Mbo-studenten die uitvallen op het hbo: wie zijn ze en ... mbo hbo... · Bron: Bron-bestanden, DUO...
Transcript of Mbo-studenten die uitvallen op het hbo: wie zijn ze en ... mbo hbo... · Bron: Bron-bestanden, DUO...
Mbo-studenten die uitvallen op het hbo: wie zijn ze en waar vallen zij uit? Analyse van studentenstromen over periode 2005-
2015
NRO-onderzoek doorstroom mbo-hbo
Deze publicatie is onderdeel van een grootschalig onderzoek dat loopt naar de doorstroom van mbo-
studenten naar het hbo. Meer informatie hierover kunt u vinden op:
www.tierweb.nl/tier/projects/project-verbeterde-aansluiting-mbo-hbo
Colofon
Titel Mbo-studenten die uitvallen op het hbo: wie zijn ze en waar vallen zij uit?
Analyse van studentenstromen over periode 2005-2015
Auteurs José Mulder & Joris Cuppen mmv Pieter Aalders.
Datum September 2016
Projectnummer 30394.01
Expertisecentrum Beroepsonderwijs
Postbus 1585
5200 BP ’s-Hertogenbosch
T 073 687 25 00
www.ecbo.nl
© ecbo 2016
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, op
welke andere wijze dan ook, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever.
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 3
Inhoudsopgave
1 Inleiding ............................................................................................................. 5
2 Wie stromen het hbo in? .................................................................................... 7
2.1 Aantallen .......................................................................................................7
2.2 Vooropleiding .................................................................................................7
2.3 Vorm .............................................................................................................8
2.4 Focus van het onderzoek ................................................................................9
2.5 Conclusie ..................................................................................................... 10
3 Hoe ziet groep mbo 4-instromers eruit? ..........................................................11
3.1 Leeftijd ........................................................................................................ 11
3.2 Geslacht ...................................................................................................... 12
3.3 Afkomst ....................................................................................................... 13
3.4 Geslacht en afkomst ..................................................................................... 16
3.5 Sociaal economische status ........................................................................... 18
3.6 Moment van overstap ................................................................................... 19
3.7 Bol/bbl ......................................................................................................... 20
3.8 Stapelen/blijven zitten .................................................................................. 21
3.9 Conclusie ..................................................................................................... 22
4 Waar stromen mbo 4-studenten in? ................................................................23
4.1 Hogescholen ................................................................................................ 23
4.2 Sector en hogeschool-type ............................................................................ 25
4.3 Opleidingen ................................................................................................. 26
4.4 Toeleverende mbo-instellingen en type .......................................................... 28
4.5 Toeleverende mbo-domeinen ........................................................................ 30
4.6 Conclusie ..................................................................................................... 30
5 Welke keuzes maken mbo-studenten na jaar één? .........................................33
5.1 Stoppen met studeren .................................................................................. 33
5.2 Op- en afstromers ........................................................................................ 36
5.3 Switchen ...................................................................................................... 37
5.4 Conclusie ..................................................................................................... 40
6 Wie blijven, stoppen en switchen er? ..............................................................43
6.1 Keuzes per leeftijd ........................................................................................ 43
6.2 Keuzes per geslacht ...................................................................................... 45
6.3 Keuzes per etniciteit ..................................................................................... 48
4 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
6.4 Keuzes per geslacht en etniciteit....................................................................51
6.5 Keuzes naar sociaal economische achtergrond ...............................................53
6.6 Keuzes naar moment van overstap ................................................................54
6.7 Keuzes per bol/bbl ........................................................................................55
6.8 Keuzes van stapelaars ..................................................................................56
6.9 Conclusie .....................................................................................................57
7 Waar bevinden uitvallers en switchers zich? .................................................. 59
7.1 Uitval en switch per hogeschool ....................................................................59
7.2 Uitval en switch per sector en instellingstype ..................................................61
7.3 Uitval en switch per opleiding ........................................................................63
7.4 Uitval en switch per toeleverende mbo-instelling en -type ...............................65
7.5 Uitval per toeleverend mbo-domein ...............................................................67
7.6 Conclusie .....................................................................................................70
8 Samenvatting & Conclusies ............................................................................. 71
8.1 Samenvatting ...............................................................................................71
8.2 Negen hoofdconclusies .................................................................................77
Bijlage: Overzicht hbo-instellingen ingedeeld naar type ...................................... 81
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 5
1 Inleiding
Doorstroom mbo-hbo staat volop in de aandacht. Het is één van de speerpunten van de
minister van Onderwijs voor de komende jaren (zie Ministerie van OCW, 2015) en er wordt
veel gediscussieerd over het hoe en waarom van de hoge uitvalpercentages onder mbo-
studenten op het hbo (zie o.a. Bormans, 2016; Bussemaker, 2016; Scienceguide, 2016;
Morshuis, Martens & Mulder, 2016; in ’t Veldt, 2016, SCP, 2016).
Hoewel men het er over eens is dat de uitval van mbo’ers op het hbo (te) hoog is, is er nog
veel onbekend over wie nu precies de mbo 4-studenten zijn die het hbo instromen, wie van
hen uitvallen en bij welke hogescholen en studies dat gebeurt.
In 2015 is een driejarig onderzoek gestart naar de doorstroom mbo-hbo.1 Dit onderzoek
dient antwoord te geven op de vraag hoe de doorstroom verbeterd kan worden.2 Hiervoor
worden verschillende bronnen van informatie gebruikt, van (inter)nationale literatuur tot
studenten enquêtes en van caseonderzoek bij scholen tot analyse van onderwijscarrières.
Dit rapport beschrijft de analyse van die laatste bron: de carrières van studenten die in de
periode 2005 t/m 2015 zijn ingestroomd in het hbo. Dit rapport geeft daarmee een feitelijk
overzicht van de studenten die een hbo-bachelor volgen, waar ze die volgen en welke
keuzes zij maken gedurende het eerste jaar op het hbo. Blijven ze bijvoorbeeld dezelfde
studie volgen, switchen ze van studie en/of instelling of stoppen ze in het geheel met het
volgen van onderwijs.
Beschrijvingen vinden plaats voor mbo 4-studenten én studenten die met een andere
vooropleiding het hbo instromen. Dit zijn: studenten met een havodiploma, met een vwo-
diploma, studenten die vanuit de universiteit instromen en studenten die vanuit het mbo
instromen maar geen niveau 4-diploma hebben. De keuzes van mbo 4-studenten wordt
daarmee steeds in een bredere context geplaatst.3
Hoe is het rapport opgebouwd? Hoofdstuk 2 beschrijft de algemene instroom in de hbo-
bachelor over de periode 2005-2015. Hoofdstuk 3 beschrijft hoe de groep mbo 4-studenten
die aan een hbo-bachelor begint eruit ziet: hoe oud zijn ze, van welk geslacht, hebben ze
een bol of bbl opleiding gevolgd etc. Hoofdstuk 4 beschrijft waar mbo 4-studenten hun
opleiding volgen, bij welke hogeschool, binnen welke sector en van welke mbo-instelling ze
afkomstig zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft welke keuzes studenten maken gedurende het eerste
jaar: blijven ze dezelfde studie volgen, switchen ze of stoppen ze met het volgen van
onderwijs? Hoofdstuk 6 en 7 beschrijven vervolgens de relatie tussen de kenmerken die in
hoofdstuk 4 en 5 beschrijven zijn met de keuzes die studenten maken.
1 Dit onderzoek wordt gefinancierd door NRO, zie: https://www.nro.nl/kb/405-15-620-verbeterde-aansluiting-mbo-hbo-wat-werkt/ 2 Zie www.tierweb.nl/tier/projects/project-verbeterde-aansluiting-mbo-hbo/ voor meer informatie over het onderzoek. 3 Het rapport geeft geen uitsluitsel over verklaringen voor uitval van mbo-studenten op het hbo. Het geeft alleen een beschrijving van wat er gebeurd en met wie en waar. Zoals uit het rapport blijkt, verschilt de uitval van studenten op vele dimensies. Zo vallen oudere studenten vaker uit, studenten van niet-westerse komaf, studenten van bepaalde mbo-instellingen, studenten afkomstig uit domein handel & ondernemerschap etc. Hoe al factoren zich tot elkaar verhouden is onderwerp van nader onderzoek dat momenteel wordt uitgevoerd door onderzoekers van DUO en ecbo.
6 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Voor alle hoofdstukken geldt dat er steeds een vergelijking wordt gemaakt van mbo 4-
studenten met andere groepen studenten die een hbo-bachelor volgen. Veelal betreft dit alle
groepen die het hbo instromen. Voor de leesbaarheid is er in sommige gevallen voor
gekozen mbo 4-studenten alleen met havisten te vergelijken.
Bij alle vergelijkingen wordt enerzijds de totale groep instromende studenten over de
periode 2005-2015 beschrijven, anderzijds wordt (waar mogelijk) de ontwikkeling per jaar
inzichtelijk gemaakt.
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 7
2 Wie stromen het hbo in? 4
De instroom in de hbo-bachelor is de over de periode 2005-2013 flink gestegen. Sindsdien
neemt de instroom af. De verhouding tussen studenten van verschillende vooropleidingen
blijft over de jaren constant: jaarlijks heeft ongeveer 55% van de instromende studenten
een havodiploma, zo’n 31% een mbo 4-diploma en 8% een vwo-diploma.
2.1 Aantallen
De instroom in het hbo is het afgelopen decennium flink gegroeid, van 60.100 studenten in
studiejaar 2005/2006 tot 89.090 studenten in 2013/2014 (zie figuur 2.1).
De instroom neemt sinds 2013/2014 geleidelijk af. Zo stromen er in studiejaar 2015/2016
77.395 nieuwe studenten de hbo-bachelor binnen, wat een duidelijke afname is ten opzichte
van de jaren ervoor, maar nog beduidend hoger dan het aantal van 60.100 nieuwe
studenten in 2005/2006.
2.2 Vooropleiding
Figuur 2.1 Ontwikkeling van de instroom van nieuwe studenten in een hbo-bachelor
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
In 2004 stroomden er bijna 20.000 studenten met een mbo 4-diploma de hbo-bachelor in.5
In 2013 waren er dat bijna 30.000; een toename van 50%punten. Na 2013 daalden het
aantal naar zo’n 26.000 (zie figuur 2.1).
4 Daarbij kijken we alleen naar studenten die min of meer rechtstreeks vanuit de vooropleiding doorstromen naar het hbo. Min of meer, omdat ze in de periode 2004-2014 hun vooropleiding hebben afgerond én in de periode aan een hbo-bachelor zijn begonnen. Het kan zijn dat ze in 2006 het mbo hebben afgerond en in 2011 aan de bachelor zijn begonnen. 5 Bij het categoriseren van studenten naar vooropleiding zijn studenten met een havo- én mbo 4-diploma ingedeeld bij de havisten. Hetzelfde geldt voor vwo’ers met een vwo- én mbo 4-diploma.
31%35% 35% 34% 34% 33% 33% 32% 33% 34% 34%
55%
50%50% 51%
50% 50% 52% 53%53% 53%
54%
9%
8%8%
8%
8% 8% 8% 8%
8%6%
6%
0
10000
20000
30000
40000
50000
60000
70000
80000
90000
100000
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
wo
vwo
mbo geen 4
havo
mbo 4
8 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Hoewel de absolute instroom in de hbo-bachelor fluctueert, blijkt de relatieve instroom van
mbo 4-studenten opvallend stabiel. Jaarlijks heeft van iedere student die aan een hbo-
bachelor begint 1 op de 3 een mbo 4-opleiding, en net iets meer dan de helft een
havodiploma. Zo’n 8% komt van het vwo en de overige 7% zijn afkomstig van het wo of
mbo zonder niveau 4-diploma.
Van de wo-studenten heeft gemiddeld genomen 98% een vwo-diploma.
2.3 Vorm
Een hbo-bachelor kan in voltijd, deeltijd en als duale opleiding gevolgd worden. Het
merendeel van de studenten, zo’n 95%, volgt een voltijdopleiding, zo’n 4% een
deeltijdopleiding en 1% een duale opleiding. Zoals figuur 2.2 laat zien, is deze verhouding
constant over de jaren heen.
Figuur 2.2 Ontwikkeling van de instroom van nieuwe studenten in een hbo-bachelor
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Als we inzoomen op de deeltijdstudenten, dan zien we dat maar liefst 87% van deze
studenten afkomstig is uit het mbo (zie figuur 2.3). Slechts 6% stroomt in vanuit de havo.
Ook van de eerstejaars duale studenten stroomt een meerderheid (61%) in vanuit het mbo.
De meeste van deze studenten stromen niet rechtstreeks door vanuit het mbo naar het hbo,
maar werken eerst een aantal jaar.
96%95% 94% 93%
93% 93% 93% 94%95% 95%
94%
2%
3%4% 4%
5% 5% 5% 4%
4%3%
4%
0
10000
20000
30000
40000
50000
60000
70000
80000
90000
100000
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
duaal
deeltijd
voltijd
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 9
Figuur 2.3 Instroom van nieuwe studenten in een hbo-bachelor in 2005-2015
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
2.4 Focus van het onderzoek
Omdat de focus van dit onderzoek ligt op studenten die (zo goed als) rechtstreeks
doorstromen van het mbo naar het hbo, is ervoor gekozen verder alleen naar de instroom in
de voltijds bacheloropleidingen te kijken.
De instroom in voltijds bacheloropleidingen is de afgelopen jaren flink toegenomen en neemt
de afgelopen twee jaar af (zie figuur 2.4). Zo ook de instroom van mbo 4-studenten.
Echter, de verhouding mbo 4 vs havo-studenten is over de jaren heen stabiel in de voltijds
bachelor. Jaarlijks is van de instromende studenten ongeveer 31% in het bezit van een
mbo 4-diploma, zo’n 54% heeft een havodiploma. Samen vormen de mbo 4-studenten en de
havisten de overgrote meerderheid van de instroom.
Daarnaast is er een kleine groep die instroomt met een vwo-diploma (gemiddeld 8%) en
twee kleine groepen die instromen vanuit het mbo zonder niveau 4-diploma en vanuit het
wo (resp. 2 en 4%).
31%
73%
57%
54%
6%31%
2% 15%4%8% 2% 4%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Voltijd(809.009 studenten)
Deeltijd(33.026 studenten)
Duaal(17.850 studenten)
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
10 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 2.4 Ontwikkeling van de instroom van nieuwe studenten in een voltijd hbo-
bachelor
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
2.5 Conclusie
In dit rapport onderzoeken we de instroom van mbo 4-studenten in een voltijds hbo
bacheloropleiding. Het aantal instromende mbo 4-studenten fluctueert over de afgelopen 10
jaar. Over de periode 2005-2013 is er een sterke toename geweest, vanaf 2014 neemt de
instroom af.
Relatief gezien is er weinig veranderd: de afgelopen 10 jaar bestond de instroom jaarlijks
voor 31% uit mbo 4-studenten, voor zo’n 55% uit havisten en voor het overige deel uit
vwo’ers, wo’ers en mbo 4-studenten zonder niveau 4-diploma.
30%34% 33% 31% 31% 31% 30% 30% 31% 33% 32%
56%
52% 52% 54%53% 53% 55% 55%
55% 55%57%
9%
8%8% 8%
9% 8% 8% 8%
8% 7%
6%
0
10000
20000
30000
40000
50000
60000
70000
80000
90000
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 11
3 Hoe ziet groep mbo 4-instromers eruit?
Ongeveer 1 op de 3 studenten die aan een voltijds hbo-bachelor begint is in het bezit van
een mbo 4-diploma. Hoe ziet deze groep er verder uit? En hoe verhouden zij zich tot de
andere instromers?
3.1 Leeftijd
Mbo 4-studenten die aan een voltijds hbo-bachelor beginnen zijn bijna altijd negentien jaar
of ouder. Havisten zijn overwegend jonger als ze het hbo instromen, veelal tussen de 16-18
jaar (zie figuur 3.1).
Mbo-studenten die géén niveau 4-diploma hebben, zijn gemiddeld genomen de oudste
groep die instromen. Van hen is bijna 85% ouder dan 21. Vwo’ers en studenten die vanuit
de universiteit instromen, nemen een middenpositie in.
Figuur 3.1 Leeftijd van nieuwe studenten in een voltijd hbo-bachelor per vooropleiding
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Figuur 3.1A laat zien dat de gemiddelde leeftijd bij instroom op het hbo voor alle
vooropleidingen (licht) lijkt toe te nemen.
79%
57%53%
18%
13%
38%
64%
44%
75%
5%
32%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
mbo-4 havo mbo geen 4 vwo wo
16-18 19-20 21-25 >25
12 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 3.1A Gemiddelde leeftijd bij instroom, per vooropleiding
3.2 Geslacht
Gemiddeld genomen is van de instromende mbo 4-studenten 52% vrouw en 48% man
(figuur 3.2). Deze verhouding zie je ook terug bij de instromende havisten.
Figuur 3.2 Geslacht van nieuwe studenten in een voltijd hbo-bachelor naar vooropleiding
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Bij de studenten zonder niveau 4-diploma is de meerderheid man, net als bij studenten
afkomstig van het wo. Het aandeel mannen onder deze twee groepen neemt daarnaast over
de jaren toe (figuur 3.3).
17
18
19
20
21
22
23
24
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
mbo-4 havo mbo geen 4 vwo wo
48% 48%61%
39%
57%
52% 52%39%
61%
43%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
mbo-4 havo mbo geen 4 vwo wo
man vrouw
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 13
Figuur 3.3 Percentage mannen dat instroomt in voltijd hbo-bachelor, per vooropleiding
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
3.3 Afkomst
Kijken we naar de afkomst van instromende studenten, dan zien we dat niet-westerse
allochtonen, in vergelijking met de totale Nederlandse bevolking in de leeftijd 15 tot en met
24 jaar6, oververtegenwoordigd zijn onder mbo 4-studenten (figuur 3.4).
