LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het...

41
145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014 58/299 LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN TUSSENWANDEN VAN METSELWERK UIT KLEINE ELEMENTEN 03.02.00 Muren en tussenwanden van metselwerk Algemeen (F) Omschrijving De norm NBN B 24-001 Metselstenen Terminologie 1e uitgave, november 1980, is van toepassing op de metselstenen voor zover hun gewicht en afmetingen toelaten dat zij door ØØn enkele persoon worden gehanteerd. De norm NBN B 24-002 handelt over het Metselwerk Algemene begripsomschrijvingen 1e uitg., april 1986. De normen met betrekking tot het metselwerk zijn ingedeeld volgens het materiaal van de blokken en stenen : Gebakken klei, leem of leisteen (03.02.10) reeks normen NBN B 23 (baksteen) ; reeks normen NBN B 27 (keramische produkten) ; reeks S 35 (vuurvaste stenen) ; de norm NBN B 23-002 Gevelbakstenen en blokken ; de norm NBN B 23-003 Niet-decoratieve bakstenen en blokken, akoestische blokken en stenen en vuurvaste stenen. Beton Zie dossier Stabiliteit. Kalkzandsteen De norm NBN B 21-003 handelt over de metselstenen van kalkzandsteen (03.02.40). In dit document zijn inbegrepen en beschreven : de waterdichtingen van het metselwerk - afdeling 03.04; het niet meegaand voegwerk - afdeling 03.10; de dichtingsfolies in het metselwerk - afdeling 03.11; de thermische isolaties van het metselwerk - afdeling 03.12; de akoestische isolaties van het metselwerk - afdeling 03.13; het toebehoren voor het metselwerk. Aan de blokken en stenen werd het kwaliteitslabel BENOR of gelijkwaardig toegekend. Materiaal gebakken klei, leem of leisteen, beton, kalkzandsteen of enig ander soortgelijk materiaal. Uitsparingen (zichtbare holle ruimten die in de metselsteen opzettelijk aangebracht) (cf.de norm NBN B 24-001) Volle metselstenen : uitsparingen < 20 % van het totale volume of volle bakstenen zonder gaten; Geperforeerde metselstenen : uitsparingen > 20 % van het totale volume + verbinding met een doorlopende horizontale mortellaag (doorsnede van elke uitsparing < 6 cm2 behalve maximum 2 uitsparingen voor de hantering); Holle metselstenen : uitsparingen > 20 % van het totale volume + doorsnede van elke uitsparing > 6 cm2. Uiterlijke bijzonderheden Randbreuk, hoekbreuk, scheur, barst, haarscheur, bladerbarsten, kloof, holten: (cf de norm NBN B 24-204 Proeven op metselstenen Uiterlijke kenmerken 1e uitg.; maart 1974). Vlakheid: cf. de norm NBN EN 772-20 Proeven voor metselstenen Deel 20: Vlakheid van betonsteen, kunstbetonsteen en natuursteen 1e uitg.; juni 2000. Fouten en beschadigingen categorieºn K, P, S Categorie Kde strek en ten minste ØØn kop vertonen geen enkele scheur noch hoek- of kantbreuk zichtbaar vanop 2 meter bij ten minste 95 % van de stenen uit de levering. Categorie Pde strek en ten minste ØØn kop vertonen geen enkele scheur bij ten minste 80 % van de

Transcript of LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het...

Page 1: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

58/299

LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN TUSSENWANDEN VAN METSELWERK UIT KLEINE ELEMENTEN

03.02.00 Muren en tussenwanden van metselwerk � Algemeen (F)

Omschrijving De norm NBN B 24-001 �Metselstenen � Terminologie� 1e uitgave, november 1980, is van toepassing op de metselstenen voor zover hun gewicht en afmetingen toelaten dat zij door één enkele persoon worden gehanteerd. De norm NBN B 24-002 handelt over het �Metselwerk � Algemene begripsomschrijvingen� � 1e uitg., april 1986. De normen met betrekking tot het metselwerk zijn ingedeeld volgens het materiaal van de blokken en stenen : Gebakken klei, leem of leisteen (03.02.10) reeks normen NBN B 23 (baksteen) ; reeks normen NBN B 27 (keramische produkten) ; reeks S 35 (vuurvaste stenen) ; de norm NBN B 23-002 Gevelbakstenen en �blokken ; de norm NBN B 23-003 Niet-decoratieve bakstenen en blokken, akoestische blokken en stenen en vuurvaste stenen. Beton Zie dossier Stabiliteit. Kalkzandsteen De norm NBN B 21-003 handelt over de metselstenen van kalkzandsteen (03.02.40). In dit document zijn inbegrepen en beschreven :

· de waterdichtingen van het metselwerk - afdeling 03.04; · het niet meegaand voegwerk - afdeling 03.10; · de dichtingsfolies in het metselwerk - afdeling 03.11; · de thermische isolaties van het metselwerk - afdeling 03.12; · de akoestische isolaties van het metselwerk - afdeling 03.13; · het toebehoren voor het metselwerk.

Aan de blokken en stenen werd het kwaliteitslabel BENOR of gelijkwaardig toegekend.

Materiaal gebakken klei, leem of leisteen, beton, kalkzandsteen of enig ander soortgelijk materiaal. Uitsparingen (zichtbare holle ruimten die in de metselsteen opzettelijk aangebracht) (cf.de norm NBN B 24-001) Volle metselstenen : uitsparingen < 20 % van het totale volume of volle bakstenen zonder gaten; Geperforeerde metselstenen : uitsparingen > 20 % van het totale volume + verbinding met een doorlopende horizontale mortellaag (doorsnede van elke uitsparing < 6 cm2 behalve maximum 2 uitsparingen voor de hantering); Holle metselstenen : uitsparingen > 20 % van het totale volume + doorsnede van elke uitsparing > 6 cm2. Uiterlijke bijzonderheden Randbreuk, hoekbreuk, scheur, barst, haarscheur, bladerbarsten, kloof, holten: (cf de norm NBN B 24-204 � Proeven op metselstenen � Uiterlijke kenmerken� 1e uitg.; maart 1974). Vlakheid: cf. de norm NBN EN 772-20 �Proeven voor metselstenen � Deel 20: Vlakheid van betonsteen, kunstbetonsteen en natuursteen� 1e uitg.; juni 2000. Fouten en beschadigingen � categorieën K, P, S

· Categorie Kde strek en ten minste één kop vertonen geen enkele scheur noch hoek- of kantbreuk zichtbaar vanop 2 meter bij ten minste 95 % van de stenen uit de levering. · Categorie Pde strek en ten minste één kop vertonen geen enkele scheur bij ten minste 80 % van de

Page 2: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

59/299

stenen en geen enkele hoek- of kantbreuk zichtbaar bij ten minste 80 % van de stenen uit de levering zichtbaar vanop 2 meter. · Categorie Sde stenen vertonen geen barsten, scheuren, hoek- of kantbreuken die zichtbaar zijn vanop een afstand van 10 meter.

Mortels Norm NBN EN 998-2 (2003) � Specificaties voor mortels � Deel 2 : Metselmortel. Cement Wanneer de cementsoorten geleverd worden op de bouwplaats, dragen zij het kwaliteitslabel BENOR of gelijkwaardig. Zijn onder meer van toepassing :

· de norm ENV 413-1 �Metselcement. Deel 1: Specificatie�, 2e uitg., maart 1995. · de norm EN 413-2 �Metselcement. Deel 2: Beproevingsmethoden�, 1e uitg., maart 1995. · de norm NBN B 12-001 �Cement � Samenstelling en specificaties. Deel 1: Gewone cementsoorten�, september 1993.

Zand Het gebruik van fijn zand volgens de norm NBN B 11-011 �Bouwzand � Definitie en identificatie van de korrelverdeling�maart 1981 is niet toegestaan. Het toegestane zand heeft een korrelverdeling tussen 0,08 en 2 mm (klasse A/B/C) en bevat niet meer dan 0,05 % organische stoffen. Het zand bevat geen oplosbare of onoplosbare substanties zoals kleiklonters, sulfaten, ijzerhoudende zouten, enz� Toeslagstoffen Bindingsversnellers (chloorcalcium) ter verbetering van de dichtheid (vergroten de krimp en verminderen de mortelsterkte). Weekmakers (bentoniet, Kieselguhr) naar rata van 1 tot 3 % in gewicht (vergroten de elasticiteit en homogeniteit van de mortel). Hulpstoffen in de mortels worden slechts toegestaan mits het akkoord van de leidend ambtenaar; bindingsvertragers worden slechts uitzonderlijk toegestaan, bij warm en droog weer, en mits het akkoord van de leidend ambtenaar.

Uitvoering De uitvoering van metselwerk gebeurt overeenkomstig de voorschriften van de norm NBN B 24-401 �Uitvoering van metselwerk� � 1e uitg., juni 1981 en van de TV nr. 208 �Opvoegen van metselwerk� juni 1998. Deze norm handelt over:

· De voorbereiding van de bouwstoffen ; · De eigenlijke uitvoering van het metselwerk ; · De bescherming en de latere bewaring van het metselwerk.

De verschillende functies van de muren (begripsomschrijvingen en indeling van de functies volgens de norm NBN B 24-002 en de STS 22 �Metselwerk voor laagbouw� 1989) kunnen bijzondere verwerkingen of voorzorgen met zich meebrengen die, behoudens uitdrukkelijke vermelding, geen aanleiding geven tot prijsverhoging. Niet-dragend metselwerk Metselwerk dat zijn eigen gewicht en dat van de gebruikelijke uitrustingen moet kunnen dragen (cf. norm NBN B 24-002). Niet-dragende muren mogen niet als bekisting gebruikt worden voor de draagdelen. Ze mogen enkel gemetst worden nadat de belendende draagdelen ontkist zijn. (norm NBN B 24.401). In het geval waarbij gevreesd wordt dat de constructue zou bewegen, worden de muren uitgevoerd volgens punt 5.4 van de norm NBN B 24.401. De tussenwanden van metselwerk worden mechanisch alle 60 cm verbonden met de kolommen of wanden van beton. Deze uitvoering wordt voorzien in afdeling 03.09.

Page 3: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

60/299

Dragend metselwerk Zie 03.02.02 � Dragend metselwerk. Zichtbaar metselwerk Metselwerk dat na voltooiing zichtbaar blijft en waarbij aan maat- en vormkenmerken van de metselstenen en aan het verband geëigende eisen worden gesteld (cf. norm NBN B24-002). Bij het optrekken van het zichtbaar blijvend metselwerk worden de elektriciteitsbuizen die door de aannemer van de elektriciteitswerken worden geleverd en geplaatst, ingewerkt. In het zichtvlak van het metselwerk worden uitsparingen voor contactdozen voorzien of uitgezaagd. Voor het zichtbaar en gevelmetselwerk worden de stenen in zo groot mogelijke hoeveelheden op de bouwplaats aangevoerd; vóór de verwerking worden zij gemengd zodat geen verschillen in kleur en textuur in de muurvlakken te merken zijn. De aannemer onderzoekt vooraf het SO4gehalte alsook de verenigbaarheid van de mortel en de stenen zodat uitbloeiingen en verwering van de voeg- en legmortel vermeden worden. Wanneer dit kenmerk opgelegd wordt, wordt het vermeld met aanduiding van de betrokken plaatsen ofwel algemeen in het artikel ofwel post per post. Niet-zichtbaar metselwerk Metselwerk waarvan het oppervlak na voltooiing niet zichtbaar blijft (cf. norm NBN B 24-002). Binnenmetselwerk Metselwerk dat noch aan de buitenklimaatomstandigheden wordt blootgesteld, noch met de grond in aanraking is (cf norm NBN B 24-002). Buitenmetselwerk Metselwerk dat aan de buitenklimaatomstandigheden wordt blootgesteld en in die zin aan geëigende eisen inzake duurzaamheid moet voldoen (cf. norm NBN B 24-002). Norm NBN B 27-010 � Keramische produkten voor wand- en vloerbekleding � Vorstbestendigheid � Vermogen ot wateropslorping door capillariteit� � 1e uitg., juni 1983. Grondmetselwerk (fundering/kruipruimte/kelder/grondkeer) Metselwerk dat met de grond in aanraking is (cf. norm NBN B 24-002). De wederaanvullingen (02.03 �Aanvullingen en ophogingen�) en de dichtingswerken (03.04 �Waterdichtingen van elementen in kontakt met de grond�) zijn voorzien in afzonderlijke posten. Ze mogen slechts aanvangen na het akkoord van de leidend ambtenaar en na uitvoering en voldoende verharding van de voorgeschreven dichtingswerken op bepaald metselwerk. Geluidsisolerend metselwerk Metselwerk waarvan de geluidsisolatie een belangrijke funktie is en waaraan geëigende eisen inzake isolatie tegen luchtgeluiden worden gesteld (cf. NBN B 24-002). Brandwerend metselwerk Metselwerk waarvan de weerstand tegen brand een belangrijke funktie is en waaraan terzake geëigende eisen worden gesteld (cf. norm NBN B 24-002). Norm NBN 713-020 � Beveiliging tegen brand � Gedrag bij brand van bouwmaterialen en bouwelementen � Weerstand tegen brand van bouwelementen� � 1e uitg., december 1968 en haar addenda; Het toebehoren voor het metselwerk (klossen, lateien, ventilatieblokken, glasblokken, kanalen, enz� ) zijn voorzien, omschreven en inbegrepen bij de posten van het metselwerk. De bewegingsvoegen worden uitgevoerd overeenkomstig de norm NBN B 24-401 index 5.6.(cf. de norm ENV 1996-2 punt 2.3.8.3).

Page 4: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

61/299

Het opvoegen gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de TV nr. 208 � Opvoegen van metselwerk� juni 1998. Het wordt uitgevoerd tijdens het metselwerk.

03.02.01 Gevelmetselwerk

Algemeen : NORMEN NBN B 23-002 - Gevelbaksteen (met erratum) + addenda 1en2 - Vorstproef (1986) NBN EN 1052-1 - Beproevingsmethoden voor metselwerk - Deel 1: Bepaling van de druksterkte (1998) NBN EN 1052-2 - Beproevingsmethoden voor metselwerk - Deel 2: Bepalen van de buigsterkte (1999) NBN EN 1052-4 - Beproevingsmethoden - Deel 4: Schuifsterkte met inbegrip van de waterkerende laag (2000) NBN EN 1052-3 - Beproevingsmethoden - Deel 3 : Aanvangsschuifsterkte (2002) NBN EN 1052-5 - Beproevingsmethoden - Deel 5: Bepaling van de hechtsterkte met de hefboomproef (2005) NBN B 24-206 t/m 210 - Proeven op metselstenen + addenda (1974) NBN B 27-009 - Keramische producten voor wand- en vloerbekledingen - Vorstbestandheid: Vorst/dooicyclussen (addendum 2 = vorstproef voor baksteen) (1996) NBN B 27-010 - Vorstbestandheid � Vermogen tot wateropslorping door capillariteit (1983) NBN B 27-011 - Prestatiecriteria + addendum (1987) NBN EN 771 � deel 1 t/m 6 - Voorschriften voor metselstenen (2003) NBN EN 772 - deel 1 t/m 20 - Proeven op metselstenen (2000) NBN EN 845 - deel 1 t/m 3 + addenda - Voorschriften voor metselwerktoebehoren (2003 en 2008) NBN EN 846 � deel 1 t/m 13 � Beproevingswijzen voor metselwerktoebehoren (2000) NBN B 04-001 - Maatafstemmingen voor gebouwen - Basisbegrippen - Gebruiksprincipes - Voorkeursmodulen (1981) NBN B 62-002 - Thermische prestaties van gebouwen - Berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënten (U-waarden) van gebouwcomponenten en gebouwelementen - Berekening van de warmteoverdrachtscoëfficiënten door transmissie (HT-waarde) en ventilatie (Hv-waarde) (2008) NBN EN 998-2 - Definities en specificaties voor mortels voor metselwerk - Deel 2: Metselmortel (2010) NBN B 14-204 t/m 205 - Proeven op mortel (1972) NBN EN 1015 1 t/m 21 - Beproevingswijzen voor metselwerkmortel (1998-2007) NBN EN 413-1 - Metselcement - Deel 1: Samenstelling, specificaties en conformiteitscriteria (2011) NBN EN 413-2 - Metselcement - Deel 2: Beproevingsmethoden (2005) NBN EN 13055-1 - Lichte toeslagmaterialen - Deel 1: Lichte toeslagmaterialen voor beton en mortel (2002) (+AC:2004) NBN EN 13139 - Toeslagmaterialen voor mortel (2002) (+AC:2004) NBN EN 12620+A1 - Granulaten voor beton (2008) NBN EN 13043 - Toeslagmaterialen voor asfalt en oppervlakbehandeling voor wegen, vliegvelden en andere verkeersgebieden (2002) (+ AC:2004) NBN EN 13242+A1 - Granulaten voor ongebonden en hydraulisch gebonden materialen voor civieltechnische werken en wegenbouw (2008) NBN EN 932-1 - Beproevingsmethoden voor algemene eigenschappen van toeslagmaterialen - Deel 1 : Methoden voor monsterneming (1996) NBN EN 933-1 - Beproevingsmethoden voor geometrische eigenschappen van toeslagmaterialen - Deel 1 : Bepaling van de korrelverdeling � Zeefmethode (1997) NBN EN 197-1 - Cement - Deel 1 : Samenstelling, specificatie en overeenkomstigheidscriteria voor gebruikelijke cementsoorten (2011) NBN EN 197-2 - Cement � Deel 2: Overeenkomstigheidsbeoordeling (2000) NBN EN 459-1 - Bouwkalk - Deel 1: Definities, specificaties en conformiteitscriteria (2010) NBN EN 459-2 - Bouwkalk - Deel 2: Beproevingsmethoden (2010) NBN B 04-001 - Maatafstemming voor gebouwen: basisbegrippen - gebruiksprincipes - voorkeursmodulen (1981) STS 22 - Deel 3 - Uitvoering metselwerk voor laagbouw (1987) NBN EN 1052-1 - Beproevingsmethoden voor metselwerk - Deel 1: Bepaling van de druksterkte (1998) NBN B 24-212 - Proeven op metselwerk - Druk op muur + addendum (1975) NBN B 24-301 - Ontwerpen en berekening van metselwerk (met erratum) (1980) NBN EN 1996-1-1 - Eurocode 6 - Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 1-1 : Gemeenschappelijke regels voor constructies van gewapend en ongewapend metselwerk (2006) (+ AC:2009) NBN EN 1996-1-1 ANB - Eurocode 6 - Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 1-1 : Gemeenschappelijke regels voor constructies van gewapend en ongewapend metselwerk - Nationale bijlage (2010) NBN EN 1996-2 - Eurocode 6 - Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 2 : Ontwerp, materiaalkeuze en uitvoering van constructies van metselwerk (2006) (+ AC:2009)

Page 5: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

62/299

NBN EN 1996-2 ANB - Eurocode 6 - Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 2 : Ontwerp, materiaalkeuze en uitvoering van constructies van metselwerk - Nationale bijlage (2010) TV 208 - Opvoegen van metselwerk (WTCB, 1998)

Informatieblad van het BUtgb �Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk� (2002/1) - Typedetails Materiaal A. Metselstenen a) Mechanische en fysische eigenschappen Alle gevelstenen zijn Benor gekeurd (of gelijkwaardig) volgens NBN B 23-002. Bij iedere levering worden de certificaten van oorsprong of de Benor-Certificaten voorgelegd. De parementstenen moeten daarenboven voldoen aan de prestatiecriteria:

´ Zeer vorstbestand (++) (klasse 5 volgens NBN B 27-011): overeenkomstig de bekomen GC-waarden (beter dan -2,5) volgens NBN B 27-010 vertonen de stenen na rechtstreekse vriesproef (20 cyclussen op -15°C) volgens NBN B 27-009 geen zichtbare schade (code 0) bij impregnatie onder 51 kPa;

´ Hygrometrische krimp of zwelling:< 0,1mm/m - baksteen; ´ Eflorescentieproef (uitbloeiing) volgens NBN B 24-209: geen witte vlekken verschijnen groter dan 5

cm² (baksteen); ´ Karakteristieke druksterkte (f�bk) volgens NBN EN 772-1: minimum 5 N/mm².00 ´ Gemiddelde druksterkte (f�bm) volgens NBN EN 772-1: minimum 8 N/mm².

