Maatschappelijke participatie Meedoen en belemmeringen 2017 01 23 DEF DH-1901... · Wat bepaalt...
Transcript of Maatschappelijke participatie Meedoen en belemmeringen 2017 01 23 DEF DH-1901... · Wat bepaalt...
-
Maatschappelijke participatie
Meedoen en belemmeringen 2017
Oost Gelre
Rapport Januari 2018 Andrew Britt
Arthur van der Harg Lieke Salomé
Projectnummer: P003304 Correspondentienummer: DH-1901-8969
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
INHOUD
SAMENVATTING 1
HOOFDSTUK 1 INLEIDING 4
1.1 Participatie in het kader van de Wmo 2015 4
1.2 Doel van het onderzoek 6
1.3 Onderzoeksverantwoording 6
HOOFDSTUK 2 PARTICIPATIE IN UW GEMEENTE 8
2.1 Participatiegraad 8
2.2 Buurtparticipatie 10
2.3 Ervaren deelname aan de samenleving 12
2.4 Eenzaamheid 13
2.5 Welzijn 14
2.6 Participatie en welzijn 15
2.7 Gezondheid en participatie 16
2.8 Mensen met beperkingen 17
HOOFDSTUK 3 MANTELZORG 18
HOOFDSTUK 4 VRIJWILLIGERSWERK 23
HOOFDSTUK 5 BELEMMERINGEN BIJ PARTICIPATIE 26
5.1 Wat zijn belemmeringen? 26
5.2 Vraagverlegenheid 27
5.3 Wie ervaren belemmeringen? 28
HOOFDSTUK 6 OPLOSSINGEN: VAN EIGEN KRACHT NAAR (IN)FORMELE ONDERSTEUNING 30
6.1 Oplossingen van zelfredzaamheid en eigen kracht 30
6.2 Informele oplossingen 32
6.3 ‘Potentiële’ burgerkracht 33
6.4 Formele oplossingen 35
6.5 Het effect van de oplossingen 36
BIJLAGE 1 ONDERZOEKSVERANTWOORDING 37
BIJLAGE 2 CIJFERS NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 39
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Samenvatting
Voor u ligt het onderzoek Maatschappelijke participatie, meedoen en belemmeringen in de
gemeente Oost Gelre 2017. In het najaar van 2017 hebben 1.284 inwoners van 18 jaar en
ouder in de gemeente Oost Gelre deelgenomen aan dit onderzoek door een schriftelijke
vragenlijst in te vullen. De resultaten van de gemeente Oost Gelre zijn op basis van deze
respons zeer betrouwbaar.
Participatiegedrag
Inwoners van Oost Gelre is gevraagd op welke verschillende vlakken zij meedoen aan de
maatschappij. De vlakken waarop zij meedoen (en de mate waarin) komen sterk overeen
met het vorig onderzoek (uitgevoerd in 2013). Het meest vaak komt het onderhouden van
sociale contacten voor als participatievorm. In Oost Gelre komt culturele participatie relatief
vaak voor in verhouding tot 2013.
11% van de inwoners van Oost Gelre participeert ‘smal’ of ‘eenzijdig’. 39% van de inwoners
van Oost Gelre participeert breed. Het aandeel inwoners dat breed participeert is hiermee
gestegen ten opzichte van 2013. De maatschappelijke participatie is gemiddeld genomen het
breedst in de kern Vragender en het smalst in de kern Groenlo.
Participatie en welzijn
Door twee factoren samen te nemen, ‘hoe breed iemand meedoet in de maatschappij’ en
‘iemands welzijn’ kunnen we de bevolking indelen in een aantal groepen.1 Ongeveer twee
derde van de inwoners van Oost Gelre is ‘weerbaar’ (66%) en 8% is ‘kwetsbaar’. 21% van de
inwoners participeert weliswaar op weinig vlakken, maar heeft toch een hoge mate van
welzijn. De kern Vragender kent het grootste aandeel ‘weerbare’ inwoners, de kern Groenlo
kent het grootste aandeel ‘kwetsbare’ inwoners.
Inzet voor anderen
Ongeveer een op de vijf inwoners van Oost Gelre verleent enige vorm van mantelzorg.
Het grootste gedeelte van deze mantelzorgers doet dit minder dan 8 uur per week en/of
korter dan drie maanden. 12% doet dit echter gemiddeld meer dan 24 uur per week en al
langer dan 5 jaar. In totaal voelt 34% van de mantelzorgers zich soms overbelast en 11%
regelmatig of vaak.
Bijna de helft van de inwoners van Oost Gelre helpt hun buren op enig vlak (44%). De meest
gegeven burenhulp bestaat uit kleine klusjes, zoals planten water geven en post bewaren
tijdens vakanties (42%). Ongeveer een op de tien helpt elkaar met op de kinderen passen of
klusjes in en rond het huis of de tuin. Vormen van burenhulp die persoonlijker worden
(helpen met administratie/invullen van formulieren, huis helpen schoonhouden, helpen met
medicijnen) komen bijna niet voor (1% à 2% doet dit voor hun buren).
1 ‘Kwetsbaren’ (smalle participatie - weinig welzijn), Smalle participatie - veel welzijn, Brede participatie - weinig welzijn, en ‘Weerbaren’ (brede participatie - veel welzijn).
1/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Belemmeringen om mee te doen
De meeste mensen ervaren geen belemmeringen om mee te doen in de maatschappij (71%
in Oost Gelre). 20% van de inwoners ervaart echter één belemmering op enig vlak en 9%
ervaart twee of meer soorten belemmeringen om mee te doen. De belemmering die het
meest vaak door mensen wordt ervaren, is dit jaar een gezondheidsbelemmering. In de
nulmeting was dit nog een financiële belemmering.
De belemmering ‘niet welkom voelen’ heeft het grootste (negatieve) effect op de participatie
van een individu, gevolgd door gezondheidsbelemmeringen en psychische belemmeringen.
Dit is een andere top 3 dan in 2013, toen gezondheidsbelemmeringen nog het grootste
negatieve effect hadden op de participatiegraad van een individu, gevolgd door
toegankelijkheidsbelemmeringen en psychische belemmeringen.
Het niet om hulp durven vragen (vraagverlegenheid) kan een belemmering zijn voor iemands
participatie. Van alle inwoners (met één of meerdere belemmeringen) durft 5% geen hulp te
vragen aan familie, 8% durft geen hulp te vragen aan vrienden en 9% durft geen hulp te
vragen aan buren. Tot slot durft 2% van de inwoners die één of meer belemmeringen
ervaren aan helemaal niemand hulp te vragen.
Oplossingen; informeel en formeel
6% van de inwoners van Oost Gelre ontvangt mantelzorg. Het zijn vooral inwoners met een
lichamelijke beperking (door ouderdom of door een handicap) die ondersteuning ontvangen
van mantelzorgers.
Het zelf financieren van hulp of voorzieningen wordt soms aangedragen als (eigen kracht)
oplossing. De meeste inwoners kunnen grote onverwachte uitgaven doen.2
5% van de inwoners van Oost Gelre kan dit echter ‘nooit’ en 4% ‘meestal niet’. Onder
inwoners die een financiële belemmering ervaren stijgt dit tot 19% en 18%.
Hulp durven vragen is ook een vorm van eigen kracht. De meerderheid van de inwoners zegt
familie te durven vragen als zij hulp nodig hebben (89%) en in iets mindere mate durft men
vrienden om hulp te vragen (75%). 73% van de inwoners durft hulp aan buren te vragen,
mocht het nodig zijn.
Als inwoners hulp ontvangen van buren, dan is dit meestal in de vorm van kleinigheden (net
zoals bij het hulp geven aan buren).
‘Potentiële’ burgerkracht
Het beroep op (zorg)vrijwilligers, mantelzorgers en buren is in de Wmo 2015 groot. De vraag
is in hoeverre dit reëel is. Inwoners konden aangeven in hoeverre ze bereid zijn om buren te
helpen op verschillende vlakken. Buren zijn voornamelijk ‘zeker bereid’ elkaar te helpen als
het gaat om kleinigheden (72%) of boodschappen doen (63%). Maar ook ruim een derde
zegt zeker bereid te zijn hun buren te helpen met klusjes in en rond het huis of de tuin, met
vervoer of bezoekjes, of met eten koken en brengen.
2 Vraagstelling luidt: ‘Bent u in staat om een onverwachte noodzakelijke uitgave van € 1.000 te betalen zonder daarvoor schulden te maken of een lening af te sluiten?’
2/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Het merendeel van de inwoners zegt weliswaar op iemand terug te kunnen vallen voor hulp
of zorg (meestal familie, gevolgd door vrienden), maar in Oost Gelre geeft 5% ook aan
niemand te hebben om op terug te vallen.
