Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811...Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel...
Transcript of Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811...Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel...
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 2
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 3
Inhoudstafel Dankwoord Abstract Lijst met afkortingen
1. Inleiding 6
1.1. Actuele situatie in Syrië
1.2. Concrete acties van de Europese Unie in het conflict
1.3. Situering eigen onderzoek in het academische debat
1.4. Verloop van het onderzoek
2. Literatuuronderzoek 11
2.1. Wat zijn rolconcepten en waarom zijn ze nodig?
2.2. Civilian Power Europe
2.3. Reacties en kritieken op CPE uit andere politiekwetenschappelijke perspectieven
2.4. De Europese Unie als een CPE?
2.4.1. Een civilian power in de praktijk
2.4.2. Codes voor het onderzoek
2.5. Hypothese en onderzoekvragen
3. Methodologie van het onderzoek 17
3.1. Dataverzameling
3.2. Dataverwerkingssoftware Nvivo
3.3. De verwerking van de bronnen
4. Casestudies 18
4.1. Artikel 2 van het Verdrag van Lissabon (2009)
4.2. Council conclusions on Military Capability Development (2010)
4.3. European Neighbourhood Policy: Working towards a Stronger Partnership (2013a)
4.4. Towards a comprehensive EU approach to the Syrian crisis: an EU joint communication (2013b)
4.5. Resolution: EU Defence Union (2016a)
4.6. EP Report on the implementation of the CFSP (2016b)
4.7. A Global Strategy for the European Union’s Foreign and Security Policy (2016)
4.8. White Paper on the Future of Europe (2017)
4.9. Elementen voor een EU-strategie in Syrië (2017)
4.10. Council adopts EU strategy on Syria (2017)
4.11. Supporting the Future of Syria and the Region: co-chairs declaration (2017)
4.12. Voorlopige conclusies uit de casestudies
5. Besluit 30
5.1. Conclusie
5.2. Terugkoppeling naar het academische debat
5.3. Aanzet tot verder onderzoek
5.3.1. Algemene aanzet
5.3.2. Het Syrische (Arabische standpunt)
6. Bibliografie 35
6.1. Literatuuroverzicht
6.2. Casestudies
7. Bijlagen 40
7.1. Nvivo-rapport: aantal codes per document
7.2. Nvivo-rapport: gecodeerde tekst per code
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 4
Dankwoord Alvorens te beginnen met de uiteenzetting van dit onderzoek, wens ik een aantal mensen uit mijn directe
omgeving te bedanken zonder wie deze masterproef niet geworden zou zijn wat ze nu is. Ten eerste wens
ik mijn vader, Mohamed Zakaria Mouchalleh en mijn moeder, Abir Wa’ez, te bedanken voor hun
onvoorwaardelijke liefde, steun, energie, tijd en opofferingen die zij de voorbije 24 jaar hebben geboden.
Zij zijn op bepaalde tijdstippen tot het extreme gegaan om mij de kans te geven om te blijven verder
studeren, zowel hier in België, als tijdens ons vijfjarig verblijf in Aleppo, Syrië. Mijn ouders hebben me
steeds geleerd dat hard werken en telkens opnieuw doorzetten de enige manieren zijn om je
doelstellingen te bereiken. Voor hen dient de onderstaande vertaling van de bovenstaande bedanking in
het Arabisch:
Ook wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn
(OCMW) in Hamme, en in het bijzonder mevrouw Caroline Suys en mevrouw Heleen De Latter, te
bedanken voor hun hulp in het bekomen van een leefloon. Zonder dit (financiële) duwtje in de rug en de
motivering om elke zomer een boeiende vakantiejob te vinden, zou ik nooit deze universitaire carrière
hebben kunnen afronden.
De derde persoon die ik wil bedanken, is mijn promotor, Prof. Dr. Hendrik Vos. Sinds de tweede Bachelor
heeft hij de “Europese microbe” aan alle studenten Politieke Wetenschappen doorgegeven in het vak
Europese Politieke Integratie. Sindsdien blijft hij op zijn boeiende manier van lesgeven en met zijn heldere
uitleg de complexiteit van de EU aan de studenten uitleggen. Wat ook niet vergeten mag worden, is zijn
uitstekende begeleiding van zowel de onderzoekspaper als deze masterproef, onder meer door heel snel
te antwoorden op vragen en het organiseren van de werkcolleges.
Een speciale bedanking gaat naar mijn vriend, Thijs Dekeukeleire, die ondanks zijn drukke agenda de tijd
heeft vrijgemaakt om deze thesis door te nemen en er constructieve feedback op te geven. Ook mijn beste
vriendin Aurélie Hernalsteen en haar vriend Jeroen Nollet verdienen een speciale vermelding in dit
dankwoord. Zij stonden klaar om een laatste taalkundige controle van deze masterproef te doen. Naast
de ‘thesis-gerelateerde’ steun hebben Thijs, Aurélie, Lorenz, Arne en de rest van mijn vrienden me tijdens
het schrijven van deze thesis talloze keren opgevangen wanneer alles tegen zat, maar ook wanneer het
tijd was voor een tas koffie en een welverdiende pauze.
Ook wil ik alle professoren, en in het bijzonder Prof. Emeritus Rik Coolsaet, de assistenten, de begeleiders
van het Monitoraat en ander academisch personeel bedanken voor de kennis die ik sinds het eerste jaar
heb opgedaan. Sinds mijn studies aan de Universiteit Gent is mijn geest enkel kritischer geworden. De
slogan “Durf Denken” is met andere woorden geen holle uitspraak, maar een mantra dat ik voor de rest
van mijn leven zal toepassen.
Ten slotte wil ik mijn vrienden (zowel de medestudenten als de vrienden die ik elders heb gemaakt)
bedanken voor de talloze gebeurtenissen die we doorheen mijn universitaire carrière hebben gedeeld. Het
zijn werkelijk ervaringen die voor eeuwig blijven duren.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 5
Abstract De Europese Unie (EU) wordt in de politieke wetenschappen sinds de jaren ’70 gezien als een actor die
anders is dan de klassieke staten in de internationale betrekkingen: namelijk als een ‘civilian power Europe’
(Duchêne, 1972, aangehaald in Orbie, 2009; Maull, 1997; Orbie, 2006, 2009; Elgström & M. Smith, 2006;
Whitman, 2006; Sedelmeier, 2006; Telò, 2007). Deze masterproef bouwt verder op dit rolconcept, en
onderzoekt of deze term nog steeds van toepassing is op de Unie van vandaag. Ze gaat echter verder dan
een loutere literatuurstudie en toetst de hypothese aan de hand van het Syrische conflict, dat sinds 2011
uitdagingen biedt in het internationale toneel. Gezien dit perspectief nog niet gehanteerd is in dit
onderzoeksveld, zal deze masterproef een unieke invalshoek gebruik maken om dit hiaat in de
academische literatuur op te vullen.
Vanuit de onderzoeksvraag ‘Gedraagt de Unie zich als een civilian power, wanneer we kijken naar haar
communicatie ten opzichte van de huidige spanningen in Syrië?’ en haar verschillende deelvragen wordt
een nauwgezette analyse van tien documenten die door de EU gepubliceerd zijn, doorgevoerd. Dat
gebeurt op een kwalitatieve manier, met behulp van de dataverwerkingssoftware Nvivo.
Uit dit onderzoek blijkt dat de nadruk in de eigen rolperceptie nog steeds op de ‘civiele’ manier van werken
ligt, maar dat er een evolutie te onderscheiden valt naar een Unie die haar civilian power-rol wil
combineren met het gebruik van militaire middelen. Een actor die bestempeld kan worden als een ‘hybride
civilian power Europe’ vertrekt vanuit het idee dat de omgeving onveilig is, waardoor die naast zijn
gebruikelijke focus op ‘soft power’ zich in toenemende mate zal richten op de instrumenten van ‘hard
power’ om zijn buitenlands beleid vorm te geven, en zijn waarden te verspreiden.
Kernwoorden: civilian power Europe, Duchêne, Europese Unie, rolconcepten, Syrië, hybride civilian power
Europe.
Lijst met afkortingen
CPE – Civilian Power Europe
ECHO – Directoraat-Generaal voor Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulpoperaties
EDEO – Europese Dienst voor Extern Optreden
EESC – Europees Economische en Sociaal Comité
EG – Europese Gemeenschap
EMP – Euro-Mediterraan Partnerschap
EU – Europese Unie
EUGS – European Union Global Strategy
MENA – Midden-Oosten en Noord-Afrika
IS – ‘Islamitische Staat’
VS – Verenigde Staten
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 6
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 7
1. Inleiding Sinds maart 2011 is de burgeroorlog een realiteit waarmee de inwoners van Syrië dagelijks geconfronteerd
worden (Pierini, 2016; EEAS, 2015; Seeberg, 2015). De Europese Unie (EU), die door verschillende
academici binnen de politieke wetenschappen (Duchêne, 1972; Maull, 1997; Orbie, 2006; 2009, Elgström
& M. Smith, 2006; Whitman, 2006; Sedelmeier, 2006; Telò, 2007) als civilian power1 Europe (CPE) gezien
wordt, heeft in dit conflict weinig tot geen invloed (Turkmani & Haid, 2016; Pierini, 2016; Seeberg, 2015).
Deze twee vaststellingen zijn de motivatie voor dit onderzoek. Aan de hand van een analyse van
verscheidene zorgvuldig geselecteerde, officiële publicaties die door de Europese instellingen
gepubliceerd zijn, zal het ijveren om een genuanceerd antwoord te bieden op de volgende
onderzoeksvraag: ‘Gedraagt de Unie zich als een civilian power, wanneer we kijken naar haar
communicatie ten opzichte van de huidige spanningen in Syrië?’
Deze masterproef zal de individuele lidstaten buiten beschouwing laten. Zelfs indien zou blijken dat de EU
een civilian power is, betekent het niet dat de lidstaten dit ook zijn. Omgekeerd geldt hetzelfde: de
aanwezigheid van ‘civilian’ lidstaten binnen de grenzen van de Europese Unie impliceert niet automatisch
dat de Unie een CPE is. Hoewel het incorporeren van de invloed van de lidstaten (en hun visie op het
Europees buitenlands beleid) op de rol civilian power Europe uiterst interessante inzichten zou kunnen
opleveren, zou dat dit werk echter te ver leiden. Daarom verdient dit onderwerp een onderzoek op
zichzelf.
1.1. Actuele situatie in Syrië De zogenaamde Arabische Lente die in 2011 begon, is een revolutionaire gebeurtenis die dezelfde
belangrijke invloed zal hebben als het einde van de communistische regimes in het Oosten van Europa
twee decennia geleden (Biscop, Balfour & Emerson, 2012). De val van de Tunesische president Zine al-
Abidine Ben Ali en zijn Egyptische ambtsgenoot Hosni Mubarak in 2011, en de opkomst van verschillende
betogingen in Yemen, Bahrein en Libië kwamen voor iedereen - zowel de betogers als de machtshebbers
– als een verassing aan (Al-Fattal Eeckelaert, 2012), en hadden een aanstekelijk effect in de rest van het
Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA).
De meeste Syrische dissidenten zagen deze golf van protesten als de langverwachte kans om in opstand
te komen tegen het regime van president Bashar al-Assad, dat al 50 jaar zijn bevolking onderdrukt (Alvarez-
Ossoria, 2012). Het regime koos met opzet voor een strategie van brutaal geweld dat - haar morele
aspecten even buiten beschouwing gelaten - gezien kan worden als een uitdrukking van een autoritair
bewind dat zich met een ijzeren vuist probeert aan te passen aan de onverwachte ontwikkelingen van
2011 (Seeberg, 2015). Met haar leger – dat een gemiddeld budget had van 3,8% van het bruto binnenlands
product – werden de leuzen en eisen van de duizenden ongewapende betogers beantwoord met de
vuurwapens (Al-Fattal Eeckelaert, 2012).
Kort nadat de onrusten in Syrië uitbraken, evolueerde dit conflict tot een burgeroorlog toen leden van de
oppositie in juni 2011 de wapens richtten op soldaten van het Syrische leger. Een jaar later militariseerde
het conflict nog verder, en in 2013 ging het over tot een geïnternationaliseerde oorlog waarbij de Syrische
burgers, de Syrische president, staten zoals Turkije, Frankrijk, Iran, Rusland, de Verenigde Staten (VS), en
1 Bij gebrek aan een vertaling in het Nederlands die naar mijn inzien de juiste lading dekt, zal ik doorheen het onderzoek de originele term ‘civilian power (Europe)’ van Duchêne (1972) in het Engels gebruiken.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 8
actoren zoals de transnationale terreurorganisatie “Islamitische Staat” (IS) betrokken werden (Pierini,
2016; Rodgers et al, Syria, The Story of the Conflict, 3 februari 2016).
Tot op vandaag blijft dit conflict aanslepen, en volgen de gruwelijke incidenten elkaar op. Met naar
schatting meer dan 13,5 miljoen mensen die nood hebben aan humanitaire hulp en 4,7 miljoen mensen
die zich in moeilijk bereikbare of belegerde gebieden bevinden, is deze crisis de grootste humanitaire crisis
sinds de Tweede Wereldoorlog (ECHO, 2017). Deze oorlog wordt daarom gezien als de meest bloedige van
de 21ste eeuw (Aljazeera News, 27 april 2017). Een ‘happy ending’ lijkt dan ook onmogelijk in de nabije
toekomst; zelfs indien de oorlog vandaag zou stoppen, dan zou de revalidatie van de getraumatiseerde
samenleving decennia vereisen (Pierini, 2016).
1.2. Concrete acties van de Europese Unie in het conflict Tot voor het conflict werden de relaties met de Syrische Arabische Republiek (SAR) gebaseerd op het
Europees Nabuurschapsbeleid en het Euro-Mediterraan partnerschap (EMP), dat in 1995 met het
zogenaamde ‘Barcelona proces’ ingezet werd (Turkmani & Haid, 2016; Hinnebusch, 2003).
Syrië had een groeiend economisch belang om deel uit te maken van dit EMP, gezien haar eerdere
afzetmarkt verdwenen is na de val van het Oostblok in 1989. Haar handel verschoof naar het Westen,
waardoor de EU de grootste afzetmarkt van Syrië werd2 (Hinnebusch, 2003).
