maken.wikiwijs.nl · Web viewpara hacer muchas cosas. Incluso no tendrá sentido separar ambientes...

38
Tema 4 Mi futuro y hacer deporte ¿Qué vas a hacer? Je tarea final bestaat uit 2 delen die allebei terugkomen op een poster/moodboard: A. Jouw toekomst > Zoek plaatjes over jouw dromen voor de toekomst. Wat vind jij belangrijk? Wat hoop je bereikt te hebben? Maak een overzicht op een half A4. Het mogen enkel plaatjes en losse woorden/steekwoorden zijn, geen zinnen! B. Jouw favoriete sport > Zoek plaatjes over jouw favoriete sport (die jij zelf doet of die je graag kijkt). Hoeveel spelers / teams? Wat voor tenue? Wat zijn de belangrijkste regels? Maak een overzicht op een half A4. Het mogen enkel plaatjes en losse woorden/steekwoorden zijn, geen zinnen! ¿Cómo lo vas a hacer? A. Denk na waar jij over 10 jaar hoopt te staan. Wat hoop jij dan bereikt te hebben? Wat zijn je toekomstdromen? Denk aan de volgende onderwerpen: - Hoe ziet je familie eruit? Ben je getrouwd? Heb je kinderen? Heb je huisdieren? - Wat heb je gestudeerd? Heb je een baan? Waar werk je? Heb je een eigen bedrijf? - Hoe ziet je huis eruit? Wat is je droomhuis? - Welke spullen heb je? Heb je een gave auto? Heb je een eigen vliegtuig? - Waar ben je allemaal op vakantie geweest? Heb je gereisd? - Welke hobby’s heb je? Wat doe je in je vrije tijd? Wie zijn je vrienden? - Welke sport doe je? - Etc etc etc etc B. Wat is jouw favoriete sport? Waarom? Beoefen je het zelf of kijk je er graag naar? Hoe heet jouw favoriete sporter? Wat dragen de spelers? Hoeveel personen zijn erbij betrokken? Hoe groot is het veld (campo)? ¿Cómo tienes que presentar? Je vertelt gedurende 1 á 2 minuten over je complete poster in het Spaans. Welke dingen zijn er te zien? Probeer volledige zinnen te maken, maar houd het eenvoudig. Je kunt ook vragen 1

Transcript of maken.wikiwijs.nl · Web viewpara hacer muchas cosas. Incluso no tendrá sentido separar ambientes...

Tema 4Mi futuro y hacer deporte

¿Qué vas a hacer?

Je tarea final bestaat uit 2 delen die allebei terugkomen op een poster/moodboard:

A. Jouw toekomst > Zoek plaatjes over jouw dromen voor de toekomst. Wat vind jij belangrijk? Wat hoop je bereikt te hebben? Maak een overzicht op een half A4. Het mogen enkel plaatjes en losse woorden/steekwoorden zijn, geen zinnen!

B. Jouw favoriete sport > Zoek plaatjes over jouw favoriete sport (die jij zelf doet of die je graag kijkt). Hoeveel spelers / teams? Wat voor tenue? Wat zijn de belangrijkste regels? Maak een overzicht op een half A4. Het mogen enkel plaatjes en losse woorden/steekwoorden zijn, geen zinnen!

¿Cómo lo vas a hacer?

A. Denk na waar jij over 10 jaar hoopt te staan. Wat hoop jij dan bereikt te hebben? Wat zijn je toekomstdromen? Denk aan de volgende onderwerpen:

· Hoe ziet je familie eruit? Ben je getrouwd? Heb je kinderen? Heb je huisdieren?

· Wat heb je gestudeerd? Heb je een baan? Waar werk je? Heb je een eigen bedrijf?

· Hoe ziet je huis eruit? Wat is je droomhuis?

· Welke spullen heb je? Heb je een gave auto? Heb je een eigen vliegtuig?

· Waar ben je allemaal op vakantie geweest? Heb je gereisd?

· Welke hobby’s heb je? Wat doe je in je vrije tijd? Wie zijn je vrienden?

· Welke sport doe je?

