M. Wehrenberg en S.M. Prinz (2007). The anxious brain. The neurobiological basis of anxiety...

3
wenspersoon en het uitwerken van diens taken en activiteiten een vondst. De lijst met wensen ten aanzien van het functioneren van deze vertrouwenspersoon en de advie- zen die aan hem gericht zijn, kunnen wij ook als professionals ter harte nemen bij de behandeling van onze fobici: wat kunt u doen en wat kunt u beter niet doen? Anders gesteld: dit boek is een aanrader voor eenie- der die fobici in behandeling heeft en kan uitstekend gebruikt worden door de patiënt als ondersteuning bij een reguliere behan- deling. De bijgeleverde ontspannings-CD vergt nogal wat aangezichtsacrobatiek bij de eer- ste twee (van de vier) oefeningen, zeker voor een beginner die niet vertrouwd is met de techniek van ontspanningsoefeningen. Bo- vendien laten onaangekondigde stiltes de luisteraar aanvankelijk in onzekerheid over het verdere verloop. Dit had beter gekund. Alles bijeen een aanrader. Het blijft na- tuurlijk een zelfhulpboek waarbij het de vraag is of de gebruiker de gevraagde zelf- discipline (blijvend) kan opbrengen. Doet hij dat – het inschakelen van een vertrou- wenspersoon kan hier enige waarborg bie- den – dan is een dergelijk nauwkeurig uit- gewerkt programma een sleutel tot succes, zo heeft ons inmiddels onderzoek naar het effect van zelfhulpprogramma’s geleerd. Een gemiddelde effectgrootte van 0.84 is indrukwekkend en verschilt niet van die van kortdurende andere behandeling. In dit ver- band zij verwezen naar een gedegen review van Den Boer, Wiersma & Van den Bosch (2004) en een commentaar hierop van Cuij- pers (2006). Literatuur P.C.A.M. den Boer, D. Wiersma & R.J. van den Bosch (2004). Why is self-help neglected in the treat- ment of emotional disorders?: A meta-analysis. Psychol. Med., 34, 959-971. P. Cuijpers (2006). Is zelfhulp effectief bij ernstige depressie of angststoornissen? MGv, 61 (3), 248-250. JACQUES OOMEN, klinisch psycholoog/psychotherapeut, is voorzitter van de sectie angststoornissen van de VGCt en heeft een eigen praktijk voor training en opleiding in de cognitieve gedragstherapie. Voor- heen was hij werkzaam als hoofd van een specialis- tische kliniek voor de behandeling van ernstige angststoornissen bij de GGZ Noord- en Midden- Limburg te Venray. * * * M. Wehrenberg en S.M. Prinz (2007). The anxious brain. The neurobiological basis of anxiety disorders and how to effectively treat them. New York/London: W.W. Norton & Company. 274 pp., $ 32 Tine Vos en Peter Daansen ‘The anxious brain’ is een boek vol details over neuro-anatomie, neurotransmitters, symptomatologie en therapeutische inter- venties bij de paniekstoornis, de gegenerali- seerde angststoornis en de sociale angst- stoornis. De auteurs zijn pretentieus: ‘In dit boek beschrijven we de praktische implica- ties van recent onderzoek voor psychothera- pie bij angststoornissen. We beschrijven her- senstructuren en -functies in eenvoudige termen zodat mensen beter begrijpen waar- om ze angstig zijn en hoe psychotherapie hun hersenen kan veranderen. Deze kennis is belangrijk om therapie voor angstige mensen effectiever te maken. […] Ons doel is om in dit boek neurobiologisch onderzoek en psychotherapeutische behandeling te integreren’ (pp. xi-xii). Jammer genoeg lukt dat maar gedeeltelijk. In het eerste hoofdstuk starten de auteurs met een gedetailleerd overzicht van de neuro-anatomie, functies per hersenstruc- Tijdschrift voor Psychotherapie 2008 [34] 04 www.psychotherapie.bsl.nl Gelezen 311

