Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

158
Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2003. De gegevens mogen met bronvermelding (Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, M. Plas, M.de Boer, H. Hofhuis, M. Dorgelo, E. van den Ende) worden gebruikt. Het rapport is te bestellen via [email protected] . Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002 M.Plas M. de Boer H. Hofhuis M. Dorgelo E. van den Ende In opdracht van het College voor Zorgverzekeringen Prof. J.H. Bavincklaan 2, Postbus 396 - 1180 BD Amstelveen. Telefoon: 020 - 34 75 5 55 - Fax: 020 - 64 7 34 94

Transcript of Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Page 1: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2003. De gegevens mogen met bronvermelding (Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, M. Plas, M.de Boer, H. Hofhuis, M. Dorgelo, E. van den Ende) worden gebruikt. Het rapport is te bestellen via [email protected].

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002 M.Plas M. de Boer H. Hofhuis M. Dorgelo E. van den Ende In opdracht van het College voor Zorgverzekeringen Prof. J.H. Bavincklaan 2, Postbus 396 - 1180 BD Amstelveen. Telefoon: 020 - 34 75 5 55 - Fax: 020 - 64 7 34 94

Page 2: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg
Page 3: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

ISBN 90-6905-596-1

http://www.nivel.nl

[email protected]

Telefoon 030 2 729 700

Fax 030 2 729 729

©2002 NIVEL, Postbus 1568, 3500 BN UTRECHT

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie,

microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaan de schriftelijke toestemming van het NIVEL te Utrecht.

Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning in artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de

bron duidelijk wordt vermeld.

Page 4: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

4 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Voorwoord Voor u ligt het rapport getiteld: “Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002”. Het rapport betreft een verslag van een inventariserende studie naar de huidige stand van zaken ten aanzien van extramurale logopedie. Dit onderzoek is verricht in opdracht van het College voor Zorgverzekeringen en is uitgevoerd in de periode maart tot december 2002. De behoefte aan geactualiseerde informatie over de samenstelling van de cliëntpopulatie en de inhoud en omvang van de logopedische zorg waren de aanleiding voor deze opdracht. Op basis van dit onderzoek kan toekomstig onderzoek geïnitieerd worden ter vergroting van het inzicht in de weten-schappelijke evidentie van interventies die in de extramurale logopedie worden verstrekt. Hoofdstuk 8 van dit rapport betreft een zelfstandig leesbare samenvatting. Ruim tweehonderd logopedisten hebben voor dit onderzoek een vragenlijst ingevuld, tevens hebben zij door het invullen van registratieformulieren inzicht gegeven in de zorgverlening aan cliënten in het kader van extramurale logopedie. Zonder de inzet van deze logopedisten was dit onderzoek niet mogelijk geweest! Tien zorgverzekeraars heb-ben zich bereidwillig getoond om geïnterviewd te worden; ook hen willen wij hartelijk danken. Ter ondersteuning van het in dit project uitgevoerde literatuuronderzoek is samengewerkt met mw. M.F. Raaijmakers. We willen haar hartelijk bedanken voor haar medewerking. Ten behoeve van dit onderzoek is een begeleidingscommissie ingesteld waaraan de volgende personen deel hebben genomen: - mw. M.J. Schrasser, beleidsmedewerker NVLF - mw. H. Jonker, Zorgverzekeraars Nederland - dhr. P. Boom, beleidsmedewerker afdeling Curatieve Zorg, Ministerie van VWS - dhr. R. Reij, beleidsmedewerker paramedische zorg, CVZ Wij bedanken hen voor hun waardevolle bijdrage aan dit onderzoek. Utrecht, januari 2003

Page 5: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 5

Inhoud

1 Inleiding 9 1.1 Achtergrond 9 1.2 Doel van het onderzoek en vraagstellingen 10

1.2.1 Aanbod van extramuraal werkzame logopedisten 10 1.2.2 Ervaringen van extramuraal werkende logopedisten 11 1.2.3 Het logopedisch zorgproces 12 1.2.4 Ervaringen van zorgverzekeraars 12 1.2.5 Resultaten van studies naar het effect van logopedie 13

1.3 Opbouw van het rapport 13

2 Methode 15 2.1 Inleiding 15 2.2 Analyse van het ledenbestand van de NVLF 15 2.3 Schriftelijke vragenlijsten 15 2.4 Gestructureerde interviews bij zorgverzekeraars 16 2.5 Literatuuronderzoek 17 2.6 Analyses 18 2.7 Respons 18

2.7.1 Schriftelijke vragenlijsten 18 2.7.2 Interviews bij zorgverzekeraars 19

3 Aanbod logopedisten 21 3.1 Aanbod van extramuraal werkzame logopedisten 21 3.2 Geografische spreiding 23 3.3 Ontwikkeling van het aantal extramuraal werkzame logopedisten 24

4 Ervaringen van logopedisten 25 4.1 Achtergrondgegevens logopedisten 25 4.2 Contracten en ervaringen met zorgverzekeraars 26

4.2.1 Contractering 26 4.2.2 Declaraties 27 4.2.3 Inhoud van de contracten en volumeafspraken 28 4.2.4 Tarieven 30 4.2.5 Knelpunten met betrekking tot de vergoedingen 31

4.3 Wachtlijsten 32 4.3.1 Omvang wachtlijsten 32 4.3.2 Oorzaken wachtlijsten 32 4.3.3 Beleid naar aanleiding van de wachtlijst 34

4.4 Samenwerking 34

Page 6: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

6 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

4.5 Behandeling van kinderen 36

5 Het logopedische zorgproces 39 5.1 Algemene cliëntkarakteristieken 39 5.2 Verwijsgegevens 41

5.2.1 Verwijzer 41 5.2.2 Screening in basisonderwijs 41

5.3 Verwijsdiagnose 42 5.4 Logopedische diagnose 43

5.4.1 Logopedische diagnose - stoornissen 44 5.4.2 Logopedische diagnose - beperkingen 46 5.4.3 Logopedische diagnose - handicaps 47 5.4.4 Screening in het basisonderwijs en logopedische diagnose 47

5.5 Aansluiting logopedische diagnose op de verwijsdiagnose 48 5.6 Omvang en duur van de behandeling 51

6 Ervaringen van zorgverzekeraars 57 6.1 Achtergrond 57 6.2 Contracteerbeleid 58 6.3 Inhoud van de contracten 60 6.4 Knelpunten 60 6.5 Gecontracteerde en vergoede zorg 62

7 Literatuuronderzoek 65 7.1 Zoekstrategie 65 7.2 Systematische reviews 66

7.2.1 Afasie 66 7.2.2 Dysartrie 67 7.2.3 Taalinterventies bij kinderen met een taal/leerachterstand 67 7.2.4 Dysfagie 68 7.2.5 Stembandknobbeltjes 68

7.3 Effectstudies 68 7.3.1 Spraak- en/of taalproblemen bij kinderen jonger dan de schoolgaande leeftijd 69 7.3.2 Spraak- en/of taalproblemen bij kinderen in de schoolgaande leeftijd 69 7.3.3 Stotteren 70 7.3.4 Schisis 70 7.3.5 Stemstoornissen 70 7.3.6 Doofheid en slechthorendheid 71 7.3.7 Verstandelijke handicaps bij kinderen 71 7.3.8 Afasie 71 7.3.9 Overige aandoeningen 71

Page 7: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 7

8 Samenvatting en conclusies 73 8.1 Aanbod logopedisten 73 8.2 Ervaringen van logopedisten 74 8.3 Het logopedisch zorgproces 76 8.4 Ervaringen van zorgverzekeraars 77 8.5 Literatuuronderzoek 79 8.6 Conclusies 81

Literatuur 83

Page 8: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

8 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Page 9: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 9

1 Inleiding In Nederland waren in 2000 naar schatting ongeveer 4000 logopedisten werkzaam (RAZW, 2001). Het werkterrein van logopedisten is divers. Er zijn drie hoofdgroepen van werkvelden te onderscheiden, namelijk 1. intramuraal (onder andere in ziekenhuizen, revalidatiecentra, verpleeghuizen), 2. extramuraal (in een eigen praktijk of in loondienst in een vrijgevestigde praktijk), en 3. onderwijs (basisonderwijs / basisgezondheidszorg / Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en het speciaal onderwijs). In dit rapport staat de extramurale zorg die geleverd wordt door de circa 1700 vrijgeves-tigde logopedisten centraal. In dit eerste hoofdstuk wordt de aanleiding van dit onderzoek nader omschreven en worden de vraagstellingen gepresenteerd.

1.1 Achtergrond Het beroep logopedist werd in 1980 erkend in het kader van de Wet op de Paramedische beroepen. In 1996 werd het beroep van logopedist onder de wet BIG ondergebracht. Volgens de wet BIG wordt tot de deskundigheid van de logopedist gerekend: 1. Het op verwijzing van een arts, specialist of een tandarts: a. Uitwendig onderzoeken van een patiënt of en zo ja in hoeverre de vermogens tot

het spreken, leren spreken, gebruik van taal, veilig en efficiënt eten, drinken en slikken aanwezig zijn, in hoeverre de gehoor-, stem- of spraakorganen functio-neren (daaronder inbegrepen de invloed van de ademhaling op stemgeving) en in hoeverre er mede aan de persoonlijkheid van de patiënt en diens relatie tot zijn omgeving gerelateerde stoornissen in het toepassen van taal of het spreken aan-wezig zijn en op basis van de verkregen gegevens opstellen van een behandel-plan.

b. Behandelen van de patiënt gericht op het herstellen, verbeteren of onderhouden van het functioneren van diens gehoor-, stem- of spraakorganen of het voor de stemgeving noodzakelijke reguleren van de ademhaling, op het opheffen van bij de patiënt aanwezige stoornissen in het spreken of leren spreken of in het gebrui-ken van de taal of in het adequaat eten, drinken of slikken, al dan niet in samen-hang met de daartoe noodzakelijke beïnvloeding van beweging of gedrag; op het in het kader van de behandeling begeleiding van de patiënt bij het aanwenden van hulpmiddelen die het functioneren van de gehoor-, stem- of spraakorganen be-vorderen of die deze organen geheel of ten dele vervangen.

2. Het onderzoeken van een persoon of het geven van logopedisch advies aan een persoon, met als doel het voorkomen van stoornissen in het functioneren van de gehoor-, stem- of spraakorganen dan wel in het spreken of in het gebruiken van de taal.

