maken.wikiwijs.nl · Web viewpara hacer muchas cosas. Incluso no tendrá sentido separar ambientes...
Transcript of maken.wikiwijs.nl · Web viewpara hacer muchas cosas. Incluso no tendrá sentido separar ambientes...
Tema 4Mi futuro y hacer deporte
¿Qué vas a hacer?
Je tarea final bestaat uit 2 delen die allebei terugkomen op een poster/moodboard:
A. Jouw toekomst > Zoek plaatjes over jouw dromen voor de toekomst. Wat vind jij belangrijk? Wat hoop je bereikt te hebben? Maak een overzicht op een half A4. Het mogen enkel plaatjes en losse woorden/steekwoorden zijn, geen zinnen!
B. Jouw favoriete sport > Zoek plaatjes over jouw favoriete sport (die jij zelf doet of die je graag kijkt). Hoeveel spelers / teams? Wat voor tenue? Wat zijn de belangrijkste regels? Maak een overzicht op een half A4. Het mogen enkel plaatjes en losse woorden/steekwoorden zijn, geen zinnen!
¿Cómo lo vas a hacer?
A. Denk na waar jij over 10 jaar hoopt te staan. Wat hoop jij dan bereikt te hebben? Wat zijn je toekomstdromen? Denk aan de volgende onderwerpen:
· Hoe ziet je familie eruit? Ben je getrouwd? Heb je kinderen? Heb je huisdieren?
· Wat heb je gestudeerd? Heb je een baan? Waar werk je? Heb je een eigen bedrijf?
· Hoe ziet je huis eruit? Wat is je droomhuis?
· Welke spullen heb je? Heb je een gave auto? Heb je een eigen vliegtuig?
· Waar ben je allemaal op vakantie geweest? Heb je gereisd?
· Welke hobby’s heb je? Wat doe je in je vrije tijd? Wie zijn je vrienden?
· Welke sport doe je?
· Etc etc etc etc
B. Wat is jouw favoriete sport? Waarom? Beoefen je het zelf of kijk je er graag naar? Hoe heet jouw favoriete sporter? Wat dragen de spelers? Hoeveel personen zijn erbij betrokken? Hoe groot is het veld (campo)?
¿Cómo tienes que presentar?
Je vertelt gedurende 1 á 2 minuten over je complete poster in het Spaans. Welke dingen zijn er te zien? Probeer volledige zinnen te maken, maar houd het eenvoudig. Je kunt ook vragen krijgen over je poster. Probeer niet hele zinnen uit je hoofd te stampen, maar denk aan de chunks en de vaste begrippen die je nodig hebt. Gebruik hierbij de losse woorden op je poster. Probeer op die manier al pratend de zinnen te maken.
Hulpzinnen:
Over 10 jaar -En diez años
Ik hoop + hele werkwoord-espero + hele werkwoord
Ik wil + hele werkwoord-quiero + hele werkwoord
Hebben-tener
Zijn-ser
Bijvoorbeeld:
· Over 10 jaar hoop ik 3 kinderen te hebben En diez años espero tener 3 hijos.
· En diez años espero tener un coche deportivo. Mi coche es azul y muy rápido. (over tien jaar hoop ik een sportauto te hebben. Mijn auto is blauw en heel snel).
¿Cuándo tienes que presentar?
Generale: Tijdens de generale presenteer je jouw poster aan een klein groepje klasgenoten. Je geeft elkaar feedback op de punten die ook meetellen bij de uiteindelijke beoordeling.
Echte uitvoering: Tijdens de echte uitvoering presenteer je jouw toekomstdromen en jouw favoriete sport aan de expert. Je wordt beoordeeld via het beoordelingsmodel op de wikiwijs.
Otras actividades en este tema:
A. Toetsing
B. Vocabulario
C. Gramática
D. Leer
E. Escuchar
A. Toetsing
Je krijgt dit tema ook een kennistoets. Deze toets gaat over:
· De vormen van de futuro van de regelmatige & onregelmatige werkwoorden
· De vormen van de indefinido en de imperfecto regelmatig & onregelmatig (herhaling)
· De structuur IR A + hele werkwoord
· Alle woordjes van dit boekje
· De 89 werkwoorden (zie wikiwijs) > herhaling
B. Vocabulario:
Pones la lista de vocabulario en un ‘leeromgeving’ como WRTS o creas ‘flitskaartjes’ o.i.d. Vas a estudiar las palabras mucho. Je hoeft de woordjes enkel van het Spaans naar het Nederlands te kennen!