1 op de 4 mbo 4-studenten is van niet-westerse afkomst, terwijl dat onder havisten 1 op de
9 is en onder de Nederlandse bevolking van 15 tot en met 24 jaar 1 op de 6. Westerse
allochtonen zijn zowel onder de mbo 4-studenten als onder de havisten
ondervertegenwoordigd.
Figuur 3.4 Etniciteit van nieuwe studenten in een voltijd hbo-bachelor naar vooropleiding
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerking ecbo
Over de cohorten heen blijkt het percentage niet-westerse allochtonen onder mbo-studenten
met én zonder niveau 4-diploma te zijn afgenomen. Onder havisten, vwo’ers en studenten
die vanuit de universiteit instromen, lijkt het aandeel stabiel (figuur 3.5).
6 CBS Statline, 4 februari 2016
35%
40%
45%
50%
55%
60%
65%
70%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
69%83%
62%
89% 86%74%
6%
6%
9%
6% 7%
9%
25%11%
29%
5% 7%17%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo bevolking NL(15-24 jaar)
autochtoon westers allochtoon niet-westers allochtoon
14 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 3.5 Percentage niet-westerse studenten dat instroomt naar vooropleiding
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Het aandeel autochtone mbo 4-studenten is tussen de schooljaren 2005/2006 en 2008/2009
toegenomen van 58% tot 70% en daarna gestabiliseerd (figuur 3.6).
Figuur 3.6 Percentage autochtone mbo 4- en havo-studenten dat instroomt
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Dieper ingaand op de achtergrond van niet-westers allochtone studenten zien we verschillen
tussen de eerste generatie en tweede generatie (figuur 3.7).
Mbo-studenten zijn relatief vaker eerste generatie niet-westerse allochtonen. De havisten,
vwo’ers en wo’ers zijn relatief vaker tweede generatie niet-westerse allochtonen. In
vergelijking met de totale bevolking van niet-westerse allochtonen in Nederland in de leeftijd
van 15 tot en met 24 jaar7, zijn de niet-westers allochtone studenten van de eerste
generatie oververtegenwoordigd onder de mbo-studenten en ondervertegenwoordigd onder
de havisten, vwo’ers en wo’ers.
7 CBS Statline, 4 februari 2015
33,7% 31,3%28,6%
23,4% 22,7% 22,0% 22,9% 22,7% 22,4% 22,3% 22,0%
9,6% 10,7% 11,3% 11,2% 11,0% 11,0% 11,2% 11,1% 11,1% 11,5% 11,5%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
mbo-4 havo
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 15
Figuur 3.7 Generatie van niet-westers allochtone studenten per vooropleiding
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerking ecbo
Over de jaren heen is het aandeel tweede generatie studenten onder niet-westerse mbo 4-
studeten toegenomen van 43% naar bijna 80% (figuur 3.8). Onder havisten is het
percentage niet-westerse tweede generatie studenten ook gestegen, van 75% naar bijna
90%.
Figuur 3.8 Percentage tweede generatie niet-westerse mbo 4- en havo-studenten per jaar
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Dezelfde generatieverschillen zien we terug bij westerse allochtonen, hetzij in iets
bescheidener mate (figuur 3.9).
1 op de 3 Westerse mbo 4-studenten is van de eerste generatie. Onder havisten vwo’ers en
wo’ers is zo’n 20% van de eerste generatie. In vergelijking met de totale bevolking van
westerse allochtonen in Nederland in de leeftijd van 15 tot en met 24 jaar8, zijn alle
opleidingsgroepen ondervertegenwoordigd: gemiddeld is 47% van de westerse allochtonen
tussen de 15 en 25 jaar van de eerste generatie.
8 CBS Statline, 4 februari 2015
35%20%
46%
22% 18%28%
65%80%
54%
78% 82%72%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo bevolking NL(15-24 jaar)
eerste generatie tweede generatie
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
mbo 4 havo
16 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 3.9 Generatie van westers allochtone studenten naar vooropleiding
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, Centraal Bureau voor de Statistiek, bewerking ecbo
Over de jaren heen is onder westerse mbo 4-studenten een toename van het aantal tweede
generatie studenten te zien (figuur 3.10). In 2006/2007 was 57% van de westerse mbo 4-
studenten van de tweede generatie, in het schooljaar 2013/2014 was dat 76%.
Onder de instroom van westers allochtone studenten met een havo-opleiding is het
percentage van de tweede generatie maar nauwelijks veranderd door de jaren heen.
Figuur 3.10 Percentage tweede generatie onder westerse allochtone studenten per jaar
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
3.4 Geslacht en afkomst
Gemiddeld genomen is 48% van de mbo 4-studenten een man (zie paragraaf 3.2). Kijken
we naar het aandeel mannen onder niet-westers allochtone studenten die instromen vanuit
een mbo 4-opleiding, dan valt op dat dat er relatief weinig zijn (figuur 3.11).
32%21%
34%22% 18%
47%
68%79%
66%78% 82%
53%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo Bevolking NL(15-25 jaar)
eerste generatie tweede generatie
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
mbo 4 havo
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 17
Bovendien neemt het aandeel mannelijke instromers onder niet-westerse studenten met een
mbo 4-opleiding over de jaren af. Zo was in het schooljaar 2007/2008 48% van de niet
westerse instromers man, in het schooljaar 2015/2016 41,5%.
Figuur 3.11 Percentage mannelijke mbo 4-studenten naar etniciteit
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Onder de westerse allochtone mbo 4-studenten stromen in de schooljaren 2005/2006 tot en
met 2008/2009 juist relatief veel mannelijke studenten de voltijd hbo-bachelor in; daarna
neemt het af tot zo’n 48%.
Het percentage mannelijke instromers onder de autochtone studenten met een mbo 4-
opleiding schommelt over de jaren heen zo rond de 49%.
Onder de instromende havisten zijn er, wat betreft het percentage mannen, weinig
verschillen tussen autochtonen, westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen (figuur
3.12). Door de jaren heen lijkt dit percentage onder alle drie de groepen wel iets toe te
nemen. Onder alle drie de groepen ligt het percentage mannelijke instromers in alle jaren
onder de 50%, met uitzondering van de westerse allochtonen in het schooljaar 2015/2016.
Figuur 3.12 Percentage mannelijke havo-studenten naar etniciteit
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
40%
42%
44%
46%
48%
50%
52%
54%
56%
58%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
autochtonen westerse allochtonen niet-westerse allochtonen
40%
42%
44%
46%
48%
50%
52%
54%
56%
58%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
autochtonen westerse allochtonen niet-westerse allochtonen
18 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
3.5 Sociaal economische status
Studenten die het hbo instromen met een mbo 4-diploma zijn vaker afkomstig uit wijken
met een lage sociaaleconomische status9 dan de studenten die instromen vanuit een havo-
opleiding (figuur 3.13).
1 op de 3 instromende mbo 4-studenten is afkomstig uit een wijk met een lage sociaal
economische status, tegen nog geen 1 op de 4 havisten.
Omgekeerd is 23% instromende mbo 4-studenten afkomstig uit wijken met de hoogste
sociaal economische status, terwijl 30% van de instromende havisten afkomstig is uit deze
wijken.
Mbo-studenten die instromen zonder niveau 4-diploma zijn het vaakst afkomstig uit wijken
met de laagste status en het minst vaak uit wijken met de hoogste status.
Vwo’ers komen van alle opleidingsgroepen het minst vaak afkomstig uit wijken met de
laagste status.
Tabel 3.13 Sociaal Economische Status van instromende studenten in voltijd hbo-bachelor
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Over de jaren heen blijken mbo 4-studenten steeds vaker uit zowel de hoogste als laagst
scorende wijken in te stromen (figuur 3.14). Zo was 2005/2006 was 23% afkomstig uit de
laagst scorende wijken, in 2015/2016 is was dat 39%.
9 We gebruiken de sociaal economische status van de wijk als proxy voor de sociaal economische status van de leerling. Voor de wijk maken we gebruik van het viercijferig-postcode gebied waarin de leerling woont op het moment van aanvang van de hbo-studie. Wanneer dit onbekend is wordt gekeken naar de laatst bekende postcode op respectievelijk havo, mbo, vwo en vmbo. Dit viercijferig postcodegebied is gekoppeld aan het SCP wijkstatusscore-bestand, waarin op basis van de opleiding, inkomen en positie op de arbeidsmarkt van de inwoners een score wordt toegekend aan een viercijferig postcodegebied.
33%23%
41%
21% 25%
44%46%
38%
48% 42%
23% 30%20%
31% 34%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
20% laagste status wijken overige wijken 20% hoogste status wijken
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 19
Figuur 3.14 Sociaaleconomische status van mbo 4-studenten per jaar
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Bij havisten neemt ook het aandeel studenten dat afkomstig is uit de laagst scorende wijken
als het aandeel dat afkomstig is uit de best scorende wijken toe over de jaren. Zo was in het
schooljaar 2005/2006 nog zo’n 1 op de 6 havisten afkomstig uit de wijken met laagste
sociaal economische status en meer dan 1 op de 5 havisten afkomstig uit wijken met de
hoogste status, in het schooljaar 2015/2016 is 29% van de havisten afkomstig uit de wijken
met laagste status en is een derde afkomstig uit hoogst scorende wijken.
Figuur 3.15 Sociaaleconomische status van havisten per jaar
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
3.6 Moment van overstap
De meeste studenten stromen direct vanuit de vooropleiding de voltijd hbo-bachelor in;
gemiddeld 87%. Er zijn wel duidelijke verschillen waarneembaar naar vooropleiding. Zo
komt (bijna) 90% van de mbo 4-studenten en havisten rechtstreeks van de vooropleiding
tegen 46% van de mbo-studenten zonder niveau 4-diploma (zie figuur 3.16).
De vwo’ers en wo’ers stromen de voltijd hbo-bachelor wat vaker in na 1 of 2 tussenjaren
dan de mbo 4-studenten en havisten. Een vijfde van de mbo-studenten zonder niveau 4-
diploma stroom de voltijd hbo-bachelor in na meer dan 2 tussenjaren.
23% 30% 30% 32% 32% 35% 35% 35% 34% 38% 39%
59% 50% 49% 48% 47% 41% 41% 41% 41% 36% 35%
18% 21% 21% 20% 21% 23% 23% 24% 25% 26% 26%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
20% laagste status wijken overige wijken 20% hoogste status wijken
17% 21% 21% 21% 21% 25% 25% 24% 24% 27% 29%
60% 52% 52% 51% 51% 44% 44% 44% 43% 39% 38%
23% 27% 27% 27% 28% 31% 31% 32% 33% 34% 33%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
20% laagste status wijken overige wijken 20% hoogste status wijken
20 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 3.16 Aantal jaar tussen vooropleiding en voltijd hbo-bachelor
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Per cohort varieert het aandeel studenten dat niet direct overstapt. Zo stapte bijna 20% van
de mbo 4-studenten in de periode 2011 t/m 2013 niet direct over, maar neemt dit aantal de
jaren daaropvolgend af (zie figuur 3.16A).
Eenzelfde beeld zien we bij mbo-studenten zonder niveau 4-diploma, vwo’ers en studenten
die vanaf de universiteit instromen. Havisten blijken de enige groep die over de gehele
periode vrijwel direct door te stromen.
Figuur 3.16A Aantal jaar tussen vooropleiding en voltijd hbo-bachelor
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
3.7 Bol/bbl
Mbo-studenten kunnen hun opleiding in de bol en bbl-variant volgen. Van de mbo 4-
studenten die een voltijds bachelor volgen heeft 3% een bbl-traject afgerond, van de mbo-
studenten zonder een niveau 4-diploma 15%.
87% 90%
46%
83%75%
10% 9%
34%
16%22%
20%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
Directe overstap 1 of 2 tussenjaren meer dan 2 tussenjaren
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/0
6
07/0
8
09/1
0
11/1
2
13/1
4
15/1
6
06/0
7
08/0
9
10/1
1
12/1
3
14/1
5
05/0
6
07/0
8
09/1
0
11/1
2
13/1
4
15/1
6
06/0
7
08/0
9
10/1
1
12/1
3
14/1
5
06/0
7
08/0
9
10/1
1
12/1
3
14/1
5
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
Directe overstap 1 of 2 tussenjaren Meer dan 2 tussenjaren
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 21
Onder mbo 4-studenten op het hbo doet zich sinds 2010 een daling voor van het aantal bbl-
ers; het percentage bbl’ers bedroeg toen 4,2%, in 2015 lag het op 1,6%.
Onder de mbo-studenten zonder niveau 4-diploma fluctueert het aantal bbl-ers (zie figuur
3.17).
Figuur 3.17 Percentage bol-studenten onder mbo studenten met en zonder niv. 4-diploma
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
3.8 Stapelen/blijven zitten
Onder de mbo-studenten bevinden zich een flink aantal stapelaars. Er zijn vele verschillende
routes mogelijk door het mbo. We hebben al die routes als volgt gecategoriseerd.
1 Studenten die alléén een mbo niveau 4-opleiding hebben afgerond
2 Studenten die binnen het mbo gestapeld hebben tot diplomering op niveau 4
3 Studenten die niet op niveau 4 zijn gediplomeerd.
Van alle niveau 4-instromers heeft 18,6% dat bereikt door te stapelen. Verreweg de meest
voorkomende combinatie is niveau 3 en 4 (71% van het totaal aantal niveau 4-stapelaars),
gevolgd door niveau 2 en 4 (17%).
Zoals figuur 3.18 laat zien is het percentage stapelaars onder mbo 4-studenten dat aan een
hbo-bachelor begint in de loop der jaren toegenomen tot boven de 20%.
50%
55%
60%
65%
70%
75%
80%
85%
90%
95%
100%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
mbo 4 mbo geen 4
22 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 3.18 Percentage mbo 4-studenten dat mbo-diploma’s gestapeld heeft
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Ter vergelijking: 1 op de 5 instromende havisten is in de bovenbouw een keer blijven zitten,
tegen 18% van de vwo’ers.
3.9 Conclusie
Gemiddeld genomen is de mbo 4-student die aan een voltijds hbo-bachelor begint 20 jaar, in
net iets meer dan helft van de gevallen vrouw, voor 70% autochtoon en 25% niet-westers,
33% komt uit de wijken met de laagste economische status en bijna 20% heeft op het mbo
diploma’s gestapeld. Bijna alle mbo 4-studenten komen rechtstreeks van het mbo (87%) en
bijna allemaal hebben ze een bol-opleiding gedaan (97%).
Over de jaren neemt de leeftijd van mbo 4-studenten die het hbo instromen iets toe, zijn ze
minder vaak van allochtone afkomst en komen ze vaker uit wijken met lagere én hogere
sociaal economische status. Het aantal mbo 4-studenten dat niet gelijk vanuit het mbo het
hbo instroomden is in de periode 2010-2013 toegenomen, maar neemt sindsdien weer af.
In vergelijking met havisten zijn mbo 4-studenten zo’n twee jaar ouder wanneer aan een
hbo-bachelor beginnen, vaker niet-westers en komen ze vaker uit wijken met lagere sociaal
economische status. Op andere vlakken zijn soort gelijke verdelingen te zien, zo is ongeveer
20% van de havisten een keer blijven zitten en stromen de meeste havisten rechtstreeks
vanuit de vooropleiding het hbo in.
0%
5%
10%
15%
20%
25%
07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 23
4 Waar stromen mbo 4-studenten in?
Bij de meeste hogescholen heeft zo’n 31% van de instromende bachelor-studenten een
mbo 4-diploma. In absolute aantallen zijn de verschillen in instroom echter (zeer) groot. Van
de 38 hogescholen stroomt bij 10 hogescholen 75% van de mbo 4-studenten in. Een zelfde
beeld zien we bij toeleverende mbo-instellingen. Er zijn nauwelijks opleidingen aan
hogescholen waar het merendeel van de studenten een mbo 4-diploma heeft.
4.1 Hogescholen
Figuur 4.1 Instroom naar vooropleiding per hogeschool
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
24 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Gemiddeld genomen is bijna 1 op de 3 studenten die aan een voltijds-bachelor begint een
student met een mbo 4-diploma. Zoals figuur 4.1 laat zien kent bijna de helft van de
hogescholen een soortgelijke instroomverdeling. De andere helft hogescholen trekt juist
beduidend méér mbo 4-studenten of juist beduidend minder.
Belangrijk om bij verdelingen van studenten over hogescholen in het achterhoofd te houden
is dat de instroom per hogeschool (zeer) sterk in aantallen verschilt. Zo zijn bij de
hogeschool Amsterdam in de periode 2005-2015 meer dan 27.000 mbo 4-studenten
ingestroomd en bij de Gerrit Rietveld Academie in dezelfde periode van 10 jaar 97 (zie figuur
4.2).
De 10 hogescholen die als eerste genoemd worden in figuur 4.2 trokken tesamen bijna 75%
van alle mbo 4-studenten in de periode 2005-2015. Bij deze hogescholen maken mbo-4
studenten ongeveer één derde van het totaal aantal instromers uit (zie figuur 4.1).
Figuur 4.2 Instromende mbo 4-studenten over de periode 2005-2015 per hogeschool
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 25
4.2 Sector en hogeschool-type
De sector ‘sociale studies’ trekt relatief gezien de meeste mbo 4-studenten.10 Zo’n 40% van
de instroom in deze sector bestaat uit mbo 4-studenten. In de gezondheidszorg is het
aandeel van mbo 4- studenten beperkt tot 25%. In deze sector stromen relatief veel vwo’ers
in.