Page 10: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

10 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

In aanvulling hierop staat in de Ziekenfondswet vermeld dat onderzoek en behandeling na verwijzing door een tandarts formeel niet wordt vergoed; er vindt wel vergoeding plaats na verwijzing door een tandarts-specialist. Het recht tot het voeren van de titel van logopedist is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding voor logopedie die voldoet aan de wettelijke eisen (Besluit 24 oktober 1997). De logopedische hulp wordt op verschillende manieren gefinancierd, afhankelijk van de sector waarin de zorg wordt verstrekt. In basisgezondheidsdiensten en logopedische diensten wordt de logopedie gefinancierd door de lagere overheden. In het speciaal onder-wijs wordt logopedie gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. In de gezondheidszorg is logopedie als verstrekking opgenomen in het ziekenfondspakket en in de meeste particuliere verzekeringen.

1.2 Doel van het onderzoek en vraagstellingen In dit onderzoek staat de extramurale logopedische zorg die in het kader van de Zieken-fondswet door vrijgevestigde logopedisten wordt verstrekt centraal. Dit betekent dat dit onderzoek zich met name richt op de zorg die geleverd wordt door vrijgevestigde logope-disten die zelfstandig declareren aan de zorgverzekeraar. Er is een tekort aan informatie met betrekking tot de stand van zaken in de extramurale logopedie. Een overzicht van de wetenschappelijke evidentie van interventies die in de extramurale logopedie worden ver-strekt ontbreekt. Tevens ontbreekt geactualiseerde informatie over de samenstelling van de cliëntpopulatie en over de inhoud en omvang van de logopedische zorg. Een dergelijk overzicht is belangrijk om onderzoek en andere activiteiten gericht op het verbeteren van de doelmatigheid van de extramurale logopedische zorg te kunnen initiëren, beoordelen en begeleiden.

1.2.1 Aanbod van extramuraal werkzame logopedisten Sinds 1996 is er een geleidelijke daling van het aantal extramuraal werkende logopedisten zichtbaar (RAZW, 2001). De gemiddelde omvang van de werkweek van extramuraal werkende logopedisten is onbekend, evenals de geografische spreiding van extramuraal werkende logopedisten. Nagegaan zal worden hoe het aanbod van extramuraal werkende logopedisten zich sinds de peildatum 31 december 1999 heeft ontwikkeld. Ook zal de ge-middelde omvang van de werkweek en de geografische spreiding van extramuraal wer-kende logopedisten onderzocht worden. Dit leidt tot de volgende vraagstellingen: 1a. Wat is het aantal extramuraal werkende logopedisten in Nederland? 1b. Wat is de gemiddelde omvang van de werkweek van extramuraal werkende

logopedisten?

Page 11: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 11

1c. Wat is de geografische spreiding van extramuraal werkende logopedisten over Nederland?

1d. Hoe is de ontwikkeling sinds 1999 in aantal extramuraal werkende logopedisten in Nederland?

1.2.2 Ervaringen van extramuraal werkende logopedisten Het aantal extramuraal werkende logopedisten is de laatste jaren afgenomen. De achter-liggende reden hiervoor is onduidelijk. Door de afname van het aantal logopedisten is het mogelijk dat er (lokaal) wachtlijsten ontstaan. Er bestaat geen inzicht in de eventuele aan-wezigheid en omvang van wachtlijsten voor extramurale logopedie. De logopedist behandelt op verwijzing van een arts, onbekend is echter in welke mate de verschillende artsen naar extramurale logopedie verwijzen. Alvorens een patiënt te ver-wijzen naar een logopedist dient de arts zelf een (medische) diagnose te stellen; deze wordt doorgegeven aan de logopedist. Of de verwijsdiagnose goed aansluit op de logo-pedische diagnose van de logopedist is niet bekend. Ook bestaat er geen inzicht in de inhoud en mate van samenwerking van de extramuraal werkende logopedist met ver-wijzers en andere disciplines. De vergoeding van logopedische zorg is gebaseerd op direct patiëntgebonden tijd. De behandeling kan echter ook voor een deel uit indirect-patiëntgebonden tijd bestaan. In de logopedische behandeling van bijvoorbeeld kinderen vormt overleg met ouders of ver-zorgers en school een onlosmakelijk deel. Door logopedisten wordt gesignaleerd dat de verhouding tussen direct en indirect patiëntgebonden tijd bij sommige categorieën van patiënten, met name kinderen, een knelpunt vormt. Een ander knelpunt is dat de ver-goeding van een zitting gebaseerd is op een gemiddelde behandeltijd van een half uur. Bij sommige categorieën van patiënten is een behandeltijd van een half uur per zitting onvol-doende. Nagegaan zal worden bij welke categorieën van patiënten er knelpunten in de vergoeding van de verstrekking bestaat. Dit leidt tot de volgende vraagstellingen: 2a. Wat is de inhoud en omvang van contracten die logopedisten afsluiten met

zorgverzekeraars? 2b. Welke knelpunten ervaren logopedisten bij het afsluiten van contracten? 2c. Bij welke categorieën van patiënten ervaren logopedisten knelpunten in de ver-

goeding? 2d. Bestaat er een wachtlijst voor extramurale logopedie en zo ja, hoe lang is deze

wachtlijst? 2e. Met welke partijen in de zorg werken extramurale logopedisten samen?

Page 12: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

12 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

1.2.3 Het logopedisch zorgproces Door de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) wordt sinds enkele jaren gewerkt aan de ontwikkeling van een systeem om de systematische ver-zameling van informatie over het zorgproces mogelijk te maken. Vrijgevestigde logo-pedisten dienen via het Logopedisch Informatie Systeem (LIS) gegevens aan te leveren aan een landelijke databank: de Landelijke Logopedie Registratie (LLR). In het LIS worden alle gegevens die betrekking hebben op het logopedisch proces (zorginhoudelijk en administratief) geregistreerd. Dit systeem is echter nog niet op grote schaal operatio-neel. Hierdoor is er nog weinig informatie over de samenstelling van de cliëntpopulatie van de logopedist en de omvang van de logopedische zorg bij de verschillende catego-rieën van cliënten. Wel is bekend dat kinderen de belangrijkste consumenten zijn van de extramurale logopedie (Raaijmakers et al., 1995; Goorhuis et al., 1997). Een groot deel van de aanvragen voor logopedie heeft betrekking op spraak- en taalontwikkeling-stoornissen. Mogelijk is een (groot) deel van deze aanvragen het resultaat van screenings-onderzoek in het lager onderwijs. Per 1 maart 1992 is de logopedische behandeling van dyslexie van de verstrekking uitge-sloten omdat geen duidelijkheid bestond over de vraag of een zinvolle bijdrage aan de be-handeling van dyslexie van logopedische hulp kon worden verwacht. Op advies van de Gezondheidsraad heeft de Minister van VWS in 1997 besloten deze uitsluiting te hand-haven (Borst-Eijlers, 1997). Toch bestaat de indruk dat kinderen met dyslexie vanuit het onderwijs doorverwezen worden naar extramurale logopedie. Nagegaan zal worden in welke mate kinderen met spraak- en taalontwikkelingsstoornissen en kinderen met dyslexie doorverwezen worden naar de extramurale logopedie. Dit leidt tot de volgende vraagstellingen: 3a. Wat is de samenstelling van de cliëntpopulatie van de extramurale logopedie en wat

is het aandeel van kinderen die doorverwezen zijn na screening in het basisonderwijs? 3b. Wat is de omvang van de logopedische zorg bij de verschillende categorieën van

patiënten? 3c. Met welke diagnosen worden patiënten voor logopedische zorg verwezen? 3d. In hoeverre sluit de logopedische diagnose aan op de verwijsdiagnose?

1.2.4 Ervaringen van zorgverzekeraars De tarieven voor extramurale logopedie worden vastgesteld door het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG). Deze tarieven zijn bedragen die maximaal door logopedisten in rekening mogen worden gebracht voor zowel ziekenfonds- als particulier verzekerden. Het tarief voor een zitting in de praktijkruimte van de logopedist bedraagt €24,10; bij be-handeling aan huis geldt een toeslag van €14,80 per cliënt per dag. De vergoeding van een zitting is gebaseerd op een gemiddelde behandeltijd van een half uur. De zorgverzekeraar dient de zorg zodanig in te kopen dat deze voor elke verzekerde toe-gankelijk en beschikbaar is. Op dit moment is niet duidelijk op welke schaal en bij wie zorgverzekeraars logopedie inkopen. Ook bestaat er geen inzicht in de inhoud van de contracten en in mogelijke knelpunten rond het contracteerbeleid.

Page 13: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 13

Dit leidt tot de volgende vraagstellingen: 4a. Met welke partijen in de extramurale gezondheidszorg sluit de zorgverzekeraar con-

tracten af? 4b. Welke mogelijke knelpunten ervaren verzekeraars bij het inkopen en contracteren van

extramurale logopedie? 4c. Wat is de inhoud van contracten? 4d. Wat is de omvang van de gecontracteerde zorg aan extramurale logopedie?

1.2.5 Resultaten van studies naar het effect van logopedie Op dit moment bestaat er geen overzicht van de resultaten van studies naar de effecten van logopedie. In het bijzonder is onduidelijk naar welke interventies binnen de extra-murale logopedie reeds onderzoek is gedaan. Deze informatie is noodzakelijk om de (verdere) onderbouwing van de extramurale logopedie richting te geven. De volgende vraagstellingen zullen beantwoord worden: 5a. Welke gecontroleerde studies naar het effect van logopedie zijn uitgevoerd? 5b. Welke interventies zijn daarin te onderscheiden? 5c. Wat is het resultaat van deze effectstudies naar de mening van de auteurs?

1.3 Opbouw van het rapport Ten behoeve van de inventarisatie van de stand van zaken in de extramurale logopedie worden verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd. Zorgverzekeraars zullen worden geïnterviewd en logopedisten zullen worden benaderd met schriftelijke vragenlijsten. Door middel van systematische zoekopdrachten in een aantal voor de logopedie relevante bronnen zal gezocht worden naar studies waarin de effecten van extramurale logopedie worden beschreven. In hoofdstuk 2 wordt de methode van onderzoek nader toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt het aanbod van logopedisten in Nederland besproken en worden de ontwikkelingen sinds 1999 nader toegelicht. In hoofdstuk 4 worden de ervaringen van logopedisten besproken. Hoofdstuk 5 is gewijd aan de inhoud en omvang van het logopedische zorgproces. In hoofdstuk 6 komen de ervaringen van de zorgverzekeraars aan de orde. In hoofdstuk 7 worden de resultaten van het literatuuronderzoek gepresenteerd. Hoofdstuk acht besluit met een samenvatting en conclusies.