Lista de vocabulario:
Español
Holandés
El futuro
De toekomst
Voy a estudiar
Ik ga studeren
Voy a viajar
Ik ga reizen
Quiero
Ik wil
Estudiar
Studeren
Viajar
Reizen
Enseñanza media profesional
MBO
El instituto
De school
Las prácticas
De stage
Hacer prácticas
Stage lopen
El extranjero
Het buitenland
El trabajo
Het werk
Trabajar como
werken als
Algo con
Iets met
Hacer
Doen
La empresa
Het bedrijf
Creo que
Ik denk dat
Espero que
Ik hoop dat
¿dónde?
Waar?
¿Cuándo?
Wanneer?
¿Quién?
Wie?
¿Cómo?
Hoe?
¿Por qué?
Waarom?
Porque
Omdat/want
Quiero ir a
Ik wil graag gaan…/ ik wil graag gaan naar…
El actor / la actriz
De acteur/actrice
El carnicero / a
De slager
El cocinero/a
De kok
El comerciante
De winkelier / de handelaar
El conductor/a
De chauffeur
El empleado/a
De werknemer
El empresario/a
De ondernemer
El enfermero/a
De verpleegkundige
El escritor/a
De schrijver
El jardinero/a
De tuinman
El jefe
De chef
El maestro/a
De leerkracht / de juf/meester
El médico/a
De dokter / huisarts
El militar
De militair
El modelo
Het model
El panadero/a
De bakker
El peluquero/a
De kapper
El policía
De politieagent
El profesor/a
De leraar
El/la recepcionista
De receptionist
El/al representante
De vertegenwoordiger
El secretario/a
De secretaris / secretaresse
El técnico
De technicus / monteur
El trabajador/a
De werknemer
El vendedor
De verkoper
El zapatero
De schoenmaker
El músico
De musicus / de muzikant
La fábrica
De fabriek
¿Qué vas a hacer en el futuro?
Wat ga je doen in de toekomst?
¿Qué quieres hacer?
Wat wil je doen?
¿Quieres viajar?
Wil je reizen?
¿Adónde quieres ir?
Waarheen wil je (gaan)?
El trabajo
Het werk
El empleo
Het werk
Aprobar
Slagen
Suspender
Zakken
Difícil
Moeilijk
Fácil
Makkelijk
El/la estudiante
De student
El estudio
De studie
La beca
De (studie)beurs
Hacer deporte
Sporten
Ganar
Winnen
Perder
Verliezen
El equipo
Het team
El ajedrez
Het schaken
El/la atleta
De atleet/atlete
El baloncesto
Het basketbal
El béisbol
Het honkbal
La carrera
Het rennen/ de hardloopwedstrijd
El combate
De strijd / het gevecht
La competencia
De concurrentie
Competir
Concurreren
El deporte
De sport
El ejercicio
De oefening / de lichaamsbeweging
Eliminar
Uitschakelen
El entrenamiento
De training
La final
De finale
El fútbol
Het voetbal
El gimnasio
De sportschool
El hockey
Het hockey
El juego
Het spel
La meta
De finish
Llegar a la meta
De finish halen
Montar a caballo
Paardrijden
Nadar
Zwemmen
Participar
Deelnemen
La partida
De partij / de wedstrijd
La pelota
De bal
El portero
De keeper
El premio
De prijs / de beloning
La regla
De regel
El triunfo
De overwinning
Vencer
(over)winnen
La victoria
De overwinning
El adversario
De tegenstander
Deportivo/a
Sportief
La derrota
De nederlaag
El dopaje
De doping
El estadio
Het stadion
El jugador / la jugadora
De speler / de speelster
El reto
De uitdaging
Lista de vocabulario VideoEle
Cuándo era pequeña
Español
Holandés
la ciudad
De stad
El pueblo
Het dorp
la montaña
Berg
La casa
Het huis
La calle
De straat
El campo e
Het platteland
Viejo
Oud
Hombre
Man
El rio
De rivier
Los animales
De dieren
trabajar
Español
Holandés
trabajar
werken
el coche
auto
el autobus
bus
el metro
metro
la bicicleta
fiets
la universidad
universiteit
esperar
wachten
la puerta
deur/portier
la línea
de route/lijn
el trasbordo
het overstappen
¿Qué tiempo hace?
