Marteling der Armeniërs in Turkije (Vol. 1)

download Marteling der Armeniërs in Turkije (Vol. 1)

of 156

description

Marteling der Armeniërs in Turkije – naar berichten van ooggetuigen (deel 1).Uitgegeven door het Nederlandsch Comité tot hulpbetoon aan de noodlijdende Armeniërs.Gedrukt bij De Erven Loosjes, Haarlem, 1918. Original in German by Johannes Lepsius.

Transcript of Marteling der Armeniërs in Turkije (Vol. 1)

  • WOORD VOORAF

    Van alle volkeren, die in den wereldoorlog betrokken zijn, heeft geen enkel naar verhouding zoo zwaar geleden als het Armenische volk. Ofschoon het met de oorzaken van den oorlog niets had uit te staan, noch ook in be-langrijke mate bij de eigenlijke oorlogvoering betrokken was, heeft het in den loop van den oorlog de helft van zijn onder Turksche heerschappij levende mannen, vrouwen en kinderen verloren.

    Het Armenische volk telde voor den oorlog ongeveer 3.600.000 zielen, waarvan bijna de eene helft in Turkije, de andere in Rusland,en een klein deel in Perzi woonde.

    Armeni mist sedert de veertiende eeuw zijne onafhan-kelijkheid. Het is in den loop der tijden tusschen Rus-land, Turkije en Perzi verdeeld en heeft, gelijk bekend is, steeds onder zeer grooten druk geleefd. Hervormingen, waardoor de Armenirs meer bestaanszekerheid zouden krijgen, zijn vaak toegezegd, doch nimmer tot stand ge-komen. Het eenige wat door de Armenirs verlangd werd, was veiligheid van leven en eigendom, en bescherming tegen de roofzuchtige Koerden.

    De laatste groote moordpartijen in 1909 van Turksche

    zijde te Adana aangericht, hebben opnieuw op de nood-zakelijkheid van een beteren toestand de opmerkzaamheid gevestigd,en onder de pressie der groote mogendheden

    3

  • werd in 1914 een hervormingsplan aangenomen, dat onder toezicht van de hoofdinspecteuren Westenenk (een Hol-lander) en Hoff (een Noor) tot stand zoude worden gebracht.

    Terstond bij den aanvang van den oorlog werden de beide hoofdinspecteurs ontslagen.

    De Tuksche Armenirs hebben bij de mobiliseering van het Turksche leger, en in de eerste oorlogsmaanden, hun plicht op loyale wijze vervuld. Niettemin schijnt de Jong-Turksche Partij, die in haren strijd tegen Abdul Hamid van de hulp der Armenirs in ruime mate partij had getrokken, het oogenblik geschikt te hebben gacht om de Armenische Kwestie, welke na den oorlog vanzelf weder op het tapijt moest komen, bij voorbaat op, een- voudige en radicale wijze op te lossen, door achter den rug van Europa de uitroeiings-politiek van Abdul Hamid --- in versterkte mate --- weder op te vatten. In de af-schaffing der Kapitulatin en in den oorlogstoestand in geheel Europa, schijnen zij daartoe een gelegenheid te hebben gezien, als zich niet licht weder zoude voordoen. De christelijke bevolking werd ontwapend, het Turksche gepeupel daarentegen gewapend. Koerden en georgani-seerde benden, samengesteld uit ontslagen misdadigers, mochten ongestraft de christelijke dorpen overvallen en uitplunderen.

    Maar dit was nog slechts een begin een het voorjaar van 1915werd het bevel uitgevaardigd, dat alle Armenirs uit hun woonplaatsen in Hoog-Armeni, Cilici, West-Anatoli en Mesopotami naar elders zouden worden over-gebracht Op de rechteloosheid der eerste oorlogsmaanden volgde dus het verschrikkelijke noodlot van de uitroeiing, door middel van deportatie. Niet de mohamedaansche be-volking, noch de plaatselijke autoriteiten - welke integen-deel zich meestal tegen den maatregel verzetten - maar de Regeering heeft de uitroeiingspolitiek voor hare reke-

    4

  • ning. Voorwendsels van strategischen aard en insinuaties om-trent een voorgenomen Armenische revolutie, deden dienst om de deportatie van een bevolking van 1.400.000 mannen, vrouwen en kinderen uit alle standen, te rechtvaardigen.

    Wat beteekende deze deportatie nu in werkelijkheid voor de bevolking? Naar het voorgeven van de autoriteiten, een vreedzame en ordelijke verhuizing naar hare nieuwe woonplaatsen, in waarheid echter: de roof van de geheele have van het volk, bet vermoorden van het mannelijk deel der bevolking, het wegslepen van de jonge vrouwen en meisjes naar Turksche harems en Koerdische dorpen, het verkoopen van de kinderen op slavenmarkten en het overleveren van de overigen, voor zoover zij nog in leven zijn gebleven, aan een langzamen dood door ziekte en honger. Slechts wie tot den Islam overging kon leven en bezittingen redden. Gespaard bleven slechts de in Constantinopel en Smyrna woonachtige Armenirs, ten getale van ongeveer 200.000 menschen, welke men niet onder de oogen van Europa durfde aangrijpen; en voorts de vluchtelingen uit de grensdistricten, die bij den inval der Russen naar den Kaukasus wisten te ontkomen. De voor den krijgsdienst opgeroepen jonge mannen werden ontwapend en naar het binnenland gezonden, om te werken bij het onderhoud van wegen, en daar bij troepen vermoord. Van de gedeporteerde massa der bevolking zijn naar schatting, 800.000 door systematische slachting en uithongering omgekomen.

    De rest van het Armenische volk is een hongerlijdend bedelaarsvolk, in hoofdzaak uit grijsaards, oudere vrouwen en kinderen bestaande. Aan den rand van de woestijn van Mesopotami zijn groote troepen van deze ongelukkigen in concentratiekampen bijeen gedreven, waar honger en ziekte het werk van de Turksche wapenen voortzetten; andere zijn over mohamedaansche dorpen verdeeld, waar zij met bedelen hun ellendig bestaan voortslepen.

    5

  • Het nog in leven gebleven deel van de Turksch- Armenische bevolking, zal nog ongeveer 300.000 400.000 in getal zijn; daarbij komen nog wel 200.000 vrouwen, meisjes en kinderen, die met geweld geslamiseerd zijn. Het aantal kinderen, dat van hun naast bestaanden ge-scheiden, op de karavanenwegen is blijven liggen en in de steden, welke men voorbijgekomen is, als honden rond-loopt, gaat tot in de tienduizenden. Het bloeiende school-wezen der Armenirs met meer dan I20.000 leerlingen, bestaat niet meer; meer dan 1000 christelijke kerken staan leeg, of zijn in moskeen veranderd.

    Zonder schroom kan worden gezegd, dat hetgeen - hier aan een geheel volk is overkomen, in verscheidene vooraf-gaande eeuwen zijn wedergade niet vindt. Het is nauwlijks te gelooven, dat in de twintigste eeuw de uitroeiing van nagenoeg een geheel. volk onder zoo ontzettende omstan-digheden, op onzen aardbodem nog mogelijk was. Doch alleszins geloofwaardige getuigenissen van neutrale consu-laire ambtenaren, van Duitsche en Zwitsersche hoofden en ondergeschikten van zending en onderwijs, zijn bij boekdeelen aanwezig en nemen allen twijfel weg.

    Na het ontzettende, dat geschied is, het verschrikke-lijkste wel wat deze aan vreeselijkheden zoo rijke oorlog te zien gegeven heeft, blijft slechts. de vraag over, of aan de overlevenden of althans aan een deel van hen, nog hulp kan worden geboden.

    Reeds terwijl de deportatie nog aan den gang was, zijn er in Turkije menschenvrienden, consuls, zendelingen en andere aldaar wonende Europeanen geweest, die het moge-lijke gedaan hebben om het lot van de van huis en have verjaagden te verzachten. Er is sedert dien, veel geschied om voor zoover de Turksche autoriteiten zulks toelieten, te voorkomen dat nog meer menschen door honger te gronde gingen. In bijna alle landen van Europa en van Amerika (ook in Duitschland, waar vele kringen met ont-

    6

  • zettend leedwezen den loop van zaken hebben gezien en waar groote bedragen zijn bijeengebracht) hebben zich hulpcomits gevormd en zijn gelden verzameld, welke ge-organiseerde hulp aan de vluchtelingen in den Kaukasus en onder de, aan den rand van de woestijn te zamen ge-dreven, ongelukkigen mogelijk maakten.

    De ondergeteekenden hebben gemeend, dat Nederland bij dit werk niet achter kon en wilde blijven, en doen een beroep op allen om bijdragen, groot of klein, te willen afzonderen voor het werk van het in stand houden van de resten van het zoo ontzettend zwaar getroffen Armenische volk. Zij hebben zich, waar rechtstreeksche relatin van Nederland met personen in de streken, waar het hulpwerk te verrichten, valt niet bestaan, in verbinding gesteld met het Zwitsersche Comit, dat over zulke relatin wl beschikt, doordat vele zendelingen en onderwijzers van deze nationaliteit in die streken werkzaam waren vr den oorlog en zich aldaar thans voor de hulpverleening hebben beschikbaar gesteld.

    Het Zwitsersche Comit, dat bereids belangrijke sommen sedert 1915 heeft overgemaakt, geeft volledige garantie, dat de gelden tot zijne beschikking gesteld, ten volle aan hun doel ten goede komen.

    Niet twijfelende, of het bovenstaande voor welks juist-

    heid de leden van het Uitvoerend Comit, na kennisneming van talrijke geschriften en rapporten, durven in te staan, U aanleiding zal geven een bedrag voor de instandhouding van het Armenische volk af te zonderen, noodigen de ondergeteekenden U uit, bijgaand inschrijvingsbiljet aan een van hen te doen toekomen.

    Februari 1918.

    Het Nederlandsche Comit: (Zie hierachter.)

    7

  • Mr. ANT. VAN GIJN, Voorzitter, te s-Gravenhage. Oud-Minister van Financin.

    Jhr. Mr. A. F. DE SAVORNIN LOHMAN, Minister van Staat, l id van de 2e Kamer der Staten-Generaal. Mr. R. J. H. PATIJN, Lid van de 2e Kamer der Staten-Generaal. Mejuffrouw E. J. VAN DER Hoop, Secretaresse- Penningmeesteresse. Mejuffrouw L. C. A. VAN EEGHEN, te Amsterdam.