· Etc etc etc etc

B. Wat is jouw favoriete sport? Waarom? Beoefen je het zelf of kijk je er graag naar? Hoe heet jouw favoriete sporter? Wat dragen de spelers? Hoeveel personen zijn erbij betrokken? Hoe groot is het veld (campo)?

¿Cómo tienes que presentar?

Je vertelt gedurende 1 á 2 minuten over je complete poster in het Spaans. Welke dingen zijn er te zien? Probeer volledige zinnen te maken, maar houd het eenvoudig. Je kunt ook vragen krijgen over je poster. Probeer niet hele zinnen uit je hoofd te stampen, maar denk aan de chunks en de vaste begrippen die je nodig hebt. Gebruik hierbij de losse woorden op je poster. Probeer op die manier al pratend de zinnen te maken.

Hulpzinnen:

Over 10 jaar -En diez años

Ik hoop + hele werkwoord-espero + hele werkwoord

Ik wil + hele werkwoord-quiero + hele werkwoord

Hebben-tener

Zijn-ser

Bijvoorbeeld:

· Over 10 jaar hoop ik 3 kinderen te hebben En diez años espero tener 3 hijos.

· En diez años espero tener un coche deportivo. Mi coche es azul y muy rápido. (over tien jaar hoop ik een sportauto te hebben. Mijn auto is blauw en heel snel).

¿Cuándo tienes que presentar?

Generale: Tijdens de generale presenteer je jouw poster aan een klein groepje klasgenoten. Je geeft elkaar feedback op de punten die ook meetellen bij de uiteindelijke beoordeling.

Echte uitvoering: Tijdens de echte uitvoering presenteer je jouw toekomstdromen en jouw favoriete sport aan de expert. Je wordt beoordeeld via het beoordelingsmodel op de wikiwijs.

Otras actividades en este tema:

A. Toetsing

B. Vocabulario

C. Gramática

D. Leer

E. Escuchar

A. Toetsing

Je krijgt dit tema ook een kennistoets. Deze toets gaat over:

· De vormen van de futuro van de regelmatige & onregelmatige werkwoorden

· De vormen van de indefinido en de imperfecto regelmatig & onregelmatig (herhaling)

· De structuur IR A + hele werkwoord

· Alle woordjes van dit boekje

· De 89 werkwoorden (zie wikiwijs) > herhaling

B. Vocabulario:

Pones la lista de vocabulario en un ‘leeromgeving’ como WRTS o creas ‘flitskaartjes’ o.i.d.  Vas a estudiar las palabras mucho. Je hoeft de woordjes enkel van het Spaans naar het Nederlands te kennen!

Lista de vocabulario:

Español

Holandés

El futuro

De toekomst

Voy a estudiar

Ik ga studeren

Voy a viajar

Ik ga reizen

Quiero

Ik wil

Estudiar

Studeren

Viajar

Reizen

Enseñanza media profesional

MBO

El instituto

De school

Las prácticas

De stage

Hacer prácticas

Stage lopen

El extranjero

Het buitenland

El trabajo

Het werk

Trabajar como

werken als

Algo con

Iets met

Hacer

Doen

La empresa

Het bedrijf

Creo que

Ik denk dat

Espero que

Ik hoop dat

¿dónde?

Waar?

¿Cuándo?

Wanneer?

¿Quién?

Wie?

¿Cómo?

Hoe?

¿Por qué?

Waarom?

Porque

Omdat/want

Quiero ir a

Ik wil graag gaan…/ ik wil graag gaan naar…

El actor / la actriz

De acteur/actrice

El carnicero / a

De slager

El cocinero/a

De kok

El comerciante

De winkelier / de handelaar

El conductor/a

De chauffeur

El empleado/a

De werknemer

El empresario/a

De ondernemer

El enfermero/a

De verpleegkundige

El escritor/a

De schrijver

El jardinero/a

De tuinman

El jefe

De chef

El maestro/a

De leerkracht / de juf/meester

El médico/a

De dokter / huisarts

El militar

De militair

El modelo

Het model

El panadero/a

De bakker

El peluquero/a

De kapper

El policía

De politieagent

El profesor/a

De leraar

El/la recepcionista

De receptionist

El/al representante

De vertegenwoordiger

El secretario/a

De secretaris / secretaresse

El técnico

De technicus / monteur

El trabajador/a

De werknemer

El vendedor

De verkoper

El zapatero

De schoenmaker

El músico

De musicus / de muzikant

La fábrica

De fabriek

¿Qué vas a hacer en el futuro?