Effect van oplossingen
Wanneer de eigen kracht, het eigen netwerk en de informele ondersteuning onvoldoende
blijken, kan een beroep worden gedaan op formele ondersteuning. 7% van de respondenten
in Oost Gelre maakt gebruik van enige vorm van (Wmo)-ondersteuning. Deze ondersteuning
blijkt nog steeds voornamelijk bij te dragen aan het zelfstandig thuis kunnen blijven wonen
(51% geeft aan dat het veel bijdraagt). De ondersteuning draagt daarmee in verhouding
minder bij aan het kunnen blijven meedoen aan de maatschappij (28% geeft aan dat het veel
hieraan bijdraagt).
3/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Hoofdstuk 1 Inleiding
Sinds 2015 ligt de focus in de nieuwe Wmo meer op het versterken van zelfredzaamheid en
participatie van inwoners. Inzicht in de zelfredzaamheid van uw burgers en hun
participatiegedrag is dan ook essentieel, zeker gezien de vele bezuinigingen en met het oog
op de uitwerking van de drie decentralisaties.
1.1 Participatie in het kader van de Wmo 2015
De Wmo is erop gericht dat zoveel mogelijk mensen, zolang als mogelijk is, kunnen blijven
deelnemen aan de samenleving. Deze taak is opgedragen aan gemeenten omdat zij het
dichtst bij hun inwoners staan.
Participatie: een breed begrip
Participatie is een breed begrip, zelfs als het beperkt wordt tot maatschappelijke participatie,
zoals in dit onderzoek. Wij hanteren in dit onderzoek de volgende vormen van
maatschappelijke participatie:
betaalde arbeid verrichten het onderhouden van sociale contacten
recreatieve participatie opleiding volgen
deelname aan het verenigingsleven deelname aan vrijwilligerswerk
actieve deelname aan buurtactiviteiten verlenen van mantelzorg
culturele participatie
Wat bepaalt participatie?
Individuele kenmerken, zoals opleidingsniveau, sociaal netwerk en beroep, zijn bepalend
voor de mate en wijze van participatie van inwoners. Als bijvoorbeeld het opleidingsniveau
en het inkomen stijgen, dan neemt ook de participatiegraad toe. In geval van een
verminderde gezondheid en/of een chronische ziekte neemt de participatiegraad veelal af.
Uit eerder onderzoek van BMC is gebleken dat er een positieve samenhang is tussen
individueel welzijn3 en participatie. Dat wil zeggen dat een bredere participatie samengaat
met meer individueel welzijn en andersom. Via zelfontplooiing zorgt participatie voor de
emancipatie van het individu en een goede kwaliteit van leven4.
Belemmeringen in participatie
Als gevolg van onder meer ziekte of het ontbreken van regie op het eigen leven kunnen
mensen (soms) niet op eigen kracht meedoen aan de samenleving. Zij ervaren
belemmeringen in hun participatie. Dit kan het gevolg zijn van hun gezondheid, financiële
situatie, beperkte sociale netwerk of anderszins.
Er zijn op voorhand groepen aan te wijzen die meer dan andere groepen dergelijke
belemmeringen ervaren, zoals kwetsbare ouderen en mensen met een fysieke of psychische
beperking. Maar dergelijke beperkingen hoeven geen belemmering te vormen. Afhankelijk
3 Het individuele welzijn van burgers beslaat meerdere aspecten, zoals geluk, (geestelijke) gezondheid, tevredenheid en afwezigheid van eenzaamheidsgevoelens. 4 RMO-verkenning participatie, 2008
4/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
van onder meer de ervaren gezondheid en coping vaardigheden kan de ene inwoner met
een beperking de ervaring hebben (te) weinig aan de samenleving deel te nemen, terwijl dit
niet geldt voor een andere inwoner met eenzelfde beperking. Ook geldt dat een breed
participerende inwoner zich als gevolg van omstandigheden, zoals een scheiding of verlies
van werk, in korte tijd kan ontwikkelen tot iemand die weinig participeert.
Nieuwe doelgroepen en participatie
Als gevolg van de drie decentralisaties en het scheiden van wonen en zorg zal het aantal
inwoners dat belemmeringen ervaart in hun participatie en hiervoor een beroep doet op de
gemeente toenemen. Het gaat hierbij deels om voor de gemeente nieuwe doelgroepen,
zoals bijvoorbeeld mensen met een ernstige verstandelijke of lichamelijke beperking.
Bieden van ondersteuning
Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid inwoners die belemmeringen ervaren in hun
maatschappelijke participatie, ondersteuning te bieden. Conform de uitgangspunten van de
Wmo dient de inwoner, eventueel geholpen door de gemeente, eerst de mogelijkheden te
verkennen van ondersteuning door de eigen familie en het eigen sociale netwerk. Daarna
kunnen burgers een beroep doen op vrijwillige inzet of zelfs formele zorg en ondersteuning.
Bij het bieden van ondersteuning staan niet de beperkingen maar de mogelijkheden van
mensen voorop. Ondersteuning wordt dan ook alleen geboden als de eigen kracht tekort
schiet en is gericht op het versterken van de eigen mogelijkheden. Daarmee zijn mensen het
best geholpen, zo is de gedachte. Daarnaast speelt het kostenaspect mee bij de inzet op
eigen kracht en het eigen sociale netwerk: de directe uitgaven aan ondersteuning zijn hoog,
maar de maatschappelijke kosten van non-participatie zijn nog vele malen hoger.
Samenvattend
De volgende figuur schetst de verschillende aspecten van het onderzoek in één oogopslag.
Elke inwoner neemt deel aan de samenleving. De mate waarin zij participeren hangt af van
persoonlijke kenmerken en behoeften, zoals sociaal netwerk, inkomen en ervaren
gezondheid, en de maatschappelijke context (attitudes, dienstverlening, wet- en regelgeving,
fysieke omgeving, et cetera). Beide kunnen ertoe leiden dat iemand minder participeert dan
hij/zij wenst. In dat geval is er sprake van belemmeringen in de participatie. Deze kunnen
sociaal, fysiek en financieel van aard zijn. Ondersteuning, zowel van vrijwillige als
beroepsmatige aard, kan bijdragen aan meer participatie.
5/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Figuur 1 Onderzoekskader
1.2 Doel van het onderzoek
Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te verwerven in het participatiegedrag van de inwoners in
de gemeente Oost Gelre. Het onderzoek brengt de wijze en mate van participatie van uw
inwoners in beeld, en kijkt ook naar de inzet van inwoners voor anderen in de samenleving.
U krijgt zicht op de belemmeringen die inwoners ervaren om mee te kunnen doen in de
samenleving, en welke oplossingen (zelfredzaamheid en eigen kracht, formele en informele
ondersteuning) zij gebruiken om deze belemmeringen op te lossen. Tenslotte geeft dit
rapport het effect van deze oplossingen weer (in termen van mate van zelfredzaamheid en
participatie). Dit onderzoek levert u handvatten om uw beleid doelgericht en eventueel
kerngericht vorm te geven.
1.3 Onderzoeksverantwoording
Het onderzoek is in het najaar van 2017 uitgevoerd. Het betreft een kwantitatief onderzoek,
uitgezet door middel van een schriftelijke vragenlijst. Er zijn 4.249 vragenlijsten opgestuurd
naar uw inwoners. In totaal zijn er 1.284 ingevulde vragenlijsten teruggekomen. De respons
is hiermee 30%. Dat is een gebruikelijke respons voor schriftelijk onderzoek onder inwoners.
Uw gemeente heeft gekozen om waar relevant de resultaten te laten uitsplitsen naar de
zeven kernen van de gemeente (zie tabel 1).
Tabel 1 Respons
Aangeschreven
Wijken Gemeente
Lichtenvoorde
680
Groenlo
673
Lievelde
583
Vragender Harreveld
553 577
Zieuwent
613
Mariënvelde
530
Oost Gelre5
4.249
Respons (absoluut) 233 190 182 173 159 198 142 1.284
Respons (%) 34% 28% 31% 31% 28% 32% 27% 30%
5 De absolute respons per kern telt niet op tot de absolute respons voor de gemeente. Dit komt omdat niet alle respondenten hebben ingevuld in welke kern zij wonen.
6/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
De resultaten voor de gemeente Oost Gelre als geheel zijn zeer betrouwbaar. De resultaten
voor de kern Lichtenvoorde zijn redelijk betrouwbaar. De resultaten voor de overige kernen
geven een goede indicatie van de werkelijkheid.
Uw gemeente wordt in deze rapportage vergeleken met de eigen resultaten van het
onderzoek uit 2013 (in de figuren en tabellen aangeduid als ‘nulmeting’). Voor een
uitgebreide onderzoeksverantwoording: zie bijlage 1.
7/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Hoofdstuk 2 Participatie in uw gemeente
Dit hoofdstuk behandelt de mate van participatie in uw gemeente en zoomt daarbij specifiek
in op de buurtparticipatie. Ook behandelt dit hoofdstuk de mate waarin mensen zich
verbonden voelen met de maatschappij, ook wel de subjectieve participatie genoemd, en de
relatie tussen participatie en welzijn.