Transcript of M. Wehrenberg en S.M. Prinz (2007). The anxious brain. The neurobiological basis of anxiety...

wenspersoon en het uitwerken van dienstaken en activiteiten een vondst. De lijst metwensen ten aanzien van het functionerenvan deze vertrouwenspersoon en de advie-zen die aan hem gericht zijn, kunnen wijook als professionals ter harte nemen bij debehandeling van onze fobici: wat kunt udoen en wat kunt u beter niet doen? Andersgesteld: dit boek is een aanrader voor eenie-der die fobici in behandeling heeft en kanuitstekend gebruikt worden door de patiëntals ondersteuning bij een reguliere behan-deling.

De bijgeleverde ontspannings-CD vergtnogal wat aangezichtsacrobatiek bij de eer-ste twee (van de vier) oefeningen, zeker vooreen beginner die niet vertrouwd is met detechniek van ontspanningsoefeningen. Bo-vendien laten onaangekondigde stiltes deluisteraar aanvankelijk in onzekerheid overhet verdere verloop. Dit had beter gekund.

Alles bijeen een aanrader. Het blijft na-tuurlijk een zelfhulpboek waarbij het devraag is of de gebruiker de gevraagde zelf-discipline (blijvend) kan opbrengen. Doethij dat – het inschakelen van een vertrou-wenspersoon kan hier enige waarborg bie-den – dan is een dergelijk nauwkeurig uit-gewerkt programma een sleutel tot succes,

zo heeft ons inmiddels onderzoek naar heteffect van zelfhulpprogramma’s geleerd.Een gemiddelde effectgrootte van 0.84 isindrukwekkend en verschilt niet van die vankortdurende andere behandeling. In dit ver-band zij verwezen naar een gedegen reviewvan Den Boer, Wiersma & Van den Bosch(2004) en een commentaar hierop van Cuij-pers (2006).

Literatuur

P.C.A.M. den Boer, D. Wiersma & R.J. van den Bosch

(2004). Why is self-help neglected in the treat-

ment of emotional disorders?: A meta-analysis.

Psychol. Med., 34, 959-971.

P. Cuijpers (2006). Is zelfhulp effectief bij ernstige

depressie of angststoornissen? MGv, 61 (3),

248-250.

JACQUES OOMEN, klinisch psycholoog/psychotherapeut,

is voorzitter van de sectie angststoornissen van de

VGCt en heeft een eigen praktijk voor training en

opleiding in de cognitieve gedragstherapie. Voor-

heen was hij werkzaam als hoofd van een specialis-

tische kliniek voor de behandeling van ernstige

angststoornissen bij de GGZ Noord- en Midden-

Limburg te Venray.

**

*

M. Wehrenberg en S.M. Prinz (2007). Theanxious brain. The neurobiological basis ofanxiety disorders and how to effectively treatthem. New York/London: W.W. Norton &Company. 274 pp., $ 32

Tine Vos en Peter Daansen

‘The anxious brain’ is een boek vol detailsover neuro-anatomie, neurotransmitters,symptomatologie en therapeutische inter-venties bij de paniekstoornis, de gegenerali-seerde angststoornis en de sociale angst-stoornis. De auteurs zijn pretentieus: ‘In ditboek beschrijven we de praktische implica-

ties van recent onderzoek voor psychothera-pie bij angststoornissen. We beschrijven her-senstructuren en -functies in eenvoudigetermen zodat mensen beter begrijpen waar-om ze angstig zijn en hoe psychotherapiehun hersenen kan veranderen. Deze kennisis belangrijk om therapie voor angstigemensen effectiever te maken. […] Ons doel isom in dit boek neurobiologisch onderzoeken psychotherapeutische behandeling teintegreren’ (pp. xi-xii). Jammer genoeg luktdat maar gedeeltelijk.

