Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis · Samenvatting Mantelzorgers zorgen voor hun zieke...
Transcript of Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis · Samenvatting Mantelzorgers zorgen voor hun zieke...
Jessica Dubbeldam
Charlotte Otten
Margriet Wolleswinkel – Sneller
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Landelijk onderzoek onder geriatrieverpleegkundigen
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 2
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Landelijk onderzoek onder geriatrieverpleegkundigen
Studenten Christelijke Hogeschool Ede Academie Gezondheidszorg Jessica Dubbeldam Charlotte Otten Margriet Wolleswinkel – Sneller Docent Christelijke Hogeschool Ede Dhr. G.P. Madern MSc Academie Gezondheidszorg Opdrachtgevers Expertisecentrum mantelzorg Mw. S. Feith Mw. G. Visser Mw. I. de Bruijn
Juni 2011, Ede
© 2011 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook, zonder voorafgaand schriftelijke toestemming van de auteurs. All rights reserved. No portion of this thesis may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means – electronic, photocopy, recording or any other – except for brief quotations in printed reviews without prior permission of the author.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 3
Samenvatting
Mantelzorgers zorgen voor hun zieke familielid of naaste, meer dan in een persoonlijke relatie
gebruikelijk is. Zij vinden het vaak een dankbare taak om voor hun naaste te zorgen. Het geeft hun
leven zin en invulling. Maar het zorgen voor een ander kan ook een psychische of lichamelijke
belasting met zich meebrengen voor de mantelzorger. Voor verpleegkundigen is er een belangrijke
taak weggelegd om de mantelzorger in een vroegtijdig stadium op te sporen, het risico op
(over)belasting te signaleren en de mantelzorger te ondersteunen.
Vanuit het Expertisecentrum Mantelzorg is de vraag gesteld om onderzoek te doen naar de manier
waarop geriatrieverpleegkundigen in de ziekenhuissituatie mantelzorgers ondersteunen.
Om dit onderzoek te kunnen verrichten is een onderzoeksvraag geformuleerd, welke luidt:
‘Besteden geriatrieverpleegkundigen in het ziekenhuis aandacht aan de verschillende rollen die
mantelzorgers vervullen en vanuit welke kennis, houding en vaardigheden ondersteunen zij de
mantelzorgers?’
In dit kwantitatieve onderzoek is het SOFA-model als richtlijn gebruikt. Dit model beschrijft de
verschillende rollen die mantelzorgers kunnen vervullen en de wijze waarop verpleegkundigen hier
op in kunnen spelen.
In het onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende methoden om antwoord te geven op de
onderzoeksvraag. Allereerst is er een literatuurstudie gedaan naar mantelzorg(ondersteuning) in de
ziekenhuissetting. Daarnaast zijn er drie semigestructureerde interviews afgenomen bij
geriatrieverpleegkundigen, ter voorbereiding op het maken van de internetenquête. 68
geriatrieverpleegkundigen hebben deze internetenquête ingevuld. Naar aanleiding van de resultaten
van de internetenquête is een lijst van aanbevelingen opgesteld.
Hoofdpunten uit de conclusies zijn:
Geriatrieverpleegkundigen in het ziekenhuis besteden aandacht aan de verschillende rollen
die mantelzorgers kunnen vervullen. De mate van aandacht en wijze van invulling verschilt
echter per rol. Ook wordt niet iedere verpleegkundige taak gekoppeld aan de bijbehorende
rol van de mantelzorger.
De geriatrieverpleegkundigen hebben kennis van mantelzorgers, maar dit is niet optimaal.
Met name in de verpleegkundige basisopleiding is er beperkt aandacht besteed aan het
onderwerp mantelzorg(ondersteuning).
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 4
De geriatrieverpleegkundigen hebben een positieve houding ten opzichte van mantelzorgers
en mantelzorgondersteuning.
De meeste geriatrieverpleegkundigen passen de vaardigheid ‘signaleren van (over)belasting’
vaak toe. Dit doen zij op verschillende manieren, bijvoorbeeld door te observeren of door
gebruik te maken van het ‘niet pluis’-gevoel.
Zij maken hierbij echter weinig gebruik van bestaande meetinstrumenten zoals de EDIZ of
CSI. Daarnaast is het opvallend dat een groot deel van de geriatrieverpleegkundigen de
mantelzorgers niet in kaart brengt, terwijl zij wel op de hoogte zijn van het probleem
(over)belasting.
De belangrijkste aanbevelingen zijn:
Er zou in de verpleegkundige (vervolg)opleidingen meer aandacht besteed kunnen worden
aan het onderwerp (preventieve) mantelzorgondersteuning.
Het is belangrijk dat ziekenhuizen meer investeren in de preventieve
mantelzorgondersteuning op de poliklinieken. Dit is namelijk een geschikte plek om
mantelzorgers vroegtijdig op te sporen en preventieve ondersteuning te bieden.
Ziekenhuizen moeten bestaande meetinstrumenten voor het signaleren van (over)belasting,
zoals de EDIZ en CSI, implementeren in het standaard verpleegproces op de
verpleegafdelingen en poliklinieken.
Geadviseerd wordt dat het Expertisecentrum Mantelzorg vervolgonderzoek verricht naar de
motieven van de groep (geriatrie)verpleegkundigen in het ziekenhuis, die mantelzorgers niet
of nauwelijks betrekken bij de dagelijkse verzorging.
Dit is het eerste explorerende onderzoek over mantelzorgondersteuning dat verricht is onder
geriatrieverpleegkundigen in de ziekenhuissetting. Het is belangrijk dat het Expertisecentrum
Mantelzorg dit op meerdere afdelingen in het ziekenhuis in kaart brengt.
De vakgroep Geriatrie Verpleegkunde van de V&VN zou bij haar leden voor meer verdieping
in kennis over mantelzorgondersteuning kunnen zorgen, door middel van bijscholingen,
symposia, workshops , artikelen in verpleegkundige vakbladen en informatiemateriaal.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 5
Voorwoord
Voor u ligt het verslag ‘Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis’. In opdracht van het
Expertisecentrum Mantelzorg hebben wij een verkennend onderzoek gedaan naar de wijze waarop
geriatrieverpleegkundigen in de ziekenhuissituatie omgaan met mantelzorgers.
Wij kijken terug op een goede tijd met een prettige en constructieve samenwerking. Wij hebben deze
afstudeerperiode ervaren als een leerzame en leuke tijd en daarnaast als een goede afsluiting van de
opleiding HBO-Verpleegkunde.
Graag willen wij enkele mensen bedanken die een bijdrage geleverd hebben aan dit onderzoek.
Allereerst mw. S. Feith, mw. G. Visser en mw. de Bruijn, opdrachtgevers van het Expertisecentrum
Mantelzorg: Wij hebben hun enthousiasme en feedback als zeer positief ervaren. Door hun
begeleiding werden we steeds opnieuw gemotiveerd om dit onderzoek uit te voeren.
Dhr. G. P. Madern, afstudeerbegeleider: Zijn kritische feedback en begeleiding heeft ons
gemotiveerd om naar een goede kwaliteit te streven.
Via deze weg willen wij ook Dhr. W. van de Vrie en mw. R. Altena van de V&VN Geriatrie bedanken
voor hun medewerking en het versturen van de enquête aan de geriatrieverpleegkundigen.
Uiteraard willen wij alle geriatrieverpleegkundigen die meegewerkt hebben aan het onderzoek
bedanken voor hun enthousiaste medewerking en open houding. Tot slot gaat onze dank uit naar de
mensen die hier niet bij name genoemd zijn, maar ons toch op enige wijze hebben geholpen.
Wij hopen dat dit onderzoek een bijdrage mag leveren aan het verhogen van de kwaliteit van
mantelzorgondersteuning door geriatrieverpleegkundigen in Nederland.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 6
Inhoudsopgave Samenvatting .......................................................................................................................................... 3
Voorwoord .............................................................................................................................................. 5
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 8
1.1 Aanleiding .................................................................................................... 8
1.2 Contextbeschrijving ........................................................................................ 8
1.3 Probleemstelling ............................................................................................ 8
1.3.1. Doelstelling .............................................................................................................. 8
1.3.2. Vraagstelling ............................................................................................................ 9
1.3.3. Deelvragen ............................................................................................................... 9
1.4 Definiëring begrip geriatrieverpleegkundige .......................................................... 9
2. Samenvatting literatuurstudies ....................................................................................................... 10
2.1 Mantelzorgers ........................................................................................ 10
2.1.1 (Over)belasting van mantelzorgers ........................................................................ 10
2.1.2. Positieve ervaringen van mantelzorgers ............................................................... 11
2.2 Mantelzorgondersteuning door verpleegkundigen ........................................... 11
2.2.1. Signaleren .............................................................................................................. 11
2.2.2. Mantelzorgondersteuning ..................................................................................... 12
2.2.3. Samenspel en SOFA-model .................................................................................... 12
2.3 De geriatrische patiënt en de geriatrieverpleegkundige ..................................... 13
2.3.1 De geriatrische patiënt in het kort .......................................................................... 13
2.3.2. De geriatrieverpleegkundige en mantelzorger ...................................................... 14
2.4 Mantelzorg en ziekenhuis .......................................................................... 14
2.4.1. Mantelzorg en de geriatrische zorgvrager ............................................................ 15
2.4.2. Maatschappelijke relevantie van mantelzorg ....................................................... 15
3. Onderzoeksopzet .............................................................................................................................. 16
3.1 Type onderzoek ...................................................................................... 16
3.2 Onderzoekspopulatie ............................................................................... 16
3.2.1. Internetenquête ..................................................................................................... 16
3.2.2. Interviews .............................................................................................................. 17
3.3 Respons ............................................................................................... 17
3.4 Methode van dataverzameling ................................................................... 17
3.4.1. Literatuuronderzoek .............................................................................................. 17
3.4.2. Internetenquête ..................................................................................................... 18
3.5 Validiteit............................................................................................... 18
3.6 Betrouwbaarheid .................................................................................... 19
3.7 Gegevensanalyse .................................................................................... 19
3.7.1. Internetenquêtes ................................................................................................... 19
3.7.2. Semigestructureerde interviews ............................................................................ 20
4. Resultaatbeschrijving ....................................................................................................................... 21
4.1. Responsbeschrijving internetenquête ........................................................... 21
4.2. Resultaatbeschrijving onderzoekspopulatie ................................................... 21
4.3. Resultaatbeschrijving internetenquête ......................................................... 22
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 7
5. Conclusies.......................................................................................................................................... 34
6. Aanbevelingen .................................................................................................................................. 38
7. Discussie ............................................................................................................................................ 41
Literatuurlijst ........................................................................................................................................ 44
Bijlagen
1. Volledige versie van de literatuurstudie ..............................................................................................
2. Uitwerking interviews ..........................................................................................................................
3. Brief internetenquête ...........................................................................................................................
4. Internetenquête....................................................................................................................................
5. Kwantitatieve analyse: tabellen ...........................................................................................................
6. Kwalitatieve analyse .............................................................................................................................
7. Logboek data analyse ...........................................................................................................................
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 8
1. Inleiding
1.1. Aanleiding
De aanleiding voor dit onderzoek komt voort uit de vraag van het Expertisecentrum Mantelzorg om
meer kennis te verzamelen over mantelzorgondersteuning in ziekenhuizen. Na kort onderzoek bleek
dat er in de literatuur nog weinig over dit onderwerp bekend is.
De oorspronkelijke opzet was om dit onderzoek uit te voeren op verschillende verpleegafdelingen
van één ziekenhuis, maar het werd al snel duidelijk dat dit niet realiseerbaar was. Het onderzoek in
deze vorm kon dus niet starten. In overleg met de opdrachtgever is besloten om een landelijk,
verkennend onderzoek uit te voeren onder geriatrieverpleegkundigen die werkzaam zijn in het
ziekenhuis. De vakgroep Geriatrie van de beroepsvereniging voor Verpleegkundigen en
Verzorgenden Nederland, nader te noemen V&VN, verleent medewerking aan dit onderzoek.
1.2 Contextbeschrijving
Het Expertisecentrum Mantelzorg is het landelijke kenniscentrum op het gebied van mantelzorg en
mantelzorgondersteuning. Landelijk onderzoek wijst uit dat er in Nederland 3.5 miljoen
mantelzorgers zijn (gerekend vanaf achttien jaar). Van deze groep mensen zijn er 2.6 miljoen die
meer dan acht uur per week en/of langer dan drie maanden mantelzorg verleenden (Oudijk, De Boer,
Woittiez, Timmermans & De Klerk, 2010). Dit is dus meer dan 20% van de volwassen bevolking.
Bovendien zijn er 1.1 miljoen mantelzorgers die zowel langdurige als intensieve zorg geven. Deze
gegevens geven een goed beeld van hoe belangrijk mantelzorgers zijn voor de maatschappij. Het
vroegtijdig signaleren van (over)belasting van mantelzorgers en een goede mantelzorgondersteuning
is daarbij van uiterst belang.
1.3. Probleemstelling
Er is weinig inzicht in hoe de relatie tussen de geriatrieverpleegkundige en de mantelzorger in de
ziekenhuissituatie wordt vormgegeven in de praktijk.
1.3.1. Doelstelling
Er is geïnventariseerd in welke mate de geriatrieverpleegkundigen aandacht besteden aan de
verschillende rollen die mantelzorgers vervullen richting patiënt en verpleegkundige.