2.1 Participatiegraad
De participatiegraad is de mate waarin uw inwoners aan de verschillende vormen van
maatschappelijke participatie deelnemen. Onderstaande figuur toont de verschillende
vormen in volgorde van frequentie.
Figuur 2 Vormen van participatie
Het meest vaak komt het onderhouden van sociale contacten voor als participatievorm.
In Oost Gelre komt culturele participatie relatief vaak voor in verhouding tot 2013.
8/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Figuur 3 Vormen van participatie naar leeftijd
In figuur 3 zien wij dat de meeste participatievormen afnemen naarmate men ouder wordt.
Uitzondering hierop is het onderhouden van sociale contacten. Deze vorm blijft ongeacht de
leeftijd zeer hoog.
De participatiescore staat voor de mate waarin uw inwoners aan de verschillende vormen
van participatie deelnemen. Deze score kunnen we indelen in vier verschillende categorieën,
lopend van smalle tot zeer brede participatie6. Smal of eenzijdig houdt in dat mensen op
weinig verschillende vlakken participeren. Mensen met een brede participatie participeren op
veel verschillende vlakken. Figuur 4 toont de verdeling van de participatiescore in uw
gemeente.
Figuur 4 Mate van participatie
6 De participatiescore loopt van 0 tot 9, waarbij 0 staat voor zeer smalle participatie en 9 voor zeer brede participatie. De score is als volgt ingedeeld: eenzijdige of smalle participatie (0-2,9), beperkte/matige participatie (2,9-4,4), redelijk brede participatie (4,4-5,8) en brede participatie (>5,8).
9/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
De gemeente heeft een gemiddelde participatiescore van 5,0, wat een lichte stijging is ten
opzichte van 2013. De maatschappelijke participatie is het breedst in de kern Vragender en
het smalst in de kern Groenlo.
Tabel 2 Participatie naar wijk/doelgroep
Wijken Gemiddeld
Lichtenvoorde Groenlo Lievelde Vragender Harreveld Zieuwent Mariënvelde Oost Gelre Nulmeting
4,8 4,7 5,1 5,3 5,2 5,2 4,8 5,0 4,8
2.2 Buurtparticipatie
Sommige gemeenten kiezen ervoor om het Wmo-aanbod op wijk- of kernniveau te
organiseren. De wijk of kern vormt een goede schaal voor een integrale aanpak en de
afstemming tussen zorgaanbieders en individuele welzijnsinstellingen. Zo experimenteren
veel gemeenten momenteel met toegang in de wijk in de vorm van sociale wijkteams of een
wijkinloop. Uit ons onderzoek blijkt dat de keuze voor wijk- en buurtniveau een goede is: de
bereidheid om te participeren en zelf verantwoordelijkheden te dragen is met name aanwezig
in de directe woon- en leefomgeving.
Actieve inzet voor en in de buurt hangt vooral samen met de verbondenheid met de buurt:
mensen die zich verbonden voelen met buurtgenoten of gehecht zijn aan de buurt,
participeren vaker in de buurt. Ook zullen mensen elkaar dan vaker aanspreken op
onaanvaardbaar gedrag.
Tabel 3 Betrokkenheid bij de buurt
Heel betrokken
Kernen Gemeenten
Lichtenvoorde 31%
Groenlo 32%
Lievelde 44%
Vragender 56%
Harreveld 41%
Zieuwent 49%
Mariënvelde 52%
Oost Gelre 43%
Nulmeting 45%
Enigszins betrokken 63% 55% 46% 37% 54% 45% 43% 50% 46%
Nauwelijks betrokken 5% 11% 8% 6% 4% 6% 4% 6% 7%
Niet betrokken 1% 1% 2% 1% 1% 1% 2% 1% 1%
Tabel 4 Hoe vaak komt u in een buurthuis/dorpshuis?
Kernen Gemeenten
Lichtenvoorde Groenlo Lievelde Vragender Harreveld Zieuwent Mariënvelde Oost Gelre Nulmeting
Vaak 7% 4% 21% 22% 35% 16% 37% 19% 12%
Soms 17% 17% 40% 37% 41% 47% 41% 33% 23%
Bijna nooit
76% 79% 39% 41% 25% 37% 22% 48% 64%
10/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Tabel 5 In mijn buurt zijn voor mij voldoende plaatsen waar ik mijn buurtbewoners kan ontmoeten
Helemaal mee eens
Kernen Gemeenten
Lichtenvoorde 12%
Groenlo 9%
Lievelde 18%
Vragender 15%
Harreveld 24%
Zieuwent 21%
Mariënvelde 28%
Oost Gelre 17%
Nulmeting 14%
Mee eens 72% 68% 74% 69% 69% 73% 69% 71% 54%
Mee oneens 13% 16% 7% 13% 6% 5% 4% 9% 20%
Helemaal mee oneens 3% 6% 1% 3% 1% 1% 0% 2% 12%
In figuur 5 zien wij dat de buurtparticipatie is gestegen ten opzichte van 2013. In de kernen
Mariënvelde en Vragender is de buurtparticipatie het hoogst.
Figuur 5 Buurtparticipatie
11/40
-
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Figuur 6 Buurtparticipatie naar kern
2.3 Ervaren deelname aan de samenleving
De burgers is, naast hun participatie op een negental terreinen, ook gevraagd naar hun
ervaren deelname aan de samenleving. Dat wil zeggen in hoeverre zij vinden dat ze mee
tellen in de samenleving en of zij het gevoel hebben buiten de samenleving te staan.
Dit wordt als subjectieve sociale uitsluiting gezien. Deze sociale uitsluiting hangt samen met
weinig sociale contacten, ‘mensen die weinig sociaal participeren, hebben kennelijk vaker
het gevoel uitgesloten te zijn van de maatschappij’. Ook uit eigen onderzoek blijkt er een
sterke negatieve relatie te zijn tussen subjectieve sociale uitsluiting en welzijn.7 Inwoners die
het gevoel hebben in mindere mate mee te tellen en zich buiten de samenleving voelen
staan, hebben een lagere mate van welzijn.
Wij zien dat het aandeel inwoners van Oost Gelre dat het gevoel heeft buiten de
samenleving te staan redelijk in lijn ligt met het vorig onderzoek.
Tabel 6 Heeft u het gevoel mee te tellen in de samenleving?
Kernen Gemeenten
Lichtenvoorde Groenlo Lievelde Vragender Harreveld Zieuwent Mariënvelde Oost Gelre
Nul meting
Volledig 50% 49% 57% 58% 62% 56% 54% 55% 50%
Grotendeels 35% 37% 34% 32% 32% 29% 30% 33% 38%
Een beetje 13% 12% 8% 8% 6% 12% 14% 11% 11%
Helemaal niet 3% 2% 1% 2% 0% 3% 2% 2% 1%
7 Het betreft analyses door BMC uitgevoerd op de totale datasets van eerdere onderzoeken naar Maatschappelijke Participatie.
12/40
-
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Tabel 7 Heeft u weleens het gevoel buiten de samenleving te staan?
Kernen Gemeenten
Lichtenvoorde Groenlo Lievelde Vragender Harreveld Zieuwent Mariënvelde Oost Gelre
Nul meting
(Zeer) Vaak 2% 1% 1% 2% 2% 4% 1% 2% 2%
Soms 16% 19% 8% 11% 10% 15% 15% 14% 14%
Zelden 38% 33% 39% 30% 32% 34% 40% 35% 35%
Nooit 45% 47% 52% 56% 56% 46% 44% 49% 49%
2.4 Eenzaamheid
De afwezigheid van eenzaamheid is één van de belangrijkste indicatoren voor het sociale
welzijn van mensen. Beleidsmakers hopen vaak dat iemand die participeert het ook op
andere fronten goed doet: minder eenzaam is en een sterk sociaal vangnet heeft. De score
vertegenwoordigt een bepaalde mate van eenzaamheid. In tabel 8 zien wij dat bij elkaar 3%
van de inwoners van Oost Gelre sterk of zeer sterk eenzaam is. Dit is iets lager dan in het
vorig onderzoek.
Tabel 8 Mate van eenzaamheid
Niet eenzaam 67% 69%
Matig eenzaam 29% 27%
Sterk eenzaam 2% 3%
Zeer sterk eenzaam 1% 2%
Gemeenten
Oost Gelre Nulmeting
Figuur 7 toont de mate van eenzaamheid naar kern. Wij zien dat eenzaamheid relatief veel
voorkomt in de kernen Lichtenvoorde en Zieuwent, en weinig in Lievelde en Harreveld.
13/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Figuur 7 Mate van eenzaamheid uitgesplitst naar …
Emotionele of sociale eenzaamheid?