    S. P. V AN EEGHEN, President van de Kamer van Koophandel. E. SILLEM, Lid van de firma Hope & Co. Dr. J. C. J. BIERENS DE HAAN, te Rotterdam. Arts . Mr. W. C. MEES, Secretaris Ned. Handels-Hoogeschool. Professor J. DE ZWAAN, te Groningen. Jhr. Mr. D. R. DE MAREES VAN SWINDEREN, " Rechter in de Arr. Rechtbank. Mr. J. A. STOOP, te Leeuwarden. Advocaat, l id van de Provinciale Staten. Mr. G. W. BARON VAN DER FELTZ, te Assen. Lid van de Ie Kamer der Staten-Generaal Mr. W. BARON DE VOS VAN STEENWIJK, te Wijhe. Lid van de I e Kamer der Staten-Generaal, Mevrouw van KRETSCHMAR VAN VEEN-VAN DE POLL, te Utrecht. Mr. C. J. BARON VAN TUYLL VAN SEROOSKERKEN, te Arnhem. Rentmeester van het Kroondomein. Mr. A. F. BARON VAN LYNDEN, te Baarn. Oud-Burgemeester van Utrecht. Jhr. MI. P. J.J.S. M. VAN DER DOES DE WILLEBOIS, te 's-Hertogenbosch. Lid van de Ie Kamer der Staten-Generaal. JhI. Mr. CH. RUIJS DE BEERENBROUCK, te Maastricht.

    Lid van de 2e Kamer der Staten-Generaal. A. BIERENS DE HAAN, te Haarlem. Professor Dr. J. PH. VOGEL, te Leiden. Ds. H. KOFFIJBERG, te Muiderberg. Predikant, Generaal-Agent voor Nederland.

    8

  • EERSTE DEEL

    ----------------------

    De Deportatie.

    De deportatie der Armenische bevolking heeft zich afgespeeld in drie verschillende gebieden, en gedurende drie opeenvolgende tijdperken.

    Deze drie gebieden, waar de Armenirs van 10 tot 40 ten

    honderd der bevolking uitmaken, zijn de navolgende: Cilici en Noord-Syri, Oost-Anatoli en West-Anatoli.

    Het gebied van Cilici omvat het wilajet (provincie) van Adana en de hoogere, in den Taurus en Amanus gelegen onderdeelen van het wilajet van Aleppo (Sandschak Marasch). In Noord-Syri en Mesopotami zijn de vestigingsgebieden der Armenirs te vinden in Aleppo, Antiochi, Sueidije, Kessab, Alexandrette, Killis, Aintab en Urfa.

    De Oost-Anatolische wilajets, waar Armenirs zich

    gevestigd hebben zijn de navolgende wilajets Trapezunt, Erzeroem, Siwas, Kharput, Diarbekir, Wan en Bitlis En van het West-Anatolische gebied komen hiervoor in aanmerking het onder-wilajet Ismid en de wilajets Broessa (Khodawendikjar), Kastamoeni, Angora en Konia.

    9

  • De deportatie van het Armenische volk in Cilici begon einde Maart en werd gedurende de maanden April en Mei systematisch voortgezet. In de oostelijke landstreken, met uitzondering van Wan, geschiedde de wegvoering stelselmatig vanaf I Juli; in WestAnatoli vanaf Augustus en September.

    In Noord-Syri en Mesopotami bepaalde de deportatie zich aanvankelijk tot eenige notabelen, maar van einde Mei tot half October werd zij ook daar algemeen.

    I. C i 1 i c i .

    Alvorens de bijzonderheden te vermelden van de

    wegvoering der Armenirs uit Cilici (Adana en Sandschak Marasch) is het noodig de aandacht te schenken aan tooneelen, die zich eenigen tijd te voren hadden afgespeeld in de stad Zei toen, in den Taurus.

    1. ZEITOEN

    Deze stad, gelegen in een der hoogdalen van den

    Taurus, vijftig kilometer ten noorden van Marasch, met een sterke Armenische bevolking, genoot tot in de zeventiger jaren een zekere onafhankelijkheid en was tot dien tijd, in het bezit van een zelfbestuur, zooals nog heden ten dage de Kurdische stammen in Kurdistan hebben.

    Ten tijde van het bloedbad, dat plaats greep onder Abdoel Hamid, gingen de bewoners van Zeitoen zich wapenen tegen de omwonende Turken en tegen inmiddels daar gelegerde Turksche troepen. Zij gingen hiermede voort tot de Regeerings-

    10

  • konsuls hunne bemiddeling verleenden en den bewoners van Zeitoen amnestie verschaften. De opstand der Zeitoener bewoners had eenerzijds tot gevolg, dat zij van het bloedbad in 1895 - 1896

    verschoond bleven; anderzijds echter haalden zij daarmede ook het wantrouwen van de bevoegde macht zich op den hals. Echter leefde bij die bevoegde macht reeds van het begin van den oorlog de wensch, om het bergnest Zeitoen uit te roeten.

    Bij de algemeene mobilisatie in Augustus 1914 werden ook de dienstplichtige Armenirs van deze stad opgeroepen, zonder dat de overheid ook maar eenigen tegenstand ondervond.

    Toen niettemin in October van hetzelfde jaar de burgemeester van Zeitoen, Nazaret Tschausch, met een geleidebrief van den Turkschen landraad in Marasch kwam, om ambtelijke aangelegenheden te bespreken, werd hij, ondanks zijn vrijgeleide, in de gevangenis geworpen, waar hij gefolterd werd en weldra stierf. Toch hielden de Zeitoeners zich rustig. Maar duidelijk bleek het, dat de bevoegde macht aanleiding zocht om te kunnen optreden. De Turksche gendarmen (saptiehs), die den veiligheidsdienst in de stad moesten verrichten, maakten het den inwoners op alle manieren lastig, drongen ongevraagd, ongeweigerd de huizen binnen, plunderden winkels en magazijnen, mishandelden weerlooze menschen en onteerden de vrouwen.

    Steeds meer kwamen de bewoners van Zeitoen tot de overtuiging, dat men iets met hen vr had; zij bleven echter rustig. In December 1914 werd de uitlevering

    11

  • van alle wapens bevolen, hetgeen zonder eenig incident geschiedde. Mochten dus ook de Armenirs uit Zeitoen aan eenige wederspannigheid hebben gedacht, na de inlevering der wapens was hiervan natuurlijk geen sprake meer Het bleef dan ook den geheelen winter kalm in Zeitoen.

    In het voorjaar echter zou de toestand veranderen. Turksche soldaten ontzagen zich niet Armenische meisjes te onteeren, waardoor het volk in zijn edelste rechten werd gekrenkt Reeds spoedig kwam het tot een gevecht, waarin een twintigtal Armenische heethoofden zich mengden. Deze twist liep zoo hoog, dat aan beide zijden eenige vechtlustigen werden gedood. Onder de Armenirs, die aan den twist hadden deelgenomen, waren eenige deserteurs die, om de bestraffing te ontgaan, in een klooster vluchtten, dat drie-kwart uur noordelijk van de stad gelegen was, waar zij zich barricadeerden.

    Tot groote ontsteltenis en schrik der bewoners van Zeitoen kwam kort daarop, begin Maart 1915, een groote militaire macht men spreekt van 4000 tot 6000 soldaten vanuit Aleppo naar Zeitoen. Dit militaire machtsvertoon tegen Zeitoen bracht in geheel Cilici-groote ontroering.

    De Armenische katholikos van Sis schrijft hierover dd. 16 Maart aan het patriarchaat o. a. het volgende:

    "De regeering heeft maatregelen genomen tegen de vluchtelingen uit Zeitoen. Waar die maatregelen vergezeld gaan van een buiten gewoon omvangrijke militaire actie, die in geen

    12

  • verhouding staat tot de onbeteekenende aanleiding, daar vreezen wij, dat het hier gaat in de allereerste, plaats tegen de eerlijke, loyale bevolking van Zeitoen. Wij zijn ervan overtuigd, dat ons een groot ongeluk wacht. Het uit officieren samengestelde krijgsgerechthof is enkele dagen geleden over Marasch naar Zeitoen afgereisd. Wij weten geen nadere bijzonderheden, maar wij zien maar al te duidelijk dat de Kaimakam 1) met de militaire kommandanten uit Zeitoen op grond van desertie van eenige personen, ongehoorde represaille maatregelen tegen de inwoners van Zeitoen voorbereiden. De bewoners van Zeitoen hebben zich tot mij gewend; zij zeggen, dat de naburige Turksche dorpen van de gelegenheid misbruik maken, en met leugen en bedrog den Kamaikan en de militaire autoriteiten tegen onze bevolking trachtten op te zetten. Wij ken-nen deze lieden, en wij weten wie de bevelhebber van, Marasch is, en wij hebben aan Zijne Excellentie Djelal Bey, den Walivan Aleppo, verzocht, al het mogelijke te doen om een ramp te voorkomen. Hij weet de verhoudingen die er bestaan, en wij vertrouwen hem volkomen. Wanneer hij met een onderzoek zal worden belast, zoo zijn wij zeker, dat er naar recht zal worden gehandeld.

    Djelal Bey werd echter niet met het onderzoek

    1) Een Kaimakam staat aan het hoofd van een Sandjak (district), een Wali is de bestuurder van een Wilajet (provincie).

    13

  • belast, maar van zijn post afgezet, omdat hij niet handelde in overeenstemming met de verordeningen van de Centrale Regeering ten opzichte van de behandeling der Armenirs.

    Zeitoen werd omsingeld. Met het oog op de vele troepen werden allerwege in de stad witte vlaggen ontplooid, ten teeken dat men aan geen opstand dacht. De vluchtelingen in het klooster bleven echter gebarikadeerd; zij verdedigden zich den geheelen dag en wisten, daar zij zich uitnemend hadden verschanst en goede schutters waren een groot aantal Turksche soldaten te dooden, terwijl zij slechts enkele gewonden telden. De bewoners van Zeioen verzochten den leger-kommandant met nadruk, de vluchtelingen niet te laten ontsnappen, opdat daardoor niet de bewoners voor de gepleegde feiten verantwoordelijk zouden worden gesteld.

    Evenwel gelukte het den vluchtelingen te ontkomen, gebruik makende van het feit, dat de bewaking van het klooster des nachts onvoldoende was gebleven.

    Den volgenden morgen om 9 uur, nog vr dat de ontvluchting in Zeitoen bekend was, ontbood de commandant 300 notabelen der stad bij zich in het legerkamp "ter bespreking van een en ander". Tot nu toe had men niet de overheid in een goede verstandhouding geleefd; men vreesde geen kwaad, en dus verschenen de opgeroepen en op het bepaalde uur. De meesten kwamen in hun gewone, dagelijksche kleeding; slechts enkelen hadden wat geld bij zich gestoken en zich beter gekleed. Bij groepjes kwamen de argeloozen van hun woningen uit de bergen naar

    14

  • de verzamelplaats. Zij waren, eenmaal in het Turksche kamp aangekomen, dan ook niet weinig verwonderd te hooren, dat van een terugkeeren naar hun stad. en woningen geen sprake meer zou zijn, en zij zonder meer zouden moeten vertrekken; onmiddellijk. Aan sommigen hunner werd vergund gebruik te mogen maken van een wagen, de meesten werden echter te voet het kamp uitgeleid.