Binnen andere sectoren ligt de gemiddelde instroom van mbo 4-studenten rond de 30%.
Het aandeel havisten ligt bij alle sectoren rond de 50%. Behalve bij de Kunsten, daar is nog
geen 40% van de instromende voltijds bachelor studenten een havist.
Figuur 4.3 Verdeling vooropleiding per hbo-sector
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Hoeveel relatief gezien de sector sociale studies de meeste mbo 4-studenten trekt, is het de
sector economie die absoluut de meeste mbo 4-studenten trekt (zie figuur 4.3B).
Figuur 4.3b Aantal instromende mbo-studenten per hbo-sector voor periode 2005-2015
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Niet alle hogescholen bieden opleidingen in dezelfde sectoren. Duidelijkste voorbeelden zijn
de hotelschool en kunstacademies: zij bieden meestal alleen opleidingen binnen één sector.
10 In deze sector vallen studies als sociaal werk en pedagogiek.
41%
32%
32%
30%
30%
29%
25%
29%
48%
55%
54%
57%
56%
38%
57%
52%
5%
8%
8%
7%
8%
22%
12%
7%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
hss - sociale studies
hao - groen
hpo - onderwijs
heo - economie
htno - bètatechniek
kuo - kunst
hgzo - gezondheidszorg
Overig
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000
heo - economie
hss - sociale studies
htno - bètatechniek
hpo - onderwijs
hgzo - gezondheidszorg
kuo - kunst
hao - groen
Overig
26 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Er zijn ook hogescholen die opleidingen bieden in (bijna) alle domeinen. Deze categorie
hogescholen classificeren wij als hogescholen met een ‘breed’ aanbod.
Kijken we naar de verschillende typen hogescholen, zoals te zien in figuur 4.4, dan blijkt
onder het instromende studenten het aandeel van mbo 4-studenten bij hotelscholen het
laagst (13%). Bij de pabo’s, groene en brede hbo-instellingen ligt het aandeel rond het
gemiddelde van 31%.
Zoals blijkt uit figuur 4.2 is de instroom van mbo 4-studenten op brede hbo-instellingen
verreweg het grootst.
Figuur 4.4 Verdeling vooropleiding per hbo-instellingstype
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
4.3 Opleidingen
Hierboven zagen we dat per hogeschool, sector en type hogeschool mbo 4-studenten nooit
in de meerderheid zijn. Zijn ze dat wel bij bepaalde opleidingen?
Figuur 4.5 laat zien dat bij de overgrote meerderheid van de opleidingen die bij hogescholen
worden aangeboden, minder dan de helft van de eerstejaars studenten een mbo 4-diploma
heeft. We beschouwen hierbij een opleiding als een unieke croho per hogeschool. Een
opleiding die aan vijf hogescholen wordt gegeven, telt dan ook vijf keer mee.11
Bij slechts 8% van de opleidingen die hogescholen bieden, heeft 50% of meer van de
instromende studenten een mbo 4-diploma. Ter vergelijking: bij 17% van opleidingen heeft
65% of meer van de instromers een havodiploma.
Voorbeelden van opleidingen waar voor het merendeel mbo 4-studenten instromen zijn
opleiding tot leraar vo gezondheidszorg en welzijn en opleiding tot leraar vo technisch
beroepsonderwijs. Deze opleidingen tellen bij verschillende hogescholen voor meer dan 80%
mbo 4-studenten in het eerste jaar.
11 Iedere opleiding die aan een hogeschool wordt gegeven, telt mee. Uitzondering zijn die opleidingen per hogeschool die minder dan 50 studenten in de periode 2005-2015 hebben getrokken (dit waren er 153 van de in totaal 977 opleidingen per hogeschool).
31%
33%
34%
26%
13%
55%
55%
56%
39%
46%
8%
8%
7%
23%
34%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Breed
Groen
Pabo
Kunsten
Hotelschool/toerisme
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 27
Figuur 4.5 Verdeling proportie instroom mbo 4 en havo per opleiding/instelling
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Behalve naar het aandeel mbo 4-studenten en havisten per opleiding aan een hogeschool,
kan er ook gekeken worden naar de diversiteit per opleiding. Door middel van een herfindahl
index12 kan gekeken worden wat de verhouding is tussen alle verschillende vooropleidingen:
het laat zien of er een bepaalde groep is die de instroom overheerst.13 Voor mbo 4 is gesteld
dat een meerderheid betekent 50% of meer, voor havo ligt deze grens op 65%.
Zoals figuur 4.6 laat zien geldt voor minder dan 10% van de opleidingen die per hogeschool
gegevens wordt dat de instroom ‘divers’ is, dat wil zeggen dat géén van de vooropleidingen
overheerst.
In 15% van de gevallen overheerst het aantal studenten met een mbo 4-opleiding en in
18% van de gevallen de havist. Voor overige bijna 60% geldt dat de verhouding van
studenten zich rondom de gemiddelde instroom bevindt.
12 Per brin/croho-combinatie wordt de som van de kwadraten van de verschillende proporties berekend. Een score van 1 betekent dat alle instroom vanuit één vooropleiding komt. Hoe lager de index, hoe gelijker de instroom verdeeld is over de vijf vooropleidingen. 13 Hierbij zijn alleen brin/croho-combinaties meegenomen met meer dan 50 studenten in de periode 2005-2015.
28 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 4.6 Verdeling indeling opleiding naar vooropleiding
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
4.4 Toeleverende mbo-instellingen en type
Het aantal mbo 4-studenten dat doorstroomt per toeleverende mbo-instelling varieert flink.
Er zijn mbo-instellingen waar vanuit meer dan 8.000 studenten zijn doorgestroomd in de
periode 2005-2015 en mbo-instellingen waar vanuit in dezelfde periode nog geen 100
studenten zijn doorgestroomd (zie figuur. 4.7). De 10 eerst genoemde mbo-instellingen
leveren samen 36% van de totale mbo 4-doorstroom.
Zoals uit figuur 4.7 blijkt, stromen de meeste mbo 4-studenten het hbo in vanuit een roc-
instelling, gevolgd door een aoc-instelling.
0,0
10,0
20,0
30,0
40,0
50,0
60,0
70,0
Meerderheid mbo 4 Meerderheid havo Meest diverse opleidingen Overige
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 29
Figuur 4.7 Aantal doorstromende mbo 4-studenten over de periode 2005-2015 per mbo-
instelling
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
0 2000 4000 6000 8000 10000 12000 14000 16000
SOMA College
Leidse Instrumentmakers School
SVO Opleidingen
Edudelta Onderwijsgroep
AOC De Groene Welle
Clusius College
AOC West Brabant
CITAVERDE College
Nordwin College
ROC Menso Alting
Lentiz
AOC Oost
ROC Rivor
Wellantcollege
AOC Terra
STC
Nimeto
MBO Amersfoort
MBO Utrecht
Hout en Meubileringscollege
ROC Kop van Noord-Holland
AOC Groenhorst College
ROC TOP
CIBAP
Grafisch Lyceum Utrecht
Mediacollege Amsterdam
Hoornbeeck College
Helicon Opleidingen
ROC Ter AA
ROC Da Vinci College
SintLucas - De Eindhovense school
Regio College
ROC Arcus College
Grafisch Lyceum Rotterdam
ROC de Leijgraaf
ROC Flevoland
ROC Leiden
ROC Onderwijsgroep A12
ROC Drenthe College
ROC Tilburg
De Rooi Pannen
ROC Nijmegen eo
ROC Graafschap College
ROC Gilde Opleidingen
Scalda
ROC Leeuwenborgh
ROC Alfa-college
ROC Nova College
ROC Friesland College
Landstede
ROC Koning Willem I
ID College
ROC Aventus
ROC Horizon College
ROC West-Brabant
Noorderpoort College
Rijn IJssel
ROC Friese Poort
ROC Amarantis
ROC Deltion College
ROC Zadkine
ROC Midden Nederland
ROC Mondriaan
Summa College
ROC Albeda College
ROC van Twente
ROC van Amsterdam
roc aoc vakschool
30 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
4.5 Toeleverende mbo-domeinen
Uit welke domeinen komen mbo 4-studenten die het hbo instromen? Figuur 4.8 hieronder
geeft het weer per hbo-sector.
Figuur 4.8 Doorstroom per mbo domein (voor niveau 4 ) naar hbo sector
Wat valt op? Ten eerste dat instromende mbo 4-studenten altijd uit verschillende en
uiteenlopende domeinen afkomstig zijn. Ten tweede kennen bijna alle hbo-sectoren een
domein dat een meerderheid van de studenten levert. Binnen geen enkele sector komt
echter meer dan 80% van de studenten uit hetzelfde domein. Wel komt Hoger agrarisch
onderwijs daarbij in de buurt: 76% van de studenten komt uit het mbo-domein Voedsel
Natuur & Leefomgeving. Het mbo-domein Zorg & Welzijn is levert een meerderheid van de
studenten voor drie hbo-sectoren. Te weten: Gezondheidszorg, Onderwijs en Sociale studies
(respectievelijk 57%, 66% en 57% van de mbo 4-studenten komt uit dit domein). Bij Kunst
is komen de meeste mbo 4-studenten uit het domein Media & Vormgeving (62%) en bij
Economie komen de meeste studenten uit twee economische domeinen (22% uit Handel &
Ondernemerschap en 41% uit Economie & Administratie). Bij bètatechniek is er geen
dominant domein waaruit mbo 4-studenten instromen. Ten derde valt op dat er bij alle hbo-
sectoren instroom plaats vindt uit minstens acht mbo-domeinen.
4.6 Conclusie
Mbo 4-studenten kiezen vaak voor dezelfde hogescholen. Zo zijn er tien hogescholen, van de
in totaal 38, die gezamenlijk 75% van de mbo 4-studenten hebben getrokken over de
periode 2005-2015. Gemiddeld genomen is wel bij alle hogescholen tussen 30 en 35% van
de instromende studenten een mbo 4-student, enkele uitschieters naar boven en beneden
daargelaten.
0% 20% 40% 60% 80% 100%
hao - groen
heo - economie
hgzo - gezondheidszorg
hpo - onderwijs
hss - sociale studies
htno - bètatechniek
kuo - kunst
Overig
Bouw en infra Afbouw hout en onderhoud Techniek en procesindustrie
Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek Media en vormgeving Informatie en communicatietechnologie
Mobiliteit en voertuigen Transport, scheepvaart en logistiek Handel en ondernemerschap
Economie en administratie Veiligheid en sport Uiterlijke verzorging
Horeca en bakkerij Toerisme en recreatie Zorg en Welzijn
Voedsel, natuur en leefomgeving
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 31
Ook per hbo-sector heeft ongeveer 1 op de 3 instromende studenten een mbo 4-diploma.
Alleen bij de sociale studies ligt dit hoger (41%) en in de gezondheidszorg lager (25%).
Ook binnen opleidingen zijn mbo 4-studenten bijna nooit in de meerderheid. Bij slechts 8%
van de voltijd bacheloropleidingen die hogescholen bieden is meer dan 50% van de
instromers een niveau 4-student. Ter vergelijking: bij 17% van de studies heeft 65% of
méér een havodiploma.
Het aantal studenten dat mbo-instellingen leveren verschilt sterk; er zijn roc’s waar vandaan
jaarlijks meer dan 800 niveau 4-studenten doorstromen naar het hbo en roc’s waar dat
jaarlijks slechts een handjevol zijn. 36% van de niveau 4 studenten komt van 10, van de in
totaal 68, mbo-instellingen.
Kijken we per hbo-sector vanuit welk mbo-domein mbo 4-studenten afkomstig zijn, dan valt
op dat bijna iedere sector instroom kent vanuit minstens acht mbo-domeinen. Instroom
vanuit de domeinen verschilt flink. Er is geen enkele hbo-sector waar meer dan 80% van de
studenten uit één mbo-domein instroomt.
32 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 33
5 Welke keuzes maken mbo-studenten na jaar één?
Niet alle studenten die aan een voltijds hbo-bachelor beginnen, maken deze ook af. Sterker
nog, tijdens jaar 1 van de studie komt een aanzienlijk deel van de studenten erachter dat ze
de verkeerde studiekeuze hebben gemaakt, of überhaupt liever niet studeren. Anderen
stromen op naar het wetenschappelijk onderwijs, weer anderen stromen juist af naar het
mbo.
Er zijn na het eerste jaar op het hbo zeven stromen te onderscheiden.
Er zijn studenten die:
1 dezelfde studie aan dezelfde instelling blijven volgen;
2 definitief stoppen met het volgen van onderwijs;
3 stoppen met het volgen van onderwijs en later terugkeren;
4 op- of afstromen, naar bijvoorbeeld mbo of wo;
5 switchen van studie;
6 switchen van instelling;
7 switchen van studie én instelling.
Hieronder lichten we ze toe.
5.1 Stoppen met studeren
Van alle studenten die met een hbo-bachelor beginnen stopt gemiddeld 12,3% tijdens of na
het eerste jaar met het volgen van onderwijs. Deze studenten volgen in het jaar erop in het
geheel géén bekostigd onderwijs.14
Van de mbo 4-studenten stopt gemiddeld 19% na het eerste haar met het volgen van
onderwijs. Zoals figuur 5.1 laat zien, neemt dit percentage licht toe over de jaren.
Van de mbo-studenten die instromen zonder niveau 4-diploma stopt gemiddeld 25% met
het volgen van onderwijs. Ook dit percentage neemt toe over de jaren. Minder dan 11% van
de havisten, vwo’ers en wo’ers stopt met het volgen van onderwijs. Deze percentages
veranderen nauwelijks over de jaren heen (zie figuur 5.1).
14 Studenten die een opleiding gaan volgen bij een private onderwijsaanbieder kunnen via de registratiebestanden van DUO niet in kaart gebracht worden.
34 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 5.1 Percentage studenten dat na het eerste jaar geheel stopt met het volgen van
onderwijs
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Van de studenten die na het eerste jaar stoppen met het volgen van onderwijs, keert
gemiddeld zo’n 25% in het derde leerjaar terug in op het hbo. Studenten met een
havodiploma keren het vaakst terug; bijna 40% (zie figuur 5.2).
Mbo 4-studenten die gestopt zijn met hun hbo-opleiding keren veel minder vaak terug. Zo’n
13% keert een jaar later terug. Dit percentage varieert nauwelijks over de jaren (zie figuur
5.2).
Hetzelfde zien we onder de mbo-studenten zonder niveau 4-diploma: van hen keert zo’n
12% een later terug. Van de vwo’ers en wo’ers keert respectievelijk 29 en 20% terug.
Figuur 5.2 Aandeel gestopte studenten dat in het derde leerjaar terugkeert op het hbo
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Ook zijn er studenten die twee, drie of vier jaar nadat ze met de studie gestopt zijn,
terugkeren op het hbo. Van de havisten die in de periode 2005-2012 zijn uitgevallen in het
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 35
eerste jaar, is uiteindelijk meer dan de helft teruggekeerd. Van de mbo 4-studenten nog
geen 25% (figuur 5.3).
Figuur 5.3 Percentage gestopte studenten dat later terugkeert in het hbo15
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Kijken we omgekeerd naar het percentage studenten dat stopt na het eerste jaar en niet
terugkeert, dan blijken mbo 4-studenten vaker ‘definitief’ te stoppen met het volgen van
onderwijs dan havisten (figuur 5.4).
Van de mbo 4-studenten stopt gemiddeld 16% tijdens of na het eerste jaar én keert daarna
niet meer terug. Dit percentage ligt onder de havisten een stuk lager; in alle cohorten komt
het niet boven de 5% uit.
Van de vwo’ers en wo’ers stoppen niet vaak definitief met het volgen van onderwijs. Mbo-
studenten zonder niveau 4-diploma stoppen daarentegen het vaakst definitief met het
volgen van onderwijs na het eerste studiejaar op het hbo.
Figuur 5.4 Percentage eerstejaarsstudenten dat definitief stopt met het volgen van
onderwijs. NB: Stijging in 2012-2014 heeft (deels) te maken met tijdseffect.
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
15 Bekostigd hbo (voltijd, deeltijd, duaal, bachelor, master en/of associate degree)
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
36 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 5.4 geeft weer hoeveel studenten definitief stoppen per jaar. Het percentage
studenten dat definitief stopt lijkt toe te nemen onder mbo 4-studenten en mbo-studenten
zonder niveau 4-diploma. Echter, bij de stijging in de periode 2012-2014 dient in het
achterhoofd te worden gehouden dat deze studenten relatief weinig tijd hebben gehad om
terug te keren. De stijging van het aantal stoppers kan dan ook veroorzaakt worden door
een tijdseffect: een deel van deze studenten keert mogelijk in de komende jaren terug op
het hbo.
5.2 Op- en afstromers
Na het eerste jaar in de bachelor kunnen studenten er ook voor kiezen naar een mbo- of
wo-opleiding over te stappen. Mbo-studenten, havisten en vwo’ers die na het eerste jaar van
hun hbo-opleiding een wo-opleiding gaan volgen stromen dan op. Havisten, vwo’ers en wo-
studenten die na het eerste jaar van hun hbo-opleiding een Ad of mbo-opleiding gaan
volgen stromen dan af.
Zoals in figuur 5.5 is te zien, stroomt een kleine groep bachelor-studenten na het eerste
studiejaar op naar de universiteit: nog geen procent van de mbo 4-studenten, hoogstens
2% van mbo-studenten zonder niveau 4-diploma en havisten en zo’n 9% van de vwo’ers.
Deze percentages veranderen nauwelijks over de jaren.
Figuur 5.5 Percentage eerstejaarsstudenten dat in het tweede jaar opstroomt
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Het aantal bachelor-studenten dat na het eerste jaar afstroomt, ligt voor mbo 4-studenten
rond de 1,5%. Voor mbo’ers zonder niveau 4-diploma, ligt het rond de 2%. En van de
havisten stroomt gemiddeld 3% af. Deze percentages veranderen nauwelijks over de jaren.