Page 14: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

14 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Page 15: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 15

2 Methode

2.1 Inleiding Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen van dit onderzoek is een aantal methoden van dataverzameling en -verwerking toegepast. Het betreft de volgende methoden waarbij gebruik is gemaakt van verschillende bronnen van informatie: - analyse van het ledenbestand van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en

Foniatrie (NVLF); - schriftelijke vragenlijsten (algemene vragenlijst en registratieformulieren) naar een

steekproef van extramuraal werkzame logopedisten; - gestructureerde interviews bij zorgverzekeraars; - literatuuronderzoek. In dit hoofstuk zal een beschrijving worden gegeven van de gebruikte methoden, waarbij per onderdeel een koppeling zal worden gemaakt naar de onderzoeksvragen.

2.2 Analyse van het ledenbestand van de NVLF Om het totale aanbod van extramuraal werkzame logopedisten na te gaan is gebruik gemaakt van het ledenbestand van de NVLF. Een onafhankelijke registratie van werk-zame logopedisten is momenteel niet voorhanden. Als onafhankelijke registratie is sinds enige tijd een kwaliteitsregister voor logopedisten opengesteld, maar dit register is (nog) niet compleet. Daarom is voor het vaststellen van het aanbod van extramuraal werkzame logopedisten gebruik gemaakt van het medio 2002 geactualiseerde ledenbestand van de NVLF. De organisatiegraad wordt geschat op ongeveer 75-90%. De volgende gegevens zijn opgenomen in het bestand: naam, adres, geslacht, leeftijd, regio en omvang van de werkweek. Uit dit bestand is een overzicht gemaakt van de kenmerken van de extramuraal werkende logopedisten in Nederland. Daarnaast wordt ook de gemiddelde omvang van de werk-week en de geografische spreiding van extramuraal werkzame logopedisten in kaart ge-bracht. Met deze gegevens worden de vraagstellingen 1a t/m 1d beantwoord.

2.3 Schriftelijke vragenlijsten Er zijn schriftelijke vragenlijsten gestuurd naar een steekproef van 500 zelfstandig ge-vestigde extramuraal werkzame logopedisten. Het betreft een aselecte steekproef uit het ledenbestand van de NVLF. Daarbij zijn alleen de logopedisten geïncludeerd die acht uur of meer per week werken. Er zijn twee soorten vragenlijsten gebruikt, namelijk een alge-mene vragenlijst over de ervaringen van de extramuraal werkende logopedist (bijlage 1)

Page 16: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

16 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

en een registratieformulier met vragen over cliënten van extramuraal werkzame logo-pedisten (bijlage 2). In de algemene vragenlijst worden vragen gesteld over de inhoud van en de ervaringen met de contracten met de zorgverzekeraars, waarbij onder andere de omvang van de con-tracten, tarief- en overige afspraken aan de orde komen. Voorts is geïnformeerd naar de omvang en de duur van eventuele wachtlijsten in de extramurale logopedie en het ge-voerde beleid ten aanzien van deze wachtlijsten. Tot slot zijn vragen gesteld over de samenwerking met andere hulpverleners en de aard en inhoud van deze contacten. Met het registratieformulier worden gegevens verzameld over de samenstelling van de cliëntenpopulatie en de omvang van de logopedische zorg. De vragen hebben betrekking op cliënten (ziekenfonds- en particulier verzekerden) bij wie de behandeling in de voor-gaande twee maanden is afgerond. In het registratiegedeelte worden gegevens verzameld over: - leeftijd/geslacht cliënt; - verwijzer; - letterlijke verwijsdiagnose; - logopedische diagnose; - wel/niet verwijzing na screening in het basisonderwijs; - omvang van de behandeling (aantal zittingen); - totale duur van de behandeling. Aan elk van de 500 geselecteerde logopedisten zijn één algemene vragenlijst en acht regi-stratieformulieren toegestuurd. Indien in de afgelopen twee maanden meer dan acht be-handelingen zijn afgerond is de logopedist gevraagd de registratieformulieren in te vullen voor de laatste acht behandelingen. De zending werd begeleid door een aanbiedingsbrief van het NIVEL en een instructie voor de registratieformulieren. Daarnaast is een aanbe-velingsbrief van de NVLF bijgevoegd waarin de logopedisten worden opgeroepen mee te werken aan het onderzoek. De met de algemene vragenlijst verzamelde gegevens zijn gebruikt om de vraagstellingen 2a t/m 2e te beantwoorden. Aan de hand van de gegevens uit de registratieformulieren zijn de vraagstellingen 3a t/m 3d beantwoord.

2.4 Gestructureerde interviews bij zorgverzekeraars Om inzicht te verkrijgen in het contracteerbeleid van zorgverzekeraars is bij een selectie van zorgverzekeraars aan de hand van een schriftelijke vragenlijst een gestructureerd tele-fonisch interview afgenomen. In Nederland functioneren op dit moment 25 ziekenfonds-verzekeraars1, waarvan er 10 zijn geselecteerd om deel te nemen aan dit onderzoek. Deze tien vormen een mix van kleine, middelgrote en grote verzekeraars waarvan de verzeker-den goed zijn gespreid over Nederland. Bij de selectie is in het geval van fusiepartners ervoor gekozen maximaal één zorgverzekeraar van elke ‘groep’ te benaderen. Alle zorg- 1 Aantal ziekenfondsen dat in april 2002 werd vermeld op de cvz-site: www.cvz.nl/actualsite.asp.

Page 17: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 17

verzekeraars zijn benaderd op het niveau van de inkoopmanager van extramurale logo-pedie Met de tien geselecteerde zorgverzekeraars heeft een interview plaatsgevonden. Het eerste interview is in persona afgenomen, aan de hand waarvan een aantal vraagstellingen nog is aangescherpt. De overige negen zorgverzekeraars zijn telefonisch geïnterviewd. Ter voorbereiding op het interview zijn de interviewvragen twee weken van tevoren schriftelijk toegestuurd. De geïnterviewden is verzocht de vragenlijst voorafgaande aan het interview ingevuld te retourneren. De vragenlijst diende als uitgangspunt tijdens het interview; daar waar nodig werd de geïnterviewde gevraagd een toelichting te geven. De uitwerking van het interview is ter autorisatie aan de geïnterviewden toegestuurd. De vragenlijst bevat vraagstellingen die betrekking hebben op het budget voor zieken-fondsverzekerden, het contracteerbeleid, inhoud en knelpunten omtrent contracten en gecontracteerde zorg en de informatieverstrekking aan verzekerden (bijlage 3). Met de verzamelde gegevens wordt antwoord gegeven op de vraagstellingen 4a t/m 4d.

2.5 Literatuuronderzoek Er is een quick scan van de literatuur verricht om een overzicht te kunnen geven van de resultaten van studies naar de effecten van logopedie. Dit betekent dat het literatuuronder-zoek zich heeft beperkt tot het identificeren van effectstudies, het beschrijven van de karakteristieken van de geïdentificeerde studies en het beschrijven van de conclusies van de auteurs. Het beoordelen van de methodologische kwaliteit en het kwantitatief en/of kwalitatief ‘poolen’ van onderzoeksresultaten heeft geen deel uitgemaakt van dit litera-tuuronderzoek. Voor de inclusie van artikelen (wel/niet logopedische interventie) en het categoriseren van de verschillende logopedische interventies is samengewerkt met een ervaren logopedist. De quick scan heeft op de volgende manier plaatsgevonden: - Er is een gecomputeriseerde zoekstrategie uitgevoerd in een aantal van de

belangrijkste databases van de literatuur naar gecontroleerde studies naar het effect van logopedie. De volgende databases zijn doorzocht: Medline (vanaf 1966), Cinahl (vanaf 1982), Amed (vanaf 1985) en Web of Science (vanaf 1988). Daarnaast zijn andere databases van (para)medische literatuur, zoals de databases van het NIVEL, de Cochrane Collaboration en het Nederlands Paramedische Instituut (NPi) doorzocht. Uitgangspunt voor de zoekstrategie was de zoekstrategie zoals beschreven door Dickersin et al. (1994). Deze zoekstrategie is vertaald en geschikt gemaakt voor de overige databases.

- De artikelen zijn vervolgens geselecteerd op titel en abstract. Indien geen abstract aanwezig was, is het volledige artikel opgevraagd. De volgende inclusiecriteria zijn gehanteerd:

• design van de studie: Randomised clinical trial (RCT) of controlled clinical trial (CCT) waarbij het effect van een of meerdere logopedische interventies wordt vergeleken met een controlegroep of andere interventie;

Page 18: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

18 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

• patiëntenpopulatie: interventie- en controlegroepen zijn vergelijkbaar; • interventie: logopedische interventie die in de praktijk van de extramurale logopedist

in Nederland wordt toegepast. - Ten slotte zijn van alle geïncludeerde artikelen de volgende gegevens geëxtraheerd:

aantal patiënten, belangrijkste inclusiecriteria, inhoud en omvang van interventie, ge-hanteerde uitkomstdimensies en conclusies van auteurs.

De resultaten van dit literatuuronderzoek zijn, gerangschikt naar aandoening, in tabellen gepresenteerd. Op deze manier wordt een overzicht verkregen van reeds verricht onder-zoek naar de effectiviteit van logopedie en antwoord gegeven op de onderzoeksvragen 5a t/m 5c.

2.6 Analyses Aangezien het hier om een stand van zaken onderzoek gaat waarbij op een aantal terrei-nen gegevens zijn geïnventariseerd, ligt in dit rapport de nadruk op het presenteren van beschrijvende statistieken.

2.7 Respons

2.7.1 Schriftelijke vragenlijsten In totaal is er een algemene vragenlijst verstuurd aan een steekproef van 500 zelfstandig gevestigde extramuraal werkzame logopedisten. In een aantal gevallen bleek het adres niet juist te zijn. In deze gevallen is getracht het actuele adres te achterhalen en de betref-fende logopedist aldaar te benaderen. In 15 gevallen was de zending onbestelbaar en 27 logopedisten bleken niet extramuraal werkzaam te zijn of geen praktijk meer te hebben. De eerste responsperiode van ruim drie weken is door middel van een reminder met nog-maals drie weken verlengd. Doordat ook na het verstrijken van deze periode de respons laag bleef, is een tweede reminder verstuurd. Bij de verzending van de tweede reminder is een antwoordstrookje bijgevoegd en werd de logopedisten die niet deel wilden nemen aan het onderzoek gevraagd om de reden hiervan aan te geven. Aan de hand hiervan is de non-respons in kaart gebracht. De netto steekproef betrof, na aftrek van onjuist geadresseerden en logopedisten die geen praktijk (meer) hadden of niet vrijgevestigd bleken te zijn, uiteindelijk 460 logopedisten. Van hen hebben er 204 de vragenlijst geretourneerd; dit betekent een respons van 44,3%. Van dezelfde netto steekproef hebben 186 logopedisten registratieformulieren geretour-neerd; dit is een respons van 40,4%. Elke logopedist kreeg acht registratieformulieren toegestuurd; niet in alle gevallen is ook het maximum van acht registratieformulieren ingevuld. Het totaal aantal geretourneerde registratieformulieren bedroeg 1282.

