
40
SGD Totaal
Chemische toestand Goede
chemische
toestand 2021
Goede
chemische
toestand 2027
Chemische uitzonderingen
(% van alle
oppervlaktewaterlichamen)
Goed of beter
2009
Goed of beter
2015
Verhoging
2009-2015
Art
4.4
Art
4.5
Art
4.6
Art
4.7
Aant. % Aant. % % Aant. % Aant. % % % % %
BEEscaut_RW 39 4 10,3 13 33,3 23 67 0 0 0
BEEscaut_Schelde_BR 0 - - 0 0 0 0
BESchelde_VL 41 18 43,9 - - - 14,6 0 0 0
BENoordzee_FED 1 0 0,0 1 100 100 0 0 0 0
BEMeuse_RW 215 124 57,7 195 90,7 33 9 0 0 0
BEMaas_VL 8 2 25,0 - - - 12,5 0 0 0
BERhin_RW 16 10 62,5 16 100 38 0 0 0 0
BESeine_RW 2 2 100 2 100 0 0 0 0 0
Totaal 322 160 49,7 227 70 21 16 0 0 0
Tabel 6.9: Natuurlijke oppervlaktewaterlichamen: chemische toestand in 2009 en verwachte toestand in 2015, 2021 en 2027 Bron: WISE (voor gegevens over toestand in 2009, 2015 en uitzonderingen) en stroomgebiedbeheerplannen (voor gegevens over toestand in 2021 en 2027). Aanvullende
informatie van de Belgische autoriteiten.
Toelichting: In Vlaanderen is de evaluatie van de chemische toestand uitsluitend gebaseerd op de resultaten van de monitoring van een beperkt aantal stoffen. Wanneer er sprake was
van een overschrijding door een stof, werd deze geclassificeerd als "slecht" en werd een artikel 4.4-uitzondering toegepast voor die stof. Wanneer er geen sprake was van een
overschrijding door een gemonitorde stof, werd de chemische toestand geclassificeerd als "goed" (+ geen uitzondering). Het wordt daarom niet aanbevolen om op basis van deze
cijfers conclusies over de toestand in 2015 te trekken. De toestand in 2015 in Vlaanderen (VL) wordt aangemerkt als onbekend: "-".
41
SGD Totaal
Chemische toestand grondwater Goede
chemische
toestand 2021
Goede
chemische
toestand 2027
Chemische uitzonderingen
grondwater (% van alle
grondwaterlichamen)
Goed of beter
2009
Goed of beter
2015
Verhoging
2009-2015
Art
4.4
Art
4.5
Art
4.6
Art
4.7
Aant. % Aant. % % Aant. % Aant. % % % % %
BEEscaut_RW 10 4 40 5 50 10 50 0 0 0
BEEscaut_Schelde_BR 5 4 80 4 80 0 20 0 0 0
BESchelde_VL 32 7 21,9 7 21,9 0 78 0 0 0
BENoordzee_FED 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
BEMeuse_RW 21 15 71 16 76 5 24 0 0 0
BEMaas_VL 10 4 40 4 40 0 60 0 0 0
BERhin_RW 2 2 100 2 100 0 0 0 0 0
BESeine_RW 0 - - - - - - -
Totaal 80 36 45 38 48 3 53 0 0 0
Tabel 6.10: Grondwaterlichamen: chemische toestand in 2009 en verwachte toestand in 2015, 2021 en 2027 Bron: WISE (voor gegevens over toestand in 2009, 2015 en uitzonderingen) en stroomgebiedbeheerplannen (voor gegevens over toestand in 2021 en 2027)
42
SGD Totaal
Kwantitatieve toestand grondwater Goede
kwantitatieve
toestand 2021
Goede
kwantitatieve
toestand 2027
Kwantitatieve uitzonderingen
grondwater (% van alle
grondwaterlichamen)
Goed of beter
2009
Goed of beter
2015
Verhoging
2009-2015
Art
4.4
Art
4.5
Art
4.6
Art
4.7
Aant. % Aant. % % Aant. % Aant. % % % % %
BEEscaut_RW 10 9 90 10 100 10 0 0 0 0
BEEscaut_Schelde_BR 5 5 100 5 100 0 0 0 0 0
BESchelde_VL 32 19 59,4 19 59,4 0 40,6 0 0 0
BENoordzee_FED 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
BEMeuse_RW 21 21 100 21 100 0 0 0 0 0
BEMaas_VL 10 9 90,0 9 90,0 0 10 0 0 0
BERhin_RW 2 2 100 2 100 0 0 0 0 0
BESeine_RW 0 - - - - - - -
Totaal 80 65 81,3 66 82,5 1,3 17,5 0 0 0
Tabel 6.11: Grondwaterlichamen: kwantitatieve toestand in 2009 en verwachte toestand in 2015, 2021 en 2027 Bron: WISE (voor gegevens over toestand in 2009, 2015 en uitzonderingen) en stroomgebiedbeheerplannen (voor gegevens over toestand in 2021 en 2027)
43
SGD
Totaal
SVWL
en KWL
Ecologisch potentieel Goed
ecologisch
potentieel 2021
Goed
ecologisch
potentieel 2027
Ecologische uitzonderingen
(% van alle SVWL/KWL)
Goed of beter 2009 Goed of beter
2015
Verhoging
2009-2015
Art
4.4
Art
4.5
Art
4.6
Art
4.7
Aant. % Aant. % % Aant. % Aant. % % % % %
BEEscaut_RW 40 0 0 3 8 8 0 0 0 0
BEEscaut_Schelde_BR 3 0 0 1 33 33 66 0 0 0
BESchelde_VL 141 0 0 3 2 2 98 0 0 0
BENoordzee_FED 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
BEMeuse_RW 42 0 0 13 31 31 0 0 0 0
BEMaas_VL 12 0 0 0 0 0 100 0 0 0
BERhin_RW 0 - - - - - - -
BESeine_RW 0 - - - - - - -
Totaal 238 0 0 20 8 8 64 0 0 0
Tabel 6.12: Sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen: ecologisch potentieel in 2009 en verwacht ecologische potentieel in 2015, 2021 en 2027 Bron: WISE (voor gegevens over toestand in 2009, 2015 en uitzonderingen) en stroomgebiedbeheerplannen (voor gegevens over toestand in 2021 en 2027).
Aanvullende informatie van de Belgische autoriteiten.
44
SGD
Totaal
SVWL
en KWL
Chemische toestand Goede
chemische
toestand 2021
Goede
chemische
toestand 2027
Chemische uitzonderingen (%
van alle SVWL/KWL)
Goed of beter 2009 Goed of beter
2015
Verhoging
2009-2015
Art
4.4
Art
4.5
Art
4.6
Art
4.7
Aant. % Aant. % % Aant. % Aant. % % % % %
BEEscaut_RW 40 1 2,5 15 37,5 35 63 0 0 0
BEEscaut_Schelde_BR 3 0 0 0 0 0 1 33 3 100 100 0 0 0
BESchelde_VL 141 27 19,1 - - - 32,6 0 0 0
BENoordzee_FED 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
BEMeuse_RW 42 4 9,5 27 64,3 54,8 36 0 0 0
BEMaas_VL 12 2 16,7 - - - 25,0 0 0 0
BERhin_RW 0 - - - - - -
BESeine_RW 0 - - - - - -
Totaal 238 34 14,3 42 18 3 37 0 0 0
Tabel 6.13: Sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen: chemische toestand in 2009 en verwachte toestand in 2015, 2021 en 2027 Bron: WISE (voor gegevens over toestand in 2009, 2015 en uitzonderingen) en stroomgebiedbeheerplannen (voor gegevens over toestand in 2021 en 2027). Aanvullende informatie van
de Belgische autoriteiten.
Toelichting: In Vlaanderen is de evaluatie van de chemische toestand uitsluitend gebaseerd op de resultaten van de monitoring van een beperkt aantal stoffen. Wanneer er sprake was van
een overschrijding door een stof, werd de chemische toestand geclassificeerd als "slecht" en werd een artikel 4.4-uitzondering toegepast voor die stof. Wanneer er geen sprake was van een
overschrijding door een gemonitorde stof, werd de chemische toestand geclassificeerd als "goed" (+ geen uitzondering). Het wordt daarom niet aanbevolen om op basis van deze cijfers
conclusies over de toestand in 2015 te trekken. De toestand in 2015 in Vlaanderen (VL) wordt aangemerkt als onbekend: "-".
45
Figuur 6.1: Kaart van ecologische toestand van natuurlijke oppervlaktewaterlichamen 2009
Figuur 6.2: Kaart van ecologische toestand van natuurlijke oppervlaktewaterlichamen 2015
Zeer goed
Goed
Matig
Ontoereikend
Slecht
Onbekend
Stroomgebiedsdistricten
Landen buiten de EU Toelichting: Standaardkleuren gebaseerd op KRW, bijlage V, punt 1.4.2 i).
Bron: WISE, Eurostat (landsgrenzen) (NB: Figuur 6.2 kon niet worden bijgewerkt op basis van de aanvullende informatie die
de Belgische autoriteiten hebben verstrekt voor tabel 6.8 hierboven. Daarom kunnen er discrepanties bestaan tussen de tabel
en de figuur).
46
Figuur 6.3: Kaart van ecologisch potentieel van kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen
2009
Figuur 6.4: Kaart van ecologisch potentieel van kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen 2015
Goed of beter
Matig
Ontoereikend
Slecht
Onbekend
Stroomgebiedsdistricten
Landen buiten de EU Toelichting: Standaardkleuren gebaseerd op KRW, bijlage V, punt 1.4.2 ii).
Bron: WISE, Eurostat (landsgrenzen) (NB: Figuur 6.4 kon niet worden bijgewerkt op basis van de aanvullende informatie
die de Belgische autoriteiten hebben verstrekt voor tabel 6.12 hierboven. Daarom kunnen er discrepanties bestaan tussen de
tabel en de figuur).
47
0 25 50
km
BEEscaut_RW
BEEscaut_Schelde_BR
BEMeuse_RW
BEMaas_VL
BERhin_RW
BESchelde_VL
BESeine_RW
BE
North Sea
BENordzee_FED
Figuur 6.5: Kaart van chemische toestand van natuurlijke oppervlaktewaterlichamen 2009
0 25 50
km
BEEscaut_RW
BEEscaut_Schelde_BR
BEMeuse_RW
BEMaas_VL
BERhin_RW
BESchelde_VL
BESeine_RW
BE
North Sea
BENordzee_FED
Figuur 6.6: Kaart van chemische toestand van natuurlijke oppervlaktewaterlichamen 2015
Goed
Goede toestand niet bereikt
Onbekend
Stroomgebiedsdistricten
Landen buiten de EU Toelichting: Standaardkleuren gebaseerd op KRW, bijlage V, punt 1.4.3.
Bron: WISE, Eurostat (landsgrenzen) (NB: Figuur 6.6 kon niet worden bijgewerkt op basis van de aanvullende informatie
die de Belgische autoriteiten hebben verstrekt voor tabel 6.9 hierboven. Daarom kunnen er discrepanties bestaan tussen de
tabel en de figuur).
48
0 25 50
km
BEEscaut_RW
BEEscaut_Schelde_BR
BEMeuse_RW
BEMaas_VL
BERhin_RW
BESchelde_VL
BESeine_RW
BE
North Sea
BENordzee_FED
Figuur 6.7: Kaart van chemische toestand van kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen 2009
0 25 50
km
BEEscaut_RW
BEEscaut_Schelde_BR
BEMeuse_RW
BEMaas_VL
BERhin_RW
BESchelde_VL
BESeine_RW
BE
North Sea
BENordzee_FED
Figuur 6.8: Kaart van chemische toestand van kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen 2015
Goed
Goede toestand niet bereikt
Onbekend
Stroomgebiedsdistricten
Landen buiten de EU Toelichting: Standaardkleuren gebaseerd op KRW, bijlage V, punt 1.4.3. Bron: WISE, Eurostat (landsgrenzen) (NB: Figuur 6.8 kon niet worden bijgewerkt op basis van de aanvullende informatie die de Belgische autoriteiten hebben verstrekt voor tabel 6.13 hierboven. Daarom kunnen er discrepanties bestaan tussen de tabel en de figuur).
49
0 25 50
km
BEEscaut_RW
BEEscaut_Schelde_BR
BEMeuse_RW
BEMaas_VL
BERhin_RW
BESchelde_VL
BESeine_RW
BE
North Sea
BENordzee_FED
Figuur 6.9: Kaart van chemische toestand van grondwaterlichamen 2009
0 25 50
km
BEEscaut_RW
BEEscaut_Schelde_BR
BEMeuse_RW
BEMaas_VL
BERhin_RW
BESchelde_VL
BESeine_RW
BE
North Sea
BENordzee_FED
Figuur 6.10: Kaart van chemische toestand van grondwaterlichamen 2015
Goed
Ontoereikend
Onbekend
Stroomgebiedsdistricten
Landen buiten de EU Toelichting: Standaardkleuren gebaseerd op KRW, bijlage V, punt 2.4.5.
Bron: WISE, Eurostat (landsgrenzen).
50
0 25 50
km
BEEscaut_RW
BEEscaut_Schelde_BR
BEMeuse_RW
BEMaas_VL
BERhin_RW
BESchelde_VL
BESeine_RW
BE
North Sea
BENordzee_FED
Figuur 6.11: Kaart van kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen 2009
0 25 50
km
BEEscaut_RW
BEEscaut_Schelde_BR
BEMeuse_RW
BEMaas_VL
BERhin_RW
BESchelde_VL
BESeine_RW
BE
North Sea
BENordzee_FED
Figuur 6.12: Kaart van kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen 2015
Goed
Ontoereikend
Onbekend
Stroomgebiedsdistricten
Landen buiten de EU Toelichting: Standaardkleuren gebaseerd op KRW, bijlage V, punt 2.2.4.
Bron: WISE, Eurostat (landsgrenzen)
51
7. BEOORDELING VAN DE ECOLOGISCHE TOESTAND VAN
OPPERVLAKTEWATEREN
Er is een gewestelijke aanpak voor de beoordeling van de
ecologische toestand gebruikt.
7.1 Beoordelingsmethoden voor ecologische toestand In Vlaanderen worden beoordelingsmethoden gebruikt voor alle biologische kwaliteitselementen voor rivieren en meren, hoewel niet alle biologische kwaliteitselementen (BKE's) worden beoordeeld voor alle typen en meren. In het stroomgebiedbeheerplan worden geen beoordelingsmethoden genoemd voor overgangswaterlichamen. Meer informatie over
beoordelingsmethoden kan echter worden gevonden in een apart document23
waarnaar in de stroomgebiedbeheerplannen wordt verwezen. In dat document wordt uitgelegd dat omdat alle overgangswaterlichamen kunstmatig of sterk veranderd zijn, er alleen methoden worden gebruikt om het ecologisch potentieel te beoordelen, omdat een methode om de ecologische toestand te beoordelen niet van toepassing zou zijn. Er zijn ecologische beoordelingsmethoden, maar deze houden al rekening met de hydromorfologische veranderingen omdat er geen natuurlijke overgangswaterlichamen zijn in Vlaanderen. Deze methoden worden gebruikt voor het beoordelen van de toestandklassen. Deze methoden zijn niet ontwikkeld voor macro-algen omdat deze niet of nauwelijks floreren in de Vlaamse overgangswateren en er niet kan worden aangetoond dat de situatie in het verleden veel anders was
24. Angiospermen worden beoordeeld
door middel van een beoordelingsmethode voor kweldergebieden. De beoordelingsmethoden voor overgangswaterlichamen zijn gerapporteerd in het uitvoeringsverslag van 2009 voor fytoplankton, bentische ongewervelden en vissen. Dit kan het misverstand over de definitie van de toestandbeoordeling verklaren.
Uit het stroomgebiedbeheerplan wordt niet duidelijk of de biologische beoordelingsmethoden
belangrijke belastingen kunnen detecteren. In WISE wordt echter uitgelegd dat het beginsel van
geen verslechtering voor de kwaliteitsklassen vergezeld moet gaan van een stilstandbeginsel
voor de menselijke belastingen.
Met betrekking tot de ondersteunende elementen voor de biologische beoordeling zijn er
klassengrenzen vastgesteld voor fysisch-chemische kwaliteitselementen, hoewel uit het
stroomgebiedbeheerplan niet duidelijk blijkt hoe deze zijn gerelateerd aan de BKE-klassen. Uit
recente informatie uit Vlaanderen blijkt dat rekening is gehouden met de gevoeligheid van
BKE's voor fysisch-chemische parameters, en dat deze relaties zijn getest tijdens de
interkalibratie. Voor overgangswaterlichamen werd het zoutgehalte niet als ondersteunend
kwaliteitselement beschouwd omdat zoutgehalte een onderdeel is geweest van de typologie van
overgangswaterlichamen25
. Voor hydromorfologische kwaliteitselementen wordt monitoring
uitgevoerd, maar het is niet duidelijk hoe dit is gerelateerd aan het ondersteunen van de
biologische beoordeling. Uit recente informatie uit Vlaanderen blijkt dat deze elementen niet
relevant zijn omdat geen enkel oppervlaktewaterlichaam een zeer goede toestand heeft en
hydromorfologische kwaliteitselementen de enige bijdrage aan de zeer goede toestand zouden
zijn. Er wordt echter vermeld dat de resultaten van hydromorfologische monitoring worden
23
"Biologische beoordeling van de natuurlijke, sterk veranderde en kunstmatige oppervlaktewaterlichamen in
Vlaanderen conform de Europese Kaderrichtlijn Water", beschikbaar op www.vmm.be (door Vlaanderen verstrekte
informatie). 24
Idem. 25
Recente informatie verstrekt door Vlaanderen.
52
opgenomen in het volgende stroomgebiedbeheerplan. Er zijn kwaliteitsnormen voor het milieu
(MKN's) vastgesteld voor meer dan honderd specifieke verontreinigende stoffen, waaronder
zowel prioritaire als niet-prioritaire stoffen.