In hoeverre kunnen gevoelens van eenzaamheid daadwerkelijk teruggedrongen worden door
maatschappelijke participatie? Daarvoor is het belangrijk te beseffen dat ‘eenzaamheid’
bestaat uit twee componenten. Van emotionele eenzaamheid is sprake wanneer iemand een
sterk gemis ervaart van een intieme relatie, een emotionele hechte band met een partner of
vriend(in). Van sociale eenzaamheid is sprake wanneer iemand betekenisvolle relaties met
een bredere groep mensen mist. Maatschappelijke participatie kan dan wel een rol vervullen
in het tegengaan van sociale eenzaamheid, maar is niet direct een middel tegen ‘emotionele
eenzaamheid’.
2.5 Welzijn
Het welzijn van burgers is onderzocht door een achttal vragen over geluk, eenzaamheid,
tevreden zijn en (psychische) gezondheid. De mate van welzijn in de gemeente Oost Gelre
ligt in lijn met die in het vorig onderzoek. De kernen Harreveld en Vragender hebben de
hoogste mate van welzijn, de kern Mariënvelde heeft relatief een lagere mate van welzijn.
14/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Figuur 8 Mate van welzijn uitgesplitst naar Kernen
2.6 Participatie en welzijn
Op basis van de scores van burgers op zowel welzijn als participatie heeft BMC een
vierdeling in de mate van weerbaarheid/kwetsbaarheid van burgers vastgesteld.
Onderstaande tabel toont de verdeling van uw inwoners over deze categorieën.
Tabel 9 Participatie en welzijn
‘Kwetsbaren’ (smalle participatie - weinig welzijn)
Gemeenten
Oost Gelre
8%
Nulmeting
8%
Smalle participatie - veel welzijn 21% 27%
Brede participatie - weinig welzijn 6% 6%
‘Weerbaren’ (brede participatie - veel welzijn) 66% 59%
15/40
-
De kern Vragender kent het grootste aandeel ‘weerbare’ inwoners, de kern Groenlo kent het
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
De indeling is relevant in uw beleidsvoering. Per categorie is een andere focus, een andere
inzet wenselijk. De categorieën met een smalle participatie vragen extra aandacht in het
beleid. Smalle participatie kenmerkt zich vaak door een klein sociaal netwerk en juist dat is
heel belangrijk nu er steeds meer nadruk ligt op de eigen kracht van mensen in plaats van
formele ondersteuning. De categorie met een brede participatie maar een laag welzijn,
participeert weliswaar veelvuldig maar is desalniettemin ongelukkig. Mogelijk ontbreekt het
bij hen aan zingeving of diepe contacten. De ‘weerbare’ inwoners worden gekenmerkt door
zowel een sterke sociale ontplooiing als een positief welbevinden.
Figuur 9 Participatie en welzijn uitgesplitst naar kern
grootste aandeel ‘kwetsbare’ inwoners.
2.7 Gezondheid en participatie
Uit eerder participatieonderzoek van BMC blijkt dat naast welzijn ook de ervaren gezondheid
van invloed is op de mate waarin inwoners participeren. Wanneer inwoners zich minder
gezond voelen, dan zijn zij minder geneigd om activiteiten te ondernemen. In onderstaande
tabel zien we voor uw gemeente en de referentiegroep de ervaren gezondheid van de
verschillende groepen.
16/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Tabel 10 Ervaren gezondheid
Zeer goed
Gemeenten
Oost Gelre
22%
Nulmeting
20%
Goed 59% 60%
Redelijk 19% 18%
Slecht 1% 2%
2.8 Mensen met beperkingen
Een groot deel van de burgers met beperkingen ervaart lichamelijke problemen en is
objectief gezien minder gezond. Uit eerder onderzoek blijkt echter dat veel mensen met
beperkingen positief zijn over hun gezondheidstoestand en ook over de kwaliteit van hun
leven. Er zijn wel grote verschillen tussen de verschillende groepen. Zo zijn mensen met
psychiatrische klachten veel vaker ontevreden over hun gezondheid. Onderstaande tabel
toont voor uw gemeente en de referentiegroep (tussen haakjes) de ervaren gezondheid van
de verschillende groepen.
Tabel 11 Beperkingen en ervaren gezondheid
Type beperking
Lichamelijk (ouderdom) Lichamelijk (handicap) Psychisch
Oost Gelre Nulmeting Oost Gelre Nulmeting Oost Gelre Nulmeting
Ervaren
gezondheid
(Zeer) goed 15% 2% 12% 6% 49% 44%
Redelijk 75% 73% 74% 76% 51% 44%
Slecht 10% 24% 14% 18% 0% 11%
In figuur 10 zien wij de participatiescore van mensen met verschillende soorten beperkingen.
Mensen met een lichamelijke beperking door ouderdom hebben een lage score. Mensen met
een psychische beperking hebben een relatief hoge score. Wij zien een licht hogere
participatiescore voor alle groepen ten opzichte van het vorig onderzoek.
Figuur 10 Participatiescore per soort beperking
17/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Hoofdstuk 3 Mantelzorg
Het beroep op mantelzorgers zal de komende jaren als gevolg van de transities toenemen.
Het motief om mantelzorg te verlenen komt echter voort uit de relatie die mensen met elkaar
hebben. Vooral mensen die zorgen voor hun partner of kinderen vinden het vanzelfsprekend
en zien dit niet als mantelzorg. Dit zorgt ervoor dat mensen zich moeilijk herkennen in de
term mantelzorg.
Mantelzorg is…
In dit onderzoek is de term mantelzorg als volgt gedefinieerd: ‘Mantelzorgers zorgen
onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind
of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor
bijvoorbeeld een gezond kind. Mantelzorg is ook geen vrijwilligerswerk.’
De volgende figuur toont het percentage inwoners van uw gemeente dat mantelzorg
verleent. Het aandeel mantelzorgers in de gemeente als geheel ligt in lijn met het landelijk
gemiddelde en het vorig onderzoek.
Figuur 11 Mantelzorg (%)
In Oost Gelre beschouwt 49% van de mantelzorgers zich ook als dusdanig. Het aandeel
mantelzorgers dat zich herkent in de term is hiermee iets groter dan in het vorig onderzoek
(47%).
18/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Tabel 12 Gemiddeld aantal uur mantelzorg per week
Gemeenten
Oost Gelre Nulmeting
0 t/m 4 uur 67% 63%
5 t/m 8 uur 18% 16%
9 t/m 16 uur 4% 7%
17 t/m 24 uur 4% 3%
25 uur of meer 7% 11%
De meeste mantelzorgers in uw gemeente geven gemiddeld tot en met 4 uur zorg per week.
Als wij het aantal uur per week (zoals genoemd in bovenstaande tabel) combineren met de
duur van de mantelzorg (hoe lang zorgt iemand al voor een ander) komen wij tot de
volgende indeling: ‘licht’, ‘standaard’ en ‘zwaar’.
Tabel 13 Mantelzorg gradaties
Gemeenten
Oost Gelre Nulmeting
Minder dan 8 uur per week en/of maximaal 3 maanden ("licht") 68% 58%
8 uur per week of meer en minimaal 3 maanden ("standaard") 20% 17%
Meer dan 24 uur per week en langer dan 5 jaar ("zwaar") 12% 25%
Het aandeel mantelzorgers binnen de categorie “zwaar” is kleiner dan in het vorig
onderzoek.
De meeste mantelzorgers in Oost Gelre verlenen zorg aan hun (schoon)ouders. In Oost
Gelre verlenen relatief veel mantelzorgers zorg aan hun echtgenoot/-genote of partner in
verhouding tot het vorig onderzoek.
Figuur 12 Aan wie wordt mantelzorg verleend?
19/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Tabel 14 Woonsituatie van de zorgvrager
Woont bij mij in huis
Gemeenten
Oost Gelre
24%
Nulmeting
30%
Woont elders, in tehuis of zorgvoorziening (bijvoorbeeld begeleid wonen) 21% 20%
Woont elders, zelfstandig 50% 45%
Anders 6% 5%
Eenzamer dan gemiddeld
Hoewel het geven van mantelzorg een vorm van participatie is, is het tegelijkertijd ook een
belemmering om te participeren. De maatschappelijke participatie van mantelzorgers blijkt
namelijk eenzijdig gericht te zijn op ‘het zorgen’. De zorg voor een zorgbehoevende partner,
ouder of kind kost zoveel tijd en energie, dat zowel de mantelzorger als de hulpvrager
geïsoleerd kunnen raken. Mantelzorgers die zorgen voor iemand die bij hen inwoont, blijken
dan ook eenzamer te zijn dan gemiddeld.
Overbelasting en ondersteuning
Tabel 15 geeft de mate van overbelasting onder mantelzorgers in uw gemeente weer. Ruim
een op de tien mantelzorgers voelt zich regelmatig of vaak overbelast door het geven van
zorg. Dit is een iets groter aandeel dan in het vorig onderzoek.
Tabel 15 Overbelasting mantelzorgers
Nee, (bijna) nooit
Gemeenten
Oost Gelre
55%
Nulmeting
54%
Soms 34% 36%
Regelmatig/ vaak 11% 9%
Door de transformatie zal nog meer inzet worden verlangd van mantelzorgers. Hierbij is het
voor gemeenten van groot belang dat deze mantelzorgers lang hun naaste kunnen
verzorgen en zelf nog (in enige mate) kunnen participeren in de samenleving. Gemeenten
kunnen hier een rol in spelen door mantelzorgers te ondersteunen bij hun zorgtaak.