Er is geïnventariseerd vanuit welke competenties de geriatrieverpleegkundigen (preventieve)
ondersteuning bieden aan mantelzorgers.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 9
Er zijn aanbevelingen opgesteld om de verpleegkundige aandacht en de hieraan gekoppelde
competenties, met betrekking tot (preventieve) mantelzorgondersteuning te bevorderen.
1.3.2. Vraagstelling
Besteden geriatrieverpleegkundigen in het ziekenhuis aandacht aan de verschillende rollen die
mantelzorgers vervullen en vanuit welke kennis, houding en vaardigheden ondersteunen zij de
mantelzorgers?
1.3.3. Deelvragen
Welke houding hebben geriatrieverpleegkundigen ten opzichte van mantelzorgers?
In hoeverre hebben de geriatrieverpleegkundigen kennis van mantelzorgers?
In hoeverre zijn geriatrieverpleegkundigen bekend met de verschillende rollen die
mantelzorgers kunnen vervullen richting patiënt en verpleegkundige?
Op welke manier houden geriatrieverpleegkundigen rekening met de vier rollen die
mantelzorgers kunnen vervullen: persoonlijke relatie, expert, partner in de zorg en hulpvrager?
In welke mate zijn geriatrieverpleegkundigen bekend met problemen die mantelzorgers
kunnen ervaren?
Op welke manier besteden geriatrieverpleegkundigen aandacht aan het vroegtijdig opsporen
van mantelzorgers en het signaleren van mogelijke (over)belasting?
Welke houding hebben geriatrieverpleegkundigen ten opzichte van het (preventief)
ondersteunen van mantelzorgers?
Welke vaardigheden gebruiken geriatrieverpleegkundigen in de (preventieve)
mantelzorgondersteuning?
In hoeverre is (preventieve) mantelzorgondersteuning in ziekenhuizen relevant voor de
maatschappij?
In hoeverre is er verschil in de wijze van (preventieve) mantelzorgondersteuning door
geriatrieverpleegkundigen die werkzaam zijn op de verpleegafdelingen en poliklinieken?
1.4. Definiëring begrip geriatrieverpleegkundige
In dit verslag wordt regelmatig het begrip ‘geriatrieverpleegkundige(n)’ gebruikt. Met deze term
wordt bedoeld alle verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten die lid zijn van de afdeling
Geriatrie Verpleegkunde van de V&VN en die tevens werkzaam zijn op een geriatrische
verpleegafdeling en/of polikliniek in een ziekenhuis in Nederland. Een aantal van hen hebben ook
een vervolgopleiding binnen het specialisme Geriatrie gevolgd.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 10
2. Samenvatting literatuurstudies 2.1 Mantelzorgers
Een duidelijke definitie van mantelzorg wordt gegeven door de Raad van de Volksgezondheid:
‘Mantelzorg is zorg die, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, wordt gegeven aan een
hulpbehoevende, door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening
direct voortvloeit uit de sociale relatie’ (Website Mezzo, 2011).
Een belangrijk onderscheid dat hierbij gemaakt wordt, is dat mantelzorg niet voortkomt vanuit een
beroep of georganiseerd vrijwilligerswerk en dat het om zorg gaat die méér is dan in een persoonlijke
relatie gebruikelijk is. Mantelzorgers kunnen voor hun naaste zorgen op het gebied van persoonlijke
verzorging, huishoudelijke hulp, begeleiding, administratieve hulp, emotionele steun, toezicht en
verpleegkundige zorg (De Boer, Broese Van Groenou & Timmermans, 2009).
De motieven van mantelzorgers om te zorgen kunnen erg verschillen per persoon en variëren van
een bewuste, vrijwillige keuze tot een morele verplichting. Zwaanswijk stelt in zijn onderzoek onder
mantelzorgers van mensen die lijden aan dementie, dat het geven van mantelzorg vaak geen
bewuste keuze is, maar dat men er geleidelijk in rolt. Hij beschrijft daarnaast dat het zorgen uit
‘liefde en genegenheid’ en uit ‘plichtsgevoel’ de meest voorkomende motivaties zijn voor
mantelzorgers (Zwaanswijk, Peeters, Spreeuwenberg, Van Beek & Francke, 2009).
2.1.1 (Over)belasting van mantelzorgers
Zorgen voor een ander kan een bepaalde belasting met zich meebrengen voor degene die zorgt. Hoe
de mantelzorger de belasting ervaart, hangt af van de verhouding tussen de draagkracht en de
draaglast van de mantelzorger. Als de draaglast in balans is met de draagkracht, is het risico op
(over)belasting niet zo groot. Dit wordt echter een ander verhaal als de draaglast groter is dan de
draagkracht van de mantelzorger. Hoe dit zich tot elkaar verhoud wordt bepaald door verschillende
factoren: lichamelijke en psychische factoren (gezondheid, karakter en coping), praktische aspecten
(tijd en geld) en omgevingsgebonden factoren (cultuur en sociaal netwerk) (Schreuder-Goedheijt, in
Feith & De Bruijn, 2010; Buijssen & Adriaansen, 2005). (Over)belasting van de mantelzorger kan zowel
lichamelijke, psychische als gedragsmatige symptomen tot gevolg hebben (Buijssen & Adriaansen,
2005).
Volgens de laatste cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau zijn er ruim 425.000 mantelzorgers die
zich ernstig belast voelen (Oudijk et al., 2010). Een onderzoek onder 1526 mantelzorgers van naasten
met dementie toont aan dat 98% van de mantelzorgers problemen ervaren in de zorg voor hun
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 11
naaste. Zij ervaren bijvoorbeeld de zorg als emotioneel en lichamelijk te zwaar en hebben moeite
met veranderingen in het gedrag van hun naaste (Zwaanswijk et al., 2009). Een volledige beschrijving
kunt u vinden in bijlage 1. Ondanks deze ingrijpende problemen en ervaringen vinden mantelzorgers
het vaak moeilijk om hulp te vragen. Sommigen zijn bijvoorbeeld bang om hun naaste te kort te doen
als zij toegeven dat zij het zelf niet meer kunnen, of anderen zijn angstig voor het verliezen van de
controle (Buyssen, in Braam, 2001; Vernooij-Dassen & Mittelman et al. 2010).
Dit wordt onderstreept in het volgende citaat: ‘Ik zie geregeld mensen, mantelzorgers, die zeggen, ‘Ik
kan het allemaal prima aan en geen probleem’ en als je daar dan door heen prikt, of je vraagt ‘nou,
hoe voelt u zich daar bij’, nou dan kunnen ze tranen met tuiten huilen, want dan blijkt het toch wel
heel erg zwaar te zijn’ (Geriatrieverpleegkundige van een polikliniek tijdens het interview, zie bijlage 2).
2.1.2. Positieve ervaringen van mantelzorgers
Gelukkig zijn er ook positieve aspecten die mantelzorgers ervaren in het geven van zorg.
Mantelzorgers vinden het vaak fijn om anderen te helpen en de ander gelukkig te zien. Zij voelen zich
gewaardeerd door hem of haar en familie en vrienden om hen heen. Daarnaast kan het voor hen ook
een bron van voldoening zijn om hun naaste goed en schoon verzorgd te zien en door hun
inspanningen de waardigheid van hem of haar te behouden (Buijssen & Adriaansen, 2005).
2.2 Mantelzorgondersteuning door verpleegkundigen
Mantelzorgondersteuning wordt omschreven als het aanbieden van diensten die specifiek zijn
gericht op het verminderen van de draaglast en vergroting of behoud van de draagkracht van
mantelzorgers (Rutten & Houtjes, 2004). Het ondersteunen van de mantelzorger begint met het
signaleren van mogelijke (over)belasting.
2.2.1. Signaleren
Voor een verpleegkundige is het belangrijk om (dreigende) (over)belasting bij mantelzorgers in een
vroegtijdig stadium op te sporen, zodat kan worden voorkomen dat zij daadwerkelijk overbelast
raken (Van der Zande et al., 2007). Om een goede eerste indruk te krijgen van in hoeverre een
mantelzorger zich overbelast voelt, is het goed om de mantelzorger een korte vragenlijst in te laten
vullen. De EDIZ of de CSI zijn daar voorbeelden van. De EDIZ-lijst staat voor Ervaren Druk door
Informele Zorg en de CSI staat voor Caregiver Strain Index (Website Expertisecentrum Mantelzorg, 2011).
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 12
2.2.2. Mantelzorgondersteuning
Als verpleegkundige is het belangrijk om te weten waar een mantelzorger behoefte aan kan hebben
en waar en door wie ondersteuning geboden kan worden. Hieronder staan een aantal punten
waarop ondersteuning geboden kan worden door de verpleegkundige:
Informatie en advies over bijvoorbeeld ziektebeelden, risico op (over)belasting en praktische
aspecten van de verzorging (Van der Zande et al., 2007).
Emotionele steun door bijvoorbeeld als klankbord te fungeren of te helpen bij de verwerking
van de ziekte van de patiënt. Bij dit alles is het gebruik van sociaal relationele vaardigheden
in een persoonlijk gesprek erg belangrijk (Feith & De Bruijn, 2010). Ook uit de interviews kwam
dit naar voren: ‘Op de allereerste plaats zijn natuurlijk je communicatieve vaardigheden zo
ontzettend belangrijk. Je moet goed weten welke woorden je kiest, en bij de één moet je daar
wat voorzichtiger mee zijn dan met de ander. En wat natuurlijk heel belangrijk is, is dat je
begrip toont voor mensen, dat je laat merken dat je naar hen luistert’ (Zie bijlage 2).
Praktische of instrumentele steun, zoals huishoudelijke hulp of maaltijdservice (Feith & de
Bruijn, 2010). Het is hierbij van belang dat de verpleegkundige voldoende kennis heeft van de
sociale kaart, zodat zij in staat is door te verwijzen naar de juiste voorzieningen. In het
ziekenhuis kan zij ondersteuning bieden door bijvoorbeeld goed bereikbaar te zijn voor de
mantelzorger en mogelijkheden te bieden voor voldoende privacy (Van der Zande et al., 2007).
Respijtzorg: Dit is het verzamelbegrip voor voorzieningen die de zorg tijdelijk en volledig
overnemen van de mantelzorger, zodat deze de vrijheid heeft om eigen activiteiten te doen.
Er zijn veel drempels voor mantelzorgers om gebruik te maken van respijtzorg. Het is daarom
goed om als verpleegkundige te benadrukken dat het belangrijk is dat de mantelzorger tijd
voor zichzelf neemt. Zo heeft de mantelzorger op de langere termijn genoeg energie om de
zorg te blijven geven (Feith & De Bruijn, 2010).
Financiële tegemoetkoming. Denk hierbij aan de bijzondere bijstand of de PGB. Het
gemeentelijk WMO-loket kan hierbij ondersteuning bieden (Feith & De Bruijn, 2010).
2.2.3. Samenspel en SOFA-model
Om de zorg voor de patiënt en mantelzorger zo goed mogelijk uit te voeren, is het belangrijk dat er
een goed samenspel is met de verpleegkundige. De verpleegkundige moet zich realiseren dat een
mantelzorger meerdere rollen kan vervullen en dat de behoefte aan ondersteuning van de
mantelzorger afhangt van welke rol de mantelzorger op dat moment het meest vervult (Website
Expertisecentrum Mantelzorg, 2011). Het SOFA-model maakt duidelijk hoe de verpleegkundige kan
inspelen op deze verschillende rollen (zie tabel 1 en de volledige literatuurstudie in bijlage 1).
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 13
Tabel 1: SOFA-model.
Taak verpleegkundige Rol mantelzorger
Samenwerken Partner in zorg, bondgenoot
Ondersteunen Hulpvrager
Faciliteren Persoonlijke relatie (partner, kind, vriend)
Afstemmen Ervaringsdeskundige / expert
De mantelzorger:
Is een gelijkwaardige partner in zorg, zij het met een ander perspectief. De verpleegkundige
kan hierop inspelen door samen te werken, door bijvoorbeeld te overleggen hoe de zorg
voor de patiënt geregeld wordt.
Heeft mogelijk zelf een hulpvraag. Het is hierbij belangrijk om hen vroegtijdig bewust te
maken van het belang van ondersteuning, zodat zij de zorg langer vol kunnen houden.
Is een persoonlijke relatie van de patiënt. De mantelzorger en de patiënt moeten de rollen
ten opzichte van elkaar kunnen behouden. De verpleegkundige faciliteert dit door
bijvoorbeeld te zorgen dat de mantelzorger nog leuke dingen kan doen met de patiënt.
Is een ervaringsdeskundige op het gebied van de patiënt en diens zorgbehoefte. Het is
belangrijk dat de verpleegkundige de zorgverlening en ondersteuning hierop afstemt.
2.3 De geriatrische patiënt en de geriatrieverpleegkundige
2.3.1 De geriatrische patiënt in het kort
De definitie van de term Geriatrie is: “Geriatrie is de vorm van geneeskunde dat zich richt op de
preventie, diagnostiek en behandeling van ziekten die wat betreft hun oorzaak samenhangen met
veroudering of in sterke mate worden beïnvloed door veroudering van de betreffende patiënt”
(Eulderink, Heeren, Knook & Ligthart, 2004, p.5).
Kenmerken van geriatrische patiënten zijn de hoge biologische leeftijd en de aandoeningen die vaak
tegelijkertijd voorkomen (comorbiditeit). Deze aandoeningen hebben een meestal atypische of
onduidelijke presentatie van de klachten. Een ander belangrijke kenmerk van de geriatrische patiënt
is de verhoogde kwetsbaarheid, ook wel frailty (of fragiliteit) genoemd. De aandoeningen kunnen
leiden tot verstoringen in het functioneren en het ontstaan van afhankelijkheid (Jansen, Van Der Laan
& Schols, 2007).