Page 19: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 19

Na verzending van de tweede reminder waarbij, indien men niet wilde deelnemen aan het onderzoek, gevraagd is naar de reden hiervoor is door 84 logopedisten gereageerd. Daar-naast hadden 31 logopedisten al voor het versturen van de reminder kenbaar gemaakt niet mee te willen werken aan het onderzoek. Een aantal van hen heeft meer dan één reden opgegeven voor het niet deelnemen aan het onderzoek. In 82% van de gevallen was sprake van tijdgebrek, veroorzaakt door een te hoge werkdruk (39,1%), zwangerschap/ zwangerschapsverlof of ziekte (19,1%) of andere persoonlijke omstandigheden (23,5%). In de overige gevallen werd door de logopedist ondermeer aangegeven nooit deel te nemen aan onderzoeken of geen contract te hebben met een ziekenfonds.

2.7.2 Interviews bij zorgverzekeraars Er zijn in totaal 10 zorgverzekeraars benaderd voor het in kaart brengen van de ervarin-gen van de zorgverzekeraars. Van de initiële selectie was één zorgverzekeraar niet bereid mee te werken aan het onderzoek. In plaats van deze zorgverzekeraar is in dezelfde regio een andere zorgverzekeraar geselecteerd. Alle geïnterviewden hebben de uitwerking van het interview geautoriseerd.

Page 20: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

20 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Page 21: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 21

3 Aanbod logopedisten In dit hoofdstuk zal allereerst worden ingegaan op de meest recente gegevens over het aanbod van extramuraal werkzame logopedisten in Nederland, waarbij tevens een aantal specifieke kenmerken aan de orde komen. Vervolgens zal een overzicht van de geogra-fische spreiding van extramuraal werkzame logopedisten over Nederland worden gepre-senteerd. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een paragraaf over de ontwikkeling van extramuraal werkzame logopedisten over de afgelopen jaren.

3.1 Aanbod van extramuraal werkzame logopedisten Gegevens over het huidige aanbod van extramuraal werkzame logopedisten kunnen worden ontleend aan het ledenbestand van de NVLF. In november 2002 waren bij de NVLF 1735 extramuraal werkzame logopedisten geregistreerd. Voor het berekenen van het aanbod van extramuraal werkzame logopedisten zijn gegevens van vijf logopedisten uit het bestand verwijderd, omdat zij aan hebben gegeven 0 uur werkzaam te zijn. Het ledenbestand waarmee de berekeningen zijn uitgevoerd bestaat dus uit 1730 logopedisten, waarvan 1484 als zelfstandig gevestigd logopedist werken, 230 als logopedist in loon-dienst in een vrijgevestigde praktijk en 16 logopedisten zowel als zelfstandig gevestigde als in loondienst. De bij de NVLF ingeschreven extramuraal werkzame logopedisten blijken voornamelijk vrouwen te zijn (96,1%). De gemiddelde leeftijd van de extramuraal werkzame logope-disten is 39,8 jaar (SD 10,0). Tabel 3.1 geeft een overzicht van de relatieve leeftijdsver-deling naar geslacht. Hieruit blijkt dat 58,1% van de totale groep extramuraal werkzame logopedisten 40 jaar of jonger is; uitgesplitst naar geslacht blijkt dat van alle mannelijke logopedisten 17,7% 40 jaar of jonger is, terwijl dit percentage voor de vrouwelijke logo-pedisten 59,8% bedraagt. Daarnaast is 63,2% van de mannen ouder dan 50 jaar, tegenover 25,1% van de vrouwen.

Page 22: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

22 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Tabel 3.1: Relatieve leeftijdsverdeling naar geslacht Mannen

(n=68)Vrouwen (n=1662)

Totaal(n=1730)

% % %<26 jaar - 5,9 5,726 - 30 jaar 1,5 13,3 12,831 - 35 jaar 5,9 18,0 7,536 - 40 jaar 10,3 22,5 22,041 - 45 jaar 19,1 15,1 15,346 - 50 jaar 20,6 10,2 10,651 - 55 jaar 17,6 8,1 8,556 - 60 jaar 11,8 4,4 4,761 - 65 jaar 2,9 1,8 1,9>65 jaar 10,3 0,6 1,0Onbekend - 0,1 0,1

Totaal 100,0 100,0 100,0 Bron: NVLF ledenbestand, november 2002.

In tabel 3.2 is de gemiddelde omvang van de werkweek van extramuraal werkzame logo-pedisten naar geslacht gepresenteerd. In het NVLF-bestand wordt alleen de direct cliënt-gebonden tijd opgenomen. De overige tijd, bijvoorbeeld voor overleg, rapportage, ver-wijzen, facturering en bij- en nascholing, is niet meegenomen. Tabel 3.2: Omvang van de werkweek naar geslacht (aantal uren extramuraal per week) Mannen Vrouwen Totaal n % n % n %<8 uur 13 19,1 131 7,9 144 8,3 8 - 16 uur 18 26,5 526 31,6 544 31,417 - 24 uur 10 14,7 485 29,2 495 28,625 - 32 uur 11 16,2 329 19,8 340 19,733 - 40 uur 13 19,1 158 9,5 171 9,9>40 uur 3 4,4 33 2,0 36 2,1

Totaal 68 100,0 1.662 100,0 1.730 100,0 Bron: NVLF ledenbestand, november 2002.

Gemiddeld werken de vrijgevestigde logopedisten 20,6 uur per week (SD 10,3) extra-muraal. Het merendeel van de logopedisten werkt 32 uur per week of minder (88,0%) extramuraal. Voor wat betreft de categorie logopedisten die 33-40 uur per week werk-

Page 23: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 23

zaam zijn, is er een verschil te constateren tussen mannen en vrouwen. Werkt bij de man-nen 19,1% tussen de 33 en 40 uur; bij de vrouwen ligt dit percentage op 9,5%. Meer dan 40 uur wordt door 4,4 en 2,0% van respectievelijk mannen en vrouwen gewerkt. Het aan-tal uren per week loopt hierbij op tot 64. Wanneer gekeken wordt naar het totale aantal uren dat de logopedisten werken (extra-muraal, intramuraal en in het onderwijs), dan blijkt dat zij gemiddeld 25,3 uur per week (SD 10,8) te werken. Van de logopedisten die minder dan 8 uur extramuraal werken (n=144), werkt de helft nog een aantal uren intramuraal of in het onderwijs.

3.2 Geografische spreiding In Nederland wordt in alle provincies samen door 1730 extramuraal werkzame logope-disten in totaal 35636 uur extramurale logopedie per week verstrekt.2 Omgerekend naar een werkweek van 40 uur is dit 891 fte (full time equivalenten). Voor het bepalen van de regionale spreiding van logopedisten die extramuraal werkzaam zijn is voor elke provin-cie het totaal aantal uren extramurale logopedie dat wordt geleverd afgezet tegen het totaal aantal inwoners. De gegevens zijn vervolgens omgerekend naar uren extramurale logopedie per week per 10.000 inwoners. Tabel 3.3: Aantal uren extramurale logopedie per provincie, per 10.000 inwoners Aantal uren extramurale logopedie

per 10.000 inwonersGroningen 18,78Friesland 17,62Drenthe 18,44Overijssel 21,61Flevoland 18,20Gelderland 22,94Utrecht 24,87Noord-Holland 21,59Zuid-Holland 20,39Zeeland 19,78Noord-Brabant 24,81Limburg 25,19

Tabel 3.3 laat zien dat van alle provincies in Limburg het meeste aantal uren extramurale logopedie wordt verstrekt, namelijk 25,19 uur; in Friesland het minst: 17,62 uur per 10.000 inwoners. Gemiddeld wordt in Nederland 21,19 (SD 2,76) uur per week per 10.000 inwoners extramurale logopedie verstrekt.

2 Deze gegevens zijn afkomstig uit het medio 2002 geactualiseerde ledenbestand van de NVLF.

Page 24: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

24 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

3.3 Ontwikkeling van het aantal extramuraal werkzame logopedisten De ontwikkeling van het aantal extramuraal werkzame logopedisten vanaf 1996 wordt gepresenteerd in tabel 3.4. De gepresenteerde cijfers betreffen werkzame leden van de NVLF. De organisatiegraad van de NVLF wordt geschat op 75-90%. Tabel 3.4: Aantal extramuraal werkzame logopedisten vanaf 19961 1996 1997 1998 19991 20001 20011 2002Aantal 1.781 1.776 1.757 1.767 1.705 1.737 1.730

1 Omdat in de jaren 1999 tot en met 2001 alleen het aantal zelfstandig gevestigde logopedisten is aangeleverd, is een

schatting gemaakt van het aantal logopedisten in loondienst die extramuraal werkzaam zijn. Deze schatting is gebaseerd op het aantal in 2002, waarbij 13% van de extramuraal werkzame logopedisten in dienst bleek te zijn in een vrijgeves-tigde praktijk. Voor de jaren 1999 tot en met 2001 is het totaal aantal zelfstandig gevestigde logopedisten geteld plus 13%.

Bron: Voor cijfers 1996-2000: NVLF/RAZW, 2001; gegevens 2001, 2002: NVLF.

De cijfers laten vanaf 1996 een geleidelijke daling van het aantal extramuraal werkzame logopedisten zien. Het gaat hier om absolute aantallen van werkzame logopedisten; gegevens over het aantal fte’s extramuraal werkzame logopedisten over de afgelopen jaren zijn niet voorhanden.

Page 25: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 25

4 Ervaringen van logopedisten In dit hoofdstuk staan de ervaringen van vrijgevestigde logopedisten die extramurale zorg in het kader van de Ziekenfondswet verstrekken centraal. Aan de orde komen de ervarin-gen met zorgverzekeraars, eventuele wachtlijstproblematiek, knelpunten in de zorgver-lening en samenwerking met andere partijen.