Dit vooral door expliciet met de mantelzorger zelf in gesprek te gaan over de (hulp)vragen
van de mantelzorger zelf. Uit landelijk onderzoek van het SCP blijkt dat hier nog veel winst te
behalen valt:
Twee op de drie mantelzorgers konden niet méér doen dan ze al deden
Iets minder dan de helft van de melders kreeg mantelzorg. Twee op de drie mantelzorgers zeiden dat
ze niet méér konden doen dan ze al deden. De Wmo 2015 zet stevig in op mantelzorg. Maar als
mantelzorgers aanwezig waren bij het ondersteuningsgesprek kwam volgens hen meestal niet aan
bod wat zij deden en/of hoe zwaar het hulp geven voor hen was.8 Drie op de vier mantelzorgers in dit
onderzoek deelden de hulp met de thuiszorg van Wmo of wijkverpleging. Van hen vond driekwart dat
8 De gemeente Oost Gelre geeft aan dat mantelzorgers vaak bij het gesprek aanwezig zijn en dat er in deze gesprekken aandacht is voor hun ondersteuningsbehoefte.
20/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
de zorg onderling goed werd afgestemd. Maar een vijfde had het gevoel dat de hulpverleners hen niet
serieus namen.9
Vaak zal de consulent de mantelzorger over een drempel moeten krijgen om hier echt op in
te gaan. Slechts het bestaan van aanbod vrijblijvend communiceren naar inwoners is niet
genoeg. Zo’n 17% van de mantelzorgers in Oost Gelre zegt het afgelopen jaar gebruik te
hebben gemaakt van enige vorm van mantelzorgondersteuning. In het vorig onderzoek was
dit nog 23%.
Niet alle mantelzorgers die ondersteuning kunnen gebruiken, maken hier daadwerkelijk
gebruik van. Zo blijkt uit eerder onderzoek dat een relatief groot deel van de mantelzorgers
die zorgen voor een inwonende partner deze ondersteuning lastig kunnen vinden. Soms leeft
bij hen ook niet het besef wat voor belasting het zorgen is, of hebben zij moeite met het uit
handen geven van een deel van de zorgtaken, met als gevolg dat zij geen ondersteuning
zoeken. Voor gemeenten ligt hier een belangrijk aandachtspunt omdat deze groep vaker
overbelast is en een grotere kans heeft om overbelast te raken.
In Oost Gelre is het aandeel van de mantelzorgers dat bekend is met waar zij terechtkunnen
voor vragen of ondersteuning gestegen ten opzichte van de nulmeting (zie tabel 16).
Tabel 16 Bekendheid met ondersteuningsmogelijkheden
Ja
Gemeenten
Oost Gelre
66%
Nulmeting
62%
Nee, maar ik weet wel hoe ik erachter kan komen 26% 31%
Nee, en ik weet niet hoe ik erachter kan komen 8% 7%
Van de mantelzorgers die gebruik hebben gemaakt van ondersteuning is de meerderheid
hier (zeer) tevreden over10 (zie figuur 13).
Figuur 13 Tevredenheid mantelzorgondersteuning
9 www.scp.nl/Nieuws/Wmo_ondersteuning_droeg_bij_aan_redzaamheid_en_participatie_maar_niet_voor_iedereen 10 Let wel, de resultaten op deze vraag zijn voor uw gemeente gebaseerd op een klein aantal respondenten. Zij geven een indicatie van de werkelijke tevredenheid.
21/40
http://www.scp.nl/Nieuws/Wmo_ondersteuning_droeg_bij_aan_redzaamheid_en_participatie_maar_niet_voor_iedereen
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
In het onderzoek is de inwoners gevraagd of zij hulp ontvangen van een mantelzorger.
De volgende figuur toont het aandeel burgers dat dergelijke ondersteuning ontvangt.
Gemiddeld genomen ontvangt 6% van de inwoners van Oost Gelre ondersteuning van een
mantelzorger. Dit ligt in lijn met het vorig onderzoek.
Figuur 14 Aandeel burgers dat hulp ontvangt van een mantelzorger
22/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Hoofdstuk 4 Vrijwilligerswerk
Om de druk op de meer specialistische en formele zorg te verkleinen, streven gemeenten en
zorgaanbieders naar meer inzet van vrijwilligers. Gemeenten denken na over het
ontwikkelen van nieuwe arrangementen waarbij ook vrijwilligers vaker een rol krijgen. Hierbij
is het van groot belang voor gemeenten om zicht te hebben op (de inzet van) vrijwilligers.
Vrijwilligerswerk is…
De gangbare definitie van vrijwilligerswerk is: ’Vrijwilligerswerk is werk dat in enig
georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen
of de samenleving’. Het is echter geen eenduidige definitie. Zo zijn maatschappelijke
stages en vrijwilligerswerk in het kader van re-integratie niet vrijwillig te noemen. Ook
worden vrijwilligers in de vorm van een onkostenvergoeding soms toch betaald, of
behouden ze hiermee hun uitkering. Tegenwoordig wordt er ook vaak vrijwillige inzet, die
niet in georganiseerd verband plaatsvindt, meegerekend.
De volgende figuur toont het aandeel vrijwilligers in uw gemeente dat vaker dan incidenteel
vrijwilligerswerk doet.11 Oost Gelre heeft een relatief groot aandeel actieve vrijwilligers ten
opzichte van de nulmeting (38% in 2017 ten opzichte van 34% in het vorig onderzoek).
Figuur 15 Vrijwilligers (%) naar …
Burenhulp
Een belangrijk uitgangspunt in de Wmo is dat ondersteuning zoveel mogelijk wordt geboden
binnen het eigen netwerk. Naast mantelzorg en ondersteuning door vrienden gaat het daarbij
ook om burenhulp. Is immers niet het gezegde ‘Beter een goede buur dan een verre vriend’?
11 35% van de inwoners zegt geen vrijwilligerswerk te doen, 28% zegt incidenteel vrijwilligerswerk te doen.
23/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
In de afgelopen jaren hebben gemeenten geïnvesteerd in de leefbaarheid en sociale
samenhang in wijken, ook om burenhulp te stimuleren. Dit leidde tot veel discussie, want
gaan buren elkaar inderdaad meer helpen als zij samen een buurtbarbecue hebben gehad?
Uit onderzoek blijkt dit niet het geval (zie kader). Desalniettemin is inzicht in de mate van
burenhulp in verschillende wijken van belang, zodat daar bijvoorbeeld vanuit sociale
wijkteams op kan worden aangesloten.
Relatie tussen sociale samenhang en burenhulp
Een aanname in de Wmo is dat leven in een leefbare buurt met een sterke sociale
samenhang een positieve invloed heeft op de bereidheid van mensen om elkaar te helpen
(en dus het beroep op de overheid daalt). Uit het proefschrift ‘Nederland participatieland?
De ambitie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de praktijk in buurten,
mantelzorgrelaties en kerken’ (Jager-Vreugdenhil, 2012) blijkt dat er een zwakke
samenhang is tussen sociale samenhang en informele hulp, wat wil zeggen dat een
hogere score op sociale samenhang samengaat met iets meer informele hulp verlenen.
Het is echter niet de sociale samenhang in de buurt die deze verschillen in informele hulp
verklaart, maar de sociale relaties tussen mensen in de buurt. Mensen kiezen hun sociale
relaties en met name binnen die relaties zijn zij bereid om burenhulp te bieden. Burenhulp
is dus gebaseerd op sociale verbanden en vloeit niet direct voort uit de sociale samenhang
in een wijk of buurt.
Bron: Walhalla in de Wmo; L. Salomé & A. van der Harg (2013). SGBO: Den Haag.
In totaal geeft 44% van de respondenten een vorm van burenhulp.
In figuur 16 zien wij dat zo’n 42% van de inwoners van Oost Gelre hun buren al helpt met
kleinigheden, zoals de planten water geven, et cetera. Ruim een op de tien helpt elkaar met
op de kinderen passen of klusjes in en rond het huis of de tuin. Elkaar helpen met
administratie of het invullen van een aanvraag komt zeer weinig voor.
24/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Figuur 16 Vormen van burenhulp
25/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Hoofdstuk 5 Belemmeringen bij participatie
Niet alle inwoners participeren in gelijke mate. Naast de motivatie om te participeren zijn er
tal van belemmeringen die inwoners hinderen in hun participatie. Dit hoofdstuk beschrijft
welke belemmeringen inwoners ervaren in hun maatschappelijke participatie en om welke
groepen het gaat.