Die koerswijziging kwam onder impuls van president Bashar al-Assad, die na het overlijden van zijn vader
Hafiz in 2000 aan de macht kwam. Bashar zag de afstemming van het Syrische beleid op de Europese markt
als een cruciale factor voor de economische hervorming van zijn land, maar ook als een politiek schild
tegen de Amerikaanse invloed (Hinnebusch, 2003). Naast de economische drijfveren, was het benaderen
van Europa door Bashar dus een strategische stap om te ‘balancen’3 tegen de Verenigde Staten en haar
bondgenoten in de regio (Cavatorta & Gomaz Arana, 2010).
Wanneer de onrusten in de MENA-landen uit de hand liepen, werd duidelijk hoe de belangrijkste actoren
veranderden van standpunt. De Verenigde Staten trokken zich in het begin terug, en verwachtten een
groter engagement van de EU (Balfour, 2012). Die laatstgenoemde actor – die zelf als vredesproject is
ontstaan uit de verwoestende oorlogen – kon het gebruik van het onbegrensde geweld door het regime
van Assad niet begrijpen, laat staan anticiperen (Pierini, 2016). Op papier erkende de Unie de schaal
waarop de veranderingen in de MENA-regio plaatsvonden, en beloofde het om haar verklaarde doctrines
aan te passen; maar in de praktijk is het verre van duidelijk of er een significante mobilisatie van de “drie
M’en” (money, markets and mobility – geld, markten en mobiliteit) zal komen (Biscop, Balfour & Emerson,
2012).
Echter slaagden noch de Unie, noch de Europese instellingen of de Europese lidstaten er niet in om in het
eerste jaar na het uitbreken van de Arabische Lente een merkbaar signaal te geven dat ze de kern van het
probleem wil aanpakken (Balfour, 2012). De EU gebruikte van haar potentiele invloed in het conflict niet,
en ging ze niet verder dan veroordelingen van de “gewelddadige onderdrukking van de betogers” en
2 In 2000 ging 60% van de Syrische export naar de Europese markt (Oxford Business Group, geciteerd in Hinnebusch 2003, p 204). 3 Binnen de structureel-realistische traditie in de theorie van internationale betrekkingen wordt externe balancing gezien als een van de instrumenten waarmee kleinere staten zich beschermen tegen een groeiende grootmacht in het anarchische wereldsysteem. Door allianties te sluiten met andere staten poogt men een tegenwicht te bieden aan de grootmacht (Donnelly, 2013).
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 9
verklaringen waarbij werd aangedrongen dat de Syrische overheid “de eisen van het volk beantwoordt met
dialoog en politieke en sociaaleconomische hervormingen” (Biscop, Balfour & Emerson, 2012; Turkmani &
Haid, 2016).
Twee maanden na de eerste hardhandige aanpak van de betogingen door de Syrische gewapende troepen,
legde de EU uiteindelijk de eerste sancties op aan de Syrische overheid – waaronder de stopzetting van de
bilaterale programma’s die onder het EMP vielen, het bevriezen van de Europees-Syrisch
partnerschapsakkoord en de stopzetting van de Syrische deelname aan verschillende regionale fondsen
(Turkmani & Haid, 2016; Seeberg, 2015).
Die goede samenwerking werd volgens Turkmani en Haid veel te vroeg stopgezet, waardoor de Unie haar
rol in deze regio aanzienlijk heeft verkleind. Dat werd later door de Syrische minister van buitenlandse
zaken bevestigd met een verklaring: “We zullen vergeten dat Europa op de kaart staat, …, de wereld
bestaat niet enkel uit Europa.” (Turkmani & Haid, 2016).
Het gebruik van sancties wordt bovendien problematischer, omdat ze an sich het regime nog niet op zo’n
manier getroffen hebben, dat haar bestaan op het spel werd gezet (Balfour, 2012; Seeberg, 2015). Na de
eerste concrete acties van de EU, trok Syrië zich terug uit de Unie van de Middellandse Zee, en keek het in
de plaats daarvan in de richting van Iran, Rusland en China voor steun (Turkmani & Haid, 2016; Seeberg,
2015).
Door de Europese veroordelingen en sancties, en het opschorten van de lopende partnerschappen, verloor
de EU dus haar enige instrument dat ze kon gebruiken om druk te kunnen uitoefenen op de Syrische
overheid. Pierini gaat een stap verder, en meent dat de standpunten die de EU heeft genomen gedurende
dit conflict een te verwaarlozen invloed hebben op de gang van zaken. Hij wijst erop dat de meest tastbare
acties uit Europa voornamelijk uit de lidstaten4 kwamen (Pierini, 2016). Pas in 2013, twee jaar na het begin
van het conflict, kwam de EU met een tastbare strategie voor een Europese benadering van het Syrische
conflict5, waarbij voornamelijk ingezet werd op een politieke, multilaterale oplossing (Turkmani & Haid,
2016).
Terwijl de rol van de Unie eerder beperkt is in dit conflict, zijn andere grootmachten meer betrokken in
deze oorlog. Ondanks hun vele verschillen heeft de convergentie van de Amerikaans-Russische diplomatie
een nieuw element voor de EU meegebracht. De Unie zou ofwel met een gezamenlijke stem kunnen
spreken, en een aanzienlijke rol in het Syrische conflict kunnen hebben, ofwel zullen de individuele
lidstaten de keuze krijgen om het voorbeeld van de Verenigde Staten te volgen (Pierini, 2016).
Pierini meent dat dit nieuwe evenwicht tussen Moskou en Washington de marginalisatie van de Europese
Unie en haar grootste lidstaten als gevolg heeft, en langdurige effecten zal hebben op het internationale
toneel (2016). De Unie is in dit conflict namelijk geen leider, zij draait vooral op voor de humanitaire
kosten6, de opvang van de vluchtelingen. Daarnaast wordt de Unie volgens Turkmani en Haid opgezadeld
4 Die acties kwamen in de vorm van militaire interventies tegen stellingen van IS, en werden uitgevoerd door Frankrijk, Denemarken, Nederland, Duitsland en België. 5 Dat kwam in de vorm van het document “Towards a comprehensive EU approach to the Syrian crisis: an EU joint communication” dat in ook als case study besproken wordt (2013b) 6 In een fact sheet die door ECHO gepubliceerd is in maart 2017, loopt het bedrag dat de EU uitgeeft aan de humanitaire hulp op tot 9,4 miljard euro (ECHO, 2017)
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 10
met het groeiend intern extremisme. Zij is volgens hen geen partij die een oplossing voor dit conflict kan
zorgen (Turkmani & Haid, 2016).
De oorzaak van deze onmacht ligt verankerd in het Verdrag van Lissabon, dat in 2009 in werking trad. Het
initiëren van buitenlands beleid dat vroeger door de Commissie werd gedaan, is sinds Lissabon weer in
handen van de lidstaten, en gaat dus voornamelijk naar de staats- en regeringsleiders van de grootste EU-
lidstaten (Pierini, 2016). De ‘pech’ die de Unie volgens Pierini heeft, is dat de hervormingen van haar beleid
samenvielen met de uitbraak van de Arabische Lente, die heel wat uitdagingen voor het Europees
buitenlands beleid meebracht (2016). De uitdaging voor Europa vandaag is dat zij haar positie ten opzichte
van de andere grootmachten opnieuw zal moeten ijken, en zich zal moeten aanpassen aan de nieuwe
politieke realiteit waarin de VS en Rusland een tandem vormen met betrekking tot de Syrische kwestie
(Pierini, 2016).
1.3. Situering eigen onderzoek in het academische debat Het rolconcept CPE is voor vele auteurs een inspiratie geweest om de EU onder de loep te nemen, zowel
om deze stelling te bewijzen, als om deze te verwerpen (Duchêne, 1972; Maull, 1997; Manners, 2002;
Orbie, 2006; 2009, Elgström & M. Smith, 2006; Whitman, 2006; Sedelmeier, 2006; Telò, 2007; Cavatorta
& Pace, 2010). Dit onderzoek is met andere woorden niet ontstaan uit een vacuüm. Toch blijven de meeste
werken volgens Orbie aan de oppervlakte, en bieden ze een louter beschrijvende weergave over de rol
van Europa in de wereld (2006)7. Deze masterproef heeft als doelstelling om verder te gaan dan de
descriptieve werken en toetst het rolconcept CPE in de empirie, namelijk aan de hand van het Syrische
conflict. Deze toepassing van deze case is in de literatuur rond de CPE nog niet gebeurd.
Bovendien is de Syrische oorlog volgens Pierini dan ook een interessante case voor de EU om lessen te
trekken uit de huidige (moeizame) onderhandelingen en bemiddelingspogingen, om bij toekomstige,
gelijkaardige conflicten, een grotere voetafdruk te hebben op diplomatiek vlak (2016). Deze masterproef
streeft ernaar om dit hiaat in de academische literatuur op te vullen.
1.4. Verloop van het onderzoek Dit onderzoek bestaat uit vier luiken. In het eerste luik (hoofdstuk 2) wordt de relevantie van rolconcepten
in algemene zin besproken, om daarna over te gaan tot het duiden van Duchêne ’s term civilian power
Europe. Daarop volgen de reacties en de kritieken uit de academische wereld, een overzicht van de criteria
die een civilian power karakteriseren, en de codes die aan bod komen in het kwalitatief onderzoek. Dit luik
zal afgesloten worden met de basis waaruit dit onderzoek vertrekt, namelijk de hypothese en de
onderzoeksvragen.
Het tweede luik (hoofdstuk 3) legt de focus op het methodologisch kader van dit werk. Ten eerste zal de
keuze voor de documenten en de manier waarop deze verzameld zijn, uitgelicht worden. Ten tweede zal
de dataverwerkingssoftware Nvivo voorgesteld worden, alsook de motivatie voor de keuze van dit
programma. Ten slotte zal de manier waarop de data verwerkt wordt kort besproken worden.
In het derde luik (hoofdstuk 4) zal deze masterproef een aantal documenten die door de Europese
instellingen zijn uitgevaardigd onder de loep nemen. Aan de hand van de codes uit het eerste luik, zullen
deze casestudies ons helpen om de centrale vraagstelling te beantwoorden.
7 Voor een uitgebreide bespreking van de literatuur verwijs ik naar het literatuuronderzoek onder hoofdstuk 2.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 11
Dit onderzoek wordt afgesloten met een besluit, waarin de bevindingen uit de casestudies voorgesteld
worden. Hiermee zullen eerst de onderzoeksvragen beantwoord worden, daarna wordt dit onderzoek
teruggekoppeld aan de academische literatuur. Tenslotte zal de aanzet gegeven worden tot verder
onderzoek.
2. Literatuuronderzoek
2.1. Wat zijn rolconcepten en waarom zijn ze nodig? Vooraleer we over gaan tot het definiëren van het rolconcept civilian power, is het belangrijk om te
schetsen wat rolconcepten zijn. Rollen verwijzen volgens Elgström en Smith naar patronen van wat als
passend gedrag geacht wordt voor de actoren op het internationale toneel (2006). Ze worden bovendien
bepaald door zowel de manier waarop een actor zijn eigen verwachte gedrag opvat, als de verwachtingen
en rolbeschrijvingen die andere actoren aan deze actor toeschrijven (Holsti, 1970; aangehaald in Elgström
& Smith, 2006). Rollen worden met andere woorden contextueel gedetermineerd.
Aggestam treedt Elgström en Smith bij, en neemt aan dat rolconcepten de verplichtingen en
verantwoordelijkheden van buitenlands beleid definiëren (2006). Zij hebben de neiging om de motieven
van actoren binnen het veld van buitenlands beleid te onthullen, en belichamen ze op die manier de
mengeling van normen, doelstellingen en beschrijvingen die de realiteit van de actoren vormt (Aggestam,
2006; Sjursen, 2006). Rolconcepten bieden een plaats en definiëring aan het individu8 die in relatie staat
tot de wereld rondom hem (Horrocks & Jackson, 1972; aangehaald in Aggestam, 2006).
Wat EU-rolconcepten in het bijzonder betreft, is dat de studie ervan relevant is omdat ze een pragmatische
manier bieden om de internationale activiteiten van de Unie te vatten. Ze zijn ook boeiend omdat ze
politieke machtsrelaties en voorkeuren weerspiegelen (Orbie, 2009). Diez haalt ten slotte aan dat de
politieke relevantie van rolconcepten inherent is aan de analyse van representatie van de EU als een
normatieve actor (2005, aangehaald in Orbie, 2006).
2.2. Civilian Power Europe In zijn meest geciteerde werk “Europe's Role in World Peace” heeft François Duchêne de fundamenten
gelegd voor het academische debat rond het rolconcept CPE9. Hij meent dat de Europeanen een van de
meest niet-militaire volkeren ter wereld zijn, en dat Europa het best geplaatst is om een stabiliserende rol
te spelen op het internationaal niveau (1972, aangehaald in Orbie, 2009). Duchêne ‘s centrale stelling is
dat het nucleaire evenwicht van de grootmachten het belang van militaire macht in Europa waardeloos
kan en zal maken, en dat er meer gewicht en invloed zal gegeven worden aan de ‘civiele’ vormen van actie
en invloed (1972, aangehaald in Whitman, 2006).
CPE wordt reeds sinds decennia gezien als kenmerkend voor het karakter van de EU (Whitman, 2006), en
wordt in de literatuur omschreven als (a) een macht die zijn aandacht voornamelijk toespitst op het
gebruik van diplomatieke en economische instrumenten (Elgström & Smith, 2006; Maull, 1990,
aangehaald in Whitman, 2006), (b) een macht die ‘andere (niet-militaire) methodes’ gebruikt om haar
internationale doelstellingen te bereiken (Telò, 2007; Krohn, 2009; Aberkaan, 2015), (c) een speler wiens
nieuwe ‘mission civilatrice’ het overdragen van het ‘Europese mirakel’ is geworden (Kagan, 2003), (d) een
8 Aggestam trekt deze denkwijze van de individuele persoon door naar het gedrag van staten in een internationale context. 9 Duchêne, F. (1972) ‘Europe's Role in World Peace’, in R. Mayne (ed.) Europe Tomorrow: Sixteen Europeans Look Ahead. London: Fontana, aangehaald in Orbie, 2009.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 12
actor die meer op ‘civiele’ dan militaire middelen beroep doet in haar buitenlands beleid, en streeft naar
de verspreiding van haar normen, in plaats van te streven naar geografische uitbreiding of militaire
superioriteit (Diez, 2005), (f) een actor die onderhevig is aan democratische controle (Krohn, 2009) of (g)
een actor wiens buitenlands beleid beschreven wordt als de vertegenwoordiger van de liberaal-
democratische waarden waarop de Unie zelf gebouwd is (Cavatorta & Pace, 2010).