Wat ga je doen in de toekomst?

¿Qué quieres hacer?

Wat wil je doen?

¿Quieres viajar?

Wil je reizen?

¿Adónde quieres ir?

Waarheen wil je (gaan)?

El trabajo

Het werk

El empleo

Het werk

Aprobar

Slagen

Suspender

Zakken

Difícil

Moeilijk

Fácil

Makkelijk

El/la estudiante

De student

El estudio

De studie

La beca

De (studie)beurs

Hacer deporte

Sporten

Ganar

Winnen

Perder

Verliezen

El equipo

Het team

El ajedrez

Het schaken

El/la atleta

De atleet/atlete

El baloncesto

Het basketbal

El béisbol

Het honkbal

La carrera

Het rennen/ de hardloopwedstrijd

El combate

De strijd / het gevecht

La competencia

De concurrentie

Competir

Concurreren

El deporte

De sport

El ejercicio

De oefening / de lichaamsbeweging

Eliminar

Uitschakelen

El entrenamiento

De training

La final

De finale

El fútbol

Het voetbal

El gimnasio

De sportschool

El hockey

Het hockey

El juego

Het spel

La meta

De finish

Llegar a la meta

De finish halen

Montar a caballo

Paardrijden

Nadar

Zwemmen

Participar

Deelnemen

La partida

De partij / de wedstrijd

La pelota

De bal

El portero

De keeper

El premio

De prijs / de beloning

La regla

De regel

El triunfo

De overwinning

Vencer

(over)winnen

La victoria

De overwinning

El adversario

De tegenstander

Deportivo/a

Sportief

La derrota

De nederlaag

El dopaje

De doping

El estadio

Het stadion

El jugador / la jugadora

De speler / de speelster

El reto

De uitdaging

Lista de vocabulario        VideoEle

Cuándo era pequeña

Español

Holandés

la ciudad

De stad

El pueblo

Het dorp

la montaña

Berg

La casa

Het huis

La calle

De straat

El campo e

Het platteland

Viejo

Oud

Hombre

Man

El rio

De rivier

Los animales

De dieren

trabajar

Español

Holandés

trabajar

werken

el coche

auto

el autobus

bus

el metro

metro

la bicicleta

fiets

la universidad

universiteit

esperar

wachten

la puerta

deur/portier

    la línea

de route/lijn

el trasbordo

het overstappen

¿Qué tiempo hace?

Español

Holandés

el sol

de zon

el nube

de wolk

el viento

de wind

el frio

de kou

el tiempo

het weer

la lluvia

de regen

grados

graden

verano

zomer

otoño

herfst

primavera

lente

invierno

winter

la nieve

de sneeuw

La ropa

Español

Holandés

La camiseta

Het T-shirt

La tienda

De winkel

La camisa

Het hemd

El cinturon

De riem

Llevar

Dragen

Los calcetines

De sokken

La chaqueta

Het jack

La cazadora

De jas

Un pantalón

De broek

El chaleco

De vest

La manga

De mouw

la blusa

De blouse

Bonito

Mooi

las flores

Bloemen

Clasico/a

Klassiek

¿Dónde está?