Español
Holandés
el sol
de zon
el nube
de wolk
el viento
de wind
el frio
de kou
el tiempo
het weer
la lluvia
de regen
grados
graden
verano
zomer
otoño
herfst
primavera
lente
invierno
winter
la nieve
de sneeuw
La ropa
Español
Holandés
La camiseta
Het T-shirt
La tienda
De winkel
La camisa
Het hemd
El cinturon
De riem
Llevar
Dragen
Los calcetines
De sokken
La chaqueta
Het jack
La cazadora
De jas
Un pantalón
De broek
El chaleco
De vest
La manga
De mouw
la blusa
De blouse
Bonito
Mooi
las flores
Bloemen
Clasico/a
Klassiek
¿Dónde está?
Español
Holandés
La niña
het meisje
detras
Achter
Fuera
buiten
Encima
boven
Entrar
binnengaan
Delante
Voor
Debajo
Onder
Ahora
Nu
Enfrente
Tegenover
Correr
lopen / rennen
Dentro
binnen
Enhorabuena
Español
Holandés
Buen viaje
Goede reis
Jesús / salud
Gezondheid (als je moet niezen)
Chinchín
Proost
Bravo
Goed gedaan (bij einde van optreden/show)
Felicidades
Gefeliciteerd
Felices fiestas
Fijne feestdagen
Muchas gracias
Heel erg bedankt
Perdón
Als je je wilt excuseren
Bienvenido
Welkom heten
Cumpleaños feliz
Gefeliciteerd met je verjaardag
Que aproveche
Eet smakelijk
suerte
Succes/veel geluk
En el mercado
Español
Holandés
el mercado
de markt
céntimos
centen
kilo
kilo
el plátano
de banaan
el hombre
de man
necesitar
nodig hebben
el pescado
de vis
la sandia
de watermeloen
la verdura
de groente
comprar
kopen
No está lejos
Español
Holandés
Llegar
Aankomen
la avenida
Boulevard
la estacíon
Het station
Pasear
Lopen
la esquina
Hoek
Girar
Draaien
Tomar
nemen
Seguir
Volgen
el camino
Weg
Conocer
Leren kennen
C. Gramática:
Hieronder vind je de uitleg van de Futuro (de toekomst: zullen) (staat ook op de wikiwijs) en van de constructie ‘ir a + hele ww’. Je kunt ze allebei gebruiken om iets in de toekomst te zeggen.
EL FUTURO:
De futuro heeft voor de werkwoorden op AR/ER/IR dezelfde uitgangen. Dit keer vervang je AR/ER/IR niet voor de uitgang, maar plak je deze erachter.
Voorbeeld:
Wij zullen dansen: Bailaremos.
In het eerste schema vind je de uitgangen.
Er zijn ook werkwoorden met een onregelmatigheid. Deze werkwoorden hebben een aparte ‘stam’ voor de futuro. Die vind je in het tweede schema.
Structuur Ir a + infinitief
In het Spaans kennen we een aantal structuren om iets duidelijk te maken.
· Ir a + hele werkwoord(gaan doen / zullen)Toekomst
Vervoegingen IR in de tegenwoordige tijd:
Ir
(gaan)
Yo (ik)
Voy
Tú (jij)
Vas
Él / ella / usted (hij / zij / u)
Va
Nosotros (wij)
Vamos
Vosotros (jullie)
Vais
Ellos / ellas / ustedes (zij, u mv)
Van
VBIR A + HELE WERKWOORD:
NL: Wij gaan zwemmen.
SP: Vamos a nadar.
NL: Gaan jullie winkelen?
SP: ¿Vais a ir de compras?
Tarea 1Ir a + hele ww
1. Vertaal de zinnen naar het Spaans.
A. De jongens gaan studeren in Spanje.
B. Ik ga werken als kapster.
C. Wij gaan reizen door (por) Duitsland.
D. Jij gaat studeren aan het MBO.
E. Carmen wil werken als verpleegkundige.
Tarea 2Indefinido
Vertaal de zinnen naar het Nederlands. Let hierbij op de vormen van het werkwoord. Gooi de zinnen niet door de vertaler, maar puzzel naar de juiste stukjes!
1. Carmen fue profesora en España.
2. Hizo buen tiempo el fin de semana pasada.
3. El chico caminó por el parque.
4. En 2009 Carmen y José trabajaron en un hotel.
5. Mi novio y yo viajamos por Inglaterra el verano pasado.
6. ¿Tuviste tiempo para estudiar?