Hanns Maull haalt drie factoren aan die een civilian power onderscheiden van andere actoren. Ten eerste
moet een CPE erkennen dat het noodzakelijk is om samen te werken met andere actoren in het streven
naar zijn internationale doelstellingen. Ten tweede ligt de nadruk van een CPE voornamelijk op de niet-
militaire (economische) middelen om de nationale doelen te beveiligen, waardoor militaire macht gezien
wordt als een overblijvend instrument dat de andere middelen beschermt (Maull, 1990, aangehaald in
Whitman, 2006). Ten derde heeft een civilian power volgens Maull de wil om supranationale structuren te
ontwikkelen om de zorgwekkende problemen op internationaal vlak aan te pakken (1990, aangehaald in
Whitman, 2006; Krohn, 2009).
Kortom, het gebruik van het concept CPE om het internationaal optreden van de Unie te analyseren, is
niet uit de lucht gegrepen. De focus op het idee CPE vloeit voort uit het feit dat het een centraal begrip is
in de academische en politieke debatten rond de rol van de Unie op het internationaal niveau, sinds de
lancering van dat begrip in de jaren ’70 (Orbie, 2009). Hoewel de invloed van ‘civiele’ machtsmiddelen
minder tastbaar is dan die van traditionele maatregelen binnen buitenlands beleid (en die hierdoor als
minder relevant gezien worden in realistische analyses van internationale betrekkingen), worden deze
steeds relevanter voor de invloed van de Unie op het internationale toneel (Keukeleire, 2002, aangehaald
in Orbie, 2009). Dit is de reden waarom dit concept gehanteerd wordt in dit werk.
2.3. Reacties en kritieken op CPE uit andere politiekwetenschappelijke perspectieven Sinds de lancering van het begrip kwamen er veel reacties en kritiek uit de academische wereld. Telò
erkent bijvoorbeeld het bestaande onderzoek, maar stelt een nieuwe lezing van civilian power voor; een
die van realistische aard is (2007). Volgens hem is de Unie een politieke entiteit die - niet omdat hij het
niet wil, maar omdat hij (omwille van historische of structurele redenen) - niet kan evolueren tot een
klassieke politiek-militaire macht, en daarom dus een civilian power is (Telò, 2007). Meer bepaald is dat te
wijten aan (a) de democratiserende en stabiliserende effecten van het acquis communautaire, (b) de
convergentie die de Europese integratie met zich heeft meegebracht, (c) de interne invloed van de
maatregelen die op politiek en economisch vlak genomen worden met derde landen – waarmee de Unie
haar civiliserende capaciteiten wil demonstreren -, (d) haar rol als economische grootmacht op het
internationale toneel en ten slotte (e) haar zelfidentificatie met het multilateralisme, waardoor er niet
verwacht wordt dat ze een militaire actor zal worden (Telò, 2007).
Kort na de publicatie van Duchêne ‘s werk, had de Franse president Charles De Gaulle een Europe
Puissance voor ogen. Hij zag de Europese Gemeenschap (EG) als een sterke en autonome militaire
grootmacht naast de Verenigde Staten en de Sovjetunie (Orbie, 2009). In 1984 schrijft Johan Galtung dat
de EG eerder een structurele grootmacht is, die via niet-militaire middelen haar macht liet gelden in Oost-
Europa en het Globale Zuiden. De Europese interne markt is volgens hem niet louter een markt, maar een
‘grootmacht in de maak’ (Galtung, 1984, aangehaald in Orbie, 2009).
Vanuit de realistische hoek klinkt het dat Europa zich kan permitteren om een CPE te zijn, dankzij de
militaire bescherming van de VS, waardoor de Unie nooit een grootmacht zal worden (Bull, 1982,
aangehaald in Manners, 2002). Kagan volgt deze redenering, en meent dat Europa door dat militaire schild
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 13
van de Verenigde Staten, haar middelen voornamelijk focust op sociale zekerheid (2003). Door de relatieve
militaire zwakte van Europa, zal de nadruk eerder liggen op internationale instellingen en internationaal
recht, dan op de macht van individuele staten. Europeanen streven met andere woorden naar een wereld
waar militaire sterkte en ‘hard power’ er minder toe doen dan economische macht en ‘soft power’ (Kagan,
2003). Omdat ze relatief zwak zijn, zullen Europeanen met andere woorden belang hebben bij het
‘devalueren’ en zelfs uitroeien van de brutale wetten van een anarchische (en dus Realpolitik-gedreven)
wereld waar enkel brutale macht van de lidstaten geldt (Kagan, 2003). Die devaluatie van pure militaire
macht door de Europese volkeren werd bij Duchêne al aangehaald als resultaat van de Koude Oorlog
(1973, aangehaald in Diez, 2005).
Een van de meest bekende reacties op Duchêne ‘s CPE is deze van Ian Manners. Hij meent dat de debatten
over civilian power Europe niet ver genoeg gaan, omdat ze niets zeggen over de macht die de Unie heeft
om de internationale gemeenschap naar haar normen te doen transformeren (Manners, 2006). Een
andere kritiek, is dat aanhangers van dit begrip op een ongezonde manier concentreren op het feit dat de
Unie op een klassieke staat lijkt (2002). Manners neemt de analyses van Galtung en Duchêne over, en
formuleert zijn eigen rolconcept, de ‘normatieve macht Europa’, die met ideeën en opinies werkt. Het is
een actor die de macht heeft om de opvatting van het ‘normale’ te vormen (Manners, 2002).
Naast de grote rolconcepten die in de literatuur verschenen, werden er binnen het civilian power-denken
verschillende soorten geïdentificeerd door verschillende onderzoekers. Hun werken zijn door Orbie (2009)
opgesomd als volgt:
Therborn (2001) heeft het over Europa als een groot Scandinavië, dat weinig macht heeft in de
wereldpolitiek, maar wel veel invloed kan hebben in bepaalde internationale fora (aangehaald in Orbie,
2009). Telò heeft het dan weer over Europa als een groot Zwitserland, dat rijk, egoïstisch, saai en triviaal
is in de internationale betrekkingen (2002, aangehaald in Orbie, 2009). Rosecrance ziet Europa als een
handelsstaat, die niet gekenmerkt is door haar militaire macht, maar haar sterk competitieve economie
(1986, aangehaald in Orbie, 2009). Diezelfde auteur heeft het later over de magnetische kracht van
Europa, die door haar economische macht militair beleid onnodig maakt. Dankzij de afwezigheid van dit
veiligheidsdilemma, oefent de Unie haar aantrekkingskracht uit (Rosecrance, 1998, aangehaald in Orbie,
2009).
2.4. De Europese Unie als CPE?
2.4.1. Een civilian power in de praktijk
Omwille van het feit dat de EU geen klassieke staat, noch een niet-statelijke actor is, maar ook geen
gebruikelijke internationale organisatie of internationaal regime is (Ginsberg, 1999; aangehaald in Krohn,
2009), is het moeilijk om haar te definiëren als een grootmacht in de klassieke lezing van de term. Door
haar belangrijke aanwezigheid in bijna alle internationale zaken, moet ze echter gezien worden als ‘een
macht’ op het internationale toneel (Krohn, 2009).
Zoals uit bovenstaande literatuuronderzoek is gebleken, wordt de Unie gezien als een CPE in een belangrijk
deel van de literatuur dat zich buigt over haar rol, en hebben politieke theoretici dankbaar voortgebouwd
op het concept sinds Duchêne het voor het eerst opperde (Lucarelli, 2007). Zij is een ‘paradijs’ in
vergelijking met de VS, en keert haar rug naar en overstijgt het machtsdenken. Europa streeft naar een
wereld waar wetten, regels, transnationale onderhandelingen en samenwerking de norm is (Kagan, 2003).
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 14
De rol die de Unie vandaag heeft, is niet enkel geworteld in het Christendom, de Verlichting, het liberalisme
en het democratisch socialisme, maar is ook gevormd door de tragedies van haar recente verleden (Telò,
2007; Krohn, 2009). Daarom koestert zij haar waarden, en streeft zij naar de inperking van de macht van
de nationale soevereiniteit (Telò, 2007). Door de combinatie van haar hybride bestuursvorm, haar
wettelijke basis en de ontwikkelingen die op de Koude Oorlog volgden, versterkte de Unie haar
engagement om universele waarden en normen tot de focus van haar internationale betrekkingen te
maken (Clapham, 1999; Smith, 2001, aangehaald in Manners, 2002).
Door middel van haar uitbreidingsbeleid bevestigt de Unie bovendien de vorming van haar rol: zowel aan
de hand van de toetredingsvoorwaarden, als de verdragswijzigingen die voorafgaan aan de toetredingen,
poogt ze haar partnerlanden te overtuigen om hervormingen door te voeren (Sedelmeier, 2006; Leino &
Petrov, 2009). Haar Barcelonaverklaring van 1995 – waarmee het Euro-Mediterraan Partnerschap gestart
is - wordt gekenmerkt door de afwezigheid van elke verwijzing naar militaire middelen, en de focus op
‘civiele’ samenwerking (daarvan getuigen onder meer de verwijzingen naar de ‘geest van het
partnerschap’ en de creatie van een ruimte voor dialoog, uitwisseling en samenwerking om vrede,
stabiliteit en welvaart te creëren) (Diez, 2005). Het Europees Nabuurschapsbeleid heeft bovendien als
doelstelling het promoten van politieke, economische en veiligheidsgerelateerde hervormingen in haar
buurlanden, op basis van een gezamenlijk engagement met betrekking tot de gemeenschappelijke
waarden, zoals de mensenrechten en de democratie (Kelley, 2006).
Een ander bewijs voor de ‘civilian’ rol van de Unie vindt Najaat Aberkaan in de onderhandelingen rond het
Iraans nucleair programma en het akkoord dat daaruit vloeit (2015). Volgens haar was deze kwestie een
uitdaging voor de EU, en is de multilaterale aanpak door de Unie gebruikt is om een akkoord te bereiken
een deel van haar doelen om de internationale veiligheid te behouden (Aberkaan, 2015). Bovendien meent
Aberkaan dat de Unie door dit akkoord haar internationale prestige heeft kunnen bestendigen, en zich als
een effectieve actor in deze kwestie kan zien (2015).
Aan de hand van de invloed die ze in haar regio uitoefent en van haar interregionale relaties, promoot de
Unie haar historisch gegroeide ervaringen in andere continenten (Telò, 2007; Jørgensen, 2006;
Panebianco, 2006). Door het beschermen, hervormen en uitbreiden van het multilateraal systeem, wil de
Europese Unie haar nieuwe prominente rol binnen de internationale politiek vormen (Jørgensen, 2006).
Panebianco stelt dat de principes die de Unie promoot, diezelfde normen zijn waarop zij gebaseerd is.10
Europa was echter niet altijd een civilian power. Doorheen de Europese geschiedenis katapulteerden
Europese regeringen – en volkeren- zich in continentale oorlogen vanuit een drijfveer dat op
machtspolitiek gebaseerd is. Zij waren fervente nationalisten die met de wapens in de hand hun nationale
ideeën wilden promoten (Kagan, 2003). Die internationale rol evolueert doorheen de tijd, en over
beleidsdomeinen heen11.
Het streven naar een grotere rol in het multilateraal systeem is dus vrij recent (Jørgensen, 2006; Aberkaan,
2015). Sinds de Koude Oorlog was het uitdragen van de mensenrechten en de democratie een van de
meest prominente rollen van de Unie (Sedelmeier, 2006). De manier waarop dat verlopen is, kan volgens
10 Die waarden zijn onder meer: democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de individuele vrijheden, gelijkheid en solidariteit, en respect voor de principes van het Charter van de Verenigde Naties en het internationaal recht (Panebianco, 2006). 11 In sommige beleidsdomeinen (zoals milieu en klimaat) speelt de Unie een belangrijke rol, terwijl het in andere domeinen een te verwaarlozen invloed heeft op het internationale toneel (Jørgensen, 2006).
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 15
Sedelmeier ingedeeld worden in drie takken. Ten eerste zijn er de gesubsidieerde programma’s die
rechtstreeks gericht zijn op het bevorderen van de mensenrechten en de democratie. De tweede
beleidstak betreft het gebruik van haar asymmetrische interdependentie om voorwaarden te
incorporeren in haar handelsakkoorden en toetredingsverdragen met andere staten. De derde tak is het
minst ontwikkeld, namelijk het straffen van landen die de mensenrechten schenden. Een zwakke vorm
hiervan zijn de veroordelingen en gezamenlijke verklaringen die het gebruikte geweld afkeuren
(Sedelmeier, 2006).
2.4.2. Codes voor het onderzoek
Op basis van wat uit het literatuuronderzoek is gebleken,
kunnen we de onderstaande codes onderscheiden om de
eigenschappen van een civilian power te kunnen
analyseren. Codes zijn etiketten of labels die aan een
eenheid data gegeven worden, om er een descriptieve
betekenis aan toe te kennen. Het coderen laat de
onderzoeker toe om met de data te communiceren, de
interpretatie ervan te vergemakkelijken, en maakt het
ook mogelijk om uit de codes nieuwe theorieën te
destilleren (Basit, 2003). Na de korte duiding van de
oorsprong van de codes, volgt een grafische voorstelling
van de criteria om van een civilian power te kunnen
spreken (figuur 1).