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 37
Figuur 5.6 Percentage eerstejaarsstudenten dat in het tweede jaar afstroomt
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
5.3 Switchen
Er zijn behalve studenten die stoppen met studeren, op- of afstromen, ook studenten die
wel een hbo-bachelor blijven volgen, maar switchen van studie en/of instelling.
We onderscheiden hierbij drie groepen:
1 Studieswitchers (zij blijven op dezelfde instelling studeren).
2 Instellingsswitchers (zij blijven dezelfde studie volgen).
3 Studie én instellingsswitchers.
Studieswitchers
Zo’n 7% van de mbo 4-studenten switcht na het eerste jaar op het hbo van studie, tegen
zo’n 11% van de havisten. Opvallend is dat het aantal studieswitchers onder mbo 4-
studenten lijkt toe te nemen over de jaren, terwijl dat bij havisten redelijk constant blijft (zie
figuur 5.7).
Figuur 5.7 Percentage studenten dat van studie switcht (en niet van instelling)
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
0%1%2%3%4%5%6%7%8%9%
10%11%12%13%14%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
38 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Instellingsswitchers
Een klein deel van de studenten kiest ervoor alleen van instelling te switchen; zij blijven
dezelfde studie volgen maar aan een andere hogeschool. Het gaat om zo’n 3% van de
mbo 4-studenten. En ook van de studenten met een andere vooropleiding switcht jaarlijks
zo’n 2-3% van instelling (zie figuur 5.8).
Figuur 5.8 Percentage studenten dat switcht van instelling, maar niet van studie
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Studie én instellingsswitchers
Daarnaast is er nog een groep studenten die switcht van studie én instelling. Onder
mbo 4-studenten ligt dit op ongeveer 7% per jaar. Van de havisten switcht jaarlijks 11-12%
van de studenten van studie én instelling.
Figuur 5.9 Percentage studenten dat switcht van studie én van instelling
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Totaalbeeld switchers
Tellen we de drie groepen switchers bij elkaar op dan blijkt dat jaarlijks 17% van de
0%
1%
2%
3%
4%
5%
6%
7%
8%
9%
10%
11%
12%
13%
14%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
0%
1%
2%
3%
4%
5%
6%
7%
8%
9%
10%
11%
12%
13%
14%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 39
mbo 4-studenten van studie en/of instelling switcht. Onder havisten ligt dit gemiddeld op
24% (figuur 5.10). Onder de andere opleidingsgroepen ligt het percentage switchers lager.
Figuur 5.10 Percentage studenten dat switcht van studie en/of instelling, 2005-2015
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Het aantal mbo 4-studenten dat na het eerste jaar een switch van studie en/of instelling
maakt, neemt toe over de jaren. Zo switchte van het cohort 2005-2006 13% van de mbo 4-
studenten van studie en/of instelling, van het cohort 2013-2014 was dat 20%.
Onder havisten blijft het percentage switchers over de jaren redelijk stabiel rond de 25%, al
neemt het licht af vanaf cohort 2012-2013.
Figuur 5.11 Percentage studenten dat is geswitcht van studie en/of instelling per jaar
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
7%11%
8%
4% 3%
3%
2%7%
11%
4%
5%
2%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
studie instelling studie + instelling
6% 6% 7% 7% 7% 7% 8% 8% 8% 7%10% 11% 11% 11% 11% 11% 11% 12% 11% 10%
6%6% 6%
7% 7%7% 7%
8% 8%
6%
11%
12%12% 12% 12% 11% 11%
11%11%
10%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
mbo 4 havo
studie instelling studie + instelling
40 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
5.4 Conclusie
Over de periode 2005-2015 blijft gemiddeld genomen 65% van de voltijds bachelor-
studenten na het eerste jaar dezelfde studie aan dezelfde instelling volgen.
Zoals uit figuur 5.12 blijkt zijn er duidelijke verschillen zichtbaar naar vooropleiding. Zo blijft
gemiddeld genomen 62% van de mbo 4-studenten dezelfde opleiding aan dezelfde instelling
volgen, tegen 83% van de studenten die vanuit het wo instromen. Van de havisten blijft
61% van de studenten dezelfde studie aan dezelfde instelling volgen en van de vwo’ers 74%
(zie figuur 5.12).
Figuur 5.12 Keuzen van eerstejaarsstudenten na het eerste jaar
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Wat gaan studenten doen die niet dezelfde studie blijven volgen aan dezelfde instelling?
Van de mbo 4-studenten stopte de afgelopen 10 jaar gemiddeld 16% na het eerste jaar
definitief met het volgen van onderwijs en nog eens 3% stopte daar tijdelijk mee. Zo’n 20%
wisselt van niveau, studie, instelling of studie én instelling.
Havisten wisselen vooral van studie en/of instelling. Over de periode 2005-2015 wisselde
gemiddeld 31% van niveau, studie, instelling of studie én instelling. 9% van de havisten
stopt definitief dan wel tijdelijk met studeren.
Kijken we naar de ontwikkeling over de gehele periode, dan vallen twee zaken op:
1 Het aantal mbo 4-studenten dat dezelfde studie aan dezelfde instelling blijft volgen
neemt af.
2 Het aantal havisten dat dezelfde studie aan dezelfde instelling blijft volgen is redelijk
stabiel.
Zoals figuur 5.13 laat zien, bleef van de mbo 4- studenten die in 2005-2006 aan een voltijds
bachelor begon, 70% na het eerste jaar dezelfde studie aan dezelfde instelling volgen. Van
62% 61%57%
74%83%
16%
5%20%
4%
5%
5%
4% 9%7%
11%
8% 4%3%7%
11%4% 5%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
studie- eninstellingsswitchersinstellingsswitchers
studieswitchers
op- en afstromers
tijdelijke stoppers
stoppers
blijvers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 41
de mbo 4-studenten die in 2013-2014 instroomden, was dat 56%. Zowel het aantal
studenten dat (definitief dan wel tijdelijk) stopte met het volgen van onderwijs, als het
aantal switchers nam in de periode 2005-2015 geleidelijk toe.
Figuur 5.13 Keuzen van mbo 4-studenten in een voltijd hbo-bachelor na het eerste jaar
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Onder havisten zijn er nauwelijks opvallende veranderingen zichtbaar over de jaren heen.
Wel lijkt het aantal havisten dat na het eerste jaar dezelfde studie aan dezelfde instelling
blijft volgen iets toe te nemen (zie figuur 5.14).
Figuur 5.14 Keuzen van havisten in een voltijd hbo-bachelor na het eerste jaar
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
blijvers stoppers tijdelijke stoppers switchers op- en afstromers
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
blijvers stoppers tijdelijke stoppers switchers op- en afstromers
42 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 43
6 Wie blijven, stoppen en switchen er?
Vorige hoofdstukken hebben laten zien dat er verschillende groepen studenten de voltijds
hbo-bachelor instromen en dat studenten verschillende keuzes maken na het eerste jaar
hbo.
Om een beter beeld te krijgen van de eerstejaars studenten die uitvallen op het hbo,
bekijken we in dit hoofdstuk wat de persoonskenmerken van die studenten zijn. Daarbij
wordt onderscheid gemaakt naar de vooropleiding van studenten en bekijken we ook wie de
studenten zijn die andere keuzes maken.
Om een rijkheid aan informatie te bieden én die informatie leesbaar te houden, tellen we
een aantal keuzecategorieën van hoofdstuk 5 bij elkaar op.
Zo bekijken we steeds per vooropleiding wie de studenten zijn die:
1 blijven;
2 stoppen (combinatie van definitief en tijdelijk stoppen);
3 switchen (combinatie van switchen van studie, instelling, studie én instelling, en
afstromen16).
6.1 Keuzes per leeftijd
Mbo 4-studenten die stoppen met de voltijds bacheloropleiding na het eerste jaar, zijn
gemiddeld genomen net iets ouder (21,1 jaar) dan mbo 4-studenten die hun studie
voortzetten aan dezelfde instelling (20,7 jaar) (zie figuur 6.1).
Ook havisten die stoppen na het eerste jaar zijn gemiddeld ouder (18,4 jaar) dan havisten
die dezelfde studie blijven volgen (17,8 jaar). Dergelijke verschillen zien we ook terug onder
de vwo’ers, wo’ers en de studenten die instromen vanuit het mbo zonder een niveau 4-
diploma.
Switchers wijken qua gemiddelde leeftijd nauwelijks af van studenten die dezelfde studie
blijven volgen. Dit geldt voor alle opleidingsgroepen, behalve voor de mbo-studenten die
instromen zonder een niveau 4-diploma. Bij deze groep zijn de switchers gemiddeld jonger
(21,9) dan de doorstudeerders (22,3).
16 Opstromen (naar de universiteit) is verder buiten beschouwing gelaten omdat dit niet als mogelijk problematisch wordt gezien.
44 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 6.1 Gemiddelde leeftijd naar vooropleiding en voortzettingskeuze
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
In paragraaf 3.1 hebben we gezien dat de gemiddelde leeftijd waarop studenten het hbo-
instromen onder zowel mbo 4-studenten als havisten is toegenomen over de periode 2005-
2015. Zoals figuur 6.2 laat zien blijken het met name de mbo 4-studenten die stoppen te
zijn, wiens leeftijd toeneemt. Onder blijvers en switchers is de leeftijd redelijk stabiel.
Figuur 6.2 Gemiddelde leeftijd mbo 4-studenten naar voortzettingskeuze
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Onder de stoppende havisten neemt de gemiddelde leeftijd toe van 17,9 jaar naar 18,5 jaar
(zei figuur 6.3). En ook de leeftijd van switchers en blijvers neemt toe.
20,7 21,120,6
17,8 18,2 17,9
22,3 22,521,9
18,619,0 18,6
20,220,9
20,2
17,0
18,0
19,0
20,0
21,0
22,0
23,0
blijv
ers
stoppers
switchers
blijv
ers
stoppers
switchers
blijv
ers
stoppers
switchers
blijv
ers
stoppers
switchers
blijv
ers
stoppers
switchers
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
20,120,220,320,420,520,620,720,820,921,021,121,221,3
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
blijvers stoppers switchers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 45
Figuur 6.3 Gemiddelde leeftijd havisten naar studievoortzetting
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Kijken we per leeftijdscategorie naar de keuzen die de studenten na het eerste jaar maken
(figuur 6.4), dan zien we dat de mbo 4-studenten van 26 jaar of ouder het minst vaak
dezelfde studie aan dezelfde instelling blijven volgen (51%) en het vaakst stoppen (30%).
De havisten van 16 t/m 18 jaar blijven het vaakst hun studie volgen (63%) en stoppen het
minst vaak na het eerste jaar (8%). Havisten van 16 t/m 20 jaar switchen veel vaker van
studie dan de havisten van 21 jaar of ouder. Havisten van 21 jaar of ouder stoppen echter
vaker.
Figuur 6.4 Keuzen van eerstejaarsstudenten naar vooropleiding en leeftijdscategorie
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
6.2 Keuzes per geslacht
Vrouwelijke studenten blijven na het eerste studiejaar vaker dezelfde hbo-bacheloropleiding
volgen dan mannelijke studenten: 67% van de vrouwelijke studenten vervolgt na het eerste
studiejaar de opleiding tegen 59% van de mannelijke studenten.
Opvallend is dat vrouwelijke mbo 4-studenten nauwelijks van mannelijke mbo 4-studenten
verschillen op dit punt: 61% van de mannelijke studenten volgt in het tweede studiejaar nog
17,517,617,717,817,918,018,118,218,318,418,518,618,718,8
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
blijvers stoppers switchers
60% 64% 60% 51%63% 55% 60% 57%
14%16% 22%
30% 8%13%
19% 24%
27% 20% 18% 20%29% 32%
21% 19%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
16-18 19-20 21-25 >25 16-18 19-20 21-25 >25
mbo 4 havo
blijvers stoppers switchers
46 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
dezelfde opleiding, tegen 62% van de vrouwelijke studenten (figuur 6.5). Ook wat betreft
uitval en switch ontlopen mannelijke en vrouwelijke mbo 4-studenten elkaar nauwelijks.
Bij havisten zijn de verschillen groter: 55% van de mannelijke studenten volgt in het tweede
studiejaar nog dezelfde opleiding, tegen 67% van de vrouwelijke studenten. Mannelijke
havisten blijken vaker te switchen en ook iets vaker uit te vallen dan vrouwelijke havisten
(zie figuur 6.5).
Figuur 6.5 Keuzen van voltijd bachelor studenten naar geslacht
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Over de jaren heen zien we dat zowel mannelijke als vrouwelijke mbo 4-studenten minder
vaak hun opleiding voortzetten na het eerste studiejaar (figuur 6.2). Het percentage
mannelijke studenten dat de opleiding voortzet neemt af van 69% onder het instroomcohort
2005-2006, naar 55% onder het instroomcohort 2013-2014. Onder vrouwelijke
mbo 4-studenten neemt dit percentage af van 70% onder het instroomcohort 2005-2006,
naar 57% onder het instroomcohort 2013-2014.
61% 62%55%
67%54%
61%70%
77% 80% 86%
20% 18%
11%
7%28%
21% 8%5%
9%5%19% 20%
34%26%
18% 18% 22% 18%11% 10%
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0%
90,0%
100,0%
man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
blijvers stoppers switchers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 47
Figuur 6.6 Keuzen van mbo 4-studenten naar geslacht
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Onder de havisten zien we een ander patroon (figuur 6.7): het percentage studenten dat
dezelfde studie aan dezelfde instelling blijft volgen neemt toe onder vrouwelijke havisten,
terwijl dat percentage onder mannelijke studenten fluctueert.
Figuur 6.7 Keuzen van havisten naar geslacht
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
69%64% 63% 64% 62% 60% 59% 58% 55% 58%
70%65% 64% 65% 64% 61% 59% 59% 57%
62%
15%18% 20% 16% 19% 20% 21% 20% 23%
22%
14%18% 19% 17% 18% 19% 20% 19% 20%
19%
15% 18% 17% 20% 19% 20% 20% 22% 23% 20%16% 17% 17% 18% 19% 20% 21% 23% 23%
19%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
Man Vrouw
blijvers stoppers switchers
58%51% 53% 55% 56% 55% 54% 54% 55% 56%
68%64% 65% 67% 67% 66% 67% 67% 69% 71%
11%
13%13% 11% 12% 11% 12% 10% 10%
11%
7%8% 9% 7% 8% 7% 8% 6% 6%
7%
31%36% 34% 33% 33% 34% 34% 37% 35% 32%
25% 28% 27% 26% 26% 26% 26% 27% 25% 23%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
Man Vrouw
blijvers stoppers switchers
48 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
6.3 Keuzes per etniciteit
Autochtone studenten zetten, ongeacht hun vooropleiding, gemiddeld genomen vaker hun
opleiding na het eerste studiejaar voort, dan westerse en niet-westerse allochtonen.
Onder autochtone mbo 4-studenten ligt het percentage studenten dat dezelfde opleiding
blijft volgen hoger (65%), dan onder westerse allochtonen (60%) en niet-westerse
allochtonen (53%).
Het aantal stoppers ligt nauwelijks hoger onder westerse en niet-westerse mbo 4-studenten
dan onder autochtone mbo-4 studenten. Wel ligt het aandeel switchers onder westerse en
niet-westerse allochtonen hoger, respectievelijk 20%, 27% en 17%.
Een soortgelijk beeld zien we bij havisten: het percentage studenten dat de opleiding
voortzet ligt hoger onder autochtone (62%) dan onder westerse (56%) en niet-westerse
studenten (55%). De verschillen komen vooral door het aantal switchers: van de autochtone
havisten switcht 29%, van de niet-westerse 36%.
Figuur 6.8 Keuzen naar etniciteit en vooropleiding
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Kijken we naar de ontwikkeling over de periode 2005-2015 dan blijkt het percentage niet-
westerse mbo 4-studenten dat dezelfde studie aan dezelfde opleiding blijft volgen sterk is
afgenomen, terwijl dit bij de autochtone studenten vrijwel stabiel is gebleven (figuur 6.9).
Van de studenten die in 2005 instroomden bleef zowel onder niet-westerse als autochtone
studenten zo’n 70% bij dezelfde studie te blijven. Van de niet-westerse studenten die in
2014 instroomden bleef nog maar 45% dezelfde studie volgen, tegen 65% van de
65% 62% 60%
75%
83%
60%56% 57%
70%
80%
53% 55%51%
63%
76%
19%
9%
24%
5%
7%
20%
12%
26%
9%
9%
20%8%
27%11%
10%
17%
29%
16% 19%
10%
20%
32%
18% 21%
12%
27%
36%
22%27%
14%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
mbo 4 havo mbogeen 4
vwo wo mbo 4 havo mbogeen 4
vwo wo mbo 4 havo mbogeen 4
vwo wo
autochtoon westers allochtoon niet-westers allochtoon
blijvers stoppers switchers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 49
autochtone studenten. Onder westers allochtone studenten is dit percentage ook afgenomen
over de jaren heen, hetzij in iets minder grote mate dan bij de niet-westers studenten.
Figuur 6.9 Keuzen van mbo 4-studenten naar etniciteit
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Onder de havisten zien we, wat betreft de ontwikkeling van het aantal studenten dat de
studie voortzet, geen grote verschillen tussen de drie etnische groepen (figuur 6.10).
Figuur 6.10 Keuzen van havisten naar etniciteit
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Onder mbo 4-studenten zetten de niet-westers allochtone studenten de opleiding na het
eerste jaar het minst vaak voort. Er zijn hierin enkele verschillen tussen de eerste generatie
en de tweede generatie (figuur 6.11). Studenten van de eerste generatie zetten de opleiding
vaker voort (56%) dan niet-westerse studenten van de tweede generatie (51%).