Español

Holandés

La niña

het meisje

detras

Achter

Fuera

buiten

Encima

boven

Entrar

binnengaan

Delante

Voor

Debajo

Onder

Ahora

Nu

Enfrente

Tegenover

Correr

lopen / rennen

Dentro

binnen

Enhorabuena

Español

Holandés

Buen viaje

Goede reis

Jesús / salud

Gezondheid (als je moet niezen)

Chinchín

Proost

Bravo

Goed gedaan (bij einde van optreden/show)

Felicidades

Gefeliciteerd

Felices fiestas

Fijne feestdagen

Muchas gracias

Heel erg bedankt

Perdón

Als je je wilt excuseren

Bienvenido

Welkom heten

Cumpleaños feliz

Gefeliciteerd met je verjaardag

Que aproveche

Eet smakelijk

suerte

Succes/veel geluk

En el mercado

Español

Holandés

el mercado

de markt

céntimos

centen

kilo

kilo

el plátano

de banaan

el hombre

de man

necesitar

nodig hebben

el pescado

de vis

la sandia

de watermeloen

la verdura

de groente

comprar

kopen

No está lejos

Español

Holandés

Llegar

Aankomen

la avenida

Boulevard

la estacíon

Het station

Pasear

Lopen

la esquina

Hoek

Girar

Draaien

Tomar

nemen

Seguir

Volgen

el camino

Weg

Conocer

Leren kennen

C. Gramática:

Hieronder vind je de uitleg van de Futuro (de toekomst: zullen) (staat ook op de wikiwijs) en van de constructie ‘ir a + hele ww’. Je kunt ze allebei gebruiken om iets in de toekomst te zeggen.

EL FUTURO:

De futuro heeft voor de werkwoorden op AR/ER/IR dezelfde uitgangen. Dit keer vervang je AR/ER/IR niet voor de uitgang, maar plak je deze erachter.

Voorbeeld:

Wij zullen dansen: Bailaremos.

In het eerste schema vind je de uitgangen.

Er zijn ook werkwoorden met een onregelmatigheid. Deze werkwoorden hebben een aparte ‘stam’ voor de futuro. Die vind je in het tweede schema.

Structuur Ir a + infinitief

In het Spaans kennen we een aantal structuren om iets duidelijk te maken.

· Ir a + hele werkwoord(gaan doen / zullen)Toekomst

Vervoegingen IR in de tegenwoordige tijd:

Ir

(gaan)

Yo (ik)

Voy

Tú (jij)

Vas

Él / ella / usted (hij / zij / u)

Va

Nosotros (wij)

Vamos

Vosotros (jullie)

Vais

Ellos / ellas / ustedes (zij, u mv)

Van

VBIR A + HELE WERKWOORD:

NL: Wij gaan zwemmen.

SP: Vamos a nadar.

NL: Gaan jullie winkelen?

SP: ¿Vais a ir de compras?

Tarea 1Ir a + hele ww

1. Vertaal de zinnen naar het Spaans.

A. De jongens gaan studeren in Spanje.

B. Ik ga werken als kapster.

C. Wij gaan reizen door (por) Duitsland.

D. Jij gaat studeren aan het MBO.

E. Carmen wil werken als verpleegkundige.

Tarea 2Indefinido

Vertaal de zinnen naar het Nederlands. Let hierbij op de vormen van het werkwoord. Gooi de zinnen niet door de vertaler, maar puzzel naar de juiste stukjes!

1. Carmen fue profesora en España.

2. Hizo buen tiempo el fin de semana pasada.

3. El chico caminó por el parque.

4. En 2009 Carmen y José trabajaron en un hotel.

5. Mi novio y yo viajamos por Inglaterra el verano pasado.

6. ¿Tuviste tiempo para estudiar?

7. Bebisteis mucho vino ayer.

8. El año pasado estudié poco. Por eso no aprobé el examen.

9. Mi abuelo trabajó mucho en el pasado, pero no ganó mucho dinero.

10. El príncipe y la princesa fueron felices y comieron perdices.

Tarea 3El futuro

Zet de werkwoorden tussen haakjes in de juiste vorm van de futuro. Let op, er zijn ook onregelmatige vormen!

1. Mañana __________________ (comprar, tú) un coche.

2. Mis amigas y yo _______________________(beber) mucho esta noche.

3. ¿Qué ___________________ (hacer, tú) cuando Paco viene?

4. Paco ______________________________(vivir) en España el año que viene.

5. Las casas ________________________ (poder) tener mucho espacio.

Tarea 4El futuro

Vertaal de onderstaande zinnen naar het Nederlands.