4.1 Achtergrondgegevens logopedisten Bij de inventarisatie van ervaringen van vrijgevestigde logopedisten die extramurale zorg verstrekken is allereerst gevraagd hoe de logopedisten werkzaam zijn. 76% werkt als vrij-gevestigde logopedist en 24% is werkzaam als vrijgevestigde in een maatschap. In een praktijk kunnen meerdere logopedisten werkzaam zijn. De 204 logopedisten werken met gemiddeld bijna 2 (SD 1,3) logopedisten (inclusief henzelf) in hun praktijk; het gemiddeld aantal full-time equivalent (fte) per logopedist is 0,5 (SD 0,2).3 Aan de respondenten is gevraagd om te specificeren hoeveel cliënten zij in 2001 voor extramurale logopedie hebben gehad en hoe deze cliënten verzekerd waren. Het aantal cliënten loopt uiteen van 0 tot 175 ziekenfondsverzekerde cliënten (gem. 54) en van 0 tot 204 particulier verzekerde cliënten (gem. 36); van een deel van de cliënten is niet bekend hoe zij zijn verzekerd (gem. 2, range 0-137).4 Van de logopedisten die hebben aangegeven alleen werkzaam te zijn (n=96) hebben 85 logopedisten aangegeven hoeveel zittingen zij in 2001 voor extramurale logopedie heb-ben gedeclareerd.5 Zij hebben gemiddeld 1395 zittingen gedeclareerd; uitgesplitst naar verzekeringsvorm zijn dit gemiddeld 848 zittingen voor ziekenfondsverzekerden en ge-middeld 520 zittingen voor particulier verzekerden. Aan de respondenten is eveneens gevraagd of zij specifiek deskundig zijn in een bepaalde therapie of in de behandeling van bepaalde stoornissen (tabel 4.1).

3 Voor het berekenen van het gemiddeld aantal fte zijn de gegevens gebruikt van 151 logopedisten. De

logopedisten die hebben ingevuld dat zij gemiddeld meer dan 1 fte werken of de vraag niet hebben in-gevuld zijn niet meegenomen bij de berekening.

4 Een aantal logopedisten heeft aangegeven meer dan 300 cliënten te hebben gehad. Omdat dit aantal erg hoog is, zijn deze logopedisten bij het berekenen van het gemiddelde niet meegenomen. Deze logopedis-ten hebben mogelijk het totale aantal cliënten opgegeven dat in de praktijk is behandeld.

5 Voor het berekenen van het gemiddelde aantal gedeclareerde zittingen voor extramurale logopedie zijn de gegevens gebruikt van de logopedisten die hebben aangegeven alleen werkzaam te zijn. De logopedisten die met meerdere logopedisten samenwerken hebben mogelijk het totale aantal zittingen in de maatschap ingevuld.

Page 26: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

26 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Tabel 4.1: Specifieke deskundigheid in bepaalde therapieën of in de behandeling van bepaalde stoornissen (n=204)

PercentageNiet specifiek deskundig 34Specifiek deskundig op het gebied van: stemstoornissen 26 kinderlogopedie 24 dyslexie 17 stotteren 15 preverbale logopedie 4 verstandelijk gehandicapten 2 afasie 11 anders 29

Omdat meerdere antwoorden mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%.

Uit tabel 4.1 blijkt dat tweederde van de logopedisten specifiek deskundig is op het ge-bied van één of meerdere therapieën of behandelingen van bepaalde stoornissen. Stem-stoornissen en kinderlogopedie wordt door een kwart van de logopedisten aangegeven. Therapieën en/of stoornissen in de categorie ‘anders’ zijn bijvoorbeeld oro-myofunctione-le therapie, laryngectomie, sensorische integratietherapie en hyperventilatie.

4.2 Contracten en ervaringen met zorgverzekeraars

4.2.1 Contractering Aan de logopedisten is gevraagd om aan te geven met welke van de 25 - in mei 2002 bekende - ziekenfondsverzekeraars contracten zijn afgesloten. Met 24 van de 25 verzekeraars zijn door de logopedisten in dit onderzoek contracten afgesloten; de enige verzekeraar waarmee geen contract is afgesloten door deze groep logopedisten, is AZvZ (Stichting Algemeen Ziekenfonds voor Zeelieden). Gemiddeld hebben de logopedisten met 4,1 verzekeraars een contract, het minimum aantal contracten is 1 en het maximum aantal is 20. De verzekeraars waarmee door 5% of minder van de logopedisten een contract is afgesloten, zijn De Friesland, Nederzorg, OZB en Salland. De meeste cliënten die behandeld worden door een vrijgevestigde logopedist uit dit onderzoek zijn afkomstig van de ziekenfondsen Amicon (13%), CZ Groep (12%) en VGZ (11%). Het kan voorkomen dat verzekeraars geen contract aangaan met bepaalde vrijgevestigde logopedisten. In tabel 4.2 worden de redenen daarvan op een rijtje gezet. Bijna de helft van de respondenten geeft aan dat het niet voorkomt dat verzekeraars geen contract aan willen gaan. Logopedisten die aangeven dat dit wel voorkomt, noemen als belangrijkste reden dat er pas een contract wordt afgesloten als er één of meerdere cliënten zijn.

Page 27: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 27

Tabel 4.2: Redenen voor het niet aangaan van een contract met een verzekeraar (n=204) PercentageNiet van toepassing 49Een contract pas afgesloten als er één of meerdere cliënten zijn 21Er worden geen contracten in mijn regio afgesloten 5Genoeg gecontracteerde logopedisten in mijn regio 3Anders 27Onbekend 3

Omdat meerdere antwoordalternatieven mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%. Een reden in de categorie ‘anders’ die veelvuldig genoemd wordt voor het niet aangaan van een contract met een verzekeraar is dat er te weinig cliënten zijn voor het aangaan van een contract. Verder wordt door enkele logopedisten aangegeven dat zij niet weten waarom ziekenfondsen geen contract met hen aangaan.

4.2.2 Declaraties Ongeveer de helft van de logopedisten heeft ervaring met verzekeraars die geen contrac-ten af willen of kunnen sluiten. Desondanks worden cliënten die verzekerd zijn bij deze verzekeraars wel behandeld: 89% van de respondenten (n=181) geeft aan cliënten te be-handelen zonder dat er een overeenkomst is met de betreffende verzekeraar. De declara-ties van deze cliënten verlopen bij de meeste logopedisten zonder problemen (70%). 54 logopedisten ervaren wel problemen bij de declaraties. De aard van de problemen die logopedisten met deze declaraties ervaren, staat in tabel 4.3. Tabel 4.3: Aard van de problemen bij declaraties van cliënten waarmee geen over-

eenkomst met een verzekeraar is afgesloten (n=54) Aantallen (%)De betaling is te laat 38 (70%)Declaraties worden retour gezonden zonder uitleg 10 (19%)Geautomatiseerd aanleveren van declaraties is probleem 9 (17%)Er wordt niet betaald 9 (17%)De tarieven kloppen niet 7 (13%)Er wordt te vaak gewerkt met voorschotten 4 (7%)Anders 22 (11%)

Omdat meerdere antwoordalternatieven mogelijk zijn telt het percentage op tot meer dan 100%.

Page 28: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

28 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Het meest voorkomende probleem bij declaraties van cliënten waarmee geen over-eenkomst met een verzekeraar is afgesloten, betreft het te laat betalen. Drie logopedisten geven in de categorie ‘anders’ aan dat er onduidelijkheid bestaat over de wijze van decla-reren. Eén van de logopedisten geeft aan dat iedere verzekeraar eigen eisen heeft ten aan-zien van de declaratie, er is geen uniformiteit. Drie andere logopedisten geven als pro-bleem aan dat er een lager tarief wordt uitbetaald indien de declaraties niet op diskette worden aangeleverd.

4.2.3 Inhoud van de contracten en volumeafspraken De Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) heeft een overeen-komst gesloten met Zorgverzekeraars Nederland (ZN); logopedisten en zorgverzekeraars zijn verplicht deze overeenkomst (UvO, Uitkomst van Overleg) te hanteren als basis van de contracten die afgesloten worden. 80% van de respondenten geeft aan dat de UvO inderdaad bij alle contracten wordt gehanteerd; 8% geeft aan dat dit niet in alle gevallen of nooit gebeurt. Om een globale indruk te krijgen van de inhoud van de contracten is gevraagd of volume-afspraken, behandelgemiddelden, aard van de hulp die vergoed wordt, het werkgebied waar gewerkt mag worden en een eventuele beperking van het aantal huisbezoeken deel uitmaken van de contracten. Omdat de meeste logopedisten meerdere contracten hebben, is gevraagd om de vragen over de inhoud van de contracten te beantwoorden over het contract waarvoor de meeste cliënten behandeld worden (tabel 4.4). Tabel 4.4: Onderwerpen die deel uitmaken van de contracten bij vrijgevestigde logo-

pedisten (n=204) PercentageMax. aantal zittingen/volumeafspraken 88Aard van de hulp die vergoed wordt 38Behandelgemiddelde 28Regio/werkgebied waar gewerkt mag worden 20Beperking van het aantal huisbezoeken 1Onbekend 3

Omdat meerdere antwoordalternatieven mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%. In de meeste contracten worden afspraken gemaakt over het maximum aantal zittingen of volumeafspraken (88%). Afspraken over de aard van de hulp die vergoed wordt, het be-handelgemiddelde en de regio waar gewerkt mag worden komen in mindere mate voor. Een beperking in het aantal te declareren huisbezoeken wordt in bijna geen enkel contract vastgelegd.

Page 29: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 29

Van de 204 logopedisten hebben er 165 (81%) een contract met het ziekenfonds waarin expliciet sprake is van een maximum aantal zittingen voor extramurale logopedie. Dit aantal zittingen was voor 100 logopedisten toereikend in 2001; één logopedist heeft deze vraag niet ingevuld. De overige 64 logopedisten geven als reden voor het niet toereikend zijn het toegenomen aantal cliënten (n=48), veel cliënten met ernstige aandoeningen (n=24) en veel cliënten met meervoudige aandoeningen (n=15). Drieënveertig logopedisten hebben het maximum aantal zittingen in 2001 overschreden. Het ziekenfonds heeft bij 34 van deze logopedisten de extra zittingen volledig vergoed. Drie logopedisten hebben aangegeven dat de extra zittingen gedeeltelijk vergoed zijn, vier logopedisten geven aan dat de extra zittingen niet vergoed zijn. Vervolgens is gevraagd of deze ziekenfondsen het maximum aantal zittingen voor 2002 gewijzigd hebben. Meer dan de helft van de logopedisten die het maximum aantal zittingen over-schreden heeft (n=23) geeft aan dat het ziekenfonds het maximum aantal zittingen voor 2002 inderdaad verhoogd heeft; bij 17 logopedisten is het maximum aantal zittingen van de ziekenfondsen wel gelijk gebleven. Geen enkel ziekenfonds van de logopedisten die het maximum aantal zittingen overschreden hebben, heeft het maximum aantal zittingen voor 2002 verlaagd. Wanneer gekeken wordt naar de totale groep logopedisten die een contract hebben met een ziekenfonds waarin sprake is van een maximum aantal zittingen (n=165), dan zegt 22% van de logopedisten dat het ziekenfonds het maximum aantal zittingen in 2002 verhoogd heeft, 59% dat het gelijk is gebleven en 12% dat het maximum aantal zittingen in 2002 verlaagd is. Hoewel in de UvO algemene voorwaarden staan ten aanzien van de kwaliteit van de zorgverlening, zijn zorgverzekeraars vrij om aanvullende afspraken te maken. Gevraagd is welke afspraken over de naleving van het kwaliteitsbeleid van de NVLF deel uit maken van de contracten (met de meeste cliënten). In de volgende tabel worden deze afspraken weergegeven.