Code 1: Focus op ‘civiele’/niet-militaire instrumenten
Deze code zal de voorkeur voor ‘civiele’, niet-militaire instrumenten als middel binnen het buitenlands
beleid omvatten. Hier ligt de basis van deze code in de literatuur. Een CPE heeft geen belang bij militaire
instrumenten, maar zal pogen om haar internationale doelstellingen door het gebruik van ‘andere
methodes’ te bereiken (Telò, 2007). De Unie onderscheidt zich door te beschikken over een groot arsenaal
van niet-militaire beleidsmaatregelen zoals externe handelsrelaties, ontwikkelingssamenwerking en
humanitaire hulp. De effectiviteit van haar ‘niet-traditionele’ instrumenten is merkbaar in haar relatie met
haar buurlanden (Orbie, 2009). Onder die vernoemde instrumenten valt het Europees uitbreidingsbeleid,
dat het unieke karakter van de Unie versterkt (Sedelmeier, 2006; Panebianco, 2006), maar vallen ook de
andere ‘civiele’ middelen die ze gebruikt om haar normen te verspreiden (Diez, 2005). Zoals Kagan het
stelt, staan Europeanen er dus op om hun problemen te benaderen met ‘nuance en verfijning’, en zullen
zij kiezen voor een vreedzame respons op problemen, met de voorkeur voor het gebruik van
onderhandelingen, diplomatie en overtuiging in plaats van het gebruik van dwang. Zij zullen ook sneller
beroep doen op internationaal recht, conventies en internationale standpunten om geschillen te
beslechten (Kagan, 2003).
Sub-code 1: Economische instrumenten
Deze sub-code wordt toegekend aan de economische instrumenten van de EU, vanwege de prominente
plaats die ze innemen in de officiële communicatie. Telò meent dat de vrede in West-Europa gestabiliseerd
is door de sociale en economische integratie. Doordat de Unie aan de hand van haar gezamenlijke
economische strategieën en partnerschapsakkoorden haar ‘civiliserende capaciteiten’ wil verspreiden
naar haar omgeving, is de EU een civilian power (2007). Volgens hem gedraagt de Unie zich niet enkel als
Figuur 1: schematische voorstelling van de hypothese
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 16
een grootmacht maar is zij wel degelijk een internationale (maar bijzondere) grootmacht (Telò, 2007).
Elgström en Smith sluiten zich aan bij deze veronderstelling (2006). De focus op economische middelen zit
ook vervat in het tweede luik van Maull (1990), alsook in de eerste tak van Sedelmeier (2006).
Code 2: Nadruk op mensenrechten en democratie
Deze code bellicht de nadruk die civilian grootmachten op mensenrechten leggen. Dit is gebaseerd op
Sedelmeier’s beschrijving van de rol die de EU vervult sinds het einde van de Koude Oorlog (2006). Volgens
hem beschouwt de Unie het beschermen en promoten van de mensenrechten als een centrale drijfveer
binnen het uitbreidingsbeleid (Sedelmeier, 2006). Panebianco ziet door de analyse van officiële
documentatie dat de EU optreedt als ‘exporteur van de mensenrechten’ (2006). Maull vindt die nadruk op
de waarden en principes eveneens terug (1997, aangehaald in Diez, 2005).
Code 3: Belang van multilateralisme
De derde code waarmee de kwalitatieve analyse zal verlopen, heeft betrekking op de nadruk die de Unie
legt op het gebruik van de multilaterale aanpak binnen de internationale betrekkingen. Civilian machten
zullen namelijk sneller focussen op multilaterale samenwerking dan traditionele grootmachten dat doen
(Orbie, 2003, aangehaald in Elgström & Smith, 2006). Het belang van samenwerking in het kader van het
buitenlands beleid is bovendien het eerste kenmerk dat Maull aan een CPE toekent (1990, aangehaald in
Whitman, 2006).
De Unie is – als we deze logica volgen – een civilian power, bovenal omdat zij op basis van haar
multilaterale ziel het internationaal system wenst te ‘multilateraliseren’ (Jørgensen, 2006). Ook Kagan
meent dat Europa meer inzet op multilaterale samenwerking; zij zet zich af van de unilaterale werkwijze
die de Verenigde Staten volgen in hun buitenlands beleid (2003). Telò volgt deze redenering; de EU ziet
het multilateralisme an sich zowel op het regionale, als het globale niveau als een intrinsieke waarde
(2007). De Unie blijft staan achter de werking van instellingen zoals de Verenigde Naties en van de
Wereldhandelsorganisatie, en promoot zij de constructie van globale regimes die de internationale
‘civilian’ agenda blijft uitbreiden (Telò, 2007).
2.5. Hypothese en onderzoeksvragen Nu de theorie kort behandeld is en de verschillende criteria voor een CPE uit de literatuur zijn afgeleid,
staat deze masterproef stil bij de onderzoeksvraag waaruit het kwalitatief onderzoek zal vertrekken. De
hypothese die uit de literatuur rijst, is dat de EU een civilian power is (Duchêne, 1972; Maull, 1997; Orbie,
2006; Orbie, 2009; Elgström & M. Smith, 2006; Whitman, 2006; Sedelmeier, 2006; Telò, 2007). Wanneer
we het Syrische conflict opnemen in deze hypothese, komen we uit bij de centrale onderzoeksvraag die in
de inleiding werd aangehaald: “Gedraagt de Unie zich als een civilian power Europe, wanneer we kijken
naar haar communicatie ten opzichte van de huidige spanningen in Syrië?”
De deelvragen komen overeen met de codes die in het vorige hoofdstuk in de literatuur zijn
onderscheiden. In de onderstaande tabel worden deze kort samengevat. Vooraleer dit onderzoek deze
vragen zal toetsen, zal het volgende hoofdstuk stilstaan bij de methodologie die gebruikt zal worden
tijdens de kwalitatieve analyse.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 17
Code Deelvraag
Voorkeur ‘civiele’/niet-militaire instrumenten Gaat de voorkeur van de EU voornamelijk naar niet-
militaire instrumenten, in haar omgang met het
Syrische conflict?
Gebruik economische middelen Gebruikt de Unie economische middelen om het beleid
in Syrië te beïnvloeden?
Nadruk op mensenrechten en democratie Stelt de EU in haar communicatie de bescherming van
de mensenrechten en de democratie als doelstelling
van haar reacties in het Syrische conflict?
Inzet op multilateralisme Ziet de Unie een multilaterale aanpak als een middel
om haar buitenlands beleid in Syrië te voeren? Tabel 1: beknopte weergave van de codes en de daarbij horende deelvragen.
3. Methodologie van het onderzoek
3.1. Dataverzameling Voor het beantwoorden van de bovenvermelde onderzoeksvragen zullen officiële documenten - die door
de verschillende Europese instellingen zijn uitgevaardigd zijn - als primaire bronnen dienen. De keuze voor
die documenten is niet toevallig. Ze zijn geselecteerd vanwege de respectievelijke waarde die zij bezitten
om ons te helpen om de kenmerken waarrond de Unie haar identiteit vormt, beter te kunnen aflijnen
(Lucarelli, 2006; Panebianco, 2006). Ze helpen ons met andere woorden in het afleiden van het beeld dat
de EU van zichzelf heeft. De documenten die hieronder zijn opgelijst, zullen elk in het volgende luik meer
in detail besproken worden. Het eigenlijke verzamelen van de documenten werd vergemakkelijkt door het
feit dat de Unie haar publicaties telkens beschikbaar maakt op haar verschillende websites.
Document Jaar van publicatie Instelling
Artikel 2 van het Verdrag van Lissabon 1 december 2009* Alle*
‘Council conclusions on Military Capability Development’ 9 december 2010 Raad van de EU
‘European Neighbourhood Policy: Working towards a
Stronger Partnership’
20 juni 2013 Europese Commissie
‘Towards a Comprehensive EU Approach to the Syrian Crisis’ 24 juni 2013 Europese Commissie
‘European Parliament resolution: EU Defence union’ 22 november 2016 Europees Parlement
‘European Parliament resolution: Report on the
implementation of the CFSP
14 december 2016 Europees Parlement
‘Shared Vision, Common Action: A Stronger Europe.
A Global Strategy for the European Union’s Foreign and
Security Policy’
juni 2016 EDEO
‘White Paper on the future of Europe ‘ 1 maart 2017 Europese Commissie
‘Elements for an EU Strategy for Syria’ 14 maart 2017 Europese Commissie
Persmededeling 180/17: ‘Council adopts EU strategy on Syria’ 3 april 2017 Raad van de EU
Persmededeling 188/17: ‘Supporting the Future of Syria and
the region: co-chairs declaration’
5 april 2017 Raad van de EU, HV/VP
en anderen
Tabel 2: chronologische weergave van de onderzochte primaire bronnen/ Het verdrag is van toepassing op alle instellingen, en trad in werking op 1 december 2009*
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 18
3.2. Dataverwerkingssoftware Nvivo In dit onderzoek werd gekozen voor het gebruik van de “computer assisted qualitative data analysis
software” Nvivo. Deze software helpt om data te organiseren en te analyseren, en om informatie uit
kwalitatieve bronnen op een gestructureerde wijze te extraheren. Het gebruik van dit programma helpt
bovendien om de analyse op een tijdsefficiënte manier af te handelen (QSR International, 2017).
3.3. De verwerking van de bronnen Sociale fenomenen kunnen niet ten volle op een numerieke manier uitgedrukt worden; de focus moet
eerder liggen op de kwaliteit en de rijkdom van de data. Kwalitatieve data zijn vaak tekstueel12 en
ongestructureerd. Daarom speelt coderen een belangrijke rol in het structureren en analyseren van deze
bronnen (Basit, 2003). Dit is meteen de reden waarom dit onderzoek opteert voor een kwalitatieve aanpak
bij de analyse van de verzamelde documenten.
Ondanks het feit dat ruwe data interessant kunnen zijn op het eerste zicht, helpen ze de lezer niet om de
sociale werkelijkheid te begrijpen. Hiervoor is kritisch onderzoek nodig (Basit, 2003). Daarom werden de
verzamelde documenten in het verwerkingsprogramma Nvivo geüpload. Daarna werden ze één per één
behandeld: elke zin of paragraaf die onder de afgebakende definitie valt, kreeg zorgvuldig een
corresponderende code toegewezen.
Hoewel de meeste codes uit de literatuur voortvloeiden, valt het in de laatste documenten op dat er
nieuwe kenmerken van de EU aan het oppervlakte komen, en waaraan nieuwe codes toegewezen kunnen
worden. Dat geeft de aanleiding om deze nieuwe codes op te nemen in de analyse (waarover zo meteen
meer). Met een dergelijke manier van onderzoek voeren, proberen onderzoekers een beter begrip te
krijgen van wat zij bestudeerd hebben, en pogen ze hun interpretaties te verfijnen (Taylor & Bogdan, 1998,
aangehaald in Basit, 2003).
Nadat de coderingsfase is afgerond, wordt er aan de hand van de functie ‘reports’ in het programma een
samenvatting gemaakt van de codes die per document ingedeeld zijn, alsook een weergave gemaakt13.
van de gecodeerde tekst per document. Ten slotte worden deze bestanden gebruikt bij het beantwoorden
van de onderzoeksvragen.
4. Casestudies In het komende luik worden de officiële documenten zoals aangekondigd opgenomen in een reeks
casestudies. Meer bepaald gaat het over een artikel uit het meest recente verdrag, vier documenten die
door de EC zijn gepubliceerd, drie door de Europese Raad, een door EDEO en een resolutie die door het
Parlement is aangenomen. Wanneer een document in het Engels gepubliceerd is, zal een eigen vertaling
gebruikt worden in de citaten (de originele teksten zijn te vinden in de bijlage).
Elk document zal hieronder in hetzelfde format besproken worden in chronologische volgorde. Eerst wordt
het document en haar ontstaanscontext uitgelicht, om daarna over te gaan tot de bespreking van de codes
die aanwezig zijn in de publicatie. Ten slotte zal voor elke case study een tabel verduidelijken welke codes
aan het licht zijn gekomen, en hoe vaak dat gebeurde.
12 Hoewel ze ook in de vorm van geluids- of beeldopnames of afbeeldingen kunnen komen, gaat Basit uit van tekstuele bronnen (2003). 13 Zie bijlagen.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 19
4.1. Artikel 2 van het Verdrag van Lissabon (2009) Context:
De eerste case study bestudeert artikel 2 van het Verdrag van Lissabon. Zoals algemeen aangenomen
wordt dit verdrag tot op vandaag gezien als het ankerpunt van elke Europese communicatie of wetgeving.
Deze moeten conform aan het verdrag opgesteld worden. Dit verdrag werd op 13 december 2007
ondertekend door de staats- en regeringsleiders, en trad in werking op 1 december 200914.
Bespreking:
Volgens dit artikel draagt de Unie bij tot “de vrede, de veiligheid en de duurzame ontwikkeling van de
aarde, de solidariteit men het wederzijds respect tussen de volkeren, de vrije en eerlijke handel, de
uitbanning van armoede en de bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van het
kind, alsook tot de eerbiediging en de ontwikkeling van het internationaal recht, met inbegrip van de
inachtneming van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties,” (Art. 2, Verdrag van Lissabon).
Het hoeft geen betoog dat de elementen die in dit verdragsartikel als doelstellingen van de EU naar voren
geschoven worden, voornamelijk ‘civilian’ van aard zijn. Dat blijkt ook uit de onderstaande codes:
4.2. Council conclusions on Military Capability Development (2010) Context:
Deze persmededeling werd gepubliceerd na de bijeenkomst van Raad van de Europese Unie, in de
hoedanigheid van de ministers van buitenlandse zaken en defensie op 9 december 2010. De Raad wilde
de financiële crisis en haar impact op de nationale begrotingen voor defensie omvormen tot een kans om
een nieuwe impuls te geven aan een Europees leger. Een interessante anekdote hierbij is dat dit document
gepubliceerd is twee weken voordat de ‘Arabische Lente’ in Tunesië losbarstte, en dus nog geen sprake
was van een reële dreiging van terrorisme aan de zuidelijke grens van Europa.
Bespreking:
In dit document ligt de nadruk op de nood aan militaire instrumenten, en werden de eerste stappen gezet
in de richting van de eis voor meer militaire integratie binnen de EU. Opmerkelijk is hier wel dat er reeds
in dat jaar vanuit de Raad van de EU een vraag was voor een verhoging van de Europese militaire
capaciteiten, om “haar ambities en tekortkomingen tegemoet te komen, en om de defensievereisten die
nodig zijn om het Gezamenlijke Veiligheids- en Defensiebeleid te ondersteunen.” Dit noodzaakt volgens ons
om de codes die afgeleid werden van de literatuur over het rolconcept CPE, aan te vullen met nieuwe
codes: ‘hybride civilian power Europe’, met als sub-code ‘militaire instrumenten’. In het besluit komt dit
onderzoek hier uitgebreider op terug.