70%65% 65% 67% 67% 65% 63% 63% 61%
65%69% 66% 63% 62% 61% 59%
56% 56%50%
56%
70%63%
60% 57%52%
49%46% 44% 41%
45%
15%18% 19% 16% 18% 19% 20% 19% 20%
20% 15% 18% 21%19% 18% 21%
21% 19%
23%
24%
15%
18%20%
17%19%
20%22%
21% 24%
23%
15% 17% 16% 17% 16% 17% 16% 18% 19% 16% 17% 17% 16% 19% 21% 20% 23% 25% 27%20%
16% 18% 20%26% 28% 31% 32%
36% 35%31%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
autochtoon westers allochtoon niet-westers allochtoon
blijvers stoppers switchers
64%59% 60% 62% 63% 62% 62% 62% 63% 65%
58%53% 54% 56% 56% 54% 57% 56% 58% 60% 60%
51%57% 55% 56% 56% 54% 54% 54% 57%
9%
10% 11%9% 10% 9% 9% 8% 8%
9%
11%14% 12%
11% 12%13%
13% 10% 10%11%
8%
9%
8%7% 9% 8% 9% 7% 9%
9%
27%31% 29% 28% 28% 29% 29% 30% 29% 26%
31% 33% 34% 32% 31% 33% 31% 33% 32% 29%33%
40%35% 37% 35% 37% 37% 39% 37% 34%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
autochtoon westers allochtoon niet-westers allochtoon
blijvers stoppers switchers
50 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Bij de havisten is dit andersom: de niet-westerse studenten van de eerste generatie zetten
de opleiding minder vaak voort (53%) dan de niet-westers allochtone studenten van de
tweede generatie (56%), het verschil is echter niet groot.
Figuur 6.11 Keuzen van niet-westers allochtone studenten naar generatie
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
We zagen eerder dat het percentage studenten dat de opleiding na het eerste studiejaar
voortzet over de jaren afneemt onder niet-westers allochtone mbo 4-studenten. Dit geldt in
ongeveer evenredige mate voor de eerste en de tweede generatie (figuur 6.12).
Figuur 6.12 Keuzen van niet-westerse mbo 4-studenten naar generatie
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Bij de havisten is hierin geen duidelijke ontwikkeling zichtbaar voor niet-westerse
allochtonen. Qua generatie is het beeld hierin hetzelfde (figuur 6.13).
56% 53% 52% 55%67%
51% 56% 50%65%
78%
20%8%
27%12%
13%
20% 8% 27%10%
9%24%
38%21%
32%20%
29%36%
23% 25%13%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
mbo 4 havo mbo geen4
vwo wo mbo 4 havo mbo geen4
vwo wo
eerste generatie tweede generatie
blijvers stoppers switchers
70%64% 60% 58% 54% 48% 43% 42% 40% 44%
69%62% 59% 57% 52% 49% 47% 44% 41% 46%
14%19% 20%
19%20%
22%24% 21% 25%
25%
15%18% 20%
16%19% 20% 21%
21% 23%23%
16% 17% 19% 24% 27% 30% 33% 37% 35% 31%
16% 20% 21%28% 29% 31% 32% 35% 35% 31%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
eerste generatie tweede generatie
blijvers stoppers switchers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 51
Figuur 6.13 Keuzen van niet-westerse havisten naar generatie
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
6.4 Keuzes per geslacht en etniciteit
Binnen de etnische groepen blijken mannelijke en vrouwelijke mbo 4-studenten niet veel te
verschillen wat betreft het voortzetten van de studie: evenveel mannelijke als vrouwelijke
autochtone, westerse en niet-westerse studenten blijven dezelfde studie volgen. Ook het
aantal stoppers en switchers is nagenoeg gelijk tussen mannen in vrouwen in drie etnische
groepen (zie figuur 6.14)
Bij de havisten zien we wel duidelijke verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke studenten
in de drie etnische groepen: mannen zetten in alle gevallen de studie minder vaak voort.
Autochtone, vrouwelijke havisten zetten het vaakst de opleiding voort na het eerste jaar
(68%). Niet-westers allochtone, mannelijke havisten zetten het minst vaak de opleiding
voort (50%). Deze laatste groep switcht het vaakst van opleiding (41%).
Figuur 6.14 Keuzen naar geslacht, etniciteit en vooropleiding voor periode 2005-2015
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
58%51% 54% 53% 53% 55% 53% 53% 51% 55% 60%
51%59% 56% 57% 56% 54% 54% 55% 57%
8%8%
8% 7% 9% 8% 10% 7% 10%9%
7%
9%8% 7% 8% 8% 9% 7% 8% 9%
34%41% 38% 40% 38% 38% 37% 39% 40% 35% 32%
40%34% 37% 35% 36% 37% 39% 37% 34%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
eerste generatie tweede generatie
blijvers stoppers switchers
64% 66% 60% 61%53% 53% 56%
68%
51%62%
50%60%
19% 18%20% 19%
20% 20% 11%
7%
14%
10%
10%
7%
17% 16% 20% 20% 27% 27% 33%25%
36%29%
41%33%
0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%
100%
man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw
autochtoon westersallochtoon
niet-westersallochtoon
autochtoon westersallochtoon
niet-westersallochtoon
mbo 4 havo
blijvers stoppers switchers
52 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
De jaarlijkse afname van het aantal niet-westers allochtone mbo 4-studenten dat de
opleiding voortzet, zien we terug onder zowel mannelijke als vrouwelijke studenten (figuur
6.15). Onder autochtone mbo 4-studenten blijft dit aantal gelijk, eveneens onder zowel
mannelijke als vrouwelijke studenten.
Figuur 6.15 Keuzen van mbo 4-studenten naar geslacht en etniciteit
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Bij de havisten valt op dat het percentage studenten dat de opleiding voortzet onder
vrouwelijke autochtonen toeneemt over de jaren en grotendeels gelijk blijft onder
mannelijke autochtonen (figuur 6.16). Onder niet-westerse allochtone havisten zijn er, qua
ontwikkeling, geen grote verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke studenten: het blijft
bij beide groepen grotendeels gelijk over de jaren.
Figuur 6.16 Keuzen van havisten naar etniciteit en geslacht
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
70%65% 66% 63% 59%
71%66% 68% 64% 63%
70%59%
50%46%
40%
69%61%
54%46% 42%
18% 16% 19% 20% 21% 18% 17% 18% 18%18%
19%
17%
21%21% 24%
18%
17%
20%
20%23%
15% 15% 16% 17% 19% 15% 16% 15% 16% 19% 15%20%
30% 32% 36%
17% 20%27%
32% 35%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/0
6
07/0
8
09/1
0
11/1
2
13/1
4
05/0
6
07/0
8
09/1
0
11/1
2
13/1
4
05/0
6
07/0
8
09/1
0
11/1
2
13/1
4
05/0
6
07/0
8
09/1
0
11/1
2
13/1
4
man vrouw man vrouw
autochtoon niet-westers allochtoon
blijvers stoppers switchers
59%53% 57% 55% 56%
68% 66% 68% 68% 70%
56% 53% 51% 48% 47%
63% 62% 61% 59% 60%
13%11% 11% 10%
11%
8%7% 7% 6%
7%
10%9% 9% 9%
12%8% 6% 7% 6%
7%
30% 33% 32% 33% 34%24% 25% 24% 25% 24%
36% 38% 39% 42% 42%
30% 32% 32% 33% 33%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
man vrouw man vrouw
autochtoon niet-westers allochtoon
blijvers stoppers switchers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 53
6.5 Keuzes naar sociaal economische achtergrond
Het aantal mbo 4-studenten dat stopt na het eerste jaar verschilt nauwelijks wat betreft de
sociaaleconomische achtergrond van studenten (zie figuur 6.17). Van de mbo 4-studenten
uit de wijken met de laagste sociaaleconomische status valt 20% uit, tegenover 18 en 19%
van de mbo 4-studenten uit de wijken met de hoogste sociaaleconomische status
respectievelijk de overige wijken in Nederland.
Wel switchen mbo 4-studenten uit wijken met laagste status vaker dan studenten uit wijken
met de hoogste status.
Onder havisten zijn er nauwelijks verschillen tussen de drie sociaaleconomische groepen.
Wel switchen havisten uit de wijken met laagste scores iets vaker dan havisten uit de
overige wijken.
Figuur 6.17 Keuzen naar vooropleiding en sociaaleconomische status woonwijk
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Zowel onder mbo 4-studenten uit de wijken met de laagste sociaal economische status als
onder de mbo 4-studenten uit de wijken met de hoogste status neemt het percentage dat
dezelfde opleiding aan dezelfde instelling blijft volgen over de jaren af (figuur 6.18).
57%64% 63% 59% 62% 61%
20%18% 19%
10% 9% 10%
23% 17% 18%32% 29% 29%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
20% laagstestatus wijken
overige wijken 20 % hoogstestatus wijken
20% laagstestatus wijken
overige wijken 20 % hoogstestatus wijken
mbo 4 havo
blijvers stoppers switchers
54 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 6.18 Keuzen van mbo 4-studenten naar sociaaleconomische status woonwijk
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Onder havisten zien we nauwelijks een ontwikkeling in het aantal blijvers en stoppers over
jaren (figuur 6.19).
Figuur 6.19 Keuzen van havisten naar sociaaleconomische status woonwijk
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
6.6 Keuzes naar moment van overstap
Maakt het uit of studenten direct na de vooropleiding aan een hbo-bachelor beginnen of dat
ze een aantal tussenjaren hebben?
66%61% 59% 60% 58% 57% 54% 53% 51%
56%
71%67% 66% 67% 64% 64% 61% 60% 57% 61%
16%19% 21% 18% 19% 21%
21% 20% 22%22%
14%17% 18% 15% 18% 18% 21% 19%
21%20%
19% 20% 20% 22% 23% 23% 25% 27% 27%23%
15% 17% 16% 18% 18% 18% 18% 21% 22% 19%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
laagste status wijken hoogste status wijken
blijvers stoppers switchers
60%55% 56% 59% 59% 58% 58% 58% 59% 62% 63%
57% 60% 62% 61% 62% 60% 60% 62% 63%
9%11% 11% 9% 10% 10% 10% 8% 9%
9% 9%11%
11% 9% 10% 9% 10% 8%9% 9%
32% 34% 33% 32% 31% 32% 32% 34% 32% 29% 28% 32% 29% 29% 28% 29% 30% 32% 29% 28%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
laagste status wijken hoogste status wijken
blijvers stoppers switchers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 55
Voor mbo 4-studenten geldt dat degene die na meer dan 2 jaar de bachelor instromen, het
merendeel de opleiding niet voorzet na het eerste jaar; 26% stopt en 43% switcht (figuur
6.20). Hier dient wel bij te worden opgemerkt dat het om een relatief (zeer) kleine groep
gaat: 3% van de totale groep mbo 4-studenten die instroomt, heeft meer dan twee jaar
gewacht na het mbo voordat ze het hbo instromen.
Bij de havisten zien we minder grote verschillen. Wat betreft het aantal blijvers zijn er geen
grote verschillen tussen de directe overstappers en de studenten met tussenjaren. De
directe overstappers switchen wel vaker van opleiding dan dat ze stoppen, in vergelijking
met de studenten met tussenjaren. De havisten met meer dan 2 tussenjaren tussen de
havo-vooropleiding en de hbo-bachelor stoppen vaker volledig (21%) dan dat ze switchen
van voltijd hbo-bachelor (17%).
Figuur 6.20 Keuzen naar vooropleiding en verschil in jaren tussen overstap
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
6.7 Keuzes per bol/bbl
Maken bol-studenten andere keuzes dan bbl-studenten na het eerste jaar op het hbo? Ja,
mbo 4-studenten uit een bbl-traject stoppen vaker met een hbo-bachelor (31%) dan mbo 4-
studenten een bol-opleiding (18%).
Van de mbo 4-studenten met een bbl-traject zet een minderheid (40%) de huidige hbo-
bachelor na het eerste jaar voort, tegen een meerderheid (62%) van de mbo 4-studenten
met een bol-traject (Figuur 6.20).
Ook hier dient echter in het achterhoofd te worden gehouden dat het om een relatief kleine
groep gaat: slechts 3% van de mbo 4-studenten die een hbo-bachelor gaan doen heeft een
bbl-achtergrond (zie paragraaf 3.7).
Bij mbo-studenten zonder niveau 4 diploma lijkt het weinig verschil te maken of men een
bol- of bbl-opleiding heeft gedaan.
64% 60%
32%
61% 58% 62%
18% 24%
26%
8% 15%21%
19% 15%
43%30% 27%
17%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
directe overstap 1 of 2tussenjaren
meer dan 2tussenjaren
directe overstap 1 of 2tussenjaren
meer dan 2tussenjaren
mbo 4 havo
blijvers stoppers switchers
56 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 6.21 Keuzen naar niveau/diploma en leerweg
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
6.8 Keuzes van stapelaars
Mbo 4-studenten die in het mbo diploma’s hebben gestapeld blijken vaker uit te vallen en
vaker te switchen dan mbo-4 studenten die niet hebben gestapeld (zie figuur 6.22).
Van de mbo 4-studenten die niet gestapeld hebben, blijkt 63% dezelfde hbo-bachelor aan
dezelfde instelling te blijven volgen, tegen 54% van de mbo-studenten die diploma’s
gestapeld hebben op het mbo. Van de mbo-studenten zonder niveau 4-diploma blijft 57%
dezelfde opleiding aan dezelfde instelling volgen (zie figuur 6.22).
Figuur 6.22 Keuzen naar mbo-route
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
62%
40%
56% 59%
18%
31%
25%25%
19%28%
19% 16%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
bol bbl bol bbl
mbo 4 mbo geen 4
switchers
stoppers
blijvers
63%54% 57%
18%
24%25%
19% 23% 18%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
mbo 4 zonder stapelen mbo 4 met stapelen mbo zonder niveau 4-diploma
switchers
stoppers
blijvers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 57
Figuur 6.23 laat zien dat het aantal studenten dat stopt en switcht sterker toeneemt onder
studenten die diploma’s hebben gestapeld op het mbo dan onder studenten die dat niet
gedaan hebben. Eerder zagen we dat het aantal stapelaars onder niveau 4 studenten is
toegenomen (zie hoofdstuk 4).
Figuur 6.23 Keuzen van mbo 4-stapelaars en niet-stapelaars.
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Zoals in figuur 6.24 is te zien, vallen studenten die tijdens hun havo-vooropleiding
doubleerden vaker uit en switchen ze ook beduidend vaker dan studenten die niet zijn
blijven zitten op de havo. Het verschil tussen doublerende en niet-doublerende havisten wat
betreft het blijven volgen van dezelfde studie is van even grote orde als het verschil tussen
mbo 4-studenten die stapelden en niet-stapelden (zo’n 10%).
Figuur 6.24 Keuzen van havisten die wel/niet doubleerden op het havo
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
6.9 Conclusie
Als het gaat om de keuze van 1. dezelfde studie blijven volgen, 2. (tijdelijk) te stoppen met
het volgen van onderwijs en 3. van studie, niveau en/of instelling te wisselen dan blijken er
op uiteenlopende vlakken verschillen waarneembaar tussen studenten.
70%65% 65% 66% 65% 63% 61% 60% 58% 62% 60% 57% 58% 56% 54% 52% 50% 48%
53%
15%17% 19% 16% 17% 18% 19% 18% 20%
19% 22%23% 21% 22% 23% 25%
24% 27%26%
15% 17% 16% 18% 18% 19% 20% 22% 22% 19% 18% 20% 21% 22% 23% 23% 26% 25% 21%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
05/0
6
06/0
7
07/0
8
08/0
9
09/1
0
10/1
1
11/1
2
12/1
3
13/1
4
14/1
5
mbo 4 zonder stapelen mbo 4 met stapelen
switchers
stoppers
blijvers
63% 53%
8%12%
28% 35%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
niet gedoubleerd wel gedoubleerd
havo
switchers
stoppers
blijvers
58 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Zo blijven studenten die jong aan de hbo-bachelor beginnen vaker dezelfde studie te volgen
dan studenten die relatief wat ouder zijn. Die laatste groep valt vaker uit. Dit geldt voor
zowel studenten met een mbo 4 als een havo-achtergrond.
Wat betreft geslacht zijn er bij mbo 4-studenten nauwelijks verschillen. Mannen en vrouwen
doen het, over de jaren heen, even goed. Bij de havisten doen vrouwen het beduidend beter
dan mannen; mannelijke havo-studenten vallen vaker uit en switchen vaker.
Wat betreft etniciteit zien we dat autochtone studenten vaker dezelfde studie blijven volgen
dan studenten van westerse komaf, en westerse studenten vaker dezelfde studie blijven
volgen dan niet-westerse studenten. Niet-westerse studenten switchen (veel) vaker van
studie. Dit geldt voor zowel mbo 4-studenten als havisten. Wel zijn de verschillen bij
mbo 4-studenten tussen de etnische groepen groter en worden de verschillen ook groter
over de tijd. Bij havisten is het verschil stabiel.
Bij mbo 4-studenten zijn er geen opvallende verschillen tussen mannen en vrouwen binnen
de etnische groepen. Bij havisten zijn die er wel. Autochtone vrouwelijke havisten blijven
beduidend vaker dezelfde studie volgen, terwijl niet-westerse mannelijke havisten veel vaker
switchen.