Voor de toestandbeoordeling is het beginsel one out, all out gebruikt, en er is rekening
gehouden met de resultaten van de interkalibratie. Er is geen informatie gegeven over
betrouwbaarheid en precisie voor de biologische beoordeling, en ook zijn de waterlichamen niet
gegroepeerd.
BKE Rivieren Meren Overgangswater
Fytoplankton Ja Ja Niet gerapporteerd in stroomgebiedbeheerplan
26 Macrofyten en
fytobenthos
Ja
Ja
Niet relevant
Macroalgen en angiospermen
Niet relevant
Niet relevant
Nee (wordt als niet relevant
beschouwd)
Bentische ongewervelden
Ja Ja Niet gerapporteerd in stroomgebiedbeheerplan Vissen Ja Ja Niet gerapporteerd in stroomgebiedbeheerplan
Tabel 7.1: Beschikbaarheid van gegevens over BKE's in Vlaanderen Bron: Stroomgebiedbeheerplannen
In de kustwateren worden beoordelingsmethoden gebruikt voor fytoplankton en macro-
ongewervelden. De ondersteunende fysisch-chemische KE's zijn nutriënten (DIN en DIP) en
zuurstof. Het zoutgehalte en de pH, evenals hydromorfologische parameters, worden
eveneens beschreven, hoewel het niet duidelijk is of deze zijn opgenomen in de beoordeling.
Uit recente informatie blijkt dat er geen beoordelingsmethoden zijn vastgesteld voor
hydromorfologische kwaliteitselementen in kustwateren.
Voor het Brussel Hoofdstedelijk Gewest geldt dat er slechts drie waterlichamen in dit
stroomgebiedsdistrict zijn. Geen daarvan is een natuurlijk waterlichaam, twee zijn sterk
veranderde waterlichamen en één is een kunstmatig waterlichaam. Daarom was het niet
mogelijk om deel te nemen aan de interkalibratie. De biologische beoordelingsmethoden zijn
niet volledig ontwikkeld als gevolg van een gebrek aan referentieomstandigheden voor de
Brusselse waterlichamen. De beoordelingsmethoden27
zijn ontwikkeld op basis van
deskundige adviezen (van op dit gebied gespecialiseerde universiteiten of
overheidsinstanties) voor alle biologische elementen (met inbegrip van klassengrenzen) voor
de drie waterlichamen. Er is geen duidelijk verband tussen de klassengrenzen van goed en
matig van de voornaamste fysisch-chemische belastingen en de BKE's. Hoewel verklaard
wordt dat alle KE's worden gemonitord, is het nog steeds onduidelijk of alle KE's worden
gebruikt voor de beoordeling van de ecologische toestand.
In het Waalse Gewest wordt voor meer informatie over de KE's verwezen naar Besluit
2013/480/EU en de interkalibratieverslagen of specifieke studies. Op basis van de
26
Beoordelingsmethoden zijn beschikbaar en gebruikt en zijn gerapporteerd in het uitvoeringsverslag van 2009,
maar zijn niet opgenomen in het stroomgebiedbeheerplan. 27
• "Uitwerking van een ecologische-analyse methodologie voor sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen in
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in toepassing van de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG", blz. 190 + bijlage.
VAN TENDELOO A., GOSSET G., BREINE J., BELPAIRE C., JOSENS G. & TRIEST, L., 2004.
• "Evaluatie van de ecologische staat van sterk veranderde en artificiële waterlichamen in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest zoals bepaald in de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG", 226 pp + annex. TRIEST L.,
BREINE J., CROHAIN N. & JOSENS G. 2008.
• "Beoordeling van de ecologische kwaliteit van waterlichamen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in uitvoering
van de Europese Kaderrichtlijn Water". 131 blz. + bijlage. TRIEST L., VAN ONSEM S., CROHAIN N. & JOSENS
G., 2012
De beoordelingsmethode wordt nog ontwikkeld voor de fysisch-chemische elementen.
53
interkalibratie-informatie is een verslag gepubliceerd. Hierin worden alle methoden
beschreven die BE-Wallonië hanteert voor BKE's28
. Uit de WISE-beoordeling kan echter
worden afgeleid dat er geen klassengrenzen worden gegeven voor fytoplankton en macrofyten,
zelfs niet voor natuurlijke rivieren. Voor de meeste BKE's worden in WISE geen
referentiewaarden gegeven. Er zijn klassengrenzen voor enkele van de fysisch-chemische KE's
maar het is onduidelijk of deze voldoen aan de KRW (vanwege het gebrek aan
referentiewaarden en het ontbreken van informatie over de wijze waarop klassengrenzen zijn
vastgesteld). Voorts is de informatie die in het stroomgebiedbeheerplan wordt gegeven over
hydromorfologische beoordelingen onvoldoende.
Volgens de meest recente informatie die door de Belgische autoriteiten is verstrekt, zijn er
voor alle BKE's, met uitzondering van de BKE fytoplankton, biologische kwaliteitsnormen op
basis van referentiewaarden en klassengrenzen voor een goed en zeer goede ecologische
toestand als vastgesteld bij het interkalibratiebesluit 2013/480/EU van de Europese
Commissie.
Wat betreft het BKE macrofyten zijn referentiewaarden verstrekt aan de Commissie voor de
typen RC3, RC4 en RC5, maar alleen de RC3-waarden worden genoemd in het
interkalibratiebesluit. Wat betreft BKE fytoplankton heeft Wallonië geen natuurlijke
waterlichamen van het type "zeer grote rivieren" (stroomgebiedsdistrict Maas) en zijn er geen
meren (Waalse reservoirs zijn "sterk veranderde waterlichamen – rivieren") waar dit BKE van
toepassing is. Wallonië stelt dat er voor deze reservoirs geen noodzaak is om
referentiewaarden voor het BKE fytoplankton te verstrekken. Dit BKE is echter nodig om een
referentiewaarde voor de tot een "meer" omgevormde rivier te kunnen vaststellen. De huidige
situatie inzake referentiewaarden (niet opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen) kan
worden geraadpleegd in het Waalse uitvoeringsbesluit van 13 september 2012 inzake de
karakterisering van oppervlaktewateren ("Arrêté du Gouvernement wallon du 13 septembre
2012 relatif à l’identification, à la caractérisation et à la fixation des seuils d’état écologique
applicables aux masses d’eau de surface et modifiant le Livre II du Code de l’Environnement,
contenant le Code de l’Eau" (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 12 oktober 2012).
Over het algemeen wordt het beginsel van "one out, all out" gebruikt voor alle regionale
aanpakken, ten minste op het niveau van biologische kwaliteitselementen (zie de volgende
paragraaf).
7.2 Toepassing van methoden en resultaten van ecologische toestand
In Vlaanderen worden nog niet alle relevante BKE's en ondersteunende kwaliteitselementen
gemonitord voor alle waterlichamen. Volgens recente informatie uit Vlaanderen is er in de
eerste monitoringcyclus (2009-2012) een inventarisatiefase uitgevoerd om een volledig beeld
te krijgen van de ecologische toestand van alle biologische kwaliteitselementen, maar
vanwege deze timing is er geen informatie opgenomen in het stroomgebiedbeheerplan. Er
zijn hydromorfologische kwaliteitselementen gemonitord, maar deze zijn niet gebruikt voor
de beoordeling van de ecologische toestand.
28
Zie Birk, S., Willby, N.J., Kelly, M., Borja, A., van de Bund, W., Poikane, S., Bonne, W. & Zampoukas, N.
(2012): WISER Deliverable 2.2-4: verslag voor ECOSTAT: Intercalibration - review of methods and
recommendations for current and planned intercalibration work. Universiteit van Duisburg-Essen, Essen: 21 blz.
54
Zoals bevestigd door de Vlaamse autoriteiten laten de kaarten 5.3 en 5.4 van het
stroomgebiedbeheerplan29
zien dat de BKE's doorslaggevend waren voor de ecologische
toestand en niet de ondersteunende fysisch-chemische parameters. Er zijn ook
maatregelenformulieren voor elk oppervlaktewaterlichaam beschikbaar. De formulieren over
'monitoring' bevatten monitoringresultaten per waterlichaam.
Hoewel door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt gerapporteerd dat alle KE's worden
gemonitord, is het onduidelijk of alle KE's worden gebruikt voor de beoordeling van de
ecologische toestand, en uit de onderstaande tabel blijkt dat biologische
beoordelingsmethoden niet volledig zijn ontwikkeld voor het Brusselse stroomgebiedsdistrict
Schelde. Voor het operationele monitoringprogramma wordt gemeld dat chemische en
fysisch-chemische parameters worden gemonitord, maar biologische kwaliteitselementen
niet.
In het Waalse Gewest lijken (WIS, tabel 5.1.2.b voor het stroomgebiedsdistrict Maas) meer
waterlichamen te worden gemonitord voor fytobenthos, macrofyten en vis dan vervolgens
worden geclassificeerd. Het lijkt erop dat de classificatie grotendeels is gebaseerd op
bentische ongewervelden. Dit kan impliceren dat enkele van de biologische
beoordelingsmethoden niet volledig zijn ontwikkeld voor alle typen, hoewel in de tabel
hieronder alleen voor het stroomgebied Schelde wordt vermeld dat de biologische
beoordelingsmethoden niet volledig zijn ontwikkeld.
29
http://geoloket.vmm.be/krw_mkn/map.phtml (kaart), http://geoloket.vmm.be/krw_mkn/tabel_OWL.php (tabel)
55
-
SGD
Rivieren Meren Overgangswater Kustwater
Fy
top
lan
kto
n
Ma
cro
fyte
n
Fy
tob
enth
os
Ben
tisc
he
on
gew
erv
eld
en
Vis
sen
Fy
sisc
h-c
hem
isch
Hy
dro
mo
rfo
log
isch
Fy
top
lan
kto
n
Ma
cro
fyte
n
Fy
tob
enth
os
Ben
tisc
he
on
gew
erv
eld
en
Vis
sen
Fy
sisc
h-c
hem
isch
Hy
dro
mo
rfo
log
isch
Fy
top
lan
kto
n
Ma
cro
alg
en
An
gio
sper
men
Ben
tisc
he
on
gew
erv
eld
en
Vis
sen
Fy
sisc
h-c
hem
isch
Hy
dro
mo
rfo
log
isch
Fy
top
lan
kto
n
Ma
cro
alg
en
An
gio
sper
men
Ben
tisc
he
on
gew
erv
eld
en
Fy
sisc
h-c
hem
isch
Hy
dro
mo
rfo
log
isch
BEMaas_VL
- - - - - - - - - - - - -
BESchelde_VL
BE_Noordzee_FED - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
BEEscaut_Schelde_BR - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
BEEscaut_RW - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
BEMeuse_RW - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
BERhin_RW - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
BESeine_RW - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Tabel 7.2: Beschikbaarheid van biologische beoordelingsmethoden
Beoordelingsmethoden zijn volledig ontwikkeld voor alle BKE's
Beoordelingsmethoden zijn gedeeltelijk ontwikkeld of onderontwikkeld voor alle of enkele BKE's
Beoordelingsmethoden zijn niet ontwikkeld voor BKE's, er is geen informatie verstrekt over de beoordelingsmethoden, onduidelijke informatie verstrekt
Watercategorie is niet relevant
Bron: Stroomgebiedbeheerplannen
56
7.3 Stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen
In de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen waren de BKE's doorslaggevend voor de
ecologische toestand en niet de ondersteunende fysisch-chemische parameters. Voor elk
oppervlaktewaterlichaam zijn maatregelenformulieren beschikbaar met de meetresultaten van
de parameters voor waterlichamen. Informatie over onzekerheid voor de ecologische toestand
ontbreekt. Alle BKE's van de toestand- en trendmonitoring worden ook gebruikt voor de
operationele monitoring. Dit is recentelijk door Vlaanderen verklaard door de beperkte
kennis en ervaring in Vlaanderen over de resultaten van biologische kwaliteitselementen.
In de kustwateren is de beoordeling van de ecologische toestand gebaseerd op de BKE's
fytoplankton en macro-ongewervelden, nutriënten en zuurstof. Voor de beoordeling van de
chemische toestand zijn stroomgebiedspecifieke stoffen (Cu, Zn en pcb's) gebruikt.
SGD CAS-
nummer Stof
Percentage
waterlichamen
waarvan toestand
geen goed haalt
BEMaas_VL
BE_Noordzee_FED 7440-66-6 Zink en de verbindingen
daarvan 100
BE_Noordzee_FED 7440-50-8 Koper en de
verbindingen daarvan 100
BE_Noordzee_FED 1336-36-3 Pcb's 100
BESchelde_VL
BEEscaut_Schelde_BR
BEEscaut_RW
BEMeuse_RW
BERhin_RW
BESeine_RW
Tabel 7.3: Stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen Bron: Stroomgebiedbeheerplannen
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden alleen MKN-waarden vastgesteld voor twee
stoffen en is er geen informatie over de methoden die zijn toegepast om die MKN-waarden
vast te stellen (de veldmethode wordt voor beide stoffen vermeld als "niet toepasbaar").
In het Waalse Gewest wordt in het stroomgebiedbeheerplan geen informatie gegeven over
specifieke verontreinigende stoffen. Volgens door de Belgische autoriteiten verstrekte
informatie is bij een Waals uitvoeringsbesluit van 13 september 2012 inzake de
karakterisering van oppervlaktewateren een lijst vastgesteld van 52 specifieke stoffen die de
ecologische toestand verontreinigen, met de overeenkomstige MKN's ("Arrêté du
Gouvernement wallon du 13 septembre 2012 relatif à l'identification, à la caractérisation et à
la fixation des seuils d'état écologique applicables aux masses d'eau de surface et modifiant le
Livre II du Code de l'Environnement, contenant le Code de l'Eau", gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad op 12 oktober 2012).
57
8. AANWIJZEN VAN STERK VERANDERDE WATERLICHAMEN EN
BEOORDELING VAN GOED ECOLOGISCH POTENTIEEL
0 25 50
km
BEEscaut_RW
BEEscaut_Schelde_BR
BEMeuse_RW
BEMaas_VL
BERhin_RW
BESchelde_VL
BESeine_RW
BE
North Sea
BENordzee_FED
Figuur 8.1: Kaart van het percentage sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen per
stroomgebiedsdistrict
0 – 5 %
5 – 20 %
20 – 40 %
40 – 60 %
60 – 100 %
Geen gegevens gerapporteerd
Stroomgebiedsdistricten
Landen buiten de EU Bron: WISE, Eurostat (landsgrenzen)
58
8.1 Aanwijzen van sterk veranderde waterlichamen
SVWL of
KWL SGD
Watercategorie
Rivieren Meren Overgangswater Kustwater Alle waterlichamen
Aantal % van
categorie Aantal
% van
categorie Aantal
% van
categorie Aantal
% van
categorie Aantal %
Sterk
veranderd
waterlichaam
BEEscaut_RW 28 35 % 0 - 0 - 0 - 28 35 %
BEEscaut_Schelde_BR 2 67 % 0 - 0 - 0 - 2 67 %
BESchelde_VL 87 54 % 1 7 % 3 50 % 0 - 91 50 %
BE_Noordzee_FED 0 - 0 - 0 - 0 - 0 0 %
BEMeuse_RW 37 14 % 0 - 0 - 0 - 37 14 %
BEMaas_VL 8 47 % 0 - 0 - 0 - 8 47 %
BERhin_RW 0 - 0 - 0 - 0 - 0 0 %
BESeine_RW 0 - 0 - 0 - 0 - 0 0 %
Totaal 162 30 % 1 6 % 3 50 % 0 0 % 166 31 %
Kunstmatig
waterlichaam
BEEscaut_RW 12 15 % 0 - 0 - 0 - 12 15 %
BEEscaut_Schelde_BR 1 33 % 0 - 0 - 0 - 1 33 %
BEMaas_VL 1 6 % 3 100 % 0 - 0 - 4 20 %
BE_Noordzee_FED 0 - 0 - 0 - 0 - 0 0 %
BEMeuse_RW 5 2 % 0 - 0 - 0 - 5 2 %
BESchelde_VL 33 21 % 14 93 % 3 50 % 0 - 50 27 %
BERhin_RW 0 - 0 - 0 - 0 - 0 0 %
BESeine_RW 0 - 0 - 0 - 0 - 0 0 %
Totaal 52 19 % 17 94 % 3 50 % 0 0 % 72 14 %
Tabel 8.1: Aantal en percentage sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen. Bron: WISE
59
In de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen wordt een methodologie beschreven om de
detectie van 'onomkeerbare hydromorfologische veranderingen' te objectiveren. Voor de
verschillende soorten gebruik worden verschillende criteria gebruikt voor de aanwijzing als
sterk veranderd waterlichaam. Het oordeel van deskundigen wordt gebruikt, en voor
sommige vormen van gebruik worden ook drempelwaarden toegepast. Voor scheepvaart
worden alle waterlichamen in bepaalde waterlichaamklassen voor scheepvaart aangewezen
als sterk veranderd waterlichaam. Een tabel in het stroomgebiedbeheerplan laat voor elk
waterlichaam de soorten gebruik zien die verantwoordelijk zijn voor de aanwijzing als een
sterk veranderd waterlichaam.