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 14
2.3.2. De geriatrieverpleegkundige en mantelzorger
In het Beroepsdeelprofiel geriatrieverpleegkundige (2004) staat de communicatie met de
mantelzorger als kerntaak vermeld, waarin ook de verschillende rollen van het SOFA-model te
herkennen zijn.
Allereerst is de verpleegkundige grotendeels afhankelijk van de informatie die familieleden kunnen
geven over de levensloop en de dagelijkse gewoonten van de patiënt (mantelzorger als expert). Het
inschakelen van professionele hulp is vaak een grote stap voor familieleden en wordt niet zelden
beleefd als een ernstige inbreuk op de privacy (mantelzorger als partner/kind). Het kunnen overgeven
van de zorg aan anderen, is een opgave die veel zorgende familieleden zwaar valt (mantelzorger als
hulpvrager). De mantelzorg heeft voortdurend aandacht van de geriatrieverpleegkundige, ook als zij
er niet zelf om vragen.
2.4 Mantelzorg en ziekenhuis
Er is al heel wat geschreven over mantelzorg. Echter, er is nog weinig bekend over hoe mantelzorgers
worden begeleid in de ziekenhuissituatie. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste punten uit een
aantal binnenlandse en buitenlandse artikelen beschreven over dit onderwerp. Voor meer
informatie, zie de volledige literatuurstudie in bijlage 1. De wetenschappelijke onderzoeken hebben
elk hun eigen patiëntenpopulatie en zijn uitgevoerd in verschillende typen ziekenhuizen en landen.
Allen hebben echter dezelfde centrale vraagstelling, namelijk hoe de mantelzorger de
ziekenhuisopname van hun naaste heeft ervaren. Er moet wel de kritische noot geplaatst worden bij
dat mantelzorg kan verschillen per cultuur en land. Om deze reden moeten de buitenlandse
onderzoeken steeds in een context gezien worden.
In de onderzoeken kwamen de volgende punten naar voren die beschrijven waar mantelzorgers
behoefte aan hebben:
Een vast aanspreekpunt die verantwoordelijk is voor de patiënt (Lucchese, De Albuquerque
Citero, De Marco, Baxter Andreoli & Nogueira-Martins, 2008; Website Mezzo, 2011; Zorgnetwerk
Midden-Brabant, 2008).
Het belang van het vroegtijdig betrokken worden in het zorgproces tijdens
ziekenhuisopname van de naaste (Addington-Hall & O'Callaghan, 2009; Bradway & Hirschman,
2008; Proctor, Wilcockson, Pearson & Allgar, 2001); Young, Rogers, Dent & Addington-Hall, 2009;
Website Mezzo, 2011; Zorgnetwerk Midden-Brabant, 2008).
Behoefte aan mondelinge informatie (Bradway et al., 2008; Lucchese et al., 2008; Visser & Heugte,
2004).
Het bespreekbaar maken van angsten en onzekerheden die ervaren worden door de
mantelzorger (Young et al., 2009; Website Mezzo, 2011).
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 15
2.4.1. Mantelzorg en de geriatrische zorgvrager
In 2004 is er een project opgestart op de afdeling Geriatrie van het Universitair Medisch Centrum
Utrecht die de kwaliteit in kaart bracht van familiebegeleiding bij ontslag. Dit resulteerde in de
volgende aanbevelingen die beschrijven hoe verpleegkundigen kunnen aansluiten bij de behoefte
van de mantelzorger en de ontslagprocedure kunnen verbeteren:
Het in kaart brengen van de thuissituatie.
Het organiseren van gestructureerde contactmomenten met naasten.
Het betrekken van de mantelzorger bij de besluitvorming .
Het verstrekken van duidelijke informatie (Rensink, 2005, 2007).
Het Universitair Medisch Centrum St. Radboud heeft een programma samengesteld dat zich specifiek
richt op de kwetsbare ouderen. Het doel van dit programma is om samen met de familie beslissingen
te nemen en de patiënt zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Voor ziekenhuizen is winst te behalen
wanneer de communicatie tussen patiënt, informele en formele zorg goed geregeld is op onder
andere de volgende gebieden:
De kwaliteit van zorg voor de patiënt.
Meer kennis over de patiënt.
Eerder ontslag uit het ziekenhuis door betere afstemming met het thuisfront/thuiszorg.
Helaas wordt de mantelzorger nog te weinig betrokken bij de ziekenhuisopname en wordt niet
iedereen als een mantelzorger herkend. Daarnaast is het risico op (over)belasting ook hoog omdat er
niet gekeken wordt naar de ondersteuning van de mantelzorger zelf, zoals in de vorm van respijtzorg
(Website Mezzo, 2011).
2.4.2. Maatschappelijke relevantie van mantelzorg
Door de vergrijzing in Nederland zullen steeds meer ouderen worden opgenomen in het ziekenhuis.
Een derde van de opnames wordt veroorzaakt doordat de mantelzorger de zorg thuis niet meer
aankan. Door de vergrijzing zal er een gat ontstaan tussen de complexiteit van de zorg van patienten
en het aantal personeel en middelen in de ouderenzorg (Te Winkel, 2008). Het gat wordt echter nog
groter als de mantelzorger niet meer voor zijn of haar naaste kan zorgen (Van der Zande et al., 2007).
In drie artikelen wordt beschreven hoeveel het zou kosten als de mantelzorgers zouden wegvallen. In
een Italiaans ziekenhuis kwam de zorg, die een mantelzorger besteed tijdens ziekenhuisopname, op
gemiddeld 52.9 uur (Quattrin et al., 2009). Een Nederlandse gezondheidseconoom berekende voor
Nederland dat het gemiddeld €9.52 per uur zou kosten om een mantelzorger te vervangen (Van Der
Berg, Brouwer, Van Exel & Koopmanschap, 2005). In de Verenigde Staten zijn de kosten voor de
vervanging van mantelzorg geschat op 196 miljard dollar per jaar. Dit komt overeen met 135 miljard
euro (Quattrin et al., 2009).
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 16
3. Onderzoeksopzet
3.1 Type onderzoek
Het onderzoek is grotendeels kwantitatief van aard en zal uitgevoerd worden middels het afnemen
van een internetenquête (Verhoeven, 2007). Ter voorbereiding op het samenstellen van deze
internetenquête zullen drie verkennende interviews plaatsvinden met geriatrieverpleegkundigen die
werkzaam zijn op de polikliniek en/of verpleegafdeling Geriatrie. Dit is het kwalitatieve gedeelte van
het onderzoek.
3.2 Onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie wordt gevormd door de geriatrieverpleegkundigen die aangesloten zijn bij
de vakgroep Geriatrie Verpleegkunde van de Beroepsvereniging V&VN. Deze beroepsvereniging
bestaat uit meerdere afdelingen waarin verpleegkundigen en verzorgenden van verschillende
specialismen zijn vertegenwoordigd. Er is gekozen voor de beroepsgroep geriatrieverpleegkunde,
omdat deze verpleegkundigen in contact komen met een patiëntengroep waarbij relatief veel
mantelzorgers betrokken zijn.
3.2.1. Internetenquête
Door middel van een selecte steekproef en aan de hand van de volgende inclusie- en exclusiecriteria
wordt bepaald welke geriatrieverpleegkundigen worden uitgenodigd voor deelname aan de
internetenquête: (Verhoeven, 2007)
Inclusiecriteria:
Gediplomeerde HBO- en MBO verpleegkundigen die werkzaam zijn op de verpleegafdelingen
Geriatrie en/of op de geriatrische poliklinieken van ziekenhuizen in Nederland.
Gediplomeerde HBO- en MBO verpleegkundigen die daarnaast een vervolgspecialisme
geriatrieverpleegkundige hebben gevolgd en werkzaam zijn op de verpleegafdelingen
Geriatrie en/of op de geriatrische poliklinieken van ziekenhuizen in Nederland.
Verpleegkundig specialisten Geriatrie die werkzaam zijn in ziekenhuizen in Nederland.
Exclusiecriteria:
Gediplomeerde (geriatrie)verpleegkundigen die niet werkzaam zijn in de klinische of
poliklinische setting (Bijvoorbeeld in de thuiszorg, verpleeghuis of verzorgingshuis).
Gediplomeerde verpleegkundigen die niet werkzaam zijn op een geriatrische
verpleegafdeling of polikliniek.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 17
Zorgassistenten of verzorgenden.
Leerlingen en stagiaires die in opleiding zijn tot HBO of MBO-verpleegkundige.
Verpleegkundigen die op basis van een oproepcontract werkzaam zijn.
3.2.2. Interviews
Ter voorbereiding op het opstellen van de internetenquête worden drie semigestructureerde
interviews afgenomen bij geriatrieverpleegkundigen die werkzaam zijn op een geriatrische
verpleegafdeling en/of polikliniek van een ziekenhuis. Deze verpleegkundigen zijn benaderd via
connecties binnen het netwerk van de onderzoekers.
3.3 Respons
Om een zo goed mogelijke respons te verkrijgen worden de volgende aspecten toegepast bij het
ontwikkelen en verspreiden van de internetenquête: (Saunders, Lewis & Thornhill, 2008)
Het beschrijven van het doel van de enquête.
Duidelijke structuur en indeling van de enquête.
Zorgen voor korte en eenduidige vragen.
Zoveel mogelijk gesloten vragen stellen.
Het invullen mag niet meer dan twintig minuten in beslag nemen.
Een internetenquête heeft een groot bereik en zal daarom via een link in een mail onder de
respondenten verspreid worden (Verhoeven, 2007).
De enquête moet op elk moment van de dag via de computer gemaakt kunnen worden.
Er zullen twee boeken worden verloot onder de respondenten om de individuele motivatie
te vergroten.
3.4 Methode van dataverzameling
3.4.1. Literatuuronderzoek
Het doel van het literatuuronderzoek is drieledig. Ten eerste is er literatuuronderzoek verricht voor
een eerste oriëntatie op het onderwerp en de beschikbaarheid van literatuur: het vooronderzoek.
Ten tweede is er gebruik gemaakt van onderzoeksliteratuur om de onderzoeksopzet en methode te
verantwoorden en te beargumenteren. Het derde doel van het literatuuronderzoek is om een
onderbouwd antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag. Aangezien er nog weinig bekend is
over begeleiding van mantelzorgers in de ziekenhuissituatie, wordt hierbij gebruik gemaakt van
primaire literatuur (Verhoeven, 2007). Verder zal er ook secundaire literatuur worden gebruikt voor
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 18
het beschrijven van de huidige situatie van Nederlandse mantelzorgers en wat daarin belangrijke
aandachtspunten zijn voor verpleegkundigen.
3.4.2. Internetenquête
Het doel van de enquête is om informatie te verzamelen over hoe de geriatrieverpleegkundigen
omgaan met mantelzorgers. Er is voor enquêtering via het internet gekozen, omdat op deze manier
een grote groep respondenten kan worden bereikt. De enquête zal grotendeels bestaan uit gesloten
vragen waarbij de antwoorden middels een meerkeuze systeem ingevuld kunnen worden.
De antwoorden kunnen in verschillende categorieën verdeeld worden: (Saunders et al., 2008)
Mening; geeft aan hoe respondenten over iets denken.
Gedrag; geeft informatie over wat de respondenten doen.
Kenmerk; gegevens over de kenmerken van de respondent.
De enquêtevragen worden opgesteld aan de hand van de literatuurstudies en de verkregen
informatie uit de interviews. Hierbij zal ook het SOFA-model als richtlijn gebruikt worden. Dit model
beschrijft de wijze waarop verpleegkundigen kunnen inspelen op de rollen die mantelzorgers
vervullen. Daarnaast is er een enquête beschikbaar van een eerder onderzoek wat betrekking had op
de mantelzorger en de praktijkondersteuner van de huisarts. Dat onderzoek had ook een
explorerend doel en een aantal vragen hiervan zouden tevens in dit onderzoek relevant kunnen zijn.
3.5 Validiteit
Er zal op verschillende manieren worden gestreefd naar een zo hoog mogelijke validiteit van het
onderzoek. Hiermee wordt de geldigheid van het onderzoek bedoeld, dat er ook daadwerkelijk
gemeten wordt wat er beoogd is om te meten (Verhoeven, 2007; Baarda & De Goede, 2001).
Door het opstellen van inclusie- en exclusiecriteria wordt de populatievaliditeit verhoogd
(Verhoeven, 2007). De inclusie- en exclusiecriteria zijn opgesteld om een onderzoekspopulatie
te selecteren die de rest van de doelgroep kan vertegenwoordigen en die veel raakvlakken
heeft met de inhoud van de onderzoeksvraag. Op deze manier wordt de kans groter dat men
meet wat men wil meten en dat de onderzoeksresultaten geldig en generaliseerbaar zijn.
De enquêtevragen worden opgesteld op basis van zowel literatuuronderzoek als kwalitatief
onderzoek uit de praktijk. Dit verhoogt de validiteit van de enquête.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 19
3.6 Betrouwbaarheid
Op de volgende manieren wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot:
Toepassing van triangulatie doordat er zowel kwalitatieve als kwantitatieve
dataverzamelingsmethoden worden gebruikt (Verhoeven, 2007).
De inhoud en opzet van de internetenquête wordt gecontroleerd door deskundigen van het
Expertisecentrum Mantelzorg.