In het eerste hoofdstuk starten de auteursmet een gedetailleerd overzicht van deneuro-anatomie, functies per hersenstruc-

TijdschriftvoorPsychotherapie

2008[34]

04w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Gelezen 311

tuur, de cerebrale netwerken en de ontrege-ling hierin bij angststoornissen. In hoofd-stuk twee bespreken zij de werking van ze-nuwcellen en neurotransmitters. Beidehoofdstukken bevatten veel relevante infor-matie die voor de neurologisch minder ge-schoolde professional goed toegankelijk is. Deoverige hoofdstukken zijn gewijd aan depaniekstoornis, de gegeneraliseerde angst-stoornis en de sociale angststoornis. Perangststoornis volgen drie hoofdstukken.Een eerste hoofdstuk gaat in op de neuro-anatomie, de mogelijke oorzaken en desymptomen op fysiologisch, cognitief engedragsmatig niveau. Dan volgt een hoofd-stuk met een gevarieerde verzameling be-handelstrategieën die geordend zijn op de-zelfde drie niveaus. Een laatste hoofdstukbehandelt neurotransmitters en medicijnenvoor de betreffende angststoornis.

De specifieke angstsymptomen wordenverklaard door alle mogelijke afwijkingen inde betrokken hersenstructuren en neuro-transmitters uitgebreid te schetsen. Hierbijworden opnieuw in heldere taal veel neuro-anatomische systemen beschreven. De au-teurs benadrukken dat de psychiatrischesymptomen ontstaan door een complexeinteractie tussen neurobiologie en levenser-varing. Genetische predispositie en de blij-vende veranderingen die (vroeg kinderlijke)traumatisering kan veroorzaken in de be-trokken hersenstructuren en -functies wor-den uitgebreid genoemd. Ook de rol vanhormonen, epilepsie of gewoon een ‘neuro-chemische kortsluiting’ komen aan bod. Deauteurs illustreren deze opsomming metcasusbeschrijvingen zoals ‘door een ACG(anteriore gyrus cingulatus) die neigt tot rumi-neren, liep Sheila vast in ongerustheid diezij vroeger uit haar gedachten zette doorzich op haar projecten te concentreren’ (p.128). Hiermee lijken de auteurs een preciezeneurologische verklaring te geven die bijnadere beschouwing toch enige twijfels op-roept. Volgens ons is op patiëntenniveau(zonder scans et cetera) nog niet precies vast

te stellen welk cerebraal systeem ontregeldis. Ook wordt vergeten dat nog steeds nietbekend is waarom aanleg en omstandighe-den bij de ene persoon tot klachten leidenen bij de andere niet.

De auteurs stellen dat kennis over de neu-roanatomische systemen noodzakelijk is ompatiënten te motiveren voor therapie. Zijillustreren dit als volgt: ‘Hoe werkt CGT?Cognitieve gedragstherapie benut de execu-tieve functies van de prefrontale cortex –analyseren, gerichte actie, besluitvorming –om ruminerend gepieker te veranderen opeen neurochemisch niveau. De prefrontalecortex is het doelwit van CGT. Behandelingleert patiënten met een gegeneraliseerdeangststoornis om hun gedachten bewust terichten en om zich te concentreren op ge-dachtenvervanging. Hoe verandert dit dehersenen? Bewuste gedachten en concentra-tie zijn prefrontale activiteiten die invloeduitoefenen op het functioneren van de sub-corticale hersenen, de ACG, waar ruminatieoptreedt. Als iemand welbewust een gedach-te verandert, dan domineert de prefrontalecortex over de ACG’ (p. 159). Ook deze passa-ge biedt een ogenschijnlijk neurologischexacte verklaring voor de werkzaamheidvan een psychotherapeutische interventie.Toch illustreert deze tekst onze teleurstel-ling. Het wordt gepresenteerd als een volle-dig verklaringsmodel, maar bij nadere be-schouwing zie je dat het hoe en waarom ont-breekt. De hiaten in de huidige kennis wor-den volledig buiten beschouwing gelaten.Daarnaast vinden wij hier het taalgebruikniet echt eenvoudig.