Er is geen uitgebreide beschrijving van de fysische veranderingen die tot de aanwijzing van
sterk veranderde waterlichamen hebben geleid en er wordt meer gekeken naar het gebruik
waardoor het waterlichaam sterk veranderd is. Het stroomgebiedbeheerplan vermeldt dat de
interpretatie van de definitie van sterk veranderde waterlichamen krachtens de Vlaamse
wetgeving iets verschilt van die van de KRW. Volgens de Vlaamse wetgeving kunnen
waterlichamen als sterk veranderd waterlichaam worden aangewezen als het weglaten of
beperken van de hydromorfologische veranderingen negatieve gevolgen zou hebben voor
het milieu en voor activiteiten van groot maatschappelijk belang. Er zijn specifieke criteria
opgenomen voor havenfaciliteiten, scheepvaart, infrastructuur van voor menselijke
consumptie bestemd water, opwekking van hernieuwbare energie en bescherming tegen
overstromingen. Uit deze definitie kan worden afgeleid dat sommige aspecten van het
aanwijzingsproces voor sterk veranderde waterlichamen30
nog niet duidelijk zijn aangepakt,
zoals het verband tussen de veranderingen en het niet kunnen bereiken van een goede
ecologische toestand, het aanwijzen van herstelmaatregelen om een goede ecologische
toestand te bereiken en de beoordeling van andere middelen om de gunstige doelstellingen
van het gebruik te bereiken. Hoewel in de aanvangssituatie in Vlaanderen al een
aanmerkelijk aantal waterlichamen met hydromorfologische veranderingen bestaat, moeten
de verschillende stappen van het beoordelingsproces toch worden uitgevoerd en worden
weergegeven in het stroomgebiedbeheerplan.
Het enige niet-kunstmatige meer is aangewezen als sterk veranderd waterlichaam vanwege
het kunstmatige waterpeilbeheer31
. Deze informatie is echter niet opgenomen in het
stroomgebiedbeheerplan maar in een afzonderlijke studie32
die niet wordt genoemd in het
plan.
Er zijn geen sterk veranderde of kunstmatige waterlichamen aangewezen in het
stroomgebiedbeheerplan voor de Belgische kustwateren.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft drie oppervlaktewaterlichamen, waarvan er twee
zijn aangemerkt als sterk veranderd (Zenne en Woluwe) en één een kunstmatig waterlichaam
is (het Kanaal). De volgende stappen zijn gezet om sterk veranderde waterlichamen aan te
wijzen, zoals beschreven in WISE: inventarisatie van daadwerkelijk gebruik; beschrijving
van significante hydromorfologische veranderingen en beoordeling van effecten op
biologische en fysisch-chemische kwaliteitselementen; schatting van de ecologische toestand
op basis van biologische gegevens; en beoordeling van de waarschijnlijkheid dat de
waterlichamen geen goede toestand bereiken als gevolg van hydromorfologische
veranderingen. De "RIE du projet de programme de mesures PGE" bevat een gedetailleerde
30
Kaderrichtlijn Water, artikel 4, lid 3, en CIS-richtsnoerdocument nr. 4. 31
Recente informatie uit Vlaanderen. 32
Louette, G., Van Wichelen, J., Packet, J., Warmoes, T. & Denys, L. (2008). Bepalen van het maximaal en het
goed ecologisch potentieel, alsook de huidige toestand voor de zeventien Vlaamse (gewestelijke) waterlichamen die
vergelijkbaar zijn met de categorie meren – tweede deel, partim Vinne. D/2008/3241/379. INBO.R.2008.50.
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.
60
beschrijving van de netwerken van waterlichamen en hun kenmerken. Alle waterlichamen
zijn sterk beïnvloed en hebben grote hydromorfologische veranderingen ondergaan. Het
belang van de hydromorfologische veranderingen in de waterlichamen in Brussel is
beoordeeld binnen de Internationale Scheldecommissie. De verstedelijking en de
overspanning van de rivier de Zenne beperken de mogelijkheden om een goede toestand te
herstellen.
In het Waalse Gewest heeft het stroomgebied Schelde 28 sterk veranderde waterlichamen
(rivieren) op een totaal van 79 oppervlaktewaterlichamen (alle rivieren). Het stroomgebied
Maas in Wallonië heeft 37 sterk veranderde waterlichamen (14 % van in totaal 257
oppervlaktewaterlichamen). Er zijn geen sterk veranderde waterlichamen in de
stroomgebieden Rijn en Seine. Voor de definitie van sterk veranderde waterlichamen werd
een praktisch instrument ontwikkeld om de hydromorfologische kwaliteit van alle
waterlichamen te bepalen (Guyon et al., 2006)33
. De resultaten van dit instrument werden
nader geanalyseerd, waarna in elk Waals stroomgebiedsdistrict de sterk veranderde
waterlichamen definitief werden bepaald (SPGE & SPW-DGARNE, 2009). In WISE wordt
gemeld dat sterk veranderde waterlichamen die waterlichamen zijn die fysische wijzigingen
ingevolge menselijke activiteiten hebben ondergaan en volledig van karakter zijn veranderd.
Volgens recente informatie uit Wallonië heeft het Waalse Gewest ten aanzien van de
vaststelling van de status van "sterk veranderd waterlichaam" gebruikgemaakt van een
hydromorfologische beoordelingsmethode overeenkomstig de CEN-norm EN 14614:2004,
"Water - Richtlijn voor de beoordeling van hydromorfologische kenmerken van rivieren". In
een eerste stap werd een op GIS gebaseerde regionale methode (vergelijkbaar met "SYRAH"
in Frankrijk) gebruikt (zie GUYON F., COGELS, X, VANDER BORGHT P. (2006):
Développement et application d'une méthodologie d'évaluation globale de la qualité
hydromorphologique des masses d'eau de surface définies en Région wallonne. ULg -
Rapport final convention SPW). In een tweede fase werd gebruikgemaakt van CIS-
richtsnoerdocument nr. 4 om waterlichamen aan te wijzen die als natuurlijk zouden kunnen
worden aangemerkt met behulp van herstelmaatregelen: dit betrof 18 waterlichamen. Het
blijft echter onduidelijk of Wallonië de stapsgewijze aanpak heeft gevolgd, in het bijzonder
wat betreft de vaststelling of de herstelmaatregelen een significant effect hebben gehad op
het "gespecificeerde gebruik" en of er andere manieren zijn om de door de fysische wijziging
gediende doelstellingen te bereiken.
8.2 Methodologie voor het vaststellen van goed ecologisch potentieel (GEP)
In de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen is GEP gedefinieerd voor alle sterk veranderde
en kunstmatige waterlichamen. Afhankelijk van de waterlichaamcategorie wordt een andere
aanpak gebruikt. Voor overgangswaterlichamen is al rekening gehouden met het sterk
veranderde karakter in de toestandbeoordeling, omdat alle overgangswaterlichamen sterk
veranderde of kunstmatige waterlichamen zijn. Voor meren zijn studies specifiek voor meren
uitgevoerd voor het bepalen van MEP en GEP. Voor rivieren is een generieke aanpak
uitgevoerd die uit vier stappen bestaat. Belastingen worden aangewezen en een mogelijke
verandering van type waterlichaam wordt beoordeeld. Afhankelijk van de
hydromorfologische veranderingen kunnen de doelstellingen voor macrofyten worden
gewijzigd. Voor vissen en macro-ongewervelden wordt rekening gehouden met het aandeel
van de rivier dat een bepaalde hydromorfologische belasting ondergaat en het aandeel dat
33
GUYON, F., COGELS X., VANDERBORGHT P. 2006. Développement et application d'une méthodologie
d'évaluation globale de la qualité hydromorphologique des masses d'eau de surface définies en Région
wallonne. Rapport final convention DGRNE – Aquapôle – Mars 2006 –74 blz.
61
geen veranderingen laat zien, samen met de huidige toestand van de rivier en de algemene
ecologische toestand van het bijbehorende type natuurlijke rivier om een GEP te berekenen.
Dit GEP ligt per definitie tussen de huidige toestand en de algemene ecologische toestand en
is dientengevolge een doelstelling die tot ecologische verbetering leidt. Ook voor een selectie
van fysisch-chemische kwaliteitselementen kunnen klassengrenzen worden aangenomen.
Bijlage 3 van het stroomgebiedbeheerplan bevat tabellen met GEP-waarden voor opgeloste
zuurstof, sulfaten, geleidendheid en chloriden, en de biologische kwaliteitselementen.
Noch de op referentiewaarden gebaseerde aanpak, noch de aanpak met beperkende
maatregelen is gevolgd. Uit het stroomgebiedbeheerplan wordt niet duidelijk hoe beperkende
maatregelen zijn verwerkt. Er wordt alleen gemeld dat voor sommige hydromorfologische
veranderingen enkele beperkende maatregelen reeds worden aangenomen. Meer informatie
over de methodologieën wordt gegeven in een achtergronddocument34
. Dit document
verwijst ook naar de specifieke studies die zijn uitgevoerd voor het bepalen van MEP/GEP
voor meren en naar een achtergronddocument35
met meer informatie over de algemene
aanpak van de MEP-/GEP-definitie.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd de methodologie voor GEP ontwikkeld in Van
Tendeloo et al. (2004)36
en Triest et al. (2008)37
. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de
referentiesituatie en rekening gehouden met mogelijke beperkende maatregelen voor
hydromorfologische veranderingen (bv. voor macrofyten). Vermeld wordt echter dat er geen
referentiesituaties (d.w.z. SVWL en KWL van hetzelfde type) in uitstekende ecologische
staat bestaan in het gewest Brussel en het stroomgebied Schelde. De in Van Tendeloo et al.
(2004) beschreven methodologie kwam uit op de definitie van een 'hoog' en een 'laag' MEP.
Het hoge MEP wordt gedefinieerd als het MEP dat hydromorfologische veranderingen in
aanmerking neemt. Het lage MEP wordt gedefinieerd als het MEP dat hydromorfologische
veranderingen niet in aanmerking neemt. De in 2012 toegepaste methodologie maakt slechts
gebruik van het 'lage' MEP. In Triest et al. 2008 wordt gemeld dat het in Brussel moeilijk is
een methodologie voor SVWL en KWL te ontwikkelen gezien de afwezigheid van
referentieomstandigheden en bepaalde aspecten van de waterlichamen.
Er maken slechts drie waterlichamen deel uit van het monitoringsprogramma en de
methodologie voor het vaststellen van het GEP is voor elk ervan specifiek (Van Tendeloo
(2004), Triest et al. 2008).
Er zijn beperkende maatregelen zonder significante negatieve effecten op het gebruik of de
bredere omgeving aangewezen: verwezen wordt naar mogelijk habitatherstel langs de sterk
veranderde en kunstmatige waterlichamen. Wat betreft de technieken voor de raming van het
MEP van de biologische waarden, maakt de methodologie voor macrofyten gebruik van
MMRB (Metric for Macrophytes in Heavily Modified Rivers of Brussels 2006 - Van
Tendeloo et al., 2006). Hierin zijn verschillende meetwaarden opgenomen en wordt
gebruikgemaakt van enkele referentiematerialen en een combinatie van bestaande
indexsystemen met oordelen van deskundigen.
34
"Biologische beoordeling van de natuurlijke, sterk veranderde en kunstmatige oppervlaktewaterlichamen in
Vlaanderen conform de Europese Kaderrichtlijn Water", beschikbaar op www.vmm.be (door Vlaanderen verstrekte
informatie). 35
Van Looy, K., Denys, L. & Schneiders, A. (2008). Methodiek vaststelling Maximaal en Goed Ecologisch
Potentieel (MEP-GEP) voor sterk veranderde waterlopen. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en
Bosonderzoek 2008 (INBO.R.2008.06). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. 36
Van Tendeloo, A., Gosset, G., Breine, J., Belpaire, C., Josens, G. & Triest, L., 2004. Uitwerking van een
ecologische-analyse methodologie voor sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest in toepassing van de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG, 190 pp. + annex 75 blz. 37
http://www.inbo.be/files/bibliotheek/20/178820.pdf
62
Voor het Waals Gewest is geen informatie aangetroffen in WISE of de
achtergronddocumenten over de methodologie waarmee het GEP voor sterk veranderde
waterlichamen wordt gedefinieerd. Aangegeven wordt dat bestaande doelstellingen en
drempelwaarden moeten worden herzien. Uit recente informatie vanuit Wallonië blijkt dat
men onlangs een methodologie heeft ontwikkeld, maar het is niet duidelijk of deze
hydromorfologische veranderingen omvat, aangezien zij lijkt gebaseerd op natuurlijke
typologie. Ook is onduidelijk hoe de beperkende maatregelen voor de definitie van het GEP
in bepaalde waterlichamen zijn vastgesteld.
63
9. BEOORDELING VAN DE CHEMISCHE TOESTAND VAN
OPPERVLAKTEWATEREN
9.1 Methodologische aanpak van de beoordeling
De stoffen en normen die in bijlage I van de Richtlijn Milieukwaliteitsnormen worden
genoemd, worden uiteengezet in het Vlaamse besluit over milieukwaliteitsnormen38
van 21
mei 2010.
Alle stoffen uit de Richtlijn Milieukwaliteitsnormen zijn overwogen voor de beoordeling
van de chemische toestand. Drie daarvan werden echter niet gemonitord (C10-13
chlooralkanen, pentabroomdifenylether en Bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP)). Uit het
stroomgebiedbeheerplan bleek niet duidelijk dat de milieukwaliteitsnormen voor
overgangswaterlichamen waren toegepast, maar uit recente informatie uit Vlaanderen kwam
naar voren dat deze normen zijn opgenomen in het Vlaamse besluit over
milieukwaliteitsnormen en dat deze zijn gebruikt voor de beoordeling van de chemische
toestand van overgangswaterlichamen. Hoewel het niet duidelijk uit het
stroomgebiedbeheerplan blijkt, heeft recente informatie uit Vlaanderen aangetoond dat er
milieukwaliteitsnormen voor biota zijn ontwikkeld voor kwik, hexachloorbenzeen en
hexachloorbutadieen39
, hoewel ze niet zijn toegepast in het stroomgebiedbeheerplan omdat
het monitoringsnetwerk hier niet op was aangepast. Er zijn milieukwaliteitsnormen voor
sediment ontwikkeld, maar die fungeren als streefwaarden en worden niet gebruikt voor de
beoordeling van de chemische toestand.
38
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991
houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de
Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, voor wat
betreft de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewateren, waterbodems en grondwater, 21.5.2010, B.S. 9.7.2010 39
Bijlage II, artikel 4 van het Vlaams besluit over milieukwaliteitsnormen.
64
Stof die overschrijding
veroorzaakt
Overschrijdingen per SGD
BESchelde
_VL
BEMaas
_VL
BEEscaut
_Schelde_
BR
BEEscaut
_RW
BEMeuse
_RW
BERhin_
RW
BESeine_
RW
Cadmium 1 (0,5 %) 1 (5 %) 9 (3 %)
Lood 3 (3 %) 2 (1 %)
Kwik 9 (4,9 %) 1 (1 %)
Alachloor 3 (1,6 %)
Atrazine 14 (16 %) 2 (1 %) 2 (11 %)
Chloorpyrifos 3 (1,6 %) 1 (5 %) 1 (1 %)
Chlorvenfinfos 4 (2,2 %)
Diuron 18 (9,9 %) 51 (57 %) 35 (13 %)
Endosulfan 3 (1,6 %) 2 (2 %)
Isoproturon 4 (2,2 %) 37 (42 %) 13 (5 %) 2 (11 %)
Hexachloorcyclohexaan 4 (2,2 %) 1 (0,4 %)
Antraceen 1 (0,5 %)
Gebromeerde
difenylethers 5 (6 %)
Dichloormethaan 1 (1 %)
Bis(2-ethylhexyl)ftalaat
(DEHP) 5 (6 %)
Nonylfenol 17 (9,3 %) 6 (7 %) 2 (1 %)
Octylfenol 1 (0,5 %) 1 (1 %)
Fluoranteen 9 (4,9 %)
Pentachloorfenol 4 (2,2 %)
Trichloormethaan 1 (1 %)
Benzo(a)pyreen 4 (2,2 %) 1 (33 %) 2 (2 %) 5 (2 %)
Benzo(b)fluoranteen 16 (8,8 %) 3 (100 %) 5 (6 %) 5 (2 %)
Benzo(k)fluoranteen 16 (8,8 %) 3 (100 %) 5 (6 %) 5 (2 %)
Benzo(g,h,i)peryleen 35 (19,2 %) 3 (15 %) 3 (100 %) 14 (16 %) 12 (4 %)
Indeen(1,2,3-cd)pyreen 35 (19,2 %) 3 (15 %) 3 (100 %) 14 (16 %) 12 (4 %)
Tributyltinverbindingen 14 (7,7 %)
Tabel 9.1: Stoffen verantwoordelijk voor overschrijdingen Bron: WISE
De belangrijkste problemen met betrekking tot chemische verontreiniging in de Belgische
kustwateren zijn de polycyclische aromatische koolwaterstofverbindingen en de TBT-
verbindingen. In de kustwateren hebben de overschrijdingen van de milieukwaliteitsnormen
voor tributyltinverbindingen, pentabroomdifenylether en benzo(b)fluoranteen geleid tot een
slechte chemische toestand van de kustwateren.
De beoordeling van de chemische toestand in de kustwateren omvat alle 41 prioritaire
stoffen krachtens de EU-Richtlijn 2008/105/EG, die op 13 januari 2009 van kracht werd. De
chemische beoordeling wordt zo veel mogelijk in water uitgevoerd, hoewel de beoordeling
voor drie stoffen in biota wordt uitgevoerd.
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest zijn alle parameters die in
bijlage I (deel A) van de Richtlijn Milieukwaliteitsnormen worden genoemd, in aanmerking
genomen bij de beoordeling van de chemische toestand. De grootste problemen ten aanzien
van chemische verontreiniging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn overschrijdingen
van de milieukwaliteitsnormen voor benzo(g,h,i)peryleen, indeen(1,2,3-cd)pyreen en
benzo(k)fluoranteen. In het Waals Gewest bestaan er grote overschrijdingen voor diruon en
isoproturon, met name in het stroomgebied Schelde. Andere Waalse stroomgebieden
vertonen slechts geringe overschrijdingen van enkele prioritaire stoffen, zoals
benzo(g,h,i)peryleen en indeen(1,2,3-cd)pyreen.