De aannemer onderzoekt vooraf het SO4 gehalte in en de verenigbaarheid van mortel en stenen zodat uitbloeiingen en verwering van voeg- en legmortel vermeden worden. Algemeen overschrijdt de drukweerstand van gevelbaksteen ruimschoots de vereiste criteria. b) Baksteenformaat, -vorm en uitzicht Voor de uitvoering zullen minimum drie verschillende stalen ter goedkeuring aan de architect en het bestuur worden voorgelegd, teneinde de definitieve kleur te bepalen. Het in het bijzonder bestek opgegeven type en formaat, de prestatiecriteria, de textuur en kleurschakering zullen hierbij doorslaggevend zijn. Gebeurlijke aanduidingen opgenomen in het bijzonder bestek m.b.t. de herkomst van de klei vormen geen strikt uitsluitingscriterium, waarbij de aannemer gerechtigd is om, conform de opgegeven prestatiecriteria, varianten ter keuze en goedkeuring voor te leggen. De te verwerken stenen zijn vrij van barsten, afgesprongen stukken of gebroken hoeken. Het gebruik van gebroken elementen of elementen met sporen van blussers, een onregelmatige vorm of uitzicht hebben afkeuring tot gevolg. In geval de levering zou worden geweigerd, kan de aannemer de steen op de bouwplaats sorteren; de afgekeurde stenen worden van de bouwplaats verwijderd. De stenen worden in zo groot mogelijke hoeveelheden op de werf aangevoerd en voor de verwerking vermengd zodat geen verschillen in kleur en textuur in de gevelvlakken te merken zijn.

Materiaal A. Te metsen, metselmortels a) Bestanddelen Het cement beantwoordt aan de voorschriften van NBN EN 197-1en2 en draagt het BENOR-keurmerk. Er zal geen cement gebruikt worden dat sulfaten bevat teneinde uitbloeiingen te voorkomen. De aanduiding van een cement moet de genormaliseerde benaming en de sterkteklasse bevatten. De norm onderscheidt 4 cementsoorten volgens type en benaming in onderstaande tabel:

Type Benaming Huidige benaming Oude benaming

I Portlandcement CEM I P

II Portland Composietcement CEM II/A-M PPz

CEM II/B-M PPz

III Hoogovencement 36/65 CEM III/A HK

Hoogovencement 66/80 CEM III/B HL

Hoogovencement 81/95 CEM III/C LK

V Composiet Cement CEM V/A

Page 6: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

63/299

Er worden drie sterkteklassen voorzien: 32,5 - 42,5 - 52,5. De norm voorziet in een gewone versie (N-versie) en in een R-versie voor elke sterkteklasse. Bij de R-versie is de initiële druksterkte hoger en bijgevolg geschikt voor vroegtijdig ontkisten en voorspannen van beton. De poederkalk (kalkhydraat Ca(OH)2 of gebluste kalk) beantwoordt aan de voorschriften van NBN EN 459-1en2. Met betrekking tot een verhoogd radongehalte valt het gebruik van hoogovencement af te raden. De mortel moet met scherp zand (klassen A, B of C met zandfractie van 0,08 tot 2 mm) worden aangemaakt (vet of leemhoudend zand, alsook fijn zand of zavel zijn ten zeerste af te raden en absoluut verboden bij ondergronds metselwerk). Het zand mag niet meer dan 0,05% organische bestanddelen bevatten en moet vrij zijn van oplosbare en niet-oplosbare substanties zoals kleiresten, sulfaten, ijzerzouten. Het moet bovendien zodanig worden opgeslagen dat het niet kan worden bevuild wordt door vreemde bestanddelen. Let wel: Voor baksteenmetselwerk is de fijnheidmodulus van het zand begrepen tussen 1 en 1,9 (afhankelijk van o.a. het Hallergetal van de baksteen); indien het Hallergetal groter dan of gelijk is aan 50, moet de fijnheidmodulus van het zand tenminste gelijk zijn aan 1,4. De klassen volgens korrel verdeling en opgehoopte zeefresten in % worden weergegeven in onderstaande tabel:

Maaswijdte (mm)

A - middelgrof zand

B - middelgrof zand C - grof zand D - grof zand

2 0% 0% 0% 0%

1 0% 0% 5 tot 25% 25 tot 55%

0,5 0 tot 15% 15 tot 30% 20 tot 50% 50 tot 80%

0,25 30 tot 90% 50 tot 95% 50 tot 80% 80 tot 95%

0,125 80 tot 90% 90 tot 100% 85 tot 100% 100%

0,08 100% 100% 100% 100%

Het aanmaakwater bedraagt 30 tot 35 % van het te verwerken volume en mag niet verontreinigd zijn door organische stoffen, zuren, zouten, alkaliën, suikers, industriële afvalstoffen of andere stoffen die de sterkte of de duurzaamheid van de mortel kunnen schaden. Hulpstoffen (luchtbelvormers, plastificeerders, dispersiemiddelen, ...) worden enkel onder voorbehoud toegelaten na voorafgaandelijk akkoord van de architect. Het gebruik en de juiste dosering moeten beantwoorden aan de richtlijnen van de leverancier en normen van de reeks NBN T 61 - Hulpstoffen voor mortel en beton. Bindingsvertragers (suiker en afgeleiden) zijn verboden. b) Samenstelling De aannemer past de mortelsamenstelling en keuze van toeslagstoffen aan in functie van de eigenschappen (druksterkte, porositeit, hardheid, ...) van de metselsteen en de vereiste sterkte van het type metselwerk. In verband hiermee draagt hij alle verantwoordelijkheid. De invloed van de kwaliteit van de mortel op de metselwerksterkte is daarbij des te belangrijker, naarmate de verhouding tussen de voeg- en baksteendikte hoog is. In twijfelgevallen omtrent de globale draagkracht van het metselwerk als geheel, kan deze worden getest door proeven op muurtjes volgens NBN B 24-301. De proeven gebeuren op kosten van ongelijk. De dosering van de cement in de mortel moet nauwkeurig gebeuren: te weinig cement levert een poreuze en niet-samenhangende mortel, overdosering leidt tot een sterk krimpende en slecht hechtende mortel. Het is een misvatting dat wat meer cement de mortel alleen maar sterker kan maken. Te veel water is nadelig voor de kwaliteit, de mortel wordt poreuzer en verhardt langzamer. De mortels worden onderverdeeld in genormaliseerde klassen volgens NBN EN 998-2 (2010):

CATEGORIE SAMENSTELLING

M1 (cementmortel) met een verbeterde karakteristieke sterkte (f'bk)corr groter dan 20 N/mm².

Minimum 400 kg cement (sterkteklasse 32,5) per m3 droog zand (= 1 deel cement voor 3 delen zand)

M2 (cementmortel) met een verbeterde karakteristieke sterkte (f'bk)corr tussen 12 en 48 N/mm².

Minimum 300 kg cement (sterkteklasse32,5) per m3 droog zand (= 1 deel cement voor 4 delen zand)

M3 (bastaardmortel) met een verbeterde karakteristieke sterkte (f'bk)corr tussen 8 en 32 N/mm².

250 kg cement (sterkteklasse32,5) en 50 kg vette poederkalk per m3 droog zand (= 2 delen cement en 1 deel poederkalk voor 9 delen

Page 7: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

64/299

zand).

M4 (bastaardmortel) met een verbeterde karakteristieke sterkte (f'bk)corr tussen 5 en 20 N/mm².

200 kg cement (sterkteklasse32,5) en 100kg vette poederkalk per m3 droog zand (= 1 deel cement en 1 deel poederkalk voor 6 delen zand)

M5 (bastaardmortel) met een verbeterde karakteristieke sterkte (f'bk)corr tussen 2,5 en 10 N/mm².

150 kg cement en 150 kg vette poederkalk per m3 droog zand (= 1 deel cement en 2 delen poederkalk voor 8 delen zand)

c) Mortelbereiding Behoudens specifieke eisen in het bijzonder bestek heeft de aannemer de keuze tussen: mortels, mechanisch bereid op de werf;

´ voorgemengde fabrieksmortels van het droge type: zij worden op de werf aangemaakt overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant. Indien het mengsel naast kalk en zand ook het cement bevat wordt de mortel enkel als droog mengsel in een waterdichte verpakking worden aangevoerd. In bulk aangevoerde mengsels zijn enkel toelaatbaar mits deze bij levering in gesloten silo's opgeslagen zijn;

´ voorgemengde fabrieksmortels van het natte type: gedoseerd en klaargemaakt zonder dat nog water wordt toegevoegd.

De aannemer dient de leveringsbons met vermelding van herkomst en samenstelling aan de architect voor te leggen. De bons vermelden de geleverde mortelcategorie, de gebruikte cementklasse, de onderscheiden verhoudingen van de verschillende bindmiddelen voor bastaardmortel, de maximale verwerkingsduur en de aanwezigheid van hulpstoffen (bindingsvertragers). De aannemer verwerkt de bereide mortels binnen de 1,5 uur (1 uur bij een temperatuur hoger dan 20° C) na het aanmaken met water en in elk geval vooraleer de binding optreedt. Mortel die een begin van binding heeft ondergaan, mag niet opnieuw aangemaakt of verwerkt worden en wordt afgevoerd. Er wordt gebruik gemaakt van nagespoelde kuipen. Het gebruik van bindingsvertragers (suiker en afgeleiden) in op de werf aangemaakte mortels wordt niet toegestaan. De aannemer beschermt de mortel tegen weersinvloeden. Het gebruik van bastaardmortel bij vriesweer is verboden. Enkel dan is een matig, juist gedoseerd gebruik van zogenaamde schuimvormers toegelaten. d) Lijmmortels (voor cellenbeton / kalkzandsteen / baksteen) De kleefmortels (of mortellijmen) bestaan uit een compleet mengsel, dat voor de mortelbereiding enkel toevoeging van zuiver water vergt en tot een smeuïge massa wordt vermengd. De samenstelling van het mengsel bestaat hoofdzakelijk uit Portlandcement, gewassen wit zand, desgevallend aangevuld met microvezelige bewapening en toevoegingproducten bestemd om de aanhechting van de mortel tussen de blokken te verbeteren. De aannemer dient vooraf de verenigbaarheid van de mortellijm met de te verwerken blokken/stenen na te gaan, dienaangaande volgt hij de voorschriften van de fabrikant. De lijmen moeten over een doorlopende technische goedkeuring beschikken. Bij de verwerking van de kleefmortels dient men erover te waken dat de omgevingstemperatuur minimaal 5° C en maximaal 35° C bedraagt. De klaargemaakte hoeveelheid moet binnen de 3 uur worden verwerkt. e) Voegmortels (voor zichtbaar metselwerk) Voor alle meegaand opvoegwerk in binnenruimten wordt gebruik gemaakt van de metselmortel. Indien naderhand wordt opgevoegd, worden de voegen eerst uitgekrabd en zal de aannemer, onder zijn verantwoordelijkheid, de verenigbaarheid van beide mortels nagaan. Voor de verlijming maakt men gebruik van een geprefabiceerde lijmmortel met uitbloeiingsgeringe, mosvrije, waterafstotende en elastische eigenschappen, volgens de voorschriften van de fabrikant.

Uitvoering De werken omvatten:

´ de voorbereiding der werken, het plaatsen van de nodige stellingen, beschermingen, afdekzeilen;

Page 8: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

65/299

´ de levering en voorbereiding van alle materialen t.t.z. de stenen of blokken, de mortels, alle noodzakelijke metalen versterkingselementen voor lateien / rollagen, ankerklossen, L-profielen, platijzers, de verbindingen met de binnenmuren (spouwankers), aansluitingen met dakranden (loodslabben), de vochtisolaties ter hoogte van gevelaanzet, gevelopeningen en dakranden, de vochtweringen en thermische isolatiestroken aan de dagkanten van ramen;

´ de eigenlijke uitvoering van het buitenmetselwerk en de eventuele beschermingsmaatregelen, ***; ´ de voegwerken, de zettingsvoegen en afwerking; ´ het gebeurlijk afwassen en/of afkrabben van de gevel; ´ het verwijderen van beschermingen en stellingen; ´ het opruimen en schoonmaken van de bouwplaats.

A. Keuring Overeenkomstig NBN B 24-401 - Uitvoering van metselwerk (1981), aangevuld met NBN B 04-001 - Maatafstemming voor gebouwen: basisbegrippen - gebruiksprincipes - voorkeursmodullen (1981). Alle muren volgen de juiste afmetingen volgens plan en worden loodrecht, haaks en goed vlak uitgevoerd, overeenkomstig NBN EN 1996-2.

´ per verdiepingshoogte dient de maximale afwijking van de muur t.o.v; de loodrechte stand (schietlood) beperkt te blijven tot 8 mm.

Volgende uitvoeringstoleranties worden opgelegd:

´ de grootste afwijking op de hoogte van een muur bedraagt 7,5 mm op 3 m en de grootste afwijking op de volledige lengte bedraagt 5 mm op 5m.

´ per verdiepingshoogte (2,95 m) dient de maximale afwijking van de muur t.o.v; de loodrechte stand (schietlood) beperkt te blijven tot 3 mm.

´ het vlakheidsgebrek (over 2,5 m) dient beperkt te blijven tot 5 mm.

Het werk kan worden afgekeurd indien de toegestane toleranties niet nageleefd zijn. Voor de toleranties inzake gevelopeningen bedragen de afwijkingen t.o.v. de nominale afmetingen maximaal:

´ bovenste maatverschil: 1 cm; ´ onderste maatverschil: 0 cm.

De voeghardheid dient te beantwoorden aan de eisen van TV 208 (WTCB). Sporen van uitbloeiingen op het gevelmetselwerk worden voor de voorlopige oplevering gereinigd met een aangepast product overeenkomstig de aard van de uitbloeiing en type steen (bv. op basis van een fosfor- of zoutzuuroplossing). Enkel het advies van de steenfabrikant zal uitsluitsel geven! B. Uitvoeringsprincipe De gevelmuren met spouw worden verplicht (!) in drie afzonderlijke fazen uitgevoerd volgens onderstaand basisprincipe: 1/ het volledig dragend binnendeel der buitenmuren over de volledige hoogte; 2/ nadien, het aanbrengen van de opvanglintelen, de waterdichting, de isolatie; 3/ na de goedkeuring van deze werken door het bestuur: het optrekken van het parament. Alle spouwankers dienen juist af te hellen en goed verankerd te zijn in het metselwerk, bij een uittrekkracht van circa 75 à 100 kg mogen de ankers niet loskomen (manuele uittrektest). De isolatieplaten worden met zorg over de spouwhaken gedrukt en met een lichte druk sluitend op en tegen elkaar geplaatst om dichte naden te bekomen. C. Spouwopvatting De spouw wordt matig geventileerd opgevat, met een gedeeltelijke spouwvulling. De verticale luchtlaag in de restspouw bedraagt min. 30 mm. Voor de ventilatie worden boven de anticapillaire laag ter hoogte van de plint en lateien, alsook onder de dakrand het vereiste aantal stootvoegen opengelaten. De open stootvoegen met een opening van minstens 6 cm² worden gemarkeerd tot na de uitvoering van het voegwerk. Het aantal te voorziene open stootvoegen is min. 3 per 2 m. Het binnen- en buitenspouwblad worden onderling verbonden door middel van spouwhaken. De spouwhaken zijn zo ontworpen en aangebracht dat zij het water afvoeren naar het buitenspouwblad. De lengte, vorm en het te voorziene aantal worden bepaald in functie van de spouwbreedte en de aard en afmetingen van de