14 The Lisbon Treaty, http://www.lisbon-treaty.org/wcm/the-lisbon-treaty.html, geraadpleegd op 2 mei 2017.
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten &
democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
Artikel 2 van het
Verdrag van
Lissabon
0 0 3 1 0 0
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten &
democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
Council conclusions
on Military
Capability
development
0 0 0 0 0 1
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 20
4.3. European Neighbourhood Policy: Working towards a Stronger Partnership (2013a) Context:
Het volgende document dat als case study zal dienen, is een document dat de Europese Commissie richtte
tot het Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en het Comité van de
Regio’s. Met deze mededeling wilde de Commissie haar plannen voor de toekomst van het Europees
Nabuurschapsbeleid voorleggen. Hoewel het nu lijkt dat de Unie geen relevante documenten heeft
gepubliceerd tussen het vorige document en deze mededeling, is het niet het geval. Dit document werd
als case gekozen omdat het op treffende wijze de eigen perceptie van de rol van de Unie in haar
omringende regio weerspiegelt in haar Nabuurschapsbeleid.
Bespreking:
Onder de eerste code ‘civiele/niet-militaire instrumenten’ vinden we dat de Unie herhaaldelijk de
schendingen van de mensenrechten veroordeelt, en dat het verschillende fases van beperkende
maatregelen oplegde op het Syrische regime. De Commissie gaat dan over tot de verschillende
instrumenten en initiatieven waarover het ENB beschikt om haar beleidsaanpak aan te passen aan de
individuele context van haar partners en hun verwachtingen omtrent de relatie met de EU (Europese
Commissie, 2013a). In het specifieke geval van Syrië, meldt de EC dat de EU diplomatieke acties heeft
ondernomen om een vreedzame oplossing voor het conflict te faciliteren, de Speciale Gezanten van de VN
en de Arabische Liga ondersteunt in hun missies, deelneemt aan de 'Conferenties voor de Vrienden van
Syrië’ en initiatieven die tot een verenigde en representatieve oppositie leiden te steunen.
Ook wordt er verwezen naar de rol van het ENB speelt als de basis waarop de Unie haar betrekkingen met
haar buurlanden voert, om de gemeenschappelijke belangen en waarden – democratie, de rechtsstaat,
respect voor de mensenrechten en de sociale cohesie te promoten en te beschermen (ibid.). Het laatste
element wijst zowel op de eerste code, als op de code ‘mensenrechten en democratie’, waar de nadruk op
de vermelde waarden gelegd wordt. Echter meent de Commissie dat het stichten van democratie in de
partnerlanden in de handen van hun burgers en verkozen politici ligt. Het ENB kan in dit proces enkel
ondersteunen, en niet vervangen. Daarvoor heeft de Unie politieke en financiële steun aan haar partners
die deze overgang hebben ingezet, versterkt.
In deze verklaring bevinden zich ook elementen die onder de sub-code ‘economische middelen’ vallen. Zo
wordt er gewezen op het feit dat de EU de belangrijkste handelspartner is van de buurlanden. De Unie zal
dan ook verder inzetten op handel en economische integratie. Ook werd er binnen het kader van het ENB
een faciliteit voor het maatschappelijk middenveld in de nabuurschap ontwikkeld, om het middenveld in
de buurlanden te ondersteunen in het democratiseringsproces van hun land – opnieuw een voorbeeld van
de wijze waarop economische middelen ingezet worden om ‘civilian’ doelstellingen waar te maken.
De vierde code die in dit document aan bod komt, is de code ‘multilateralisme.’ Hierin erkent de Unie dat
regionale spelers zoals Turkije, de Golfstaten en organisaties zoals de Arabische Liga een prominentere rol
spelen in het zoeken naar een oplossing voor de huidige conflicten (ibid.). De EU staat namelijk achter deze
aanpak.
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten
& democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
ENP: Working
towards a Stronger
Partnership
7 4 3 2 0 0
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 21
4.4. Towards a comprehensive EU approach to the Syrian crisis: an EU joint communication
(2013b) Context:
Deze persmededeling van de Commissie Barroso kwam als eerste echte antwoord van de EU op het
conflict in Syrië. De vorige mededelingen gingen niet verder dan herhalingen van de beloftes om steun te
verlenen, het afkeuren van het geweld en het aandringen op het aftreden van president Assad (Pierini,
2016).
Bespreking:
In dit document is de Commissie van mening dat de reactie van de EU de volgende zaken als doelstelling moet hebben: “(a) de ondersteuning van een politiek proces dat een duurzame oplossing voor de crisis brengt, (b) het voorkomen van regionale destabilisatie door het spillover effect naar de buurlanden, (c) de dramatische humanitaire situatie aan te pakken bij de getroffen bevolking en (d) de gevolgen van het conflict in en op de EU aanpakken,” (Europese Commissie, 2013b). Deze opgesomde doelstellingen vallen onder de code ‘civiele/niet-militaire instrumenten’. Ook worden er in deze mededeling diverse financiële middelen ter beschikking gesteld, om “het menselijk lijden te verlichten”. De Commissie kondigt in dit document aan dat ze 400 miljoen euro aan de humanitaire, economische en ontwikkelingsnoden zal toekennen in Syrië en haar buurlanden (ibid.). Zoals in de eerdere casestudies naar voor kwam, wordt in dit document ook het belang van het multilateralisme onderstreept. Volgens de EC kan het einde van het geweld en de transitie naar een vreedzame overheid slechts waargemaakt worden bij een duurzame politieke oplossing, die alleen maar gerealiseerd kan worden door de deelname van alle betrokken partijen in dit conflict. De nadruk van dit document ligt dus op de multilaterale aanpak, met een duidelijke nadruk op het belang van de Verenigde Naties om de verantwoordelijken van de mensenrechtenschendingen op te sporen, maar ook de rol die Rusland en de Verenigde Staten spelen in de bemiddeling. In deze context verwijst de EU naar de Genève-conferentie, en de afspraken die daar gemaakt zijn.
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten
& democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
Towards a
comprehensive EU
approach to the
Syrian crisis
3 3 1 4 0 0
4.5. Resolution: EU Defence union (2016a) Context:
In deze resolutie stemde de meerderheid van het Europees Parlement – gevormd door de socialisten &
democraten, liberalen en de Europese Volkspartij15 - voor de oprichting van een Europese defensie-unie.
Hoewel een resolutie niet bindend is, geeft het Parlement hiermee haar opinie mee over diverse zaken.
Deze resolutie is gekozen om de visie van het Parlement over de rol van de EU in de wereld weer te geven,
los van de Syrische case.
Bespreking:
15http://www.votewatch.eu/en/term8-european-defence-union-motion-for-resolution-vote-resolution.html, geraadpleegd op 11 mei 2017.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 22
Wat dit document betreft, zijn er zowel klassieke ‘civilian’ elementen als ‘hybride’ elementen aanwezig.
Aan de ene kant worden solidariteit met de bondgenoten, preventie, het beëindigen van gewapende
conflicten, het beëindigen van de mensenrechtenschendingen, de verspreiding van de democratie
(elementen onder de code ‘civiele/niet-militaire instrumenten’) vermeld. De nadruk op het beschermen
van de mensenrechten als middel om vrede en veiligheid over de hele wereld te bestendigen, en de rol
van de EU om die waarden te verspreiden (code: ‘mensenrechten en democratie) worden ook in deze
resolutie opgenomen (Europees Parlement, 2016a).
Aan de andere kant wordt stelt het Parlement dat Europa de politieke wil en vastberadenheid nodig heeft
om haar veiligheid op lange termijn te waarborgen, aan de hand van een breed pakket van
beleidsinstrumenten waartoe een sterk en modern leger behoren (ibid.).
De EU wordt namelijk geacht om, naast het NAVO-verband, de mogelijkheid te hebben om zich te kunnen
beschermen en autonoom te kunnen handelen indien dat nodig is. Een aanleiding die voor deze noodzaak
gegeven wordt, is het feit dat de politieke prioriteiten onder de NAVO-lidstaten soms geheel verschillend
kunnen zijn. Toch blijft de NAVO de basis van de collectieve veiligheid in Europa (ibid.). Deze toon komt
overeen met de codes ‘hybride CPE’ en ‘militaire instrumenten.’
Deze perceptie wordt alleen maar versterkt door het pessimistische beeld dat de Unie heeft van haar regio
(onder meer ten gevolge van de toename in het aantal terroristische aanslagen binnen de EU, maar ook
de stijgende dreiging aan de buitengrenzen van Europa). Dit brengt volgens deze resolutie de noodzaak
om deze defensie-unie snel op te richten.
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten
& democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
Resolution:
EU Defence union 1 0 3 0 8 3
4.6. EP Report on the implementation of the Common Foreign and Security Policy (2016b) Context:
Net zoals het vorige document is dit een resolutie die door het Europese Parlement is goedgekeurd, dit
keer met een meerderheid die gevormd is door de sociaaldemocratische fractie, de liberale fractie, de
fractie waarin de Europese Groenen zetelen, en de Europese Volkspartij16. In deze resolutie werd de
implementatie van het Gezamenlijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) door het Parlement onder
handen genomen.
Bespreking:
Opnieuw zien we in dit document de aanwezigheid van zowel de code ‘civiele/niet-militaire instrumenten’
als de codes ‘hybride CPE’ en ‘militaire instrumenten’ naar voren komen, hoewel de nadruk duidelijk op de
laatste codes gelegd wordt. Dit wordt meteen duidelijk bij het volgende citaat: “Aangezien machtspolitiek
de internationale betrekkingen domineert, zijn defensie en afschrikking cruciaal voor onze invloed in
diplomatieke gesprekken” (Europees Parlement, 2016b).
16 http://www.votewatch.eu/en/term8-implementation-of-the-common-foreign-and-security-policy-article-36-teu-motion-for-resolution-vote-r.html
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 23
Onder de eerste code herhaalt het Parlement dat er een speciale aandacht gevestigd moet worden op de
preventie van conflicten, door de wortels van de instabiliteit aan te pakken en de veiligheid van de mensen
te garanderen. Hiervoor wordt gewezen op het immense potentieel dat de EU als een diplomatische
grootmacht heeft. Die status is volgens deze resolutie het resultaat van de aanwezigheid van een groot
batterij aan ‘normatieve instrumenten’ (ibid.).
Wel wordt de nadruk dus voornamelijk gelegd op de ‘hybride’ middelen. Het parlement meent dat de Unie
omringd wordt door “een boog van instabiliteit, nu grote delen van de MENA-regio overspoeld zijn door
etnische en religieuze conflicten en geïnternationaliseerde oorlogen17” (ibid.). Volgens het Parlement is het
nu tijd geworden om een nieuwe, realistische strategie te ontwikkelen voor de internationale
betrekkingen van de EU, gezien ze geconfronteerd wordt met ongeziene interne18 en externe dreigingen,
ineenstorting van staten in de regio, hybride uitdagingen, maar ook dreiging op vlak van cyberveiligheid,
energieveiligheid, georganiseerde misdaad en de klimaatverandering.
Met betrekking tot de code ‘militaire instrumenten’ benadrukt deze resolutie dat “de lidstaten hun
mentaliteit moeten wijzigen, gezien het denken over buitenlands- en veiligheidsbeleid vanuit een nationaal
perspectief bekrompen en achterhaald is. Geen enkele lidstaat kan op zichzelf de uitdagingen die op ons
afkomen aan, we moeten deze samen tegemoet gaan.” Bovendien eist het Parlement van de lidstaten dat
ze “eindelijk meer eenheid, politieke wilskracht en vertrouwen in elkaar vertonen, zodat de mogelijk is om
de middelen die door de verdragen beschikbaar zijn te kunnen gebruiken.” Deze resolutie prijst de rol die
het Europees Defensieagentschap heeft in de bevordering en coördinatie van de capaciteitsontwikkeling
(van wapens), en roept op om de begroting van dit agentschap te verhogen (ibid.).
Naast deze focus op de ‘hard power’, ontbreken de elementen van ‘soft power’ niet in deze resolutie. Zo
wordt er bevestigd dat de Unie zich nog steeds wil inzetten om een GBVB te ontwikkelen dat geleid wordt
door de principes van democratie, de rechtstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de
mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Ook dient dit beleid uitgestippeld te worden in
overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht.
Het Parlement roept hiernaast ook de HV/VP op om een Europese strategie voor Syrië te ontwikkelen, en
is ook van mening dat de bilaterale onderhandelingen door de VS en Rusland niet voldoende zullen zijn
om een duurzaam antwoord op de Syrische crisis te bieden. Deze resolutie pleit ervoor dat de EU “uit haar
diplomatische marginalisatie treedt, en roept de Unie op om haar invloed op sleutelactoren (zoals Iran,
Saoedi-Arabië, Turkije, Qatar en Rusland) te gebruiken om te verzekeren dat ze een constructieve positie
innemen, en niet bijdragen aan de verdere escalatie van de situatie” (ibid.). Deze oproep valt onder de
codes ‘civiele/niet-militaire instrumenten’ en ‘multilateralisme’, gezien ze wil inzetten op haar invloed in
regio, en de genoemde actoren in het proces wil betrekken.