In de behandelhoofdstukken geven deauteurs een overzicht van de afzonderlijkeziektebeelden. Zij doen dit met grote com-passie. Zij beschrijven invoelbaar hoe ie-mand met een angststoornis denkt en voelt,en hoe dit zijn hele leven ontwricht en eengrote lijdensdruk veroorzaakt. Ook gaan zijuitgebreid in op cognitieve en gedragsthera-peutische interventies. Er komt een breedscala aan onderwerpen aan bod, van het uit-

Gelezen312

sluiten van somatische oorzaken, psycho-educatie, voedingsadviezen, leefstijladvie-zen, lichaamsbeweging tot het verbeterenvan de slaap. De auteurs gaan heen en weertussen beschrijvingen op micro- en macro-niveau. Er worden direct toepasbare (pa-tiënten)instructies gegeven voor een grootaantal ontspanningstechnieken zoals buik-ademhaling, progressieve spierontspan-ning, strekoefeningen en cued relaxation.Soms geven zij aan welke hersendelen geac-tiveerd worden bij de klacht en de interven-ties. Daartussen staan algemene beschrijvin-gen en verwijzingen voor therapeutischeinterventies van zeer divers allooi zoals:mindfulness, EMDR, acupressuur, imaginatievan licht en energie (p. 140) en energiethera-pieën (p. 215). Er is aparte aandacht voor desymptomen en behandeling op de kinder-leeftijd. Jammer genoeg verzuimen de au-teurs aan te geven welke interventies evi-dence based zijn en welke niet. De keuze vaninterventies wijkt af van de Nederlandserichtlijn voor de behandeling van angst-stoornissen.

De medicatiehoofdstukken beginnen meteen beschrijving van alle mogelijk betrok-ken neurotransmitters. Vervolgens wordentabellen gegeven met een kolom voor deverstoorde neurotransmitter, de symptomenen de medicatie. Daarbij wordt gesteld datverschillende symptomen met verschillendetypen medicatie behandeld moeten worden.De beschrijving is een uitvoerige opsom-ming van alle beschikbare psychofarmaca.Er is opnieuw geen indeling naar weten-schappelijke evidentie en de volgorde wijktaf van de Nederlandse richtlijn voor de be-handeling van angststoornissen. Aardig isde beschrijving van een lage startdosis, deuiteindelijke dosis, bijwerkingen en afbouwvan de verschillende medicijnen. In elkhoofdstuk wordt uiteindelijk wel beschre-ven dat de behandeling in het algemeenstart met een SSRI, maar dit wordt onvol-doende benadrukt. Wij denken dat deze be-schrijving verwarring kan veroorzaken tus-

sen de lezers en geconsulteerde artsen. De-zelfde informatie is overzichtelijker te vin-den op www.hulpgids.nl of www.GGZricht-lijnen.nl .

Het zal duidelijk zijn dat het boek bij onsambivalentie oproept. Het is een groten-deels vlot geschreven, optimistisch en ty-pisch Amerikaans boek met een grote hoe-veelheid gegevens. Het is zonder meer toe tejuichen dat de auteurs trachten om met neu-rologische kennis psychotherapeutische in-terventies te onderbouwen en wellicht teverbeteren. Jammer genoeg lukt ze dat maargedeeltelijk. Het afwisselend gedetailleerden globaal beschrijven van vele therapeuti-sche interventies en het ontbreken van eenevidence based toelichting over deze interven-ties is storend. De informatie over neuro-anatomie en neurotransmitters is verreweghet interessantste wat het boek te biedenheeft.

TINE VOS, psychiater en cognitief gedragstherapeut, is

verbonden aan het programma Angststoornissen,

PSYQ te Den Haag.

PETER DAANSEN, klin.psycholoog-psychotherapeut, is

werkzaam als manager zorg bij het programma Eet-

stoornissen & Obesitas, PsyQ te Den Haag.

TijdschriftvoorPsychotherapie

2008[34]

04w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Gelezen 313