5.1 Wat zijn belemmeringen?
Gemiddeld participeert 11% van uw inwoners eenzijdig of beperkt in de samenleving.12 Voor
een deel van hen geldt dat zij daarvoor geen tijd hebben of niet geïnteresseerd zijn. Voor
een ander deel betreft het mensen die wel willen participeren maar op belemmeringen
stuiten.
Bij alle vormen van maatschappelijke participatie is aan de respondenten die aangaven niet
te participeren gevraagd wat daarvoor de reden is. De volgende figuur toont de
belemmeringen die uw inwoners ervaren. De belemmering die het meest vaak door mensen
wordt ervaren is dit jaar een gezondheidsbelemmering. In de nulmeting was dit nog een
financiële belemmering.
Figuur 17 Belemmeringen bij participatie
12 Zoals vermeld in figuur 4.
26/40
http:samenleving.12
-
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
De meerderheid van de inwoners ervaart geen enkele belemmering om te participeren (71%
dit jaar). Een op de vijf ervaart één belemmering op enig vlak en 9% ervaart twee of meer
belemmeringen. Dit ligt redelijk in lijn met het vorig onderzoek.
Tabel 17 Aantal ervaren belemmeringen
Kernen Gemeenten
Lichtenvoorde Groenlo Lievelde Vragender Harreveld Zieuwent Mariënvelde Oost Gelre
Nul meting
Geen 67% 68% 83% 84% 75% 68% 73% 71% 74%
Eén 22% 23% 12% 13% 16% 20% 22% 20% 18%
Twee of meer 11% 8% 5% 3% 9% 12% 6% 9% 8%
Grootste obstakels bij participatie
Er bestaat een wezenlijk verschil tussen de ervaren belemmeringen door burgers en de
feitelijke invloed op participatie. Daarom is er onderzocht welke belemmeringen met name
resulteren in een (forse) teruggang in participatiegraad van een individu. In Oost Gelre heeft
de belemmering ‘niet welkom voelen’ de grootste negatieve invloed op iemands participatie,
gevolgd door gezondheidsproblemen en tot slot psychische belemmeringen. Dit is een
verschuiving ten opzichte van het vorig onderzoek.
Tabel 18 Grootste obstakels bij participatie
1
Oost Gelre Nulmeting
Niet welkom voelen Gezondheidsbelemmeringen
2 Gezondheidsbelemmering Toegankelijkheid
3 Psychische belemmeringen Psychische belemmeringen
Let wel, dat een belemmering invloedrijk is op iemands participatiegraad, betekent niet
automatisch dat de belemmering ook vaak voorkomt (en andersom).
Gezondheidsbelemmeringen komen bijvoorbeeld veel voor en hebben een grote invloed.
Psychische belemmeringen komen weinig voor maar zijn wel zeer invloedrijk.
5.2 Vraagverlegenheid
Soms heeft iemand ondersteuning nodig maar durft deze niet te vragen. Vraagverlegenheid
kan een belangrijke belemmering zijn in de participatie. Alle respondenten zijn drie stellingen
voorgelegd:
Ik durf het aan…
familie te vragen als ik hulp nodig heb.
vrienden te vragen als ik hulp nodig heb.
buren te vragen als ik hulp nodig heb.
De volgende tabel toont de mate waarin vraagverlegenheid een rol speelt bij de inwoners in
uw gemeente die één of meer belemmeringen ervaren. Het antwoordgedrag op de drie
stellingen over hulp durven vragen is gekruist met het ervaren van een belemmering. Wij
zien in tabel 19 dat 17% van de mensen met een of meer belemmeringen geen hulp durft te
27/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
vragen aan buren. 4% van de mensen met een of meer belemmeringen durft aan helemaal
niemand hulp te vragen.
Tabel 19 Vraagverlegenheid naar belemmering 13
Transport-/vervoersbelemmering
Durft niet aan
familie te
vragen
9%
Durft niet aan
vrienden te
vragen
10%
Durft niet aan
buren te vragen
14%
Durft aan
niemand te
vragen
4%
Niet welkom voelen 14% 7% 20% 6%
Problemen kinderopvang 0% 13% 13% 0%
Financiële belemmering 12% 15% 15% 5%
Gezondheidsbelemmering 5% 12% 9% 0%
Beperkte toegankelijkheid 8% 12% 4% 0%
Psychische belemmering 10% 11% 13% 2%
Overige belemmering 3% 7% 6% 2%
Totaal 5% 8% 9% 2%
Vergelijken we in onze onderzoeken de personen waarvan bekend is dat ze een beperking
hebben met degenen die dat niet hebben, dan blijkt dat de vraagverlegenheid bij de groep
met een beperking groter is dan bij de groep zónder beperking. Met andere woorden: als er
daadwerkelijk hulp nodig is, dan durven burgers die minder goed te vragen dan ze zelf op
voorhand inschatten. Dit komt overeen met resultaten uit andere onderzoeken.14 Tot slot
blijkt dat men eerder hulp aan vrienden durft te vragen dan aan buren (zie tabel 19). Dit sluit
aan bij het gegeven dat ‘sociale nabijheid’ bij onderlinge hulp belangrijker is dan
geografische nabijheid.15
5.3 Wie ervaren belemmeringen?
Om zeer verschillende redenen zijn mensen niet of beperkt in staat deel te nemen aan de
maatschappij. In deze paragraaf belichten we (doel)groepen die zich onderscheiden van
andere inwoners door een smalle participatie als gevolg van één of meerdere
belemmeringen. Uit tabel 20 blijkt dat laagopgeleiden vaker een belemmering ervaren dan
hoogopgeleiden. Ook zien wij dat niet alleen het aandeel ouderen dat een belemmering
ervaart groter is dan het aandeel jongeren, maar dat zij gemiddeld meer belemmeringen per
persoon ervaren.
13 Taalbelemmeringen tonen wij hier niet door het zeer klein aantal respondenten. 14 Zorg naar gemeenten, AVI-cliëntenmonitor (Utrecht januari 2014). 15 Zie Salomé en Van der Harg, 2013.
28/40
http:nabijheid.15http:onderzoeken.14
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Tabel 20 Belemmeringen naar achtergrondkenmerken
Aandeel dat minimaal
één belemmering ervaart
Gemiddeld aantal
belemmeringen
Geslacht man 23% 1,4
vrouw 29% 1,5
Opleidingsniveau laag 37% 1,4
middelbaar 22% 1,5
hoog 22% 1,5
Leeftijdsklasse 18 t/m 34 25% 1,4
35 t/m 54 21% 1,4
55 t/m 64 22% 1,4
65 t/m 74 28% 1,4
75 en ouder 45% 1,6
29/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Hoofdstuk 6 Oplossingen: van eigen kracht naar (in)formele ondersteuning
Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om inwoners te ondersteunen wanneer zij niet
(goed) kunnen deelnemen aan de samenleving. Maar binnen de Wmo beginnen oplossingen
bij de burger zelf en het eigen sociale netwerk. Mocht dat niet afdoende zijn dan kunnen in
eerste instantie vrijwilligers om ondersteuning worden gevraagd en in het uiterste geval kan
formele zorg worden ingezet. Dit hoofdstuk gaat in op het gebruik van de verschillende typen
oplossingen en zoomt ook in op de effectiviteit van de verschillende oplossingen.
6.1 Oplossingen van zelfredzaamheid en eigen kracht
Binnen de Wmo zijn burgers eerst zelf aan zet. Zij dienen waar mogelijk zelf de benodigde
ondersteuning te regelen. Veel wordt geregeld binnen de eigen kring, door het geven van
mantelzorg of door het kopen van de benodigde zorg en ondersteuning.
In het onderzoek zijn de inwoners gevraagd of zij hulp ontvangen van een mantelzorger.
De volgende figuur toont het aandeel burgers dat dergelijke ondersteuning ontvangt.
Gemiddeld genomen ontvangt 6% van de inwoners van Oost Gelre ondersteuning van een
mantelzorger. Dit ligt in lijn met het vorig onderzoek.
Figuur 18 Aandeel burgers dat hulp ontvangt van een mantelzorger
Uit de participatieonderzoeken voor andere gemeenten blijkt dat in de regel mensen met een
lichamelijke beperking door ouderdom of door een handicap het meest vaak ondersteuning
ontvangen van een mantelzorger (in verhouding tot andere beperkingen). Onder de
respondenten in dit onderzoek ontvangt 61% van de mensen met een lichamelijke beperking
door ouderdom hulp van een mantelzorger, 57% van de mensen met een lichamelijke
beperking door een handicap en maar 16% van de mensen met psychische aandoeningen
ontvangt hulp van een mantelzorger. In het vorig onderzoek waren deze cijfers
respectievelijk 67%, 60% en 15%.
30/40
-
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Er wordt steeds vaker van burgers verwacht dat ze ook financieel zelfredzaam zijn.
Voorzieningen die eerder via de gemeente te verkrijgen waren op basis van een indicatie
worden steeds vaker als algemene voorzieningen gezien die burgers zelf kunnen
aanschaffen. Onderstaande tabel geeft een indicatie van de financiële zelfredzaamheid van
burgers in uw gemeente.