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten
& democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
Report on the
implementation of the
CFSP 6 1 1 5 10 8
17 Hierbij verwijst dit document naar terroristische organisaties zoals IS (ook wal DAESH genoemd), ‘Jabhat Fatah al-Sham’ en al-Qaeda die het machtsvacuüm in de MENA-regio gebruiken om macht te winnen en de ‘globale jihad’ voor te bereiden. 18 Dit verwijst naar de dreiging van terrorisme op het Europees grondgebied, waarbij de aanslagen in de Europese steden een deel gaan uitmaken van een weloverwogen strategie.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 24
4.7. A Global Strategy for the European Union’s Foreign and Security Policy (2016) Context: Deze case study behandelt de Global Strategy (EUGS) die door de Europese Dienst voor Extern Optreden19 (EDEO/EEAS) vorig jaar in juni werd voorgesteld. Federica Mogherini kreeg het mandaat om een strategie voor de toekomst van de EU en haar rol binnen de internationale politiek uit te werken. Bespreking: In deze strategie blijft de focus op de klassieke, ‘civilian’ taak van Europa prominent aanwezig. Dat blijkt onder meer uit het citaat van Mogherini in de inleiding, waar ze zegt dat “waar zij ook komt, de partners van de Unie verwachten dat ze een cruciale rol speelt, ook als mondiale veiligheidsverstrekker,” (EDEO, 2016). Onder de code ‘civiele/niet-militaire instrumenten’ meldt de strategie dat “het gebruik van sancties die gekoppeld zijn aan diplomatie, de cruciale instrumenten zijn om vreedzame verandering op gang te brengen (ibid.). Ook blijft de EDEO het uitbreidings- en nabuurschapsbeleid zien als een uniek beleid waarmee de Unie haar invloed in de partnerlanden doet gelden. Daarmee blijft de EU gebruikmaken van haar ‘soft power’. Onder de sub-code ‘economische instrumenten’ leert de strategie ons dat Europa “de belangrijkste handelspartner en de buitenlandse investeerder van vrijwel elk land ter wereld is” (EDEO, 2016). Met dit machtsmiddel poogt de EU om de relaties met de landen die binnen het domein van het ENB vallen, te beïnvloeden. De code ‘mensenrechten en democratie’ toont ook aan dat de EU volgens deze strategie de “mensenrechten zal propageren via dialoog en steun, ook waar dat zeer moeilijk is.” Dat wil ze doen door veel meer en sterker in te zetten op preventie en monitoring van diepere oorzaken van de diverse problemen die tegen haar waarden (waaronder de mensenrechtenschendingen, ongelijkheid en klimaatverandering) indruisen. Ook elementen die tot de code ‘multilateralisme’ behoren, worden in deze strategie opgenomen. Zo ziet de EDEO dat conflicten zoals deze in Syrië of Libië lokaal uitbreken, maar vervolgens nationale, regionale en mondiale dimensies aannemen. Om hierop een antwoord te bieden, stelt de strategie voor dat de EU “conflicten gelaagd zal benaderen, en zal optreden op lokaal, nationaal, regionaal in mondiaal niveau.” Dat meent ze echter niet alleen te doen, maar op een multilaterale basis met “alle actoren die in het conflict aanwezig (en noodzakelijk) zijn voor een oplossing” (ibid.). Ook in dit document komt de nieuwe code ‘hybride CPE’ en haar sub-code ‘militaire instrumenten’ aan bod. Dat komt omdat deze strategie duidelijk verschilt van de vorige documenten, zowel in de toon die gebruikt wordt, als in het beleid dat voorgesteld wordt. Zo bevat dit document verwijzingen naar de uitbouw van een militaire tak binnen de EU, en wordt de wereld als “onstabiel” gezien (EDEO, 2016). Dat wordt nog duidelijker in het volgende citaat: “In deze onstabiele wereld is ‘soft power’ niet genoeg: wij moeten onze geloofwaardigheid op het gebied van veiligheid en defensie versterken. […] Het idee dat Europa uitsluitend staat voor "civiele macht" doet evenwel geen recht aan de veranderende realiteit. Zo voert de Europese Unie bijvoorbeeld momenteel 17 militaire en civiele operaties, met duizenden vrouwen en mannen die onder de Europese vlag dienen met het oog op vrede en veiligheid - onze eigen veiligheid en die van onze partners. Voor Europa gaan soft power en hard power hand in hand.” (EDEO, 2016).
19 De EDEO (EEAS in het Engels) is de diplomatieke dienst van de EU, die sinds 2011 is gericht op het ondersteunen van de werking van de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (eeas.europa.eu, geraadpleegd op 14 mei 2017).
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 25
De aanwezigheid van de nieuwe codes kan verschillende verklaringen hebben. Op het eerste zicht zou men kunnen denken dat de EU de invulling van haar internationale rol anders begint te zien, en op termijn wil evolueren naar een ‘klassieke’ grootmacht. Een andere (minder voor de hand liggende) verklaring kan een institutionele inslag hebben: de EDEO is geen officiële Europese instelling, maar een dienst om de Hoge vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid bij te staan in haar werk (European Studies HUB, 2017). Dat kan ertoe leiden dat de EDEO zich anders uitdrukt dan de andere instellingen, die door hun institutionele structuur beperkt zijn in hun communicatie (bijvoorbeeld omdat ze door de besluitvormingsprocedure alle lidstaten achter zich moeten hebben).
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten &
democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
EUGS 21 5 10 22 16 12
4.8. White Paper on the Future of Europe (2017a) Context:
Het witboek over de toekomst van Europa is door de Europese Commissie in maart 2017 gepubliceerd
naar aanleiding van de zogenaamde Brexit20. Met dit document wil Commissievoorzitter Jean-Claude
Juncker vijf scenario’s over de toekomst van Europa aan het publiek voorleggen. Hoewel het bestuderen
van elk van deze scenario’s boeiende inzichten kan leveren, zullen ze in deze case study buiten
beschouwing gelaten worden. Het zijn namelijk voorstellen om het debat te stimuleren, en geen officiële
verklaringen over de richting die de EU volgens de Commissie moet volgen. Dit onderzoek zal zich vooral
richten op de inleiding en de situatieschets die in dit witboek gegeven worden.
Bespreking:
Het document vangt aan met de vermelding dat de Unie beschikt over een diplomatisch apparaat dat “echt
gewicht uitoefent” en dat de “wereld veiliger en duurzamer maakt, zoals aangetoond werd door de deal
rond het Iraanse atoomprogramma, de leidersrol die de EU uitoefende tijdens de klimaatonderhandelingen
in Parijs en het opnemen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen voor 2030 (SDG’s) door de VN”
(Europese Commissie, 2017). Het witboek onderstreept bovendien de kracht die het perspectief op een
toekomstige toetreding tot de EU heeft op kandidaat-lidstaten, en ziet het de
toetredingsonderhandelingen om stabiliteit en veiligheid te projecteren op haar buitengrenzen. Dit zijn
allemaal elementen die onder de code ‘civiele/niet-militaire instrumenten’ vallen.
Ook wordt er gewezen op de claim dat de Unie de grootste donor van ontwikkelings- en humanitaire hulp
is (sub-code: ‘economische middelen’). En onder de code ‘mensenrechten en democratie’ wordt in de
inleidende hoofdstukken van het witboek vermeld dat “menselijke waardigheid, de vrijheid en democratie
hard verdiende waarden zijn, die nooit zullen worden opgegeven. Hoewel de Europeanen niet op dezelfde
20 De Britse ‘exit’ – kortweg Brexit – is het gevolg van een referendum dat op 23 juni 2016 plaatsvond, en de Britse bevolking de vraag stelde of het Verenigd Koninkrijk de EU moet verlaten. Van de 30 miljoen deelnemers aan dit referendum, haalde het ‘Leave-kamp’ 51,9% van de stemmen, terwijl het ‘Remain-kamp’ van toenmalig premier Cameron 48,1% van de stemmen kreeg. Door deze meerderheid werd het mogelijk voor de nieuwe premier May om het befaamde artikel 50 VWEU te activeren, en zo de onderhandelingen tussen de VK en de EU te starten (Hunt & Wheeler, BBC), “All you need to know about the UK leaving the EU.” (2017, 25 april; geraadpleegd op 10 mei 2017 op: http://www.bbc.com/news/uk-politics-32810887 ).
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 26
manier naar vrede kijken zoals hun grootouders ernaar keken, blijven deze kernwaarden de Europese
burgers verbinden” (ibid.).
Deze publicatie meent echter dat het “noodzakelijk is om te denken over hoe de Unie zich beschermt,
reageert op en dreigingen – gaande van grootschalige cyberaanvallen tot de klassieke vormen van
agressie- afhoudt.” Volgens dit witboek “is een ‘soft power’ blijven niet krachtig genoeg wanneer het
gebruik van geweld de regels overheerst” (ibid.). De code ‘hybride CPE’ is hier duidelijk van toepassing.
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten &
democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
White Paper on the
future of Europe 3 1 2 0 3 4
4.9. Elementen voor een EU-strategie in Syrië (2017b) Context:
Dit document is een gezamenlijke mededeling van de Europese Commissie, gericht aan de Raad van de
EU en het Europees Parlement. In deze verklaring bekijkt de Commissie hoe de EU een grotere rol kan
spelen in het bekomen van een werkbare oplossing voor het conflict in Syrië.
Bespreking:
Opnieuw zijn de elementaire codes die een civilian power definiëren - ‘civiele/niet-militaire instrumenten’,
‘economische middelen’, ‘mensenrechten en democratie’ en ‘multilateralisme’ - aanwezig in dit document.
Dat blijkt ten eerste uit de beslissing om de beperkende maatregelen (met andere woorden de opgelegde
sancties) te blijven handhaven zolang de repressie tegen de burgers doorgaat (‘civiele/niet-militaire
instrumenten’ en ‘economische middelen’). Ook stelt de Commissie voor om “een ‘whole of Syria’ aanpak
uit te voeren, met het oog op herstel na het conflict, waarbij lokale instellingen in het hele land een
belangrijke rol zullen vervullen” (Europese Commissie, 2017).
Een tweede verwijzing naar de code ‘civiele/niet-militaire instrumenten’ is te vinden in de beloofde steun
aan de hervorming van de veiligheidssector en aan de demilitarisatie van de strijders en de re-integratie
ervan in het burgerleven, en wil zij de overgangsautoriteiten ondersteunen in het aanpakken van de meest
dringende problemen (ex-gevangenen en vermiste personen, huisvesting, oplossen van geschillen in
verband met eigendomsrechten, etc.). Ook wil de Unie helpen met het opsporen en verwijderen van
chemische agentia, handvuurwapens en lichte wapens. Daarnaast wil ze “voortbouwen op de bestaande
initiatieven om het menselijke kapitaal dat nodig is voor de wederopbouw van Syrië te ontwikkelen en te
handhaven,” en is ze bereid om “een rol te spelen bij de voorbereiding en ondersteuning van de veilige en
waardige terugkeer van de vluchtelingen en binnenlands ontheemden naar hun huizen, en hun integratie
in de Syrische maatschappij” (ibid.).
Onder de lading van de code ‘multilateralisme’ zijn er ook talrijke initiatieven die genomen worden en
beloftes die gedaan worden. Zo zal de EU “haar directe steun blijven verlenen aan de gesprekken die onder
de leiding van de VN in Genève plaatsvinden, maar ook aan de technische besprekingen die een stimulans
kunnen zijn voor de politieke onderhandelingen.” Bovendien blijft de Unie inzetten op het engagement van
de Syrische politieke oppositie met gematigde gewapende groepen, om een staakt-het-vuren te initiëren
(ibid.).
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten
& democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
Elementen voor een
EU-strategie in Syrië 32 8 10 10 0 0
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 27
4.10. Council adopts EU strategy on Syria (2017) Context:
Dit document is een persbericht van de Raad van de EU, waarin ze haar strategie ten opzichte van het
Syrische conflict meedeelt. In deze mededeling wordt het gebruik van geweld veroordeeld, en wijst de
Raad op de verantwoordelijkheid van de Syrische overheid om haar burgers te beschermen (Europese
Raad, 2017).
Bespreking:
Ten eerste wil de EU haar ‘wezenlijke steun’ aan het Syrische middenveld voortzetten, omdat ze verwacht
dat het middenveld een belangrijke rol zal spelen in de periode na het conflict. De ‘Kamer voor steun aan
het middenveld’ en de adviesraad voor vrouwen worden zelfs expliciet genoemd. De Unie wil ook meer
inzetten op initiatieven om de vrije meningsuiting (waaronder de vrijheid en onafhankelijkheid van de
pers) te promoten. Bovendien wil ze - naast het bestendigen van haar rol als grootste donor van
humanitaire inspanningen binnen de Syrische grenzen – de intensiteit van haar humanitaire diplomatie
verhogen, en slachtoffers van mijnen steunen. Deze engagementen komen overeen met de codes
‘civiele/niet-militaire instrumenten’ en ‘multilateralisme.’
De EU gelooft bovendien niet in een militaire oplossing voor dit conflict, en blijft “trouw aan de eenheid,
de soevereiniteit, de territoriale integriteit en onafhankelijkheid van de Syrische staat” (ibid.). De Unie
benadrukt dat ze de wederopbouw in Syrië enkel zal steunen indien alle betrokken partijen een duurzame,
allesomvattende en inclusieve politieke transitie bereiken.
Ten tweede keurt de Unie wijdverspreide schendingen van de mensenrechten en de democratie in de
regio af, alsook de belemmeren van de toediening van de humanitaire hulp en het gebruik van chemische
wapens door alle betrokken partijen. De Unie geeft bovendien aan dat ze onderzoeken naar die
schendingen zal ondersteunen, door relevante informatie op vlak van rechtsvordering (met inbegrip van
het Internationaal Strafhof) te verzamelen in afwachting van de veroordeling van de verantwoordelijken
voor deze inbreuken op het internationaal recht (ibid.). Hier zien we voornamelijk elementen die onder de
code ‘mensenrechten en democratie’ vallen.
Ten derde streeft de EU naar een einde van deze oorlog aan de hand van een oprechte politieke overgang,
op basis van de onderhandelingen in het kader van de VN Veiligheidsraad (UNSCR 225421), onder toezicht
van de Speciale Gezant van de Verenigde Naties. Ook ziet zij de internationale conferentie in Brussel (cfr.
infra) als een middel om een politieke oplossing te vinden, en de internationale steun voor het door de VN
geleide vredesproces te versterken.
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten
& democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
Council adopts EU
strategy on Syria 5 0 7 7 0 0
21 In deze resolutie (die unaniem werd goedgekeurd door de VN Veiligheidsraad op 18 december 2015), werd een stappenplan voor de vredesgesprekken in Syrië uitgestippeld. VN, 18 december 2015, geraadpleegd op 8 mei 2017, https://www.un.org/press/en/2015/sc12171.doc.htm
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 28
4.11. Supporting the Future of Syria and the Region: co-chairs declaration (2017) Context: Het meest recente document dat in dit onderzoek wordt opgenomen, is een gezamenlijke verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Europese Commissie (HV/VP), de noodhulpcoördinator en ondersecretaris-generaal voor humanitaire zaken van de Verenigde Naties en de ministers van Buitenlandse Zaken van Duitsland, Koeweit, Noorwegen, Qatar en het Verenigd Koninkrijk, naar aanleiding van de ‘Brussels Conference.’ Tijdens deze internationale conferentie over de toekomst van Syrië en haar regio, hebben vertegenwoordigers van de 70 deelnemende landen hun engagement ten opzichte van het conflict bevestigd. Bespreking: Vanuit de Unie komt er opnieuw een veroordeling van de schendingen van de mensenrechten, en blijft de nadruk liggen op de rol van een multilaterale aanpak van de toekomst van de regio. Het initiatief van de EU om te bemiddelen tussen de betrokken partijen werd door de andere voorzitters van de conferentie verwelkomd. Hoewel de vermeldingen van de mensenrechten en democratie aanwezig zijn in dit document, is de enige code die hier voorkomt, ‘multilateralisme.’