65
10. BEOORDELING VAN GRONDWATERTOESTAND
Van de 42 grondwaterlichamen in Vlaanderen hebben er 31 een ontoereikende chemische
toestand en hebben er 14 een ontoereikende kwantitatieve toestand. Vanwege het beginsel
one out, all out, bereiken slechts 7 grondwaterlichamen een goede toestand. Er lijkt alleen
informatie over de toestand en niet over de risico's te zijn.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben vier van de vijf grondwaterlichamen een
goede chemische toestand: de kwaliteitsnormen voor grondwater zijn er niet overschreden.
De verontreinigende stoffen die verantwoordelijk zijn voor het bedreigde
grondwaterlichaam, zijn pesticiden (atrazine) en nitraten, aangezien deze de drempelwaarde
in één grondwaterlichaam overschrijden. De kwantitatieve toestand van alle
grondwaterlichamen is goed.
In het Waals Gewest hebben 21 van de 33 grondwaterlichamen een goede chemische
toestand. 20 van de 33 grondwaterlichamen hebben een goede algemene toestand. Er is
geen informatie aangetroffen over grondwaterlichamen die het risico lopen niet aan de
normen te voldoen. Er zijn één grondwaterlichaam die de goede kwantitatieve
grondwatertoestand niet bereikt.
10.1 Kwantitatieve toestand grondwater In het Vlaamse stroomgebiedbeheerplan wordt een methodologie voor de waterbalanstest
gegeven voor de beoordeling van de kwantitatieve toestand van grondwater, met inbegrip van
de invloed van klimaatverandering. Het stroomgebiedbeheerplan noemt de gevolgen voor
bijbehorende oppervlaktewateren en van grondwater afhankelijke terrestrische ecosystemen
als twee van de zeven beoordelingscriteria. Er is echter geen verdere informatie over de
gebruikte methodologie.
De enige reden waarom grondwaterlichamen geen goede kwantitatieve toestand behalen is
'overschrijding van beschikbare grondwatervoorraad door een langdurig jaarlijks gemiddeld
onttrekkingspercentage dat kan leiden tot een afname van het grondwaterpeil'.
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt in het stroomgebiedbeheerplan vermeld dat
de volgende omstandigheden en effecten van grondwateronttrekkingen in overweging zijn
genomen bij de beoordeling van de kwantitatieve toestand van grondwater:
het langdurig jaarlijks gemiddeld onttrekkingspercentage is niet hoger dan de
beschikbare grondwatervoorraad;
er wordt niet voldaan aan de milieudoelstellingen van artikel 4 voor bijbehorende
oppervlaktewaterlichamen als gevolg van antropogene waterpeilwijziging of een
verandering in stromingsomstandigheden;
significante aantasting van de toestand van oppervlaktewateren als gevolg van
antropogene waterpeilwijziging of een verandering in stromingsomstandigheden;
significante schade aan van grondwater afhankelijke terrestrische ecosystemen als
gevolg van een antropogene waterpeilwijziging;
indringing van zout en andere oplossingen als gevolg van antropogeen opgewekte
duurzame veranderingen in de stroomrichting.
Naar vermeld zijn de behoeften van de bij grondwaterlichamen behorende terrestrische
ecosystemen en de balans tussen aanvulling en onttrekking van grondwater beoordeeld.
66
Er is een paragraaf gewijd aan de relatie tussen grondwaterniveaus en neerslag (op lange
termijn) maar onttrekking wordt niet genoemd40
.
Voor het Waals Gewest werd gemeld dat het nieuwe surveillancenetwerk in 2009 nog geen
beoordeling van de kwantitatieve toestand mogelijk maakte. Tevens werd gerapporteerd dat
geen negatieve invloed van lokale wateronttrekking op het grondwaterlichaam is
geconstateerd, gezien de geringe hoeveelheden die zijn onttrokken.
10.2 Chemische toestand grondwater Uitsluitend 'overschrijdingen van één of meer kwaliteitsnormen of drempelwaarden' is
gegeven als reden voor het niet bereiken van een goede chemische toestand. Er is geen
beoordeling geweest van significante schade aan van grondwater afhankelijke terrestrische
ecosystemen. Dit wordt in recente informatie uit Vlaanderen verklaard door onvoldoende
gegevens en kennis over deze interacties, en de mate van negatieve gevolgen voor deze
ecosystemen.
De stoffen waarvoor drempelwaarden worden vastgesteld zijn gebaseerd op de lijst in bijlage
II, deel B van de Grondwaterrichtlijn, en vervolgens aangepast aan de risico's voor
grondwaterlichamen (er zijn geen drempelwaarden vastgesteld voor drie stoffen in de lijst,
terwijl voor zes andere stoffen drempelwaarden zijn toegevoegd). Het is onduidelijk hoe is
omgegaan met overschrijdingen van drempelwaarden. De internationale coördinatie van
drempelwaarden is uitgevoerd met betrekking tot informatie- en kennisuitwisseling over
methodologieën.
Er zijn geen trendbeoordelingen of trendomkeringen uitgevoerd omdat
grondwatermonitoringsnetwerken krachtens de KRW pas sinds 2004 volledig operationeel
zijn41
.
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de gemiddelde waarde berekend voor elk
van de monitoringslocaties in een grondwaterlichaam. Wanneer 20 % van de
monitoringslocaties gemiddelde waarden heeft voor een parameter die de drempelwaarde
overschrijdt, is de toestand van het grondwaterlichaam niet goed. De methodologie voor het
aanwijzen van trends is vastgesteld. De jaarlijkse gemiddelden van 2006-2008 zijn als
uitgangspunt gebruikt om de trends te beoordelen. Een eerste trendbeoordeling is uitgevoerd
in 2009. De waarden voor 2015 zijn gebaseerd op extrapolaties. Het uitgangspunt voor een
trendomslag is 75 % van de drempelwaarden voor grondwaterkwaliteit. Een eerste exercitie
met betrekking tot een trendomslag is in 2009 uitgevoerd met gegevens uit de periode 2004-
2009 van het Brusseliaan (nitraten, pesticiden, parameters uit de minimumlijst van de
Grondwaterrichtlijn en nikkel). Achtergrondniveaus zijn naar verluidt in aanmerking
genomen bij de toestandbeoordeling maar niet bij de vaststelling van de drempelwaarden.
Voor het Waals Gewest wordt de toestand van het grondwaterlichaam beoordeeld als goed
indien minder dan 20 % van de locaties waarden vertoont die de drempel overschrijden.
Verklaard wordt dat de drempelwaarden zijn vastgesteld en dat strengere waarden zijn
gedefinieerd, rekening houdend met ecosystemen, bijbehorende oppervlaktewateren en
maagdelijke grondwaterlichamen voor koper, zink, 2,6-dichloorbenzamide en fosfor,
cadmium, chroom, kwik en nitraten. De achtergrondniveaus van de verschillende parameters
40
Evolution des niveaux piézométriques des masses d'eau souterraines in
http://documentation.bruxellesenvironnement.be/documents/RIE_Plan_Eau_PrM2011_rapport_et_annexes1et2.PD
F?langtype=2060 41
Recente informatie verstrekt door Vlaanderen.
67
zijn onderzocht voor alle grondwaterlichamen in Wallonië. Deze bleken ver onder de
drempelwaarden te liggen en werden daarom niet in aanmerking genomen in het
monitoringsprogramma. Verklaard wordt dat op heel lokale schaal wellicht hogere
natuurlijke waarden voor nikkel, arseen en sulfaten zouden kunnen voorkomen.
10.3 Beschermde gebieden In WISE wordt informatie gegeven over het aantal grondwaterlichamen met beschermde
drinkwatergebieden en hun toestand.
SGD Goed Goede toestand
niet bereikt Onbekend
BEEscaut_RW 31 14 0
BEEscaut_Schelde_BR 0 0 1
BESchelde_VL 112 0 0
BENoordzee_FED - - -
BEMeuse_RW 140 14 1
BEMaas_VL 22 0 0
BERhin_RW 10 0 0
BESeine_RW - - -
Totaal 315 28 2
Tabel 10.1: Toestand van grondwater in beschermde drinkwatergebieden Bron: WISE met aanvullende informatie van de Belgische autoriteiten.
11. MILIEUDOELSTELLINGEN EN UITZONDERINGEN
11.1 Uitzonderingen krachtens artikel 4, lid 4, en artikel 4, lid 5 In Vlaanderen is een zeer significant aantal waterlichamen (96 % van het totaal) uitgesloten
van het bereiken van een goede toestand in 2015. In de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen
zijn er slechts uitzonderingen geweest krachtens de termijnverlenging van artikel 4, lid 4. Er
wordt aangegeven dat vrijwel geen van de oppervlaktewaterlichamen een goede toestand zal
bereiken in 2015 en dat voor die waterlichamen uitzonderingen zijn toegepast krachtens
artikel 4, lid 4. Er is verzocht om een gefaseerd programma van maatregelen en er wordt
gewezen op onevenredige kosten voor doelstellingen die in 2027 moeten worden gehaald. Er
wordt gemeld dat er te weinig informatie is om gebruik te maken van artikel 4, lid 5, maar dat
dit in het volgende stroomgebiedbeheerplan een optie kan zijn. Teneinde te bepalen op welke
oppervlaktewaterlichamen deze uitzondering van toepassing is, zijn modellen en oordelen
van deskundigen gebruikt. Er wordt een maximumscenario gebruikt, dat alle basis- en
aanvullende maatregelen omvat om een goede toestand in 2015 te bereiken, in tegenstelling
een gefaseerd scenario. Als uit modelleren of uit het oordeel van deskundigen blijkt dat het
met dit scenario niet mogelijk is om een goede toestand te bereiken in 2015, is de
uitzondering van toepassing. Op 177 van de 182 waterlichamen van het stroomgebied
Schelde is een uitzondering krachtens artikel 4, lid 4, toegepast op basis van
modeluitkomsten en voornamelijk in verband met nutriëntconcentraties als beperkende
factor. Voor het stroomgebied Maas heeft geen van de 20 waterlichamen een goede toestand
en zijn uitzonderingen toegepast op 18 waterlichamen. Voor grondwater zijn 35 van de
42 waterlichamen uitgesloten op basis van een oordeel van deskundigen en vanwege
68
natuurlijke omstandigheden (trage grondwaterstromen en geochemische processen). In WISE
staat dat een aantal waterlichamen wordt uitgezonderd vanwege onevenredig hoge kosten.
Deze verklaring wordt echter niet gebruikt in het stroomgebiedbeheerplan en volgens recente
informatie uit Vlaanderen is deze reden niet voor dit waterlichaamniveau gebruikt omdat dit
methodologisch niet mogelijk was. Het argument van "onevenredigheid" wordt echter
gebruikt bij de keuze van een scenario voor de maatregelenprogramma's. Tabellen in de
bijlagen van de stroomgebiedbeheerplannen geven voor elk waterlichaam de reden voor de
uitzondering en waarop deze is gebaseerd (bv. oordeel van deskundigen, modellering).
In het stroomgebiedbeheerplan voor de Belgische kustwateren worden uitzonderingen
krachtens artikel 4, lid 5, evenmin gebruikt in deze eerste planningscyclus. Het plan stelt de
vertraging op het tijdschema voor het bereiken van de doelstellingen voor op basis van
artikel 4, lid 4. Verder worden de methoden voor de beoordeling van de chemische toestand
in 2015 herzien op basis van aanvullende monitoringsgegevens, waardoor een vollediger
beoordeling mogelijk is.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn vier uitzonderingen vanwege artikel 4, lid 4),
opgenomen, waarvan drie voor "technische haalbaarheid" en drie voor "natuurlijke
omstandigheden". De vereiste informatie over de effecten wordt vermeld. Over de technische
haalbaarheid wordt gemeld dat de projecten voor herstel van de ecologische kwaliteit van het
Kanaal langer duren dan de beschikbare tijd. Er zijn talrijke diffuse bronnen die bijdragen
aan de slechte kwaliteit, hetgeen een technische uitdaging vormt. Over de natuurlijke
omstandigheden wordt gemeld dat de ecologische hersteltijd voor oppervlaktewateren te lang
is. Specifiek voor grondwater is een uitzondering (artikel 4, lid 4) toegepast op slechts één
grondwaterlichaam (Brusseliaan) omdat de reactietijd van grondwater zeer traag is.
Verklaard wordt dat het lange tijd zal duren voordat de concentraties van nitraten en
pesticiden uit diffuse bronnen afnemen.
In het Waals Gewest waren de uitzonderingen bij alle 172 oppervlaktewaterlichamen waarop
uitzonderingen krachtens artikel 4, lid 4, waren toegepast, gebaseerd op "technische
haalbaarheid", bij 113 op "onevenredige kosten" en bij 49 op "natuurlijke omstandigheden"
(het totaal is meer dan 172 omdat er meer dan één uitzondering per waterlichaam kan
gelden). Er zijn 10 grondwaterlichamen (van de 33) waarop uitzonderingen krachtens
artikel 4, lid 4, zijn toegepast. Bij deze grondwaterlichamen is 1 uitzondering gebaseerd op
technische haalbaarheid, zijn er 8 gebaseerd op onevenredige kosten en 10 (bij
7 grondwaterlichamen) op natuurlijke omstandigheden (er kan meer dan één uitzondering per
waterlichaam gelden).
De methodologie voor onevenredige kosten bevat de volgende stappen: a) definitie van de
scenario's; b) beoordeling van de kosten van de verschillende scenario's; c) beoordeling van
de financiële bijdragen per economische sector; d) analyse van onevenredige kosten,
rekening houdend met het effect op de sectoren. Er is geen informatie gevonden over de
definitie van technische haalbaarheid in het stroomgebiedbeheerplan Maas.
Er is geen informatie verstrekt in de Waalse stroomgebiedbeheerplannen, alleen een
algemene opmerking dat natuurlijke omstandigheden als reden voor uitzonderingen worden
gebruikt, zonder nadere specificatie. In recente informatie die door Wallonië is toegezonden,
staat dat ten aanzien van onevenredige kosten en technische haalbaarheid een
gemeenschappelijke methodologie is ontwikkeld voor alle Waalse stroomgebiedsdistricten.
De Waalse methodologie ter verantwoording van uitzonderingen (in verband met
onevenredige kosten) is uitgewerkt volgens de methodologieën die zijn toegepast door de
Vlaamse en Brusselse Gewesten, de methodologie van de Franse wateragentschappen, de
69
richtsnoeren van WATECO, de CIS-richtsnoerdocumenten en de wetenschappelijke
literatuur.
SGD Artikel 4, lid 4 Artikel 4, lid 5
R L T C GW R L T C GW
BEEscaut_RW 71 - - - 5 0 - - - 0
BEEscaut_Schelde_BR 3 - - - 1 0 - - - 0
BESchelde_VL 155 15 6 1 29 0 0 0 0 0
BE_Noordzee_FED - - - 0 - - - - 0 -
BEMeuse_RW 101 - - - 5 0 - - - 0
BEMaas_VL 15 3 - - 6 0 0 - - 0
BERhin_RW 0 - - - 0 0 - - - 0
BESeine_RW 0 - - - - 0 - - - 0
Totaal 256 18 6 1 46 0 0 0 0 0
Tabel 11.1: Uitzonderingen voor artikel 4, lid 4, en artikel 4, lid 5 Bron: WISE met aanvullende informatie van de Belgische autoriteiten. De cijfers voor uitzonderingen krachtens artikel 4, lid 4,
voor rivieren in BEEscaut_Schelde_BR, BEEscaut_RW en BEMeuse_RW vertonen verschillen tussen de waarden in het in
WISE en de door de Belgische autoriteiten verstrekte waarden. De hier getoonde informatie is die welke door de Belgische
autoriteiten is verstrekt.
SGD
Algemeen42
Technische
haalbaarheid
Onevenredig hoge
kosten
Natuurlijke
omstandigheden
Artikel 4,
lid 4
Artikel 4,
lid 5
Artikel 4,
lid 4
Artikel 4,
lid 5
Artikel 4,
lid 4
Artikel 4,
lid 5
BEEscaut_RW 71 0 54 0 15 0
BEEscaut_Schelde_BR 3 0 0 0 3 0
BESchelde_VL 177 0 177 0 29 0
BE_Noordzee_FED 0 0 0 0 0 0
BEMeuse_RW 101 0 59 0 34 0
BEMaas_VL 18 0 18 0 6 0
BERhin_RW 0 0 0 0 0 0
BESeine_RW 0 0 0 0 0 0
Totaal 370 0 308 0 87 0
Tabel 11.2: Aantal uitzonderingen krachtens artikel 4, lid 4 en artikel 4, lid 5 Bron: WISE met aanvullende informatie van de Belgische autoriteiten. De cijfers voor uitzonderingen krachtens artikel 4, lid 4,
voor rivieren in BEEscaut_Schelde_BR, BEEscaut_RW en BEMeuse_RW vertonen verschillen tussen de waarden in het in
WISE en de door de Belgische autoriteiten verstrekte waarden. De hier getoonde informatie is die welke door de Belgische
autoriteiten is verstrekt.
42
Uitzonderingen voor de ecologische en chemische toestand zijn gecombineerd (alleen voor
oppervlaktewaterlichamen).
70
Figuur 11.1: Aantal uitzonderingen krachtens artikel 4, lid 4 en artikel 4, lid 5 T = Technische haalbaarheid
D = Onevenredig hoge kosten
N = Natuurlijke omstandigheden
Blauw = Uitzonderingen krachtens artikel 4, lid 4
Rood = Uitzonderingen krachtens artikel 4, lid 5
Bron: WISE met aanvullende informatie van de Belgische autoriteiten
11.2 Aanvullende doelstellingen in beschermde gebieden De Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen vermelden aanvullende doelstellingen voor twee
categorieën beschermde gebieden, beschermde oppervlaktewatergebieden voor drinkwater en
beschermde gebieden krachtens de Habitat- en Vogelrichtlijn en krachtens het Ramsar-
verdrag.
De Waalse stroomgebiedbeheerplannen vermelden als doelstelling een zeer goede toestand
voor waterlichamen waar de parelmossel aanwezig is. Voor de overige van water afhankelijke
habitats en soorten wordt de standaarddoelstelling van een goede toestand voldoende geacht,
hoewel deze niet gedetailleerd is beoordeeld.