Page 9: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

66/299

spouwisolatie. Er worden minstens 5 spouwhaken voorzien per m² (hetzij minimaal om de 60 cm in verticale en om de 40 cm in horizontale richting), zij worden zoveel mogelijk geschrankt geplaatst. In de nabijheid van openingen worden bijkomende haken aangebracht. Het voorziene isolatiemateriaal wordt met goed aansluitende voegen tegen elkaar, en met geschikte ankers tegen de buitenzijde van het binnenspouwblad bevestigd. Perforaties van het isolatiemateriaal worden tot een minimum beperkt door een aangepaste keuze van de vorm en plaatsingswijze van spouwhaken en rozetten. D. Latei-opvatting Zie artikel 03.09.80 alsook dossier stabiliteit. E. Vochtisolaties Overeenkomstig de aanduidingen op de plans en/of detailtekeningen worden de nodige vochtisolaties, voor de afvoer van regen- en condensatiewater, aangebracht aan de basis van de spouwmuren, overal waar de spouw wordt onderbroken en bij elke overgang van het buitenspouwblad van een binnen naar een buitenomgeving (bvb. hoger opgaande muren, dakdoorsteken van schouwen e.d.). Als regels van goed vakmanschap worden de richtlijnen en typedetails van het Informatieblad van het BUtgb �Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk� (2002/1) in aanmerking genomen. De vochtisolaties worden beschreven in artikel 03.05.10 Vochtisolatie in spouwmuren. In de lengterichting worden de folies zoveel mogelijk in één stuk geplaatst, naden zijn voorzien van een voldoende overlapping overeenkomstig de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant. De naden worden steeds gekleefd of met koudlasstroken bevestigd. De vochtisolatie dekt steeds de volledige breedte van het buitenspouwblad af en wordt geplooid met de afwatering naar buiten toe. Daar waar het buitenniveau niet horizontaal is, wordt de vochtisolatie trapsgewijze gelegd door boven elkaar geplaatste overlappende lagen. De plaatsing en plooiing van deze lagen verzekeren een trapafwaartse afwatering. Teneinde de ventilatie van de spouw mogelijk te maken en vochtafvoer te verzekeren, worden in de horizontale lagen boven de anticapillaire membranen, de nodige stootvoegen open gelaten. De vochtisolaties moeten in de spouwen volledig gesteund zijn met een afgeschuinde, niet capillaire en onrotbare isolatiestrip volgens STS 08.82. (bv. geëxtrudeerd polystyreen, dikte minimaal 3 cm). Bij ter plaatse gegoten balken boven deur- en raamopeningen, worden tussen de balk en het buitenspouwblad aangepaste isolatiestroken (bv. geëxtrudeerd polystyreen, dikte 3 cm) voorzien, met tussenvoeging van een vochtscherm. Spouwhaken en/of linteelankers worden door deze isolatie gestoken. Bij een retour van de binnenmuur ter hoogte van de dagkanten aan ramen en deuren worden tussen het binnen- en buitenspouwblad steeds aangepaste isolatiestroken (bv. geëxtrudeerd polystyreen, dikte 3 cm) voorzien, met tussenvoeging van een vochtscherm, dat minstens 50 mm breder is dan de contactzone. Het tussen te plaatsen isolatiemateriaal moet verenigbaar zijn met de voorziene voegvulling rond het buitenschrijnwerk. F. Uitzettingsvoegen Overeenkomstig NBN EN 1996-2, zijn de nodige uitzettingsvoegen te voorzien voor het opvangen van differentiële zettingen en hygrothermische bewegingen in het metselwerk. De juiste afstand tussen de uitzettings- of dillatatievoegen is te bepalen door de ingenieur stabiliteit Deze verticale krimpvoegen in het parement worden zodanig opgevat dat de muurdelen vrij en elastisch kunnen bewegen en de voeg waterdicht blijft. Zij hebben een vrije breedte van + 10 mm. De dieper liggende steunvoeg bestaat uit compri-banden van polyethyleenschuim, opencellig bitumineus polyrethaan of neopreen, dewelke worden voorzien van een aangepaste primerlaag. De afwerkingsvoeg aan de buitenzijde bestaat uit een waterdichte elastische voeg, behorend tot de elastische kitten, klasse VI, volgens classificatie in TV 124 (WTCB, 1975), aangevuld met STS 56.1. De kitten zijn weersbestendig, hechtvast en blijvend elastisch. De kleur sluit aan bij deze van het voegwerk en een staal is voor te leggen. G. Wapeningen Waar nodig worden aangepaste muurwapeningen aangebracht. De muurwapeningen bestaan uit twee evenwijdige dunne metalen wapeningen verbonden door een zigzag wapening. Zij zijn beschermd tegen corrosie en geschikt voor toepassing in metselwerk onderhevig aan vocht (gevelmetselwerk). De verwerking gebeurt volgens de voorschriften van de fabrikant. H. Levering en opslag materialen

Page 10: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

67/299

Inzake bevoorrading, ouderdom, vervoer en opslag gelden de voorschriften van NBN EN 1996-2. De stenen worden geleverd op paletten en zijn verpakt in een kunststoffolie, zodat zij winddroog kunnen verwerkt worden. De aannemer treft de nodige voorzorgen om de stenen op een vlakke ondergrond en droog op te slaan. Hij verwijdert de verpakking zo kort mogelijk voor het vermetselen. De stenen dienen schoon te worden gehouden gezien modder, ingeregend stof en gemorste betonmelk zich naderhand moeilijk laten verwijderen. Zij worden steeds in zo groot mogelijke hoeveelheden op de werf aangevoerd en voor de verwerking vermengd uit minstens 4 pakken tegelijk (diagonaal afnemen), zodat geen storende verschillen in kleur en textuur in de gevelvlakken waarneembaar zijn. I. Beschermingsmaatregelen De nodige maatregelen worden genomen om het uitgevoerd metselwerk te beschermen tegen mechanische beschadigingen en tegen weersinvloeden: Bij temperaturen onder het vriespunt mag niet worden gemetseld (slechte binding van de mortel). Om een voldoende hechting tussen mortel en steen te verkrijgen moet de vereiste van een voorafgaandelijke bevochtiging worden onderzocht in functie van de kenmerken van de steen, de mortel en de weersomstandigheden. In aanhoudende droge perioden worden de stenen de dag voor de verwerking bevochtigd. Nat maken door onderdompeling is evenwel verboden. Bij zeer warm en droog weer of felle bezonning, wordt het vers metselwerk regelmatig maar licht besproeid om uitdroging van de mortel, voor hij volledig verhard is, te voorkomen. Bij vriesweer zal de aannemer zich houden aan de voorschriften van het WTCB. Tijdens de opbouw worden eventueel openstaande spouwen beschut tegen weersinvloeden. Op het einde van elke werkdag en bij regenperioden worden de bovenste lagen van het metselwerk afgedekt, deze bedekking moet de muur minstens 60 cm beschermen, gerekend vanaf de top van de muur. J. Verwerkingsmodaliteiten Alle nodige voorzorgen dienen te worden getroffen om de spouw schoon te houden, vrij van mortelbaarden en van mortelafval die vochtbruggen zouden kunnen vormen of de prestaties van de muur zouden kunnen aantasten. Tussen de beide spouwbladen wordt daarbij geen enkel rechtstreeks contact toegelaten. De uitpuilende mortel langs de muurvlakken die naar de spouw gericht zijn, wordt met het truweel effen gestreken, waarbij de spouwhaken moeten worden ontdaan van mortelresten. De stoot- en lintvoegen langs de buitenzijde worden uitgekrabd en geborsteld over een diepte van gemiddeld 15 mm achter het dagvlak, om een degelijk voegwerk toe te laten. De nodige open stootvoegen worden duidelijk gemarkeerd tot na de uitvoering van het voegwerk. Mortelsporen en/of verontreinigingen op de zichtvlakken worden dadelijk verwijderd met water en een harde borstel (geen staalborstel). Het uitgevoerde metselwerk mag pas worden belast met een gelijkmatige belasting na 16 uur en pas na 40 uur met een puntlast. Volledige mortelsterkte wordt pas bereikt na 28 dagen. K. Maatvoering , metselverband, uitzicht Alle regels der kunst worden in acht genomen om aan het metselwerk een schoon, regelmatig en verzorgd uitzicht te geven. Per laag wordt met de koord gemetst, er zorg voor dragend dat:

´ het dagvlak van de muren goed vlak is en alle randen en muuropeningen in het lood staan. ´ alle muren die een geheel vormen tezelfdertijd worden opgetrokken. De verbindingen tussen

gelijkaardig metselwerk moeten tot stand komen door de continuïteit van het steenverband. ´ alle horizontale voegen overal even dik en rechtlijnig zijn. ook de vertikale stootvoegen dienen allen

even dik en rechtlijnig te zijn. De gemiddelde voegdikte wordt gecontroleerd op 10 lagen metselwerk. ´ de zichtvlakken van het metselwerk mogen uitsluitend uitgevoerd worden met elementen met een

lengte, groter dan een halve blok of halve baksteen. Het delen van hele stenen gebeurt door mechanisch verzagen, zodat geen sporen van gekapte stenen zichtbaar zijn in het gevelvlak. Het uitleggen van de stenen, vóór aanvang van de metselwerken, kan maatvoeringsproblemen helpen voorkomen.

De muren worden opgetrokken in een halfsteensverband, tenzij anders vermeld.

03.02.02 Dragend opgaand metselwerk

Materiaal De post "opgaand metselwerk" omvat alle elementen, werken en leveringen m.b.t. de bovengrondse metselwerken, dewelke noch met de grond in aanraking komen, noch aan weersinvloeden zijn blootgesteld. Hierin begrepen zijn alle dragende binnenmuren, binnenspouwbladen (het langs binnengelegen deel van de buitenmuren), alsook de massieve buitenmuren, welke worden voorzien van een gevelbepleistering. In

Page 11: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

68/299

overeenstemming met de bepalingen van het bijzonder bestek, dienen de onder deze post begrepen eenheidsprijzen, hetzij volgens expliciete uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten:

´ de voorbereiding van de werken, het plaatsen van de nodige stellingen, ...; ´ de levering en voorbereiding van de stenen of blokken en de metselmortels, ...; ´ de eigenlijke uitvoering van het metselwerk en de nodige beschermingsmaatregelen, ...; ´ de nodige vochtisolaties/-folies tegen capillair vocht; ´ de prefab deur- en raamlateien, alsook prefab verdeelbalkjes, voorzover niet afzonderlijk verrekend

onder de desbetreffende hoofdstukken; ´ de nodige klossen voor de bevestiging van het binnen- en buitenschrijnwerk; ´ de verbindingselementen en/of -wapeningen voor kruisende muren, alsmede alle verankeringen aan

niet ingebonden achterliggende muren of van achterliggende muren aan een betonskelet; ´ het meegaand voegwerk van alle zichtbaar blijvend metselwerk (desgevallend verrekend als

supplement). ´ een eventuele mortelbepleistering op de buitenzijde van het binnenspouwblad (betonsteen); ´ het verwijderen van de voor de werken nodige beschermingen, stellingen, afdekzeilen, ...; ´ het opruimen en schoonmaken van de bouwplaats.

In de metselmortels worden hulpstoffen slechts toegelaten mits akkoord van het bestuur; bindingsvertragers zijn niet toegelaten.

Uitvoering Achterliggende muren worden: in metselverband aan de doorgaande muren gekoppeld / met verbindingswapeningen uit betonstaal, diam. 6 mm, in de voegen van de doorgaande muur ingewerkt. Deze wapeningen worden om de 0,60 m geplaatst over een lengte van 0,50 m in beide muurdelen. In de doorgaande muur verlopen ze afwisselend links en rechts / met geprefabriceerde wapeningen bestaande uit een netwerk samengesteld uit 2 geprofileerde langsdraden onderling verbonden door een doorlopende dwarswapening in diagonaalvorm of een gelijkwaardig systeem in de voegen van de doorgaande muur ingewerkt. Een gelijkaardige wapening wordt in de voeg van de doorgaande muur geplaatst. Ten opzichte van het verbindingspunt heeft de wapening een lengte van 0,50 m in elke richting. Er worden minstens 2 wapeningen per meter hoogte voorzien. De muren worden tegen het betonskelet aangesloten met bandijzer 40 x 2 mm om de 0,60 m hoogte bevestigd aan de betonstructuur en over een afstand van 0,50 m ingewerkt in het metselwerk. Kruisende muren worden voorzien van een verbindingswapening bestaande uit 2 staven betonstaal diam. 6 mm in de voegen ingewerkt over een afstand van 0,50 m ten opzichte van het kruispunt van beide muren. Er worden minstens 2 wapeningen per meter hoogte voorzien. Lateien worden opgelegd met een steundiepte van minstens 140 mm. Bij het optrekken van zichtbaar blijvend metselwerk worden elektriciteitbuizen ingewerkt, die door de aannemer van de elektriciteitswerken worden geleverd en geplaatst. In het zichtvlak van het metselwerk worden uitsparingen voor contactdozen voorzien of uitgezaagd. In het metselwerk wordt een wapening aangebracht. In dit geval wordt alleen de mortelcategorie M2 toegelaten. Van het metselwerk dat naderhand gevoegd, bepleisterd of betegeld wordt worden de voegen uitgekrabd tot 1 cm achter het dagvlak. De muren en vertikale aansluitvoegen worden meegaand gevoegd met voegmortel. Op het einde van elke werkdag worden de bovenste lagen van het metselwerk afgedekt, deze bedekking moet de muur minstens 0,60 m beschermen, gerekend vanaf de top van de muur. Bij warm en droog weer moet het vers metselwerk regelmatig maar licht besproeid worden om uitdroging te voorkomen. Alle horizontale en verticale voegen worden vol gemetst. Het buitenspouwblad wordt verbonden met het binnenspouwblad door minstens 5 spouwhaken per m²; de diameter, lengte, vorm en aantal wordt bepaald in functie van de spouwbreedte en de aard en afmetingen van de spouwisolatie. Metselwerken en betonkolommen worden om de 0,60 m mechanisch met elkaar verbonden.

Page 12: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

69/299

Voor zichtbaar blijvend metselwerk worden de passtenen gezaagd en niet gekapt, stenen die onregelmatig zijn van vorm of uitzicht zullen niet verwerkt worden. De nodige voorzorgen worden genomen om aan het metselwerk een verzorgd en onbesmeurd uitzicht te geven en dit te behouden. Toelichting:

De respectievelijke vochtisolaties voor de afwatering van regen- en condensatiewater in spouwenmuren zijn

inbegrepen in hoofdstuk gevelmetselwerk, maar worden geplaatst in coördinatie met de uitvoering van het

binnenspouwblad.

De kostprijs voor de spouwhaken wordt inbegrepen in hoofdstuk gevelmetselwerk, maar de plaatsing dient te

gebeuren in coördinatie met de uitvoering van de binnenspouwbladen.

De wapening is inbegrepen in de eenheidsprijs van het metselwerk.

Voorzover lateien en/of ingewerkte structuurelementen in gewapend beton of staal, niet expliciet afzonderlijk

staan verrekend in de samenvattende opmeting onder hoofdstuk beton en/of hoofdstuk staal, worden deze

verondersteld te zijn inbegrepen in de eenheidsprijs van het opgaand metselwerk.

Zichtbaar binnenmetselwerk uitgevoerd in gevelsteen kan afzonderlijk worden beschreven volgens hoofdstuk

gevelmetselwerk.

03.02.10 Muren en scheidingswanden uit metselwerk van baksteen � Algemeen (F)

Algemeen : Metselwerk samengesteld uit bouwelementen aangepast aan het modulestelsel volgens NBN BO4-001.

Uitvoering Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens NBN B24-401. Het niet-dragend metselwerk mag pas aangevat worden na uitvoering van de dragende constructiedelen. De aannemer voorziet de wapeningslagen, verankeringen en wachtstaven zoals aangeduid op de plannen stabiliteit.

03.02.11 Gevelmetselwerk 03.02.11.A Gevelmetselwerk in strengperssteen

03.02.11.A2 Gevelmetselwerk - Boomse recup in halfsteens verband

Productinfo Terca Boomse Recup of gelijkwaardig.

Omschrijving De stenen worden gevormd door het afsnijden van een hoeveelheid klei van een geperste streng. Kempens rood en oranje in de massa, met af en toe lichte paarsrode en donkeroranje �reductie�vlekken. Deze kleuren zijn typerend voor de oude ovens. Genuanceerd met een gladde tot licht ruwe oppervlaktestructuur. Voor de uitvoering worden stalen ter goedkeuring aan de werfleiding voorgelegd. De stenen worden verwerkt volgens de detailplannen en uitvoeringsplannen in samenspraak met de architect. De stenen worden in zo groot mogelijke hoeveelheden op de werf aangevoerd.

Materiaal De grondstoffen voor de strengpersgevelstenen beantwoorden aan de norm NBN B 23-002. Technische fiche: Afmetingen : M65 / ± 188x88x63mm Gemiddelde druksterkte : > 25,0 N/mm²

Tolerantie : -5 / +5 mm in de lengte, -3 / +0 mm in de hoogte

Vorst/dooibestandheid (NBN B27-009): zeer vorstbestand

Euroklasse (vorst) : F2 Brandreactie : Euroklasse A1

Porositeit: <= 10% IW klasse: weinig zuigend

Beschadigingen :

Page 13: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

70/299

De sortering bevat stenen met afgeronde hoeken en randen en geeft hierdoor het verweerde uitzicht van herbruiksteen. Door de zéér getrouwe benadering, de specifieke kleurentint en de bijzondere textuur, is deze steen uitermate geschikt voor restauratiewerkzaamheden, alsook voor oud ogende nieuwbouw. Mortel : De metselmortel behoort tot categorie M2 van NBN B14-001 en heeft de volgende samenstelling: 300 kg cement sterkteklasse 32,5 per m3 droog zand hetzij 1 deel cement voor 4 delen zand. Spouwankers : De spouwankers zijn vervaardigd uit RVS 18/8 of 18/10. De diameter is minstens 3 mm. De lengte is zo dat zij dragen tot in het midden van het binnenspouwblad en van het parementvlak. Ze zijn voorzien van een druipplooi die zich in de luchtruimte van de spouw bevindt.

Uitvoering Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van NBN B24-401. De nodige voorzorgen worden genomen om een verzorgd en onberispelijk uitzicht aan het metselwerk te geven en dit te behouden. Op het einde van elke werkdag worden de bovenste lagen van het metselwerk afgedekt, deze bedekking moet de muur minstens 60 cm beschermen, gerekend vanaf de top van de muur. Bij warm en droog weer moet het vers metselwerk regelmatig maar licht besproeid worden om uitdroging te voorkomen. Alle horizontale en verticale voegen worden vol gemetst. Stukken kleiner dan een halve steen worden niet verwerkt. Voor de ventilatie van de spouwen worden boven de plint en de lateien en onder de dakrand om de 1,20 m stootvoegen opengelaten. Deze open stootvoegen worden gemarkeerd tot na de uitvoering van het voegwerk. De positie van de stootvoegen wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de architect. Maatregelen (kuisopeningen boven de plint, op te trekken lat in de spouw,...) worden getroffen om de spouw rein te houden. Elk rechtstreeks contact tussen het binnen- en buitenspouwblad wordt vermeden. Het tussen te plaatsen materiaal moet verenigbaar zijn met de voegvulling van het schrijnwerk. De voegbreedte bedraagt 10 mm. De voegen worden uitgekrabd tot min. 10 mm achter het dagvlak.

Toepassing - F39: Achterbouw klassieke spouwmuur + toilet van F39 naar handelspand

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m² - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte, uitsparingen kleiner dan 0,5m² worden niet afgetrokken en snijverliezen worden mee opgenomen in de eenheidsprijs. Wapeningslagen, verankeringen en wachtstaven worden mee opgenomen in de eenheidsprijs.

03.02.11.A3 Gevelmetselwerk - Boomse recup in staand verband (steense muur) - achterzijde zichtbaar

Productinfo Terca Boomse Recup of gelijkwaardig.

Omschrijving Identiek aan artikel 03.02.11.A2.