De interviews worden uitgevoerd door één persoon zodat dit steeds op dezelfde manier
wordt gedaan.
De interviews worden opgenomen op band en letterlijk uitgetypt in een verbatim. De ruwe
bestanden worden bewaard voor eventuele heranalyse (Verhoeven, 2007).
Door gebruik te maken van een internetenquête is er een groot bereik van respondenten.
Hoe groter de steekproef, des te nauwkeuriger kan men een uitspraak doen (Schreuder Peters,
2008; Verhoeven, 2007).
Tijdens de interviews en in de enquête worden de gebruikte begrippen verhelderd en
uitgelegd, om ervoor te zorgen dat alle respondenten hetzelfde onder de gesprekspunten
verstaan.
Het analyseren van de enquêtes wordt uitgevoerd door alle onderzoekers. Zij doen dit
samen, zodat dezelfde werkwijze wordt gehandhaafd en met meerdere personen tegelijk
wordt gekeken naar de juistheid van de analyses.
Er wordt een logboek bijgehouden waarin belangrijke beslissingen, activiteiten en
leermomenten van de onderzoekers beschreven en verantwoord worden (Verhoeven, 2007).
Door gebruik te maken van een internetenquête worden gegevens rechtstreeks in een
databestand ingevoerd, waardoor er nauwelijks fouten in de verwerking optreden
(Verhoeven, 2007).
3.7 Gegevensanalyse
3.7.1. Internetenquêtes
De gegevens die uit de enquêtes zijn verkregen, worden kwantitatief geanalyseerd via het
programma SPSS 18.0. Het voordeel van een internetenquête is dat de gegevens direct naar een
dataset getransporteerd kunnen worden. Op deze manier worden invoerfouten voorkomen.
Afhankelijk van de soort variabele wordt er gekozen voor een bijpassende test. Er wordt gekeken of
de variabelen invloed op elkaar hebben door dit te controleren middels een kruisingstabel waarbij
een mogelijke verschil getoetst wordt met chi-square (Saunders et al., 2008). De gegevens zullen leiden
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 20
tot resultaten die beschreven zullen worden in percentages, frequenties en verschillen tussen
variabelen, al dan wel of niet significant met een 95% betrouwbaarheidsinterval.
De verschillende antwoordmogelijkheden van de enquête kunnen in de volgende categorieën
worden ingedeeld: (Saunders et al., 2008; Baarda & De Goede, 2001)
Nominale gegevens: Deze zijn niet numeriek te meten en zijn beschrijvend (zoals
vrouw/man). Hierbij horen ook de ‘anders, namelijk’ antwoorden waarbij de respondenten
zelf iets kunnen invullen dat zij als aanvulling zien op de bestaande antwoordmogelijkheden.
Als er meerdere respondenten hierbij hetzelfde invullen, worden deze antwoorden gelabeld.
Ordinale gegevens: Hierbij krijgt het antwoord een specifieke plaats in een rangorde. Deze
gegevens kunnen ook als kwantificeerbare gegevens worden beschouwd wanneer de ruimte
russen de rangen even groot is.
Kwantificeerbare gegevens: Dit zijn de antwoorden waarbij de waarden als getallen gemeten
kunnen worden. Kwantificeerbare gegevens kunnen geanalyseerd worden door meerdere
statistische methodes.
3.7.2. Semigestructureerde interviews
De interviews worden na opname letterlijk uitgetypt in een verbatim. Deze gegevens worden niet
uitgebreid geanalyseerd door middel van labeling en codering, omdat zij alleen gebruikt worden voor
het opstellen van de internetenquête en als bron voor citaten en casuïstiek. Deze resultaten worden
ook niet opgenomen in de statistieken van de resultaatbeschrijving van het onderzoek.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 21
4. Resultaatbeschrijving
4.1. Responsbeschrijving internetenquête
De internetenquête is verstuurd naar verpleegkundigen die lid zijn van de vakgroep Geriatrie V&VN.
Er is niet exact bekend hoeveel verpleegkundigen lid zijn van deze groep, maar dit wordt door de
V&VN geschat op driehonderd geriatrieverpleegkundigen. Deze groep bestaat uit verpleegkundigen
die in verschillende sectoren binnen de gezondheidszorg werken, zoals de thuiszorg, verzorgings- en
verpleeghuis en het ziekenhuis. Een schatting is dat van de driehonderd verpleegkundigen ongeveer
de helft werkzaam is in het ziekenhuis. Dit zou betekenen dat 150 verpleegkundigen kunnen
deelnemen aan de enquête. Uit de resultaten van de enquête blijkt dat 74 geriatrieverpleegkundigen
de enquête hebben ingevuld. Hiervan zijn zes verpleegkundigen geëxcludeerd, omdat zij niet binnen
het specialisme Geriatrie en/of in een ziekenhuis werken. De uiteindelijke respons is uiteindelijk
gekomen op 68 geriatrieverpleegkundigen, bijna 50% van de totale groep. De verwachting is dat met
dit aantal respondenten een duidelijk beeld geschetst kan worden van de praktijk.
4.2. Resultaatbeschrijving onderzoekspopulatie
Het grootste deel van de 68 verpleegkundigen behoort tot de leeftijdscategorie 20 tot 30 jaar of 50
tot 60 jaar. 73.5% van de respondenten is minder dan 10 jaar werkzaam in het ziekenhuis. Als
vooropleiding heeft 48.5% van de verpleegkundigen HBO Verpleegkunde gedaan en 33.8% deed de
opleiding MBO Verpleegkunde. Het blijkt dat 63.2% van de respondenten de vervolgopleiding
Klinische Geriatrie heeft gedaan en 10.3 % de vervolgopleiding tot Verpleegkundig Specialist
(geïllustreerd in figuur 1).
Figuur 1: Gevolgde vervolgopleiding.
Het merendeel van de respondenten werkt in een algemeen ziekenhuis (82.4%). Een duidelijk kleiner
aantal is werkzaam in een academisch ziekenhuis (13.4%).
51.5% van de geriatrieverpleegkundigen werkt op een geriatrische verpleegafdeling en 45.6% werkt
op een polikliniek in combinatie met consultverlening of werkzaamheden op een verpleegafdeling.
4,4%
63,2%
10,3%
22,1% opleiding intern
opleiding klinische geriatrie
verpleegkundig specialist
geen vervolgopleiding
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 22
4.3. Resultaatbeschrijving internetenquête
In deze paragraaf worden de resultaten van de internetenquête per deelvraag beschreven. Bij
sommige enquêtevragen konden de respondenten meerdere antwoorden invullen, waardoor bij
verschillende resultaten de som van de percentages meer dan 100% kan zijn.
Deelvraag 1. Welke houding hebben geriatrieverpleegkundigen ten opzichte van mantelzorgers?
Op de vraag welke uitspraak het dichtst bij de mening komt van de geriatrieverpleegkundigen over
mantelzorg, antwoordt het merendeel (zie figuur 2) dat zij het vanzelfsprekend vinden dat
familieleden voor elkaar zorgen, behalve als het om een persoon gaat die verder van de
hulpbehoevende afstaat. Daaropvolgend vindt een kwart van de respondenten dat het
vanzelfsprekend is dat mensen in het algemeen voor elkaar zorgen.
Figuur 2: Uitspraken van geriatrieverpleegkundigen over mantelzorg.
De meeste geriatrieverpleegkundigen zien de mantelzorger als een onderdeel van het welzijn van de
patiënt (51.5%). Een kleiner aantal geeft aan dat zij met name vanuit het oogpunt van de patiënt
handelen, maar dat zij daarbij de mantelzorger wel nodig hebben (20.6%). Een ander houdingsaspect
dat naar voren komt is dat geriatrieverpleegkundigen tijd maken voor de mantelzorger en zijn/haar
behoeftes (19.1%).
Als er sprake is van tegenstrijdige belangen tussen mantelzorger en patiënt, staat bij de helft van de
respondenten de patiënt centraal, maar verwijzen zij de mantelzorger wel door voor ondersteuning
naar andere hulpverleners/instanties (50%). Verder geven veel geriatrieverpleegkundigen aan zelf de
tegenstrijdige belangen tussen mantelzorger en patiënt te bespreken en samen tot een afspraak te
komen (35.3%). Een groot deel van de respondenten geeft aan dat zij zelf mantelzorger zijn (40.3%)
en meer dan de helft van deze groep is van mening dat dit invloed heeft op hoe zij met
mantelzorgers omgaan.
26,9%
44,8%
20,9%
7,5% vanzelfsprekend dat mensen voor elkaar zorgen
vanzelfsprekend dat familieleden voor elkaar zorgen, maar niet mensen die verder van de patiënt afstaan
Mantelzorg is positief maar eiegenlijk de taak van een professional
niet verstandig dat mensen veel opgeven om te zorgen
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 23
Deelvraag 2. In hoeverre hebben de geriatrieverpleegkundigen kennis van mantelzorgers?
De meeste geriatrieverpleegkundigen (58.8%) geven aan dat er in de opleiding beperkt aandacht is
besteed aan mantelzorg(ondersteuning), terwijl een grote groep (39.9%) juist aangeeft dat het
onderwerp mantelzorger uitgebreid in de opleiding aanbod is gekomen. Daarom is er gekeken of het
verschil maakt of de geriatrieverpleegkundigen wel of geen vervolgopleiding hebben gedaan
(weergegeven in tabel 2). Hieruit blijkt dat er meer aandacht in de vervolgopleiding is besteed aan
mantelzorgondersteuning. Dit verschil is significant getest middels chi-square met een p-waarde van
0.008 bij een 95% betrouwbaarheidsinterval.
Tabel 2: Vervolgopleiding en de mate van aandacht voor mantelzorgondersteuning in de opleiding.
Ja, vervolgopleiding Klinische Geriatrie/ Verpleegkundig
Specialist (%)
Geen vervolgopleiding (%)
Ja, uitgebreid 51 11.1
Ja, beperkt 46.9 88.9
Nee 2.0 0.0
Er is gevraagd wat de geriatrieverpleegkundigen onder mantelzorg verstaan waarbij zij konden kiezen
uit meerdere definities. Het is opvallend dat de meeste respondenten kiezen voor een uiterste
(weergegeven in tabel 3).
Tabel 3: Definitie van mantelzorg gekozen door de geriatrieverpleegkundigen. (%)
Mantelzorgers zijn mensen die zorg verlenen aan hun partner, familie, vrienden en andere naasten
met wie zij een sociale relatie hebben.
40.3
Mantelzorgers zijn mensen die extra zorg verlenen aan partner, familie, vrienden en andere naasten
met wie zij een sociale relatie hebben. Het gaat hierbij niet om de gebruikelijke zorg die mensen
voor elkaar hebben zoals een boodschap doen of meegaan naar hulpverleners maar om extra
minder alledaagse zorg.
17.9
Mantelzorgers zijn mensen die langdurig en intensief zorgen voor hun partner, familie, vrienden en
andere naasten met wie zij een sociale relatie hebben. Zij besteden wekelijks velen uren aan
verschillende zorgtaken zoals vaak het geval is bij dementie of terminale zorg.
41.8
Daarnaast konden de respondenten inschatten wat het percentage is van ernstig (over)belaste
mantelzorgers in Nederland. De meeste geriatrieverpleegkundigen (75%) schatten dit percentage op
meer dan 25%. De respondenten is ook gevraagd om uit verschillende casussen een inschatting te
maken bij welk type mantelzorger het risico op (over)belasting het grootst is. Zoals is weergegeven in
tabel 4 herkent het merendeel van de respondenten de situatie met het grootste risico op
(over)belasting (de omschrijving in het groen).
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 24
Tabel 4: Casussen van mantelzorgers waarbij het risico op (over)belasting groot kan zijn.
Deelvraag 3. In hoeverre zijn geriatrieverpleegkundigen bekend met de verschillende rollen die
mantelzorgers kunnen vervullen richting patiënt en verpleegkundige?
De meeste geriatrieverpleegkundigen geven aan (geïllustreerd in figuur 3) dat zij de mantelzorger in
de eerste plaats zien als iemand die een persoonlijke relatie (partner, ouder, kind) heeft met de
patiënt of als ervaringsdeskundige op het gebied van de zorgvraag van de patiënt.
Figuur 3: De geriatrieverpleegkundigen vinden dat de mantelzorger in eerste instantie…
Vrijwel alle respondenten zijn zich bewust van de rollen die de mantelzorger kan vervullen (91.2%).
Bij de vraag wat de geriatrieverpleegkundigen als hun taak zien op het gebied van mantelzorg,
volgens het SOFA-model, worden de taken ‘afstemmen van zorg’ en ‘het ondersteunen van de
mantelzorger’ het meest gekozen (zie figuur 4).
33,8%
26,5%
14,7%
19,1%
1,5%
0,0%
5,0%
10,0%
15,0%
20,0%
25,0%
30,0%
35,0%
40,0% Een partner, ouder, kind of een andere persoonlijke relatie is met de patiënt en dat zij die rollen ten opzichte van elkaar moeten kunnen behouden.Een ervaringsdeskundige is op het gebied van de zorgvrager en diens zorgbehoefte.
Een gelijkwaardige partner in zorg is, zij het met een ander perspectief.
Een persoon is met mogelijk zelf een hulpvraag door de zorgtaken die hij/zij op zich heeft genomen.
overige
(%)
Vrouw, 40 jaar, getrouwd, 1 kind, parttime baan als verzorgende. Zij heeft nog vijf broers en zussen
en met elkaar zorgen ze voor hun moeder die een CVA heeft gehad en nog thuis woont.