In het Brussels Gewest worden de criteria ontwikkeld in het kader van de voorbereiding op de
Natura 2000-doelstellingen voor natuurbehoud.
71
12. PROGRAMMA'S VAN MAATREGELEN
Volgens bijlage VII van de KRW moeten de stroomgebiedbeheerplannen een samenvatting van
de maatregelenprogramma's bevatten, met inbegrip van de wijzen waarop de lidstaten
verwachten de overeenkomstig artikel 4 KRW vastgestelde doelstellingen te bereiken. De
programma's moesten in 2009 zijn vastgesteld maar pas in december 2012 operationeel zijn.
De beoordeling in dit hoofdstuk is gebaseerd op de maatregelenprogramma's zoals door de
lidstaat samengevat in zijn stroomgebiedbeheerplannen, en de naleving van de voorschriften
van artikel 11 en bijlage VII van de KRW.
12.1 Maatregelenprogramma - algemeen De Internationale Scheldecommissie en de Internationale Maascommissie coördineren
voornamelijk de samenstelling van het overkoepelende beheerplan voor de
stroomgebiedbeheerplannen en de uitwisseling van informatie in de maatregelenprogramma's.
Bilaterale contacten waarborgen de coördinatie van maatregelen die zijn gepland voor
grensoverschrijdende waterlichamen.
Er is één maatregelenprogramma voor het volledige Vlaamse Gewest (dit omvat de
stroomgebieden Schelde en Maas). De deelstroomgebiedbeheerplannen zijn een belangrijke
basis geweest voor het maatregelenprogramma en het maatregelenprogramma bouwt hierop
voort om te voldoen aan de milieudoelstellingen, zoals vereist door de KRW. Er is geen
duidelijk verband tussen het maatregelenprogramma en de toestandbeoordeling. Het soort
maatregelen dat zou moeten worden opgenomen in het maatregelenprogramma, wordt bepaald
in de Vlaamse decreet Integraal Waterbeleid. De verschillende categorieën maatregelen
bevatten categorieën die niet verplicht zijn krachtens de KRW (bijv. maatregelen met
betrekking tot overstromingen). Maatregelen worden gedefinieerd op gewestelijk niveau
(Vlaamse Gewest), het niveau van de stroomgebieden, het niveau van het deelstroomgebied en
het niveau van het waterlichaam, hoewel de meeste maatregelen op een zeer algemene manier
worden gedefinieerd en op gewestelijk niveau. Voor sommige speerpuntgebieden
worden
concretere maatregelen gedefinieerd op het niveau van het waterlichaam. In deze gebieden
worden ook verschillende aanvullende maatregelen getest. De ervaring met deze maatregelen
(bijv. effectiviteit) kan dan worden gebruikt in de volgende planningscyclus om de aanvullende
maatregelen te prioriteren.
Het maatregelenprogramma verwijst naar maatregelenformulieren43
waarop voor elke
maatregel informatie wordt gegeven over meerdere aspecten zoals uitvoering (bijv. staat van
uitvoering, ervaring, tijdschema), doelgroep (bijv. welke sector de kosten draagt, wie het
initiatief neemt), informatie over kosten, de verwachte milieuverbetering, kans op succes van
de maatregel, rekening houdend met grensomstandigheden, een milieubeoordeling en een
klimaatcontrole. Hoewel deze formulieren veel informatie kunnen bevatten, worden meerdere
velden vaak niet ingevuld of slechts oppervlakkig ingevuld.
Er zijn drie scenario's met maatregelen: een basisscenario (alleen basismaatregelen), een
maximumscenario (alle basismaatregelen en alle aanvullende maatregelen) en een gefaseerd
scenario (alle basismaatregelen en enkele aanvullende maatregelen). Voor deze scenario's
wordt een beoordeling van onevenredige kosten uitgevoerd. Deze beoordeling bestaat uit twee
delen. In het eerste deel wordt de redelijkheid behandeld, waarbij de kosten en baten van drie
43
Maatregelenformulieren. Beschikbaar op
http://www.integraalwaterbeleid.be/nl/stroomgebiedbeheerplannen/maatregelenprogramma/documenten -
maatregelenprogramma.
72
scenario's van maatregelen worden beoordeeld. Informatie over kosten wordt gegeven in de
maatregelenformulieren en de baten worden afgeleid uit een studie naar de bereidheid om te
betalen en andere onderzoeken. In het tweede deel wordt de haalbaarheid behandeld en worden
de kosten en lasten voor de verschillende sectoren beoordeeld en vergeleken met
sectorspecifieke parameters. De drempelwaarden zijn gebaseerd op beschikbaar inkomen voor
huishoudens en op de toegevoegde waarde voor industrie en landbouw.
Teneinde de aanvullende maatregelen in het gefaseerde scenario te selecteren, werd de kosteneffectiviteit van de maatregelen beoordeeld met behulp van een milieukostenmodel
of een indelingsschaal. Echter, ook andere aspecten van de maatregelen, zoals beschreven in
de maatregelenformulieren, speelden een rol bij de definitieve selectie.
De meeste maatregelen worden erg algemeen gedefinieerd, en een duidelijke financiële
verplichting of een tijdschema voor de uitvoering ontbreken vaak. Volgens recente informatie
uit Vlaanderen zal een jaarlijkse evaluatie beoordelen welke aanvullende financiële middelen
kunnen worden gebruikt voor de uitvoering van de aanvullende maatregelen. Voor de
speerpuntgebieden zijn er duidelijkere verplichtingen.
In de stroomgebiedbeheerplannen en het maatregelenprogramma wordt de coördinatie van het
maatregelenprogramma met andere lidstaten niet specifiek genoemd. De
stroomgebiedbeheerplannen verwijzen naar het overkoepelend beheerplan dat de effecten van
de internationale coördinatieactiviteiten behandelt. In dat plan wordt iets meer informatie
gevonden over de coördinatie van maatregelen.
Voor het stroomgebied Schelde zijn enkele maatregelen gecoördineerd, zoals een
gemeenschappelijk waarschuwings- en alarmsysteem voor het stroomgebied om accidentele
verontreiniging te voorkomen en te beheren. Een voorbeeld van bilaterale coördinatie is het
werk van het Vlaamse Gewest en Nederland aan hydromorfologische en ecologische aspecten.
Als onderdeel van het Scaldit-project werd een catalogus ontwikkeld van de belangrijkste
uitgevoerde en geplande maatregelen in de verschillende stroomgebiedbeheerplannen van het
stroomgebied Schelde, met informatie over de kosteneffectiviteit van die maatregelen.
Het maatregelenprogramma van de stroomgebiedbeheerplannen van de kustwateren is zeer
sterk afhankelijk van de maatregelen die door de andere gewesten en lidstaten worden
genomen, en hierover wordt onderhandeld in het kader van de Scheldecommissie. In het
stroomgebiedbeheerplan van de kustwateren zijn geen specifieke maatregelen voorgesteld.
De juridische basis voor de acties om het Belgische mariene milieu te beschermen en te
herstellen wordt gelegd in de wet van 199944
.
Het plan voor de kustwateren noemt en definieert in algemene bewoordingen de basis- en
aanvullende maatregelen die worden toegepast en zullen worden toegepast om de ecologische
en chemische toestand van het water aan de Belgische kust te verbeteren. Er worden specifiek
aanvullende maatregelen genoemd die moeten worden toegepast in die waterlichamen die de
milieudoelstellingen tegen 2015 waarschijnlijk niet zullen halen.
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaat het maatregelenprogramma uit
verschillende pijlers, reeds vastgesteld en aangewezen als belangrijke waterbeheerkwesties die
van invloed zijn op het watermilieu in het Brussels Gewest:
Pijler 1: ingrijpen op verontreinigende stoffen dat nodig is om de doelstellingen voor de
oppervlakte- en grondwateren en de beschermde gebieden te verwezenlijken
44
Wet van 20 januari 1999 tot bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid
van België (SB van 12 maart 1999).
73
Pijler 2: kwantitatief herstel van het hydrografisch netwerk
Pijler 3: toepassing van het beginsel van kostenterugwinning voor waterdiensten
Pijler 4: bevordering van duurzaam watergebruik
Pijler 5: instelling van actief preventiebeheer ten aanzien van overstroming door
regenwater
Pijler 6: heropname van het water in de leefomgeving
Pijler 7: bevordering van de opwekking van hernieuwbare energie op basis van water en
de ondergrond met gelijktijdige bescherming van de natuurlijke hulpbronnen
Pijler 8: bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van een internationaal
waterbeheerbeleid
De acht pijlers zijn ontwikkeld op basis van een waterinventarisatie in Brussel. De
inventarisatie is in 2005 en 2008 uitgevoerd en had betrekking op (1) de actuele kwalitatieve en
kwantitatieve toestand van het oppervlakte- en grondwater (fysische, chemische en biologisch
aspecten) en een inventarisatie van beschermde gebieden, (2) de belasting op het aquatische
ecosysteem en de maatregelen om die belasting te verminderen, voornamelijk met
overheidsinvesteringen en (3) een economische analyse van het watergebruik.
Voor elk van deze acht pijlers werden strategische en operationele doelstellingen geopperd en
gedefinieerd, en zijn prioritaire acties en instrumenten nader uitgewerkt in het
maatregelenprogramma.
Teneinde samenhang tussen de verschillende in maatregelenprogramma's te waarborgen, heeft
intensieve coördinatie plaatsgevonden, zowel bilateraal als op het niveau van de Internationale
Maas- en Scheldecommissies. Voor de belangrijkste kwesties van waterbeheer heeft voor zover
mogelijk en relevant coördinatie plaatsgevonden. Bij die kwesties wordt hydromorfologie
genoemd (o.a. visroutes en oeverherstel), maar ook bodem en sedimenten; nutriëntreductie is
hiervan een onderdeel. Het Brussels Gewest kent maar één stroomgebied en daarom geldt het
maatregelenprogramma voor het gehele stroomgebied in het gewest. Slechts één paragraaf
heeft specifiek betrekking op het Kanaal (en resulteert in specifieke maatregelen) in verband
met de haven van Brussel (baggeren).
Voor het Waals Gewest is het maatregelenprogramma uitgewerkt op het niveau van de
stroomgebieden. De maatregelen zijn niet gericht op een waterlichaam in het bijzonder, maar
zijn algemeen van aard (op gewestelijk niveau). De maatregelen zijn verdeeld over 11 thema's
en de kosten zijn toegedeeld aan die thema's: kostenterugwinning; gezamenlijke
afvalwaterzuivering en -afvoer ("démergement" in gebieden met bodemverzakking als gevolg
van mijnbouw, ter voorkoming van overstroming); individuele afvalwaterzuivering; industrie
en landbouw (nutriënten, erosie, pesticiden, agromilieumaatregelen, rioolslib, enz.); niet-
landbouwpesticiden en toxisch afval; beschermde gebieden; historische verontreiniging en
verontreiniging als gevolg van ongevallen, onttrekkingen en een hoog of laag waterpeil;
hydromorfologie; recreatieactiviteiten. Er wordt gemeld dat sommige maatregelen zullen
worden gefinancierd door de betrokken sector zelf en dat andere maatregelen rechtstreeks of
via subsidies zullen worden betaald door de overheid. Er wordt informatie gegeven over de
kosten die worden gedragen door de industrie, de landbouw en de huishoudens, en de kosten
die worden gedragen door de overheid. Binnen de door de overheid gedragen kosten wordt
geen informatie verstrekt over de financieringsbron of de goedgekeurde begroting. De
maatregelen worden zeer in het algemeen en niet op het niveau van het waterlichaam
beschreven. Derhalve is het niet duidelijk of de maatregelen zijn gedefinieerd op basis van een
beoordeling van de toestand van de waterlichamen. Er is geen informatie over de
74
kosteneffectiviteit en geen informatie waaruit blijkt wanneer de maatregelen operationeel
worden.
12.2 Maatregelen gerelateerd aan landbouw Landbouw wordt in de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen genoemd als een kwantitatieve
belasting als gevolg van grondwateronttrekkingen. Landbouw wordt eveneens genoemd als
een kwalitatieve belasting op oppervlaktewater (N, BZV, CZV, P, bestrijdingsmiddelen en
zware metalen) en op grondwater (diffuse verontreiniging door bestrijdingsmiddelen en
nutriënten). Volgens recente informatie uit Vlaanderen komt puntbronverontreiniging uit
landbouw voor in de berekeningen van de totale verontreinigingsbelasting, maar is dit geen
significante belasting op het niveau van het waterlichaam. Het stroomgebiedbeheerplan noemt
hydromorfologische belastingen uit landbouw, hoewel deze niet worden gekwantificeerd.
De Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) is geraadpleegd inzake het
stroomgebiedbeheerplan en het maatregelenprogramma, en tijdens de fase van openbare
raadpleging zijn hoofdzakelijk opmerkingen van landbouworganisaties ontvangen. In het
maatregelenprogramma staat dat wanneer maatregelen worden vertaald naar concretere acties
en wanneer deze acties een speciaal effect hebben op landbouwgebieden, er een analyse van de
agrarische gevoeligheid wordt uitgevoerd. Als er significante effecten van bepaalde acties of
projecten zijn voor de landbouw, wordt een verslag van de agrarische effecten gemaakt.
Landbouwers worden bij dit proces betrokken.
Maatregelen met betrekking tot landbouw omvatten verschillende technische maatregelen
(bijv. over minder toepassen van meststoffen, maatregelen tegen bodemerosie, enz.). Meerdere
maatregelen hebben betrekking op het verlenen van vergunningen en licenties (bijv. een
aangepast vergunningensysteem voor grondwateronttrekking op basis van de vraag naar en
beschikbaarheid van water), en ook het vergroten van het bewustzijn bij landbouwers wordt
behandeld.
De meeste maatregelen worden algemeen gedefinieerd en er ontbreekt informatie over het
tijdschema van de uitvoering.
De maatregelenformulieren bevatten enige algemene informatie over de kosten van
maatregelen. De regering draagt een deel van de kosten van de agrarische sector voor deze
maatregelen. Voor elk van de drie scenario's worden de kosten en lasten (rekening houdend
met overheidssubsidies) voor de agrarische sector met elkaar vergeleken. Met betrekking tot
financiering bevatten enkele basismaatregelen volgens recente informatie uit Vlaanderen
elementen uit het EU-beleid voor plattelandsontwikkeling en worden ze gefinancierd via pijler
2 van het GLB. Basismaatregelen zijn echter verplicht en mogen niet worden ondersteund met
geld voor plattelandsontwikkeling.
Voor aanvullende maatregelen is medefinanciering door de EU mogelijk als ze maatregelen
bevatten uit het Vlaamse plan voor plattelandsontwikkeling. Artikel 38 van de Verordening
voor plattelandsontwikkeling is niet opgenomen in het Vlaamse programma voor
plattelandsontwikkeling en is daarom niet gebruikt in de stroomgebiedbeheerplannen.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden de effecten van de landbouw wel genoemd
(met name met betrekking tot nitraten), maar het gewest Brussel is grotendeels verstedelijkt en
heeft weinig landbouwareaal. De volgende maatregelen zijn voorgesteld: a) een studie naar de
mogelijkheid om het gebruik van pesticiden te verbieden in beschermde gebieden waaraan
grondwater wordt onttrokken voor menselijke consumptie, b) de bevordering van optimale
landbouwmethoden in samenwerking met de betrokken sectoren, c) de instelling (en
uitvoering) van een actieprogramma ter vermindering van waterverontreiniging door nitraten
75
afkomstig uit de landbouw en d) indien nodig het aanwijzen van meer nitraatgevoelige
gebieden.
In het Waalse Gewest (stroomgebied Schelde) zijn de belastingen in het document "Etat des
lieux" gekwantificeerd voor stikstof, fosfor en fytofarmaceutische stoffen. In het stroomgebied
Schelde wordt 61 % van het grondgebied gebruikt voor landbouw. Bijna 90 % van de stikstof
en fosfor is afkomstig van vee. In hoofdstuk 2 van de stroomgebiedbeheerplannen wordt een
kwalitatieve synthese gegeven van de belastingen en effecten van de belangrijkste factoren die
op waterlichamen uitwerken. Met PEGASE, het modelleringsprogramma voor waterkwaliteit,
werden de belastingen van elk van de factoren bepaald door elke belasting afzonderlijk op nul
te zetten en de waterkwaliteitswinst te berekenen en uit te drukken als stijging van de SEQ-
Eau-index wanneer de belasting niet meer in aanmerking wordt genomen. Gedetailleerde
resultaten zijn opgenomen in bijlage 9 van de plannen ("Gain d'indice SEQ-Eau suite à la mise
à zéro des pressions" [Winst op waterkwaliteitindex SEQ-Eau na nulstelling van belastingen]).
Ook worden kwantitatieve gegevens verstrekt. Er wordt geen informatie gegeven over de vraag
of de belasting puntbronbelasting is dan wel uit diffuse bronnen komt. In het stroomgebied
Schelde wordt de landbouw aangewezen als zeer grote belasting. Voor het stroomgebied Maas
kan worden geconcludeerd dat de belasting gering tot matig is, behalve in enkele
grondwaterlichamen waar de belasting groot is. Tevens wordt in het stroomgebiedbeheerplan
aangegeven dat 41 % van het landoppervlak voor landbouw wordt gebruikt (waarvan bijna
50 % als permanente weidegrond). Voor het stroomgebied Rijn wordt in het
stroomgebiedbeheerplan aangegeven dat 48 % van het landoppervlak voor landbouw wordt
gebruikt, maar er is geen aanwijzing of de belasting daarvan als significant wordt beschouwd.
Voor het stroomgebied Seine wordt ook in het stroomgebiedbeheerplan aangegeven dat 51 %
van het landoppervlak voor landbouw wordt gebruikt, maar er is geen aanwijzing of de
belasting daarvan als significant wordt beschouwd.