    Waarheen? Ze wisten het niet! De deportatie der Armenische bevolking was aan-

    gevangen en zou stelselmatig worden voortgezet, totdat ongeveer 20000 menschen waren weggevoerd.

    De stad bestond uit vier wijken. De eene wijk na de andere werd ontruimd; de vrouwen en kinderen meestal gescheiden van den man en vader. Slechts zes Armenirs moesten acherblijven: voor ieder ambacht n. Deze wegvoering duurde weken achtereen. In de tweede helft van Mei was Zeitoen volkomen leeg gehaald. Zes tot achtduizend inwoners van de stad werden opgeborgen in de moerassige streken van Karabunar en Suleimani, gelegen tusschen Konia en Eregli, in de provinci Konia; vijftien zestien duizend Zeitoeners , werden naar Deir-es-Sor, aan de Euphraat, in de steppen van Mesopotami, gevoerd. Eindelooze karavanen trokken door Marasch, Adana en Aleppo. De voeding was onvoldoende; bij het eindpunt van de moeilijke tocht was voor niets gezorgd; huisvesting werd niet gevonden.

    Een ooggetuige, die aan de deportatie in Marasch wist te ontkomen, beschrijft zulk een uittocht:

    15

  • "Ik zag ze gaan. En eindelooze optocht, begeleid door gendarmen, die met stokken gewapend de menigte voortdreef. Half gekleed, doodmoe sleepte zij zich voort. Bejaarde vrouwen waren doodmoe neergezegen, maar moesten weer voort, wilden zij geen kennis maken met den dreigenden stok van den saptieh. Anderen werden voortgedreven als een ezel. Ik zag hoe een jonge moeder ineen zakte, de begeleiders gaven haar twee, drie slagen en afgebeuld stond zij weer op. Vr haar liep haren man met een driejarig kindje op den arm. Iets verder strompelde een oude vrouw, die, afgetobt, in den modder neerviel. Een soldaat wist niet beter te doen dan haar twee of driemaal; met zijn stok te slaan, maar zij roerde zich niet. Dan maar een schoppen met zijn zwaargelaarsden voet, maar ook dat baatte niet; onbewegelijk bleef de oude vrouw liggen. Nog eenmaal gaf de saptieh een harden schop, waardoor het slachtoffer in de greppel rolde de oude vrouw was dood. De menschen, die op hun vermoeienden doortocht hier in de stad aankomen, hebben sinds twee dagen niets gegeten. De Turken veroorloven hun niet eenige kleedingstukken mede te nemen of een muildier of een geit. Alles wat zij bezaten, werd voor zoo goed als niets verkocht: een geit voor vierenvijftig cents; een volwassen muildier voor zes gulden; daarvoor konden zij nog wat brood koopen. Zij, die nog geld hadden en eten konden koopen, deelden met hun lotgenooten tot alle

    16

  • voorraad was opgebruikt. Het meeste wat zij bezaten, was echter onderweg reeds gestolen. Aan een jonge vrouw, sinds acht dagen moeder, had men reeds in den eersten nacht van het vertrek haren ezel ontstolen. Men dwong de gedeporteerden hun bezit in Zeitoen te laten, opdat de Bosniaksche Mohammedanen, de Muhad-jirs, die door de Turken als nieuwe inwoners der stad waren aangewezen, zonder moeite hun nieuwe verblijfplaats zouden kunnen betrekken. Nu zijn er ongeveer 20000 25000 Turken in Zeitoen. De naam der stad is veranderd in Sultanieh. De stad en dorpen om Zeitoen zijn geheel van christenen ontruimd. Van de ongeveer 25000 gedeporteerden werden er 15000 16000 naar Aleppo gezonden, maar zij zullen weldra verder worden opgejaagd in den Arabischen Woestijn. Zal men hen daar misschien laten sterven van honger? Degenen die hier Zijn doorgtrokken, gingen naar de provincie Konia, eveneens een onherbergzaam oord. Twee of drie weken moesten zij aan het eindstation van den Anatolischen spoorweg bij Bosanti blijven wachten, daar het spoorwegmate-raiaal voor het vervoer van troepen gebezigd werd. Toen zij in Konia arriveerden, hadden zij in drie dagen geen eten gehad. De Grieken en Armenirs in de stad, met het lot der arme voortgedrevenen bewogen, wilden geld en levens-middelen afstaan om hen te ondersteunen, maar de Wali van Konia verbood de bevolking, aan de gedeporteerden iets te geven: "zij hebben

    17

  • alles wat zij behoeven! " Zoo belven zij ook de volgende drie dagen zonder voeding. Toen eerst hief de Wali het verbod op en moesten, onder toezicht der soldaten, voedingsmiddelen uitge-reikt worden. Mijn zegsman vertelde mij nog, dat een jonge Armenische, op den weg van Konia naar Karabunar haar pasgeboren kind in waterput wiepzij kon het niet meer voeden. Een andere moeder had haar kind, dat zij niet kon zien doodhongeren, onderweg uit het venster van den wagon geworpen.

    Tot zoover het eerste schrijven van dezen oogge-tuige. Op den 21en Mei schrijf hij nog:

    De derde en laatste trek van bewoners van Zeitoen is op de 13 den Mei, s morgens om 7 uur, door onze stad gekomen, en ik heb eenige van hen in hun tijdelijke verblijfplaats kunnen spreken. Zij waren allen te voet en hadden de twee laatse dagen, waarop het steeds had ge-regend, geen voedsel ontvangen. Ik zag een kind, dat langer dan een week barrevoets had moeten loopen en slechts met een gescheurd schortje gekleed was. Het rilde van koude en gebrek en de knokken staken den armen kleine letterlijk door het vel. Ongeveer duizend kinderen moesten op den weg achter blijven da_r zij niet verder konden loopen. Zijn zij van honger omgekomen? Waarschijnlijk! Veel zal men van hen niet meer hooren! Ik zag ook twee oude grijze vrouwtjes uit

    18

  • Zeitoen. Zij behoorden tot een rijke familie, maar hadden het niet gewaagd uit hun woning iets meer mede te nemen dan de kleeren die zij hadden aangetrokken. Wel gelukte het hun een vijf zestal goudstukken onder hun pruik te verbergen, maar toen onderweg de zon ging schijnen en haar stralen in het metaal werden weerkaatst, merkte een der Saptieh's dit op. Zonder tijd te verliezen trachtte hij de goudstukken van onder de grijze haren te voorschijn te brengen En toen dat niet spoedig genoeg gelukte, rukte hij eenvoudig op hardhandige wijze de pruik af. Nog een ander niet minder wreed tooneel zag ik met eigen oogen afspelen. Een eertijds rijk ingezetene van Zeitoen, voerde als eenig over-blijfsel twee geiten met zich. Plotseling grijpt een gendarme de beesten bij den bek en eischt ze op hoogen toon van hem op. De Armenir bidt den aanvaller hem die twee beesten te laten be-houden, eraan toevoegende dat het zijn gansche bezit is en hij niets meer heeft om van te leven. Als eenig antwoord onthaalt de Turk den Armenir op zulk een groot aantal stokslagen dat deze zich in den modder kromt en het bloed uit zijn wonden zich mengt met het slijk. Daarna gaf de Turk den Armenir nog een schop en ver-dween toen met de beide dieren. Twee andere Turken zagen in de onmiddellijke nabijheid dit schouwspel aan, maar geen spier op hun gelaat vertrok. Geen van beiden dacht er aan zich met het voorval te bemoeien."

    19

  • Over het lot van de naar Karabunar verbannenen wordt onder dagteekening van 14 Mei het volgende geschreven:

    "Een brief, dien ik uit Karabunar ontving en aan welks inhoud ik niet kan twijfelen, omdat de schrijver mij bekend is, verzekert ons, dat van de Armenirs, die ten getale van zes acht duizend van Zeitoen naar Karabunar zijn over-gebracht naar het meest-ongezonde deel der pro-vincie, er dagelijks 150 200 van honger sterven. De malaria richt onder hen de vreeselijkste ver-woestingen aan, daarin geholpen door het ge-brek aan deksel en voedsel. Welk n gruwzame ironie van de regeering, die voorgeeft de depor-tatie te bewerkstelligen teneinde in Karabunar een kolonie te stichten! Zij bezitten ploeg noch zaad, brood noch onderdak; met geheel ledige handen, zonder eenig bezit, zijn de "kolonisten" aangekomen.

    2. DRT - JOL.

    Toen de deportatie van uit Zeitoen reeds aan den gang was, begonnen de Turken in Drt- Jol (Tschok Mer-zimen) een plaats gelegen in de Issus-vlakte, aan de Golf van Alexandrette.

    Nadat een vijftal Armenirs van Drt-Jol in het openbaar was opgehangen, werden de mannelijke bewoners van het volkrijke stadje opgevorderd om verschillende diensten te verrichten ten behoeve der Turken. Reeds spoedig hoorde men, dat de weerlooze

    20

  • arbeiders vermoord werden door de gewapende Mohammedanen, die hun als kameraden waren toe-gevoegd, met het gevolg dat de mannen van Drt- Jol verder weigerden met Mohamedanen te werken.

    De Regeering zond daarop militairen, die belast werden met de deportatie der mannelijke bevolking naar de omgeving van Hadjin, om daar openbare werken te verrichten. Slechts n Armenir bood tegenstand; zoo verwoed was hij op de Turksche gendarmen dat hij een van hen doodde. Als straf voor deze gewelddaad, werden zes Armenirs gegrepen en omgebracht.

    Van de naar Hadjin weggevoerde mannelijke be-volking werd sinds dien niets meer vernomen. Men vreest dat zij gezamenlijk zijn gedood.

    Zoodra de mannen waren weggevoerd, was de beurt aan de vrouwen en kinderen. Zij werden ge-voerd naar Deir-es-Sor, waardoor het eertijds zoo welvarende plaatsje Drt- Jol als uitstierf. Moesten de bewoners misschien zooveel lijden om- dat eens, in den tijd van de uitmoording onder Abdul Hamid, het stadje zich met goed gevolg tegen de Turksche horden had verdedigd?