5.9
Vrouw, 65 jaar, heeft vroeger in de zorg gewerkt. Haar echtgenoot lijdt aan een chronische
longziekte waarvoor hij haar hulp nodig heeft bij de persoonlijke verzorging. Onlangs is bij haar
enige zus (70 jr.), die vier straten verderop woont, de diagnose Alzheimer vastgesteld.
94.1
Man, 50 jaar, werkt 28 uur per week, gaat 2x in de week op bezoek bij zijn broer die een
verstandelijke beperking heeft en in een instelling woont.
0.0
Man, 30 jaar, samenwonend, heeft een fulltime baan als ICT’er. Hij heeft goed contact met zijn
buurman van 65 jaar, weduwnaar, die slecht ter been is na een heupoperatie.
0.0
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 25
Figuur 4: De taken die de geriatrieverpleegkundigen als hun taak zien op het gebied van mantelzorgondersteuning (volgens SOFA-model).
Deelvraag 4. Op welke manier houden geriatrieverpleegkundigen rekening met de vier rollen die
mantelzorgers kunnen vervullen: persoonlijke relatie, expert, partner in de zorg en hulpvrager?
Het grootste deel van de geriatrieverpleegkundigen behoudt de persoonlijke relatie tussen
mantelzorger en de patiënt (faciliteren) door de gewoontes van de patiënt en de mantelzorger te
respecteren. De antwoordmogelijkheden ‘zorgen voor gastvrijheid’ en ‘het aanmoedigen van de
mantelzorger om samen met de patiënt leuke dingen te doen’ zijn ook vaak gekozen (zie figuur 5).
Figuur 5: De manier waarop geriatrieverpleegkundigen de persoonlijke relatie tussen patiënt en mantelzorger behouden.
In de tweede rol (de mantelzorger als ervaringsdeskundige) stemmen de meeste
geriatrieverpleegkundigen de zorg af met de mantelzorger door: het vragen van belangrijke
persoonlijke informatie over de patiënt (52.9%), het zorgen voor regelmatig contact met de
mantelzorger (47%) en het goed overleggen met de mantelzorger in lastige situaties (41.2%).
Daarnaast werden het ‘rekening houden met de verwachtingen van patiënt en mantelzorger’ (32.3%)
en het ‘serieus nemen van klachten van mantelzorgers’ (26.5%) ook regelmatig gekozen.
47,0%
75,0%
48,5%
5,9%
70,6%
0,0%
20,0%
40,0%
60,0%
80,0%
behouden van de persoonlijke relatie tussen mantelzorger en patiënt.
afstemmen van de zorg met de mantelzorger.
samenwerken in de zorgverlening met de mantelzorger.
combinatie van antwoorden
ondersteunen van de mantelzorger.
33,8%
17,6%
75,0%
5,9%8,8%
4,4%8,8%
50,0%
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0%
door de mantelzorger aan te moedigen samen met patiënt leuke dingen te blijven doen.
door de mantelzorger aan te moedigen om familierituelen voort te zetten na opname.
door het respecteren van de gewoontes van de patiënt en de mantelzorger.
door te zorgen voor koffie/thee en maaltijden voor mantelzorgers tijdens de ziekenhuisopname.
door te zorgen voor overnachtingsmogelijkheden voor mantelzorgers.
overige
communicatie tussen geriatrieverpleegkundigen en mantelzorger.
door te zorgen voor gastvrijheid voor mantelzorgers.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 26
Vervolgens, werken de geriatrieverpleegkundigen in de derde rol (partner in de zorg) het meest
samen met de mantelzorger door wederzijdse informatie-uitwisseling over de zorgverlening en ziekte
van de patiënt. Daarnaast werken zij samen met de mantelzorger door duidelijk aan te geven bij wie
de mantelzorger terecht kan voor vragen, geïllustreerd in figuur 6.
Figuur 6: De manier waarop de geriatrieverpleegkundigen samenwerken met de mantelzorger.
In de vierde rol van de mantelzorger (als hulpvrager) ondersteunen de geriatrieverpleegkundigen de
mantelzorgers het meest op de volgende manieren: het signaleren van (over)belasting bij
mantelzorgers (57.3%), het aanreiken van tips aan mantelzorgers over hoe zij de zorg vol kunnen
houden (55.9%) en door het verwijzen naar voorzieningen voor mantelzorgondersteuning (51.5%).
Andere respondenten geven aan dat zij ‘het geven van informatie en advies’ en ‘het regelmatig
vragen hoe het met de mantelzorger gaat’ ook als interventie zien (42.6%).
Deelvraag 5. In welke mate zijn geriatrieverpleegkundigen bekend met problemen die
mantelzorgers kunnen ervaren?
De resultaten van de kennisvragen betreffende (over)belasting zijn al beschreven bij deelvraag 2 en
worden daarom niet nogmaals beschreven.
Alle respondenten herkennen problemen bij mantelzorgers. De geriatrieverpleegkundigen
herkennen (zie figuur 7) voornamelijk psychische klachten bij mantelzorgers gevolgd door
lichamelijke klachten.
Figuur 7: Problemen die geriatrieverpleegkundigen herkennen bij mantelzorgers.
11,8%17,6%
25,0%
79,4%
60,3%
1,5%
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0%
90,0%door het betrekken van mantelzorgers bij het invullen en uitvoeren van het zorgproces.
door het betrekken van mantelzorgers bij het evalueren van de zorg en ondersteuning.
door het vragen naar wat een mantelzorger wel en niet wil doen aan zorgtaken gedurende opname.
door wederzijdse informatie-uitwisseling over de zorgverlening en ziekteproces van de patiënt.
door duidelijk aan te geven bij wie de mantelzorger terecht kan voor vragen.
door de mantelzorger te betrekken bij de dagelijkse verzorging.
47,70%
60,30%
2,90%0% 22,10%
lichamelijke klachten (rug- en nekklachten, hoge bloeddruk,)
psychische klachten (verlies van concentratie, depressieve symptomen)gedragsmatige klachten (rusteloosheid, meer roken en drinken etc.)
ik zie geen problemen bij mantelzorgers
combinatie van antwoorden
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 27
Deelvraag 6. Op welke manier besteden geriatrieverpleegkundigen aandacht aan het vroegtijdig
opsporen van mantelzorgers en het signaleren van mogelijke (over)belasting?
Het merendeel van de geriatrieverpleegkundigen brengt de mantelzorger in kaart (67.6%). De
overige respondenten geven aan dit niet of nauwelijks te doen. De meeste verpleegkundigen die de
mantelzorger wel in kaart brengen maken hierbij gebruik van het anamneseformulier. Een andere
manier die vaak genoemd wordt is het ‘extra vragen naar de mantelzorger tijdens de intake’
(uiteengezet in figuur 8).
Figuur 8: De manier waarop geriatrieverpleegkundigen de mantelzorger in kaart brengen.
Bijna alle geriatrieverpleegkundigen besteden aandacht aan het signaleren van (over)belasting bij
mantelzorgers (92.6%). Op de vraag op welke manier zij (over)belasting signaleren bij mantelzorgers,
werden de volgende drie opties (geïllustreerd in figuur 9) het meest genoemd: het observeren van de
mantelzorger of deze signalen van (over)belasting vertoont, de mantelzorger apart nemen voor een
gesprek en gebruik maken van het ‘niet pluis gevoel’.
Figuur 9 : De manier waarop geriatrieverpleegkundigen (over)belasting signaleren bij mantelzorgers.
68,9%
42,6%
11,5%6,6%
11,5%
3,3%
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0% het is een onderdeel van het anamneseformulier.
bij de intake vraag ik extra naar eventuele mantelzorger(s).
gedurende de opname kom ik de mantelzorger(s) vanzelf tegen.
het is een onderdeel van een protocol of richtlijn die gebruikt wordt.
de mantelzorger vult een formulier in over de thuissituatie van patiënt en mantelzorger.
overige
53,7%
7,5%
68,7%
26,9%
64,2%
19,1%
13,4%
3,0%
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0%ik maak gebruik van mijn ‘niet pluis gevoel’.
ik maak gebruik van een richtlijn of protocol.
ik observeer de mantelzorger of deze signalen van (over)belasting vertoont.
ik vraag de patiënt hoe het thuis gaat.
ik neem de mantelzorger even apart om te vragen hoe het met hem of haar gaat.
ik vraag de mantelzorger om een vragenlijst voor mantelzorgbelasting in te vullen (de EDIZ of de CSI).
ik vraag de mantelzorger om een vragenlijst in te vullen over de thuissituatie.
ik vraag bij allochtone mantelzorgers extra goed door omdat de belasting minder zichtbaar wordt geuit.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 28
Deelvraag 7. Welke houding hebben geriatrieverpleegkundigen ten opzichte van het (preventief)
ondersteunen van mantelzorgers?
Alle geriatrieverpleegkundigen vinden mantelzorgondersteuning nuttig (zie figuur 10). De meeste
geriatrieverpleegkundigen geven daarvoor als belangrijkste reden dat zij het nut van
mantelzorgondersteuning inzien, omdat de mantelzorger hierdoor beter kan zorgen voor de patiënt.
Daarnaast noemt 31.8% van de respondenten als reden dat op deze manier kan worden voorkomen
dat de mantelzorger (over)belast raakt.
Figuur 10: Het nut van mantelzorgondersteuning met de belangrijkste redenen.
Vrijwel alle verpleegkundigen (97%) geven aan dat zij (alle) mantelzorgers zelf proberen te
benaderen. De overige geriatrieverpleegkundigen benaderen alleen die mantelzorgers waarvan zij de
indruk hebben dat ze overbelast zijn.
Bijna alle respondenten vinden dat zij zich goed in de mantelzorger kunnen verplaatsen. De helft
(geïllustreerd in figuur 11) geeft aan dat dit komt doordat zij gedegen kennis en ervaring hebben met
mantelzorgers. Een andere grote groep vindt dat zij zich net zo goed in de mantelzorger kunnen
verplaatsen als een andere zorgverlener binnen de Geriatrie.
Figuur 11: Redenen waarom geriatrieverpleegkundigen zich goed in de mantelzorger kunnen verplaatsen.
13,6%
1,5%
39,9%
12,1%
1,5%
31,8%
0,0%
5,0%
10,0%
15,0%
20,0%
25,0%
30,0%
35,0%
40,0%
45,0%beter kunnen zorgen voor de patiënt
meer tijd overhouden voor andere taken
patiënt en mantelzorger beter geinformeerd
betere samenwerking tussen verpleegkundige, patiënt en mantelzorgerpatiënt kan mogelijk eerder met ontslag
de mantelzorger niet overbelast raakt
nee, ik zie het nut niet.
16,90%
50,80%
30,80%
0%1,50%
0% 0%
0%
ja, want ik ben zelf mantelzorger.
ja, want ik heb gedegen kennis en ervaring met mantelzorg(ers). ja, ik denk net zoveel als een andere zorgverlener binnen de geriatrie.ja, anders…
nee, ik ben zelf geen mantelzorger dus ik weet niet hoe zij zich voelen.nee, ik heb onvoldoende kennis en ervaring met mantelzorg(ers).nee, ik ben me er niet bewust van.
nee, anders…
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 29
Deelvraag 8. Welke vaardigheden gebruiken geriatrieverpleegkundigen in de (preventieve)
mantelzorgondersteuning?
De beschrijving van de vaardigheden die geriatrieverpleegkundigen gebruiken binnen de vier rollen
van het SOFA-model, is al opgenomen bij deelvraag 4. Deze worden daarom niet nogmaals
beschreven.
Op vier verpleegkundigen na verwijzen alle geriatrieverpleegkundigen de mantelzorger door naar
een hulpverlener en/of voorziening. Bijna de helft (47%) verwijst door naar een Steunpunt
Mantelzorg en een iets kleiner percentage (33.8%) verwijst door naar maatschappelijk werk.
Op de vraag welke knelpunten de verpleegkundigen ervaren in het vroegtijdig opsporen, signaleren
van problemen en het ondersteunen van mantelzorgers, antwoordt 26.5% van de respondenten dat
zij geen knelpunten ervaren. 79.5% van de verpleegkundigen geeft aan dat zij wel moeite hebben
met deze drie vaardigheden, omdat zij geen zicht hebben op de werkelijke thuissituatie, te weinig tijd
hebben, of een bruikbaar instrument/methodiek missen om (over)belasting te meten.
Tevens is de vraag gesteld of de geriatrieverpleegkundigen behoefte hebben aan extra
ondersteuning bij het onderwerp mantelzorg, waarop 27.9% van de respondenten met ‘nee’
antwoordt. Het grootste aantal van de verpleegkundigen die hier wel behoefte aan heeft, wil dit in
de vorm van meetinstrumenten, om (over)belasting van mantelzorgers op te sporen. Daarnaast
wordt een training in het ondersteunen van mantelzorgers (uiteengezet in figuur 12) vaak genoemd.
Figuur 12: De mate waarin geriatrieverpleegkundigen extra behoefte aan ondersteuning hebben rondom mantelzorgondersteuning.
Deelvraag 9. In hoeverre is (preventieve) mantelzorgondersteuning in ziekenhuizen relevant voor
de maatschappij?