Wat betreft de sociale economische achtergrond van studenten blijkt dat mbo-studenten uit
de wijken met de laagste scores vaker switchen dan studenten uit andere wijken. Over de
tijd zien we dat studenten uit zowel de wijken met de hoogste als de laagste scores vaker
switchen en uitvallen. Onder havisten zijn er minder verschillen en deze zijn stabiel over de
tijd.
Mbo 4-studenten die niet direct doorstromen vanuit het mbo vallen vaker uit. Zeker
wanneerzij meer dan 2 jaar wachten voordat ze het hbo instromen. Bij havisten is dit
verschil minder duidelijk.
Slechts een klein deel van de mbo 4-studenten op het hbo heeft een bbl-achtergrond. Zij
doen het echter beduidend minder goed dan bol-studenten. Van de bbl-studenten stopt
meer dan 30% en bijna 30% switcht.
Ook stapelaars doen het aanzienlijk minder goed in termen van uitval en switch. Van de
niveau 4-studenten die geen diploma’s gestapeld hebben op het mbo, blijft 63% dezelfde
studie volgen, van de niveau 4-studenten die wél gestapeld hebben, blijft 54% dezelfde
studie volgen. Stapelaars vallen vaker uit en switchen ook vaker dan niet-stapelaars.
Eenzelfde beeld geldt voor havisten die zijn blijven zitten op de havo.
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 59
7 Waar bevinden uitvallers en switchers zich?
Vanuit welke opleidingen en scholen vallen mbo 4-studenten uit? Zijn er daarbij verschillen
tussen scholen? En maakt het uit waar mbo-studenten vandaan komen? Antwoorden op
deze en soortgelijke vragen worden in dit hoofdstuk geboden.
Er worden in dit hoofdstuk geen uitsplitsingen over de tijd heen gemaakt, omdat de
bijbehorende figuren dan nog nauwelijks leesbaar zijn. Om dezelfde reden worden in dit
hoofdstuk mbo 4-studenten alleen vergeleken met havisten.
7.1 Uitval en switch per hogeschool
De keuzes die studenten na jaar één maken blijken behoorlijk te verschillen per hogeschool.
Zoals te zien in figuur 7.1 zijn er hogescholen waar 81% van de mbo4-studenten dezelfde
opleiding blijven doen en hogescholen waar 54% dat doet.
Logischerwijs lopen ook uitval en switch lopen per hogeschool uiteen. Er zijn hogescholen
waar 21% van de mbo 4-studenten uitvalt en hogescholen waar 10% uitvalt. Bij sommige
hogescholen switcht 6% van de mbo 4-studenten, bij anderen 30%.
Ook bij havisten blijken er aanzienlijke verschillen te zijn tussen hogescholen. Er zijn
hogescholen waar 88% van de havisten dezelfde studie blijven volgen en hogescholen waar
56% dat doet. En ook bij uitval en switch lopen de percentages uiteen tussen respectievelijk
13 en 4% en 34 en 6%.
Wat opvalt uit figuur 7.1 is dat hogescholen waar veel mbo 4-studenten dezelfde studie
blijven volgen, en dus relatief weinig uitvallen en/of switchen, dat havisten daar ook relatief
vaak dezelfde studie blijven volgen. En ook omgekeerd: daar waar veel mbo 4-studenten
uitvallen, dan wel switchen, doen havisten dat ook. Alleen bij een aantal pabo’s lijken
havisten beduidend vaker dezelfde studie te blijven doen dan mbo 4-studenten.
Uit de figuur blijkt verder dat de instellingen met relatief weinig uitval en switchen met name
de kunsten- en groene instellingen zijn.
De meeste hogescholen hebben een gemiddeld uitval- en switchcijfer dat rond het landelijk
gemiddelde van respectievelijk 19 en 21% ligt. Alleen de hogeschool die de meeste mbo-4
studenten trekt, de Hogeschool van Amsterdam, doet het beduidend minder goed, met een
gemiddelde uitval van 21% en een gemiddeld switchpercentage van 24%. In de periode
2005-2015 bleef gemiddeld 55% van de studenten aan de HvA dezelfde studie volgen na
jaar 1.
60 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 7.1 Keuzen van mbo 4-studenten en havisten per hogeschool
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
81%
75%
81%
88%
79%
72%
78%
76%
77%
82%
74%
71%
74%
70%
74%
69%
73%
85%
73%
76%
72%
77%
70%
71%
69%
71%
68%
62%
67%
68%
67%
66%
66%
70%
65%
63%
65%
63%
64%
65%
63%
66%
62%
63%
62%
59%
62%
61%
62%
60%
61%
70%
61%
58%
60%
62%
60%
56%
60%
56%
59%
63%
59%
61%
59%
60%
58%
59%
58%
62%
55%
58%
54%
67%
13%
10%
13%
6%
12%
11%
14%
11%
13%
8%
18%
7%
16%
13%
15%
8%
20%
4%
13%
4%
18%
6%
14%
9%
16%
7%
18%
9%
19%
8%
18%
7%
20%
8%
17%
8%
17%
7%
20%
10%
17%
7%
20%
9%
19%
9%
18%
9%
18%
8%
21%
8%
20%
9%
21%
8%
20%
11%
10%
11%
21%
11%
20%
7%
18%
10%
20%
10%
21%
10%
21%
12%
19%
7%
6%15%
6%6%
9%16%
8%13%
11%10%
8%21%
9%16%
11%23%
7%11%
14%21%
9%17%16%
20%15%
22%15%
29%14%
25%15%
27%14%
22%18%
30%18%
30%16%
26%19%
27%18%
28%19%
32%20%
29%20%
32%18%
22%20%
34%18%
29%20%
33%30%
33%20%
26%22%
32%23%
30%22%
31%21%
28%24%
30%27%26%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
Des
ign
Aca
de
my
HTH
Am
ster
da
mse
HvK
Hd
KD
enH
aag
Co
dar
ts
HA
SD
enB
osc
h
HvK
Utr
ech
tV
HL
Dri
est
ar
PA
BO
Zwo
lle
Vile
nt
um
Art
eZ
De
Kem
pel
HS
Zuyd
HS
Zee
lan
dIs
elin
ge H
S
Ger
efo
rme
erd
eH
SH
anze
HS
NH
LH
SC
HE
Sten
den
HS
NH
TVB
red
aFo
nty
s H
S
HS
Ro
tte
rdam
Ava
ns
HS
Mar
ni
x ac
.H
AN
Win
des
hei
m
HS
Utr
ech
t
Rie
tve
ldac
ade
mie
HS
Inh
oll
and
Saxi
on
HS
Haa
gse
HS
HS
Leid
en
Ipab
oH
vA
HS
Tho
mas
Mo
re
Blijvers Stoppers Switchers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 61
7.2 Uitval en switch per sector en instellingstype
Tussen de verschillende hbo-sectoren blijken duidelijke verschillen zichtbaar tussen de
keuzes die studenten maken. Binnen de groene sector blijft meer dan 70% van de
mbo 4- studenten én de havisten dezelfde studie volgen. Binnen de sector Economie en
Sociale studies ligt dat rond of onder de 60%.
Opvallend is dat het aantal studenten dat dezelfde studie blijft volgen onder
mbo 4-studenten en havisten in de meeste sectoren ongeveer gelijk is. Alleen bij
Bètatechniek en kunsten is er een duidelijk verschil: mbo 4-studenten blijven in die sectoren
vaker dezelfde studie volgen dan havisten.
Binnen alle sectoren switchen havisten vaker dan mbo 4-instromers. Voor de sector
Economie valt op dat ook een kwart van de mbo 4-studenten van studie en/of van instelling
wisselt.
Voor mbo 4-instromers in de onderwijs- en sociale studies-sectoren geldt dat zij even vaak
switchen als stoppen met de studie (beide resp. 21 en 19%).
Figuur 7.2 Keuzen per hbo-sector
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
73%
71%
56%
58%
68%
68%
58%
62%
62%
60%
69%
62%
76%
70%
74%
68%
17%
8%
20%
9%
18%
8%
21%
10%
19%
9%
17%
9%
13%
11%
16%
8%
10%
22%
25%
33%
14%
24%
21%
28%
19%
31%
14%
30%
11%
19%
10%
23%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
hao
- g
roen
heo
-ec
on
om
ieh
gzo
-ge
zon
dh
eid
hp
o -
on
der
wijs
hss
-so
cial
est
ud
ies
htn
o -
bèt
atec
hn
iek
kuo
- k
un
stO
veri
g
Blijvers Stoppers Switchers
62 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Zoals uit figuur 7.1 blijkt verschilt de uitval per hogeschool. Deze verschillen zijn ook
zichtbaar voor de verschillende hbo instellingstypes (zie figuur 7.3).17
Figuur 7.3 Keuzen per hbo instellingstype
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Bij hogescholen die een breed aanbod van opleidingen bieden, blijven de minste
mbo 4-studenten na het eerste jaar dezelfde opleiding volgen. De uitval op deze brede
scholen ligt met 19% relatief hoog, net als het aantal switchers.
Bij hotelscholen en hogescholen die zich op toerisme focussen, blijven de meeste
mbo 4-studenten dezelfde opleiding volgen: 80%.
Bij hogescholen voor de kunst, brede en groene hogescholen blijven evenveel havisten als
mbo 4-studenten dezelfde opleiding volgen. Bij pabo’s en hotelscholen doen havisten in het
beter in de zin dat zij vaker dezelfde opleiding blijven volgen, minder uitvallen en minder
switchen.
Figuur 7.4 geeft per sector weer aan welke type instellingen er opleidingen gevolgd kunnen
worden en welke keuzes studenten daar maken. Voor alle sectoren geldt dat studenten op
brede hbo-instellingen vaker stoppen en switchen in vergelijking met de meer toegespitste
hbo-instellingen.
17 Zoals in paragraaf 4.2 uitgelegd hebben we hogescholen ingedeeld naar het type onderwijs dat ze bieden. Brede hogescholen bieden onderwijs uit verschillende sectoren. Andere hogescholen zijn ingedeeld naar sector waarin ze onderwijs bieden.
61%
60%
74%
71%
65%
72%
74%
72%
81%
88%
19%
9%
17%
8%
19%
7%
15%
11%
13%
6%
20%
30%
10%
21%
17%
21%
11%
17%
6%
6%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
Bre
ed
Gro
enP
abo
Ku
nst
en
Ho
tels
cho
ol/
toer
ism
e
Blijvers Stoppers Switchers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 63
Figuur 7.4 Keuzen per sector en hbo-instellingstype
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
7.3 Uitval en switch per opleiding
Zien we ook verschillen in keuzes per opleiding? In paragraaf 4.3 is beschreven hoe de
instroom per opleiding eruit ziet en dat er opleidingen zijn waar de instroom homogeen van
aard is doordat er voornamelijk mbo 4-studenten dan wel havisten instromen en opleidingen
waar de instroom heterogeen van aard is en er dus ook een aanzienlijke groep vwo’ers,
wo’ers en mbo-studenten zonder niveau 4-diploma is.
Als we kijken naar de keuzes die studenten in homogene en heterogene opleidingen maken
dan lijken er verbanden te zijn tussen de mate van homogeniteit en het aandeel uitvallers en
switchers.
67%
63%
74%
71%
56%
58%
66%
65%
81%
88%
68%
68%
57%
60%
65%
72%
73%
76%
62%
60%
69%
61%
76%
72%
76%
67%
76%
72%
74%
68%
21%
9%
17%
8%
20%
9%
19%
13%
13%
6%
18%
8%
22%
11%
19%
7%
13%
8%
19%
9%
18%
9%
15%
15%
13%
11%
14%
12%
16%
8%
13%
28%
10%
21%
25%
33%
15%
21%
6%
6%
14%
24%
22%
30%
17%
21%
14%
16%
19%
31%
14%
30%
8%
13%
12%
21%
10%
16%
10%
23%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
Bre
ed
Gro
enB
ree
dK
un
sten
Ho
tels
cho
ol/
toer
ism
eB
ree
dB
ree
dP
abo
Ku
nst
enB
ree
dB
ree
dK
un
sten
Bre
ed
Ku
nst
enB
ree
d
hao
- g
roen
heo
- e
con
om
ie
hgz
o -
gezo
nd
hei
dh
po
- o
nd
erw
ijs
hss
-so
cial
est
ud
ies
htn
o -
bèt
atec
hn
iek
kuo
- k
un
stO
veri
g
Blijvers Stoppers Switchers
64 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 7.5 geeft voor iedere opleiding die aan hogeschool wordt gegeven18 weer wat de
mate van uitval en switch is afgezet tegen het aandeel mbo 4 studenten dat instroomt en
aandeel havisten. Door de puntenwolken die dat oplevert is een regressielijn getrokken.
Hieruit kunnen duidelijke verbanden worden getrokken.
Ten eerste laten de linker plaatsjes zien dat 1) hoe hoger het aandeel mbo 4-studenten is
dat in een opleiding instroomt, hoe hoger het aandeel uitvallers is en 2) hoe hoger het
aandeel havisten dat instroomt, hoe lager het aandeel uitvallers. Dus mbo 4-studenten
vallen ook uit in klassen waar een groot deel van de studenten een mbo 4-achtergrond
heeft.
Ten tweede blijkt uit de rechter plaatsjes dat de mate van switch nauwelijks af te hangen
van het aandeel mbo 4-studenten in de klas. Wel geldt: hoe meer havisten, hoe hoger het
aandeel switchers.
Figuur 7.5 Aandeel mbo 4- en havo-instromers per brin/croho-combinatie afgezet tegen
het aandeel switchers en stoppers.
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Uit figuur 7.6 blijkt dat mbo 4-studenten minder vaak switchen op opleidingen waar zij in de
meerderheid zijn in vergelijking met opleidingen waar meer dan 65% afkomstig is uit de
18 Door te kijken naar een bron/croho combinatie telt iedere opleiding die aan een hogeschool wordt gegeven mee. Dus als een bepaalde opleiding op 5 hogescholen wordt gegeven, dan worden de studenten in deze opleiding voor de 5 hogescholen afzonderlijk geanalyseerd. Uitzondering zijn die opleidingen die per hogeschool die minder dan 50 studenten in de periode 2005-2015 hebben getrokken (dit waren er 153 van de in totaal 977 opleidingen per hogeschool).
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 65
havo (19 t.o.v. 24%). Op de meest heterogene opleidingen wordt juist minder geswitcht.
Voor uitval zijn de verschillen beperkt.
Figuur 7.6 Uitval naar opleidingskenmerken
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
7.4 Uitval en switch per toeleverende mbo-instelling en -type
Maakt het uit van welke mbo-instelling een student afkomstig is? Op basis van figuur 7.7
kunnen we stellen dat dit het geval is. Het percentage studenten dat doorgaat met de studie
na één jaar varieert tussen de 27 en 78% per mbo-instelling.
Logischerwijs loopt ook het percentage uitvallers en switchers uiteen. Mbo 4-studenten
afkomstig van de ene mbo-instelling vallen in 13% van de gevallen uit, van andere
instellingen valt 42% uit. Het zelfde geldt voor switch, van één school switcht 8% van de
studenten uit, van een ander 30%.
62%
60%
57%
57%
69%
68%
61%
61%
19%
9%
19%
10%
17%
10%
19%
9%
19%
31%
24%
33%
14%
22%
20%
30%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
mbo 4
havo
Meerd
erh
eid
mbo 4
Meerd
erh
eid
havis
ten
Meest
div
ers
eople
idin
gen
Overige
ople
idin
gen
Blijvers Stoppers Switchers
66 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 7.7 Keuzen per leverende mbo-instelling
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
27%
44%
51%
51%
53%
56%
57%
57%
57%
58%
58%
58%
58%
58%
59%
60%
60%
60%
61%
61%
61%
61%
61%
61%
62%
62%
62%
63%
63%
63%
63%
63%
64%
64%
64%
64%
64%
65%
65%
66%
66%
66%
66%
66%
67%
67%
67%
67%
67%
67%
68%
68%
68%
69%
69%
69%
69%
70%
70%
71%
71%
71%
72%
73%
73%
77%
78%
42%
25%
24%
22%
22%
21%
20%
19%
22%
21%
19%
19%
21%
19%
21%
28%
26%
20%
20%
17%
18%
19%
19%
19%
20%
19%
19%
22%
18%
20%
19%
21%
18%
18%
17%
17%
17%
18%
19%
16%
17%
21%
20%
18%
17%
18%
16%
18%
17%
18%
20%
15%
16%
19%
20%
14%
18%
19%
16%
17%
16%
16%
15%
17%
17%
15%
13%
30%
30%
26%
27%
25%
23%
23%
24%
20%
21%
23%
23%
21%
23%
20%
12%
14%
20%
20%
22%
21%
20%
19%
19%
19%
19%
19%
16%
20%
17%
18%
15%
19%
19%
19%
18%
19%
18%
16%
18%
17%
13%
14%
16%
17%
16%
17%
15%
15%
15%
13%
17%
16%
13%
12%
18%
13%
12%
14%
13%
13%
13%
13%
10%
10%
8%
8%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
SVO Opleidingen
ROC TOP
ROC van Amsterdam
MBO Amersfoort
ROC Flevoland
ROC Amarantis
ROC Aventus
MBO Utrecht
ROC Onderwijsgroep A12
ID College
ROC van Twente
ROC Zadkine
ROC Midden Nederland
ROC Mondriaan
ROC Rivor
STC
SOMA College
ROC Tilburg
ROC Nijmegen eo
ROC Albeda College
Regio College
Rijn IJssel
Noorderpoort College
De Rooi Pannen
ROC Menso Alting
ROC Drenthe College
ROC Alfa-college
ROC Kop van Noord-Holland
ROC Deltion College
ROC Da Vinci College
ROC West-Brabant
ROC Arcus College
ROC Koning Willem I
ROC Leiden
Landstede
Summa College
ROC Friese Poort
ROC Horizon College
ROC Nova College
ROC Friesland College
Grafisch Lyceum Rotterdam
AOC Groenhorst College
AOC Oost
ROC de Leijgraaf
Leidse Instrumentmakers School
ROC Gilde Opleidingen
ROC Leeuwenborgh
AOC Terra
Scalda
Nordwin College
Lentiz
ROC Graafschap College
ROC Ter AA
Wellantcollege
Mediacollege Amsterdam
CIBAP
Hout en Meubileringscollege
Helicon Opleidingen
SintLucas - De Eindhovense school
AOC West Brabant
Clusius College
Grafisch Lyceum Utrecht
CITAVERDE College
Hoornbeeck College
Nimeto
Edudelta Onderwijsgroep
AOC De Groene Welle
Blijvers
Stoppers
Switchers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 67
Uit figuur 7.8 blijkt dat tussen de verschillende instellingentypes er weinig verschil zit tussen
het percentage dat stopt. Wel blijkt het aandeel switchers afkomstig van aoc’s en vakscholen
beduidend lager te liggen dan andere mbo-instellingen.