    3. DE DORPEN IN DEN TAURUS EN DEN AMANUS.

    Na Drt-Jol werden geleidelijk in de maanden April, Mei, Juni en Juli, de Armenische districten in de provinci Adana en het Sandschak Marasch aan de deportatie onderworpen. Van de provincie Adana zijn in t bijzonder te vermelden: in Sandschak Kozan,

    21

  • de steden Sis, Hadjin , Karsbaiar, de dorpen Schehr en Rumlu; in het Sandschak Djebel-Bereket de dorpen Osmani, Hassanbeyli, Dengala, Harni, Drtadli, Tarpus, Ojakli, Enserli, Lapadschli; in het Sandschak Marasch, behalve Zeitoen, de steden Albistan, Geben, Gksun, Furnus en de dorpen Taschuluk, Djiwikli, Tundatschak en de gezamenlijke Alabasch-dorpen.

    Tot het einde van Juni bedroeg het getal gedepor-teerden uit deze gebieden in totaal reeds 50000.

    Om de bevolking de noodige schrik aan te jagen werden in Adana, Aleppo en Marasch dertig Arme-nirs in het openbaar opgehangen. Onder hen waren ook twee priesters.

    De bewoners der onderscheidene dorpen kregen in den regel des avonds het bevel dat zij den volgenden morgen gereed moesten zijn voor vertrek. In Geben moesten de vrouwelijke bewoners op waschdag ver-trekken; veel kleeren bezaten zij niet en waren dus gedwongen barrevoets en half-gekleed op te trekken, de gelegenheid ontbrak om de kleeren, die reeds in t water stonden, te drogen of mede te nemen. De mannen waren meest allen op 't oorlogsveld. Hij of zij die overging, naar den Islamitischen godsdienst, mocht blijven.

    Bewoners van Alabasch verklaarden, dat hun ge-bied door soldaten was omringd, die met losse pa-tronen op de bevolking schoten, en zoodra de in-woners van Schehr voor een groot deel waren weg-gevoerd, riep de Mohammedaansche priester van het dak der Christelijke kerk de "geloovigen" op tot ge-bed! De kerk werd dan tegelijk als moskee ingericht.

    22

  • De Regeering zeide tot de gedeporteerden, dat, wanneer zij hun geld en goed moesten achterlaten, dit naar waarde zou geschat, en later vergoed worden. Maar de praktijk leerde dat inventarisatie nooit plaats greep, noch door de Regeering werd bedoeld. De roerende goederen gingen over in handen der Mohammedanen, die in de nabijheid van het dorp woonden. De huizen en akkers kwamen in handen der Muhadjirs, de nieuwe bewoners.

    "De Turken", aldus de berichtgever, "schijnen als in dilirium. Het is onmogelijk de doods-angsten te beschrijven die de gedeporteerden hebben te doorstaan. Verkrachting en roof van vrouwen en meisjes, met geweld gedwongen "bekeeringen" zijn aan de orde van den dag. Een groot aantal gezinnen zijn tot den Islam overgegaan, teneinde aan een wissen dood te ontkomen"

    Van de steden Tarsus en Merzina, werden aan-vankelijk slechts enkele bewoners weggevoerd, die later weer konden terugkeeren, maar een later bericht meldt, dat ook daar ten slotte de bevolking werd verdreven, terwijl ook Adana met haar bevolking van 18000, zielen niet langer werd gespaard. Zij werden gevoerd naar Deir-es-Sor en Konia en naar Rakka aan de Euphraat. Een andere-correspondent geeft uit den tekst

    van een Turksch Regeeringsbevel den volgenden passus weer:

    23

  • "Art. 2: De leger-comtnandanten, korps-commandanten en divisie-commandanten mogen, in geval van militaire noodzakelijkheid en in het geval dat zij spionnage of verraad vermoeden (!), de bewoners van dorpen afzonderlijk of in massa verdrijven en in andere plaatsen onderbrengen. "

    En verder schrijft hij: "Die bevelen van het Legerbestuur mogen schijnbaar humaan zijn, de uitvoering ervan ge-schiedde somtijds met zinnelooze wreedheid en getuigde maar al te veel van een grove bruta-liteit tegenover vrouwen, meisjes en kinderen, zieken en ouden van dagen. In vele dorpen werd de voorgenomen deportatie slechts n uur van te voren aangekondigd. Er was geen gelegenheid zich op de reis voor te bereiden. In sommige ge-vallen werd niet eens de, tijd gelaten de ver-strooide gezinsleden bijeen te roepen, zoodat dikwijls kinderen moesten achterblijven. Slechts enkele personen mochten het noodige huisraad of eenige landbouwwerktuigen meenemen, maar meestal mocht niets worden medegevoerd of worden verkocht, zelfs al was er voor dit laatste nog wel de tijd. In Hadjin moesten welgestelde bewoners, die voeding en dekens voor de reis hadden gereed gemaakt, dit alles op straat achterlaten; zij hadden bitter te lijden van koude en honger.

    In de meeste gevallen werden de mannen -------- de militair-plichtigen waren ingelijfd bij het leger --- met touwen en kettingen aan

    24

  • elkaar gebonden. Vrouwen, met kinderen op den arm, of soms in de laatste dagen harer zwan- gerschap, werden als vee met de zweep voort-gedreven. Enkele gevallen zijn mij bekend, waar in een vrouw op den landweg neerzeeg en aan verbloeding stierf, door het opjagen van een soldaat. Ik weet ook een geval waarin de gendarme humaner optrad, door zulk een vrouw eenige uren rust te gunnen, terwijl hij dan zorgde voor een voertuig, waarmee zij het verdere van den weg kon afleggen. Eenige vrouwen werden zoo vermoeid en zoo hopeloos, dat zij haar kleine kinderen aan den weg lieten liggen. Vele vrouwen en meisjes werden met geweld mishandeld. In een dorp had een officier, wijzende op een aantal vrouwen, tot zijn manschappen, gezegd: "ik geef u verlof met de vrouwen en meisjes te doen wat ge wilt." Wat het levensonderhoud betreft, het onder-scheid is in de verschillende streke"n groot. In eenige plaatsen heeft de regeering voor dit onderhoud gezorgd, in andere aan de bewoners verlof gegeven er voor te zorgen. In menige plaats heeft echter diezelfde regeering noch iets te eten gegeven, noch den bewoners toegestaan, voor hun onderhoud te zorgen, hetgeen veel honger, dorst en ziekte en zelfs den hongerdood ten gevolge had. De menschen worden hier in kleine groepen verdeeld: drie vier gezinnen in een dorp onder een bevolking van geheel verschillend ras, met een

    25

  • andere godsdienst en soms ook met vreemde taal. Ik spreek daar van "gezinnen", maar vier-vijfde deel zijn alleen. vrouwen en kinderen en van de mannen die er bij zijn, is het grootste deel oud en ziek. Wanneer geen middel wordt gevonden om aan deze slachtoffers hulp te verleenen, voornamelijk in de komende maanden, tot zij zich een weinig hebben aangepast aan de omstandigheden, dan voorzie ik dat twee-derde of drie-vierde deel van honger of aan een ziekte zal sterven."

    Tot zoover deze correspondent. Het aantal uit Cilici gedeporteerden bedraagt meer dan 100.000.

    4. ALEPPO.

    In het Wilajet Aleppo werden tot Mei uitmoording en verdere deportaties door den Wali Djelal Bey, die bij Christen en Mohammedaan een algemeen vertrouwen genoot, voorkomen.

    Hem is het te danken, dat zoolang hij zijn ambt heeft vervuld, uit de steden van zijn provincie geen bepaalde wegvoeringen plaats grepen.

    In samenwerking met den Wali heeft de Duit-sche consul in Aleppo, Dr. Rssler, om het optreden tegen de Armenirs te stuiten, maatregelen ge-troffen tot leniging van den nood.

    Van Armenische zijde werd hem verzekerd, dat door zijn bezoek aan Marasch een reeds voorbereid bloedbad verhinderd werd en dat Dr. Rssler in ieder opzicht den dank verdiend heeft van de aan zoovele gevaren blootgestelde en noodlijdende bevolking.

    26

  • De Wali van Aleppo, Djelal - Bey, die zich niet gestoord had aan het bevel van de regeering tot deportatie van alle Armenirs, werd overgeplaatst naar Konia. In zijn plaats kwam de vroegere Wali van Wan, Bekir Sami Bey. Deze voerde de depor-tatie dr van alle tot nu toe vrijgebleven steden en dorpen der provincie. De Armenische bevolking van Marasch werd einde Mei, die van Aintab einde Juli, weggevoerd. In Urfa schijnt een deel der bevolking zich tegen de weg-voering te hebben verzet. Tusschen 29 September en 16 October kwam het tot militaire inmenging. Latere mededeelingen dienaangaande zijn nog niet bekend. Over Marasch wordt o.a. geschreven:

    " Op Donderdag 24 Mei werd aan de Arme-nische bevolking medegedeeld, dat zij zich ge-reed moest houden om Zaterdag 26 Mei op te breken. De Armenirs mochten het niet wagen hunne huizen te verlaten. Meer dan 2000 be-woners werden weggevoerd; onder hen bevond zich de leider van het Amerikaansche college. In Aintab werden einde Mei dertig huizen doorzocht, echter zonder eenig resultaat. Acht-en twintig notabelen werden gevangen genomen en weer vrijgelaten, behalve een lid der Daschnakzagan.

    Dr. Shepherd, de in het geheele land bekende uit-nemende Amerikaansche Chirurg, Directeur van het geneeskundige Zendings-instituut te Aintab, die reeds tientallen van jaren in Turkije voont en in hoog aan-zien is bij Christen en Mohammedaan, heeft over de

    27

  • wegvoering der Aintabsche bevolking de volgende mededeelingen gegeven, die aldus in het kort luiden:

    "Op 21 Juli kregen zestig gezinnen in Aintab bevel om zich voor deportatie gereed te houden. Eenige dagen later een dergelijk bevel aan zeventig andere gezinnen; later werden nog 1500 en weer later nog 1000 personen weggevoerd, zoodat de Armenische bevolking van Aintab volkomen uit den weg is geruimd. Alle bemoei-ingen, uitgaande van het Amerikaansche Zendings-instituut, van zijne leeraren en verder personeel, van zijn leerlingen.. zijn zonder eenig resultaat gebleven. Het was den gedepor-teerden verboden iets anders mede te nemen dan een lastdier.

    In Marasch werden nog enkele zwakke pogin-gen aangewend om tegenstand te bieden. Zoo werd een gendarme, die door de Regeering uitgezonden was naar Fendenjak, een dorp in het Amanusgebergte teneinde de deportatie al-daar voor te bereiden, door de bevolking gedood. De Regeering zond onmiddellijk drie detache-menten van soldaten, die het dorp geheel in de asch legden.