De respondenten is gevraagd te kiezen uit meerdere uitspraken over de relevantie van
mantelzorgondersteuning en de invloed op de maatschappij, geïllustreerd in figuur 13. Hierbij vinden
27,9%
4,4%
7,4%
14,7%
26,5%
11,8%
7,4%
nee
ja, in de vorm van training in vaardigheden om mantelzorgers vroegtijdig op te sporen.
ja, in de vorm van training in vaardigheden voor het signaleren van problemen door mantelzorg.
ja, in de vorm van training in het ondersteunen van mantelzorgers.
ja, in de vorm van meetinstrumenten om (over)belasting door mantelzorg op te sporen.
ja, in de vorm van meer inzicht in de sociale kaart.
ja, algemeen meer infomatie welkom
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 30
de meeste geriatrieverpleegkundigen dat samenspel tussen mantelzorger en professionele zorg
noodzakelijk is om de zelfredzaamheid en de autonomie van de patiënt zo lang mogelijk te
waarborgen. Daarnaast vindt een kleinere groep geriatrieverpleegkundigen ook dat middels goede
mantelzorgondersteuning voorkomen wordt dat de mantelzorger zelf een patiënt wordt, wat
bijkomende kosten tot gevolg kan hebben.
Figuur 13: Gekozen uitspraken over de relevantie van mantelzorgondersteuning en de invloed op de maatschappij.
Deelvraag 10. In hoeverre is er verschil in de wijze van (preventieve) mantelzorgondersteuning
door geriatrieverpleegkundigen die werkzaam zijn op de verpleegafdelingen en poliklinieken?
Het grootste deel van de geriatrieverpleegkundigen vindt dat er verschil is in de wijze van
mantelzorgondersteuning op de polikliniek en verpleegafdeling (80.9%). Een groot deel van de
respondenten geeft aan dat er op de polikliniek meer tijd is voor gesprekken met de mantelzorger en
patiënt (geïllustreerd in figuur 14). Opvallend is dat een ander groot deel van de ondervraagden vindt
dat er juist op de verpleegafdeling meer tijd is voor ondersteuning van mantelzorgers, omdat de
patiënt en familie langer worden gezien.
7,3%
36,8%
19,1%17,6%
8,8%
25,0%
75,0%
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0% patiënten kunnen mogelijk eerder met ontslag wat minder geld kost.
door goede mantelzorgondersteuning voorkom je dat er achter de patiënt nog een patiënt ontstaat, met de bijkomende kosten als gevolg.
het kost veel geld om de zorg van mantelzorgers over te nemen dus moeten zij ondersteunt worden om niet overbelast te raken.
door de mantelzorger onderdeel te maken van het zorgproces versterken verpleegkundige en mantelzorger elkaar.
de patiënt en de mantelzorger worden betrokken bij het zorgproces en zijn zo beter geïnformeerd waardoor de samenwerking met het ziekenhuis beter verloopt.
allochtone mantelzorgers zorgen veel waardoor de integratie en eigen ontwikkeling achterblijft.
door vergrijzing worden steeds meer ouderen opgenomen en om een heropname te voorkomen/uit te stellen, is het van belang de mantelzorger te ondersteunen om eerder ontslag mogelijk te maken.
om de autonomie en zelfredzaamheid van een patiënt zo lang mogelijk te bewaren is een goed samenspel tussen de mantelzorger en de professionele zorg noodzakelijk.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 31
Figuur 14: De mate van verschil in mantelzorgondersteuning tussen polikliniek en verpleegafdeling.
56.7% van de geriatrieverpleegkundigen geeft aan dat er geen verschil is in kennis tussen de
verpleegkundigen van de polikliniek en de verpleegafdeling. Daarnaast noemen de respondenten wel
verschillen tussen de afdelingen met betrekking tot het takenpakket van de
geriatrieverpleegkundige: 13.4% geeft aan dat mantelzorgondersteuning op de polikliniek tot het
takenpakket behoort, terwijl 10.4% aangeeft dat dit juist voor de verpleegafdeling geldt.
Bij het antwoord op de vraag wat de geriatrieverpleegkundigen als hun taak zien op het gebied van
mantelzorgondersteuning, kiezen meer verpleegkundigen van de polikliniek voor het antwoord ‘het
behouden van de persoonlijke relatie tussen mantelzorger en patiënt’ dan de
afdelingsverpleegkundigen. Dit is getest op significant verschil middels chi-square. De uitkomst was
significant bij een p-waarde van 0.003 bij een 95% betrouwbaarheidsinterval. Bij de overige
antwoordmogelijkheden van deze vraag zijn geen belangrijke verschillen te zien (weergegeven in
tabel 5).
Tabel 5: De taken van de geriatrieverpleegkundige op het gebied van mantelzorg.
Polikliniek (%) Verpleegafdeling Geriatrie (%)
Behouden van de persoonlijke relatie 64.5 28.6
Afstemmen van de zorg met mantelzorger 83.9 68.6
Samenwerken in de zorgverlening met
mantelzorger
51.6 48.6
Ondersteunen van de mantelzorger 77.4 62.9
Combinatie 3.2 2.9
Er is geen duidelijk verschil waarneembaar in de manier waarop de verpleegkundigen van de
polikliniek en verpleegafdeling de persoonlijke relatie tussen mantelzorger en patiënt behouden (zie
bijlage 5, tabel 11).
30,9%
25,0%
14,7%
10,3%
19,1%
op de polikliniek is er meer tijd voor uitgebreide gesprekken met mantelzorger en de patiënt.
op de verpleegafdelingen is meer tijd voor ondersteuning doordat de patiënt en familie langer worden gezien.
op de polikliniek komen minder acuut zieke patiënten en de verpleegkundigen kunnen zich daardoor meer richten op de patiënten en hun naasten.
op de verpleegafdeling zijn de verpleegkundigen veel meer gericht op het ontslag van de patiënt naar huis en hebben daarom meer oog voor de mantelzorger.
nee, ik denk dat er geen verschil is.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 32
De verpleegkundigen van de polikliniek kiezen bij de vraag hoe zij samenwerken met de
mantelzorger, vaker voor het antwoord ‘doorvragen naar wat de mantelzorger wel en niet wil doen
aan zorgtaken gedurende opname’ dan de afdelingsverpleegkundigen (weergegeven in tabel 6). Er is
geen significant verschil aangetoond met behulp van chi-square.
Tabel 6: hoe werkt u samen met de mantelzorger?
Polikliniek (%) Verpleegafdeling Geriatrie (%)
Betrekken van de mantelzorger bij het
invullen en uitvoeren van het zorgproces
9.7 14.3
Betrekken van de mantelzorger bij het
evalueren van de zorg en ondersteuning
9.7
22.9
Doorvragen naar wat de mantelzorger wel
en niet wil doen aan zorgtaken gedurende
opname
35.5 17.1
Door wederzijdse informatie-uitwisseling
over de zorg verlening en het ziekteproces
van de patiënt
77.4 82.9
Door duidelijk aan te geven bij wie de
mantelzorger terecht kan voor vragen
58.1 62.9
Door de mantelzorger te betrekken bij de
dagelijkse verzorging
0 2.9
Op de vraag welke taken de respondenten het meest van toepassing vinden op hun werkzaamheden
kozen de meeste geriatrieverpleegkundigen van de polikliniek voor zowel het signaleren,
ondersteunen als doorverwijzen van mantelzorgers. Bij de afdelingsverpleegkundigen is dit meer
verdeeld. De meeste geriatrieverpleegkundigen van de afdeling kiezen ook voor de optie waarbij ze
zowel het signaleren, ondersteunen en doorverwijzen als hun taak zien. Echter, er zijn ook een aantal
verpleegkundigen van de verpleegafdeling die alleen het signaleren van toepassing vinden op hun
werkzaamheden en dat het doorverwijzen van de mantelzorger een taak is van een andere discipline,
zie tabel 7. Het waarneembare verschil tussen polikliniek en verpleegafdeling is significant getest
middels chi-square met een p-waarde van 0.039 bij een 95% betrouwbaarheidsinterval.
Dit wordt versterkt door het volgende citaat: ‘Ondersteuning van mantelzorgers is en blijft een taak
van de geriatrieverpleegkundige, echter belangrijk is m.i. dat je hier wel oog voor hebt en een gesprek
durft aan te gaan, zonder meteen over doorverwijzing e.d. te praten’ (uitspraak van
geriatrieverpleegkundige, werkzaam op een verpleegafdeling. Afkomstig uit het kwalitatieve gedeelte van de
internetenquête, zie bijlage 6).
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 33
Op de vraag of er in de opleiding aandacht wordt besteed aan het onderwerp mantelzorg, is te zien
in tabel 7 dat het antwoord van invloed is op het wel of niet volgen van een vervolgopleiding. Hieruit
blijkt dat er meer aandacht in de vervolgopleiding is besteed aan mantelzorgondersteuning. Dit
verschil is significant getest middels chi-square met een p-waarde van 0.008 bij een 95%
betrouwbaarheidsinterval.
Tabel 7: Wel of geen vervolgopleiding en de mate van aandacht aan mantelzorgondersteuning in de opleiding
Ja, vervolgopleiding Klinische Geriatrie/ Verpleegkundig
Specialist (%)
Geen vervolgopleiding (%)
Ja, uitgebreid 51 11.1
Ja, beperkt 46.9 88.9
Nee 2.0 0.0
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 34
5. Conclusies
De onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘Besteden geriatrieverpleegkundigen in het ziekenhuis aandacht
aan de verschillende rollen die mantelzorgers vervullen en vanuit welke kennis, houding en
vaardigheden ondersteunen zij de mantelzorgers?’
Rollen van mantelzorgers
Vrijwel alle geriatrieverpleegkundigen zijn bekend met de verschillende rollen die mantelzorgers
kunnen vervullen. Echter, zij kunnen deze rollen niet altijd koppelen aan de bijbehorende
verpleegkundige taken volgens het SOFA-model. De geriatrieverpleegkundigen zien bijvoorbeeld de
rol van ‘hulpvrager’ als minder belangrijk, terwijl zij de bijbehorende taak ‘ondersteunen’ wel
belangrijk vinden. Een andere tegenstelling is dat de rol “persoonlijke relatie” door de respondenten
als belangrijk wordt gezien, terwijl zij de bijbehorende taak “faciliteren” minder van belang vinden.
De geriatrieverpleegkundigen vinden de rol ‘ervaringsdeskundige’ evenals de bijhorende taak
‘afstemmen van de zorg’ allebei belangrijk. Echter, de rol van ‘partner in zorg’ en de taak
‘samenwerken’ zien zij als minder belangrijk. Dit is opvallend, blijkbaar werkt de
geriatrieverpleegkundige niet vaak samen met de mantelzorger. In het beroepsdeelprofiel van de
geriatrieverpleegkundige wordt dit juist wel als competentie vermeld (zie bijlage 1, hoofdstuk 3).
De geriatrieverpleegkundigen houden op verschillende manier rekening met de rollen van de
mantelzorger:
De rol van partner/kind: het respecteren van de gewoontes van de patiënt en de
mantelzorger.
De rol van ervaringsdeskundige: het informeren naar relevante persoonlijke informatie over
de patiënt en het zorgen voor regelmatig contact met de mantelzorger.
De rol van partner in de zorg: wederzijdse informatie-uitwisseling over de zorgverlening en
ziekte van de patiënt en het bieden van duidelijkheid over wie het aanspreekpunt is voor de
mantelzorger. Hierbij is het wederom opvallend dat maar weinig verpleegkundigen de
mantelzorgers betrekken bij het invullen en uitvoeren van het zorgproces en de persoonlijke
verzorging, bijvoorbeeld het wassen en aankleden. Hierbij kunnen verschillende
opmerkingen geplaatst worden. Enerzijds kan verondersteld worden dat de
verpleegkundigen dit doen omdat zij de mantelzorgers willen ontlasten. Anderzijds is het
juist een goede mogelijkheid voor de verpleegkundigen om de mantelzorgers tips te kunnen
geven in het uitvoeren van de zorg.
De rol van hulpvrager: het signaleren van (over)belasting bij mantelzorgers, het aanreiken
van tips aan mantelzorgers over hoe zij de zorg vol kunnen houden en het doorverwijzen
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 35
naar voorzieningen voor mantelzorgondersteuning. Wat opvalt is dat de optie ‘het geven van
emotionele steun’ maar door enkele verpleegkundigen wordt gekozen. Terwijl deze vorm
van ondersteuning in de literatuur als belangrijk wordt beschreven (zie hoofdstuk 2, bijlage
1). Dit geldt ook voor het inschakelen van het sociale netwerk van de patiënt. Eerder
onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat het delen van de zorg met andere mantelzorgers
leidt tot minder (over)belasting (De Boer et al., 2009).
Kennis
De meeste geriatrieverpleegkundigen hebben kennis van mantelzorg. Zij weten dat (over)belasting
bij veel mantelzorgers voorkomt. Ook kunnen zij de mantelzorger met het grootste risico op
(over)belasting herkennen. Echter, opvallend is dat geriatrieverpleegkundigen over het algemeen
beperkt kennis opgedaan hebben over mantelzorg(ondersteuning) in de opleiding. In de
vervolgopleiding is hier meer aandacht aan besteed.
Opmerkelijk is dat de meeste geriatrieverpleegkundigen voor een te zware of te lichte definitie van
mantelzorg kiezen. Veel respondenten gaan uit van de definitie dat mantelzorg vooral het verlenen
van intensieve zorg is voor mensen met dementie of die terminaal zijn. Hierbij bestaat het risico dat
zij minder oog hebben voor mantelzorgers die minder intensief zorgen, maar wel degelijk kans
hebben op (over)belasting.