Figuur 7.8 Keuzen van eerstejaarsstudenten afkomstig uit mbo 4 in een voltijd hbo-
bachelor na het eerste jaar per leverende mbo-instellingstype
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
7.5 Uitval per toeleverend mbo-domein
Per mbo-domein blijken er aanzienlijke verschillen te zijn wat betreft de keuzen die
studenten maken. Niveau 4-studenten uit het domein Bouw Infra die doorstromen blijven in
75% van de gevallen dezelfde studie volgen, ‘slechts’ 25% van de studenten valt uit of
switcht van studie en/of instelling. Niveau 4 studenten afkomstig uit het domein Handel &
Ondernemerschap daarentegen stoppen en switchen bijna even vaak als dat ze blijven.
Figuur 7.9 Keuzen per leverend mbo-domein
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Maakt het uit naar welke sector studenten stromen? Is het bijvoorbeeld juist de overgang
bouw-infra naar bouw-infra die goed loopt of doen studenten bouw-infra het goed in elke
61%
69%
68%
19%
18%
18%
20%
13%
14%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Roc
Aoc
Vakschool
Blijvers Stoppers Switchers
75%
71%
69%
69%
69%
68%
67%
65%
62%
62%
61%
61%
55%
55%
54%
51%
14%
15%
17%
17%
16%
19%
19%
20%
21%
19%
20%
19%
26%
18%
19%
23%
11%
14%
14%
15%
14%
13%
13%
15%
17%
18%
19%
20%
19%
26%
16%
26%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Bouw en infra
Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek
Veiligheid en sport
Media en vormgeving
Informatie en communicatietechnologie
Voedsel, natuur en leefomgeving
Techniek en procesindustrie
Afbouw hout en onderhoud
Horeca en bakkerij
Zorg en Welzijn
Toerisme en recreatie
Uiterlijke verzorging
Transport, scheepvaart en logistiek
Economie en administratie
Mobiliteit en voertuigen
Handel en ondernemerschap
Blijvers Stoppers Switchers
68 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
hbo-sector? Figuur 7.10 geeft een overzicht. Per hbo-sector is bekeken uit welke domeinen
niveau 4-studenten instromen. Alleen als de instroom vanuit een bepaald domein tenminste
5% van de totale mbo-instroom in die sector is, hebben we gekeken welke keuzes er per
mbo-domein gemaakt worden, vandaar dat niet alle vakjes gevuld zijn.19
Figuur 7.10 laat zien dat de instroom per sector duidelijk verschilt. De groene sector (hao)
ontvangt uit slechts één mbo-domein tenminste 5% van de instromende mbo 4-studenten,
de sector bètatechniek (htno) uit zes.
Hoe doen studenten uit verschillende domeinen het? Studenten bouw-infra die bètatechniek
gaan doen (de enige hbo-sector waar ze 5% van de instroom vertegenwoordigen) doen het
daar beter dan studenten afkomstig uit andere domeinen, zowel in termen van switch als in
termen van uitval.
Studenten afkomstig uit economische domeinen doen het het minst goed in de sector
Bètatechniek. Ook binnen in de sectoren Gezondheid, Sociale studies en Onderwijs vallen
studenten uit de economische domeinen opvallend vaak uit en/of switchen ze.
Zelfs binnen de sector Economie doen niveau 4-studenten uit de economische domeinen
Handel & Ondernemerschap en Economie & Administratie het minder goed dan instromers
uit andere domeinen: ze switchen beduidend vaker. Wel stoppen ze minder vaak. Gemiddeld
genomen doen de studenten het niet-economische domeinen het overigens ook niet goed in
de sector Economie.
Binnen de sectoren Gezondheid en Onderwijs zien we duidelijke verschillen per mbo-domein.
Beide sectoren krijgen instroom uit dezelfde drie mbo-domeinen: Veiligheid & sport, Zorg &
Welzijn en Economie & Administratie. Studenten uit het domein Veiligheid & Sport doen het
in beide sectoren goed; uitval ligt rond de 15%, switch rond de 10%. Studenten uit het
domein Economie & Administratie doen het juist in beide sectoren opvallend slecht: in de
sector Gezondheid ligt uitval en switch op respectievelijk 23 en 24%, bij de sector Onderwijs
op 26% en 33%. Binnen de sector Onderwijs gaat dus bijna 60% iets anders doen na het
eerste jaar. Terwijl dat van de studenten Veiligheid & Sport 28% is. Studenten Zorg &
Welzijn nemen in beide sectoren een middenpositie in.
Al met al wijst figuur 7.10 erop dat een overstap vanuit een economisch mbo-domein dan
wel de overstap naar een economische hbo-sector, de kans op uitval dan wel switch
aanzienlijk vergroten.
19 Omdat de mbo-domeinen mobiliteit en voertuigen, transport scheepvaart en logistiek en uiterlijke verzorging in géén van de hbo-sectoren 5% van de instroom vertegenwoordigen, zijn deze niet in de figuur opgenomen.
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 69
Figuur 7.10 Uitval per hbo-sector en leverend mbo-domein voor instromers uit mbo 4.
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
70 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
7.6 Conclusie
Er blijken grote verschillen te zijn tussen het aantal uitvallers en switchers onder mbo 4-
studenten per hogeschool over de periode 2005-2015. Er zijn hogescholen waar 21% van de
mbo 4-studenten in die periode is uitgevallen en hogescholen waar dat 10% is. Bij sommige
hogescholen switcht 6% van de mbo 4-studenten, bij anderen 30%. Opvallend is bij de
hogescholen waar veel mbo 4-studenten uitvallen en/of switchen, ook veel havisten uitvallen
en/of switchen.
Het zijn met name de groene en kunstopleidingen waar weinig wordt uitgevallen dan wel
geswitcht. Dit zien we ook terug als we uitval en switch per sector bekijken: binnen de
groene en kunst sector blijft meer dan 70% van de mbo 4-studenten dezelfde studie volgen.
Binnen de sector bètatechniek is dit bijna 70%. Aan de andere kant van het spectrum staan
de sectoren onderwijs en economie; daar blijft respectievelijk 58% en 56% van de mbo 4-
studenten dezelfde studie volgen.
Per opleiding valt op dat bij de studies waar het aandeel van mbo 4-studenten boven de
50% ligt, de uitval ook relatief hoog is. Het is dus niet zo dat mbo 4-studenten het beter
doen in bacheloropleidingen waar voornamelijk mbo 4-studenten instromen.
Het lijkt uit te maken van welke mbo-instelling studenten afkomen. Zo blijkt het percentage
stoppers en switchers behoorlijk te verschillen per toeleverende mbo-instelling. Met name bij
grote mbo-instellingen valt op dat het aantal switchers hoog ligt: rond de 25% over de
afgelopen tien jaar.
Ook grote verschillen zijn zichtbaar tussen de domeinen waaruit mbo 4-studenten afkomstig
zijn. Zo blijft 75% van de bouw-infra studenten dezelfde studie volgen, tegen 51% van de
studenten uit het mbo-domein Handel & Ondernemerschap. Studenten handel &
ondernemerschap vallen vaker uit en switchen vaker.
Als we naast het mbo-domein ook de hbo-sector in ogenschouw nemen, dan blijken het met
name de niveau 4 leerlingen uit het domein Handel & Ondernemerschap én Economie en
Administratie te zijn die vaak uitvallen én switchen. Binnen de hbo-sectoren gezondheid,
sociale studies en onderwijs vallen studenten uit deze economische domeinen opvallend
vaak uit en/of switchen ze. En zelfs binnen de sector Economie doen mbo 4-studenten uit
deze domeinen het minder goed dan instromers vanuit andere domeinen: ze switchen
beduidend vaker.
Binnen de hbo-sector Economie wordt er overigens door mbo 4-studenten uit alle domeinen
relatief vaak geswitcht dan wel uitgevallen. Het lijkt er dan ook op dat erop dat een overstap
vanuit een economisch mbo-domein dan wel een overstap naar een economische hbo-
sector, de kans op uitval en switch aanzienlijk doen vergroten. Overstappen vanuit andere
domeinen naar andere sectoren laten namelijk beduidend lagere uitval en switchpercentages
zien.
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 71
8 Samenvatting & Conclusies
8.1 Samenvatting
De instroom in voltijds hbo-bacheloropleidingen bestaat voor ongeveer een derde uit mbo 4-
studenten, voor 55% uit havisten, voor 8% uit vwo’ers en dan is er nog een klein groepje
studenten dat instroomt vanaf de universiteit of vanaf het mbo zonder niveau 4-diploma.
Hoewel de absolute aantallen in de periode 2005-2015 eerst flink gestegen zijn en daarna
daalden, is het aandeel van mbo 4-studenten constant over de jaren (zie figuur 8.1).
Figuur 8.1 Instroom in voltijd hbo bacheloropleidingen
Mbo 4-student op het hbo
Gemiddeld genomen is de mbo 4-student die aan een voltijds hbo-bachelor begint 20 jaar, in
net iets meer dan helft van de gevallen vrouw, voor 70% autochtoon en 25% niet-westers,
33% komt uit de wijken met de laagste economische status en bijna 20% heeft op het mbo
diploma’s gestapeld. Bijna alle mbo 4-studenten komen rechtstreeks van het mbo (87%) en
bijna allemaal hebben ze een bol-opleiding gedaan (97%).
In de periode 2005-2015 neemt de leeftijd van mbo 4-studenten die het hbo instromen iets
toe, zijn ze minder vaak van allochtone afkomst en komen ze vaker uit wijken met lagere én
hogere sociaal economische status. Het aantal mbo 4-studenten dat niet gelijk vanuit het
mbo het hbo instroomden is in de periode 2010-2013 toegenomen, maar neemt sindsdien
weer af.
In vergelijking met havisten zijn mbo 4-studenten zo’n twee jaar ouder wanneer aan een
hbo-bachelor beginnen, vaker niet-westers en komen ze vaker uit wijken met lagere sociaal
economische status. Op andere vlakken zijn soort gelijke verdelingen te zien, zo is ongeveer
20% van de havisten een keer blijven zitten en stromen de meeste havisten rechtstreeks
vanuit de vooropleiding het hbo in.
30%34% 33% 31% 31% 31% 30% 30% 31% 33% 32%
56%
52% 52% 54%53% 53% 55% 55%
55% 55%57%
9%
8%8% 8%
9% 8% 8% 8%
8% 7%
6%
0
10000
20000
30000
40000
50000
60000
70000
80000
90000
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
72 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Waar volgen mbo 4-studenten een opleiding?
Mbo 4-studenten kiezen vaak voor dezelfde hogescholen. Zo zijn er tien hogescholen, van de
in totaal 38, die gezamenlijk 75% van de mbo 4-studenten hebben getrokken over de
periode 2005-2015. Gemiddeld genomen is wel bij alle hogescholen tussen 30 en 35% van
de instromende studenten een mbo 4-student, enkele uitschieters naar boven en beneden
daargelaten.
Ook per hbo-sector heeft ongeveer 1 op de 3 instromende studenten een mbo 4-diploma.
Alleen bij de sociale studies ligt dit hoger (41%) en in de gezondheidszorg lager (25%).
Ook binnen opleidingen zijn mbo 4-studenten bijna nooit in de meerderheid. Bij slechts 8%
van de voltijd bacheloropleidingen die hogescholen bieden is meer dan 50% van de
instromers een niveau 4-student. Ter vergelijking: bij 17% van de studies heeft 65% of
méér een havodiploma.
Waar komen mbo 4-studenten vandaan?
Het aantal studenten dat mbo-instellingen leveren verschilt sterk. Er zijn roc’s waar vandaan
jaarlijks meer dan 800 niveau 4-studenten doorstromen naar het hbo en roc’s waar dat
jaarlijks slechts een handjevol zijn.
36% van de niveau 4-studenten komt van 10, van de in totaal 68, mbo-instellingen.
Kijken we per hbo-sector vanuit welk mbo-domein mbo 4-studenten afkomstig zijn, dan valt
op dat bijna iedere sector instroom kent vanuit minstens acht mbo-domeinen. Binnen geen
enkele sector komt meer dan 80% van de studenten uit hetzelfde domein.
Wat gaan mbo 4-studenten doen na het eerste jaar in de hbo-bachelor?
Gemiddeld genomen bleef in de periode 2005-2015 62% van de mbo 4-studenten na jaar 1
dezelfde opleiding aan dezelfde instelling volgen, tegen 61% van de studenten die vanuit
het havo instroomden (zie figuur 8.2).
Figuur 8.2 Keuzen van eerstejaarsstudenten na het eerste jaar
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
62% 61%57%
74%83%
16%5%
20%
4%
5%
5%
4% 9%7%
11%
8% 4%3%7%
11%4% 5%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
mbo 4 havo mbo geen 4 vwo wo
blijvers stoppers op- en afstromers studieswitchers studie- en instellingsswitchers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 73
Wat gingen studenten doen die niet dezelfde studie blijven volgen aan dezelfde instelling?
Van de mbo 4-studenten stopte de afgelopen 10 jaar gemiddeld 16% na het eerste jaar
definitief met het volgen van onderwijs en nog eens 3% stopte daar tijdelijk mee. Zo’n 20%
wisselde van niveau, studie, instelling of studie én instelling.
Havisten wisselden vooral van studie en/of instelling. Over de periode 2005-2015 wisselde
gemiddeld 31% van de havisten van niveau, studie, instelling of studie én instelling. 9% van
de havisten stopte definitief dan wel tijdelijk met studeren.
Kijken we naar de ontwikkeling over de gehele periode, dan vallen twee zaken op:
1 Het aantal mbo 4-studenten dat dezelfde studie aan dezelfde instelling blijft volgen
neemt af.
2 Het aantal havisten dat dezelfde studie aan dezelfde instelling blijft volgen is redelijk
stabiel over de jaren.
Zoals figuur 8.3 laat zien, ging van de mbo 4-studenten die in 2005-2006 aan een voltijds
bachelor begon, 70% aan het eind van het jaar door met die zelfde studie aan dezelfde
instelling. Van de mbo 4-studenten die in 2013-2014 instroomden, ging nog maar 56% door
met diezelfde opleiding aan dezelfde instelling. Zowel het aantal studenten dat (definitief
dan wel tijdelijk) stopten met het volgen van onderwijs nam samen met het aantal switchers
aanzienlijk toe.
Figuur 8.3 Keuzen van mbo 4-studenten in een voltijd hbo-bachelor na het eerste jaar
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Bij de havisten zien we daarentegen nauwelijks opvallende veranderingen over de jaren
heen. Wel lijkt het aantal blijvers de afgelopen twee jaar toe te nemen (zie figuur 8.4).
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
blijvers stoppers tijdelijke stoppers switchers op- en afstromers
74 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Figuur 8.4 Keuzen van havisten in een voltijd hbo-bachelor na het eerste jaar
Bron: Bron-bestanden, DUO onderwijsdata, bewerking ecbo
Aantal uitvallers en switchers
Studenten kunnen verschillende keuzes maken aan het eind van het jaar. Om het geheel
overzichtelijk te houden, maken we drie categorieën:
1 Blijven: deze studenten blijven dezelfde studie volgen aan dezelfde instelling.
2 Stoppen: deze studenten vallen definitief of tijdelijk uit het bekostigd onderwijs.
3 Switchen: deze studenten switchen van 1. studie 2. instelling 3. studie én instelling of 4.
niveau.
In het vervolg van de samenvatting gebruiken we alleen nog deze categorieën.
Figuur 8.5 geeft weer hoe het aantal blijvers, stoppers en switchers onder mbo 4-studenten
is verlopen over de periode 2005-2015. Het laat zien hoe zowel het aantal uitvallers als het
aantal switchers toeneemt, beide van zo’n 15% naar 22-23%. Opvallend is dat bijna alle
jaren net iets vaker geswitcht wordt door mbo 4-studenten dat dat ze uitvallen.
Onder havisten is het aantal uitvallers en switchers juist stabiel over de jaren en ligt het
aantal switchers beduidend hoger dan het aantal uitvallers. Jaarlijks verlaat ongeveer 10%
van de instromende havisten definitief of tijdelijk het bekostigd onderwijs, 30% switcht van
studie, instelling en/of niveau (zie figuur 8.6).
Opmerkelijk is dat onder de studenten die in 2014/2015 zijn ingestroomd het aantal
stoppers én switchers is afgenomen. Zowel onder mbo 4-studenten als havisten.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
blijvers stoppers tijdelijke stoppers switchers op- en afstromers
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 75
Figuur 8.5 Aantal blijvers, uitvallers en switchers onder mbo 4-studenten
Figuur 8.6 Aantal blijvers, uitvallers en switchers onder havisten
Wie stoppen en switchen er?