    Alleen in Cilici voltrok de deportatie zich naar verhouding onder de gunstigste omstandig-heden. Wel staat vast, dat alle verbannen per-sonen werden geplunderd, maar het rooven en moorden nam daar niet zulk een omvang aan als in de Hoog-Armenische provincin.

    28

  • Het grootste deel van de uit Cilici ,wegge-voerde bevolking bevindt zich in Deir-es-Sor, waar reeds 15.000 Armenirs waren aangekomen. De uitgestrekte, door zonnehitte en droogte geheel verbrande vlakten van Deir-es-Sor tot Djerabu- lus en Ras-ul-Ajin zijn met gedeporteerde Armenirs gevuld. Een overblijfsel werd verstrooid in verschillende Turksche dorpen.

    De weggevoerden van Aintab en Killis werden

    over Damascus naar den Hauran gezonden. Wij besluiten het hoofdstuk over de deportatie uit Ciloci en Noord-Syri met een mededeeling van Mr. Jackson, den Amerikaanchen consul van AiIeppo. Hetgeen in deze mededeeling voorkomt, wordt ook door Duitsche berichtgevers bevestigd.

    VAN HET AMERIKAANSCHE CONSULAAT Aleppo, 3 Augustus.

    De methode van een onmiddellijke wegvoering,

    die vroeger vrijwel gewoonte was, is thans in zoo verre veranderd, dat men de mannen en knapen, die uit hun woonsteden werden weggevoerd, onder-weg laat verdwijnen, om later de vrouwen en kinderen het zelfde lot te doen ondergaan.

    Door verschillende uit het binnenland komende reizigers, verden berichten, dienaangaande gegeven, bevestigd. Dat de mannen werden gedood getuigde het groot aantal lijken dat langs den weg werd ge-vonden en in den Euphraat dreef. De vrouwen en meisjes werden uitgeleverd aan de Kurden, die zich

    29

  • met de soldaten tegenover deze weerlooze schepselen schuldig maakte aan allerlei wreedheden en misdaden.

    Schonk men aanvankelijke aan dergelijke berichten weinig geloof men kon niet meer aan de juistheid er van twijfelen toen alle vluchtelingen die in Aleppo aankwamen, gelijkluidende mededeelingen verstrekten. Op 2 Augustus kwamen ongeveer 800 vrouwen van middel baten leeftijd, benevens oudere vrouwen en kinderen beneden de 10 jaren, aan Zij verkeerd en in een allerjammerlijksten toestand; te voet van Diarbekir gedeporteerd, waren zij 45 dagen onder-weg geweest. Zij vertelden dat alle jonge vrouwen en meisjes door de Kurden werden geroofd, van de gedeporteerden was de laatste cent afgenomen; elk op zijn wijze verhaalden zij van den honger dien zij hadden geleden, van kommer, ontbering en ellende; trouwens reeds bij den eersten aanblik was dit alles op het gelaat te lezen.

    Ik heb gehoord, dat 4500 personen uit Soghet 1) naar Ras-ul-Ajin werden vervoerd, dat meer dan 2000 man werden gezonden van Mezreh naar Diarbekir, en dat wijd en zijd uit alle steden, zooals Bitlis, Mardin, Mosul, Sewerek, Malatia, Besne, enz., de Armeniers werden verdreven; dat vele mannen en knapen en ook vele vrouwen werden gedood en de rest over het land werd verstrooid.

    Wanneer dit laatste juist is, iets waaraan men niet behoeft, te twijfelen, moeten ook zij door honger, ziekte en oververmoeidheid te gronde gaan.

    1) Tschok-Get in de provincie Bitlis, ten noordwesten van Srt.

    30

  • De gouverneur van Deir-es-Sor, aan den Euphraat, die thans in Aleppo vertoeft, deelt mede, dat er tegenwoordig 15000 Armenische vluchtelingen in Deir-es-Sor zijn. Kinderen werden bij menigten verkocht om hen van den hongerdood te vrijwaren, daar de Regeering geen onderhoud verstrekte.

    De hier volgende Statisiek toont het aantal ge-zinnen en personen aan, dat in Aleppo is aangekomen, benevens de plaatsen. vanwaar zij kwamen en het aan-tal dat naar verder gelegen plaatsen tot heden werd vervoerd 1).

    Plaats van waaruit de wegvoering geschiedde

    Ge- zinnen

    Per- sonen

    Naar verder gelegen Plaatsen vervoerd:

    Tschok-Merzimen(Drt-Jol) Ojakli. Enserli .. Hassanbeyli .. Harni ... Karsbazar . Hadjin .. Rumlu .. Schehr .. Sis Baghtsche Dengala Drtadli . Zeitun Tarpus .. Albistan .

    200 115 116 187 84

    351 592 51

    150 231 13

    126 12 5

    22 10

    2109 537 593

    1118 528 340

    3988 388

    1112 1317

    68 804 104

    8 97 44

    734 137 173 514 34 -

    1025 296 357

    - - - - - - -

    Totaal 2265 13155 3270

    1) Het grootste deel der uit Cilici gedeporteerden werd via Marasch en Urfa in de richting van Weranscheher en Ras-ul-Ajin gevoerd; 5-6000 gingen over Adana naar Konia.

    31

  • Reeds waren 2100 personen aangekomen vr de bovengenoemde getallen werden samengesteld. In totaal varen dus tot 30 Juli niet minder dan 15.255 vluchtelingen Aleppo doorgetrokken.

    ALLEPPO, 15 Augustus.

    Thans zullen alle Armenirs van Aintab, Antiochia, Alexandrette, Kessab en voorts uit alle kleinere ste-den, naar schatting 60.000 personen, worden gede-porteerd. Het is als vaststaand te beschouwen, dat hen hetzelfde harde en droeve lot zal treffen als degenen, die hen zijn voorgegaan.

    Het belangrijke Amerikaansche Zendingsinstituut verliest onder deze omstandigheden zijn Professoren, leeraren, assistenten en studenten, en zelfs uit de Weeshuizen verdwijnen honderden kinderen en daar- mede worden, de vruchten van een onvermoeiden arbeid van 50 Jaren op dit terrein vernietigd. Op schertsend en toon vragen de Regeeringsambte- naren wat de Amerikanen eigenlijk met dit lnstituut zullen aanvangen, nu men aan het Armenische volk een einde maakt. De toestand wordt met den dag kritieker, het einde van dit alles is niet te zien!

    II. De Oost-Anatolische Provincin

    De deportatie van de Armenische bevolking der Oost-Anatolische provincin, omvatte de Wilajets Trapezunt, Erzeroern, Siwas, Karput, Bitlis en Diar-bekir. Het Wilajet Wan is het eenige Armenische gebied welks bevolking niet werd weggevoerd. Doch

    32

  • ook die bewoners werden, zij het ook op andere wijze, gedwongen den huiselijken haard te verlaten: de terugtocht der Russische troepen deed de be-volking vluchten naar den Kaukasus.

    Van de gebeurtenissen in het Wilajet Wan moet in het bijzonder melding gemaakt worden; en daar de voorvallen in het Wilajet Bitlis door die van Wan zijn beinvloed geworden, zullen wij de gebeurtenis-sen in het Wilajet Bitlis in de laatste plaats behandelen.

    De deportatie van de bevolking uit de Oost-Anatolische Wilajets geschiedde in twee tempo's.

    Drie dagen vr de gevangenneming van de in-tellectueele Armenirs van Konstantinopel, hetgeen geschiedde op 24 en 25 April, werd in een groot aantal steden van het binnenland een aanvang ge- maakt met het gevangennemen van de Armenische notabelen.

    Die gevangenneming werd in vier weken van 21 April tot 19 Mei systematisch voortgezet. Zoo werden reeds op 21 April in Ismid 100, Bardesak (Baghtschedjik) 80, Brussa 40, Panderma 40, Bali-kesri (Karasi) 30, Adabasar 80 notabelen in hechtenis genomen en weggevoerd. Begin Mei volgden Marso-wan met 20, Diarbekir eveneens met 20 notabelen. In de eerste weken van Mei werden in Erzeroem 600, in Siwas 500, in Keri 50, in Schabin Karahissar 50, in Chinis 25 van de voornaamste bewoners ge-deporteerd. In de tweede helft van Mei was weer de beurt aan Diabekir met de wegvoering van eerst 500 en dan 300 notobelen, dan volgde Kaisarije met 200. Hetzelfde geschiedde in Baiburt en Josgad, en ook in Marasch en Urfa werden notabele personen

    33

  • gevangen genomen. De 28 notabelen, die men in Aintab had gevangen genomen, werden allen op n na weder vrijgelaten.

    Waar de bovengenoemde steden in verschillende streken van het geheele Armenische gebied gelegen zijn, is aan te nemen dat het hier de uitvoering betrof van een algemeenen maatregel, met als doel de hoofdpersonen en woordvoerders der Armenische be-volking onschadelijk te maken, waardoor de depor-tatie zich zou kunnen volstrekken zonder ernstigen tegenstand in woord of daad te ontmoeten. Ook werd op deze mogelijke wijzen het vroegtijdig af-zenden van berichten uit het binnenland naar Europa tegengegaan.

    Vanaf begin Juni werden stelselmatig de hoogere en lagere Armenische staatsambtenaren ontslagen, en de Armenische doktoren, die sedert het uitbreken van den oorlog, getrouw aan hun plicht, in de Turk-sche militaire lazaretten hadden gewerkt, zonder vorm van proces in de gevangenis geworpen.

    Deze, daden van bruut geweld, die werden toege-past op duizenden Armenirs van hooge besehaving, uit aanzienlijke kringen, parlementsleden, journalisten, dichters, advocaten, notarissen, ambtenaren, doktoren, bankiers en zakenmenschen, en alle welgestelden en invloedrijke elementen der bevolking omvatten, werden ondernomen zonder eenig rechtsgeding, zonder eenig onderzoek vr of na de gevangenneming. Zelfs ontbrak de traditioneele beschuldiging dat zij "staats-gevaarlijk" waren of zich aan eenigerlei handeling tegenover den staat hadden schuldig gemaakt. Men wilde de kopstukken van het Armenische

    34

  • volk vernietigen om zoodoende de n1indere bevolking krachteloos te maken. De oorzaken van al die maatregelen en de gron- den waarop zij werden ten uitvoer gebracht, zullen nader blijken. De bevelen gericht tot de overleden, werden gegeven vanuit Konstantinopel en aan de uitvoering daarvan werd streng de hand gehouden trots den tegenstand van enkele regeeringsamb-tenaren of zelfs van de Turksche bevolking. On-verbiddelijk moesten de bevelen worden uitgevoerd.