1. La casa tendrá cuatro dormitorios.

2. José comerá muchos bocadillos.

3. Los perros dormirán bien esta noche.

4. Mi padre y yo trabajaremos en el mismo sitio.

5. ¿A qué hora vendréis este fin de semana?

6.

D. Leer:

Tarea 1 Information Planet

Ga naar de website: http://www.informationplanet.es/ en maak de onderstaande opdrachten:

A. Beantwoord de onderstaande vragen in het Nederlands:

1. Welke 3 landen kan je kiezen op de website?

2. Een aantal woorden uit het inleidende tekstje staan hieronder. Vertaal ze naar het Nederlands via de context. Gebruik GEEN woordenboek / internet!

a. Trabajar

b. Destino

c. Nueva vida

d. Solución

e. Necesario

f. Precios

g. Billetes de avión

h. Visado

i. Garantizar

B. Kies voor ‘Australia’. Beantwoord de onderstaande vragen in het Nederlands.

1. Welke 6 kopjes krijg je te zien? Vertaal ze naar het Nederlands.

2. Welke Australische steden worden er genoemd bij het kopje ‘reizen’?

3. Welke kopje aan de linkerkant moet je kiezen als je iets wilt weten over huisvesting?

4. Hoeveel tijd raadt de organisatie je aan te reserveren om een passende woning te vinden?

5. Wie worden vaak je roommates?

a. Je vrienden

b. Je klasgenoten

c. Je collega’s

6. Met welke 3 dingen moet je rekening houden als het gaat over de prijs van je woning?

7. Welke 3 cursussen kan je ‘studeren’ in Australië?

8. Klik op het kopje ‘estudiar en Australia’. Lees het stukje over het studeren van Engels. Vertaal dit stukje naar het Nederlands.

9. Klik op het kopje ‘viajar en Australia’. Geef aan of de stellingen Verdadero of Falso zijn:

a. Australië is het kleinste continent van de wereld.

b. De hoofdstad van Australië is Sydney.

c. Slechts een klein deel van de bevolking woont aan zee.

d. Er is veel landbouw in Australië.

e. De seizoenen lopen gelijk met de seizoenen in Europa.

10. Waarom wordt de uitdrukking ‘no worries mate’ genoemd in de tekst?

11. Er worden 4 wist-je-datjes genoemd over Australië. Leg uit wat er gezegd wordt (je hoeft niet letterlijk te vertalen, benoem de ‘strekking’ van het tekstje).

Tarea 2La casa del futuro

Lees de onderstaande tekst. Beantwoord de vragen in het Nederlands±

1. Wat betekent de titel van de tekst?

2. In de eerste alinea worden diverse ruimtes in een huis genoemd. Welke ruimtes zijn er wel in het huis van de toekomst en welke ruimtes zijn er niet? Maak een lijstje!

3. In alinea 3 worden diverse ‘toepassingen’ van de schermen aan de muur genoemd. Schrijf er 4 op.

4. De gordijnen hebben een speciale toepassing. Wat doen ze overdag en ’s avonds?

5. In de tekst zijn verschillende vormen van de futuro gemarkeerd. Vul het schema in:

Vorm in tekst

Infinitief (hele werkwoord)

Persoon

Vertaling in de tekst.

LA CASA DEL FUTURO

La casa del futuro será pequeña. Un apartamento de clase media tendrá 40 metros cuadrados para aproximadamente 3,5 personas. No habrá sala de estar, ni comedor, ni escritorio, solo tendrá cocina, baño, cuartos y una única habitación con múltiples funciones. Para preservar la naturaleza, no habrá más mármol ni suelos de madera, los materiales serán sintéticos.

-Con poco espacio y muchas pantallas electrónicas, estas servirán para hacer muchas cosas. Incluso no tendrá sentido separar ambientes para diversión o trabajo. Es posible que se trabaje desde nuestras propias casas y se transfiera la información por internet.

-Además de servir como computadora, videojuego y televisión, las pantallas tendrán otra función esencial. No habrá ventana en todos los apartamentos y podremos utilizar la pantalla como un simulador de paisajes externos.