Tabel 21 % in staat om een onverwachte noodzakel ijke uitgave van € 1.000 te betalen
Kernen Gemeenten
Lichtenvoorde Groenlo Lievelde Vragender Harreveld Zieuwent Mariënvelde Oost Gelre
Nul meting
Altijd 63% 66% 73% 71% 63% 61% 63% 66% 59%
Meestal 19% 18% 13% 16% 19% 21% 17% 18% 21%
Soms 7% 7% 6% 7% 9% 7% 9% 8% 7%
Meestal niet 5% 4% 3% 2% 3% 5% 8% 4% 6%
Nooit 5% 5% 4% 4% 6% 6% 3% 5% 6%
Tabel 22 % in staat om een onverwachte noodzakelijke uitgave van € 1.000 te betalen
Altijd
Zonder financiële belemmering Met financiële belemmeringen
Oost Gelre
68%
Nulmeting
63%
Oost Gelre
29%
Nulmeting
30%
Meestal 18% 21% 18% 22%
Soms 7% 6% 15% 12%
Meestal niet 4% 4% 18% 19%
Nooit 4% 5% 19% 17%
Wij zien dat waar in Oost Gelre gemiddeld 5% van de inwoners nooit in staat is om een
onverwachte noodzakelijke uitgave van € 1.000 te betalen dit aandeel onder mensen met
een financiële belemmering 19% is. Dat ligt in lijn met de nulmeting. Soms wordt eigen
kracht gelijkgeschakeld aan het zelf financieren van een voorziening. Uit tabel 21 en 22 blijkt
dat deze vorm van zelfredzaamheid niet voor alle inwoners vanzelfsprekend is.
Niet iedereen vindt het makkelijk om hulp te vragen. Wanneer iemand hulp durft te vragen,
dan draagt dit bij aan de zelfredzaamheid van deze persoon. De volgende figuur toont het
percentage burgers dat in uw gemeente hulp durft te vragen.
Figuur 19 Hulp durven vragen (%)
31/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Het blijkt dat 5% van de inwoners geen hulp durft te vragen aan hun buren. Bij familie is dit
3% en vrienden 5%.
6.2 Informele oplossingen
Vanuit de Wmo wordt verwacht dat burgers zelf, met hun eigen netwerk, of met behulp van
de gemeente informele oplossingen organiseren. De laatste jaren is er veel aandacht
geweest voor de zogenoemde zorgvrijwilligers en ook de aandacht voor burenhulp neemt
sterk toe. Informele zorg kan een zeer belangrijke aanvulling vormen op dat wat de
mantelzorger doet en bijdragen aan het ontlasten van de mantelzorger.
Burenhulp
Burenhulp is van alle tijden, maar onder de Wmo is de aandacht voor deze vorm van
ondersteuning toegenomen, zoals onder meer blijkt uit de toename van het aantal
burenhulpcentrales. Figuur 20 toont het aandeel burgers in uw gemeente dat hulp ontvangt
van buren.
Figuur 20 Aandeel burgers dat hulp ontvangt van buren
Er zijn verschillende vormen van burenhulp mogelijk. Figuur 21 toont welke vormen van
burenhulp in uw gemeente veel worden geboden.
32/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Figuur 21 Vormen van burenhulp
6.3 ‘Potentiële’ burgerkracht
Onder de Wmo zal (als gevolg van de decentralisaties) het beroep op de inzet van
vrijwilligers en buren toenemen. De vraag is of dit beroep reëel is. Welke potentiële
burgerkracht schuilt er in uw gemeente?
56% van de inwoners verwacht dit jaar (nog) vrijwilligerswerk te doen (even groot aandeel
als in het vorig onderzoek). Van de inwoners die aangeven geen vrijwilligerswerk te (gaan)
doen, komt dit in ruim de helft van de gevallen door tijdgebrek. Een derde heeft geen
interesse of behoefte. Een niet te verwaarlozen deel zegt geen vrijwilligerswerk te gaan doen
wegens een belemmering.
Tabel 23 Redenen geen vrijwilligerswerk
Gemeenten
Oost Gelre Nulmeting
Geen interesse of behoefte 32% 39%
Tijdgebrek/te druk 59% 58%
Ik ken het aanbod niet 10% 7%
Er is onvoldoende (aantrekkelijk) aanbod 2% 3%
Ik ervaar een belemmering 14% 14%
33/40
-
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Het is natuurlijk ook interessant om de mate waarin mensen verwachten vrijwilligerswerk te
doen uit te splitsen naar mensen die het nu al doen, en mensen die het (nog) niet doen. Van
de huidige vrijwilligers verwacht 91% dit jaar vrijwilligerswerk te blijven doen. Van de
inwoners die geen vrijwilligerswerk verrichten denkt ruim een derde dit jaar nog
vrijwilligerswerk te gaan doen.
Tabel 24 Bereidheid toekomstige inzet voor vrijwilligerswerk (% ja16)
(Nog) niet actief als vrijwilliger
Totaal
Oost Gelre Nulmeting
35% 37%
Al actief als vrijwilliger 91% 96%
Als buren aangeven ‘zeker bereid’ te zijn elkaar te helpen, dan gaat het vooral om dingen
zoals post bewaren, helpen met boodschappen, et cetera (zie figuur 22).
Figuur 22 Bereidheid per vorm burenhulp
Op de vraag ‘Heeft u zelf mensen op wie u terug kunt vallen wanneer u hulp of zorg nodig
heeft?’ antwoorden de meeste inwoners positief. Echter bijna 10% geeft aan niemand te
hebben op wie zij terug kunnen vallen.
Tabel 25 Vangnet voor hulp of zorg
Ja, familie
Kernen Gemeenten
Lichtenvoorde
88%
Groenlo
81%
Lievelde
88%
Vragender
93%
Harreveld
95%
Zieuwent
84%
Mariënvelde
85%
Oost Gelre
88%
Nul meting
86%
Ja, vrienden 55% 45% 39% 46% 43% 47% 45% 46% 54%
Ja, buren 58% 46% 54% 48% 52% 54% 55% 52% 66%
Nee 4% 9% 4% 5% 3% 7% 4% 5% 4%
16 Combinatie van de opties ‘ja, zeker wel’, en ‘ja, waarschijnlijk wel’.
34/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
6.4 Formele oplossingen
Wanneer de eigen kracht, het eigen netwerk en informele ondersteuning onvoldoende
blijken, kunnen burgers formele ondersteuning ontvangen om hun deelname aan de
samenleving te faciliteren. 7% van de respondenten uit Oost Gelre maakt gebruik van
ondersteuning of een hulpmiddel. In figuur 23 staat welke ondersteuning of hulpmiddelen
deze burgers ontvangen. Lichtenvoorde heeft het grootste aandeel inwoners dat
gebruikmaakt van hulpmiddelen of ondersteuning. In onderstaande figuur staat welke
ondersteuning of hulpmiddelen deze burgers ontvangen. In de meeste gevallen gaat het om
hulp bij het huishouden of een rollator/stok.
Tabel 26 Maakt u gebruik van ondersteuning of hulpmiddelen?
Gemeenten Kernen
Oost Gelre Nulmeting Lichtenvoorde Groenlo Lievelde Vragender Harreveld Zieuwent Mariënvelde
7% 7% 11% 7% 5% 6% 9% 3% 5%
Figuur 23 Ontvangen hulpmiddelen of ondersteuning (% van mensen die ondersteuning
ontvangen)
35/40
-
– –
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
6.5 Het effect van de oplossingen
Mee kunnen blijven doen aan de maatschappij is het centrale doel van de Wmo.
Onderstaande figuur toont in welke mate de ondersteuning aan burgers in uw gemeente
bijdraagt aan het langer zelfstandig wonen en meedoen aan de maatschappij.
Ongeveer de helft van de mensen die enige vorm van formele ondersteuning ontvangen,
vindt dat deze veel bijdraagt aan het zelfstandig thuis kunnen blijven wonen, en 28% ervaart
dat de ondersteuning veel bijdraagt aan het kunnen (blijven) meedoen aan de maatschappij.
Figuur 24 Bijdrage ondersteuning aan het zelfstandig wonen en meedoen aan de maatschappij
In onderstaande tabel ziet u de trendgegevens.17
Tabel 27 Vangnet voor hulp of zorg
Gemeenten Langer thuiswonen Gemeenten Meedoen aan de maatschappij
Oost Gelre Nulmeting Oost Gelre Nulmeting
Veel 51% 54% 28% 23%
Redelijk 33% 25% 58% 47%
Nauwelijks 12% 14% 13% 20%
Niet 5% 7% 1% 10%
17 Omdat de verschillende ondersteuningsvormen in de vragenlijst op een paar punten veranderd zijn ten opzichte van de nulmeting, zijn de resultaten niet één-op-één vergelijkbaar, maar geven zij wel een beeld.