    De tweede periode van uitvoering, die aan de eigenlijke massa-deportatie voorafging, betrof voor- namelijk het mannelijk deel der bevolking die voor een deel reeds bij het leger waren ingelijfd en voor een ander deel nog in afwachting daar van leefde. De voor den krijgsdienst aangewezen Armenirs, die, naar het getuigenis van den Minister van Oorlog, zich in den strijd steeds dapper hadden gedragen, voor- namelijk aan de Dardanellen en in den strijd tegen de Russen in den Kaukasus, werden voor het grootse deel ontwapend om voortaan dienst te doen als last-dragers of stratenmakers. Uit bijna alle provincies kwan1en berichten binnen, die er op wezen dat Armenische arbeiders werden gedood door hun Mo-hammedaansche "kameraden", enz elfs dat geheele afdeelingen in groepen van 80, 100 of meer personen op last van officieren werden doodgeschoten.

    Hoe groot van omvang de uitmoording van deze Armeniers geweest is zal misschien nooit aan den dag komen, in elk geval niet dan na den oorlog.

    Onder het voorwendsel van algemeene mobilsatie werden in talrijke steden en dorpen alle overige

    35

  • Mannelijke bewoners van 16 tot 70 jaar weggevoerd, zonder vooraf na te gaan of zij zich reeds eerder wettelijk hadden vrijgekocht of wellicht voor den krijgsdienst waren afgekeurd.

    De weggevoerde kolonen werden gedirigeerd naar het gebergte en daar zonder eenig rechtsgeding gefusileerd.

    Die vreeselijke maatregelen zijn niet overal op gelijksoortige wijze ten uitvoer gebracht; voor een deel werd de uitvoering overgelaten aan de plaat-selijke overheden, die er voor te zorgen hadden dat de massa-deportatie zonder hapering zou geschie-den, en zonder dat er vrees voor tegenstand be-hoefde te bestaan. Daartoe dienden ook de reeds vroeger genomen maatregelen, o. a. de ontwapening der Armenische bevolking. In verband met de on-zekerheid die er in het binnenland van Turkije steeds heerschte; vooral ook om de onveiligheid der wegen, was iedereen in het bezit van een wapen tot zelf-verdediging, hetgeen dan ook in vredestijd werd toegestaan. Ook was, op aandringen van het Jong-Turksche Comit de constitutioneele organisatie der Armenische bevolking, de partij der "Daschnakzagan"l) ten tijde van een dreigende reaktie, herhaaldelijk van wapenen voorzien, waardoor, in geval van tegenre-voluties, zooals zich reeds tweemaal hadden voorge-daan (in 1909 en 1912) de Arnleniers het jong-Turksche comit met gewapende hand zouden kunnen steunen tegenover de oud-Turken en de liberale Turk-sche oppositie. Slechts in enkele gevallen, waarover

    1) De partij heet Daschnakzutiun, de leden: Daschnakzagan; "verbondenen" zouden wij zeggen.

    36

  • Nog nader zal worden gesproken, weigerden de Ar-menirs hunne wapens in te leveren, bijv. in Wan en Schabin-Karahissar, daar zij redenen hadden een bloedbad te vreezen. De inlevering van wapenen had, bovengenoemde gevallen uitgezonderd, overal zonder voorvallen plaats.

    In het binnenland ging de maatregel van ontwape-ning, zooals vele berichten bevestigen, gepaard met ongehoord brutaal optreden. Niet alleen werd nergens de inlevering van wapenen op voldoende wijze vooraf bekend gemaakt, maar men ,wachte de vrijwillige inle-vering niet eens af; de Turksche gendarmen kwamen in steden en dorpen aan en eischten naar believen 200 of 500 geweren of zooveel hun goeddacht. Werd dit aantal niet onmidellijk ter beschikking gesteld, dan werden het gemeentebestuur en de oudste in-woners gevangen genomen, en onder het voorwendsel dat zij wapens hadden verborgen of laten verbergen, mishandeld; en niet zelden werd de pijnbank hun deel. In 't bijzonder bestond bij de gendarmen en gevangenishoofden de voorliefde voor de z.g. "bas-tonnade", die, op een onmenschelijke wijze aangewend, dikwijls den dood van het slachtoffer veroorzaakte.

    Maar ook werden soms van weerloozen de haren uit- gerukt, de nagels afgescheurd, werden zij met gloeiende ijzers gebrandmerkt en de meest schandelijke metho-den toegepast op vrouwen en kinderen.

    Dikwijls waren de Armenirs gedwongen tegen hooge geldprijzen of tegen nwisseling van schapen en koeien wapenen te koopen van Turksche bewoners of Van de Kurden of Tscherkessen, ten einde met de inlevering daarvan de gendarmen te bevredigen.

    37

  • Tegelijk met de ontwapening der Armenirs, begon de bewapening van het Turksche gepeupel. Door de jong- Turksche clubs, die in alle steden en dorpen van het binnenland de macht in handen hadden, en meer te zeggen hadden dan de allerhoogste regee-ringsambtenaren, waren benden, z.g.n. Tschettehs, in het leven geroepen, grootendeels bestaande uit ontvluchte boosdoeners. Beruchte Kurdische roovers werden, door bemiddeling der "benden", met hun handlangers in den krijgsdienst ingelijfd. Dezen benden werd vrijheid gegeven de Armenische dorpen te overvallen en te plunderen, mannen te dooden en vrouwen en kinderen weg te sleepen. Slechts in schijn werd door de bevoegde macht acht geslagen op de veelvuldige klachten der bevolking over het optreden der Tschetteh's. De verwoestings arbeid nam een aan-vang in de oostelijke Wilajets Wan, Erzeroem en Bitlis, onmiddellijk na het uitbreken van den oorlogs, en zij werd voortgezet gedurende den geheelen oorlogs- tijd. Het onbarmhartige werk vond ook voortgang ten tijde der wegvoering van het volk, terwijl de benden, die in de meest afgelegen streken van het gebergte de gedeporteerden uit Armeni na-jaagden, geheele karavanen eenvoudig in de pan hakten.

    Alleen door middel van wegvoering van vrouwen, meisjes en kinderen naar de Turksche harems en Kurdische dorpen, werden tienduizenden Christinnen aan de schande en gedwongen Is1amisme over-gegeven.

    Toen de algeheele deportatie, d. w. z. de volstandige wegvoering van de Armenische bevolking uit alle

    38

  • Armenische dorpen en steden, begon, waren de Armenische gezinnen voor een groot deel van een mannelijke beschermer verstoken. Waar dit niet het geval was, werden meestal de mannen van vrouwen en kinderen gescheiden, weggevoerd en gedood; en wanneer de mannen met vrouwen en kinderen tezamen hun moeilijken weg gingen, werden zij of van het transport afgezonderd of bij de georgani- seerde overvallen het eerst gefusilleerd. Het gevolg van deze maatregelen was dan ook, dat de wegge-voerde menschenmassa bij aankomst aan de plaats van bestemming tot minstens de helft was gere-duceerd.

    De karavanen, die van uit 't Noorden des lands werden weggevoerd bestonden bij de aankomst in de zuidelijker gelegen streken slechts uit kinderen beneden de 10 jaren of uit bejaarde vrouwen, zieken en grijsaards. De mannen en knapen werden gedood; de meisjes, jonge vrouwen en tallooze kinderen geroofd. Er bleef niets over dan een hulpeloos, aan ellende en armoede prijsgegeven bedelaarsvolk, dat in de Mesopotamische woestijnen en moerassen door honger en ziekte ten gronde ging.

    Op 21 April, den datum waarop de deportatie van voorname ingezetenen en notabelen begon, werd tege-lijk de massa-wegvoering voorbereid en half Mei werd met de algemeene deportatie van het volk een aan-vang gemaakt. Zij vond het allereerst plaats in het Wilajet Erzeroem, in de streken van Baiburt, Terdjan en Chinis. Verschillende oorzaken schijnen in eenige Wilajets vertraging te hebben bewerkstelligd. Eenige

    39

  • Wali's en Mutessarifs kantten zich n.l. tegen het bevel. Zelfs de Turksche bevolking pleegde hier en daar verzet. De regeering in Konstantinopel had echter gelast, dat de maatregel ondanks alles moest worden doorgevoerd; wederstrevende beambten, zelfs Walis en andere hooggeplaatste personen, werden van hun ambt ontheven en vervangen door gewillige werktuigen, meestal leden van het Jong- Turksche Comit.

    Einde Juni en begin Juli begon de massa- deportatie tegelijkertijd in de Wilajets Siwas Tra- pezunt en Kharput. De Wali van Erzeroem, die, evenals zijn ambt-genoot van Aleppo, den maatregel niet kon billijken weigerde verdere wegvoering, nadat hem gebleken was, dat de reeds vroeger weggevoerden waren gedood. In ieder geval verlangde hij bescherming voor de gedeporteerden. Maar ten slotte moest ook hij wijken voor den druk in Konstantinopel uitgeoefend.

    In het Wilajet Bitlis schijnt alleen in den aanvang de Armenische bevolking voor een deel te zijn weggevoerd. Later werden de bewoners, voorzoover zij niet waren gevlucht in de bergen, ter plaatse vermoord.

    Tot zelfs in het gebergte toe werden de bewoners vervolgd en gedood, uitgezonderd de enkelen, die tot op Russisch gebied wisten door te dringen. Ook in Diarbekir hebben zich dergelijke tooneelen afge- speeld.

    Mededee1ingen uit de gebieden zelve, zullen een duidelijker beeld geven van hetgeen is voorgevallen.

    40

  • 1. WILAJET TRAPEZUNT.

    Het Wilajet Trapezunt behoort niet. tot de oor-spronkelijke Armenische provincin. De bevolking bedroeg volgens Cuinet rond 1.047.700 man. Een vierde deel van dit aantal belijdt den Christelijken gods- dienst; er zijn 200.000 : Grieken, terwijl het overige deel der bevolking bestaat uit Mohammedanen (Tur- ken, Lasen, Tscherkessen en Turksche Nomadenstam- men). In de kuststeden praedomineerthet Grieksche element. Bedraagt in de overige Oost-Anatolische Wilajets Erzeroem, Wan, Bitlis, Kharput en Siwas de Armenische bevolking tusschen 165.000 en 215.000 zielen per Wilajet en is dit aantal in Diarbekir nog 105.000, in Tripezunt wonen slechts 53.500 Armenirs, waaronder 2500 katholieken en 1000 protestanten. De Armenische bevolking is op de volgende wijze verspreid: 10.000 woonden er in de stad Trapezunt en omgeving, 12.700 in andere kustplaatsen zooals Ordu, Kerasunt en de dorpen in de nabijheid der steden. In het Sandschack Samsun en zijn kust- plaatsen Samsun, Therme en Unia wonen 30.800 Armenirs. Toen de ontwapening der Armenirs had plaats- gevonden, vervoegde zich de Armenische metropoliet Turian bij den Wali, om door dezen officiel te laten vaststellen, dat de inwoners hun wapens hadden ingeleverd, en dat zij geen bommen in hun. bezit hadden. Deze prelaat, Dr. Turian, was een hoogstaand man, die zijn opvoeding in Duitschland had ontvangen en aan de Berlijnsche Hoogeschool de theologische en de

    41

  • philosofische colleges had gevolgd. Op den 12en Juni werd hij zonder eenige reden gevangen genomen, naar Erzeroem gevoerd en aldaar gekerkerd. In Trapezunt zijn verder geen ongeregeldheden

    van beteekenis voorgevallen en van eenige aan- klacht tegen de bevolking is niets vernomen.