7. Bebisteis mucho vino ayer.
8. El año pasado estudié poco. Por eso no aprobé el examen.
9. Mi abuelo trabajó mucho en el pasado, pero no ganó mucho dinero.
10. El príncipe y la princesa fueron felices y comieron perdices.
Tarea 3El futuro
Zet de werkwoorden tussen haakjes in de juiste vorm van de futuro. Let op, er zijn ook onregelmatige vormen!
1. Mañana __________________ (comprar, tú) un coche.
2. Mis amigas y yo _______________________(beber) mucho esta noche.
3. ¿Qué ___________________ (hacer, tú) cuando Paco viene?
4. Paco ______________________________(vivir) en España el año que viene.
5. Las casas ________________________ (poder) tener mucho espacio.
Tarea 4El futuro
Vertaal de onderstaande zinnen naar het Nederlands.
1. La casa tendrá cuatro dormitorios.
2. José comerá muchos bocadillos.
3. Los perros dormirán bien esta noche.
4. Mi padre y yo trabajaremos en el mismo sitio.
5. ¿A qué hora vendréis este fin de semana?
6.
D. Leer:
Tarea 1 Information Planet
Ga naar de website: http://www.informationplanet.es/ en maak de onderstaande opdrachten:
A. Beantwoord de onderstaande vragen in het Nederlands:
1. Welke 3 landen kan je kiezen op de website?
2. Een aantal woorden uit het inleidende tekstje staan hieronder. Vertaal ze naar het Nederlands via de context. Gebruik GEEN woordenboek / internet!
a. Trabajar
b. Destino
c. Nueva vida
d. Solución
e. Necesario
f. Precios
g. Billetes de avión
h. Visado
i. Garantizar
B. Kies voor ‘Australia’. Beantwoord de onderstaande vragen in het Nederlands.
1. Welke 6 kopjes krijg je te zien? Vertaal ze naar het Nederlands.
2. Welke Australische steden worden er genoemd bij het kopje ‘reizen’?
3. Welke kopje aan de linkerkant moet je kiezen als je iets wilt weten over huisvesting?
4. Hoeveel tijd raadt de organisatie je aan te reserveren om een passende woning te vinden?
5. Wie worden vaak je roommates?
a. Je vrienden
b. Je klasgenoten
c. Je collega’s
6. Met welke 3 dingen moet je rekening houden als het gaat over de prijs van je woning?
7. Welke 3 cursussen kan je ‘studeren’ in Australië?
8. Klik op het kopje ‘estudiar en Australia’. Lees het stukje over het studeren van Engels. Vertaal dit stukje naar het Nederlands.
9. Klik op het kopje ‘viajar en Australia’. Geef aan of de stellingen Verdadero of Falso zijn:
a. Australië is het kleinste continent van de wereld.
b. De hoofdstad van Australië is Sydney.
c. Slechts een klein deel van de bevolking woont aan zee.
d. Er is veel landbouw in Australië.
e. De seizoenen lopen gelijk met de seizoenen in Europa.
10. Waarom wordt de uitdrukking ‘no worries mate’ genoemd in de tekst?
11. Er worden 4 wist-je-datjes genoemd over Australië. Leg uit wat er gezegd wordt (je hoeft niet letterlijk te vertalen, benoem de ‘strekking’ van het tekstje).
Tarea 2La casa del futuro
Lees de onderstaande tekst. Beantwoord de vragen in het Nederlands±
1. Wat betekent de titel van de tekst?
2. In de eerste alinea worden diverse ruimtes in een huis genoemd. Welke ruimtes zijn er wel in het huis van de toekomst en welke ruimtes zijn er niet? Maak een lijstje!
3. In alinea 3 worden diverse ‘toepassingen’ van de schermen aan de muur genoemd. Schrijf er 4 op.
4. De gordijnen hebben een speciale toepassing. Wat doen ze overdag en ’s avonds?
5. In de tekst zijn verschillende vormen van de futuro gemarkeerd. Vul het schema in:
Vorm in tekst
Infinitief (hele werkwoord)
Persoon
Vertaling in de tekst.