Toepassing - F39: Achtergevel voorbouw, zichtbare steen - F39: gemene muur terras woning 4 (naar buren F41); zichtbare steen - F39: Borstwering gemeenschappelijk dakterras zijde terras, zichtbare steen - F39: Scheidingsmuur steeg - buitentrappenhal, zichtbare steen aan zijde steeg

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m² - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte, uitsparingen kleiner dan 0,5m² worden niet afgetrokken en snijverliezen worden mee opgenomen in de eenheidsprijs.Wapeningslagen, verankeringen en wachtstaven worden mee opgenomen in de eenheidsprijs.

Page 14: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

71/299

03.02.11.C Gevelmetselwerk in vormbaksteen

03.02.11.C1 Gevelmetselwerk - Paepesteen in staand verband (steense muur) - kalei voorgevel

Productinfo Terca wienerberger Paepesteen of gelijkwaardig.

Omschrijving De stenen worden gevormd door het werpen van klei in een mal. Ze vertonen de typische onregelmatige vormen en nerven van oude, handgevormde stenen. Het uitzicht is effen, heel licht genuanceerd met een rode kleur, homogeen in de massa. Oppervlaktetextuur: generfd, fijn bezand Voor de uitvoering worden stalen ter goedkeuring aan de werfleiding voorgelegd. De stenen worden verwerkt volgens de detailplannen en uitvoeringsplannen in samenspraak met de architect. De stenen worden in zo groot mogelijke hoeveelheden op de werf aangevoerd.

Materiaal De grondstoffen voor de strengpersgevelstenen beantwoorden aan de norm NBN B 23-002. Technische fiche: Afmetingen : ± 188x88x63mm Gemiddelde druksterkte : > 25,00 N/mm²

Tolerantie : -5 / +5 mm in de lengte, -3 / +0 mm in de hoogte

Vorst/dooibestandheid (NBN B27-009) : zeer vorstbestand

Euroklasse (vorst) : F2 Brandreactie : Euroklasse A1

Porositeit: <= 14 % IW klasse : sterk zuigend

Mortel : De metselmortel behoort tot categorie M2 van NBN B14-001 en heeft de volgende samenstelling: 300 kg cement sterkteklasse 32,5 per m3 droog zand hetzij 1 deel cement voor 4 delen zand. Spouwankers : De spouwankers zijn vervaardigd uit RVS 18/8 of 18/10. De diameter is minstens 3 mm. De lengte is zo dat zij dragen tot in het midden van het binnenspouwblad en van het parementvlak. Ze zijn voorzien van een druipplooi die zich in de luchtruimte van de spouw bevindt.

Uitvoering Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van NBN B24-401. Stenen met gebroken hoeken of kanten komen niet in het zichtvlak voor. De nodige voorzorgen worden genomen om een verzorgd en onberispelijk uitzicht aan het metselwerk te geven en dit te behouden. Op het einde van elke werkdag worden de bovenste lagen van het metselwerk afgedekt, deze bedekking moet de muur minstens 60 cm beschermen, gerekend vanaf de top van de muur. Bij warm en droog weer moet het vers metselwerk regelmatig maar licht besproeid worden om uitdroging te voorkomen. Alle horizontale en verticale voegen worden vol gemetst. Stukken kleiner dan een halve steen worden niet verwerkt. Voor de ventilatie van de spouwen worden boven de plint en de lateien en onder de dakrand om de 1,20 m stootvoegen opengelaten. Deze open stootvoegen worden gemarkeerd tot na de uitvoering van het voegwerk. De positie van de stootvoegen wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de architect. Maatregelen (kuisopeningen boven de plint, op te trekken lat in de spouw,...) worden getroffen om de spouw rein te houden. Elk rechtstreeks contact tussen het binnen- en buitenspouwblad wordt vermeden. Het tussen te plaatsen materiaal moet verenigbaar zijn met de voegvulling van het schrijnwerk. De voegbreedte bedraagt 10 mm. De voegen worden uitgekrabd tot min. 10 mm achter het dagvlak.

Toepassing - F39: Voorgevel te kaleien, zie geveltekeningen

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m² - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte, uitsparingen kleiner dan 0,5m² worden niet afgetrokken en snijverliezen worden mee opgenomen in de eenheidsprijs. Uitsparingen voor brandsirene en deurbellen inbegrepen. Wapeningslagen, verankeringen en wachtstaven worden mee opgenomen in de eenheidsprijs.

Page 15: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

72/299

03.02.11.D Gevelmetselwerk met gerecupereerde stenen

Productinfo Gerecupereerde steen van afbraak bovenbouw.

Omschrijving De gerecupereerde stenen worden verwerkt volgens de detailplannen en uitvoeringsplannen in samenspraak met de architect.

Materiaal Recuperatiesteen dient zuiver te worden gemaakt en vrij van verf-, mortel en andere resten. Stenen die roetaanslag vertonen mogen niet worden herbruikt. Mortel : De metselmortel behoort tot categorie M2 van NBN B14-001 en heeft de volgende samenstelling: 300 kg cement sterkteklasse 32,5 per m3 droog zand hetzij 1 deel cement voor 4 delen zand.

Uitvoering Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van NBN B24-401. Stenen met gebroken hoeken of kanten komen niet in het zichtvlak voor. De nodige voorzorgen worden genomen om een verzorgd en onberispelijk uitzicht aan het metselwerk te geven en dit te behouden. Op het einde van elke werkdag worden de bovenste lagen van het metselwerk afgedekt, deze bedekking moet de muur minstens 60 cm beschermen, gerekend vanaf de top van de muur. Bij warm en droog weer moet het vers metselwerk regelmatig maar licht besproeid worden om uitdroging te voorkomen. Alle horizontale en verticale voegen worden vol gemetst. Stukken kleiner dan een halve steen worden niet verwerkt. Voor de ventilatie van de spouwen worden boven de plint en de lateien en onder de dakrand om de 1,20 m stootvoegen opengelaten. Deze open stootvoegen worden gemarkeerd tot na de uitvoering van het voegwerk. De positie van de stootvoegen wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de architect. Maatregelen (kuisopeningen boven de plint, op te trekken lat in de spouw,...) worden getroffen om de spouw rein te houden.

De voegbreedte bedraagt 10 mm. De voegen worden uitgekrabd tot min 10 mm achter het dagvlak.

03.02.11.D1 Gevelmetselwerk met gerecupereerde stenen in staand verband (steense muur)

Toepassing - F39: In te vullen velden met gerecupereerde stenen. Zie plannen afbraak en opbouw.

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m² - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte, uitsparingen kleiner dan 0,5m² worden niet afgetrokken en snijverliezen worden mee opgenomen in de eenheidsprijs. Uitsparingen voor brandsirene en deurbellen inbegrepen. Wapeningslagen, verankeringen en wachtstaven worden mee opgenomen in de eenheidsprijs.

03.02.12.A Gevelmetselwerk in betontegels

03.02.12.A1 Gevelmetselwerk - 30x30x8 tegelverband

Omschrijving Het betreft een standaard betontegel zwart wit genuanceerd, gelijkaardig aan de betontegel gebruikt in de woningen van Falconrui 9-15 in de gevel aan zijde Falconhof, andere zijde van de steeg. Samenstelling, uitvoering en leverancier overeenkomstig produktblad leverancier. Een volledige reeks monsters moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de leidend ambtenaar. De tegels dienen te beschikken over een doorlopende BUtgb of Eutgb- keuring.

Page 16: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

73/299

De stenen zijn vorstbestendig en vrij van kalkinsluitsels of andere vreemde toeslagstoffen De stenen zijn uitgevoerd zonder velling en in de massa gekleurd, zowel voor-en zijkanten hebben eenzelfde uiterlijk aspect. De stenen worden verwerkt volgens de detailplannen en uitvoeringsplannen in samenspraak met de architect. De stenen worden in zo groot mogelijke hoeveelheden op de werf aangevoerd.

Materiaal De elementen zijn geprefabriceerd en vervaardigd uit beton waarvan de samenstelling door de fabrikant bepaald wordt. Het beton bevat minstens 300 kg cement, sterkteklasse CEM II 42,5. Technische fiche: Afmetingen : ± 300x300x80 mm Gemiddelde druksterkte R'wk: 45,0 N/mm²

Tolerantie : -5 / +5 mm in de lengte, -3 / +0 mm in de hoogte

Vorst/dooibestandheid : bestand tegen vorst en dooizouten

Gehalte actieve oplosbare zouten : S2 Brandreactie : Euroklasse A1

Structuur : glad Wateropneming : max. 5.0%

In de norm EN 1338-5.3.3 splijtsterkte; 5.3.3.2 prestaties staat aangegeven dat de Karakteristieke splijttreksterkte T niet kleiner is dan 3.6 N/mm2 De breuklast niet kleiner is dan 250 N/mm splijtlengte Beschadigingen : minimum 90 % van de stenen (uit de levering) heeft geen enkele hoek- of kantbreuk die zichtbaar is vanop 2 meter. Mortel : De metselmortel dient aangepast te worden aan de betontegel. Aangezien de hoge wateropname van dit soort stenen dient de aannemer een aangepaste samenstelling ter goedkeuring aan de architect voor te leggen. Spouwankers : De spouwankers zijn vervaardigd uit RVS 18/8 of 18/10. De diameter is minstens 3 mm. De lengte is zo dat zij dragen tot in het midden van het binnenspouwblad en van het parementvlak. Ze zijn voorzien van een druipplooi die zich in de luchtruimte van de spouw bevindt.

Uitvoering Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van NBN B24-401. Stenen met gebroken hoeken of kanten komen niet in het zichtvlak voor. De nodige voorzorgen worden genomen om een verzorgd en onberispelijk uitzicht aan het metselwerk te geven en dit te behouden. Op het einde van elke werkdag worden de bovenste lagen van het metselwerk afgedekt, deze bedekking moet de muur minstens 60 cm beschermen, gerekend vanaf de top van de muur. Bij warm en droog weer moet het vers metselwerk regelmatig maar licht besproeid worden om uitdroging te voorkomen. Alle horizontale en verticale voegen worden vol gemetst. Stukken kleiner dan een halve steen worden niet verwerkt. Voor de ventilatie van de spouwen worden boven de plint en de lateien en onder de dakrand om de 2 à 3 stenen stootvoegen opengelaten. Deze open stootvoegen worden gemarkeerd tot na de uitvoering van het voegwerk. De positie van de stootvoegen wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de architect. Maatregelen (kuisopeningen boven de plint, op te trekken lat in de spouw,...) worden getroffen om de spouw rein te houden. Elk rechtstreeks contact tussen het binnen- en buitenspouwblad wordt vermeden. Het tussen te plaatsen materiaal moet verenigbaar zijn met de voegvulling van het schrijnwerk. De voegbreedte bedraagt 7 mm. De voegen worden uitgekrabd tot min. 10 mm achter het dagvlak. Nota aan de aannemer: De aannemer houdt rekening met een beperkt rendement ten gevolge van het metsen van grote, vochtopslorpende stenen. De opbouw van deze wand is voorzien van een aangepaste detaillering en een hydrofobering van het metselwerk blijft aangewezen. Een hoger aantal openstaande stootvoegen is bijgevolg gewenst.

Toepassing - F1-6: Sokkel, zie geveltekeningen

Page 17: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

74/299

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m² - Netto uit te voeren zichtbare oppervlatke zonder onderscheid te maken voor kant-, rol-, streklagen, dorpels, hoekstenen, sierlagen, kroonlijsten, enz.; dagkanten tot een halve steen worden echter niet bijgeteld; uitsparingen kleiner dan 0,5m² worden niet afgetrokken. Wapeningslagen, verankeringen en wachtstaven worden mee opgenomen in de eenheidsprijs.

03.02.13 Geperforeerde blokken en stenen

Omschrijving De norm NBN B 23-003 beschrijft de volle en geperforeerde bakstenen die voorzien zijn voor niet decoratief metselwerk. De norm NBN B 24-001 omschrijft de volle metselstenen als die waarvan de uitsparingen minder dan 20 % van het totale volume bedragen.

Materiaal De stenen beantwoorden aan de norm NBN B 23-003 �Baksteen voor niet-decoratief metselwerk� � 1e uitg., februari 1991 en addendum 1 van 1996. Vormkenmerken : Vlakheid van de oppervlakken: pijl +/- 2 % van de diagonaal van het betrokken vlak (behalve ribben of uitsparingen). Rechtheid van de hoeken: tg van de hoekafwijking +/- 0,025 Beschadigingen en fouten (cf de norm NBN B 23-003: een levering mag niet > 10% stenen met fouten en niet > 5 % beschadigde stenen bevatten). Mechanische en fysische eigenschappen : Druksterkte:

f80 fbk ³ 80 Mpa

f70 fbk ³ 70 Mpa

f60 fbk ³ 60 Mpa

f50 fbk ³ 50 Mpa

f40 fbk ³ 40 Mpa

f30 fbk ³ 30 Mpa

f25 fbk ³ 25 Mpa

f20 fbk ³ 20 Mpa

f15 fbk ³ 15 Mpa

f10 fbk ³ 10 Mpa

f8 fbk ³ 8 Mpa

f6 fbk ³ 6 Mpa

f4 fbk ³ 4 Mpa

f2 fbk ³ 2 Mpa

Hygrometrische krimp en opzwelling: +/- 0,1 mm/m Vochtuitzetting : cf. de norm NBN EN 772-19 �Proeven voor metselstenen � Deel 19: Vochtuitzetting van grote holle bakstenen� mei 2000. cs : gemiddelde vochtuitzetting in mm/m. Vorstbestand : De norm NBN B 23-002 en add 1 beoordeelt de capillaire eigenschappen (proeven verwezenlijkt volgens de norm NBN B 27-010 « Keramische produkten voor wand- en vloerbekleding »). De vorstbestendigheid - Vermogen tot wateropslorping door capillariteit : De uitslagen worden ingedeeld als volgt:

GC <= - 2,5 GC > - 2,5 geen bepaling van GC

Impregnering onder een restdruk van:

Page 18: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

75/299

Zeer vorstbestand (klasse 5 volgens NBN B 27-011)

25,3 kPa 2,7 kPa 2,7 kPa

Normaal vorstbestand (klasse 4 volgens NBN B 27-011)

51 kPa 25,3 kPa 25,3 kPa

Geen schade na 20 cyclussen bij - 15°C

(norm NBN B 27-011� Keramische produkten voor wand- en vloerbekleding � Prestatiecriteria� juni 1983). Brandreactie : klasse A0 (niet-brandbaar en niet-ontvlambaar) volgens de internationale norm ISO 1182 � Proeven op de tegenwerking tegen vuur van bouwwaren � Niet-brandbaarheidsproef� 1998. Warmteweerstand : R = *** m²K/W (m² h °C/kcal) volgens de norm NBN B 62-002 Massawarmte of specifieke warmte (hoeveelheid warmte die nodig is om 1 kg materie met 1° Kelvin te verhogen): c = 840 J/Kg.K voor baksteen. Porositeit : Norm NBN B 24-202 Wateropzuiging (Haller-getal in g/dm²) Norm NBN B 24-203 Wateropslorping na 48 h (%) Norm NBN B 24-213 Wateropslorping onder vacuüm Deze bakstenen mogen geen ijzer-, ijzerhoudende of kalkpitten bevatten die oppervlaktebeschadi-ging kunnen veroorzaken.

Uitvoering METSELWERK : Het metselwerk bestaat uit bouwelementen die aangepast zijn aan het modulestelsel volgens de norm NBN B 04-001 � Maatafstemming voor gebouwen � Basisbegrippen � Gebruiksbeginselen � Voorkeursmodulen� 2e uitg., mei 1981. Het voegwerk gebeurt na de uitvoering van het metselwerk en is voorzien, beschreven en gerekend in afdeling 03.10. Tijdens de uitvoering van het metselwerk worden de voegen uitgekrabd tot 15 mm achter het dagvlak. De mortels worden voorgemengd in de fabriek en gemaakt op de bouwplaats.

03.02.13.A Geperforeerde blokken en stenen � aan te wenden als gevelmetselwerk

Materiaal Droge schijnbare volumemassa: klasse r 1 (< 1000 kg/m3).

03.02.13.A1 Geperforeerde baksteen - snelbouwsteen in staand verband (steense muur) - kalei buitentrap

Productinfo Ploegsteert snelbouwsteen 'boerke' of gelijkwaardig.

Omschrijving Het betreft �gewone� snelbouwblokken in gebakken klei, die beantwoorden aan: PTV 23-003: Baksteen voor niet-decoratief metselwerk; EN 771-1: Voorschriften voor metselstenen-Deel 1: Metselbaksteen; De aannemer legt een staal en prestatiefiche ter goedkeuring voor aan de ontwerper.

Materiaal Specificaties:

Page 19: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

76/299

Afmetingen: module M65 breedte 9cm x lengte 19cm op hoogte 6,5cm Oppervlaktestructuur: glad voor traditioneel metselwerk, achteraf te kaleien. De blokken dienen vrij te zijn van zwarte kernen Prestatiecriteria: Ter verbetering van de thermische inertie: Bruto droge volumemassa van de blok: 1050 kg/m³ (volgens EN 772-13) en behoren tot tolerantie-klasse D2 (volgens EN 771-1). De buitenwanden van de twee koppen en de twee strekken van de blok zijn minstens 12 mm dikte Het warmtetransport in de breedte van de blok is niet rechtlijnig. De snelbouwblok is thermisch verbeterd door een ruitvormige verticale perforatie en door zijn porositeit. Thermische geleidbaarheid van de metselsteen: l10dry=0.27 W/mK (volgens EN 1745) gemiddelde druksterkte: > 18N/mm² (volgens EN 771-1) en behoren tot klasse f15 (volgens NBN B 24-301) behoren tot klasse T2 (tolerantie op maat � volgens EN 771-1) behoren tot klasse R2 (tolerantie op maatspreiding � volgens EN 771-1) behoren tot klasse F2 (tolerantie op vorstweerstand � volgens EN 771-1) behoren tot klasse S2 (tolerantie op aanwezigheid actieve oplosbare zouten - volgens EN 772-5 Mortel : De metselmortel behoort tot categorie M2 van NBN B14-001 en heeft de volgende samenstelling: 300 kg cement sterkteklasse 32,5 per m3 droog zand hetzij 1 deel cement voor 4 delen zand. Spouwankers : De spouwankers zijn vervaardigd uit RVS 18/8 of 18/10. De diameter is minstens 3 mm. De lengte is zo dat zij dragen tot in het midden van het binnenspouwblad en van het parementvlak. Ze zijn voorzien van een druipplooi die zich in de luchtruimte van de spouw bevindt.