Als het gaat om de keuze van 1. dezelfde studie blijven volgen, 2. (tijdelijk) te stoppen met
het volgen van onderwijs en 3. van studie, niveau en/of instelling te wisselen dan blijken er
op verschillende vlakken verschillen waarneembaar.
Zo blijven studenten die jong aan de hbo-bachelor beginnen vaker dezelfde studie te volgen
dan studenten die relatief wat ouder zijn. Die laatste groep valt vaker uit. Dit geldt voor
zowel studenten met een mbo 4- als een havo-achtergrond.
Wat betreft geslacht zijn er bij mbo 4-studenten nauwelijks verschillen. Mannen en vrouwen
doen het, over de jaren heen, even goed. Bij de havisten doen vrouwen het beduidend beter
dan mannen; mannelijke havo-studenten vallen vaker uit en switchen vaker.
Wat betreft etniciteit zien we dat autochtone studenten vaker dezelfde studie blijven volgen
dan studenten van westerse komaf, en westerse studenten vaker dezelfde studie blijven
volgen dan niet-westerse studenten. Niet-westerse studenten switchen (veel) vaker van
studie. Dit geldt voor zowel mbo 4-studenten als havisten. Wel zijn de verschillen bij
mbo 4-studenten tussen de etnische groepen groter en worden de verschillen ook groter
over de tijd. Bij havisten is het verschil stabiel.
70%
65% 64% 64% 63% 61% 59% 58%56%
60%
15%18% 19%
17% 18% 19% 21% 19% 21% 21%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
blijvers
stoppers
switchers
63%
58% 59%61% 61% 61% 60% 60% 62%
64%
9% 10% 11% 9% 10% 9% 10% 8% 8% 9%
28%32%
30% 30% 29% 30% 30% 32% 30%27%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15
blijvers
stoppers
switchers
76 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
Bij mbo 4-studenten zijn er geen opvallende verschillen tussen mannen en vrouwen binnen
de etnische groepen. Bij havisten zijn die er wel. Autochtone vrouwelijke havisten blijven
beduidend vaker dezelfde studie volgen, terwijl niet-westerse mannelijke havisten veel vaker
switchen.
Wat betreft de sociale economische achtergrond van studenten blijkt dat mbo-studenten uit
de wijken met de laagste scores vaker switchen dan studenten uit andere wijken. Over de
tijd zien we dat studenten uit zowel de wijken met de hoogste als de laagste scores vaker
switchen en uitvallen. Onder havisten zijn er minder verschillen en deze zijn stabiel over de
tijd.
Mbo 4-studenten die niet direct doorstromen vanuit het mbo vallen vaker uit. Zeker
wanneerzij meer dan 2 jaar wachten voordat ze het hbo instromen. Bij havisten is dit
verschil minder duidelijk.
Slechts een klein deel van de mbo 4-studenten op het hbo heeft een bbl-achtergrond. Zij
doen het echter beduidend minder goed dan bol-studenten. Van de bbl-studenten stopt
meer dan 30% en nog eens bijna 30% switcht.
Ook stapelaars doen het aanzienlijk minder goed in termen van uitval en switch. Van de
niveau 4-studenten die geen diploma’s gestapeld hebben op het mbo, blijft 63% dezelfde
studie volgen, van de niveau 4-studenten die wél gestapeld hebben, blijft 54% dezelfde
studie volgen. Stapelaars vallen vaker uit en switchen ook vaker dan niet-stapelaars.
Eenzelfde beeld geldt voor havisten die zijn blijven zitten op de havo.
Waar stoppen en switchen mbo 4-studenten?
Er blijken grote verschillen te zijn tussen het aantal uitvallers en switchers onder
Mbo 4-studenten per hogeschool. Er zijn hogescholen waar 21% van de mbo 4-studenten
uitvalt en hogescholen waar 10% uitvalt. Bij sommige hogescholen switcht 6% van de mbo
4-studenten, bij anderen 30%. Opvallend is bij de hogescholen waar veel mbo 4-studenten
uitvallen en/of switchen, ook veel havisten uitvallen en/of switchen.
Het zijn met name de groene en kunstopleidingen waar weinig wordt uitgevallen dan wel
geswitcht. Dit zien we ook terug als we uitval en switch per sector bekijken: binnen de
groene en kunst sector blijft meer dan 70% van de mbo 4-studenten dezelfde studie volgen.
Binnen de sector bètatechniek is dit bijna 70%. Aan de andere kant van het spectrum staan
de sectoren onderwijs en economie; daar blijft respectievelijk 58% en 56% van de mbo 4-
studenten dezelfde studie volgen.
Per opleiding valt op dat bij de studies waar het aandeel van mbo 4-studenten boven de
50% ligt, de uitval ook relatief hoog is. Het is dus niet zo dat mbo 4-studenten het beter
doen in bacheloropleidingen waar voornamelijk mbo 4-studenten instromen.
Wel lijkt het uit te maken van welke mbo-instelling studenten afkomen. Zo blijkt het
percentage stoppers en switchers behoorlijk te verschillen per toeleverende mbo-instelling.
Met name bij grote mbo-instellingen valt op dat het aantal switchers hoog ligt: rond de 25%
over de afgelopen tien jaar.
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 77
Ook grote verschillen zijn zichtbaar tussen de domeinen waaruit mbo 4-studenten afkomstig
zijn. Zo blijft 75% van de bouw-infra studenten dezelfde studie volgen, tegen 51% van de
studenten uit het mbo-domein Handel & Ondernemerschap. Studenten handel &
ondernemerschap vallen vaker uit en switchen vaker.
Als we dan ook nog in ogenschouw nemen bij welke hbo-sector studenten instromen, dan
blijken het met name de niveau 4 leerlingen uit het domein Handel & Ondernemerschap én
economie en administratie te zijn die vaak uitvallen én switchen. Binnen de sectoren
Gezondheid, Sociale studies en Onderwijs vallen studenten uit deze economische domeinen
opvallend vaak uit en/of switchen ze. En zelfs binnen de sector economie doen mbo 4-
studenten uit deze domeinen het minder goed dan instromers vanuit andere domeinen: ze
switchen beduidend vaker.
Binnen de hbo-sector Economie wordt er overigens door mbo 4-studenten uit alle domeinen
relatief vaak geswitcht dan wel uitgevallen. Het lijkt er dan ook op dat erop dat een overstap
vanuit een economisch mbo-domein dan wel een overstap naar een economische hbo-
sector, de kans op uitval en switch aanzienlijk doen vergroten.
8.2 Negen hoofdconclusies
Dit rapport biedt uitvoerige informatie over mbo-4 studenten op het hbo. Zowel qua
instroom als qua uitval, switch en doorstuderen. Uit deze informatie zijn de volgende 9
hoofdconclusies afgeleid.
1 Dé mbo-student op het hbo bestaat niet. Focus op uitval van dé mbo student
is te beperkte kijk op problematiek.
Tot nu toe worden er vaak oplossingen gezocht om dé mbo-er beter te laten
doorstromen naar het hbo. Omdat het een diverse groep is die instroomt én uitvalt, is
het maar zeer de vraag in hoeverre zulke oplossingen effectief kunnen blijken. Zowel
qua instroom als uitval en switch zien we verschillen op het vlak van
persoonskenmerken (leeftijd, etniciteit, ses, etc.) maar ook tussen hbo-instellingen, hbo-
sectoren, toeleverende mbo-instellingen, toeleverende domeinen etc. (zie ook conclusie
7 en 8). Het lijkt dan ook vooral nuttig om diepgaander te onderzoeken waar het
probleem zich afspeelt en met wie, dan op zoek te gaan naar één oplossing voor allen.
Daarnaast wijzen de uitkomsten erop dat de uitval van eerstejaarsstudenten niet los
gezien mag worden van switch. Niet alleen neemt de uitval toe onder mbo 4-studenten,
zo ook de switch (zie conclusie 4). Bovendien neemt op de plekken waar de uitval
toeneemt, ook het aantal switchers toe. En blijkt op die plekken ook het aantal switchers
en uitvallers onder havisten hoog (zie conclusie 6).
De cijfers duiden er dan ook op dat de blik niet vernauwd moet worden tot dé uitval van
dé mbo 4-student op het hbo, maar dat het probleem een bredere analyse vraagt van
uitval én switch onder mbo 4-studenten én havisten.
78 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
2 Gemiddeld genomen heeft één op de drie studenten die een voltijds bachelor
instroomt een mbo-4 diploma op zak. Deze verhouding komt terug binnen
meeste hogescholen, sectoren en opleidingen.
Mbo-4 studenten maken een belangrijk onderdeel uit van de instroom van studenten in
hogescholen. Voor bijna elke hogeschool, sector en studie geldt echter dat havisten in
de meerderheid zijn. En dat er ook nog studenten rondlopen die van het vwo komen,
van het wo en van het mbo zonder niveau 4-diploma. Op een klas van 30 hbo-
studenten, hebben er gemiddeld 9 een mbo niveau 4-diploma. En die 9 zijn gemiddeld
genomen ook nog divers wat betreft leeftijd, geslacht, bol/bbl, stapelaars, mbo-domein,
roc, etc. Dit gegeven zet vraagtekens bij het idee dat docenten in staat zouden zijn om
die 1 of 2 mbo 4-studenten die uit hun klas vallen vooraf te herkennen en te begeleiden.
De aantallen op opleidingsniveau lijken hier simpelweg te klein voor. Wie de uitval van
mbo studenten wil voorkomen lijkt er dan ook goed aan te doen om zaken naar een
hoger niveau te trekken.
3 Mbo-4 studenten hebben voorkeur voor bepaalde, brede, hogescholen: 10
hogescholen trokken over de periode 2005-2015 samen 75% van de mbo 4-
studenten.
Er zijn 38 hogescholen in Nederland, die aanzienlijk verschillen in aanbod van
opleidingen en grootte. Mbo-4 studenten trekken in grootte mate naar een beperkt deel
van die hogescholen: degene met een breed aanbod van opleidingen en die groot van
opzet zijn. Wellicht zouden de uitval- (en switch)cijfers van mbo 4-studenten beduidend
kunnen verbeteren als met name deze hogescholen zich zouden richten op het
verbeteren van de doorstroom.
4 Het aandeel mbo 4-studenten dat na jaar één dezelfde studie blijft volgen is
in de periode 2005-2015 afgenomen van zo’n 70% naar minder dan 60%. Het
aandeel (tijdelijke) uitvallers én switchers is gestegen van 15% naar meer
dan 20%.
5 Het aandeel havisten dat uitvalt of switcht is over de periode 2005-2015
redelijk stabiel gebleven. Gemiddeld blijft zo’n 60% van de havisten dezelfde
studie volgen, 10% valt uit, 30% switcht.
De toenemende aandacht voor de uitval van mbo-4 studenten lijkt terecht gezien het
feit dat de uitval van mbo-4 studenten toeneemt. Het aantal switchende studenten
neemt echter ook toe en ligt veelal net iets hoger dan het aandeel mbo 4-studenten dat
uitvalt.
Lange tijd lag het aantal mbo 4-studenten dat niet uitviel of switchte, en dus dezelfde
studie bleef volgen, hoger dan onder havisten. Sinds 2010 ligt het echter op hetzelfde
niveau (zo’n 60%) of daaronder: van de mbo 4-studenten die instroomden in 2013 bleef
slechts 56% dezelfde studie volgen. Dat het aantal studenten dat dezelfde studie blijft
volgen onder havisten al jaren stabiel is, neemt niet weg dat dit aantal relatief laag is:
slechts 60% van de havisten blijft dezelfde studie volgen.
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 79
Een opmerkelijk feit is overigens dat het aandeel uitvallers én switchers in 2015/2016
beduidend lager ligt dan de jaren ervoor, zowel bij mbo 4-studenten als havisten.
6 Het percentage mbo-4 studenten dat uitvalt of switcht verschilt aanzienlijk
tussen hogescholen en in hbo-sectoren. Opvallend: waar mbo 4-studenten
vaak uitvallen of switchen, doen havisten dat ook.
Er blijken aanzienlijke verschillen te zijn tussen het aantal mbo 4-studenten dat uitvalt of
switcht tussen hogescholen en sectoren. Daarbij valt ten eerste op dat waar de uitval
onder mbo 4-studenten hoog is, het aantal switchers dat ook is. Ten tweede valt op dat
waar mbo-studenten vaak uitvallen en switchen, dat havisten daar ook vaak switchen en
uitvallen. Dit wijst erop dat de problematiek breder ligt dan alleen uitval van mbo 4-
studenten.
7 Overstap van mbo-domein naar hbo-sector: wie economie op mbo of hbo
doet, heeft grote kans om uit te vallen dan wel te switchen
Maakt het uit of mbo 4-studenten verwant doorstromen naar het hbo? Dit is een vraag
die veel gesteld wordt als het gaat om doorstroom. De cijfers laten zien dat er veel
verkeer plaatsvindt tussen de verschillende mbo-domeinen en hbo-sectoren. Bijna iedere
hbo-sector heeft instroom vanuit minstens 8 mbo-domeinen. Tussen de verschillende
stromen van domein naar sector blijkt er echter veel verschil te zitten wat betreft uitval
en switch. Binnen veel domein-sector stromen, ligt uitval en switch beduidend lager dan
de algemene gemiddelden. Komt een student echter uit een economisch mbo-domein of
gaat hij/zij naar de economische hbo-sector, dan liggen uitval en switch juist beduidend
hoger dan de algemene gemiddelden.
Vanuit een economisch mbo-domein doorstromen, of instromen in een economische
opleiding op het hbo doet de kans op uitval en switch onder mbo 4-studenten sterk
toenemen. Aangezien de meeste studenten uit deze domeinen komen/dan wel
daarnaartoe stromen, lijkt het zaak om vooral binnen deze domeinen en sector te
onderzoeken hoe de doorstroom verbeterd kan worden.
8 Persoonskenmerken van de studenten spelen eveneens een rol, net als
kenmerken van de mbo-opleiding.
Verschillende persoonskenmerken van mbo 4-studenten lijken verband te houden met
uitval en switch op het hbo. Zo vallen met name studenten van niet-westerse afkomst
steeds vaker uit en switchen zij met name ook vaak. Ook vallen studenten die relatief
oud zijn als ze instromen vaker uit, net als studenten die diploma’s stapelen op het mbo,
een bbl-route hebben gevolgd en studenten afkomstig uit wijken met lagere sociaal
economische status.
Het is de vraag in hoeverre deze uitkomsten verband houden met de andere
hoofdconclusies. Immers, de meeste mbo-4 studenten zijn afkomstig uit economische
domeinen en de meeste mbo 4-studenten kiezen een economische hbo-opleiding.
Studenten afkomstig uit economische domeinen of in economische hbo-studies vallen
80 ecbo Mbo-studenten: waar vallen ze uit?
het vaakst uit en switchen het vaakst (zie conclusie 7). Met name bij de grote, breed
georiënteerde, hogescholen worden dit soort opleidingen gevolgd. Deze hogescholen
staan vaak in, of nabij, de Randstad. Het is dan ook de vraag of de hoge uitval die we
daar zien, verband houdt met de toenemende uitval en switch onder niet-westerse
studenten, studenten die stapelen of die uit wijken met lagere sociaal economische
status komen, etc..
9 Nader onderzoek is vereist om duidelijk te krijgen hoe de doorstroom mbo-
hbo verbeterd kan worden
De eerste acht hoofdconclusies van dit rapport laten zien dat de doorstroom mbo-hbo
een complex probleem is, waarbij veel componenten een rol lijken te spelen. Zowel op
persoonsniveau, als school en opleidingsniveau. Nader onderzoek is nodig om duidelijk
te krijgen in hoeverre die verschillende componenten verband met elkaar houden en of
er sprake is van causale verbanden. Dergelijk onderzoek is noodzakelijk om duidelijk te
krijgen welke interventies daadwerkelijk de doorstroom kunnen verbeteren.
Daarnaast wijzen de uitkomsten erop dat uitval niet los gezien kan worden van switch-
gedrag én dat de uitval en switch van mbo 4-studenten niet los gezien kan worden van
de uitval en switch onder havisten. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre
die zaken verband houden.
Mbo-studenten: waar vallen ze uit? ecbo 81
Bijlage: Overzicht hbo-instellingen ingedeeld naar type
Type BRIN Instelling
Breed 01VU Christelijke Hogeschool Windesheim
01VU Christelijke Hogeschool Windesheim
07GR Avans Hogeschool
21MI Hogeschool Zeeland, University of Applied Sciences
21RI Hogeschool Leiden
21UI NHTV internationale hogeschool Breda
21WN NHL Hogeschool
22EX Stenden Hogeschool
22HH Gereformeerde Hogeschool
22OJ Hogeschool Rotterdam
23AH Saxion Hogeschool
25BA Christelijke Hogeschool Ede
25BE Hanzehogeschool Groningen
25DW Hogeschool Utrecht
25JX Hogeschool Zuyd
25KB Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
27PZ Hogeschool INHOLLAND
27UM De Haagse Hogeschool
28DN Hogeschool van Amsterdam
30GB Fontys Hogescholen
Groen 21CW HAS Den Bosch
30HD Hogeschool Van Hall Larenstein
30TX Vilentum Hogeschool
Pabo 00IC Katholieke PABO Zwolle
08OK De Kempel
09OT Iselinge Hogeschool
10IZ Marnix Academie
15BK Driestar educatief
21UG Hogeschool IPabo Amsterdam Alkmaar
30VP Hogeschool Thomas More
Kunsten 00MF Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
02BY Gerrit Rietveld Academie
02NT Design Academy Eindhoven
14NI Codarts, Hogeschool voor de Kunsten
21QA Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
23KJ Hogeschool der Kunsten Den Haag
27NF ArtEZ
Hotelschool 02NR Hotelschool Den Haag