Page 30: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

30 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Tabel 4.5: Afspraken over de naleving van het kwaliteitsbeleid van de NVLF die deel uit maken van de contracten (n=204)

PercentageGeen afspraken 28Naleving standaarden 28Naleving regels voor verslaglegging 24Inschrijving in basisregister (kwaliteitsregister) 23Deskundigheidsbevordering 19Deelname aan intercollegiale toetsing 16Deeelname aan regionaal overleg 11Opstellen kwaliteitsjaarverslag 10Anders 18Ontbrekende waarden 12

Omdat meerdere antwoordalternatieven mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%. Bij ruim een kwart van de logopedisten zijn geen aanvullende afspraken gemaakt; bij bijna driekwart zijn wel aanvullende afspraken gemaakt. Een belangrijke afspraak die in de contracten voorkomt, is het naleven van standaarden. Daarnaast worden ook het na-leven van regels voor verslaglegging en het inschrijven in het basisregister opgenomen in de contracten.

4.2.4 Tarieven 96% van de logopedisten is met het ziekenfonds met de meeste cliënten het WTG/CTG tarief van €24,10 overeengekomen voor een zitting in de praktijk. Dit geldt eveneens voor het tarief voor de reistoeslag bij een behandeling aan huis; 96% is met het ziekenfonds met de meeste cliënten het WTG/CTG tarief overeengekomen (€14,80). Bij 1% van de logopedisten worden andere tarieven gehanteerd, 3% heeft de vraag niet ingevuld. De overige ziekenfondsen waarmee de logopedisten contracten hebben, hanteren ook de WTG/CTG tarieven voor zowel de zittingen in de praktijk als voor de reistoeslag (95%). Bijna driekwart van de respondenten (72%) geeft aan dat er met geen van de ziekenfond-sen onderhandeld kan worden over de tarieven. Een kwart van de logopedisten heeft deze vraag niet beantwoord. Aan de logopedisten is gevraagd aan te geven bij welke cliëntencategorieën knelpunten in de vergoeding zijn met betrekking tot de omvang van de indirect cliëntgebonden tijd, de duur van de zitting van een half uur en andere knelpunten. Knelpunten in de vergoeding met betrekking tot de omvang van de indirect cliëntgebonden tijd werden vooral gevon-den bij cliënten van 0-5 jaar (64%), cliënten van 6-11 jaar (62%) en bij cliënten met overige taal-ontwikkelingsstoornissen (56%). Knelpunten in de vergoeding met betrek-king tot de duur van de zitting van een half uur kwamen met name voor bij cliënten van 0-5 jaar (34%), bij cliënten met afasie (34%) en bij cliënten met problemen met vloeiend-

Page 31: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 31

heid/ritme van spreken (32%). De meest genoemde cliëntencategorieën waarbij logo-pedisten hebben aangegeven geen knelpunten in de vergoeding te ervaren zijn senso-motorische stoornissen (41%), nasaliteit (47%), afwijkend mondgedrag (46%) en slikstoornissen (43%).

4.2.5 Knelpunten met betrekking tot de vergoedingen Aan de logopedisten is gevraagd of de huidige wijze van vergoedingen knelpunten op-levert (tabel 4.6). Tabel 4.6: Knelpunten met betrekking tot de vergoedingen bij logopedisten (n=204) PercentageGeen knelpunten 5Niet direct cliëntgebonden tijd onvoldoende vergoed 88Beperking duur van een zitting tot een half uur 57Beperking duur logopedisch onderzoek tot 1 uur 44Tarieven dekken kosten overhead onvoldoende 40Tarief voor een zitting te laag 24Reistoeslag bij een huisbezoek te laag 19Anders 17Ontbrekende waarden 2

Omdat meerdere antwoordalternatieven mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%.

Het knelpunt dat het meest ervaren wordt, is de onvoldoende vergoeding van de niet direct cliëntgebonden tijd, zoals bijvoorbeeld overleg, facturering en bij- en nascholing (88%). Meer dan de helft van de logopedisten ervaart de beperking van de gemiddelde duur van een zitting tot een half uur als knelpunt. Slechts 5% van alle respondenten er-vaart geen knelpunten met betrekking tot de vergoeding. Aan de logopedisten is gevraagd van welke mechanismen zij soms gebruik maken om de knelpunten te omzeilen. 61% antwoordt een zitting van 1 uur te declareren als twee zit-tingen van een half uur op verschillende dagen. Verder geeft bijna de helft van de logo-pedisten aan logopedisch onderzoek te declareren als behandeling indien daadwerkelijk behandeling volgt en ruim 40% zegt logopedisch onderzoek dat meer dan 1 uur in beslag neemt te declareren als logopedische behandeling.

Page 32: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

32 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

4.3 Wachtlijsten

4.3.1 Omvang wachtlijsten Nagegaan is of de logopedisten op dit moment een wachtlijst hebben en zo ja, hoelang de wachttijd bedraagt, wanneer de wachtlijst is ontstaan, wat de oorzaak is van de wachtlijst en wat het beleid is ten aanzien van de wachtlijst. In tabel 4.7 worden enkele wachtlijst-gegevens van de respondenten weergegeven. Tabel 4.7: Wachtlijstgegevens van de respondenten % respondenten met wachtlijst 62 (n=126)Gemiddeld aantal cliënten op wachtlijst 14,8 (2-60)Gemiddeld aantal weken wachttijd 10,0 (2-35) % respondenten zonder wachtlijst 37 % respondenten met wachttijd 2-4 weken 12 % respondenten met wachttijd 5-8 weken 21 % respondenten met wachttijd 9-13 weken 16 % respondenten met wachttijd 14-26 weken 10 % respondenten met wachttijd 27-35 weken 2 Onbekend 2

62% van de ondervraagde respondenten (n=126) heeft op dit moment een wachtlijst voor logopedie. De meeste wachtlijsten zijn in 2001 of 2002 ontstaan (57 respondenten). Bij 10 respondenten dateert de wachtlijst uit 1997, van 27 respondenten is het ontstaan van de wachtlijst onbekend en het ontstaan van de wachtlijsten van de overige respondenten dateert tussen 1980 en 2000. Het aantal cliënten dat op een wachtlijst staat varieert van 2 tot 60 cliënten, het gemiddeld aantal wachtende cliënten bij logopedisten met een wachtlijst is 14,8. De gemiddelde wachttijd bij logopedisten met een wachtlijst is 10 weken; 27 logopedisten (13%) hebben een wachtlijst voor meer dan 20 cliënten. Een derde van de cliënten moet 1 tot 2 maanden wachten voor een eerste afspraak met de logopedist; een kwart van de cliënten wacht meer dan twee maanden, maar wordt wel binnen een half jaar voor het eerst door de logopedist gezien.

4.3.2 Oorzaken wachtlijsten In de volgende tabel staat een overzicht van mogelijke oorzaken voor de wachtlijsten. De respondenten konden meerdere antwoorden aangeven.

Page 33: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 33

Tabel 4.8: Oorzaken wachtlijsten (n=126) PercentageToegenomen aantal cliënten 71Problemen met het vinden van nieuwe logopedisten 43Fluctuerende toestroom van cliënten 41Urgente cliënten die voorrang krijgen 36(Te) beperkte contractomvang 25Weinig/geen andere logopedisten met hetzelfde specialisme in mijn regio 20Te beperkte formatie voor logopedie 14Ziekte van logopedisten 10Anders 33

Omdat meerdere antwoordalternatieven mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%. De belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van de wachtlijsten is het toegenomen aantal cliënten. Verder worden problemen met het vinden van nieuwe logopedisten, fluctueren-de toestroom van cliënten en het feit dat urgente cliënten voorrang krijgen vaak aange-geven als oorzaak voor het ontstaan van wachtlijsten. Oorzaken die genoemd worden in de categorie ‘anders’ zijn onder andere het wegvallen van schoollogopedie, de eigen be-perking van de beschikbare werktijd en de complexiteit van stoornissen waardoor patiën-ten langer onder behandeling blijven. In tabel 4.9 staat een overzicht van personen of instanties die verantwoordelijk gehouden worden voor het ontstaan van de wachtlijsten. Respondenten konden meerdere antwoord-mogelijkheden aangeven. Tabel 4.9: Verantwoordelijken voor wachtlijsten bij logopedisten (n=126) PercentageNiemand in het bijzonder 33Ziekenfonds(en) 30De logopedisten 14Verwijsbeleid huisarts 0Anders 41

Omdat meerdere antwoordalternatieven mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%. Door eenderde van de logopedisten wordt niemand in het bijzonder aangewezen als ver-antwoordelijke voor de wachtlijsten; bijna eenderde van de logopedisten geeft aan het ziekenfonds als verantwoordelijke te zien. Onder ‘andere’ verantwoordelijken voor de wachtlijsten bij logopedisten wordt veelvuldig het sluiten van twee opleidingen in de Randstad aangegeven. Ook wordt vaak de GGD aangewezen als verantwoordelijke omdat

Page 34: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

34 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

zij de screening op scholen onvoldoende spreiden waardoor veel aanmeldingen tege-lijkertijd komen.