Uitvoering Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van NBN B24-401. Stenen met gebroken hoeken of kanten komen niet in het zichtvlak voor. De nodige voorzorgen worden genomen om een verzorgd en onberispelijk uitzicht aan het metselwerk te geven en dit te behouden. Op het einde van elke werkdag worden de bovenste lagen van het metselwerk afgedekt, deze bedekking moet de muur minstens 60 cm beschermen, gerekend vanaf de top van de muur. Bij warm en droog weer moet het vers metselwerk regelmatig maar licht besproeid worden om uitdroging te voorkomen. Alle horizontale en verticale voegen worden vol gemetst. Stukken kleiner dan een halve steen worden niet verwerkt. Voor de ventilatie van de spouwen worden boven de plint en de lateien en onder de dakrand om de 1,20 m stootvoegen opengelaten. Deze open stootvoegen worden gemarkeerd tot na de uitvoering van het voegwerk. De positie van de stootvoegen wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de architect. Maatregelen (kuisopeningen boven de plint, op te trekken lat in de spouw,...) worden getroffen om de spouw rein te houden. Elk rechtstreeks contact tussen het binnen- en buitenspouwblad wordt vermeden. Het tussen te plaatsen materiaal moet verenigbaar zijn met de voegvulling van het schrijnwerk.

De voegbreedte bedraagt 10 mm. De voegen worden uitgekrabd tot min. 10 mm achter het dagvlak. Toepassing - F39: Nieuwe gevels ter hoogte van buitentrappenhal in staand verband (steense muur), zie geveltekeningen en plannen

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m² - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte, uitsparingen kleiner dan 0,5m² worden niet afgetrokken en snijverliezen worden mee opgenomen in de eenheidsprijs. Wapeningslagen, verankeringen en wachtstaven worden mee opgenomen in de eenheidsprijs.

03.02.40 Muren en scheidingswanden uit kalkzandsteenmetselwerk � Algemeen (F)

Omschrijving

Page 20: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

77/299

Overeenkomstig de norm NBN EN 771-2 « Voorschriften voor metselstenen - Deel 2 : Kalkzandsteen » 1e uitg. ; mei 2000 : Metselwerkelement vervaardigd voornamelijk op basis van kalk en kiezelhoudend materiaal, verdicht en gebonden onder invloed van drukstoom. Stenen of blokken van kalkzandsteen vervaardigd uit een intensief mengsel van zand, kalk en water, verdicht tot diverse formaten en gebonden onder invloed van hogedrukstoom

03.02.41 Scheidingswanden uit kalkzandsteenmetselwerk � Gelijmd metselwerk

Materiaal De elementen uit kalkzandsteen worden gefabriceerd, op basis van gebluste kalk, zand en water, het in vorm brengen gebeurt onder hoge druk en de verharding onder dampdruk. Zij beantwoorden aan NBN B 21-003 - Metselstenen - Specificaties voor metselstenen van kalkzandsteen (1988) en NBN EN 771-2 - Voorschriften voor metselstenen - Deel 2 : Kalkzandsteen (2000). Zij zijn drager van het Benor-merk, bij iedere levering wordt een certificaat van oorsprong gevoegd. Er wordt gebruik gemaakt van verlijmde elementen. Zij worden verwerkingsklaar geleverd op de werf, inclusief passtukken (rechte, schuine, �), volgens vooraf goedgekeurde muurtekeningen. De mechanische verwerking gebeurt met behulp van stelkraantjes, overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant. Muren die op elkaar aansluiten hoeven hierbij niet in verband gemetst te worden. Dienaangaande kan gewerkt worden met zgn. ingelijmde lijmkoppelstrips die hetzelfde resultaat geven. Het metselwerk opgebouwd uit deze elementen en een lijmmortel dient een karakteristieke muudruksterkte fk!13N/mm² te bereiken. Ze zijn gladvol, gladhol of geribdhol naar keuze van de aannemer. De thermische geleidbaarheid van het metselwerk is 0,49 W/mK bij gebruik van holle blokken en 0,93 W/mK bij gebruik van volle blokken of stenen. De stenen hebben een witte kleur. De hygrometrische krimp is kleiner dan 0,4 mm/m. De stenen dienen bij verwerking een vochtgehalte van 4 à 7 % te hebben en worden desnoods vooraf bevochtigd. Het soortelijk gewicht van de kalkzandsteen moet voldoende zijn ten einde de akoestische normering te behalen. Voor een kalkzandsteen van 24cm dikte bedraagt dit een min soortelijk gewicht van 1750 kg/m² Muurdikte: binnenspouwblad: 150 mm. binnenmuur: 100 / 150 / 240 mm. De spouwankers zijn vervaardigd uit gegalvaniseerd staal. De diameter is minstens 4 mm. De lengte is derwijze dat zij dragen tot in het midden van het binnenspouwblad en van het parementvlak. Ze zijn voorzien van een druipplooi die zich in de luchtruimte van de spouw bevindt, en van clips bij de aanwending van een isolatie.

Uitvoering Het plaatsen van de kimlaag: De eerste laag blokken, ook de �kimstrook� genoemd, wordt over de hele omtrek van het gebouw in een mortelbed perfect waterpas geplaatst. Deze kim heeft een tweeledige functie: - een vlakke ondergrond maken; - het opvangen van het hoogteverschil tussen de standaardblokken en de vrije verdiepingshoogte. Er wordt gebruik gemaakt van een traditionele mortel maar niet te nat gemaakt omdat hij dikker wordt geplaatst dan bij een gewone metselvoeg. Opgelet: de �kimlaag� dient zeer goed waterpas geplaatst. Achteraf is het immers veel moeilijker om oneffenheden nog uit te vlakken via de dunne lijmmortelvoegen. De kimlaag dient minstens 1 dag uit te harden alvorens men begint met de plaatsing van de lijm- of vellingkantblokken. Voegwerk : De blokken of elementen worden verlijmd met tand en groefverbinding.

Page 21: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

78/299

In bergingen, technische ruimtes, garages en kelders wordt niet bepleisterd. Het nieuwe metselwerk blijft in 't zicht. De voegen van het metselwerk worden meegaand gevoegd, voorzien in deze post. Verlijmd: Vooreerst wordt een paslaag volkomen waterpas aangebracht. Deze paslaag wordt steeds op traditionele wijze gemetseld met een metselmortel van categorie/ M3 . Pas na voldoende uitharding van de paslaag worden de muren verder opgetrokken met een kleefmortel. De voegen dienen vol en zat verlijmd te worden zodat de lijm een beetje uitpuilt. De lijm dient pas verwijderd te worden als hij wat uitgehard is. Dit duurt ongeveer een half uur. Men mag de lijm dus niet uiteensmeren in de voegen. De dikte van de stootvoeg bedraagt circa 3 mm. De dikte van de lintvoeg bedraagt circa 2 mm. Muren die op elkaar aansluiten hoeven niet in verband gemetst te worden, mits gebruik wordt gemaakt van de door de fabrikant voorgeschreven lijmkoppelstrips, die mee worden ingelijmd. De blokken zijn winddroog (vochtgehalte 4 à 7%) bij verwerking. Bij een lager vochtgehalte dienen ze zo nodig vooraf bevochtigd te worden. De lijmen moeten beschikken over een technische goedkeuring ATG beschikken. De lijm bezit een gemiddelde of karakteristieke druksterkte van minimum 12,5 N/mm2. De samenstelling van het mengsel zal hoofdzakelijk bestaan uit Portlandcement, gewassen wit zand, aangevuld met microvezelige bewapening, en toevoegingproducten bestemd om de aanhechting van de mortel tussen de blokken te verbeteren. De kleefmortel wordt geleverd als een compleet mengsel, dat voor de mortelbereiding, alleen toevoeging van zuiver water vergt met uitsluiting van elke andere grondstof. Bij de verwerking van de kleefmortels dient men erover te waken dat de omgevingstemperatuur minimaal 5°C en maximaal 35°C bedraagt. Speciale kleefmortels kunnen, overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant, aangewend worden bij lagere temperaturen. Verankeringen en wapeninslagen: De aannemer voorziet de wapeningslagen en verankeringen zoals aangeduid op de plannen stabiliteit. Keuring: De structuur van de stenen bevat noch barsten, noch schilfervorming, noch ongebluste kalkpitten van meer dan 2 mm diameter, noch in de lucht ontbindbare of zwelbare stoffen, noch oplosbaar zout. Sterk gescheurde kalkzandstenen worden niet gebruikt. De kleur en samenstelling van de stenen zijn gelijkmatig wit, op de buitenvlakken en op de breuk- of zaagvlakken. De toelaatbare afwijking op de basisafmetingen bedraagt maximaal 2 mm

03.02.41.B1 Kalkzandsteenmetselwerk - Gelijmde plaatsing � 100 mm

Toepassing - F1-6 + F39: Scheidingswanden tussen verschillende kamers in de woningen 1,2,3 en 4

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte zonder onderscheid te maken voor kant-, rol-, streklagen, dorpels, hoekstenen, sierlagen, kroonlijsten, enz.; uitsparingen kleiner dan 0,5 m2 worden niet afgetrokken. Alle deur - en raam lateien die niet opgegeven zijn als balken, de vochtisolaties en anti-cappilaire membranen alsook de wapeningslagen en verankeringen zijn mee opgenomen in de eenheidsprijs.

03.02.41.B2 Kalkzandsteenmetselwerk - Gelijmde plaatsing � 150 mm

Toepassing - F1-6: Dragende binnenwanden, binnenspouwbladen van de gevels en nieuwe muur tegenaan de wachtgevels aan achterzijde - F39: Dragende binnenwanden en binnenspouwbladen woning 4.

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte zonder onderscheid te maken voor kant-, rol-, streklagen, dorpels, hoekstenen, sierlagen, kroonlijsten, enz.; uitsparingen kleiner dan 0,5 m2 worden niet afgetrokken. Alle deur - en raam lateien die niet opgegeven zijn als balken, de vochtisolaties en anti-cappilaire membranen alsook de wapeningslagen en verankeringen zijn mee opgenomen in de eenheidsprijs.

Page 22: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

79/299

03.02.41.B3 Kalkzandsteenmetselwerk - Gelijmde plaatsing � 240 mm

Toepassing

- F1-6: Dragende binnenwanden tussen de woningen onderling Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte zonder onderscheid te maken voor kant-, rol-, streklagen, dorpels, hoekstenen, sierlagen, kroonlijsten, enz.; uitsparingen kleiner dan 0,5 m2 worden niet afgetrokken. Alle deur - en raam lateien die niet opgegeven zijn als balken, de vochtisolaties en anti-cappilaire membranen alsook de wapeningslagen en verankeringen zijn mee opgenomen in de eenheidsprijs.

03.02.60 Koudebrugonderbrekingen in buitenwanden - Algemeen

03.02.61 Koudebrugonderbrekingen in buitenwanden - Constructiedetails in cellenbeton

Algemeen : Betreft de uitvoering van constructiedetails ter onderbreking van koudebruggen in opgaand metselwerk ter hoogte van raamdorpels, aansluitingen met vloeren of dakterassen en ter plaatse van de dakranden of elders , zie vermelding bij toepassing.

Materiaal De cellenbetonblokken beantwoorden aan NBN B21-002. Ze behoren tot de kwaliteitscategorie C3/450, C4/550 of C5/650 naargelang de vereiste druksterkte in samenspraak met de ingenieur stabiliteit. De blokken worden in een krimpfolie geleverd en in droge toestand gehouden tot verwerking. De blokken zijn vlak gestructureerd en hebben een witte / grijze kleur. De thermische geleidbaarheid bij 20° in droge toestand is maximum 0,125 W/mk voor de categorie C3/450, 0,150 W/mk voor de categorie C4/550. De hygrometrische krimp is maximum 0,4 mm per m. De metselmortel is een fabrieksmortel waarvan de technische fiche ter goedkeuring wordt voorgelegd. De marmox thermoblokken (of gelijkwaardig) zijn isolerende bouwblokken , bestaande uit een isolerende deel met een dikte cfr tekeningen, waarvan de boven- en onderzijde bekleed is met polymeercementmortel, gewapend met een dubbel glasvezelnet.Het isolerende deel zelf bestaat uit PIR met daarin op regelmatige afstanden dragende cilinders uit polymeerbeton. DEze cilinders zijn onlosmakelijk met de boven- en onderlaag verbonden. De blokken het een : - R-waarde = 2 m2 K/W - druksterkte = 10 N/mm2 - waterdicht - licht gewicht - makkelijk verwerkbaar

Uitvoering Voor de uitvoering en de verwerking van de blokken zullen de plaatsingsvoorschriften en de technische details van de fabrikant nageleefd worden. De blokken worden gelijmd. De eerste laag blokken wordt echter steeds zat in een mortelbed perfect waterpas geplaatst. Aan deze mortel wordt het watervasthoudend product toegevoegd.

03.02.61.A1 koudebrugonderbreking metselwerk - dikte 100 mm

Toepassing - F1-6+F39: Aanzet dragend en niet dragend metselwerk op funderingsplaat - F1-6+F39: Wanden rondom alle dakterrassen. - F39: Aanzet dragende en niet dragende metselwerk op plaat boven fietsenstalling. - F39: Aanzet daklicht woning 2 privéterras

Pro memorie (PM) - Inbegrepen bij het metselwerk, en aangeduid op de detailtekeningen en snedes

Page 23: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

80/299

03.02.61.A2 koudebrugonderbreking metselwerk - dikte 150 mm

Toepassing - F1-6+F39: Aanzet dragend en niet dragend metselwerk op funderingsplaat - F1-6+F39: Wanden rondom alle dakterrassen. - F1-6: Onder plat dak aansluiting buren woning 2 (achter trap) - F39: Aansluiting voorbouw F39 tussen overgang kalkzandsteen en steense muur , zie plannen, over volledige hoogte. - F39: Aansluiting wanden tussen fietsenstalling en kitchenette, zie plannen, over volledige hoogte. - F39: Aanzet dragende en niet dragende metselwerk op plaat boven fietsenstalling. - F39: Aanzet daklicht woning 2 privéterras - F39: Aanzet onder trapje van privéterras naar bordes algemene buitentrap - F39: Aanzet onder bordes op kalkzandsteenwand links van doorgang handelspand

Pro memorie (PM) - Inbegrepen bij het metselwerk, en aangeduid op de detailtekeningen en snedes

03.02.61.A3 koudebrugonderbreking metselwerk - dikte 240 mm

Toepassing - F1-6+F39: Aanzet dragend en niet dragend metselwerk op funderingsplaat

Pro memorie (PM) - Inbegrepen bij het metselwerk, en aangeduid op de detailtekeningen en snedes

03.02.61.A4 koudebrugonderbreking -marmox of gelijkwaardig

Toepassing - F1-6+F39: Overeenkomstig details, zie ook stabiliteitsplannen.

Pro memorie (PM) - Inbegrepen bij de plaatsing van prefab- en of ter plaatse gestorte elementen, en aangeduid op de detailtekeningen van ing stabiliteit.

03.02.70 Muren en scheidingswanden uit metselwerk � Scheidingswanden uit gipsblokken

NORMEN NBN EN 12859 - Gipsblokken - Termen en definities, eisen en beproevingsmethoden (2011)

03.02.72 Scheidingswanden � verlijmd metselwerk met vochtwerende gipsblokken

Materiaal Het betreft blokken vervaardigd uit hoogwaardig gips met twee gladde oppervlakken. Ze zijn voorzien van een tand- & groefprofiel voor een nauwkeurige plaatsing. Voor de eerste rijlaag en vochtige lokalen zullen uitsluitend vochtbestendige blokken, welke met een hydrofugerend middel in de massa werden behandeld, worden gebruikt (te onderscheiden door hun lichtgroene tot lichtblauwe kleur). Er wordt in de meetstaat geen onderscheid gemaakt tussen de gewone en de waterbestendig behandelde blokken. De gebruikte lijm is conform NBN EN 12860 - Lijmen op basis van gips voor gipsblokken - Termen en definities, eisen en beproevingsmethoden (2001). De blokken hebben een BUtgb technische goedkeuring voor de betrokken toepassing. Specificaties: Afmetingen: hoogte 50cm, lengte 66.6cm; dikte ifv de muurdikte. Het betreft volle blokken met volgende mechanische en fysische eigenschappen: Volumieke massa: volgens PrEN: medium volumische massa: 1250kg/m³ Minimale druksterkte 5 N/mm2 Hardheid aan het oppervlak: >55 shore C Wateropslorping na 48h onderdompeling <5% Thermische geleidbaarheid i volgens NBN B62-002: max 0.37W/mK Brandweerstand volgens NBN 713.020 (niet bepleisterde uitvoering): muurdikte 10cm = 4 uur. Het soortelijk gewicht van de gipsblokken moet voldoende zijn ten einde de akoestische normering te behalen. Voor een gipsblok van 10cm dikte bedraagt dit een min soortelijk gewicht van 1250 kg/m²

Uitvoering

Page 24: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

81/299

De blokken te leveren op pallet onder plastic. De blokken worden verlijmd met een lijm op gipsbasis. De verwerking van de lijm gebeurt volgens de voorschriften van de fabrikant. De blokken worden rechtstreeks op de vloer geplaatst in een mengsel van 50% lijm en 50% gips. Dwarse aansluitingen met opgaand dragend metselwerk of betonkolommen gebeuren d.m.v. aangepaste bevestigingsankers. Wanneer verschillende wanden verbonden worden, moeten de opeenvolgende rijen alternerend verlopen. Voor de lateien, met kleine overspanning, wordt ter hoogte van de deuropeningn een voorlopige steun onder de blokken aangebracht. Na volledige verharding wordt de juiste opening uitgezaagd. Voor overspanningen tot 160 cm worden prefablateien aangewend. De aansluiting met het plafond gebeurt ofwel door kleven aan het plafond van een samendrukbare band, van minstens 10 mm dik, ofwel door het opspuiten van de voeg met PUR-schuim waarvan na uitharding het overtollige schuim afsneden wordt. De buitenhoeken worden beschermd met een ongewerkt hoekprofiel, dat nadien uitgeplamuurd wordt met een mengsel van 50% lijm en 50% gips. De sleuven voor elektrische of sanitaire leidingen worden gemaakt met speciaal daarvoor bestemde werktuigen. De opstop gebeurt met een mengsel van 50% lijm en 50% gips. De afwerking gebeurt door, na het bijwerken van de voegen, een dunpleister. De wanden dienen na deze afvlakking schilderklaar te staan. Onder �schilderklaar� wordt hier verstaan dat het resultaat geschikt is om te schilderen, zonder bijkomende voorbereidende werken, teneinde een afwerkingsgraad III te bekomen volgens de TV159 van het WTCB (�leidraad voor de goede uitvoering van schilderwerken�). Waar wandtegels komen, mag de vliespleister niet aangebracht worden. Deze afwerking dient steeds in de eenheidsprijs van de blokken inbegrepen te zijn. De temperatuur van omgeving en ondergrond bedragen tussen 5° en 30°C. Voor de ophanging van toestellen (wastafels, �) worden aangepaste bevestigingselementen aangewend, overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant. Er wordt gebruik gemaakt van vochtbestendige blokken voor de eerste laag van alle muren en voor de volledige scheidingswanden van badkamers en keukens. Belangrijk: De sleuven voor de leidingen worden afgesmeerd door de aannemer elektriciteit/sanitair en later door de aannemer (gipsblokken) verder akoestisch aansluitend afgewerkt. Rondom alle gipsblokken moet er overal een soepele voeg voorzien worden van (0,5cm) ten einde de akoestische eisen te verzekeren. Aan bovenzijde wordt de gipsblok opgespoten met PUR isolatie ten einde de akoestische waardes te verzekeren.