36/40
http:trendgegevens.17
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Bijlage 1 Onderzoeksverantwoording Vragenlijst
Aan de geselecteerde burgers is een schriftelijke vragenlijst gestuurd met vragen over
uiteenlopende onderwerpen, zoals de verschillende vormen van participatie, vragen over de
buurt, ontvangen ondersteuning, beperkingen en belemmeringen, eenzaamheid en welzijn.
Representativiteit
Voor het onderzoek wordt gebruikgemaakt van aselecte steekproeven onder de bevolking
van 18 jaar en ouder uit een selectie van wijken. In sommige gemeenten wordt ook (een deel
van) een doelgroep bevraagd. Om te corrigeren voor mogelijke vertekeningen die kunnen
ontstaan door een niet-evenredige vertegenwoordiging van de doelgroep in de respons, of
door een respons per wijk die niet in verhouding staat tot het aandeel van die wijk in de totale
gemeente, wordt een weegfactor gebruikt die corrigeert voor de omvang van de betreffende
groep. Op die manier geven de gepresenteerde resultaten een betrouwbare weergave van
de gemeentelijke cijfers.
Analyse
Voor de analyse wordt gebruikgemaakt van kruistabellen, waarbij over het algemeen
chi-kwadraattesten worden gebruikt om significante verschillen vast te stellen. Waar van
toepassing zijn ook uni- en multivariate ANOVA’s gebruikt om verbanden tussen gemeten
variabelen te kwantificeren en om te corrigeren voor achtergrondvariabelen.
Operationalisering concepten
Participatiescore
De participatiescore hebben wij gebaseerd op negen mogelijke vormen van
maatschappelijke participatie: betaalde arbeid, opleiding, vrijwilligerswerk, mantelzorg,
lidmaatschap vereniging, culturele participatie, recreatieve participatie, sociale contacten en
buurtparticipatie. De score geeft een indicatie van de reikwijdte van participatie.
Eenzaamheidsscore
Om eenzaamheidsbeleving te meten is de eenzaamheidsschaal van de Jong Gierveld
gebruikt. Deze schaal wordt ook gehanteerd in onder andere GGD
gezondheidsonderzoeken/monitors. Een belangrijk kenmerk van deze benadering is dat het
de discrepantie tussen dat wat mensen verlangen aan affectie en intimiteit van anderen en
wat ze in werkelijkheid ondervinden aan het licht brengt. Hoe groter het verschil, hoe groter
de eenzaamheid. De eenzaamheidsscore vloeit voort uit het antwoordgedrag op elf
stellingen over vriendschap, vertrouwen en sociale steun. De eenzaamheidsscore loopt van
1 tot en met 11 en kan nader worden ingedeeld naar vier niveaus: niet eenzaam (score 0, 1
of 2), matige eenzaamheid (score 3 tot en met 8), sterke eenzaamheid (score 9 of 10) en
zeer sterke eenzaamheid (score 11).
Individueel welzijn
Welzijn is gemeten door een combinatie te maken van acht stellingen, waarvan zes items
ingaan op hoe iemand zich voelt (voel me prima, gelukkig, vaak niet zo goed, voel me
37/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
eenzaam, neerslachtig en in de steek gelaten) en de andere stellingen meten of de
respondent tevreden is met zichzelf en hoe vaak de respondent plezier heeft. De score
varieert van 0 tot 20, waarbij een hoge score betekent dat het individuele welzijn van mensen
hoger is.
Beperkingen
De ervaren beperkingen worden in de vragenlijst uitgevraagd en ingedeeld in de categorieën
‘lichamelijke beperkingen door ouderdom’, ‘lichamelijke beperkingen door handicap’,
‘psychische beperkingen’, ‘ernstige vermoeidheid’, ‘chronische vermoeidheid’ en
‘verstandelijke handicap’. Als mensen hebben aangegeven dat zij in hoge mate een
beperking hebben, wordt dit gecodeerd als beperking. Voor psychische beperkingen zijn de
volgende items gekozen: ‘gespannenheid/stress’, ‘neerslachtigheid/somberheid’, ‘fobie’,
‘wisselingen in stemming, persoonlijkheid, gedrag’.
Ontvangen ondersteuning
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen formele ondersteuning en informele
ondersteuning door bijvoorbeeld mantelzorgers en vrijwilligers. Formele ondersteuning kan
ondersteuning zijn door middel van hulpmiddelen of andere (Wmo-)ondersteuning (hulp bij
het huishouden, rolstoel, rollator/stok, woonvoorziening/aanpassing, scootmobiel/andere
vervoersvoorziening, collectief vervoer) of online psychologische hulp (E-hulp) of door
persoonlijke verzorging, begeleiding, behandeling of verpleging.
Belemmeringen
Bij alle vormen van maatschappelijke participatie is aan de respondenten die aangaven niet
te participeren gevraagd wat daarvoor de reden is. Of zij geen tijd hadden, niet
geïnteresseerd waren, er onvoldoende aanbod was, ze het aanbod niet kenden dan wel een
belemmering ervoeren. Vervolgens is geïnformeerd naar de aard van de belemmering.
Daarbij kon men de volgende belemmeringen aankruisen: problemen met kinderopvang of
huishouden, gebrek aan vervoer/afstand te groot, het eng vinden om ergens (alleen) heen te
gaan, fysieke belemmeringen, financiën, zich niet welkom voelen, gezondheid(sproblemen)
en problemen met taal.
Achtergrondkenmerken
De volgende achtergrondkenmerken zijn opgenomen in de vragenlijst: opleiding, geslacht,
leeftijd, dagbesteding (werk), etniciteit, inkomen, gezinssituatie, woonsituatie.
38/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Bijlage 2 Cijfers naar achtergrondkenmerken
Tabel 28 Participatie naar achtergrondkenmerken
Gemeenten
Oost Gelre Nulmeting
Participatiescore Participatiescore
Geslacht man 5.0 4.9
vrouw 5.0 4.8
Opleidingsniveau laag 4.2 4.2
middelbaar 5.3 5.0
hoog 5.4 5.4
Leeftijdsklasse 18 t/m 34 5.4 5.2
35 t/m 54 5.6 5.3
55 t/m 64 5.3 4.9
65 t/m 74 4.6 4.3
75 en ouder 3.6 3.2
Inkomen bijstandsniveau 5.1 4.4
modaal 4.2 4.3
hoog 5.3 5.1
Inkomen en opleidingsniveau hangen het meest samen met de hoogte van de
participatiescore. Naarmate het inkomen of het opleidingsniveau hoger wordt, stijgt de
participatiescore.
39/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
Tabel 29 Achtergrondkenmerken van vrijwilligers
Gemeenten
Oost Gelre Nulmeting
Leeftijdsklasse 18 t/m 34 11% 10%
35 t/m 54 22% 35%
55 t/m 64 26% 25%
65 t/m 74 30% 23%
75 en ouder 11% 8%
Opleidingsniveau laag 27% 32%
middelbaar 44% 39%
hoog 29% 29%
Dagindeling Betaalde arbeid voltijd (36 uur of meer) 28% 28%
Betaalde arbeid deeltijd (minder dan 36 uur) 25% 24%
Onbetaalde arbeid (klusjes/vrijwilligerswerk) 8% 12%
(Gedeeltelijk) arbeidsongeschikt 1% 3%
Werkloos 0% 3%
(Vervroegd) gepensioneerd 24% 16%
Huisvrouw/huisman 11% 13%
Scholier/student 2% 1%
40/40
-
PARTICIPATIEONDERZOEK, MEEDOEN EN BELEMMERINGEN IN DE MAATSCHAPPIJ
41/40
TELEFOON
070 - 310 3800
E-MAIL
WEBSITE
www.bmconderzoek.nl
http:www.bmconderzoek.nlmailto:[email protected]
Maatschappelijke participatie Meedoen en belemmeringen 2017InhoudSamenvattingHoofdstuk 1 Inleiding1.1 Participatie in het kader van de Wmo 20151.2 Doel van het onderzoek1.3 Onderzoeksverantwoording
Hoofdstuk 2 Participatie in uw gemeente2.1 Participatiegraad2.2 Buurtparticipatie2.3 Ervaren deelname aan de samenleving2.4 Eenzaamheid2.5 Welzijn2.6 Participatie en welzijn2.7 Gezondheid en participatie2.8 Mensen met beperkingen
Hoofdstuk 3 MantelzorgHoofdstuk 4 VrijwilligerswerkHoofdstuk 5 Belemmeringen bij participatie5.1 Wat zijn belemmeringen?5.2 Vraagverlegenheid5.3 Wie ervaren belemmeringen?Hoofdstuk 6 Oplossingen: van eigen kracht naar (in)formele ondersteuning6.1 Oplossingen van zelfredzaamheid en eigen kracht6.2 Informele oplossingen6.3 ‘Potentiële’ burgerkracht6.4 Formele oplossingen6.5 Het effect van de oplossingen
Bijlage 1 OnderzoeksverantwoordingBijlage 2 Cijfers naar achtergrondkenmerken