-Por fuera, las casas serán de hierro y vidrio, en el interior habrá paredes de goma y resina. En su gran mayoría serán paredes móviles, así se puede adecuar el espacio a las distintas necesidades de las familias. Los muebles también serán adaptables.

-Las cortinas tendrán fibra óptica para almacenar la luz solar durante el día y usarla para iluminar el ambiente por la noche.

-Gracias a un sistema de códigos de barra, el frigorífico será capaz de monitorear el stock de productos

Tarea 3Buscar trabajo

Lees de onderstaande tekst en beantwoord de vragen in het Nederlands.

1. Wat betekent ‘busco trabajo’?

2. Waar gaat deze tekst over?

3. Er staan 2 korte tekstjes, A en B. Wat zijn dit voor soort teksten?

4. Wat zie je op de foto?

5. Vertaal tekst A naar goed Nederlands.

6. Lees tekst B en geef aan of de onderstaande stellingen Verdadero of Falso zijn. Is een stelling Falso, verbeter deze dan!

a. Lidia komt uit Peru.

b. Ze woont sinds 3 maanden in Spanje.

c. Ze wil alleen voor kinderen zorgen, niet voor oudere mensen.

d. Ze weet niet hoe ze moet koken, maar ze wil het graag leren.

e. Ze heeft ervaring met schoonmaakwerk.

f. Ze wil graag in een bepaalde regio werken, omdat ze geen auto heeft.

g. Ze wil absoluut niet blijven slapen op haar werkadres.

Tarea 4Examentekst Deporte

Tarea 5Los jóvenes opinan

Tarea 6Las protagonistas del deporte

Lees de tekst op de wikiwijs!Beantwoord de onderstaande vragen in het Nederlands.

1. Lee el artículo y di quién:

a. Es una mujer humilde y trabajadora >

b. Es la primera campeona occidental de su deporte >

c. Es la primera medallista de oro de su país >

d. Es una mujer muy disciplinada y campeona europea y del mundo >

e. Es una persona que tiene fe y confianza >

f. Es una persona con valores gracias a su deporte >

g. Es la persona mayor de las tres >

2. En qué deporte ha ganado Mónica una medalla?

a. Tenis

b. Badminton

c. Atletismo

E. Escuchar:

Tarea 1Video-ele opdracht

A. Cuándo era pequeña

Vragen:

1. Wat zegt Teresa van de rivier?

a. Ze vindt hem te warm en ze vindt hem stinken.

a. Ze vindt het een fijn geluid, maar het is wel een beetje koud.

a. Ze vindt de rivier eng, omdat er veel vissen in zwemmen.

    2. Waar woont Teresa?

a. In een stad

b. In een dorp

c. Op het platteland

    3. Welke dieren noemt Teresa?

    4. Waar vindt Teresa de boom op lijken?

a. Een hond

b. Een oude vrouw

c. Een oude man

d. Nergens

Puzzel:

Welke Spaanse woorden kun jij hierin ontdekken? Gevonden? Vertaal ze naar het Nederlands.

d.u.i.c.d.a = …………………………… →

n.a.t.o.m.a.ñ = ………………………… →

c.e.a.c.l = ……………………………… →

i.j.o.v.e = ………………………………. →

s.a.l.e.m.i.n.a = ………………………. →

i.o.r = ………………………………….. →

o.c.m.p.a = ………………………….... →

s.a.c.a = ………………………………. →

e.m.b.o.h.r = …………………………. →

B. Ir al trabajo

1)     Noem 4 manieren om naar het werk te gaan.

1.         

2.       

3.       

4.         

2)     Hoe laat wordt de krant gratis uitgedeeld?

a.     7 uur – 8 uur

b.     8 uur – 9 uur

c.     8 uur – 10 uur

d.     7 uur – 9 uur

3) Hoe gaat ze naar het werk en welke 2 kleuren metrolijnen pakt ze? Verdadero/ falso

1.     Metro/ paars

2.     Trein/ blauw

3.     Tram

4.     Blauw

4) Wat vindt ze leuk om te doen terwijl ze wacht?

a.     Werken

b.     Muziek luisteren

c.     Tekenen

d.     Lezen

5) Hoe laat sluiten de scholen/ universiteit?