03.02.72.A Gipsblokken - dikte 100 mm

Toepassing

- F1-6 Niet dragende binnenwanden tussen de woningen onderling (ifv akoestische voorzetwand) Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte zonder onderscheid te maken voor kant-, rol-, streklagen, dorpels, hoekstenen, sierlagen, kroonlijsten, enz.; uitsparingen kleiner dan 0,5 m2 worden niet afgetrokken. Alle deur - en raam lateien die niet opgegeven zijn als balken, de vochtisolaties en anti-cappilaire membranen, randisolaties en soepele voegen zijn mee opgenomen in de eenheidsprijs.

03.04 AFDICHTEN VAN ELEMENTEN

03.04.30 Afdichting van elementen - Afdichtingscementeringen

Rekening houdend met de vloerpeilen van de ingegraven constructies en met het hoogste peil van het grondwater zal een cementering worden aangebracht welke alle waarborgen biedt voor een volmaakte waterdichtheid.

Uitvoering De dichtheidslaag moet zo laat mogelijk worden uitgevoerd en bij voorkeur nadat de ruwbouw is voltooid. Zij mag niet aangebracht worden bij stortregen, bij temperaturen onder het vriespunt of wanneer nachtvorst te verwachten is. Voor het aanbrengen van de bezetting wordt de ondergrond gereinigd zodat geen enkel spoor van vet, olie, ontkistingsproduct en zand- of mortelafval voorkomt.

Page 25: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

82/299

Gladde ondergronden worden over het gehele oppervlak gebikt. Op het aldus voorbereide oppervlak wordt met de borstel een hechtingslaag van rijke cementspecie aangebracht. De eigenlijke cementering wordt aangebracht in meerdere lagen. Een nieuwe laag wordt pas aangebracht nadat de vorige laag voldoende verhard is, zuiver is en bevochtigd werd; een tijdspanne van 12 uur tussen het aanbrengen van twee opeenvolgende lagen is gewenst. Elke laag wordt continu uitgevoerd. Wanneer lassen onvermijdelijk zijn, moeten de verschillende lagen trapsgewijs worden gelegd zodat ze elkaar steeds 20 tot 30 cm overlappen. De laatste laag wordt vlak geëffend en glad afgestreken. Alle hoeken worden goed afgerond: de kromtestraal mag niet minder dan 4 cm bedragen: de afronding wordt uitgevoerd bij het aanbrengen van de eerste pleisterlaag. Bij doorboringen moet een soepele voeg worden aangebracht zodat de dichtingslaag goed aansluit rond het element dat er doorheen voert. Wanneer de oppervlakken blootstaan aan sterke bezonning of aan droge wind, zal de vers aangebrachte mortelspecie tegen uitdroging beschermd worden.

Nota aan de aannemer: De aannemer is verantwoordelijk voor de waterdichting van de kelder en zorgt voor 10-jarige garantie op de volledige waterdichtheid van de kelder

03.04.32 Afdichting van elementen � Afdichtingscementering voor wanden

Omschrijving De dichtingslagen, inclusief de hechtingslaag, hebben een totale dikte van 2 cm en worden aangebracht op de binnenwanden. De mortel voor de waterdichte cementering wordt bereid met 400 kg cement PPz 30 per m3 droog zand (één volume cement voor drie volumes zand). Het zand heeft een fijnheidmodulus 3,40 tot 1,70 volgens NBN B11-011. Aan het aanmaakwater wordt een vochtwerend product toegevoegd dat de sterkte-eigenschappen van de cementpleister niet aantast en vrij is van organische stoffen en oliën; het product wordt voorafgaandelijk aan de architect voorgelegd.

Uitvoering De cementering wordt aangebracht voor het metselen van de achterliggende binnenmuren. De bekleding omvat één hechtingslaag en minstens twee daarop geworpen mortellagen. Geen enkele laag mag dikker zijn dan 1,5 cm. De verticale oppervlakken worden effen afgewerkt, gladgestreken en staan volkomen in het lood. Bovenaan worden de dichtingslagen nauwkeurig horizontaal en licht afgeschuind op de wanden beëindigd. De aannemer garandeert een 10-jarige garantie op de volledige waterdichting.

03.04.32.A één hechtingslaag en minstens twee daarop geworpen mortellagen

Uitvoering F39: Ondergrondse kelder , volgens de richtlijnen van de fabrikant.

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren oppervlakte

03.08 ELEMENTEN UIT KUNSTSTEEN, UIT GEVERNISTE GEBAKKEN KLEI EN UIT VEZELCEMENT

03.08.10 Elementen uit beton

Algemeen : Het betreft de dekstenen in beton met gespecifieerde eigenschappen (op het vlak van uitzicht, afwerking)

Materiaal De elementen zijn geprefabriceerd en vervaardigd uit beton waarvan de samenstelling door de fabrikant bepaald wordt. Het beton bevat minstens 300 kg cement, sterkteklasse 42,5 m3 beton.

Page 26: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

83/299

Het beton beantwoord aan: · de voorschriften van NBN B15-101, B15-102, B15-103, B15-104 en van index 26.1 van TB 104 wat

betreft grondstoffen, berekeningen, constructieve voorschriften en uitvoering. · De voorschriften van aflevering 4.1 - betonwerken - deel 1 - wat betreft de betonkwaliteit en de

controle ervan. De vereiste karakteristieke weerstand (R'wh) van het beton bedraagt minstens 30 N/mm2 na 28 dagen.

Uitvoering De elementen worden geplaatst in een mortelbed van minstens 10 mm, behorende tot de categorie M2 van NBN B14-001 en heeft de volgende samenstelling 300 kg cement, sterkteklasse 32,5, per m3 droog zand hetzij 1 deel cement voor 4 delen zand. Waar nodig en aangegeven op de principedetails worden de dekstenen mechanische verankerd aan de randbalk van de dakopstand. De verankering gebeurt door opstorten aan de bovenzijde van de deksteen met de uitstekende wachtwapening (inbegrepen in deze post) van de dakopstand. De opstortopening wordt nadien volledig waterdicht opgestort door middel van een aangepaste betonsamenstelling. De aannemer schenkt aandacht aan het garanderen van de waterdichting ter plaatse van de verankering. De aannemer legt een uitvoeringsprincipe ter goedkeuring voor aan de architect. Na plaatsing en tot de voorlopige oplevering worden de elementen beschermd tegen beschadiging en bevuiling.

03.08.11 Dekstenen uit beton

Materiaal Kleur en uitzicht: lichtgrijs met gladde bovenzijde. De dekstenen worden verwerkt in lengten die overeenstemmen met de modulemaat van het gevelschrijnwerk en gevelmetselwerk, hun onderlinge voegen en de voegen met alle aanliggende elementen worden door middel van een aangepaste kit afgedicht. De aannemer legt uitvoeringstekeningen van de afzonderlinge elementen, een legplan en een technische fiche van de kit (kleur naar keuze architect) ter goedkeuring voor. De helling en de af te dekken muurbreedte zijn bepaald in de post. De oversteek van de elementen is bepaald in de detailtekeningen. De dekstenen zijn voorzien van een druiplijst.

Uitvoering Bij plaatsing op spouwmuren wordt de spouw vooraf gedicht met een strook dakdichting. Onder de voegen wordt een strook vochtisolatie van minstens 10 cm breedte geplaatst, die aan beide zijden van de muur 1 cm uitsteekt. De breedte van de voegen bedraagt 1 cm. In de voeg tussen de elementen wordt een strook polystyreen geplaatst. De voegen worden gedicht met een elastisch blijvende kit op basis van polysulfide volgens STS 38.03.61.13, kleur te bepalen door de architect op basis van verschillende te plaatsen voegstalen. De hoeken van de elementen worden in verstek gezaagd of gevormd met speciale stukken. De zichtbare uiteinden worden dichtgemaakt met aangepaste stukken.

03.08.11.A4 dakrand type 1 - aanzicht 65 mm

Toepassing F39: Dakranden gemeenschappelijk dakterras

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren lengtes, verankering, opkitten voegen inbegrepen

03.08.11.A5 dakrand type 2 - aanzicht 65 mm

Toepassing F39: Dakranden muurtje inkom buitentrap F39: Scheidingmuur tussen privéterras woning 4 en buren falcon 41.

Page 27: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

84/299

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren lengtes, verankering, opkitten voegen inbegrepen

03.08.12 Dorpels uit beton

Materiaal Kleur en uitzicht: lichtgrijs met gladde bovenzijde. De dorpels worden verwerkt in lengten die overeenstemmen met de modulemaat van het gevelschrijnwerk en gevelmetselwerk, hun onderlinge voegen en de voegen met alle aanliggende elementen worden door middel van een aangepaste kit afgedicht. De aannemer legt uitvoeringstekeningen van de afzonderlinge elementen, een legplan en een technische fiche van de kit (kleur naar keuze architect) ter goedkeuring voor. De oversteek van de elementen is bepaald in de detailtekeningen. De dorpels zijn voorzien van een druiplijst. De dorpels zijn voorzien van een neg aan beide zijkanten, dimensies aan te passen aan zichtbare deel schrijnwerkprofiel.

Uitvoering Bij plaatsing op spouwmuren wordt de spouw vooraf gedicht met een strook dakdichting. Onder de voegen wordt een strook vochtisolatie van minstens 10 cm breedte geplaatst, die aan beide zijden van de muur 1 cm uitsteekt. De breedte van de voegen bedraagt 1 cm. In de voeg tussen de elementen wordt een strook polystyreen geplaatst. De voegen worden gedicht met een elastisch blijvende kit op basis van polysulfide volgens STS 38.03.61.13, kleur te bepalen door de architect op basis van verschillende te plaatsen voegstalen. De hoeken van de elementen worden in verstek gezaagd of gevormd met speciale stukken. De zichtbare uiteinden worden dichtgemaakt met aangepaste stukken.

Voorafgaand de plaatsing van de dorpel zorgt de aannemer dat de gevelisolatie aan de achter- en zijkanten van het dorpelelement continue wordt doorgetrokken tot aan het schrijnwerk. De levering en plaatsing van deze stroken isolatie (materiaal overeenkomstig lastenboekartikel 03.12..22 - diktes aangepast aan de detaillering) is inbegrepen in deze post.

03.08.12.A1 aanzichthoogte 45 mm, diepte 360 mm

Toepassing - F1-6: Dorpel schrijnwerk type 1, 3 en 4 en 6

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren volume, verankering, plaatselijke isolatie, opkitten voegen inbegrepen

03.08.12.A2 aanzichthoogte 65 mm, diepte 230 mm

Toepassing - F39: schrijnwerktype 7B.3 en 7A.2

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren volume, verankering, plaatselijke isolatie, opkitten voegen inbegrepen

03.08.12.A3 aanzichthoogte 65mm, diepte 170 mm

Toepassing - F39: schrijnwerktype 7E/8

Page 28: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

85/299

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren volume, verankering, plaatselijke isolatie, opkitten voegen inbegrepen

03.08.12.A4 aanzichthoogte 65mm, diepte 260 mm

Toepassing - F39: schrijnwerktype 9A/9B/9E

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren volume, verankering, plaatselijke isolatie, opkitten voegen inbegrepen

03.08.12.A5 aanzichthoogte 50mm, diepte 260 mm

Toepassing - F39: schrijnwerktype 7B.1/7B.2/7B.4/7C.1/7C.4

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren volume, verankering, plaatselijke isolatie, opkitten voegen inbegrepen

03.08.12.A6 traptredes naar dakterras aanzichthoogte 140 mm, diepte 265 mm

Toepassing - F39: tredes tussen buitentrap en dakterras

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren volume, verankering, plaatselijke isolatie, opkitten voegen inbegrepen

03.08.12.A7aanzichthoogte 65mm, diepte 330mm

Toepassing - F39: schrijnwerktype 7C.3

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren volume, verankering, plaatselijke isolatie, opkitten voegen inbegrepen

03.08.12.A8 aanzichthoogte 50mm, diepte 360mm

Toepassing - F39: schrijnwerktype 7A.1/7A.3

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren volume, verankering, plaatselijke isolatie, opkitten voegen inbegrepen

03.08.12.A9 aanzichthoogte 65mm, diepte 130mm

Toepassing - F39: dorpel aan raam D28

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren volume, verankering, plaatselijke isolatie, opkitten voegen inbegrepen

03.08.12.A10 aanzichthoogte 65mm, diepte 210mm

Toepassing - F39: dorpel aan poortje buitentrap

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren volume, verankering, plaatselijke isolatie, opkitten voegen inbegrepen

Page 29: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

86/299

03.08.13 Dorpels uit beton (diepere elementen)

Materiaal Kleur en uitzicht: lichtgrijs met gladde bovenzijde. De dorpels worden verwerkt in lengten die overeenstemmen met de modulemaat van het gevelschrijnwerk en gevelmetselwerk, hun onderlinge voegen en de voegen met alle aanliggende elementen worden door middel van een aangepaste kit afgedicht. De aannemer legt uitvoeringstekeningen van de afzonderlinge elementen, een legplan en een technische fiche van de kit (kleur naar keuze architect) ter goedkeuring voor. De oversteek van de elementen is bepaald in de detailtekeningen. De dorpels zijn voorzien van een druiplijst. De dorpels zijn voorzien van een neg aan beide zijkanten, dimensies aan te passen aan zichtbare deel schrijnwerkprofiel.

Uitvoering Bij plaatsing op spouwmuren wordt de spouw vooraf gedicht met een strook dakdichting. Onder de voegen wordt een strook vochtisolatie van minstens 10 cm breedte geplaatst, die aan beide zijden van de muur 1 cm uitsteekt. De breedte van de voegen bedraagt 1 cm. In de voeg tussen de elementen wordt een strook polystyreen geplaatst. De voegen worden gedicht met een elastisch blijvende kit op basis van polysulfide volgens STS 38.03.61.13, kleur te bepalen door de architect op basis van verschillende te plaatsen voegstalen. De hoeken van de elementen worden in verstek gezaagd of gevormd met speciale stukken. De zichtbare uiteinden worden dichtgemaakt met aangepaste stukken.

Voorafgaand de plaatsing van de dorpels zorgt de aannemer dat de gevelisolatie aan de achter- en zijkanten van het dorpelelement continue wordt doorgetrokken tot aan het schrijnwerk. De levering en plaatsing van deze stroken isolatie (materiaal overeenkomstig lastenboekartikel 03.12..22 - diktes aangepast aan de detaillering) is inbegrepen in deze post.

03.08.13.Aaanzichthoogte 140 mm, diepte 710 mm

Toepassing - F39: schrijnwerk type 7C.2

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m3 - Netto uit te voeren volume, verankering, plaatselijke isolatie, opkitten voegen inbegrepen

03.09 WAPENINGEN VOOR METSELWERK

03.09.10 Wapeningen voor metselwerk te plaatsen in de voegen

Omschrijving De wapeningen die geplaatst worden in de horizontale voegen van een muur, verbeteren de treksterkte en de afschuifsterkte van de muur en belemmeren de scheurvorming.

03.09.11 Wapeningen voor metselwerk

Materiaal De horizontale wapening beantwoordt aan NBN EN 845-3 - Voorschriften voor metselwerktoebehoren - Deel 3: Lintvoegwapening van staal (2003). De wapening bestaat uit een netwerk samengesteld uit twee dunne evenwijdige metalen wapeningen, onderling verbonden door een zigzag traliewapening. De diagonaalstructuur is aan de langsdraden gelast. De buitenste staven zijn gekarteld voor een betere aanhechting van de mortel. Specificaties Staalkwaliteit : Staaldraad volgens de reeks NBN A 24.403 en NBN EN 10016; De wapening is thermisch verzinkt à rato van min. 100 g/m2 (volgens omgevingsklasse); Afmetingen : aangepast aan de dikte van de stenen en de voeg (steeds dunner dan de voegdikte); Draadsecties :

Page 30: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

87/299

bij muurdikte tot 24 cm is de diameter van de langsdraden 4 mm bij muurdikte groter dan 24 cm en bij spouwmuren is de diameter van de langsdraden 4,75 mm. De diameter van de dwarswapening bedraagt in beide gevallen 3,75 mm Aanvullende specificaties De muurwapening beschikt over een doorlopende technische goedkeuring ATG. Voor spouwmuren is de muurwapening van een druipplooi voorzien.

Uitvoering De studie van de metselwerkwapening dient te beantwoorden aan de bepalingen van STS 22.24 (veiligheidscoëfficiënten volgens Eurocode 6) en wordt op verzoek aan de ingenieur stabiliteit voorgelegd. De druk- en buigtreksterkte van het gewapend metselwerk op muurtjes wordt bepaald volgens NBN B 24-212 en NBN B 12-208. De wapeningen worden in verband geplaatst en de overlappingen bedragen 20 cm. Voor een overlapping vanaf 25 cm worden de dwarswapeningen doorgeknipt. In de hoeken wordt de wapening zodanig geplooid dat ze een doorlopend geheel vormt, op de wijze zoals aangegeven door de fabrikant. De muurwapening wordt in de mortelspecie en/of in de mortellijm ingedrukt. Voor gewapend metselwerk worden uitsluitend de mortelcategorieën M1 of M2 (cementmortels) volgens NBN B 14-001 toegelaten. Aanvullende uitvoeringsvoorschriften De metselwerkwapening zal worden aangebracht op de plaatsen zoals aangeduid op de plannen Stabiliteit.

03.09.11.A Wapening voor metselwerk

Toepassing - zie plannen stabiliteit

Pro memorie (PM) - inbegrepen in de posten (03.02.41) cfr aanduiding plannen ingenieur stabiliteit

03.09.80 Ophangingsprofielen voor metselwerkmuren

Materiaal De ophangingsprofielen worden vervaardigd uit constructiestaal AE 235 B ( St 37-2 ) en worden na het samenstellen van de onderdelen thermisch verzinkt volgens de geldende Europese en Belgische norm NBN EN ISO 1461. ( min. laagdikte = 85 µm ).