Voor alle stroomgebieden geldt dat er geen sprake is van significante overexploitatie van
waterhoudende grondlagen in de grondwaterlichamen. Er is geen rechtstreeks verband tussen
hydromorfologische belastingen en de landbouw. Vermeld wordt dat wanneer pesticiden,
nitraten, fosfor, exogene organische stoffen e.d. in het milieu terechtkomen, eutrofiëring van
oppervlaktewater kan optreden.
Maatregelen worden genomen op gewestelijk niveau en gelden voor alle stroomgebieden:
Een verbod op het gebruik van alle minerale of organische meststoffen binnen 6 meter
van de oevers van waterlopen of andere waterlichamen.
Er zijn vele maatregelen met betrekking tot de toepassing van bestrijdingsmiddelen:
maatregelen in verband met de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn inzake duurzaam
gebruik van pesticiden (2009/128/EG) door de Waalse en de federale autoriteiten,
vrijwillige agromilieumaatregelen met steun van het Elfpo, beperking van
pesticidenverspreiding in de lucht, verbetering van apparatuur, beperking van het
gebruik van bepaalde fytosanitaire producten, enz.
Vrijwillige agromilieumaatregelen met steun van het Elfpo, die de kwaliteit van het
oppervlaktewater en het grondwater direct of indirect verbeteren: bufferstroken met
gras aan de randen van velden, uitgebreide grasstroken, bodembedekking in de winter
(tussengewassen), extensieve graanbouw, biologische teelt.
Verscheidene maatregelen zijn ondergebracht in de volgende categorieën: 1.
ecologische duurzaamheid van de waterlopen (longitudinale continuïteit, inventarisatie
van belemmeringen voor vismigratie, enz.) en 2. beheer en onderhoud van de
waterlopen (verbod om vee toe te laten tot waterlopen, laterale continuïteit, beheer en
herstel van inheemse planten, enz.).
76
Verscheidene maatregelen hebben betrekking op erosie: goede landbouw- en
milieuconditie: verplichte bufferstrook van 6 meter langs waterlopen, instellen van
drempelwaarden voor erosierisico, verbod om vee toe te laten tot waterlopen (met
omheining), verplichte bodembedekking in de winter (tussengewassen, zie het
actieprogramma in verband met de nitratenrichtlijn (Programme de gestion durable de
l'azote en agriculture of PGDA), vrijwillige agromilieumaatregelen (bufferstroken met
gras aan de randen van velden, totstandbrenging van overstromingsgebieden,
onderhoud van heggen en boomgaarden, enz.).
Veel maatregelen zijn ondergebracht bij andere thema's (bodemerosie, vermindering
van diffuse verontreiniging, hydromorfologische maatregelen, enz.).
Herziening van het belastingstelsel voor landbouwbedrijven: diffuse
waterverontreiniging door gewassen en puntbronwaterverontreiniging door veehouderij.
De stroomgebiedbeheerplannen verwijzen naar achtergronddocument 4 ("Références
réglementaires liées aux mesures proposées"), dat een overzicht van de Europese
landbouwregelgeving bevat. Er zijn verschillende beheersingsmaatregelen, onder
andere ter beheersing van de maximale hoeveelheden dispergeerbare stikstof (zie
actieprogramma in verband met de nitratenrichtlijn, PGDA). Er zijn ook verscheidene
bewustmakingsmaatregelen, waaronder rationele bemesting, goede praktijken,
monitoring van de bodemkwaliteit (analyses van nitraatresiduen in de bodem in het
najaar - PGDA) en een boekhouding van de toepassing van meststoffen en organische
stoffen zoals rioolslib (controle), advies en scholing op het gebied van waterbeheer
(landbouwadviesdiensten van NitraWal), goede praktijken.
77
Maatregelen BEMaas
_VL
BESchelde
_VL
BE_Noordzee
_FED
BEEscaut_
Schelde_
BR
BEEscaut_RW BEMeuse_RW BERhin_RW BESeine_RW
Technische maatregelen
Vermindering/aanpassing van de toepassing
van meststoffen
Vermindering/aanpassing van de toepassing
van bestrijdingsmiddelen
Omschakeling naar landbouwtechnieken met
weinig productiemiddelen
Hydromorfologische maatregelen
Maatregelen tegen bodemerosie
Maatregelen voor meerdere doelstellingen
Waterbesparende maatregelen
Economische instrumenten
Compensatie voor bodemgebruik
Coöperatieve overeenkomsten
Prijsstelling voor water
Handel in nutriënten
Belastingheffing op meststoffen
Niet-technische maatregelen
Uitvoering en handhaving van de bestaande
EU-wetgeving
Beheersmaatregelen
Institutionele veranderingen
Codes van landbouwpraktijken
Advies en scholing
Bewustmaking
Maatregelen om kennis te vergroten voor een
betere besluitvorming
Certificeringsregelingen
Zone-indeling
78
Maatregelen BEMaas
_VL
BESchelde
_VL
BE_Noordzee
_FED
BEEscaut_
Schelde_
BR
BEEscaut_RW BEMeuse_RW BERhin_RW BESeine_RW
Specifieke actieplannen/programma's
Planning van grondgebruik
Technische normen
Specifieke projecten gerelateerd aan landbouw
Milieuvergunningen en -licenties
Tabel 12. 1: Typen KRW-maatregelen voor het aanpakken van landbouwbelastingen, zoals omschreven in het maatregelenprogramma. Bron: Stroomgebiedbeheerplannen en aanvullende informatie van de Belgische autoriteiten
79
12.3 Maatregelen gerelateerd aan hydromorfologie In het maatregelenprogramma van de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen staat een groep
maatregelen die aan hydromorfologie is gerelateerd. Deze maatregelen zijn ook van
toepassing op sterk veranderde waterlichamen, hetgeen belangrijk is omdat in het Vlaamse
Gewest een significant deel van de waterlichamen als sterk veranderd waterlichaam is
geclassificeerd. Er is geen duidelijk verband tussen gebruik, belastingen en maatregelen. In
WISE wordt vermeld dat een maatregel is gekoppeld aan een type belasting maar er worden
geen details over de belastingen gegeven. In de beschrijving van de maatregelen is voor
sommige maatregelen het verband met de belasting opgenomen. Er is bijvoorbeeld een
maatregel om belemmeringen voor vismigratie weg te nemen. Het is echter onduidelijk
waartoe deze belemmeringen dienen. Voor andere maatregelen wordt het verband tussen
gebruik en maatregel in het algemeen aangegeven. De maatregel voor structuurherstel van
rivierbeddingen vermeldt bijvoorbeeld in het algemeen dat vormen van gebruik als landbouw
en de bouw van woon- en industriegebieden hebben geleid tot maatregelen als rechttrekken,
versterken van oevers, enz. Er wordt geen hydromorfologische maatregel toegeschreven aan
het opheffen van een belasting als gevolg van een gebruik. In de maatregelenformulieren
wordt enige informatie over verwachte effecten gegeven. Deze zijn echter algemeen vanwege
de algemene aard van de maatregelen. Voor riviercontinuïteit worden prioriteitskaarten
(ontwikkeld na de stroomgebiedbeheerplannen) voor vismigratie gebruikt om bepaalde
knelpunten op te heffen tegen een bepaalde tijd, dus met een zeker verwacht effect (maatregel
8A_012).
Er zijn geen maatregelen genomen om te komen tot een stroomregime op ecologische basis
of een minimale stroom (niet noodzakelijkerwijs op ecologische basis). Volgens recente
informatie uit Vlaanderen, heeft het Vlaamse Gewest nog geen algemene
waterkwantiteitsdoelstellingen. Voor speciale beschermingszones en waterrijke gebieden zijn
er wel waterkwantiteitsdoelstellingen. De maatregelen in de groepen 5B (kwantitatief
oppervlaktewater) en 4B (beschermde en waterrijke gebieden) dragen bij aan het bereiken
van die doelstellingen.
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden de hydromorfologische belastingen
beschreven in de MER (2.1.1.3 in hoofdstuk 2 van het stroomgebiedbeheerplan). Er worden
geen verbanden beschreven tussen maatregelen, gebruiksvormen en belastingen. In 1999
heeft het Brussels Gewest het "blauwe netwerk" opgezet, een programma voor hydraulisch
onderhoud en voorzieningen en infrastructuren op basis van wetenschappelijk onderzoek. De
doelstellingen zijn uiteenlopend; een ervan is het herstel van de continuïteit in het
hydrografisch netwerk van de Zenne en Woluwe op het grondgebied van het Brussels
Gewest. Om ecologische meerwaarde te garanderen, moet dit herstel ook diepte- en
breedteverschillen van de rivierbeddingen behelzen, omdat ze diverse substraten moeten
kunnen bevatten waardoor rivieroevers en natuurlijke oeverlanden in stand worden gehouden;
er moeten zachte hellende oevers worden aangebracht om de wellen en infiltratiegebieden te
beschermen. Inzake ecologische stroomregimes zal een onderzoek naar de
basisstroomwaarden (bij droog weer) worden uitgevoerd omdat deze waarden noodzakelijk
worden geacht om het ecologisch potentieel van de waterlopen, vijvers en vochtige gebieden
te waarborgen, en omdat ze dan kunnen worden vergeleken met actuele basisstroomwaarden.
Over het algemeen wordt geen informatie verstrekt over de mogelijke effecten van
maatregelen.
In het Waals Gewest omvatten de hydromorfologische maatregelen een scala aan
maatregelen, zoals aangegeven in tabel 12.3.1. Sommige maatregelen zijn niet specifiek,
zoals bij laterale continuïteit: in de beschrijving van de maatregel wordt aangegeven dat
80
verschillende methoden kunnen worden toegepast om deze continuïteit te bereiken (de aard
en intensiteit van het werk hangen af van de mate van aanpassing van het systeem, het
natuurlijke regeneratievermogen van de rivier en de herstelkosten). De bedoeling is een
situatie tot stand te brengen als in een referentietoestand of een die ecologisch aanvaardbaar
is. Er wordt een verband gelegd tussen maatregelen en belastingen.
81
Maatregelen BEMaas_
VL
BESchelde_
VL
BE_Noordzee_
FED
BEEscaut_
Schelde_BR BEEscaut_RW BEMeuse_RW BERhin_RW BESeine_RW
Vistrappen
Omleidingskanalen
Herstel van habitats, bouwen van paai- en broedgebieden
Beheer van sediment/puin
Verwijderen van structuren: sluizen, barrières, oeverversterking
Opnieuw aansluiten van meanderbochten of zijarmen
Verlagen van rivieroevers
Herstel van oeverstructuur
Vaststellen van minimumeisen voor ecologische stroom
Operationele veranderingen voor hydropieken
Overstroming van overstromingsvlakten
Bouw van overloopbekkens
Vermindering of verandering van baggeren
Herstel van verslechterde bedstructuur
Opnieuw laten meanderen van eerder rechtgetrokken
waterlopen
Tabel 12.2: Typen KRW-maatregelen voor het aanpakken van hydromorfologische belastingen, zoals omschreven in het maatregelenprogramma. Bron: Stroomgebiedbeheerplannen en aanvullende informatie van de Belgische autoriteiten
82
12.4 Maatregelen gerelateerd aan grondwater In de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen worden de meeste maatregelen zeer algemeen
gedefinieerd en is het verband tussen risico's, effecten, belastingen en maatregelen niet
duidelijk. Op een website met de naam 'Geoloket'45
zijn maatregelenformulieren voor
grondwater beschikbaar. Hierin staan alle maatregelen die van toepassing zijn op een specifiek
grondwaterlichaam. Er wordt informatie gegeven over de locatie, eigenschappen van de
waterhoudende grondlaag, grondgebruik, kwantitatieve belasting, chemische belasting,
milieudoelstellingen, monitoring, toestandbeoordeling, uitzonderingen, functies en maten die
relevant zijn voor dat grondwaterlichaam.
Er worden zowel basis- als aanvullende maatregelen genomen om de overexploitatie tegen te
gaan. Deze maatregelen omvatten een aangepast vergunnings- en heffingssysteem, afhankelijk
van de kwantitatieve toestand van het grondwaterlichaam. Met betrekking tot de chemische
toestand zijn basis- en aanvullende maatregelen gedefinieerd om de toevoer van
verontreiniging te voorkomen en te beperken. De meeste daarvan zijn gerelateerd aan de
landbouw. Tot de overige maatregelen behoren het informeren van verschillende sectoren en
het publiek over het gebruik van bestrijdingsmiddelen en het ontwikkelen van acties om het
gebruik van bestrijdingsmiddelen door de industrie en het publiek te beperken; het uitvoeren
van een aangepast vergunningenbeleid voor grondwaterlichamen met een ontoereikende
toestand en het ontwikkelen van sanerings- en beheerplannen om de verspreiding van
verontreinigende stoffen door het wegsijpelen bij puntbronnen te voorkomen.
Meerdere maatregelen zijn gericht op grondwaterlichamen met een (potentiële) ontoereikende
kwantitatieve of kwalitatieve toestand. Met betrekking tot grondwaterkwaliteit is er een
maatregel om de oorsprong en evolutie van verontreinigende stoffen in grondwaterlichamen
met een ontoereikende chemische toestand te beoordelen. Ook wordt in grondwaterlichamen
met een ontoereikende kwantitatieve toestand het gevolg van te veel onttrekking voor de
waterkwaliteit verder beoordeeld. Er wordt een beoordelingsmethode en een trendanalyse
ontwikkeld voor de verziltingsproblemen in bepaalde grondwaterlichamen.
Het stroomgebiedbeheerplan verwijst naar het overkoepelend beheerplan voor de resultaten van
de multilaterale coördinatieactiviteiten. In dit plan staat dat de coördinatie zich in het bijzonder
heeft gericht op drie grensoverschrijdende waterhoudende grondlagen. Het is echter niet zo
duidelijk in welke mate er een coördinatie van maatregelen heeft plaatsgevonden. Het streven
naar een verdrag over grensoverschrijdende kwantitatieve grondwaterproblemen met Frankrijk
en Nederland binnen de Internationale Scheldecommissie wordt als een aanvullende maatregel
gedefinieerd.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is sprake van twee basismaatregelen: (1) voortgezette
kwantificering van bronnen van grondwaterverontreiniging en (2) herziening van bepaalde
exploitatievoorwaarden in verband met onttrekking en/of kunstmatige herinfiltratie. De
kwantificering heeft betrekking op uitbreiding en behoud van de piëzometernetwerk en op
kwantitatief onderzoek naar en ontwikkeling van duurzame hulpmiddelen voor
grondwaterbeheer. Een aanvullende maatregel betreft de ontkoppeling van het afvoerwater van
het rioolstelsel. De technische en financiële haalbaarheid zal worden onderzocht en er komt een
wetgevend kader om producenten van afvoerwater te verplichten hun installatie indien nodig
aan te passen. In het kader van de aanvullende maatregelen wordt een onderzoek naar de
basisstroomwaarden aangekondigd. Milieuvergunningen worden al gebruikt om
verontreiniging te voorkomen en te verminderen. Bij deze vergunningen worden ook
45
http://geoloket.vmm.be/krw_mkn/tabel_GWL.php
83
onderhouds- en beheersingsmaatregelen opgelegd. Technische maatregelen moeten worden
aangepast aan technische vernieuwingen en goede praktijken.
Daarnaast worden andere maatregelen overwogen omdat de milieuvergunningen niet
betrekking hebben op alle activiteiten die tot verontreiniging van het grondwater kunnen
leiden. Er staan drie prioritaire basismaatregelen in het maatregelenprogramma met
verschillende instrumenten, te weten:
- een gerichte aanpak per groep specifieke activiteiten (met instrumenten als meer controle op
boor-, pomp- en herinfiltratieactiviteiten, heroverweging van vergunningen voor dergelijke
activiteiten, inventarisatie, aanmoediging van betere praktijken, bewustmaking, herziening van
exploitatievoorwaarden);
- een gerichte aanpak per verontreinigende stof (beschermingsprogramma's tegen belangrijke
verontreinigende stoffen, de mogelijkheid om bepaalde pesticiden in beschermde gebieden te
verbieden, meer onderzoek naar verontreiniging met nitraten, vernieuwing van rioolstelsels);
- zuivering van niet-verzamelbaar huishoudelijk afvalwater. Er wordt ook een basismaatregel
uitgevoerd die specifiek bedoeld is ter voorkoming van incidentele verontreiniging (door een
overzicht te maken van kritische punten, bij te dragen aan een interventieplan en
(vergunning)voorwaarden strenger te maken).
In het Waalse Gewest zijn de basismaatregelen als volgt: preventieve nalevingsgebieden;
systematische afbakening van een veilige zone rond innamepunten van drinkwater met hoge
en/of stijgende gehaltes aan nitraten of pesticiden; beheersingsvergunningen in gebieden met
bestaande of toekomstige preventiemaatregelen; afbakening van beschermingszones rond alle
drinkwatergebieden.
Het maatregelenprogramma bevat verschillende maatregelen ten aanzien van overexploitatie
van grondwater. In de stroomgebiedbeheerplannen wordt verklaard dat erop wordt toegezien
dat de ontwikkeling van het grondwaterpeil niet zal leiden tot schade aan de terrestrische
ecosystemen die rechtstreeks afhankelijk zijn van het grondwaterlichaam en dat er geen
verzilting zal plaatsvinden.
De volgende maatregelen zijn bedoeld om de indringing van gevaarlijke stoffen in het
grondwater te voorkomen: monitoring van het grondwater in gebieden met een matig of hoog
risico (deze maatregel wordt als preventief beschouwd); milieuvriendelijke landbouwmethoden
die de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater direct of indirect verbeteren (o.a.
biologische landbouw); versterking van de diagnosticering van en interventie bij onzuiverheden
in watergebieden; herziening van vergunningen in sectoren die een risico voor het grondwater
vormen; verschillende maatregelen ter beperking van het gebruik van pesticiden (bijv.
aangepaste apparatuur, certificering van gebruikers, meer milieuvriendelijke producten op de
markt, publicatie van pesticidenverkoop); onderzoek naar de toxiciteit van halffabricaten die
zijn opgeslagen op industrieterreinen.