LA CASA DEL FUTURO
La casa del futuro será pequeña. Un apartamento de clase media tendrá 40 metros cuadrados para aproximadamente 3,5 personas. No habrá sala de estar, ni comedor, ni escritorio, solo tendrá cocina, baño, cuartos y una única habitación con múltiples funciones. Para preservar la naturaleza, no habrá más mármol ni suelos de madera, los materiales serán sintéticos.
-Con poco espacio y muchas pantallas electrónicas, estas servirán para hacer muchas cosas. Incluso no tendrá sentido separar ambientes para diversión o trabajo. Es posible que se trabaje desde nuestras propias casas y se transfiera la información por internet.
-Además de servir como computadora, videojuego y televisión, las pantallas tendrán otra función esencial. No habrá ventana en todos los apartamentos y podremos utilizar la pantalla como un simulador de paisajes externos.
-Por fuera, las casas serán de hierro y vidrio, en el interior habrá paredes de goma y resina. En su gran mayoría serán paredes móviles, así se puede adecuar el espacio a las distintas necesidades de las familias. Los muebles también serán adaptables.
-Las cortinas tendrán fibra óptica para almacenar la luz solar durante el día y usarla para iluminar el ambiente por la noche.
-Gracias a un sistema de códigos de barra, el frigorífico será capaz de monitorear el stock de productos
Tarea 3Buscar trabajo
Lees de onderstaande tekst en beantwoord de vragen in het Nederlands.
1. Wat betekent ‘busco trabajo’?
2. Waar gaat deze tekst over?
3. Er staan 2 korte tekstjes, A en B. Wat zijn dit voor soort teksten?
4. Wat zie je op de foto?
5. Vertaal tekst A naar goed Nederlands.
6. Lees tekst B en geef aan of de onderstaande stellingen Verdadero of Falso zijn. Is een stelling Falso, verbeter deze dan!
a. Lidia komt uit Peru.
b. Ze woont sinds 3 maanden in Spanje.
c. Ze wil alleen voor kinderen zorgen, niet voor oudere mensen.
d. Ze weet niet hoe ze moet koken, maar ze wil het graag leren.
e. Ze heeft ervaring met schoonmaakwerk.
f. Ze wil graag in een bepaalde regio werken, omdat ze geen auto heeft.
g. Ze wil absoluut niet blijven slapen op haar werkadres.
Tarea 4Examentekst Deporte
Tarea 5Los jóvenes opinan
Tarea 6Las protagonistas del deporte
Lees de tekst op de wikiwijs!Beantwoord de onderstaande vragen in het Nederlands.
1. Lee el artículo y di quién:
a. Es una mujer humilde y trabajadora >
b. Es la primera campeona occidental de su deporte >
c. Es la primera medallista de oro de su país >
d. Es una mujer muy disciplinada y campeona europea y del mundo >
e. Es una persona que tiene fe y confianza >
f. Es una persona con valores gracias a su deporte >
g. Es la persona mayor de las tres >
2. En qué deporte ha ganado Mónica una medalla?
a. Tenis
b. Badminton
c. Atletismo
E. Escuchar:
Tarea 1Video-ele opdracht
A. Cuándo era pequeña
Vragen:
1. Wat zegt Teresa van de rivier?
a. Ze vindt hem te warm en ze vindt hem stinken.
a. Ze vindt het een fijn geluid, maar het is wel een beetje koud.
a. Ze vindt de rivier eng, omdat er veel vissen in zwemmen.
2. Waar woont Teresa?
a. In een stad
b. In een dorp
c. Op het platteland
3. Welke dieren noemt Teresa?
4. Waar vindt Teresa de boom op lijken?
a. Een hond
b. Een oude vrouw
c. Een oude man
d. Nergens
Puzzel:
Welke Spaanse woorden kun jij hierin ontdekken? Gevonden? Vertaal ze naar het Nederlands.
d.u.i.c.d.a = …………………………… →
n.a.t.o.m.a.ñ = ………………………… →
c.e.a.c.l = ……………………………… →
i.j.o.v.e = ………………………………. →
s.a.l.e.m.i.n.a = ………………………. →
i.o.r = ………………………………….. →
o.c.m.p.a = ………………………….... →
s.a.c.a = ………………………………. →
e.m.b.o.h.r = …………………………. →
B. Ir al trabajo
1) Noem 4 manieren om naar het werk te gaan.
1.
2.
3.
4.