Uitvoering De elementen verzekeren de continuïteit van de isolatie. Het contact tussen de verankeringen en de dragende structuur is minimaal zodat er geen koudebrug ontstaat. De in aanmerking te nemen belastingen beantwoorden aan de normen van de reeks NBN B 03 - Werkingen op constructies. De berekeningen gebeuren volgens de reeks NBN B 51. De c De rollaag boven schrijnwerkgehelen in gevelmetselwerk wordt verankerd met trapezoïdale traploos regelbare consoles uit verzinkt staal. Zij laten ook bij grotere overspanningen een doorlopende spouw toe, teneinde de plaatsing van een aansluitende laag isolatie mogelijk te maken zonder koudebruggen. De dimensionering van het verankeringssysteem stemt overeen met het advies van de fabrikant. Zij worden, overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant, verankerd aan de betonnen draagbalken d.m.v. aangepaste norm-keilbouten of chemische ankers, die bij de montage in het beton geboord worden, of met een vooraf ingebetonneerde ankerrail en hamerkopbout. Een speciale U-plaat grijpt om de 2 verticale platstalen en wordt met de bevestigingsbout geblokkeerd. Ter hoogte van gebeurlijke vrije hoekoverkragingen, worden zij in verstek aan elkaar gelast. Elk systeem welke een tweede handeling noodzaakt voor het blokkeren of een buiging veroorzaakt in de bevestigingsbouten is verboden. Het gevelmetselwerk wordt afgedragen op deze consoles door middel van een continu L-profiel uit verzinkt staal, waarbij de onderste, zichtbare laag stenen door middel van gegalvaniseerde beugels (in aangepaste afmetingen) onzichtbaar wordt opgehangen. Het continu L-profiel is bijgevolg niet zichtbaar. Er zijn 3 types beugels gekend.

Page 31: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

88/299

De metselwerkopvanging wordt voorzien in warm gegalvaniseerd na assemblage. De bevestigingen worden voorzien in hetzelfde materiaal als de metselwerkopvanging en zijn aangepast aan de aard van de draagstructuur (gewapend beton). Opvangen van metselwerk boven ramen en deuren waar het profiel enkele metsellagen hoger zit dan de raamopeningen Alle bevestigingen en hulpstukken inbegrepen. De verankering in de betonwand of kalkzandsteenwand kan gebeuren d.m.v. spreidankers, chemische ankers, ingebetonneerde ankerrails met hamerkopbouten, enz. Bij de keuze van de verankeringen moet rekening worden gehouden met de door de leverancier opgegeven randafstanden. In gebeurtelijk geval kan de rollaag boven de raam en deuropeningen in het naastliggend metselwerk worden verankerd door middel van een platijzer uit verzinkt roestvrij staal met afmetingen 60 x 8 mm, dat tot minstens 20 cm in het naastliggend metselwerk reikt. Het ondervangen van het gevelmetselwerk, overeenkomstig de details, is inbegrepen in deze post.

03.09.81 Ophangingsprofielen uit constructiestaal

Uitvoering De fabrikant zal een berekeningsnota en een inplantingsplan afleveren, welke goedgekeurd dient te worden door architect en het studiebureau. De aannemer moet de bepalingen van deze documenten naleven.

03.09.81.A thv buitenschrijnwerk

Toepassing - F1-6: Ophangingsprofielen boven schrijnwerktypes 1, 3 en 4 - F39: Ophangingsprofielen boven schrijnwerktypes 7 en 8 en 9 De aannemer voorziet aangepast beugels om de zichtbare, onderste baksteenlaag onzichtbaar op te hangen (L profiel niet zichtbaar!).

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m - Netto uit te voeren lengte, verankering inbegrepen

03.10 NIET-MEEGAAND VOEGWERK VOOR ZICHTBAAR METSELWERK

03.10.10 Niet-meegaand mortelvoegwerk

Algemeen : De aannemer zal onder zijn verantwoordelijkheid vooraf de voegmortel onderzoeken op de verenigbaarheid van de mortels en de stenen zodat uitbloeiingen vermeden worden. De drukweerstand van de voegspecie is kleiner dan of gelijk aan deze van metselmortel. Er mogen geen kleurverschillen in het voegwerk merkbaar zijn. Het voegwerk wordt begonnen na de volledige voltooiing van de te voegen oppervlakten en na de aanvaarding van een proefoppervlak van 1 m2. Meerdere proefvlakken kunnen gevraagd worden, deze zijn ten laste van de aannemer. Het uitzicht, de vorm en de kleur van de voegen wordt bepaald door de ontwerper. De uitzettingsvoegen worden open gelaten en zullen naderhand gedicht worden met elastische voeg welke hierin niet begrepen is. De aansluitingen van de parementwanden op de andere ruwbouwstructuren worden uitgevoerd met een verdiepte voeg. Voor de ventilatie van de spouwen worden om de 1,20 m de stootvoegen opengelaten boven de plint en de lateien en onder de dakrand. De positie van de stootvoegen wordt ter goedkeuring aan de architect voorgelegd. Na de voltooiing zullen de muren doelmatig beschermd worden tegen bevuiling en beschadiging.

03.10.12 Niet-meegaand voegwerk met voegmortel met gespecifieerde prestaties

Algemeen :

Page 32: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

89/299

De voegmortel wordt bereid uit een droge geprefabriceerde mengeling aangelengd met aanmaakwater. De voegmortel is kleurvast en mag geen waas of kleur afgeven op de stenen. De droge mengeling komt uit 1 productie. De juiste kleur en de korrelgrootte wordt bepaald uit een gamma van minstens 10 monsters. Onderling mengen van de voegmortel kan gevraagd worden. Van verschillende monsters kan gevraagd worden om stalen te zetten, deze zijn ten laste van de aannemer. Alle ingrediënten van de droge mengeling moeten ter goedkeuring opgegeven worden.

03.10.12.A Paramentmetselwerk - tegelverband

Algemeen : Het op te voegen vlak is paramentsteen betonsteen Voegbreedte: 10 mm. Oppervlaktextuur en vorm: vlak gevoegd, platvol gladde voeg Kleur: naar keuze architect, op basis van voegstalen (1.00x1.00m)

Toepassing F1-6: Voegwerk van gevels en dagkanten in tegelverband Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte zonder onderscheid te maken voor kant-, rol-, streklagen, dorpels, hoekblokken, sierlagen, kroonlijsten, enz... uitsparingen groter dan 0,5 m2 worden afgetrokken

03.10.12.C Paramentmetselwerk - staand verband (steense muur)

Algemeen : Het op te voegen vlak is paramentsteen baksteen in staand verband (steense muur) Voegbreedte: 10 mm. Oppervlaktetextuur en vorm : iets terugliggende, geborstelde voeg Kleur: naar keuze architect, op basis van voegstalen (1.00x1.00m). Opgelet, verschillende kleurstalen per metselwerkvlak zijn mogelijk.

Toepassing F39: Voegwerk van gevels in staand verband (steense muur) F39_03.02.11.C1_Gevelmetselwerk staand verband (steense muur) - voorgevel kalei F39_03.02.11.A3_Gevelmetselwerk staand verband (steense muur) - achterzijde zichtbaar F39_03.02.13.A1_Gevelmetselwerk staand verband (steense muur) - achterzijde kalei

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte zonder onderscheid te maken voor kant-, rol-, streklagen, dorpels, hoekblokken, sierlagen, kroonlijsten, enz... uitsparingen groter dan 0,5 m2 worden afgetrokken

03.10.12.D Paramentmetselwerk - halfsteens verband

Algemeen : Het op te voegen vlak is paramentsteen baksteen in halfsteens verband Voegbreedte: 10 mm. Oppervlaktextuur en vorm: iets terugliggende, geborstelde voeg Kleur: naar keuze architect, op basis van voegstalen (1.00x1.00m) Opgelet, verschillende kleurstalen per metselwerkvlak zijn mogelijk.

Toepassing F39: Voegwerk van gevels in halfsteens verband

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren zichtbare oppervlakte zonder onderscheid te maken voor kant-, rol-, streklagen, dorpels, hoekblokken, sierlagen, kroonlijsten, enz... uitsparingen groter dan 0,5 m2 worden afgetrokken

Page 33: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

90/299

03.11 VOCHTISOLATIES IN MUREN

03.11.10 Isolatie tegen opstijgend vocht in metselwerk

Omschrijving Een dichtingslaag wordt aangebracht op alle plaatsen waar capillair vocht kan opstijgen in de bovenbouw. De isolatie wordt aangebracht over het volledig te isoleren bouwdeel. De contactvlakken zijn voldoende zuiver en glad zodat perforaties worden voorkomen.

03.11.11 Isolatie met folie tegen opstijgend vocht

Materiaal De vochtisolatie bestaat uit een laag polyethyleenfolie van minstens 0,900 g/cm3 aan polymeren. De rek bij breuk is minstens 400 %. De folie is 0,45 mm dik, weegt minstens 450 g/m2 en heeft een generfd oppervlak.

Uitvoering Onder de muurisolatie wordt een mortelafstrijklaag van 1 cm dikte aangebracht. De banen worden aangebracht met een overlapping van minimum 0,10 m. De overlappende stroken worden over het volledige oppervlak aan elkaar gekleefd. De te kleven oppervlakken moeten zuiver en droog zijn.

03.11.11.A dikte 0.45 mm

Toepassing - F1-6+F39: Ter hoogte van gevelparament

Pro memorie (PM) - inbegrepen in de posten metselwerk en koudebrugonderbrekingen

03.11.20 Vochtisolatie in spouwmuren voor afvoer van regen- en condensatiewater

Algemeen : Een vochtisolatie wordt aangebracht aan de basis van de spouwmuren, overal waar de spouw wordt onderbroken en bij elke overgang van het buitenspouwblad van een binnen naar een buitenomgeving (vb. hoger opgaande muren, dakdoorsteken van schouwen e.d.). De vochtisolatie wordt geplooid met de afwatering naar buiten toe. De vochtisolatie dekt de volledige breedte van het buitenspouwblad af. Daar waar het buitenniveau niet horizontaal is, wordt de vochtisolatie trapsgewijs gelegd door boven elkaar geplaatste overlappende lagen. De plaatsing en plooiing van deze lagen verzekeren tevens een afwatering trapafwaarts. De vochtisolatie zal in de spouwen volledig gesteund zijn met een afgeschuinde, niet capillaire en onrotbare isolatiestrip. Precies boven deze vochtisolatie worden in het gevelmetselwerk de open stootvoegen gelaten.

03.11.24Vochtisolatie met PE-folie in spouwmuren

Materiaal De vochtisolatie bestaat uit een laag polyethyleenfolie van minstens 0,900 g/cm3 aan polymeren. De rek bij breuk is minstens 400 %. De folie is 0,45 mm dik, weegt minstens 450 g/m2 en heeft een generfd oppervlak. Het hoogteverschil tussen de laag in het binnenspouwblad en het buitenspouwblad bedraagt minstens 10 cm.

Uitvoering De vochtisoleerlaag is te plaatsen op de volledige dikte van de spouwmuur. In het geval dat de vochtisolatie niet kan ingewerkt worden in het binnenspouwblad wordt deze isolatie over een hoogte van minimum 15 cm tegen het binnenspouwblad gekleefd. De banen worden aangebracht met een overlapping van minimum 0,10 m. De overlappende stroken worden over het volledige oppervlak aan elkaar gekleefd.

03.11.24.A dikte 0.45 mm

Toepassing - F1-6+F39: Ter hoogte van gevelparament Pro memorie (PM) - inbegrepen in de posten metselwerk

Page 34: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

91/299

03.11.30 Dampscherm in houten buitenwandconstructies

03.11.31 Dampscherm van PE-folie bevestigd met houten lattenwerk

Materiaal De dampisolatie bestaat uit een laag polyethyleenfolie. De laag heeft een hoge druk-, perforatie- en breuksterkte. Het membraan is goed plooibaar zelfs bij lage temperatuur. De folie is minimum 0,45 mm dik (zonder nerven), weegt minstens 450 g/m² en heeft een generfd oppervlak.

Uitvoering Het dampscherm wordt in verdiepingshoge banen aangebracht, hernemingen wordt met minstens 15cm overlapping geplaatst.

03.11.31.A dikte minimum 0.45 mm

Toepassing -thv voorzetwanden

Pro memorie (PM) - inbegrepen in de post van de binnenwandafwerking in (artikel 10.03.10 en 10.03.40), en inbegrepen in post van de dakisolatie (dampscherm aan de binnenzijde) van de dakkoepels (artikel 05.03.51).

03.12 THERMISCHE WANDISOLATIES

03.12.00 Algemeen

Algemeen : De platen mogen geen voedingsbodem vormen of doen ontstaan voor ongedierte, bacteriën of schimmels en tasten de andere bouwelementen niet aan; ze zijn tevens onrotbaar, niet ontvlambaar en blijvend waterafstotend. De thermische isolaties moeten voldoen aan brandklasse A1 volgens de NBN EN 13501-1. De thermische geleidbaarheid wordt gemeten volgens NBN B62-201.

Uitvoering Op het thermisch isoleren van gevels zijn de bepalingen van de TV 178 van toepassing. De platen worden in zo groot mogelijke afmetingen in verband en aaneengesloten geplaatst. Koudebruggen en vervormingen van de isolatielaag worden vermeden. Beschadigde plaatdelen mogen niet verwerkt worden. Perforaties van het isolatiemateriaal worden tot een minimum beperkt door een aangepaste keuze van de vorm en de plaatsingswijze van de spouwankers. Bij de aanzet op of onderbreking door de vochtisolatie worden de platen afgeschuind volgens de helling van de vochtisolatie.

03.12.01 Thermische bepalingen

Algemeen :

NBN B 62-002:1987, NBN B 62-002/A1 (2e uitg., maart 2001), NBN B 62-002/A2 (1e uitg., augustus 2005)

Berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënten van wanden van gebouwen (gedeeltelijk vervangen door NBN EN ISO 6946:1996)

NBN B 62-201 (1977)

Bepaling in droge toestand van de thermische geleidbaarheid of van de thermische permeantie van de bouwmaterialen door de methode van de verwarmingsplaat met schutring

NBN B 62-301:1989 Warmte-isolatie der gebouwen - Peil van de globale warmte-isolatie

ISO 6781:1983 Thermal insulation - Qualitative detection of thermal irregularities in building envelopes - Infrared method

NBN EN 822 tot 826 Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen - Bepaling van materiaaleigenschappen

NBN-EN-ISO 6946:1997/Ontw. A2:2003

Componenten elementen van gebouwen - Warmteweerstand warmtedoorgangscoëfficiënt - Bepalingsmethode

NBN EN 1602 tot 1609 Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen - Bepaling van de materiaaleigenschappen

Page 35: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

92/299

NBN EN 1745:2002 Metselwerk en metselwerkproducten - Methoden voor het vaststellen van de ontwerpwaarden voor de thermische eigenschappen

NBN-ISO 9774:2004 Materialen voor isolatie van gebouwen - Richtlijnen voor de selectie van eigenschappen

ISO 9869:1994 Thermal insulation - Building elements - In-situ measurement of thermal resistance and thermal transmittance

ISO 9972:1996 Thermal insulation - Determination of building airtightness - Fan pressurization method

NBN-EN-ISO 10211-2:2001 Koude-bruggen in gebouwen - Berekening van warmtestromen oppervlaktetemperaturen - Deel 2: Lineaire koude-bruggen

NBN EN ISO 10456:2000

Bouwmaterialen en bouwwaren - Procedures voor de bepaling van de karakteristieke waarden en de rekenwaarden van de thermische eigenschappen

NBN EN 12085 tot 12091 Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen - Bepaling van diverse materiaaleigenschappen

NBN-EN 12524:2000 Bouwmaterialen bouwproducten - Warmte- vochtwerende eigenschappen - Overzicht van ontwerpwaarden

NBN-EN 12494:1996 Ontw. Componenten elementen van gebouwen - Meting ter plaatse van de warmteweerstand tussen oppervlakken

NBN-EN 12524:2000 Bouwmaterialen, bouwproducten - Warmte- vochtwerende eigenschappen - Overzicht van ontwerpwaarden

NBN EN ISO 12569:2000 Thermische isolatie in gebouwen - Bepaling van luchtverversing in gebouwen - Tracergasmethode

NBN EN ISO 12572:2001 Vochteigenschappen van bouwmaterialen en -producten - Bepaling van de waterdampdoorlatendheid

ISO 12576-1:2001

Thermische isolatie - isolatiematerialen -producten voor gebouwen - Controlesystemen voor de conformiteit - Deel 1: Fabrieksmatig vervaardigde producten

NBN EN 13162 tot 13171:2001 Producten voor thermische isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten - Specificaties (MW, EPS, XPS, PUR, PF, CG, WW, EPB, ICB, WF)

NBN-EN 13187:1998

Thermische eigenschappen van gebouwen - Kwalitatieve detectie van thermische onregelmatigheden in de gebouwschil - Infraroodmethode

NBN EN ISO 13370:1998 Thermische eigenschappen van gebouwen - Warmteuitwisseling via de grond - Berekeningsmethoden

NBN-EN 13499:2003

Thermische isolatieproducten voor gebouwen - Buitengevel isolatiesystemen (ETICS) gebaseerd op geëxpandeerd polystyreen - Specificatie

NBN-EN 13500:2003 Thermische isolatieproducten voor gebouwen - Buitengevel isolatiesystemen (ETICS) gebaseerd op minerale wol - Specificatie

NBN-EN-ISO 13786:1999 Thermische eigenschappen van bouwelementen - Dynamische thermische eigenschappen - Berekeningsmethoden

NBN-EN-ISO 13788:2001

Hygrothermische prestatie van bouwcomponenten en -elementen - Binnenoppervlaktetemperatuur om kritische oppervlaktevochtigheid te vermijden en berekening van de condensatie in bouwdelen - Berekeningsmethode

NBN-EN-ISO 13789:1999 Thermische eigenschappen van gebouwen - Transmissiewarmteverliescoëfficiënt - Berekeningsmethode

NBN-EN 13829:2000 Thermische eigenschappen van gebouwen - Bepaling van de luchtdoorlatendheid van gebouwen - Overdrukmethode

EN 13947:2006 Ontw. Thermische eigenschappen van vliesgevels - Berekening van de warmtegeleiding

EN 14315:2002 Ontw. Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen - In-situ gevormde producten van gespoten polyurethaanschuim (PUR) - Deel 1 en 2 (gespoten polyurethaanschuim)

EN 14318:2002 Ontw. Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen - In-situ gevormde producten van gegoten hard polyurethaanschuim (PUR) - Deel 1 en 2 (gegoten hard polyurethaansysteem)

EN 14319:2002 Ontw. Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - In-situ gevormde producten van gegoten hard

Page 36: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

93/299

polyurethaanschuim (PUR) - Deel 1 en 2 (gegoten hardschuimsysteem)

EN 14320:2002 Ontw. Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - In-situ gevormde producten van gespoten hard polyurethaanschuim (PUR) - Deel 1 en 2 (gespoten hardschuimsysteem)