Met betrekking tot de coördinatie is in het internationale stroomgebiedbeheerplan voor de
Schelde een belangrijk punt de "preventie van grondwaterverontreiniging in
grensoverschrijdende lagen en bescherming van de watervoorraden", alsmede het toezicht op
de coördinatie. Voor de hoeveelheid grondwater hebben de maatregelen voornamelijk
betrekking op het vergunningen- en heffingenbeleid. Voor de grondwaterkwaliteit zijn de
maatregelen vooral gericht op preventie van diffuse verontreiniging (beleid t.a.v. nutriënten en
pesticiden), bescherming van gebieden waar drinkwater wordt onttrokken en herstel van in het
verleden verontreinigde bodems. Verder wordt ook veel aandacht geschonken aan onderzoek.
Voor het stroomgebied Maas vindt bi- en trilaterale coördinatie plaats met betrekking tot
grensoverschrijdende grondwaterlagen. Voor het stroomgebied Rijn wordt bij de kwantitatieve
kwesties gemeld dat watertekort hier geen relevant vraagstuk is.
84
12.5 Maatregelen gerelateerd aan chemische verontreiniging Er wordt een beschrijving gegeven van de belangrijkste bronnen van verontreiniging voor
zuurstofonttrekkende stoffen, nutriënten, prioritaire stoffen en niet-prioritaire specifieke
verontreinigende stoffen. De verontreiniging uit zowel puntbronnen als diffuse bronnen wordt
behandeld en de verontreinigingstrends worden besproken in de Vlaamse
stroomgebiedbeheerplannen.
Er worden basis- en aanvullende maatregelen gedefinieerd om de chemische verontreiniging
aan te pakken. Sommige basismaatregelen zijn gerelateerd aan het vergroten van het
bewustzijn, vergunningen voor emissies, maatregelen met betrekking tot emissies van
afvalwaterzuiveringsinstallaties (AWZI's) technische maatregelen, en financiële steun aan
landbouwers voor investeringen die moeten leiden tot een afname van de verontreiniging van
oppervlaktewater. De aanvullende maatregelen zijn gericht op verschillende sectoren zoals
industrie, landbouw en AWZI's. De meeste maatregelen zijn algemeen en niet stofspecifiek.
Volgens recente informatie uit Vlaanderen wordt op dit moment een inventaris van emissies,
lozingen en verlies van prioritaire stoffen ontwikkeld, en hierdoor ontstaat een duidelijker
beeld van de belangrijkste bronnen voor elke stof. Het is de bedoeling dat deze inventaris als
basis gaat dienen voor het definiëren van meer stofspecifieke maatregelen in het volgende
stroomgebiedbeheerplan.
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt in het stroomgebiedbeheerplan aangegeven
dat huishoudens, bedrijven en infrastructuur bijdragen aan puntbronlozingen en lozingen uit
diffuse bronnen, wat leidt tot chemische verontreiniging. Er wordt echter geen definitie
gegeven van de significantie van de bijdrage of belasting. Er zijn in het
stroomgebiedbeheerplan, WISE of andere documenten geen stoffen gevonden die tot het
ontbreken van een goede ecologische (potentiële) toestand leiden.
De volgende maatregelen worden genomen om chemische verontreiniging tegen te gaan.
Herziening van de vergunningsvoorwaarden voor de lozing van industrieel afvalwater,
aanmoediging van de toepassing van BATNEEC ('Best Available Technique Not
Entailing Excessive Cost', de beste beschikbare methode die geen buitensporige kosten
met zich meebrengt), voorlichting van bedrijven over verontreinigende stoffen en
vaststelling van producten die niet in het rioolstelsel mogen worden geloosd.
Herziening van exploitatievoorwaarden (vergunningen) met betrekking tot de opslag
van specifieke producten of gevaarlijke stoffen en infrastructuren die een risico voor het
grondwater vormen.
Publieksvoorlichting over stoffen en producten die niet in het rioolstelsel mogen
worden geloosd. Bewustmaking van de gevolgen van giftige producten voor de
grondwaterkwaliteit en hulp bij het kiezen van milieuvriendelijker producten en
technieken.
Verbetering van het wettelijk kader voor de bescherming van oppervlaktewateren tegen
verontreiniging. Optimalisatie van de zuivering door zuiveringsinstallaties.
Minimalisering of beëindiging van de lozingen van verontreinigende stoffen in
rioolstelsels bij regen. Uitbreiding van rioolstelsels en, waar dat onmogelijk is, de
afzonderlijke zuivering van afvalwater. Coördinatie van programma's en
investeringsplannen van waterexploitanten, met inbegrip van de voorwaarden.
Er worden geen stofspecifieke maatregelen genoemd.
85
Voor het Waals Gewest is er geen duidelijke definitie van "significante" belasting.
Atmosferische depositie wordt slechts kort aangestipt als mogelijke bron en wordt derhalve
in deze beoordeling niet als significant beschouwd. Er zijn in het stroomgebiedbeheerplan,
WISE of andere documenten geen stoffen gevonden die tot het niet bereiken van een goede
ecologische (potentiële) toestand leiden. Ten aanzien van industriële emissies worden
verschillende maatregelen genoemd, zoals uitwerking en opvolging van gemeenschappelijke
zuiveringsinstallaties voor industrieel afvalwater, herziening van milieuvergunningen
overeenkomstig de doelstellingen van de KRW, versterking van de voorwaarden volgens de
beste beschikbare technologieën, inventarisatie van lozingen van industrieel afvalwater,
bewustmaking en controleonderzoeken van grondwater.
Maatregelen die specifiek betrekking hebben op afvalstorting op stortplaatsen omvatten
onderzoek naar de toxiciteit van halffabricaten die zijn opgeslagen op industrieterreinen en
monitoring van de stortomstandigheden van landbouwstoffen. Specifiek voor huishoudens
zijn een aantal maatregelen voorzien, zoals acties ter vermindering van toxisch afval in de
stedelijke omgeving, bewustmaking over het gebruik van pesticiden, scholing en certificering
op het gebied van pesticiden en beperking van het gebruik van fytosanitaire producten.
Andere maatregelen betreffen waterzuivering en de aanpassing van riolen aan de geldende
normen.
12.6 Maatregelen gerelateerd aan artikel 9 (waterprijsbeleid) De brede definitie van waterdiensten wordt gedefinieerd in de Vlaamse
stroomgebiedbeheerplannen maar de aanwijzing van waterdiensten voor artikel 9 is beperkt
tot slechts vier waterdiensten (productie en levering van openbaar drinkwater, openbaar
inzamelen en afvalwaterzuivering, productie en levering voor eigen gebruik;
afvalwaterzuivering voor eigen gebruik).
Huishoudens, industrie en landbouw zijn gedefinieerd als vormen van watergebruik met
betrekking tot kostenterugwinning.
Er wordt vermeld dat de verschillende vormen van watergebruik (ten minste huishoudens,
industrie en landbouw) een adequate bijdrage moeten leveren aan de terugwinning van de
kosten van waterdiensten. De kostenterugwinningspercentages, uitgesplitst over de drie typen
watergebruik, worden echter slechts berekend voor één waterdienst: openbare
afvalwaterzuivering. Het is niet gebeurd voor andere waterdiensten vanwege problemen bij het
verkrijgen van adequate gegevens. Er worden verbeteringen in de berekeningen verwacht,
bijvoorbeeld met betrekking tot kennis over milieu- en bronkosten en de bepaling van een
redelijke bijdrage voor gebruikerssectoren om de kruissubsidies af te schaffen.
Volgens de stroomgebiedbeheerplannen moeten verschillende watergebruikers een redelijke
bijdrage betalen aan de terugwinning van de kosten van waterdiensten, en deze
kostenterugwinning is gebaseerd op het beginsel dat "de vervuiler betaalt".
In de praktijk worden de milieu- en bronkosten slechts in zeer beperkte mate behandeld,
hoofdzakelijk met betrekking tot openbare afvalwaterzuivering (productie en levering voor
eigen dienstverlening en afvalwaterzuivering voor eigen dienstverlening).
De berekening van milieu- en bronkosten bevat veel uitzonderingen en subsidies voor
verschillende waterdiensten. Transparantie is aldus niet verzekerd en er is twijfel gerezen over
de uitvoering van het beginsel dat "de vervuiler betaalt".
86
Er is beperkte informatie over de prikkelende werking van prijsbeleid, met uitzondering van de
gerapporteerde volumetrische metingen en de kosten van waterhoudende grondlaag- en
gewestafhankelijke grondwateronttrekking.
Ondanks de genoemde subsidies is er geen informatie over de uitvoering van de
flexibiliteitsbepalingen van artikel 9 en is er geen motivering van de toepassing ervan
gerapporteerd.
Volgens informatie die van de Vlaamse autoriteiten werd ontvangen, hebben alle
bovengenoemde zaken geleid tot opname van aanvullende maatregelen in het
maatregelenprogramma.
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt het watergebruik beschreven als
huishoudelijk (67 %) en in de primaire en secundaire (3 %) en tertiaire sector (30 %). Bij het
uitvoeringsbesluit van 20 oktober 2006 is een kader voor het waterbeleid in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest vastgesteld ("Kaderbesluit Water"). In artikel 5.41 worden "diensten
met betrekking tot watergebruik" gedefinieerd. Dit zijn allemaal diensten die worden verleend
voor huishoudens, openbare instellingen of een economische activiteit: a) onttrekking,
productie, insluiting, transport, opslag, verwerking en distributie van oppervlakte- of
grondwater en b) voorzieningen voor de verzameling en zuivering van afvalwater dat
vervolgens wordt geloosd in oppervlaktewateren.
Tot nu toe werden alleen de diensten met betrekking tot watergebruik opgenomen in de
economische analyse. De overheid heeft een systeem van progressieve prijsstelling voor
huishoudelijk gebruik ingevoerd, dat consumenten moet aanzetten tot rationeler watergebruik,
de geloosde hoeveelheden moet verminderen en een positief effect op het milieu moet hebben.
Bovendien waarborgt een dergelijk systeem de handhaving van het in de KRW voorgeschreven
beginsel dat de vervuiler betaalt. Voor het bedrijfsleven is de gewestelijke saneringsprijs
afhankelijk van de verontreinigingsbelasting en de geloosde hoeveelheden. Op deze wijze
wordt de industrie aangemoedigd de waterverontreiniging te beperken en minder water te
gebruiken. Bij de doelstellingen van het maatregelenprogramma wordt aangegeven dat
onderzoeken zijn uitgevoerd (en dat deze zullen worden voortgezet) om de werkelijke water-
en milieukosten vast te stellen. Dit bevordert de toepassing van het beginsel van
kostenterugwinning.
Uit de onderzoeken blijkt een terugwinningsgraad van 88 % voor drinkwaterproductie- en
distributiediensten. Voor riooldiensten bedraagt de terugwinningsgraad 58 %, voor
afvalwaterverzameling en -zuivering 93 %. Er worden mogelijke maatregelen voorgesteld om
de doelstelling van kostenterugwinning te bereiken: integratie van de milieukosten in de
werkelijke kosten, kennisvergroting en verbetering van de terugwinning van de kosten van
waterdiensten.
Voor het Waals Gewest heeft het hoofdstuk over terugwinning van kosten betrekking op
gezamenlijke waterzuivering, de openbare dienst voor de productie en distributie van
drinkwater en de bescherming van de wateronttrekking. De economische sectoren worden
gedefinieerd als huishoudens, landbouw en industrie.
Het prijsbeleid voor de productie/distributie van drinkwater en de afvalwaterdienst is gebaseerd
op de "werkelijke kosten" en het beginsel dat de gebruiker betaalt. Voor het prijsbeleid inzake
water zijn de volgende financiële instrumenten beschikbaar: 1) een heffing op de lozing van
huishoudelijk afvalwater uit niet-openbare distributie: deze is evenredig aan de geloosde
hoeveelheid (de vervuiler betaalt); 2) een heffing op de lozing van industrieel afvalwater: deze
is evenredig aan de geloosde verontreinigingsbelasting (de vervuiler betaalt); 3) een
heffingsbijdrage op de onttrekking van niet-drinkwater aan het grondwater; 4) een heffing op
de lozing van afvalwater uit de landbouw en gezuiverd huishoudelijk afvalwater: deze is
87
evenredig aan de geloosde hoeveelheid en de veroorzaakte verontreinigingsbelasting; 5) een
vergoeding voor de bescherming van waterbekkens: deze is evenredig aan de hoeveelheid
verzameld drinkwater. Deze prijsbeleidsmaatregelen zijn uitgevoerd maar er is niet bekend of
gebruikers hiermee voldoende worden geprikkeld om efficiënt om te gaan met waterbronnen.
Voor de kostenterugwinningsmaatregelen zijn algemene beginselen vastgesteld. Die beginselen
vormen de basis voor belangrijke acties om de bestaande mechanismen voor
kostenterugwinning te hervormen overeenkomstig artikel 9 van de KRW. Dienstkosten voor de
verzameling en zuivering van afvalwater zijn toegerekend aan economische sectoren volgens
het beginsel dat de vervuiler betaalt. Voor deze dienst werden de kosten verdeeld over de
economische sectoren op basis van de "per economische sector geproduceerde en in het
openbare stelsel voor de opvang van afvalwater geloosde verontreinigende belasting". De
dienstkosten voor de productie en distributie van drinkwater zijn toegeschreven aan
economische sectoren volgens het beginsel dat de gebruiker betaalt aan de hand van de
gedistribueerde en gemeten hoeveelheden per economische sector. De bijdrage van
economische sectoren aan de financiering van diensten bestaat uit prijzen en percentages die
aan elke sector in rekening worden gebracht.
WISE-gegevens afkomstig van de lidstaten wijzen uit dat in de beheerplannen maatregelen zijn
vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van artikel 9, lid 1 (beginsel van kostenterugwinning en
beginsel dat de vervuiler betaalt), die bijdragen aan het behalen de milieudoelstellingen van de
KRW. De voorgestelde maatregelen omvatten: 1) de invoering van een heffing op gewestelijke
milieukosten in onttrekkingsgebieden voor niet-drinkbaar water; 2) herziening van de
heffingsbijdrage op de onttrekking van niet-drinkbaar grondwater; 3) evaluatie en
vereenvoudiging van instrumenten voor de terugwinning van kosten als gevolg van
landbouwbedrijven die waterverontreiniging door nitraten veroorzaken; 4) hervorming van de
toepassing van fiscale regels voor lozingen van industrieel afvalwater; 5) hervorming van de
voorziene heffing op huishoudelijke afvalwaterlozingen uit niet-openbare distributie; 6) hogere
prijzen voor de saneringsdiensten (werkelijke kosten van sanering) voor huishoudelijk
afvalwater uit openbare distributie; 7) oprichting en financiering van een onafhankelijke
openbare saneringsdienst in prioritaire gebieden.
12.7 Aanvullende maatregelen in beschermde gebieden De waterlichamen die in beschermde gebieden met strengere milieudoelstellingen liggen,
worden aangewezen in zowel de Vlaamse als de kustwaterstroomgebiedbeheerplannen.
Voor sommige beschermde gebieden wordt aangegeven dat nieuwe doelstellingen worden of
zullen worden ontwikkeld. Maatregelen die zijn gerelateerd aan deze beschermde gebieden,
worden gedefinieerd krachtens maatregelenklasse 1, met daarin het huidige beleid met
betrekking tot de tenuitvoerlegging van de richtlijnen die relevant zijn voor de beschermde
gebieden, en maatregelenklasse 4B, met daarin aanvullende maatregelen die gerelateerd zijn
aan beschermde gebieden voor oppervlaktewateren.
In het maatregelenprogramma van het Brussels Gewest wordt het specifieke beheer van de
verschillende typen beschermde gebieden in het kort beschreven. Er wordt aangegeven in welk
richtsnoer of programma het gebied is opgenomen. Ten aanzien van veilige zones ter
bescherming van onttrekkingsgebieden voor drinkwater, omvat een van de maatregelen de
totstandbrenging en uitvoering van een programma ter bescherming van de specifieke
beschermde gebieden voor drinkwateronttrekking.
In het Waals Gewest worden de beschermde gebieden voor wateronttrekking, beschermde
gebieden voor baden en zwemmen, gebieden die kwetsbaar zijn voor nitraten, Natura 2000-
88
gebieden, RAMSAR-gebieden en beschermde visgebieden opgesomd en weergegeven op een
kaart. Aangegeven wordt voor welke gebieden aanvullende maatregelen nodig zijn. De
maatregelen voor beschermde gebieden zijn niet specifiek; er is geen informatie over het type
en de omvang dan wel of de maatregelen aanvullend of niet aanvullend zijn. Ten aanzien van
drinkwaterbescherming zijn veilige zones ter bescherming van gebieden voor
drinkwateronttrekking vastgesteld. In het stroomgebiedbeheerplan wordt gemeld dat 29 van de
33 grondwaterlichamen als bronnen van water voor menselijke consumptie gelden
(stroomgebied Schelde: 7 van de 10; stroomgebied Maas: 20 van de 21; stroomgebied Rijn: 2
van de 2). Van deze grondwaterlichamen is slechts een deel beschermd drinkwatergebied (210
veilige zones/"zones de prevention"): er zijn 45 beschermde drinkgrondwatergebieden in het
stroomgebied Schelde, 155 in het stroomgebied Maas en 10 in het stroomgebied Rijn.
In aanvulling op de veilige zones werden andere specifieke (basis- of aanvullende) maatregelen
voor de beveiliging van drinkwatergebieden gerapporteerd, zoals de beheersing van
vergunningen voor wateronttrekking in bestaande en toekomstige beschermde gebieden.