Houding
Alle respondenten die deelgenomen hebben aan dit onderzoek hebben een positieve houding ten
opzichte van mantelzorgers en mantelzorgondersteuning. Zij kunnen zich goed in de mantelzorger
verplaatsen en zien de mantelzorger als onderdeel van het welzijn van de patiënt. Hierbij blijft de
patiënt wel centraal staan. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat bijna iedere verpleegkundige
een proactieve houding heeft in het benaderen van de (over)belaste mantelzorger. De meeste
respondenten die zelf mantelzorger zijn vinden dat dit invloed heeft op hoe zij met mantelzorgers
omgaan in het ziekenhuis. Een logische veronderstelling is dat dit een positieve invloed heeft, omdat
zij uit eigen ervaring weten waar mantelzorgers behoefte aan kunnen hebben. De
geriatrieverpleegkundige ziet ook het belang van mantelzorgondersteuning in voor de maatschappij.
Zij zien het voorkomen van (over)belasting als een kostenbesparing voor de samenleving.
Vaardigheden
Een derde van de geriatrieverpleegkundigen brengt de mantelzorger niet of nauwelijks in kaart,
oftewel spoort de mantelzorger nauwelijks vroegtijdig op. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat deze
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 36
groep geriatrieverpleegkundigen pas gaan handelen als de mantelzorger al overbelast is. Uit
onderzoek is gebleken dat het juist belangrijk is dat verpleegkundigen de thuissituatie in kaart
brengen (Rensink & Duijnstee, 2005). Het is opmerkelijk dat bijna alle geriatrieverpleegkundigen wel
aandacht besteden aan het signaleren van (over)belasting bij mantelzorgers. Echter, het risico
bestaat dat zij hier te laat mee starten. De geriatrieverpleegkundigen herkennen de verschillende
symptomen van (over)belasting die bij mantelzorgers kunnen voorkomen. Dit doen zij door te
observeren, door het ‘niet- pluisgevoel’ te gebruiken en door de mantelzorger apart te nemen om te
vragen hoe het gaat. Het is opvallend dat zij daarbij weinig gebruik maken van een bestaand
meetinstrument zoals de EDIZ of de CSI. In het (preventieve) ondersteunen maakt de
geriatrieverpleegkundige vooral gebruik van de volgende vaardigheden: informatieverstrekking,
advisering en signalering van (over)belasting. Bijna alle geriatrieverpleegkundigen verwijzen
mantelzorgers door als dat nodig is. De helft van de respondenten noemt daarbij het Steunpunt
Mantelzorg.
Verder blijkt dat meer dan tweederde van de verpleegkundigen knelpunten ervaart in de
mantelzorgondersteuning. Veel verpleegkundigen hebben geen zicht op de werkelijke thuissituatie,
hebben te weinig tijd of missen een bruikbaar instrument/methodiek voor het meten van
(over)belasting.
Verschil in mantelzorgondersteuning op de polikliniek en verpleegafdeling
Het grootste deel van de geriatrieverpleegkundigen vindt dat er verschil is tussen polikliniek en
verpleegafdeling betreft de tijd die geriatrieverpleegkundigen hebben voor
mantelzorgondersteuning. Het is niet duidelijk of dit verschil in tijd in het voordeel is voor de
poliverpleegkundigen of voor de afdelingsverpleegkundigen.
Er is geen verschil in kennis tussen de geriatrieverpleegkundigen van de beide afdelingen. Verder kan
geconcludeerd worden dat de verpleegkundigen van de polikliniek ‘het behouden van de
persoonlijke relatie’ meer als hun taak zien dan de afdelingsverpleegkundigen. Een reden hiervoor
kan zijn dat op de polikliniek meer de nadruk ligt op gesprekken met patiënt en mantelzorger, dan op
een verpleegafdeling.
Opvallend, echter niet significant, is dat de poliverpleegkundigen vaker doorvragen naar wat de
mantelzorger wel en niet wil doen aan zorgtaken gedurende opname van de patiënt dan de
afdelingsverpleegkundigen. Dit terwijl deze laatste categorie juist meer betrokken is bij het
zorgproces gedurende opname.
De poliverpleegkundigen zien het gehele takenpakket van ‘signaleren, ondersteunen en
doorverwijzen’ als hun taak. Dit is significant verschillend met de mening van
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 37
afdelingsverpleegkundigen, die vinden dat het ‘ondersteunen en het doorverwijzen van de
mantelzorger’ bij het takenpakket van een andere discipline hoort. In de interviews kwam dit ook
naar voren, de verpleegkundigen verwezen een (over)belaste mantelzorger door naar
maatschappelijk werk.
Samenvattend kan gezegd worden dat geriatrieverpleegkundigen in het ziekenhuis aandacht
besteden aan de verschillende rollen die mantelzorgers kunnen vervullen. De mate van aandacht en
wijze van invulling verschilt echter per rol. De geriatrieverpleegkundigen hebben een positieve
houding ten opzichte van mantelzorgers en mantelzorgondersteuning. Zij hebben kennis over
mantelzorgers, maar dit is niet optimaal. Wat de verpleegkundige vaardigheden betreft, is het
duidelijk dat de meeste verpleegkundigen het signaleren van (over)belasting bij mantelzorgers vaak
toepassen. Daarnaast is het opvallend dat een groot deel van de geriatrieverpleegkundigen de
mantelzorgers niet in kaart brengt, terwijl zij wel duidelijk op de hoogte zijn van het probleem van
(over)belasting.
‘Het feit dat een mantelzorger letterlijk gezien en gehoord wordt is belangrijk’. Uitspraak van een geriatrieverpleegkundige, werkzaam op een verpleegafdeling. Afkomstig uit het kwalitatieve gedeelte van de enquête.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 38
6. Aanbevelingen
Aan de hand van de conclusies van dit onderzoek zijn de volgende aanbevelingen opgesteld. Deze
zijn gericht aan verschillende instanties.
(Vervolg)opleidingen voor verpleegkundigen
In het onderwijspakket van de verpleegkundige (vervolg)opleidingen zou meer aandacht besteed
kunnen worden aan preventieve mantelzorgondersteuning. Hierbij gaat het voornamelijk om het
verdiepen van de verpleegkundige kennis met betrekking tot de volgende onderwerpen:
Definitie mantelzorg. Als verpleegkundigen een te brede of te smalle definitie hanteren van
mantelzorgers zullen zij vanuit deze definitie mantelzorgers in kaart brengen en hun
handelen daarop afstemmen. Op deze manier kunnen zij mantelzorgers mislopen en hun
risico op (over)belasting mogelijk verkeerd inschatten.
Het belang van vroegtijdig opsporen van mantelzorgers. Uit dit onderzoek bleek dat een
groot deel geriatrieverpleegkundigen niet of nauwelijks mantelzorgers in kaart brengt. Dit is
echter van groot belang om (over)belaste mantelzorgers te voorkomen.
De verpleegkundige interventies die aansluiten bij de verschillende rollen van de mantelzorger
(SOFA-model). Het is niet voldoende als verpleegkundigen zich alleen bewust zijn van de
rollen die een mantelzorger kan vervullen. Het SOFA-model geeft handvatten hoe de
verpleegkundigen op deze rollen kunnen inspelen.
Het geven van emotionele steun. Deze wijze van ondersteunen is van groot belang. Hierbij
ligt de nadruk op het toepassen van sociaalrelationele vaardigheden, zoals doorvragen en
actief luisteren. Dit is een belangrijk onderdeel voor het lesprogramma van de opleiding.
Het belang van het inschakelen van het sociale netwerk van de patiënt. Uit dit onderzoek
bleek dat weinig geriatrieverpleegkundigen dit doen. Zij kunnen mantelzorgers aanmoedigen
om ook andere personen in het sociale netwerk van de patiënt te betrekken bij het geven
van mantelzorg.
Ziekenhuizen
Het is belangrijk dat er meer geïnvesteerd wordt in preventieve mantelzorgondersteuning op
de poliklinieken van ziekenhuizen. Dit is namelijk een geschikte plek om ‘beginnende’
mantelzorgers (bijvoorbeeld mantelzorgers van patiënten met beginnende dementie) op te
sporen en preventieve ondersteuning te bieden. Als de preventie optimaal is, zullen er
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 39
waarschijnlijk minder (her)opnames in het ziekenhuis nodig zijn, omdat mantelzorgers langer
de zorg kunnen volhouden.
Uit dit onderzoek komt naar voren dat de respondenten behoefte hebben aan een bruikbaar
meetinstrument om (over)belasting van mantelzorgers op te sporen. Het verdient de
aanbeveling om bestaande meetinstrumenten zoals de EDIZ en CSI te implementeren in het
standaard verpleegproces op de verpleegafdelingen en poliklinieken van het ziekenhuis.
Dit kwam ook als aanbeveling terug in een recent onderzoek onder praktijkondersteuners in
Nederlandse huisartsenpraktijken (Van Dam-Aantjes, Van Dijk, Van Silfhout & Smit, 2010).
Het is belangrijk dat het bestuur van het ziekenhuis het belang inziet van mantelzorg voor de
Nederlandse samenleving. Een derde van de ziekenhuisopnames wordt veroorzaakt doordat
mantelzorgers de zorg niet meer aan kunnen. Daarnaast zullen de kosten van de
gezondheidszorg stijgen als mantelzorgers wegvallen (Van der Berg et al., 2005). Het is
belangrijk dat ook de zorgverzekeraars dit belang inzien, want ook zij zullen er profijt van
hebben als er minder ziekenhuisopnames zijn en mantelzorgers de zorg langer kunnen
volhouden. Zorgverzekeraars en ziekenhuizen kunnen hier samen over in gesprek gaan om
afspraken te maken over hoe zij de ondersteuning van mantelzorgers kunnen bevorderen.
Het is belangrijk dat ziekenhuizen op de hoogte zijn van de sociale kaart in de regio. De
regionale Steunpunten Mantelzorg kunnen hierbij ondersteunen.
Expertisecentrum Mantelzorg
Er wordt geadviseerd vervolgonderzoek te verrichten naar de motieven van
(geriatrie)verpleegkundigen in het ziekenhuis die mantelzorgers niet of nauwelijks betrekken
bij de dagelijkse verzorging. Het is interessant om te onderzoeken of dit kenmerkend is voor
de ziekenhuissetting.
Dit is het eerste explorerende onderzoek dat verricht is naar mantelzorgondersteuning door
verpleegkundigen in de ziekenhuissituatie. Het is belangrijk dat dit voor meerdere afdelingen
binnen een ziekenhuis in kaart wordt gebracht.
Het is aan te bevelen om bestaande vragenlijsten, zoals de ‘samenspelscan’ of de ‘POM-
methode’ aan te passen voor verpleegkundigen in de ziekenhuissetting. Deze vragenlijsten
kunnen voor hen een hulpmiddel zijn om bij ziekenhuisopname de mantelzorgers en
eventuele risico op (over)belasting in kaart te brengen. Dit kwam ook als tip naar voren
vanuit de interviews en het kwalitatieve gedeelte van de internetenquête (Zie bijlage 2 en 6).
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 40
Beroepsvereniging
De verpleegkundigen van de vakgroep Geriatrie Verpleegkunde V&VN hebben meer
verdieping en kennis nodig over mantelzorgondersteuning door middel van bijscholingen,
symposia, workshops, artikelen in verpleegkundige vakbladen en informatiemateriaal. De
beschreven punten voor de opleiding zijn ook hier van toepassing.
‘Ik denk dat het heel belangrijk is dat er aandacht wordt geschonken aan de mantelzorgers. Dit voorkomt dat er een patiënt achter de patiënt ontstaat en dit houdt ook in dat de patiënten vaak langer zelfstandig kunnen leven’. Uitspraak van een geriatrieverpleegkundige, werkzaam op een verpleegafdeling. Afkomstig uit het kwalitatieve gedeelte van de internetenquête.
‘Wat natuurlijk wel heel belangrijk is, is dat we mantelzorgers heel hard nodig hebben, maar dat er gewoon te veel overbelaste mantelzorgers zijn’. Uitspraak van een geriatrieverpleegkundige op de polikliniek. Afkomstig uit het kwalitatieve gedeelte van de internetenquête.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 41
7. Discussie
Binnen dit onderzoek zijn een aantal punten naar voren gekomen die de resultaten en de uitkomst
van dit onderzoek mogelijk hebben beïnvloed. Deze zullen worden weergegeven in dit hoofdstuk.
Daarnaast wordt in dit hoofdstuk een verklaring gegeven voor een aantal keuzes die gemaakt zijn
tijdens het onderzoek.
Keuze van de onderzoekspopulatie
In eerste instantie zou het onderzoek uitgevoerd worden op verschillende afdelingen van één
ziekenhuis. Dit was echter niet haalbaar in de periode die voor het onderzoek was gereserveerd. Een
van de redenen waarom er voor de V&VN is gekozen, is dat de populatie over geheel Nederland is
verdeeld. Echter, er moet een kanttekening geplaatst worden bij de keuze voor de vakgroep Geriatrie
van de V&VN. De mogelijkheid bestaat dat deze doelgroep geen goede afspiegeling is van de totale
groep geriatrieverpleegkundigen in Nederland.