NBN-EN 15251:2005 Ontw. Criteria voor de binnenomstandigheden met inbegrip van thermische, luchtkwaliteit, licht geluid

STS 08.82 (1997) Materialen voor thermische isolatie - Algemene Terminologie

TV 178 Termische isolatie van gevels (1998)

TV 191 Het platte dak. Deel 2: Aansluitingen en afwerking.(1994)

TV 215 Het platte dak : Opbouw, materialen, uitvoering, onderhoud (2000)

Niet van toepassing:

EN 13947:2000 Ontw. Thermische eigenschappen van vliesgevels - Berekening van de warmtegeleiding - Vereenvoudigde methode

NBN EN ISO 14683:1999 Koudebruggen in gebouwen - Lineaire warmtegeleiding - Vereenvoudigde methoden en standaardwaarden

DIN 4108 Wärmeschutz und Energie-Einsparung in Gebäuden

NBN-EN-ISO 10211-1:1995/C1:2002

Koude-bruggen in gebouwen - Berekening van warmtestromen oppervlakte-temperaturen - Deel 1: Algemene methoden

03.12.02 Akoestische bepalingen

Algemeen : In de bestekteksten wordt verwezen naar de onderstaande normen. Elke verwijzing naar een norm houdt in dat aan alle bepalingen van de norm moet voldaan zijn, tenzij anders aangegeven in het bestekartikel

03.12.02.A Lucht- en contactgeluidisolatie

Algemeen : NBN EN ISO 140:1997 Deel 1 tot 12

Akoestiek - Het meten van geluidisolatie in gebouwen en van bouwelementen - Deel 1 tot 12

EN ISO 15186:2000 Akoestiek - Het meten van geluidisolatie in gebouwen en van bouwelementen met gebruik van geluidintensiteiten

NBN EN ISO 717:1997 Deel 1 en 2

Akoestiek - Eengetal-aanduiding voor de geluidisolatie in gebouwen en van bouwelementen - Deel 1 en 2

NBN S 01-400:1991 Akoestiek - Maatstaven voor geluidwering NBN EN 29052-1:1993 Akoestiek - Bepaling van de dynamische stijfheid - Deel 1: Materialen

gebruikt onder zwevende vloeren in woningen EN ISO 10846:1998-2002 Akoestiek en trillingen - Laboratoriummeting van trillingsakoestische

eigenschappen van verende elementen NBN EN 12758:2002 Glas voor gebouwen - Beglazing en luchtgeluidisolatie - Product

beschrijvingen en bepaling van eigenschappen NBN EN 12354:2000 Geluidwering in gebouwen - Berekening van de akoestische eigenschappen

van gebouwen met de eigenschappen van de bouwelementen - Deel 1 tot 6

03.12.02.B Geluidabsorptie

Algemeen : NBN EN ISO 3382:2000 Akoestiek - Meten van de nagalmtijd in zalen gerelateerd aan andere

akoestische parameters pr EN ISO 354:2003 Akoestiek - Meten van geluidabsorptie in een nagalmkamer NBN EN 29053:1995 Akoestiek - Materialen voor akoestische toepassingen � Bepaling van de

luchtstroomweerstand NBN EN ISO 11654:1997 Akoestiek - Geluiddempers voor gebruik in gebouwen � Eengetal-

aanduiding voor de geluidabsorptie Trillingen in gebouwen NBN ISO 4866:1993 Mechanische trillingen en schok - Trillingen van gebouwen - Richtlijnen voor

Page 37: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

94/299

de meting van trillingen en beoordeling van hun invloed op gebouwen EN ISO 10846:1998-2002 Akoestiek en trillingen - Laboratoriummeting van trillingsakoestische

eigenschappen van verende elementen

03.12.02.C Geluiduitstraling naar de omgeving

Algemeen : NBN S 01-401:1987 Akoestiek - Kenmerkende peilen van omgevingslawaai KB 24/02/1977 Vaststelling van geluidnormen voor muziek in openbare en private

inrichtingen Vlarem I Titel I van het VLAREM

Besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning. De meest recente versie, van kracht tijdens de uitvoering van de werken, moet beschouwd worden. Versie ten tijde van de aanbesteding: 19 september 2003 (Belgisch Staatsblad 10 oktober 2003).

Vlarem II en bijlagen Titel II van het VLAREM Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne. De meest recente versie, van kracht tijdens de uitvoering van de werken, moet beschouwd worden. Versie ten tijde van de aanbesteding: 21 maart 2003 (Belgisch Staatsblad 1 augustus 2003).

03.12.03 Aanvullende bepalingen

Algemeen : De aannemer gaat voor de uitvoering na of er recentere versies van de bovenstaande normen gepubliceerd werden. Recentere versies van de normen kunnen ook ter kennis gebracht worden door de opdrachtgever of door het ontwerpteam. Steeds gelden de bepalingen van de meest recente versie of de meest recente aanvulling van de norm. De verplichte toepassing van de meest recente norm, zelfs indien hij verscheen na de datum van de toekenning der werken, kan nooit aanleiding geven tot meerprijzen.

03.12.10 Thermische spouwmuurisolaties

Materiaal De platen mogen geen voedingsbodem vormen of doen ontstaan voor ongedierte, bacteriën of schimmels en tasten de andere bouwelementen niet aan; ze zijn tevens onrotbaar, niet ontvlambaar en blijvend waterafstotend. De platen hebben een hoogte van 0,60 m. De thermische isolaties moeten voldoen aan brandklasse A1 volgens de NBN EN 13501-1. De thermische geleidbaarheid wordt gemeten volgens NBN B62-201.

Uitvoering Op het thermisch isoleren van gevels zijn de bepalingen van de TV 178 van toepassing. De platen worden in zo groot mogelijke afmetingen in verband en aaneengesloten geplaatst. Koudebruggen en vervormingen van de isolatielaag worden vermeden. Beschadigde plaatdelen mogen niet verwerkt worden. Perforaties van het isolatiemateriaal worden tot een minimum beperkt door een aangepaste keuze van de vorm en de plaatsingswijze van de spouwankers. Bij de aanzet op of onderbreking door de vochtisolatie worden de platen afgeschuind volgens de helling van de vochtisolatie.

03.12.13 Spouwisolatie uit polyurethaan (PUR)

Omschrijving Gedeeltelijke spouwvulling met platen uit hard polyurethaanschuim volgens NBN EN 13165. De isolatieplaten uit harde polyurethaanschuim hebben een drukvastheid van minstens 0,1 N/mm2. Het blaasmiddel bij de productie van de platen is CFK en HCFK-vrij.

Page 38: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

95/299

De isolatieplaten bezitten een technische goedkeuring BUtgb of EUtgb. De platen zijn voorzien van tand en groef en van alu kraftlaminaat . De afstandshouders die op de spouwhaken bevestigd worden zijn aangepast aan het isolatiemateriaal. Een model wordt ter goedkeuring aan de werfleiding voorgelegd. De platen worden nauwsluitend tegen de binnenzijde van de spouw geplaatst, met de groef naar beneden. De platen worden aan de kanten recht versneden en sluiten perfect aan tegen de andere bouwelementen. Aan de hoeken wordt de isolatie op de volledige dikte doorgetrokken.

Materiaal Isolatieplaat met een kern in hard polyurethaanschuim, bekleed met een gasdicht meerlagencomplex van kraftpapier en metaalfolies. Gedeclareerde warmtegeleidingcoëfficiënt d volgens EN 12667: 0,023W/mK Waterabsorptie op lange termijn WL(T)2 volgens EN 12087 <2% Brandgedrag : A1 volgens KB 19/12/1997 en/of A1 volgens NBN EN 13501-1 Dimensionele stabiliteit DS (TH)4 volgens EN1604: Vochttest 48uur: 70°C,90%RV · Lengteverandering 3% · Breedteverandering 3%

Dikteverandering 8%

03.12.13.A1 dikte 110 mm

Toepassing - Isolatie in de spouwmuren van F1-6

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m2 - Netto uit te voeren oppervlakte. Uitsparingen kleiner dan 0,5 m2 worden niet afgetrokken.

03.12.13.A2 dikte 60 mm - dagkanten

Toepassing - Isolatie in de spouwmuren - thv dagkanten ramen

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m2 - Netto uit te voeren oppervlakte. Uitsparingen kleiner dan 0,5 m2 worden niet afgetrokken.

03.12.13.A3 dikte 100 mm

Toepassing

- Isolatie in de spouwmuren van F39 achterbouw - Zijpaneel voordeur W2 Forfaitaire Hoeveelheid (FH) � m2 - Netto uit te voeren oppervlakte. Uitsparingen kleiner dan 0,5 m2 worden niet afgetrokken.

03.12.20 Thermische isolatie van buitenwanden aan de buitenzijde

03.12.21 Thermische isolatie van buitenwanden aan de buitenzijde met geëxpandeerd polystyreen (EPS)

Materiaal Isolatieplaten uit geëxpandeerd polystyreen volgens NBN EN 13163. Gebruikt in gevelisolatiesystemen als drager voor de gevelbezetting (artikel 07.06.64). Geëlastificeerd voor betere geluidsabsorptie. Gedeclareerde warmtegeleidingcoëfficiënt d volgens EN 12667: 0,032W/mK

Page 39: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

96/299

Moeilijk ontvlambaar volgens NBN EN 13501-1, Euroklasse E Brandreactie: Opbouw van de totale wand (bepleistering + isolatie + MW moet voldoen aan brandklasse A1/B-s1, d0 (volgens Europese Norm) Krimpvrij, vormvast. Bevat geen CFK(W) en HCFK(W) Isolatieplaat voor droge, draagkrachtige en vlakke ondergronden. Niet gebruiken in het sokkelbereik en in de grond. De isolatieplaten beantwoorden aan de bepalingen van STS 08.82.41. Type geëxpandeerd polystyreen: EPS 20-SE met volumetrische massa groter dan 18 kg per m3 en een gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt hoogstens 0,036 W/m.K. Kleurcode: zwart-rood De isolatieplaten bezitten een technische goedkeuring BUtgb of EUtgb. De platen zijn voorzien van tand en groef en zijn niet bekleed. De afstandshouders die op de spouwhaken bevestigd worden zijn aangepast aan het isolatiemateriaal. Een model wordt ter goedkeuring aan de werfleiding voorgelegd.

Uitvoering De platen worden aan de kanten recht versneden en sluiten perfect aan tegen de andere bouwelementen. De platen worden nauw aansluitend tegen elkaar geplaatst en tegen de ruwbouw gevel gekleefd met een aangepaste kleefmortel, met de groef naar beneden. Aan de hoeken wordt de isolatie op de volledige dikte doorgetrokken.

Toepassing - Gebruikt in het gevelisolatiesysteem als drager voor de gevelbezetting.

Pro memorie (PM) - Inbegrepen bij artikel 07.06.64 Gevelbekleding met cementbepleistering geplaatst op EPS isolatie.

03.12.22 Thermische isolatie van buitenwanden aan de buitenzijde met geëxtrudeerd polystyreen (XPS)

Algemeen : Platen uit geëxtrudeerd polystyreen. De isolatieplaten beantwoorden aan de bepalingen van STS 08.82.41. Type geëxtrudeerd polystyreen PS-e met schijnbare volumetrische massa minstens 25 kg per m3. Het blaasmiddel bij de productie is CFK en HCFK-vrij. De isolatieplaten bezitten een technische goedkeuring BUtgb of EUtgb. De gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt bedraagt hoogstens 0,034W /m.K. De platen zijn voorzien van tand en groef. De afstandhouders die op de spouwhaken bevestigd worden zijn aangepast aan het isolatiemateriaal. Een model wordt ter goedkeuring aan de werfleiding voorgelegd.

Uitvoering De platen worden nauwsluitend tegen elkaar geplaatst met de groef naar beneden. De platen worden aan de kanten recht versneden en sluiten perfect aan tegen de andere bouwelementen. Aan de hoeken wordt de isolatie op de volledige dikte doorgetrokken.

03.12.22.G dikte 40 mm

Toepassing - Strook ondergrondse isolatie ter plaatse van muurvoetdetail F1-6 Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren oppervlakte. Uitsparingen kleiner dan 0,5 m2 worden niet afgetrokken.

03.12.30 Thermische binnenisolaties

03.12.33 Thermische binnenisolatie met polyurethaan (PUR)

Omschrijving Zie artikel 03.12.13

Page 40: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

97/299

Uitvoering De isolatiepanelen worden met een cement- of gipsgebonden lijm op een steenachtige ondergrond verlijmd.

03.12.33.F Thermische binnenisolatie met polyurethaan (PUR) dikte 100 mm

Toepassing - F39: Isolatie tegen de nieuw opgetrokken muur in staand verband langs binnenzijde

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren oppervlakte. Uitsparingen kleiner dan 0,5 m2 worden niet afgetrokken. Alle bevestigingen inbegrepen

03.13 AKOESTISCHE WANDISOLATIE

03.13.10 Akoestische isolatie tussen muren

Materiaal De platen mogen geen voedingsbodem vormen of doen ontstaan voor ongedierte, bacteriën of schimmels en tasten de andere bouwelementen niet aan; ze zijn tevens onrotbaar, niet ontvlambaar en blijvend waterafstotend. De platen hebben een hoogte van 0,60 m. De akoestische eigenschap wordt gemeten volgens NBN S01.400.

Uitvoering De platen worden in zo groot mogelijke afmetingen in verband en aaneengesloten geplaatst. Akoestische bruggen en vervormingen van de isolatielaag worden vermeden. Beschadigde plaatdelen mogen niet verwerkt worden. Perforaties van het isolatiemateriaal worden tot een minimum beperkt door een aangepaste keuze van de vorm en de plaatsingswijze.

03.13.13 Akoestische isolatie van verticale wanden - rotswol

Materiaal Het betreft halfstijve platen uit minerale vezels. Specificaties Plaatdikte: minstens 40 mm / overeenkomstig de aanduidingen op plan. Formaat: maximale afmetingen 60x120 / 60x150 cm / in functie van tussenafstanden spouwhaken Afwerking: zonder glasvliesbekleding Prestatiecriteria: Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt ld: maximum 0,037 W/mK bij 10°C; Gemiddelde volumemassa: minimum 30 kg/m3 voor gedeeltelijke spouwvulling; Brandreactie: euroklasse A1 (volgens NBN EN 13501); De contactgeluidsisolatie wordt uitgedrukt als het gewogen gestandaardiseerde contactgeluidniveau, symbool L�nT,w, tussen ruimten. De onderstaande tabel geeft de algemene eisen. De tabel geeft ook de waarden die de bestaande NBN S01-400 (1977) oplegt, echter ter informatie en benaderend, want de categorieën uit de bestaande norm komen niet eenduidig overeen met een beoordeling in decibel.

Eisen inzake contactgeluidsisolatie (L'nT,w) in woongebouwen volgens NBN S01-400-1 (2006)

algemene eisen: normaal akoestisch comfort

verhoogd akoestisch comfort

tussen een ruimte grenzend aan de woning en een ruimte van de woning (uitgezonderd de technische ruimten van deze woning)

L'nT,w 58 dB NBN S01-400:1977: cat.IIb: L'nT,w 66 dB

L'nT,w 50 dB NBN S01-400:1977: cat.IIa: L'nT,w 63 dB

strengere eisen gelden worden normaal akoestisch verhoogd akoestisch comfort

Page 41: LOT 2 BOVENBOUW 03 OPEN RUWBOUW 03.02 MUREN EN ... · De norm NBN B 24-002 handelt over het fiMetselwerk Œ Algemene begripsomschrijvingenfl Œ 1e uitg., april 1986. De normen met

145 FALCON Technische bepalingen Architectuur 15/12/2014

98/299

opgelegd: comfort

tussen een slaapkamer van een woning en een ruimte met een andere functie grenzend aan de woning

L'nT,w 54 dB L'nT,w 50 dB

binnen een woning wordt vereist: normaal akoestisch comfort

verhoogd akoestisch comfort

tussen een slaapkamer en een andere slaapkamer, woonkamer of keuken

- L'nT,w 58 dB

Bij de toetsing van deze waarden op het afgewerkte gebouw wordt er van uitgegaan dat een resultaat voldoet als het kleiner dan of gelijk aan de normwaarde verhoogd met 2 dB. Deze marge heeft te maken met onzekerheden op de prognose en met de beperkingen op de nauwkeurigheid van de meettechnieken. Deze eisen moeten gerealiseerd worden met elke vloerafwerking, hard of zacht. Het is daarom aan te bevelen om de meting uit te voeren zonder vloerafwerking, met de klopmachine rechtstreeks op de dekvloer. Wanneer in de aanpalende ruimten andere activiteiten dan woonactiviteiten doorgaan, zoals bijvoorbeeld kantoor, winkelruimte, horeca, dan moet men de contactgeluidisolatie aanpassen aan de specifieke situatie. Bij de meting van het contactgeluid op trappen dient de internationaal gestandaardiseerde.

Uitvoering De platen worden voorzien als gedeeltelijke vulling tussen muren. De platen worden in verband geplaatst. Zij worden steeds met een lichte druk sluitend op en tegen elkaar geplaatst teneinde dichte naden te bekomen. Het aantal bevestigingspunten per plaat is min. 4.

03.13.13.A dikte 40 mm

Omschrijving Het betreft het plaatsen van isolatie in wanden die verschillende bestemmingen van elkaar scheiden. De isolatie heeft ook een akoestische functie.

Toepassing - F1-6: Tussen nieuwe kalkzandsteenmuur en de gemene muur met buren (achtergevel) - F1-6: Tussen de scheidingswanden van de woningen onderling - F39: Tussen nieuwe kalkzandsteenmuur en de gemene muur met buren (zijgevels) - F39: Tussen wand en vloerkepers tussen woningen onderling thv vloerpakket , zie ook aansluitingsdetails.

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren oppervlakte. Uitsparingen kleiner dan 0,5 m2 worden niet afgetrokken. Gemiddelde dikte van 4cm wordt genomen. Oneffenheden in de gemene muur die leiden tot een dikker pakket zijn mee opgenomen in de eenheidsprijs.

03.13.13.B dikte 180 mm

Omschrijving Het betreft het plaatsen van isolatie in wanden op de scheidsmuur, deze isolatie heeft enkel een akoestische functie.

Toepassing - F39: Tussen nieuwe kalkzandsteenmuur torenwoning en de gemene muur met buren (zijgevels)

Forfaitaire Hoeveelheid (FH) - m2 - Netto uit te voeren oppervlakte. Uitsparingen kleiner dan 0,5 m2 worden niet afgetrokken. Gemiddelde dikte van 18cm wordt genomen. Oneffenheden in de gemene muur die leiden tot een dikker pakket zijn mee opgenomen in de eenheidsprijs.