4.3.3 Beleid naar aanleiding van de wachtlijst Aan de logopedisten is gevraagd welke inspanningen gedaan worden om de wachtlijsten te verminderen (tabel 4.10) Tabel 4.10: Inspanningen om de wachtlijst te verminderen bij logopedisten (n=126) PercentageVerwijzen van cliënten naar andere logopedist 64Aannemen nieuwe logopedisten/uitbreiden van de formatie 38Uitbreiding van de contracten/volume met ziekenfonds 21Geen inspanningen 8Anders 33

Omdat meerdere antwoordalternatieven mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%. De belangrijkste inspanning om de wachtlijst te verminderen is het verwijzen van cliënten naar een andere logopedist (64%). Meer dan eenderde van de respondenten geeft aan dat er nieuwe logopedisten worden aangenomen om de wachtlijst te verminderen. 8% van de respondenten levert geen extra inspanning. Andere inspanningen die worden genoemd zijn onder andere langer gaan werken en zoeken naar een collega, hoewel dit vaak niet lukt. Aan alle logopedisten, dus ook de logopedisten die aan hebben gegeven op dit moment geen wachtlijst te hebben, is gevraagd of er een beleid is ten aanzien van urgente geval-len. Van de 204 logopedisten heeft 87% geantwoord dat urgente gevallen voorrang krij-gen, 36% geeft aan dat urgente gevallen worden doorverwezen naar een andere vrijgeves-tigde logopedist en 4% dat urgente gevallen worden doorverwezen naar een zorginstel-ling. Eveneens 4% van de logopedisten zegt geen beleid te hebben ten aanzien van urgen-te gevallen.

4.4 Samenwerking Aan de logopedisten is gevraagd van welke verwijzer(s) zij cliënten verwezen krijgen. De verwijzers die door meer dan de helft van de logopedisten worden aangegeven zijn: huis-arts (97%, gem. 70 cliënten per jaar), KNO-arts (94%, gem. 15 cliënten per jaar), audio-logisch centrum (70%, gem. 6 cliënten per jaar), kinderarts (68%, gem. 4 cliënten per jaar), neuroloog (63%, gem. 6 cliënten per jaar) en de tandarts (52%, gem. 4 cliënten per jaar).

Page 35: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 35

In deze paragraaf wordt verder in algemene zin beschreven met welke andere disciplines wordt samengewerkt ten behoeve van de extramurale logopedie en waar de samen-werking uit bestaat. Uit tabel 4.11 blijkt dat logopedisten met een groot aantal andere partijen ten behoeve van de extramurale logopedie samenwerken. De meeste logopedisten werken samen met andere logopedisten (90%) en met scholen (90%). Ook wordt er veel samengewerkt met huisartsen (82%), schoolbegeleidingsdiensten (79%), met audiologische centra (73%) en fysiotherapeuten (66%). Tabel 4.11: Samenwerking met andere partijen door logopedisten (n=204) PercentageGeen partijen, er wordt niet samengewerkt 2Logopedisten 90School/scholen 90Huisarts(en) 82Schoolbegeleidingsdienst(en) 79Audiologisch(e) centrum/centra 73Fysiotherapeut(en) 66Orthopedagoog/orthopedagogen 47Tandarts-specialist(en) 43Psycholoog/psychologen 36Pedologisch(e) instituut/instituten 20Oefentherapeut(en) Cesar en/of Mensendieck 20Diëtist(en) 17Ergotherapeut(en) 14Bedrijfsarts(en) 8Anders 35

Omdat meerdere antwoordalternatieven mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%. De aard van de samenwerking met betrekking tot extramurale logopedie staat weerge-geven in tabel 4.12. Deze vraag is alleen ingevuld door logopedisten die hebben aange-geven samen te werken met andere partijen (n=199).

Page 36: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

36 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Tabel 4.12: Aard van de samenwerking met andere partijen (n=199) PercentageAfstemming van de behandeling 96Advisering aan andere zorgverleners 73Advisering aan collega’s 66Afstemming van de verwijzing 58Uitbesteding van logopedie bij urgente gevallen 42Anders 22

Omdat meerdere antwoordalternatieven mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%. De samenwerking met andere partijen bestaat uit meerdere aspecten, zoals afstemming van de behandeling, advisering aan andere zorgverleners en aan collega’s. 62% van de logopedisten geeft aan dat de samenwerking voornamelijk plaatsvindt bij bepaalde cliëntcategorieën. Enkele voorbeelden van cliëntcategorieën, met tussen haakjes de samenwerkingspartners, zijn: kinderen (audiologische centra, scholen / schoolbegelei-dingsdiensten, fysiotherapeuten, huisartsen), cliënten met afwijkend mondgedrag of slik-stoornissen (tandartsen, orthodontisten, diëtisten), cliënten met stemproblemen (KNO-artsen) en cliënten met afasie/dysarthrie (ergotherapeuten, fysiotherapeuten, verpleeg-huizen).

4.5 Behandeling van kinderen Tot slot zijn er in de vragenlijst enkele vragen gesteld over het behandelen van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen of kinderen met lees- en/of schrijfproblemen. 95% van de logopedisten geeft aan wel eens kinderen met taalontwikkelingsstoornissen te behan-delen. Zij behandelen gemiddeld circa 38,4 cliënten per jaar. Gemiddeld circa 23,3 van deze cliënten zijn eerst gescreend door een schoollogopedist. Eénenvijftig procent van de logopedisten (n=104) heeft aangegeven kinderen met lees- en/of schrijfproblemen te behandelen; het gaat hierbij om gemiddeld circa 8,6 cliënten per jaar. Hierbij hebben 69 logopedisten aangegeven dat ze kinderen met dyslexie behan-delen; 59 van deze logopedisten hebben aangegeven gemiddeld circa 6,0 cliënten met dyslexie per jaar te behandelen. 65 logopedisten hebben aangegeven dat ze kinderen met een aan dyslexie verwante stoornis behandelen. Van deze logopedisten hebben 51 aan-gegeven hoeveel kinderen zij gemiddeld per jaar behandelen met een aan dyslexie ver-wante stoornis; hierbij gaat het om gemiddeld circa 4,5 kinderen per jaar. Gemiddeld circa 1,7 cliënten met de stoornis dyslexie zijn eerst gescreend door een schoollogopedist, 2,4 cliënten met een aan dyslexie verwante stoornis en eveneens 2,4 cliënten met andere lees- en/of schrijfproblemen.

Page 37: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 37

Aan de logopedisten is gevraagd wie het initiatief neemt voor de behandeling van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen, lees- en/of schrijfproblemen. In de volgende tabel worden de antwoorden op deze vraag op een rijtje gezet. Tabel 4.13: Initiatiefnemers voor de behandeling van kinderen met taalontwikkelings-

stoornissen, lees- en/of schrijfproblemen (n=204) PercentageOuders 32 School 30 Logopedist die screent in het onderwijs 30 Huisarts 16 Schoolbegeleidingsdienst 15 Pedologisch instituut 0,5Anders 12 Niet van toepassing 1

Omdat meerdere antwoordalternatieven mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%. Het behandelen van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen, lees- en/of schrijfproble-men gebeurt in veel gevallen op initiatief van de ouders (32%), de school (30%) en de logopedist die screent in het onderwijs (30%). Tot slot is er gevraagd of de logopedisten knelpunten ervaren in de behandeling van cliënten met dyslexie. 59% van alle logopedisten ervaart knelpunten in de behandeling van cliënten met dyslexie. 42% van alle logopedisten heeft aangegeven de vergoeding een knelpunt te vinden in de behandeling van cliënten met dyslexie; 24% van de logopedisten heeft knelpunten in de categorie ‘anders’ aangegeven, bijvoorbeeld de tijdsduur van de behandeling van cliënten met dyslexie en de formulering van het probleem door de huis-arts.

Page 38: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

38 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Page 39: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 39

5 Het logopedische zorgproces In dit hoofdstuk staat de samenstelling van de cliëntenpopulatie en de omvang van de extramurale logopedische zorg centraal. Voor de beschrijving hiervan is gebruik gemaakt van de gegevens afkomstig uit de door extramuraal werkzame logopedisten ingevulde registratieformulieren. De registratieformulieren hebben betrekking op cliënten bij wie de behandeling in de twee maanden voorafgaande aan de registratieperiode is afgerond. Allereerst zullen algemene cliëntkarakteristieken worden weergegeven over cliënten van logopedisten die werkzaam zijn in de extramurale logopedie. Paragraaf 5.2 gaat in op de verwijsgegevens van cliënten, waarbij behalve naar de verwijzer tevens wordt ingegaan op het aandeel kinderen dat is doorverwezen na screening in het basisonderwijs. In para-graaf 5.3 wordt aandacht besteed aan de verwijsdiagnose. De logopedische diagnose komt aan de orde in paragraaf 5.4. Paragraaf 5.5 gaat in op de aansluiting van de logopedische diagnose op de verwijsdiagnose. In de laatste paragraaf worden cijfers gepresenteerd over de omvang en de totale duur van de logopedische behandeling.

5.1 Algemene cliëntkarakteristieken Aan de hand van de gegevens afkomstig uit de registratieformulieren kan een globale schets worden gegeven van cliënten die worden behandeld door extramuraal werkzame logopedisten. In totaal zijn er door 186 logopedisten 1282 registratieformulieren gere-tourneerd. Tabel 5.1 bevat informatie over het geslacht, de leeftijd, de verzekeringsvorm, het opleidingsniveau en de moedertaal van extramurale logopedie-cliënten.

Page 40: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

40 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Tabel 5.1: Algemene cliëntkarakteristieken Totaal (n=1282) n %Geslacht Man 715 55,8Vrouw 560 43,7Onbekend 8 ,5

Leeftijdscategorieën 0 - 6 jaar 504 39,37 -11 jaar 306 23,912 -18 jaar 86 6,719 - 50 jaar 212 16,5>50 jaar 158 12,3Onbekend 16 1,2

Verzekering Ziekenfonds 749 58,4Particulier 512 39,9Geen 2 ,2Onbekend 20 1,5

Opleidingsniveau (nog) geen 217 16,9Basisonderwijs 614 47,9Speciaal onderwijs 28 2,2Regulier voortgezet/middelbaar onderwijs 155 12,1Voortgezet speciaal onderwijs 9 ,7HBO/ universiteit 158 12,3Anders 21 1,6Onbekend 80 6,3

Moedertaal Nederlands 1.134 88,5Anders 146 11,4Onbekend 3 ,2

Uit de tabel blijkt dat 55,8% van de cliënten van extramuraal werkzame logopedisten van het mannelijk geslacht is. De gemiddelde leeftijd van de cliënten is 19,1 jaar (SD21,6). Er worden zowel kinderen als volwassenen behandeld; de leeftijd varieert van 0 tot 101 jaar. Het merendeel van de cliënten is echter jonger dan 12 jaar; 12,3% van de cliënten is ouder dan 50 jaar. Het aandeel jongens (65,9%) in de leeftijdscategorie jonger dan 12 jaar is groter dan het aandeel meisjes (33,6%). Van het totaal aantal cliënten is 58,4% zieken-fondsverzekerd; 39,9% heeft een particuliere verzekering. Als wordt gekeken naar het opleidingsniveau van de cliënten van wie de behandeling is geregistreerd blijkt het in 47,9% van de gevallen te gaan om basisonderwijs als hoogst voltooide of huidige oplei-ding. Bij 217 cliënten (16,9%) is aangegeven dat ze (nog) geen opleiding volgen of heb-

Page 41: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 41

ben voltooid. Op één cliënt na zijn van deze groep (n=831) alle cliënten jonger dan 14 jaar. In 11,4% van alle gevallen gaat het om behandeling van cliënten met een andere taal dan het Nederlands als moedertaal; van deze cliënten blijkt 79,0% jonger dan 12 jaar te zijn.