De interviews
Er zijn drie semigestructureerde interviews afgenomen om extra informatie te verzamelen voor het
opstellen van de internetenquête. Er kan gediscussieerd worden of dit aantal voldoende is. Echter,
deze interviews werden alleen gebruikt voor het opstellen van relevante enquêtevragen en niet voor
het vormen van de conclusies. Wat wel van invloed kan zijn op de enquêtevragen is het feit dat de
respondenten van de interviews in hetzelfde ziekenhuis werken. De verkregen gegevens zijn dus
gebaseerd op het mantelzorgbeleid van één ziekenhuis, terwijl dit in andere ziekenhuizen weer
anders kan zijn.
De internetenquête
De internetenquête is gemaakt met behulp van een online enquêteprogramma. De respondenten
konden de enquête online invullen middels een link die via een e-mail werd verstuurd. De resultaten
werden automatisch verwerkt in een Microsoft Office Excel bestand. Er hebben zich geen problemen
voorgedaan met de online enquête waardoor er geen gegevens verloren zijn gegaan.
Bij het opstellen van de internetenquête hebben we gebruik gemaakt van specifiek gedefinieerde
antwoordmogelijkheden. De kans bestaat dat de respondenten hierdoor de vragen sociaalwenselijk
hebben ingevuld.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 42
Respons
De respons van de enquête is 49 procent. Dit blijft een schatting, omdat het niet exact duidelijk is
hoeveel van de driehonderd verpleegkundigen van V&VN Geriatrie daadwerkelijk in het ziekenhuis
werkzaam zijn. Daarnaast had het aantal respondenten groter kunnen zijn als de onderzoekers de
herinneringsmail voor het invullen van de enquête eerder hadden verstuurd.
Verder moet dit onderzoek als een explorerend onderzoek gezien worden en zijn de resultaten niet
generaliserend voor de algehele populatie geriatrieverpleegkundigen in Nederland.
Analyses
De analyses zijn uitgevoerd middels het computerprogramma SPSS 18.0. In de dataset werden zes
respondenten geëxcludeerd, omdat zij niet in het ziekenhuis of binnen het specialisme Geriatrie
werkzaam zijn. Bij een aantal enquêtevragen was de respons minder groot dan de totale populatie.
Bij enquêtevraag 20 en 22 is dit verschil te verklaren doordat de verpleegkundigen bij de voorgaande
vragen de mogelijkheid hadden om deze vragen over te slaan.
Bij een aantal enquêtevragen hadden de respondenten de mogelijkheid om de
antwoordmogelijkheid ‘Anders, namelijk’ in te vullen. Als deze antwoorden overeenkwamen met een
bestaande antwoordmogelijkheid, zijn deze daaronder geplaatst. Wanneer dit niet het geval was en
meerdere respondenten dit antwoord hebben ingevuld, zijn er nieuwe labels gemaakt. Bijvoorbeeld
de label ‘combinatie’, die ontstaan is uit het antwoord ‘combinatie van meerdere antwoorden’ die
een aantal respondenten invulden.
Er is een discussiepunt te plaatsen bij de vergelijkingen die zijn getrokken tussen de
verpleegkundigen van de polikliniek en de verpleegafdeling. De groep van de poliverpleegkundigen
bestaat namelijk ook uit verpleegkundigen die een combinatiefunctie hebben: zij werken zowel op de
polikliniek als op een verpleegafdeling en/of verlenen geriatrische consulten elders in het ziekenhuis.
Dit geldt ook voor de groep afdelingsverpleegkundigen, waarbij een aantal van hen daarbij ook
consulten verlenen. Om deze reden is het onderscheid tussen de polikliniek en verpleegafdeling
mogelijk onduidelijker doordat er overlap bestaat in deze twee groepen verpleegkundigen.
Bij het analyseren is de vergelijking getrokken tussen de verpleegkundigen die wel of geen
vervolgopleiding gedaan hebben en de mate van aandacht die in de opleiding is besteed aan
mantelzorgondersteuning. Hierbij zijn de respondenten die de opleiding tot verpleegkundig specialist
hebben gevolgd samengevoegd met degenen die de opleiding klinische Geriatrie hebben gedaan. Op
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 43
deze manier was de vergelijking beter te maken. Echter, het zijn wel twee opleidingen die inhoudelijk
en qua niveau van elkaar verschillen.
Bij het analyseren bleek dat twee respondenten een afwijkend antwoord hebben ingevuld bij de
enquêtevraag ‘op welke afdeling binnen het specialisme Geriatrie (polikliniek of verpleegafdeling)
bent u werkzaam?’ Één van deze respondenten werkt op de polikliniek neurologie. Echter, deze
polikliniek valt niet geheel binnen het specialisme Geriatrie en om die reden werd zij geëxcludeerd.
De andere respondent werkt op de afdeling Transmurale zorg. Het is niet geheel duidelijk waar haar
werkzaamheden uit bestaan, maar zij werkt wel in het ziekenhuis binnen het specialisme Geriatrie.
Om die reden is zij opgenomen in de analyses. Achteraf kan de vraag gesteld worden of deze keuzes
consequent zijn geweest. De respondent van de afdeling Transmurale zorg werkt waarschijnlijk niet
op een polikliniek of verpleegafdeling, en valt ook niet geheel binnen de populatiebeschrijving.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 44
Literatuurlijst: Boeken
Baarda, D.B., & Goede, M.P.M. de. (2001) Basisboek methoden en technieken. Handleiding voor het opzetten en
uitvoeren van onderzoek. (3e herziene druk) Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff
Boer, A. de., Broese van Groenou, M., & Timmermans, J. (2009) Mantelzorg. Een overzicht van de steun van en
aan mantelzorgers in 2007. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau
Buijssen, H., & Adriaansen, M. (2005) Hulpverlening aan mantelzorgers. Een leerboek voor verpleegkundigen.
Amsterdam: Boom
Dam-Aantjes, E. van., Dijk, M. van, Silfhout, A. van, & Smit, M. (2010) Zorg voor mantelzorg. Een onderzoek
naar de rol van de praktijkondersteuner huisarts in relatie tot mantelzorgondersteuning. Ede: Christelijke
Hogeschool Ede
Emous, K. (2005) De loden mantel. Zorg en verzorging in Nederland. Amsterdam: Mets & Schild
Eulderink, F., Heeren, T.J., Knook, D.L., & Ligthart, G.J. (2004). Inleiding gerontologie en geriatrie. (4e herziene
druk) Leiden: Bohn Stafleu van Loghum
Jansen, P.A.F., Laan, J.R. van der., & Schols, J.M.G.A. (2007) Het geriatrie formularium. Een praktische leidraad.
(2e editie) Houten: Bohn Stafleu van Loghum
Kooiker, S., & Boer, A. de. (2008) Portretten van mantelzorgers. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau
Male, J. van., Duimel, M., & Boer, A. de. (2010) Iemand moet het doen. Ervaringen van verzorgers van partners.
Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau
Oudijk, D., Boer, A. de., Woittiez, I., Timmermans, J., & en Klerk, M. de. (2010) ‘Mantelzorg uit de doeken’. Den
Haag: Sociaal Cultureel Planbureau
Saunders, M., Lewis, P., & Thornhill, A. (2008) Methoden en technieken voor onderzoek. (4
e editie) (Verckens,
J.P., Trans.) Amsterdam: Pearson Education Benelux (oorspronkelijk werk is gepubliceerd in 2000)
Schreuder Peters, R.P.I.J. (2005, 2008) Methoden & technieken van onderzoek. Principes en praktijk. (2
e druk)
Den Haag: Sdu
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 45
Verhoeven, N. (2007) Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. (2e
herziene druk) Amsterdam: Boom
Visser, A., & Heugte, C. (2004) Zorg voor de mantelzorg. Den Haag: De Nederlandse Hartstichting
Artikelen
Addington-hall, J.M., & O'Callaghan, A.C. (2009) A comparison of the quality of care provided to cancer patients
in the UK in the last three months of life in in-patients hospices compared with hospitals, from the perspective
of bereaved relatives: results from a survey using the VOICES questionnaire. Palliative medicine, 23, 190-197
Beccaro, M., Caraceni, A., Costantini, M., & ISDOC Study Group. (2010) End-of-life care in Italian hospitals:
Quality of and satisfaction with care from the caregivers point of view-results from the Italian survey of the
dying of cancer. Journal of pain symptom management, 39, 1003-1015
Berg, B. van der., Brouwer, W., Exel, J. van., & Koopmanschap, M. (2005) Economic valuation of informal care:
the contingent valuation method applied to informal caregiving. Health economics, 14, 169-183
Braam, L. (2001) Informatieverstrekking aan mantelzorgers van CVA- patiënten. Een verpleegkundige
interventie om (over)belasting van mantelzorgers te voorkomen. Tijdschrift voor verpleegkundigen, 10, 313-316
Bradway, C., & Hirschman, K.B. (2008) Working with families of hopitalized older adults with dementia.
American journal of nursing, 108, 52-62
Jansen, M., & Duijnstee, M. (2009) Praten over morele problemen. Tijdschrift voor verpleegkundigen, 6, 40-45
Kruk, T. van der., Nader- Heijnekamp, T., Pol, R., & Weterman, M. (2004) Beroepsdeelprofiel
geriatrieverpleegkundige.
Lucchesse, A.C., Albuquerque Citero, V. de., Alfredo De Marco, M., Baxter Andreoli, S., & Nogueira-Martinset,
L.A. (2008) The needs of members of the families of general hospital in patients. Sao Paolo Medicine
Journal, 126, 128-131
Peeters, J., Beek, S. van., & Francke, A. (2007) Problemen en wensen van mantelzorgers van mensen met
dementie. Resultaten van de monitor van het Landelijk Dementieprogramma. www.nivel.nl Geraadpleegd: 17-
03-2011
Procter, S., Wilcockson, J., Pearson, P., & Allgar, V. (2001) Going home from hospital: the carer/patient dyad.
Journal of advanced nursing, 35, 206-217
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 46
Quattrin, R., Artico, C., Panariti, M., Palese, A., & Brusaferro, S. (2009) Study on the impact of caregivers in
Italian high specialization hospital: presence, costs and nurses's perception. Scandinavian Journal of Caring
sciences, 23, 328-33
Rensink, M., & Duijnstee, M. (2005) Aandacht voor de mantelzorger in de ontslagprocedure. Tijdschrift voor
verpleegkundigen, 6, 47-50
Rensink, M., & Duijnstee, M. (2007) Familiebegeleiding bij ontslagvoorbereiding. Tijdschrift voor
verpleegkundigen, 4, 38- 40
Royers, T., & Visser, G. (2009) Samenspel met mantelzorgers. Bijzijn XL, omgaan met naasten, 24-25
Rutten, H., & Houtjes, W. (2004) Methodische ondersteuning van mantelzorgers. Tijdschrift voor
verpleegkundigen, 10, 49.
Feith, S., & Bruijn, I. de. (2010) De mantelzorger heeft toch ook uw aandacht? Oncologica, 2, 38-41
Young, A. J., Rogers, A., Dent, L., & Addington-Hall, J.M. (2009) Experiences of hospital care reported by
bereaved relatives of patients after a stroke: retrospective survey using the voices questionnaire. Journal of
Advanced Nursing, 65, 2161-2174
Zande, R. A. Th. van der. et al. (2007) Samenspel met mantelzorg. Handreiking voor het vormen van visie en
beleid op het gebied van mantelzorg in organisaties voor verpleging en verzorging. Actiz & Expertisecentrum
Informele Zorg. Geraadpleegd: 18-03-2011
Zwaanswijk, M., Peeters, J., Spreeuwenberg, P., Beek, S. van., & Francke, A. (2009) Motieven en belasting van
mantelzorgers van mensen met dementie. Resultaten van de peilingen met de monitor van het Landelijk
Dementieprogramma. Utrecht/Bunnik: NIVEL/Alzheimer Nederland. www.nivel.nl. Geraadpleegd: 17-03-2011
Websites
CSI Caregiver Strain Index - www.expertisecentrummantelzorg.nl/smartsite.dws?ch=def&id=135868
Geraadpleegd: 15-03-2011
EDIZ Ervaren Druk in Zorg - www.expertisecentrummantelzorg.nl/smartsite.dws?ch=def&id=135864
Geraadpleegd: 15-03-2011
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis 47
POM-methode -
http://www.movisie.nl/116991/def/home_/methoden/methoden/preventieve_ondersteuning_van_mantelzor
gers_pom/Movisie
Geraadpleegd: 01-06-2011
Samenspelscan- www.expertisecentrummantelzorg.nl/.../Samenspelscan_verblijfszorg1.doc
Geraadpleegd: 01-06-2011
Samenspel met mantelzorgers - www.expertisecentrummantelzorg.nl/smartsite.dws?id=136966
Geraadpleegd: 17-03-2011
Vernooij- Dassen & Mittelman et al. (2010) beschreven in powerpointpresentatie van het symposium ‘de
overbelaste mantelzorger’
www.umcn.nl/OverUMCstRadboud/NieuwsEnMedia/Pages/Symposium%E2%80%98Deoverbelastemantelzorg
er%E2%80%99.aspx
Geraadpleegd: 17-03-2011
Westerlaken, A. (2010) Relatie tussen formele en informele zorg.
www.mezzo.nl/mezzo_kennisplein_bibliotheek/?s=2&document_id=2749
Geraadpleegd: 09-03-2010
Winkel, H. te., (2008) De ouderenzorg verdient beter - http://vggproject.blogspot.com/2008/01/de-
ouderenzorg-verdient-beter.html
Geraadpleegd: 08-03-2011
Zorgnetwerk Midden-Brabant Een spiegel voor de CVA-keten (2008) - www.zorgnetwerkmb.nl/cva-
keten/search.aspx
Geraadpleegd: 08-03-2011