    De hier volgende brief is een getrouwe vertaling van eene mededeeling die de Amerikaansche. Con- sul Oscar S. Heizer te Trapezunt op 28 Juli 1915 heeft vermeld. De inhoud er van wordt uit Grieksche en Roomsch-Katholieke bronnen bevestigd.

    AMERIKAANSCH CONSULAAT-BERICHT. Trapezunt, 28 Juli 1915.

    Op Zaterdag 26 Juni j.l. werd in de straten van Trapezunt het bevel tot deportatie der be- volking aangeplakt; op Donderdag 1 Juli werden alle straten, door gendarmen met de bajonet op het geweer, bewaakt en de wegvoering der Armenische bevolking nam een aanvang. Groe- pen van mannen, vrouwen en kinderen, belast en beladen, werden in de nabijheid van het consulaat bijeengebracht en zoodra er onge- veer 100 menschen bijeen waren, werden zij begeleid door soldaten, met de bajonet op 't geweer, en in de zomerhitte en stof der heer- wegen naar Erzeroem gedreven. Buiten de stad ge- komen, hield men halt totdat ongeveer 2000 per- sonen verzameld waren en dan ging het verder. Drie van dergelijke karavanen, tezamen 6000 man

    42

  • werden gedurende de eerste drie dagen van uit Trapezunt weggevoerd; en kleinere groepen, die later uit de omgeving der stad werden gedepor- teerd, telden gezamelij 4000 personen. Hart- verscheurend was het geschrei van vrouwen en kinderen; sommigen hunner. Waren uit voorname kringen; zij waren rijkdom en welstand gewoon. Verder waren onder hen geestelijken, kooplie- den, bankiers, juristen, mechaniekers, handwerks- lieden, mannen uit iederen. levenskring. De Gouverneur-Generaal vertelde mij dat de weg te voeren personen maatregelen mochten nemen vr het vertrek, maar niettemin scheen niemand voldoende voorbereid. Wel weet ik van een koopman, die 15 Turksche ponden (162 gul- den) voor een rijtuig betaalde, dat hem en zijn vrouw naar Erzeroem brengen zou, doch zoodra was hij tien minuten buiten de stad, of de gen- darmen bevolen hem den wagen te verlaten, die later naar de stad werd teruggebracht. De ge- heele Mohammedaansche bevolking wist van den aanvang af, dat zij deze menschen eens als hun buit zouden kunnen beschouwen, en de Armenirs werden daarom behandeld als misdadigers. In Tra- pezunt was het vanaf 25 Juni verboden met een Armenir eenigen handel te drijven. Hoe konden zij zich dus middelen verschaffen om straks de reis die ook hen wachtte te kunnen bekostigen? Zes of acht maanden lang was reeds in Trapezunt geen handel gedreven, en zij die nog in het bezit waren van eenig kapitaal, hadden dat opgeteerd. Waar-

    43

  • om verhinderde men den Armenir tapijten of iets dergelijks te verkoopen, om zich voor de reis het noodige. geld te verschaffen? Vele lieden, die eigendommn bezaten, en ie geen verlof hadden gekregen die te verkoopen, moesten te voet gaan zonder eenig middel van bestaan, slechts in het bezit van hetgeen zij uit hun huis op den rug konden meetorschen. Zij werden, wanneer zij door vermoeidheid niet verder konden en achterbleven, met bajonetsteken gedood en in de rivier geworpen. Hun lijken dreven langs Trapezunt zeewaarts, of bleven tegen de rotsen liggen, waar zij tot ontbinding over- gingen.

    Ik heb gesproken met ooggetuigen, die mij hebben medegedeeld dat zij een groot aantal naakte lijken in de rivier zagen drijven, vijftien dagen nadat de eerste uittocht had plaats ge- had. De lucht van de lijken had de omgeving verpest!

    Op 17 Juli, toen ik met den Duitschen consul was uitgereden, ontmoetten wij drie Turken die een graf groeven voor een lijk dat in hun onmiddellijke nabijheid in de rivier lag; minstens tien dagen moest het reeds in het water hebben gelegen. Een andere Turk vertelde ons, dat ook hij, kort voor onzen aankomst, een lijk in de rivier had zien drijven.

    Dinsdag 6 Juli waren alle Armenische huizen in Trapezunt, ongeveer 1000, ontvolkt. Nie- mand kon zeggen dat de Armenirs ook maar iets ten nadeele der regeering hadden uitgericht.

    44

  • Het feit dat iemand Armenir was, scheen vol- doende om als misdadiger behandeld en gede- porteerd te worden. Bij den aanvang heette het: de zieken zouden niet worden weggevoerd, maar worden opgenomen in het ziekenhuis tot zij hersteld zouden zijn. Later werden echter ook de oude mannen en vrouwen, de zwangere vrou- wen, de kinderen en de Roomsche Armenirs voor het vertrek uit Trapezunt aangewezen, en verbannen. Tijdens de eerste dagen der massa-deportatie werd een groote Kajik-boot met mannen 1) geladen, die men hield voor leden van het Armenische Comit; men zou hen vervoeren naar Samsun. Twee dagen later kwam een Russische onderdaan, Wartan ge- naamd, die tot de weggevoerden met het schip had behoord, over land naar Trapezunt terug, met een gapende hoofdwonde en niets, dan wartaal sprekende. Alles wat hij kon zeg- gen was: ,,Boem; boem". Hij werd door de regeering naar het ziekenhuis vervoerd, waar hij den volgenden nacht stierf. Een Turk vertelde later dat het schip een ander voertuig was tegen- gekomen, bemand met gendarmen, die het schip hadden aangehouden; alle aan boord zijnden waren gedood en in het water geworpen. De Rus, waarvan zooeven sprake was, had, hoewel zwaar gewond, zwemmende het land weten te bereiken. Een groot aantal dergelijke schepen met be- 1) Volgens een nader bericht waren er 26.

    45

  • manning heeft Trapezunt verlaten; de meesten keerden na eenige uren ledig terug!

    Toz, een dorp ongeveer twee uren van Trape- zunt verwijderd, werd bewoond door Gregori- aansche en Roomsche Armenirs. Boghos Mri- mian, een voornaam, invloedrijk Armenir, werd, zooals een betrouwbaar ooggetuige meedeelt, met zijn beide zonen gedood. Zij werden achter el- kander opgesteld en neergeschoten. 55 mannen en vrouwen werden meegevoerd naar een dal op korten afstand van het dorp. De vrouwen werden eerst door de officieren der gendarmerie onteerd en daarna overgelaten aan het goed- dunken der soldaten. Volgens denzelfden oog- getuige werden van een klein kind de hersenen verbrijzeld tegen een steenrots. Ook moest het plan om kinderen te redden worden opgegeven.

    Men had de kleinen in Trapezunt gehuisvest in scholen en weeshuizen, onder protectoraat van een comit, dat door een Grieksch Aartsbisschop was opgericht en gesteund werd. Aan het hoofd van dit comit stond de Wali van Trapezunt; het vice-presidentschap werd waargenomen door den Aartsbisschop, terwijl de overige leden van het comit bestonden uit drie mohammedanen en drie Christenen. Thans worden de meisjes ondergebracht uit- sluitend in Mohammedaansche gezinnen, waardoor zij van elkander gescheiden zijn. De opheffing der Weeshuizen en de verdeeling van het aantal kinderen was voor den Griekschen

    46

  • Aartsbisschop een bittere teleurstelling; immers steeds had hij met alle krachten geijverd voor de instandhouding der door hem opgerichte instelling- en, waarbij hij zelfs de medewerking van den Wali had verkregen; maar op hevel van den leider van het ,,Comit voor eenheid en vooruitgang", Nail Bey, wien het werk van den Aartsbisschop steeds onsympathiek was geweest, moesten de verzamel- plaatsen der kinderen verdwijnen. De meeste knapen werden weggevoerd om op de boerderijen arbeid te verrichten. De vroolijkste en aardigste onder de meisjes, die als verpleegster aan de weeshuizen mochten verbonden blijven, moesten al heel spoedig dienen tot bevrediging der lus- ten van de leden der kliek, die hier alles te zeggen had. Uit de meest betrouwbare bron heb ik vernomen, dat een der leden van het Comit voor eenheid en vooruitgang tien meis- jes in een huis in het centrum der stad had ondergebracht om door hem en door zijn vrienden te worden misbruikt. Eenige kleinere meisjes werden in Mohamme- daansche gezinnen opgenon1en, terwijl anderen, meisjesleerlingen van het Amerikaansche Zen- dingshuis, in de omgeving van deze inrichting in Mohammedaansche gezinnen plaatsing vonden.

    De duizend Armenische woningen werden, de een na de andere, door de politie ontruimd. Meubelen, bedden en al wat eenige waarde bezat werd ineen groote gebouwen in de std bewaard. Er was echter geen sprake van eenig toezicht of beheer, en de mededeeling dat de eigendommen

    47

  • door de regeering zouden worden beschermd om bij hun terugkeer weder aan de rechthebbenden ter hand te worden gesteld, was een paskwil. De eigendommen werden zonder eenig begrip van registreering opeengestapeld, en van eenig ad- ministratief beheer was geen sprake.

    Een bende Turksche vrouwen en kinderen volgde de politie-agenten op den voet als een troep gieren, en stalen alles wat zij grijpen kon- den. Wanneer de meest waardevolle voorwerpen door de politie uit dehuizen waren gehaald, drong de menigte binnen, en maakte zich meester van hetgeen nog aanwezig was. Ik zie dit iederen dag met eigen oogen. Ik geloof dat wanneer eenmaal de huizen der Armenirs zijn ontruimd, de beurt is aan Armenische winkels en magazijnen. De Commissie, die dit in handen heeft, spreekt er nu reeds van om de groote voorraden van huis- houdelijke artikelen te verkoopen ,,om met de opbrengst de schulden der Armenirs te betalen".

    De Duitsche consul sprak als zijn overtuiging uit, dat de Armenische bevolking niet meer in Trape- zunt zal mogen terugkeeren, k niet na den oorlog.