……………………………………………………………..

……………………………………………………………..

……………………………………………………………..

……………………………………………………………..

C. ¿Qué tiempo hace?

Vragen: 1. Wat voor weer is het in de herfst?2. Is het vandaag 10 graden?3. Wat voor weer is het in de winter?4. hoeveel graden is het in de ochtend?    a. 6

b. 7

c.95. wat is wolk in het Spaans?

D. La ropa

Vragen

1. Ze houdt heel erg van kleren. Waar of niet waar?_____________________________________________________

2. De sweater die ze heeft gekocht is het duurste. Waar of niet waar? _____________________________________________________

3. Wat voor kleren vindt ze het leukst?____________________________________________________________________________________________________________________________

4. Hoeveel euro kost het jasje?______________________________________________________________

5. Welk kledingstuk vindt ze heel origineel?____________________________________________________________________________________________________________________________

E. ¿Dónde está?

Vragen over luisterfragment:

vraag 1;

La niña está delante de la casa

betekent: het meisje zit op het huisje

· falso

· verdadero

vraag 2:

Está encima

a = bioscoop

b = bovenop

c = onder

vraag 3:

Welke kleur jas heeft het meisje aan?

vraag 4:

Welk voorzetsel is niet gezegd

a = lejos

b = detras

c = dentro

F. Enhorabuena

1.       Wat zeg je als iemand niest?

2.       Wat zeg je als je iemand wil feliciteren?

3.       Wat zeg je als je je wilt excuseren?

4.       Wat zeg je als je iemand een goede reis wenst?

5.       Wat zeg je als veel succes wil wensen?

Que aproveche =

Bienvenido        =

Bravo               =

Chinchín          =

Felices fiestas  =

Muchas gracias =

G. En el mercado

Vragen

Omcirkel het juiste antwoord: verdadero of falso

1. Je kan niet zo lekker eten bij de bar.         verdadero/falso

2. Ze eet veel fruit.                     verdadero/falso

3. Zijn de watermeloenen duur.            verdadero/falso

Beantwoord de vragen

0. Hoeveel kost 1 kilo mandarijnen?

1. Wat voor vitamine heeft een kiwi veel?

H. No está lejos:

-Met welk voertuig komt hij aan in Zaragoza?-Wat is een belangrijk monument in Madrid? -Wat wordt er gegeven in het hotel?-Welke 2 bezienswaardigheden bevinden zich op la Plaza del pilar

-Wat is er in de richting van de deur van Carmen?

                                                               

Tarea 2Gente que viaja

Beantwoord de onderstaande vragen in het Nederlands.

1. Hoeveel KM moet er nog gereden worden in het begin van het filmpje?

a. 6kmb. 8kmc.10km

2. Hoe laat zullen ze arriveren?

a. 11 uurb. half 11c. half 12

3. Hoe ver is Barcelona vanaf het vakantiehuis?

a. 70 kmb. 78 kmc. 80 km

4. Hoe oud is Alba en wat is haar beroep?__________________________________________

5. Ze willen graag een ….. stijl in het huis hebben.

a. Rustiekb. Modernc. combinatie van oud en nieuw

6. Alle ruimtes in het hotel zijn: a. Grootb. Klein

7. De doelgroep van het hotel zijn vooral:

a. Individuenb. Familiesc. stellen

8. Het ontbijt wordt geserveerd tussen

a. 8 en 11b. 9 en 11c. 9 en 12

9. De ontbijttijden zijn heel strak. Er is geen ruimte om iets eerder of later te ontbijten.

a. Waarb. Niet waar

10. Hoeveel hotelkamers heeft het hotel? ___________________________________

11. De hotelkamers kosten ongeveer 120 euro.

a. Waarb. Niet waar

12. Het hotel is alleen geopend in de zomer. a.Waarb. Niet waar

13. Het hotel is erg vol in juli en augustus omdat…

a. Het een mooie omgeving is

b. Er een strand dichtbij is

c. Het erg rustgevend is

29