13. AANPASSING AAN KLIMAATVERANDERING, WATERSCHAARSTE EN
DROOGTE EN BEHEER VAN OVERSTROMINGSRISICO'S
13.1 Waterschaarste en droogte In de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen zijn waterschaarste en droogte niet aangewezen
als significante belastingen. Er wordt vermeld dat in tijden van uitzonderlijke droogte een
watertekort kan ontstaan. Er wordt ook gezegd dat belastingen op de
oppervlaktewaterkwantiteit worden veroorzaakt door de gevolgen van klimaatverandering aan
de ene hand en door onttrekking van oppervlaktewater aan de andere kant. Er zijn maatregelen
gedefinieerd teneinde om te gaan met een potentieel tekort aan water (bijv. bepalingen in
vergunningen voor oppervlaktewateronttrekking waardoor onttrekking beperkt of opgeschort
wordt in perioden van langere droogte en lage stromen). Er wordt ook gezegd dat droogte als
gevolg van klimaatverandering vaker zou kunnen voorkomen in de toekomst. Alle aan water
gerelateerde maatregelen moeten hier rekening mee houden.
Er zijn geen trendscenario's maar er zijn wel gegevens beschikbaar over wateronttrekkingen. Er
zijn geen gegevens verstrekt over de beschikbaarheid van water. Het effect van
klimaatverandering op laagwaterstromen wordt in de stroomgebiedbeheerplannen besproken.
Meerdere maatregelen in het stroomgebiedbeheerplan hebben te maken met de kwestie van
gegevenssets en trendscenario's voor waterbeschikbaarheid en vraag. Deze maatregelen willen
de kennis over watergebruik en waterbehoefte vergroten. Er wordt gezegd dat kennis van de
hele watercyclus, watergebruik en sociale en ecologische waterbehoefte nodig is voor
ondersteunend beheer. Teneinde dit in het Vlaamse Gewest te realiseren, moet er informatie en
kennis over diverse kwesties worden verzameld.
Maatregelen gerelateerd aan waterschaarste en droogte zijn over meerdere maatregelengroepen
verspreid, zoals maatregelen voor kostenterugwinning en het beginsel de vervuiler betaalt,
maatregelen voor duurzaam watergebruik en maatregelen gerelateerd aan de kwantiteit van
oppervlakte- en grondwater.
De resultaten van de internationale coördinatieactiviteiten worden in de overkoepelende
beheerplannen beschreven. Voor het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde bestaat een
hoofdstuk "coördinatie van de activiteiten ter preventie van de gevolgen van overstromingen en
perioden van droogte".
89
Met betrekking tot droogte is gesproken over uitdagingen teneinde tot een gemeenschappelijke
visie te komen. Er is werk verricht om een gemeenschappelijke methodologie te ontwikkelen
voor het creëren van een evenwicht tussen watertoevoer en -vraag op districtsniveau. Er is
informatie uitgewisseld en er is een gemeenschappelijke analyse van oppervlaktewaterstromen
uitgevoerd, en daarnaast is er kennis en ervaring uitgewisseld. Voor grondwater zijn
gecoördineerde activiteiten zoals monitoring uitgevoerd voor de grensoverschrijdende
waterhoudende kalksteenlagen uit het Carboon, waarin zich kwantitatieve problemen
voordoen.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt droogte alleen genoemd onder het begrip
klimaatverandering. Er wordt aangestipt dat in de toekomst droogteperioden zullen optreden en
intenser zullen worden, hetgeen gevolgen zal hebben voor de watervoorraden. Verdere
informatie ontbreekt. Er zijn geen maatregelen die specifiek betrekking hebben op
waterschaarste of droogte.
In het Waalse Gewest worden waterschaarste en droogte niet als belasting gespecificeerd.
Lage waterstanden worden als een probleem gesignaleerd: aangegeven wordt dat in perioden
van droogte een laag waterpeil optreedt. In deze perioden wordt de stroom van een waterloop
alleen aangevuld met grondwater. Er worden enkele maatregelen met betrekking tot lage
waterstanden overwogen. De maatregelen ten aanzien van laag water hebben betrekking op
wateronttrekking, maar waterschaarste en droogte vormen geen significant probleem in de
Waalse stroomgebieden.
13.2 Beheer van overstromingsrisico In de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen worden overstromingen niet behandeld als een
significante waterbeheerkwestie, omdat dit niet als doorslaggevend werd gezien voor het
behalen van de doelstellingen van de KRW. In het maatregelenprogramma is echter een groep
maatregelen gewijd aan overstromingen, en bescherming tegen overstroming is gebruikt als
reden voor aanwijzing als sterk veranderd waterlichaam. Er wordt gezegd dat er als gevolg van
klimaatverandering waarschijnlijk meer overstromingen zullen zijn. Klimaatverandering wordt
aangewezen als veroorzaker van belastingen op de waterkwantiteit.
De groep maatregelen die betrekking heeft op overstromingen (groep 6) bevat meerdere
maatregelen om het risico op overstromingen te verminderen. Deze maatregelen zijn verdeeld
over de drie stappen van waterhoudend vermogen, wateropslag en waterlozing (in volgorde van
prioriteit). Maatregelen met betrekking tot waterhoudend vermogen en opslag bevatten
bijvoorbeeld het beschermen van potentiële wateropslaggebieden die zijn aangewezen als
residentieel of industrieel, tegen gebouwen en harde oppervlakken, het creëren van nieuwe
capaciteit voor waterhoudend vermogen door natuurlijke overstromingsgebieden te gebruiken
of door kunstmatige middelen zoals dijken en waterniveaubeheer, en de uitvoering van
maatregelen uit het 'Sigma-plan', dat verschillende typen maatregelen bevat, zoals het creëren
van wetlands, de ontpoldering van bepaalde gebieden, de versterking van kades, enz. Lokale
maatregelen zoals dijken en de versterking van kades moeten publiek en industrie beschermen.
Teneinde waterlozing te verbeteren, zijn meerdere maatregelen vastgesteld zoals baggeren, de
verwijdering van wier, de verbreding van bepaalde waterlichamen, pompstations en andere
infrastructurele werken.
De integratie van de beheerplannen voor overstromingsrisico's en de
stroomgebiedbeheerplannen wordt ook voorzien voor de volgende cyclus.
In the Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het risico van overstromingen door
regenwaterpieken besproken en zijn er maatregelen ontwikkeld in het "plan pluie", die zijn
90
geïntegreerd in het stroomgebiedbeheerplan. Doelstelling is het herstel van het hydrografisch
netwerk als lokaal afvoerstelsel voor regenwater. De continuïteit van elementen van het
hydrografisch netwerk moet worden hersteld en de elementen zelf moeten worden aangevuld
om een toereikende inhoud te waarborgen voor de opvang van pieken in de waterstroom als
gevolg van plotselinge overstroming met regenwater. De voorkoming van overstromingen als
gevolg van regenval heeft prioriteit gekregen in het "Gewestelijk plan voor
overstromingspreventie" (2008). Met dit plan werd een eerste stap gezet in de coördinatie van
het waterbeheer tussen de verschillende Brusselse autoriteiten. Het werd in zijn geheel
geïntegreerd in het stroomgebiedbeheerplan. In het eerste hoofdstuk zijn de overstromingen in
het Brussels Gewest geïnventariseerd. In het tweede hoofdstuk worden de oorzaken van de
overstromingen geanalyseerd en in het volgende hoofdstuk worden voorstellen voor
regelgeving en concrete acties toegelicht. Dit alles is gestructureerd rond verschillende
oorzaken van overstroming en preventiedoelstellingen. Een integraal algemeen doel is
aanpassing aan klimaatverandering. Verderop worden specifieke oorzaken genoemd, bijv.
bodemafdekking, met als doelstelling het bestrijden van de gevolgen van bodemafdekking; een
andere oorzaak is het niet aangepaste of verouderde rioolstelsel, met als doelstelling te
investeren in een grijs netwerk; een laatste oorzaak die wordt genoemd, is het verdwijnen van
natuurlijke overloopgebieden en woningbouw in risicogebieden, met als doelstelling de
ontwikkeling van een blauw netwerk en ontmoediging en aanpassing van
bouwwerkzaamheden.
Voor het Waals Gewest geldt dat het de afgelopen tien jaar het toneel is geweest van
overstromingen die grote schade hebben toegebracht, zowel aan de openbare sector als aan de
economie. Het type overstromingen loopt sterk uiteen, zowel in duur als in schaal. De Waalse
regering heeft op 9 januari 2003 een actieplan goedgekeurd dat in samenwerking met alle
Waalse autoriteiten is uitgevoerd, het plan P.LU.I.E.S. ("Prévention et LUtte contre les
Inondations et leurs Effets sur les Sinistrés" - plan voor preventie en beheersing van
overstromingen en de gevolgen voor slachtoffers). Dit plan bestaat uit 30 concrete maatregelen
om het risico van schade te verminderen. Een van de eerste acties betrof het in kaart brengen
van overstromingsgebieden. De volgende acties behelsden regels voor ruimtelijke ordening,
verbetering van milieuvriendelijke landbouwmaatregelen (heggen en grasstroken, enz.), goed
rivieronderhoud, voorbereidende werkzaamheden voor lokale bescherming tegen
overstromingen en verbeterde communicatie over hoge waterstanden en overstromingskansen.
De maatregelen werden eerst voorgesteld, waarna een selectie werd gemaakt op basis van hun
positieve score op algehele doelmatigheid ten opzichte van de doelstellingen van de KRW.
13.3 Aanpassing aan klimaatverandering De gevolgen van klimaatverandering worden in de Vlaamse stroomgebiedbeheerplannen
besproken in de context van neerslag, waterschaarste en droogten en overstromingen. In het
hoofdstuk over de belasting- en effectenanalyse voor waterkwantiteit wordt het gevolg van
klimaatverandering voor regenval besproken. Klimaatverandering in combinatie met
wateronttrekking veroorzaakt belastingen op de waterkwantiteit.
In het maatregelenprogramma staat dat in de maatregelenformulieren een klimaatcontrole van
de maatregelenprogramma's is uitgevoerd om te zien of de maatregel bijdraagt aan
klimaatverandering en/of de maatregel een negatief gevolg voor het klimaat heeft. Dit is per
maatregel uitgevoerd en is van invloed geweest op de selectie van maatregelen. De
methodologie en de aard van deze invloed worden echter niet beschreven.
91
Algemene klimaatveranderingsmaatregelen zijn ook opgenomen in het
maatregelenprogramma. Er zijn enkele maatregelen gedefinieerd betreffende
kwantiteitsveranderingen in grondwater, waarbij rekening is gehouden met klimaatverandering.
In het stroomgebiedbeheerplan voor de kustwateren wordt verwezen naar de kwestie van
klimaatverandering, met name naar de waarschijnlijke stijging van de zeespiegel, de toename
van getijdeverschillen en de daaruitvolgende sterkere erosie in de kustomgeving, naast andere
gevolgen voor de visserij en de kustdynamiek van zand en zoetwater.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden de effecten van klimaatverandering omschreven
als 'waarschijnlijk de belangrijkste milieueffecten voor het stroomgebiedbeheerplan en het
maatregelenprogramma'. Klimaatverandering wordt voornamelijk behandeld met betrekking tot
neerslagpatronen. Dit is ook te vinden in pijler 5 van het maatregelenprogramma (beleid ter
preventie van overstromingen door regenval). Bevordering van vernieuwbare energie is een
van de pijlers in het maatregelenprogramma. In de MER worden de mogelijke positieve
effecten van het stroomgebiedbeheerplan en het maatregelenprogramma op de mogelijke
klimaatverandering en de aanpassing aan klimaatverandering besproken. Er bestaat een
gewestelijk plan voor preventie van overstromingen in het Brussels Gewest. Hoewel uit de
statistieken geen extreme veranderingen naar voren komen, wordt uitgegaan van het
voorzorgsbeginsel. Er heeft geen echte "klimaatcontrole van het maatregelenprogramma"
plaatsgevonden. Voor het Brussels Gewest wordt een nieuw 'klimaatplan' opgesteld. In dit plan
worden verbanden gelegd tussen het toekomstige plan en het 'regenwaterplan' (dat thans is
geïntegreerd in het maatregelenprogramma).
In het Waalse Gewest wordt klimaatverandering slechts kort genoemd in hoofdstuk 8.1 van
het "register van plannen" in de stroomgebiedbeheerplannen, waarin verschillende andere
plannen en programma's in Wallonië voorkomen. De opwarming van de aarde wordt, zonder
nadere toelichting, genoemd als motivatie voor de toepassing van hydrothermische energie. In
dit hoofdstuk is sprake van het "Air Climate"-programma in het Waalse Gewest. Aangegeven
wordt dat dit programma is gericht op luchtverontreiniging en opwarming van de aarde. Het
bevat 104 maatregelen, waarvan sommige (direct of indirect) van invloed kunnen zijn op de
kwaliteit van wateren en moerassen en op de beschikbaarheid van water als natuurlijke
hulpbron. Dit programma staat op zichzelf en er wordt niet nader toegelicht hoe het zich
verhoudt tot het stroomgebiedbeheerplan. In hoofdstuk 8 wordt alleen beknopt melding
gemaakt van plannen en programma's die in verband kunnen worden gebracht met
waterbeheer.
14. AANBEVELINGEN
Aanbevolen wordt dat België:
toeziet op goede coördinatie tussen de gewesten. In het verleden werden plannen
afzonderlijk ontwikkeld door elk van de gewesten en voor de kustwateren door de
federale overheid. Hoewel de gewesten en de federale overheid lid zijn van de
Internationale Scheldecommissie en de Internationale Maascommissie, is dit niet
voldoende om een effectief gecoördineerde tenuitvoerlegging van de KRW mogelijk te
maken. Meer in het bijzonder moeten de maatregelenprogramma's duidelijk met elkaar in
verband worden gebracht waar ze betrekking hebben op belastingen en maatregelen die
van invloed zijn op meerdere gewesten (bijv. verontreiniging uit de gewesten die de
kustwateren beïnvloedt);
erop toeziet dat overlegprocessen op verschillende niveaus (gewestelijk, nationaal,
internationaal) worden gecoördineerd en dat belangrijke informatie (belastingen,
monitoring, toestand, milieudoelstellingen en uitzonderingen, maatregelen) op
92
geconsolideerde wijze beschikbaar wordt gesteld voor de gehele stroomgebieden (althans
het Belgische deel), waarbij wordt vermeden dat afzonderlijke producten beschikbaar
komen in verschillende tijdschema's en het onmogelijk wordt een compleet beeld van
een stroomgebied te krijgen;
een kwantitatieve toerekening aan bronnen vaststelt, alsmede een verband tussen
belastingen/effecten en hun bronnen. België dient deze gegevens te gebruiken als basis
voor de samenstelling van de maatregelenprogramma's;
de methoden voor de toestandbeoordeling van waterlichamen verbetert om de mate van
onzekerheid in de indeling van toestanden te verkleinen en aldus de kloofanalyse
mogelijk te maken die nodig is om maatregelen aan te wijzen;
erop toeziet dat in de stroomgebiedbeheerplannen voor afzonderlijke belastingen en
waterlichamen duidelijk de kloof naar een goede toestand wordt aangewezen en dat
maatregelenprogramma's worden opgesteld en uitgevoerd om die kloof te overbruggen,
aangezien geen van de drie gewesten een beoordeling/analyse heeft uitgevoerd van de
mate waarin belastingen (en de bijbehorende bronnen) moeten worden verkleind om de
doelstellingen van de KRW te bereiken. Uitzonderingen dienen per waterlichaam
afdoende te worden gemotiveerd;
erop toeziet dat in de gewesten Brussel en Wallonië kosteneffectiviteitsanalyses worden
uitgevoerd ten behoeve van hun volgende stroomgebiedbeheerplannen (alleen
Vlaanderen heeft dit gedaan);
het ambitieniveau in de tweede stroomgebiedbeheerplannen aanmerkelijk verhoogt en de
toegepaste uitzonderingen beter motiveert op basis van de beoordeling van de
maatregelen die nodig zijn om een goede toestand te bereiken, een correcte beoordeling
van alternatieve oplossingen en alle nodige beperkende maatregelen voor uitzonderingen
voor infrastructuur;
onderzoekt in hoeverre de bestaande maatregelen tot uitvoering van de nitratenrichtlijn
voldoende zijn om belastingen vanuit de landbouw te bestrijden teneinde te kunnen
voldoen aan de strengere voorwaarden voor nutriënten op grond van de KRW en de
kaderrichtlijn mariene strategie. Aanvullend dient België erop toe te zien dat
basismaatregelen krachtens artikel 11, lid 3, onder h, worden genomen teneinde andere
diffuse verontreinigende stoffen te beheersen, bijv. fosfaten, pesticiden en vaste deeltjes.
Deze maatregelen moet specifiek zijn, een duidelijke rechtsgrondslag hebben en
geschikte regimes voor advies, monitoring en inspectie omvatten om een effectieve
uitvoering te waarborgen. In aanvulling op de basismaatregelen dient duidelijk worden
verklaard welke aanvullende maatregelen nodig zijn om de kloof naar een goede
toestand te overbruggen, welke van deze maatregelen zullen worden opgenomen in de
tweede maatregelenprogramma's en welke financieringsbronnen zullen worden
aangewend om ze uit te voeren. In dit verband worden duidelijke verwijzingen naar
verwachtingen met betrekking tot de programma's voor plattelandsontwikkeling (en
andere financieringsbronnen) verwacht;
in de tweede stroomgebiedbeheerplannen de nodige hydromorfologische maatregelen
opneemt om een goede toestand te bereiken, met inbegrip van maatregelen die zijn
gericht op goed ecologisch potentieel voor sterk veranderde waterlichamen (om de
werkingssfeer te verruimen, het aanwijzingsproces helderder te maken en de benodigde
begroting te waarborgen);
in de tweede stroomgebiedbeheerplannen aanvullende doelstellingen opneemt voor
beschermde gebieden, alsmede maatregelen om deze doelstellingen te bereiken;
93
voor de tweede stroomgebiedbeheerplannen de milieu- en bronkosten opneemt in de
berekende kostenterugwinning.