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten
& democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
Supporting the
Future of Syria and
the Region: co-
chairs declaration
0 0 0 1 0 0
4.12. Voorlopige conclusies uit de casestudies De rode draad die steeds terugkwam in de casestudies, is dat de hypothese lijkt te kloppen, en dat de EU
een civilian power Europe zou kunnen zijn. Echter zijn er in een aantal documenten kenmerken verschenen
die nieuwe codes vereisten (zie ook onderstaande tabel). Dat betekent dat het theoretische concept van
Duchêne zou kunnen uitgebreid worden naar een ‘hybride civilian power Europe, met de codes ‘hybride
CPE’ en ‘militaire instrumenten’.22 Een hybride civilian power is een grootmacht die de dreiging op vlak van
veiligheid in haar regio en de wereld percipieert, en het gebruik van civilian middelen en instrumenten
combineert met een militaire aanpak van bepaalde kwesties.23 Dit is echter een voorzichtige hypothese
die door deze masterproef niet verder onderzocht zal worden. De theoretische aanzet zal in het volgende
onderdeel besproken worden.
22 Deze codes zijn opgekomen in de onderzochte primaire bronnen. Op basis daarvan is de voorzet gegeven om dit concept in het huidige debat te introduceren. 23 Voor de gedetailleerde weergave van de tekst die overeenkomt met de codes, verwijs ik naar net Nvivo-rapport in de bijlage.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 29
Document\code Civiele
instrumenten
Economische
middelen
Mensenrechten &
democratie
Multi-
lateralisme
Hybride
CPE
Militaire
instrumenten
Artikel 2 van het
Verdrag van
Lissabon
0 0 3 1 0 0
Council
conclusions on
Military Capability
development
0 0 0 0 0 1
ENP: Working
towards a
Stronger
Partnership
7 4 3 2 0 0
Towards a
comprehensive
EU approach to
the Syrian crisis:
an EU joint
communication
3 3 1 4 0 0
Resolutie:
EU Defence union
(2016)
1 0 3 0 8 3
Resolutie:
Report on the
implementation
of the CFSP
6 1 1 5 10 8
EU Global
Strategy 21 5 10 22 16 12
White Paper on
the future of
Europe
3 1 2 0 3 4
Elementen voor
een
EU-strategie in
Syrië
32 8 10 10 0 0
Council adopts
EU strategy on
Syria
5 0 7 7 0 0
Supporting the
Future of Syria
and the Region:
co-chairs
declaration
0 0 0 1 0 0
Tabel 3: Beknopte weergave van de primaire bronnen en de gevonden codes
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 30
5. Besluit
5.1. Conclusie Met de opzet om een antwoord te bieden op de vraag “Gedraagt de Europese Unie zich als een civilian
power, wanneer we kijken naar haar communicatie ten opzichte van de huidige spanningen in Syrië?” is er
in deze masterproef een kwalitatief onderzoek gevoerd. Na een uitvoerige raadpleging van de
wetenschappelijke literatuur die na het baanbrekende werk van Duchêne geschreven is over het
onderwerp, en de grondige analyse van de officiële documenten die door de Unie gepubliceerd zijn,
kunnen we voorzichtig bevestigen dat de EU als een civilian power bestempeld kan worden. Dat komt
onder meer tot uiting in de antwoorden op de deelvragen:
a) Gaat de voorkeur van de EU voornamelijk naar niet-militaire instrumenten, in haar omgang met
het Syrische conflict?
Het antwoord op deze vraag is positief. Vrijwel in alle primaire bronnen keurt de Unie het geweld
in Syrië af, en legt ze de nadruk op de promotie van haar waarden aan de hand van de
ondersteuning van het middenveld, van het intensief gebruik maken van haar diplomatieke
banden, van het bieden van onderwijs, van de creatie van werkgelegenheid en van het bieden van
psychosociale hulp aan de Syrische vluchtelingen. Andere belangrijke indicaties van een ‘civilian’
aanpak van het conflict worden gevormd door de erkenning van de ongewapende oppositie als
een volwaardige onderhandelingspartij, en het bevorderen en samenvoegen van de verschillende
maatschappelijke platformen tot een coherent middenveld.
b) Gebruikt de Europese Unie economische middelen om het beleid in Syrië te beïnvloeden?
Ook op deze vraag is het antwoord positief. Om dit te staven zijn er drie manieren gevonden
waarop de EU economische middelen gebruikt in haar beleid ten opzichte van het Syrische conflict.
Ten eerste worden economische sancties gebruikt als middel om het huidige regime te straffen.
Ten tweede biedt de EU ook hulp in financiële termen aan. Dit doet zij zowel tijdens het conflict -
in de vorm van humanitaire hulp – en plant ze om na afloop van het conflict te doen. Zo is er de
belofte om toegang tot verschillende regionale fondsen te verlenen, en om de verschillende
associatieprogramma’s te hervatten, op voorwaarde dat er een duurzame en inclusieve politieke
oplossing komt voor het conflict. Ook advies van de Europese Investeringsbank en de Europese
Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling zal ter beschikking gesteld worden voor de particuliere
sector na het herstellen van een stabiel en veilig Syrië.
Ten derde wordt er een ontwikkelingsbeleid gevoerd. In de Globale Strategie wordt dit expliciet
vermeld als volgt: “Het ontwikkelingsbeleid moet soepeler worden en beter worden afgestemd op
onze strategische prioriteiten,” (EDEO, 2016).
c) Stelt de EU in haar communicatie de bescherming van de mensenrechten en de democratie als
doelstelling van haar reacties in Syrië?
Opnieuw is het antwoord op deze vraag positief. Het promoten van de mensenrechten en de
democratie wordt in alle documenten gezien als het uitgangspunt van de Unie haar bilaterale
akkoorden, van haar Nabuurschapsbeleid en van haar aanwezigheid op het internationale toneel.
In de Syrische case komt dat specifiek tot uiting in de steun die de EU biedt aan maatschappelijke
organisaties die deze waarden beschermen, maar ook in haar humanitaire hulp. Door het bieden
van levensmiddelen, gezondheidszorg, onderdak, toegang tot water en sanitaire voorzieningen
aan de getroffen burgerbevolking, komt de Unie tegemoet aan de rechten van de mens. Ook zet
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 31
ze in op een democratische en duurzame oplossing voor de oorlog, door een politieke en
burgerlijke ruimte open te stellen voor groepen en minderheden die eerder uitgesloten werden.
De inzet op vrije en onafhankelijke pers en sociale media is een bijkomende manier om die
vrijheden te vrijwaren.
De EU belooft ook steun te verlenen aan initiatieven van overgangsjustitie, om de
verantwoordelijken voor oorlogsmisdaden en voor schendingen van de mensenrechten en van het
internationale en humanitaire recht voor een rechtbank te laten verschijnen. Per slot van rekening
ziet de EU zichzelf als een actor in een internationale wereldorde die “gebonden is aan het
internationaal recht, waar mensenrechten, duurzame ontwikkeling en duurzame toegang tot de
gemeenschappelijke natuurlijke bronnen gewaarborgd worden” (EDEO, 2016).
d) Ziet de Unie een multilaterale aanpak als een middel om buitenlands beleid in Syrië te voeren?
Het antwoord op deze laatste vraag ligt in de lijn van de andere bevindingen. De EU toont
inderdaad een voorkeur voor het multilateralisme. Wat het Syrische conflict betreft, ziet de Unie
een oplossing in het kader van het besluit 2254 van de Veiligheidsraad van de VN. Ook staat zij in
voor het organiseren van verschillende conferenties rond dit conflict, en is zij aanwezig op
gelijkaardige fora buiten Europa. Wanneer de EU een staakt-het-vuren eist, richt zij zich ook tot
Rusland, Turkije en Iran om een wapenstilstand te onderhandelen. Zij gelooft ook in de rol die de
Verenigde Naties, maar ook in de rol van andere spelers - zoals de Arabische Liga, buurlanden en
de Golfstaten – horen te spelen in de zoektocht naar een politieke oplossing.
Wat de periode na de oorlog betreft, wil de Unie instaan voor de bemiddeling en voor de
onderhandelingen over een overgangsregering, die met alle relevante partijen gecoördineerd zal
worden. Voor de EU moeten alle minderheden en alle segmenten van de Syrische bevolking
betrokken worden in de wederopbouw van de toekomst van Syrië. Zij erkent dus dat ze geen
buitenlands beleid kan voeren zonder de medewerking van andere staten.
5.2. Terugkoppeling naar het academische debat Zoals eerder al omschreven, heeft deze masterproef als bescheiden opzet om een bijdrage te leveren tot
het academisch debat over het rolconcept CPE. Het is meer bepaald door de toepassing van het concept
op een brandend actuele case, dat dit onderzoek een relevante bijdrage wenst te leveren aan de reeds
bestaande literatuur. Met dit werk is dan ook een aanzet gegeven om het hiaat aan te vullen omtrent het
rolconcept dat de Unie karakteriseert in haar reactie op het Syrische conflict.
Hoewel de nadruk nog steeds op de eerder ‘civiele’ manier van werken ligt, werd in de loop van dit
onderzoek ook duidelijk dat er in de modus operandi van de EU een evolutie is naar een grootmacht die
haar civilian rol wil combineren met het gebruik van militaire middelen. Wat we hier benoemen als een
‘hybride’ rol is volgens dit onderzoek een gevolg van de perceptie door de Unie van de onveiligheid in haar
omgeving. Deze voorzichtige hypothese kwam aan het licht in de codes ‘hybride CPE’ en ‘militaire
instrumenten.’
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 32
Hiernaast, in figuur 2, wordt de relatie
geschematiseerd tussen enerzijds de verschillende
codes die van toepassing zijn op de onderhand
welgekende CPE en anderzijds de nieuw
voorgestelde codes die een verschuiving kunnen
onthullen in de rol die de EU zich toemeet.
Het gebruik van dit perspectief heeft een basis in de
studie van de politieke wetenschappen. De koppeling
van een CPE en het gebruik van militaire middelen is
echter niet nieuw.
Zo stelt Stelios Stavridis in zijn onderzoek in 2008 voor om de Unie te militariseren. Volgens hem is conflict
tussen het gebruik van militaire middelen enerzijds, en het concept CPE anderzijds (dat in het verleden
voortdurend herhaald werd in de literatuur) achterhaald. In plaats van deze ontwikkeling te zien als het
einde van het concept civilian power Europe, beschouwt hij de militarisering als een manier om dit concept
opnieuw relevant te maken. De EU moet wel de voorkeur behouden voor niet-militaire middelen, gezien
het gebruik van geweld meer problemen kan meebrengen dan dat ze kan oplossen (Stavridis, 2008).
Een fervent tegenstander van de militarisering van een civilian power is Karen Smith. Volgens haar zou de
EU het concept CPE verwerpen wanneer zij een militaire tak ontwikkelt. Het Stabiliteitspact en het
Uitbreidingsbeleid zijn volgens K. Smith voorbeelden die aantonen dat een ‘civilian’ aanpak wel degelijk
werkt (K. Smith, 200024, aangehaald in Stavridis, 2008).
In een later werk waarin Karen Smith reageert op Stavridis, meent zij dat de Unie geen civilian power meer
is, maar dat ze eerder een zoveelste internationale actor is die zich op het spectrum tussen militaire en
civiele macht bevindt. Dat komt omdat de Unie reeds deelneemt aan militaire operaties25 (2005). Volgens
haar gaan auteurs zoals Stavridis in de fout wanneer zij enkel focussen op het doel – het verspreiden van
de Europese waarden – en niet op de militaire middelen die gebruikt worden om het doel te bereiken.
Vasthouden aan de term civilian power Europe rekt het concept zodanig, dat het haar breekpunt bereikt
heeft (K. Smith, 2005).
Hoewel Stavridis en K. Smith weinig gemeen hebben
in hun mening over het concept civilian power
Europe, delen zij de overtuiging dat het academisch
debat zich op een spectrum bevindt (figuur 3). Waar
het voor Stavridis in de richting van een civilian
power gaat, gaat het voor K. Smith uit in de richting
een militaire macht Europa.
In plaats van óf krampachtig vast te houden aan het
rolconcept CPE in strikte zin óf het concept zonder
24 Er is gekozen voor een verwijzing naar Karen Smith in Stavridis; 2008, omdat het originele artikel van K. Smith niet beschikbaar is online. 25 De Unie neemt actief deel aan zes militaire operaties en negen civiele missies, waaronder operatie ATALANTA (aan de Hoorn van Afrika), missies in Oekraïne, Georgië, Bosnië, Kosovo, de Palestijnse gebieden, in de Middellandse Zee en de Centraal Afrikaanse Republiek (EDEO, 2017).
Figuur 2: schematische voorstelling van een 'hybride CPE'
Figuur 3: het spectrum waar het debat over een CPE zich bevindt
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 33
meer te laten vallen, zouden we - met de nodige voorzichtigheid - op basis van de resultaten van dit
onderzoek kunnen stellen dat het waardevol kan blijken om de rol van de EU te zien als een begrip dat in
het midden van dat spectrum ligt, in de vorm van een ‘hybride civilian power Europe’.
5.3. Aanzet tot verder onderzoek
a. Algemene aanzet:
Het onderzoek naar de ‘ware aard’ van de Unie in het buitenlands beleid is verre van afgerond. Het spreekt
voor zich dat deze masterproef niet de waarheid claimt, maar voorzichtig een hypothese oppert die door
verder onderzoek kan getoetst en verfijnd worden.
Op basis van deze kwalitatieve analyse kunnen we het antwoord op de vraag: “Gedraagt de EU zich als
een civilian power, wanneer we kijken naar haar communicatie ten opzichte van de huidige spanningen in
Syrië?” tweeledig beantwoorden. Langs de ene kant zijn de elementen die inderdaad aan een CPE gelinkt
worden aanwezig in de gekozen documenten. Langs de andere kant is de opkomst van visies die een
militaire arm voor de EU verwachten een piste die verder onderzoek zal vereisen, en niet meer gedekt
wordt door dit onderzoek.