    Ik sprak zooeven met een jongen man die zijn dienstplicht vervulde bij de zgn. werktroe- pen en op den weg bij Gumuschhane werkte. Hij vertelde mij dat vr 14 dagen alle Arme- nirs, ongeveer 180 in getal, van de overige arbeiders werden gescheiden. Terwijl hij aan 't werk was, hoorde hij schieten; toen hij op de plaats aankwam, werd hij dadelijk aangewezen om met anderen de lijken te begraven. Hij had

    48

  • kunnen constateeren, dat zij alle naakt waren; men had zelfs de kleederen van de ongelukigen geroofd! Een aantal lijken van vrouwen en kinderen is

    door de golven aan het strand aangespoeld aan den voet der muren van het Italiaansche klooster in Trapezunt. Zij werden door hier wonende Grieksche vrouwen begraven op de plek, waar men de lijken vond. Tot zoover het Amerikaansche consulaatsbericht.

    2. WILaJET ERZEROEM. Het Wilajet Erzeroem telt onder zijn 645.700 inwoners 227.000 Christenen, nl. 2 I 5.000 . Armenirs en 12.000 Grieken en andere Christenen. Van de Mohammedaansche bevolkingzijh er 240.700 Turken en Turkmenen, 120.000 Kurden, 25.000 Kisilbasch (Schi'iten), 7000 Tscherkessen en 3000 Jesidis (zgn. duiveiaanbidders). In de steden Erzeroem, Erzingjan, Baiburt, Chinis, Terdjan vormen de Armenirs een derde de helft der bevolking, in enkele landelijke districten zelfs meer dan de helft. Tijdens het uitbreken van den oorlog werd van de Armenirs in veel grooter verhouding dan van de Turken gerequireerde

    Toen reeds werden de magazijnen en winkels leeggehaald en verschillende voorwerpen, voor mili- taire werken absoluut zonder eenig belang, wegge-voerd. Bij de Turken werd de requisitie van te voren

    49

  • aangezegd, zoodat zij gelegenheid en tijd hadden hetgeen in hun pakhuizen en magazijnen was opge- slagen, naar veiliger plaatsen te brengen. Alle voor- raden koopwaar en manufacturen, die in de herfst in het buitenland waren ingekocht, werden den koop- lieden ontnomen. Zij die met de requisitie waren belast maakten van de gelegenheid schandelijk misbruik door alle mogelijke knevelarijen en afpersingen. De garnizoens-secretaris van Erzingjan, Hadji Bey,

    kwam in het magazijn van Sarkis Stephanian, liet eenige Armenische kooplieden binnenkomen en liet zich 300 Turksche ponden uitbetalen. Om den schijn te bewaren nam hij ook van enkele Turksche koop- lieden een veel geringer som gelds. Na de plundering van magazijnen en bazars kwamen de gewone huizen aan de beurt. Onder het voorwendsel dat zij kwamen om wapens te zoeken, doorzochten de gendarmen alle kasten en bergplaatsen en namen mede wat van hun gading was. Niemand durfde tegen dergelijke praktijken ook maar n woord te zeggen. Op het geringste vermoeden dat ergens iets was achterge-

    houden, werden weerlooze menschen in de gevangenis. geworpen, gepijnigd en voor den krijgsraad gevoerd.

    Evenals in het Wilajet Trapezunt, waren ook in het Wilajet Erzeroem benden, zgn. Tschettehs, inge-

    steld door de jong - Turksche clubs, gevormd uit de laagste klassen der bevolking en evenals elders waren zij ook hier zwaar gewapend. Deze benden rekenden het tot hun voornaamste taak Armenische dorpen te overvallen en te plunderen. Vonden zij geen mannen, dan werden de vrouwen overweldigd en gedwongen

    50

  • onder bedreiging van de zwaarste mishandeling, alles wat zij aan geld of geldswaarde in huis hadden, af te geven. De Daschnakzagan beklaagden zich, bij Tahsin Bey, den Wali van Erzeroem, toen dergelijk daden van geweld zich ook voordeden in de dorpen Dwig, Badischin en Targuni. De Wali verzekerde d misdadigers te zullen straffen, maar tien dagen later geschiedde hetzelfde in de dorpen Hinzk en Zitoth. Zoo was de toestand in het land bij het begin van het jaar.

    De Wali Tahsin Bey, die van goeden wille was om de uitspattingen der Tschettehs en soldaten tegen te gaan, trad inderdaad streng op, en in be-

    gin van Februari was de toestand in de provincie wat beter. Wel werd de requisitie in alle gestreng- heid doorgevoerd, maar men meende bij de nationale verdediging toch eenig belang te hebben, waarom men de ongelijke maat waarmede ten opzichte der requisitie Muzelmannen en niet-Muzelmannen werden gemeten, zich liet welgevallen. Zelfs werd niet gepro- testeerd, toen het bevel kwam dat vijftien dorpen in de omgeving van Erzeroem moesten worden ontruimd ten behoeve van zieke Turksche soldaten. In Maart echter traden de benden, tegen den zin van den Wali, doch door de jong-Turken ondersteund, op- nieuw op. Onder bedreiging van den dpod werden de welgestelde Armenirs afgeperst.

    In Terdjan liet de politie-prefect van Erzeroem een aanzienlijk Armenier met zijn 10-jarig dochtertje bij zich komen en beiden op de plaats van samenkomst neerschieten.

    51

  • In Maart werden de Armenirs in Erzeroem door

    bevriende Turken gewaarschuwd dat de leden van het jong - Turksche comit, Voor Eenheid en Vooruit-gang" een massa-moord voorbereidden. De later aan typhus overledene Dr. Taschdjan, een bij Turken en Armenirs zeer gezien persoon, deelde dit aan twee zusters van het Duitsche Roode Kruis mede, met drin- gend verzoek het bericht over te brengen aan den toen- maligen Vesting-commandant van Erzeroem, den Duit- schen generaal Posselt-Pascha; men meende dat door zijn invloed het onheil zou kunnen worden voor-komen. De generaal werd echter weldra uitgenoodigd

    afscheid te nemen en werd door een Tursch officier vervangen. Ook de Duitsche consul, von Scheubener- Richter deed al het mogelijke om de arme Ar- menirs bij te staan en hun lot te verbeteren.

    Gedurende den tijd dat de Wali Tahsin Bey zich verzette tegen de dooor Konstantinopel voorgeschreven maatregelen, deden de jong- Turken al het mogelijke om de Mohammedanen tegen de Armenische bevol- king op te hitsen. Zij verklaarden dat het van Abdul Hamid een fout was geweest, dat hij het bloedbad van vr 20 jaren niet had uitgestrekt tot alle Arme- nirs, zoodat de geheele bevolking toen zou uitgeroeid zijn. Vroeger was de verstandhouding tusschen de Turk- sche en Armenische bevolking in Erzeroem uitstekend, maar de Mohammedanen werden door jong- Turk- sche agitatoren opgestookt en de regeering verhinderd tegen daden van geweld op te treden. De jong- Turken stonden er op de geheele mannelijke bevol- king naar het front te zenden om zoodoende de vrije

    52

  • hand te hebben. De Armenirs echter werden in vele gevallen te voren gewaarschuwd door hun Turksche vrienden.

    Ten tijde der constitutie waren door de jong-Turken in de verschillende Arqtenische dorpen wapenen uit- gereikt; zij rekenden op hun hulp bij een mogelijke reactionaire beweging. Zonder eenige oorzaak werden hen de wapens thans weder ontnomen.

    In het huis van een Armenir te Erzingjan, Hu- majak genaamd, bevond zich een in den grond ge- graven bakkersoven. Hieronder ontdekten de gendar- men een put, die sinds lang buiten gebruik gesteld en geheel afgesloten was. Zij vermoedden dat er wapens in de put zouden geborgen. zijn, maar na nauwkeurig onderzoek werd niets gevonden. Uit woede hierover sloegen en mishandelden zij Humajak dermate dat hij meer dood dan levend bleef liggen. De arme man was pas sinds een maand in het huis woon- achtig en wist zelfs niets af van het bestaan van den put.

    Toen de man weer op straat kwam werd hij ge- grepen en in de gevangenis gepijnigd. Zijn haren werden bij bosjes hem uit het hoofd getrokken, de nagels van zijn handen gescheurd, en toen hij door de pijn bewusteloos was geworden, werd hij

    .door middel van koud water weer tot bezinning ge- bracht en de pijniging voortgezet. Men moest en zou van hem weten wat er in den put verborgen was. De ongelukkige kon niets zeggen, daar hij, zooals reeds gezegd, tevoren van het bestaan van den put niets wist. Daarna werd hem een docu- ment ter teekening voorgelegd, waarin hij te verkla-

    53

  • ren had dat er bommen en wapens in de put waren verborgen. Door de geweldige folterpijnen gedwon- gen teekende hij eindelijk, waarop hij onmiddellijk naar Erzeroem werd getransporteerd. De Armenirs, die van de zaak hoorden, wisten wat hen dreigde. Toen eindelijk de requisitie en huiszoekingen in de stad waren verricht, werden de gendarmen naar de dorpen overgeplaatst.

    Op den I4den Maart kwam een luitenant der gen- darmerie, Suleiman Efendi, met 30 manschappen in het dorp Minn, in het district Erzingjan. Om te be- ginnen liet hij zich 100 Turksche ponden uitbetalen

    zonder verdere mededeeling waar deze som gelds voor bestemd was. Na den nacht in het dorp te hebben doorgebracht, begonnen des morgens huiszoekin- gen. Er kwamen eenige wapens voor den dag die ten tijde der constitutie door de jong- Turken onder de dorpelingen waren verdeeld. Een zekere Oteldji Hafis was toenmaals de man, die de wapens aan de inwo- ners tegen goeden prijs had verkocht. De priester van het dorp werd aangewezen de namen te noemen van hen die wapens in hun bezat te noemen. Deze wer- den gevangen genomen en hun wapens verbeurd verklaard. Maar de luitenant wilde ook bommen hebben en begon de mannen, vrouwen en kinderen af te ranselen. Toen er echter geen bommen werden gevonden moest de priester het ontgelden. De officier liet hem vijf malen achtereen een bastonnade geven; daarna sloot hij hem in een kamer op en ver- krachtte zijn vrouw. De gendarmen vonden er groot behagen in om louter uit pleizier op de bevolking te schieten, en toen zij van dat spel ge-

    54

  • noeg hadden, wapenden zij den priester en eenige boeren tot aan de tanden, zoodat zij er als bandieten uitzagen; daarna brachten zij de kunstmatig gewa- pende mannen naar het Mohammedaansche kwartier van de stad Kernach, om de bevolking tegen hen op te zett