2) Hoe laat wordt de krant gratis uitgedeeld?
a. 7 uur – 8 uur
b. 8 uur – 9 uur
c. 8 uur – 10 uur
d. 7 uur – 9 uur
3) Hoe gaat ze naar het werk en welke 2 kleuren metrolijnen pakt ze? Verdadero/ falso
1. Metro/ paars
2. Trein/ blauw
3. Tram
4. Blauw
4) Wat vindt ze leuk om te doen terwijl ze wacht?
a. Werken
b. Muziek luisteren
c. Tekenen
d. Lezen
5) Hoe laat sluiten de scholen/ universiteit?
……………………………………………………………..
……………………………………………………………..
……………………………………………………………..
……………………………………………………………..
C. ¿Qué tiempo hace?
Vragen: 1. Wat voor weer is het in de herfst?2. Is het vandaag 10 graden?3. Wat voor weer is het in de winter?4. hoeveel graden is het in de ochtend? a. 6
b. 7
c.95. wat is wolk in het Spaans?
D. La ropa
Vragen
1. Ze houdt heel erg van kleren. Waar of niet waar?_____________________________________________________
2. De sweater die ze heeft gekocht is het duurste. Waar of niet waar? _____________________________________________________
3. Wat voor kleren vindt ze het leukst?____________________________________________________________________________________________________________________________
4. Hoeveel euro kost het jasje?______________________________________________________________
5. Welk kledingstuk vindt ze heel origineel?____________________________________________________________________________________________________________________________
E. ¿Dónde está?
Vragen over luisterfragment:
vraag 1;
La niña está delante de la casa
betekent: het meisje zit op het huisje
· falso
· verdadero
vraag 2:
Está encima
a = bioscoop
b = bovenop
c = onder
vraag 3:
Welke kleur jas heeft het meisje aan?
vraag 4:
Welk voorzetsel is niet gezegd
a = lejos
b = detras
c = dentro
F. Enhorabuena
1. Wat zeg je als iemand niest?
2. Wat zeg je als je iemand wil feliciteren?
3. Wat zeg je als je je wilt excuseren?
4. Wat zeg je als je iemand een goede reis wenst?
5. Wat zeg je als veel succes wil wensen?
Que aproveche =
Bienvenido =
Bravo =
Chinchín =
Felices fiestas =
Muchas gracias =
G. En el mercado
Vragen
Omcirkel het juiste antwoord: verdadero of falso
1. Je kan niet zo lekker eten bij de bar. verdadero/falso
2. Ze eet veel fruit. verdadero/falso
3. Zijn de watermeloenen duur. verdadero/falso
Beantwoord de vragen
0. Hoeveel kost 1 kilo mandarijnen?
1. Wat voor vitamine heeft een kiwi veel?
H. No está lejos:
-Met welk voertuig komt hij aan in Zaragoza?-Wat is een belangrijk monument in Madrid? -Wat wordt er gegeven in het hotel?-Welke 2 bezienswaardigheden bevinden zich op la Plaza del pilar
-Wat is er in de richting van de deur van Carmen?
Tarea 2Gente que viaja
Beantwoord de onderstaande vragen in het Nederlands.
1. Hoeveel KM moet er nog gereden worden in het begin van het filmpje?
a. 6kmb. 8kmc.10km
2. Hoe laat zullen ze arriveren?
a. 11 uurb. half 11c. half 12
3. Hoe ver is Barcelona vanaf het vakantiehuis?
a. 70 kmb. 78 kmc. 80 km
4. Hoe oud is Alba en wat is haar beroep?__________________________________________
5. Ze willen graag een ….. stijl in het huis hebben.
a. Rustiekb. Modernc. combinatie van oud en nieuw
6. Alle ruimtes in het hotel zijn: a. Grootb. Klein
7. De doelgroep van het hotel zijn vooral:
a. Individuenb. Familiesc. stellen
8. Het ontbijt wordt geserveerd tussen
a. 8 en 11b. 9 en 11c. 9 en 12
9. De ontbijttijden zijn heel strak. Er is geen ruimte om iets eerder of later te ontbijten.
a. Waarb. Niet waar
10. Hoeveel hotelkamers heeft het hotel? ___________________________________
11. De hotelkamers kosten ongeveer 120 euro.
a. Waarb. Niet waar
12. Het hotel is alleen geopend in de zomer. a.Waarb. Niet waar
13. Het hotel is erg vol in juli en augustus omdat…
a. Het een mooie omgeving is
b. Er een strand dichtbij is
c. Het erg rustgevend is
29