Maand 1 week 1: De Schepping en het paradijs

Bijbelverhaal Genesis 1 en 2 Leren:

- God schiep de aarde in 7 dagen 1e dag: het licht

- God schiep Adam en Eva 2e dag: het uitspansel en de wolken

- Het paradijs 3e dag: scheiding tussen water en land;

planten en bomen

4e dag: zon, maan en sterren

5e dag: vissen en vogels

6e dag: landdieren en de mens

7e dag: bestemde God tot rustdag

Knutselwerkje:

Teken op een vel papier 7 vakken, voor iedere scheppingsdag 1 vak en voor

de rustdag 1 vak. Zet in ieder vak een cijfer van 1 tot 7.

Zoek bij iedere scheppingsdag plaatjes uit tijdschriften of op internet, en

plak ze in het goede vak. Ook kun je er tekeningen in maken.

Vragen:

1. Op welke dag schiep God de boom?

2. En wanneer de dolfijn?

3. En wanneer de olifant?

4. Waaruit werd Adam geschapen?

5. Hoe noemt Adam zijn vrouw eerst?

6. Hoe wordt de hof van Eden bevochtigd?

7. Wat moest de mens in de hof doen? (Gen. 2:15)

Maand 1 week 2: De eerste zonde en Kaïn en Abel

Bijbelverhaal Genesis 3 en 4:1-16; 25-26

- De eerste zonde

- Kaïn en Abel

Vul de namen in. Wie zei: Tegen wie:

Streep de volgende woorden door: d o o d n e d e o w s aardbodem

abel adam bloed boos daad daden dood doodslaan dwalen

eva god herder Kain lam land landbouwer offer ouder ram

schapen toornig veld vervloek vruchten weldaad woedend zonde zoon zwerver

v r u c h t e n m z c

e e z o n d e e m o h

r h l a n d d l a o a

v e t d a o k a I n p

l a n d b o u w e r e

o l d d e d b d h e n

e a r a l s l o e v a

k a e a m l o g r r s

a n f d m a e d d e o

n o f d a a d l e w o

d t o o r n i g r z b

Maak met de overgebleven letters de volgende zin af: Kaïn ging wonen in … … …

Maand 1 week 3: De zondvloed

Bijbelverhaal Genesis 6:1-9:17 Horizontaal: 1.Een ander woord voor woonboot. 4. Toen Noach uit de ark kwam, bracht hij God een ……………… 5. De duif bracht een ……………. in zijn snavel mee. 8. Hoeveel varkens gingen er in de ark? 11. Hoeveel dagen en nachten regende het? 12. Hoeveel zonen had Noach? 14. De ark bleef op een …………. vast zitten. 16. Voordat Noach een offer kon brengen moest hij eerst een ………… maken. 17. Alle mensen en dieren die niet in de ark waren gingen ………. 19. Noach vond …….. in de ogen van God. (ander woord voor ‘niet verdient’) 20. Wie bouwde in geloof de ark? 22. Een zoon van Noach. Verticaal: 2.Welk soort vogel liet Noach als eerste los? 3.Het teken van de afspraak met God was de …………………. 6. Hoeveel mensen gingen er in de ark? 7. God keek over de aarde en zag dat alle mensen …………… waren. 9. God had ………… dat Hij de mensen gemaakt had. 10. God maakte een afspraak met Noach. Wat is het moeilijke woord daarvoor? 13. Een zoon van Noach. 15. Wie deed de deur van de ark dicht? 18. Hoeveel deuren waren er in de ark? 21. Een zoon van Noach.

1 2

3

4

5 6

7

8

9 10

11

12

13 14 15

16

17

18 19

20 21

22

Maand 1 week 4: De torenbouw van Babel Bijbelverhaal Genesis 11: 1-9

Zoek de

verschillen:

Uitbeelden:

Speel samen in twee- of viertallen. Ga zonder woorden een gebeurtenis of een

beroep uitbeelden. Begrijp je elkaar? Kan een ander het raden? Begrijp je dat

het bij de torenbouw van Babel ook moeilijk was elkaar te begrijpen?