De aanzet hiervoor is door deze masterproef gegeven, met de lancering van de volgende hypothese: De
EU is een hybride civilian power Europe in die zin dat het elementen van een civilian aanpak - zoals
gedefinieerd door de verschillende auteurs (Duchêne, 1972; Maull, 1997; Orbie, 2006; 2009, Elgström & M.
Smith, 2006; Whitman, 2006; Sedelmeier, 2006; Telò, 2007) – combineert met het gebruik van militaire
instrumenten.
Toekomstig onderzoek zou kunnen gevoerd worden aan de hand van verdere discoursanalyse van de
gepubliceerde mededelingen26, kwantitatief onderzoek op basis van enquêtes bij het personeel, en/of
kwalitatieve interviews met experten en hooggeplaatste ambtenaren bij de Europese Dienst voor Extern
Optreden. Een andere denkpiste die tot boeiende inzichten zou kunnen leiden, is een onderzoek naar de
rol van individuele lidstaten in de vorming van het rolconcept dat de EU op het internationale toneel
typeert. Als primaire bronnen hiervoor kunnen individuele acties van lidstaten, officiële verklaringen van
staats- en regeringsleiders en standpunten van de lidstaten in internationale context dienen.
b. Het Syrische (of Arabische) standpunt:
Een andere invalshoek die eveneens de reikwijdte van deze masterproef overschrijdt, maar als een
veelbelovende piste voor verder onderzoek kan dienen, is het aanvullen van het beeld van de
internationale rol die de EU in het Westen heeft, met de perceptie van de EU die men heeft in de Arabische
wereld. Na een moeizame zoektocht in de Arabische academische literatuur, blijkt echter dat er over dit
onderwerp nog geen onderzoek gevoerd is.
Op het eerste zicht zou dit te verklaren zijn door het feit dat de Unie geen prioritair onderwerp is om
onderzoek naar te voeren in de Arabische wereld. Verder dan het werk van Najaat Aberkaan (2015) – dat
bovendien het onderzoek voerde uit het standpunt van Iran ten opzichte van het Europese en
Amerikaanse beleid – zijn er geen wetenschappelijke onderzoeken die de rol van de EU bestuderen
beschikbaar op het internet. Een andere verklaring die aan dit hiaat gegeven kan worden, is simpelweg
het feit dat een studie over de rolperceptie van de Europese Unie door de Arabische academici als
irrelevant wordt gezien. Dit zijn echter vermoedens, en geen definitieve verklaringen.
26 Naar analogie met dit de werkwijze van dit onderzoek.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 34
Wat wel gemakkelijk te vinden is, zijn de communicatiekanalen van de Syrische overheid. Het hoeft echter
geen betoog dat de onderstaande paragraaf geen wetenschappelijke analyse is, maar eerder een
propagandatekst die door de Syrische machthebbers is gepubliceerd.
Zo wordt de Unie op de website van de Organisatie van de Syrische Arabische Radio en Televisie (ORTAS)
gezien als de reden waarom de Syrische burgers in lange wachtrijen moeten staan om stookolie te kunnen
kopen. Dat komt volgens de Syrische overheid door de verschillende pakketten met sancties die door de
EU en de Verenigde Staten gericht zijn op ministers, bedrijfsleiders en andere individuen (ORTAS, 2013)27.
In een ander artikel op dezelfde website, claimt de Syrische openbare omroep dat de Westerse media hun
geloofwaardigheid helemaal kwijt zijn, en dat ze niets meer dan bedrog produceren (ORTAS, 2017). Ook
worden de EU en een aantal lidstaten beschuldigd voor de stijging van het extremisme en het terrorisme
in het land, die volgens dezelfde bron het gevold zijn van de opgelegde sancties.
27 Eigen vertaling uit het Arabisch.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 35
6. Bibliografie
6.1. Literatuuroverzicht
Aberkaan, N. (2015). De Iraanse nucleaire kwestie tussen de Europese diplomatie en de Amerikaanse
politieke confrontatie. Publicatieblad Al-Moufakkir 12, 288-298. [Eigen vertaling uit het Arabisch: الملف
[النووي اإليراني بين دبلوماسية التفاوض األوربية و سياسية المواجهة األمريكية
Aggestam, L. (2006). Role theory and European foreign policy: A framework of analysis. O. Elgström & M.
Smith (Eds.), The European Union's roles in international politics: concepts and analysis (Vol. 45) (pp. 11-
29). Abingdon: Routledge.
Al-Fattal Eeckelaert, R. (2012). The Arab Spring: Where do the Arab Militaries Stand and Why? S. Biscop.,
R. Balfour & M. Emerson (Eds.), An Arab Springboard for EU Foreign Policy? Egmont Paper 54, (pp. 65-73).
Gent: Academia Press.
Al Jazeera News (27 april 2017). Syria’s civil war explained from the beginning. 27 april 2017. Geraadpleegd
op 2 mei 2017 op http://www.aljazeera.com/news/2016/05/syria-civil-war-explained-
160505084119966.html
Alvarez-Ossorio, I. (2012). The Syrian Uprising: Syria’s Struggling Civil Society. Middle East Quarterly,
spring, 23-32.
Balfour, R. (2012). Changes and Continuities in EU-Mediterranean Relations after the Arab Spring. S.
Biscop., R. Balfour & M. Emerson (Eds.), An Arab Springboard for EU Foreign Policy? Egmont Paper 54, (pp.
27-35). Gent: Academia Press.
Basit, T. N. (2003). Manual or electronic? The role of coding in qualitative data analysis. Educational
Research, 45 (2), 143-154.
Biscop, S., Balfour, R. & Emerson, M. (2012). Executive Summary. S. Biscop., R. Balfour & M. Emerson (Eds.),
An Arab Springboard for EU Foreign Policy? Egmont Paper 54, (pp. 5-9). Gent: Academia Press.
Diez, T. (2005). Constructing the Self and Changing Others: Reconsidering ‘Normative Power Europe’.
Millennium: Journal of International Studies, 33 (3), 613-636.
Donnelly, J. (2013), Realism. S. Burchill & A. Linklater (Eds.), Theories of International Relations, Fifth
Edition, (pp. 32-56). Hampshire: Palgrave Macmillan.
ECHO (2017). ECHO Factsheet – Syria Crisis, maart 2017.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 36
EEAS (2016). About the European External Action Service, geraadpleegd op 14 mei 2017 op
https://eeas.europa.eu/headquarters/headquarters-homepage/82/about-the-european-external-action-
service-eeas_en
Elgström, O. & Smith, M. (2006). Introduction. O. Elgström & M. Smith (Eds.), The European Union's roles
in international politics: concepts and analysis (Vol. 45) (pp. 1-10). Abingdon: Routledge.
European External Action Service (2015). Fact Sheet: The European Union and Syria. EEAS, Brussel, 5
februari 2015.
European Studies HUB, The European External Action Service (EEAS), geraadpleegd op 8 mei 2017 op
http://hum.port.ac.uk/europeanstudieshub/learning/module-1-understanding-eu-institutions/the-
european-external-action-service-eeas/
Hinnebusch, R. (2003). Globalization and Generational Change: Syrian Foreign Policy between Regional
Conflict and European Partnership. The Review of International Affairs 3 (2), 190-208.
Jørgensen, K. E. (2006). A multilateralist role for the EU? O. Elgström & M. Smith (Eds.), The European
Union's roles in international politics: concepts and analysis (Vol. 45) (pp.30-46). Abingdon: Routledge.
Kagan, R. (2003). Of Paradise and Power: America and Europe in the New World Order. New York: Alfred
A. Knopf.
Kelley, J. (2006). New Wine in Old Wineskins: Promoting Political Reforms through the New European
Neighbourhood Policy. Journal of Common Market Studies, 44 (1), 29-55.
Krohn, F. (2009). What kind of power? The EU as an International Actor. Atlantic Community.
Lucarelli, S. (2006). Interpreted values: a normative reading of EU role conceptions and performance. O.
Elgström & M. Smith (Eds.), The European Union's roles in international politics: concepts and analysis (Vol.
45) (pp. 47-65). Abingdon: Routledge.
Manners, I. (2002). Normative Power Europe: A Contradiction in Terms? Journal of Common Market
Studies, 40 (2), 235-258.
Manners, I. (2006). The symbolic manifestation of the EU’s normative role in world politics. O. Elgström &
M. Smith (Eds.), The European Union's roles in international politics: concepts and analysis (Vol. 45) (pp.66-
84). Abingdon: Routledge.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 37
Maull, H. W. (1990). Germany and Japan: the new civilian powers. Foreign Affairs, 69 (5), 91-106.
Orbie, J. (2006). Civilian Power Europe: Review of the Original and Current Debates. Cooperation and
Conflict, 41 (1), 123-128.
Orbie, J. (2009). A Civilian Power in the World? Instruments and Objectives in European Union External
Policies (pp. 1-33). Orbie, J. (Ed.). Europe’s Global Role. External Policies of the European Union. Surrey:
Ashgate Publishing limited.
Organisatie van de Syrische Arabische Radio en Televisie (ORTAS) (2013, 2 januari). Het jaar 2012.
Economische sancties en Syrische oplossingen om de moeilijkheden te overwinnen. Geraadpleegd op 4 mei
2017 op http://www.rtv.gov.sy/index.php?d=100343&id=110836 [Eigen vertaling uit get Arabisch; عام
... عقوبات اقتصادية وحلول سورية لتجاوز الصعاب2012 ]
ORTAS (2017, 12 maart). President Al-Assad aan de delegatie van het Europees Parlement: “het beleid van
bepaalde Europese landen ten opzichte van Syrië hielp om het terrorisme te verspreiden.” Geraadpleegd
op 4 mei 2017 op http://www.rtv.gov.sy/index.php?d=100349&id=227078 [Eigen vertaling uit het
Arabisch: انتشار اإلرهابالرئيس األسد لوفد برلماني أوروبي: سياسات بعض الدول األوروبية تجاه سورية ساهمت في ]
Panebianco, S. (2006). The constraints on EU action as a ‘norm exporter’ in the Mediterranean. O. Elgström
& M. Smith (Eds.), The European Union's roles in international politics: concepts and analysis (Vol. 45) (pp.
136-153). Abingdon: Routledge.
Pierini, M. (2016). In search of an EU role in the Syrian War. Brussel: Carnegie Europe.
QSR International (n.d.). What is Nvivo? Geraadpleegd op 8 mei 2017 op
http://www.qsrinternational.com/what-is-nvivo
Rodgers, L., Gritten, D., Offer, J. & Asare, P. (3/2/2016). Syria, The Story of the Conflict. Geraadpleegd op
21 februari 2016 op www.bbc.com/news/world-middle-east-26116868
Sedelmeier, U. (2006). The EU’s role as a promoter of human rights and democracy. Enlargement policy
practice and role formation. O. Elgström & M. Smith (Eds.), The European Union's roles in international
politics: concepts and analysis (Vol. 45) (pp. 118-135). Abingdon: Routledge.
Seeberg, P. (2015). The EU and the Syrian Crisis: The Use of Sanctions and the Regime’s Strategy for
Survival. Mediterranean Politics 20 (1), 18-25.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 38
Sjursen, H. (2006). Values or rights? Alternative conceptions of the EU’s ‘normative’ role. O. Elgström & M.
Smith (Eds.), The European Union's roles in international politics: concepts and analysis (Vol. 45) (pp. 85-
100). Abingdon: Routledge.
Smith, K. E. (2005). Beyond the civilian power debate. Politique Europeenne, 1 (17), 63-82.
Smith, K. e. (2005). The Outsiders: The European neighbourhood policy. International Affairs 81 (4), 757-
773.
Smith, K. E. (2017). A European Union global strategy for a changing world? International Politics, 1-16.
Stavridis, S. (2008). “Militarising” the EU: The concept civilian power Europe Revisited. The International
Spectator: Italian Journal of International Affairs, 36 (4), 43-50.
Telò, M. (2006). Europe, a Civilian Power? Basingstoke: Palgrave Macmillan.
Turkmani, R. & Haid, M. (2016). The role of the EU in the Syrian Conflict. Londen: Security in Transition.
Whitman, R. (2006). Muscles from Brussels. The demise of civilian power Europe? O. Elgström & M. Smith
(Eds.), The European Union's roles in international politics: concepts and analysis (Vol. 45) (pp. 101-117).
Abingdon: Routledge.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 39
6.2. Casestudies Europese Dienst voor Extern Optreden
(2016). Gedeelde visie, gemeenschappelijke actie: Een sterker Europa. Een algemene strategie
voor de Europese Unie op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid.
Europese Unie:
VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE (GECONSOLIDEERDE VERSIE). TITEL I:
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN, Artikel 3 (oud artikel 2 VEU), § 5, C 326/1.
Europese Commissie:
(2013a). JOIN (2017) 11 final. JOINT COMMUNICATION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE
COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE
REGIONS. European Neighbourhood Policy: Working towards a Stronger Partnership.
(2013b). Persmededeling IP/13/596. Towards a comprehensive EU approach to the Syrian crisis”:
an EU joint communication.
(2017a). COM (2017)2025. White Paper on the future of Europe: Reflections and scenarios for the
EU27 by 2025.
(2017b). JOIN (2017) 11 final. GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD. Elementen voor een EU-strategie voor Syrië.
Europees Parlement:
(2016a). A8-0360/2016. REPORT on the implementation of the Common Foreign and Security
Policy (2016/2036(INI)).
(2016b). A8-0316/2016. REPORT on the European Defence Union (2016/2052(INI)).
Raad van de Europese Unie:
(2010). Persmededeling: Council conclusions on Military Capability Development.
(2017a). Persmededeling 180/17: Council adopts EU strategy on Syria.
(2017b). Persmededeling 188/17: Supporting the Future of Syria and the region: co-chairs
declaration.
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 40
7. Bijlagen
7.1. Nvivo-rapport: aantal codes per document
Masterproef EU-Studies - Mohamed Adel Mouchalleh 01102811 – academiejaar 2016 - 2017 41
7.2. Nvivo-rapport: gecodeerde tekst per code