5.2 Verwijsgegevens

5.2.1 Verwijzer De verwijzing naar extramurale logopedie kan via verschillende kanalen verlopen. Tabel 5.2 laat zien dat in de meeste gevallen (66,1%) de cliënt door de huisarts wordt verwezen naar de logopedist, gevolgd door de KNO-arts met 13,8%. De andere verwijzers, zoals tandarts/specialist, orthodontist en kinderarts, worden in minder dan 4% van de gevallen genoemd; 33 cliënten (2,6%) kwamen zonder verwijzing terecht bij de logopedist. Bij 113 cliënten (8,8%) was er sprake van een verwijzer in de categorie ‘anders’; binnen deze categorie werd in de helft van de gevallen een leerkracht of met de school verbonden logopedist genoemd. Andere binnen deze categorie genoemde verwijzers zijn: consultatiebureauarts, foniater, GGD en schisis-team. Tabel 5.2: Verwijzer Totaal (n=1282) n %Huisarts 847 66,1KNO-arts 177 13,8Tandarts/specialist 14 1,1Orthodontist 35 2,7Neuroloog 40 3,1Revalidatie-arts 11 ,9Kinderarts 43 3,4Audiologisch centrum 22 1,7Jeugdarts 11 ,9Anders 115 9,0Geen verwijzer 33 2,6

* Omdat meerdere verwijzers per cliënt mogelijk zijn telt het totaal op tot meer dan 100%.

5.2.2 Screening in basisonderwijs Aan een deel van de aanvragen voor logopedie is een screening in het basisonderwijs voorafgegaan. Van alle cliënten heeft 28,2% een dergelijk screeningsonderzoek in het lager onderwijs ondergaan. Van deze cliënten (n=361) was in 86,7% de huisarts een van de verwijzers naar de logopedist. In 3% van de gevallen werd de KNO-arts als verwijzer

Page 42: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

42 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

vermeld en 8 cliënten kwamen, na de screening, zonder verwijzing bij de logopedist. Van de cliënten die een screening hebben ondergaan (n=361) bevindt 97,0% zich in de basis-schoolleeftijd (12 jaar of jonger).

5.3 Verwijsdiagnose In het registratieformulier is de logopedisten gevraagd de verwijsdiagnose van de cliënt op te nemen. Het ging hierbij om de letterlijke verwijsdiagnose zoals deze is omschreven door de verwijzer. Deze verwijsdiagnoses zijn, door de onderzoekers, omgezet in een ICPC-code.6 De ICPC is een classificatie-systeem van aandoeningen, gericht op de eerstelijnsgezondheidszorg (Lamberts et al., 1987). De variëteit in verwijsdiagnoses is groot; voor de overzichtelijkheid van de tabel is ervoor gekozen alleen de diagnoses die bij 5 of meer cliënten voorkomt te presenteren.7 Verwijsdiagnoses die bij minder dan 5 cliënten voorkomen zijn samengevoegd in de categorie ‘overige diagnoses’. In de meeste gevallen is gecodeerd naar de hoofdcategorie; in een aantal gevallen is een uitsplitsing gemaakt naar subcategorieën. Uit tabel 5.3 blijkt dat het in de meeste gevallen gaat om een specifiek leerprobleem waarmee de cliënt wordt verwezen naar de logopedist. Wanneer de specifieke leerpro-blemen worden uitgesplitst naar subcategorieën blijkt het merendeel te zijn verwezen met een specifieke taal/ spraakontwikkelingsstoornis. Bij 7 cliënten was de verwijsdiagnose dyslexie. Naast specifieke leerproblemen betreft bij 26,4% van de cliënten de verwijs-diagnose een spraak/fonatiestoornis; in 17,2% van de gevallen is symptomen/klachten stem de verwijsdiagnose. De overige verwijsdiagnoses komen in minder dan 10% van de gevallen voor. Het komt ook voor dat de verwijzer geen verwijsdiagnose aangeeft (4,2%) of dat de verwijzing niet codeerbaar is met behulp van een ICPC-code (6,6%).8 Bij twee cliënten is er geen verwijsdiagnose omdat de cliënt op eigen initiatief naar de logopedist is gegaan.

6 Voor een overzicht van de letterlijke verwijsdiagnoses en de bijbehorende ICPC-codes wordt verwezen

naar bijlage 4. Bij het coderen is, in geval van twijfel, een deskundige op het gebied van ICPC-codering geraadpleegd.

7 Voor een compleet overzicht van de vermelde verwijsdiagnoses (als ICPC-codes) wordt verwezen naar bijlage 5.

8 Verwijsdiagnoses die niet leesbaar bleken, of waar ‘logopedie’ dan wel ‘medisch noodzakelijk’ was ge-noteerd zijn meegenomen als niet codeerbare verwijsdiagnoses.

Page 43: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 43

Tabel 5.3: Verwijsdiagnoses (ICPC-codes)** Totaal (n=1282) n %Specifiek leerprobleem (P24) 29,9 - Dyslexie (P24.01) 0,5 - Specifieke taal/spraakontwikkelingsstoornis (P24.02) 21,9 - Motorische ontwikkelingsstoornis (P24.03) 7,2Spraak/fonatie stoornis (N19) 26,4 Symptomen/klachten stem (R23) 17,2 Stamelen/stotteren/tics (P10) 7,5 - Stamelen/stotteren (P10.01) 7,4Sympt./klacht.mond/tong/lippen (D20) 6,0 Slikproblemen (D21) 4,7 Snurkende ademhaling (R04) 3,0 Cerebrovasculair Accident (CVA) (K90) 3,0 Andere ziekten tr. respiratorius (R99) 2,4 - Stembandpoliep/stembandknobbeltjes (R99.03) 2,3Hyperventilatie (R98) 2,2 Sympt./klacht.tanden/tandvlees (D19) 2,1 Symptomen/klachten keel (R21) 1,6 Eetproblemen bij kind (P11) 1,6 Gehoorklachten [ex.H84-86] (H02) 1,3 Doofheid (alle graden) neg. (H86) ,9 Parkinsonisme/ziekt van Parkinson (N87) ,6 Aangeboren afwijking spijsvert.org. (D81) ,5 - Sluitingsdefect lip/kaak/verhemelte (D81.01) ,5Hoesten (R05) ,4 Overige diagnoses 5,3 Niet codeerbaar 6,6Niet aangegeven door verwijzer 4,2Op eigen initiatief ,2Niet beantwoord 2,3

* Omdat meerdere diagnoses per cliënt mogelijk zijn telt het totaal op tot meer dan 100%.

** Een aantal diagnoses is niet ondergebracht in één van de subcategorieën maar valt wel onder de hoofdcategorie;

dientengevolge telt het totaal van de subcategorieën niet op tot het totaal van de hoofdcategorie.

5.4 Logopedische diagnose Naast de door de verwijzer vermelde verwijsdiagnose wordt bij aanvang van de behan-deling ook door de logopedist een diagnose gesteld: de logopedische diagnose. De logo-pedische diagnose kan worden onderverdeeld in stoornissen, beperkingen en handicaps, welke in deze paragraaf achtereenvolgens besproken zullen worden. Tevens zal gekeken worden naar de prioriteiten die de logopedisten stellen ten aanzien van de gestelde

Page 44: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

44 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

diagnoses op stoornis- en beperkingenniveau. Tot slot zal gekeken worden naar de logo-pedische diagnoses die zijn gesteld bij cliënten die zijn gescreend in het basisonderwijs, waarbij de nadruk ligt op taalontwikkelingsstoornissen en dyslexie.

5.4.1 Logopedische diagnose - stoornissen De stoornissen waarop de logopedische diagnose betrekking heeft zijn weergegeven in tabel 5.4. De logopedist kon per cliënt maximaal drie stoornissen aangeven; gemiddeld zijn er twee stoornissen per cliënt aangegeven. De hoofdcategorieën articulatiestoornissen en stemstoornissen zijn het meest frequent vastgesteld; zij komen bij respectievelijk 45,2 en 34,9% van de cliënten voor. Taal-stoornissen en afwijkend mondgedrag/ stoornissen in (senso-) motoriek volgen met res-pectievelijk 28,9 en 28,0%. In 3,3% van de gevallen is er sprake van dyslexie. Bij cliën-ten gediagnosticeerd met een taalstoornis (n=371) betreft het in 87,1% van de gevallen een taalontwikkelingsstoornis. De logopedisten is gevraagd de aangegeven stoornissen in volgorde van belangrijkheid te zetten. Voor het weergeven van de resultaten zijn de stoornissen teruggebracht tot de hoofdcategorieën. Het blijkt dat als eerste prioriteit articulatiestoornissen het meest voor-komen (25,9%), gevolgd door taalstoornissen (20,1%) en stemstoornissen (20,0%). Ook als tweede en derde prioriteit worden articulatiestoornissen het frequentst aangegeven; in respectievelijk 14,3 en 4,2% van de gevallen. Bij de cliënten waarbij articulatiestoor-nissen als tweede prioriteit worden genoemd (n=183) wordt in 45,4% een taalstoornis en in 32,8% afwijkend mondgedrag of stoornis in de (senso-)motoriek belangrijker gevon-den.

Page 45: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 45

Tabel 5.4: Logopedische diagnose - stoornissen Totaal (n=1282) n %

HOORSTOORNIS EN STOORNIS IN AUDITIEVE FUNCTIES 114 8,9Stoornis in de gehoorfunctie 13 1,0Stoornis in de geluidswaarneming (toonaudiometrie) 7 ,5Stoornis in het spraakverstaand (spraakaudiometrie) 4 ,3Stoornissen in de auditieve functies 79 6,2Stoornis in het waarnemen van (verschillen in): toonhoogte, luidheid, geluidsrichting, 4 ,3Andere hoorstoornis en stoornis in auditieve functies 7 ,5STEMSTOORNIS 447 34,9Stoornis in de stemproductie 208 16,2Stoornis in de stemkwaliteit 113 8,8Foutieve spreekademing 120 9,4Andere stemstoornis 6 ,5TAALSTOORNIS 371 28,9Taalontwikkelingsstoornis 323 25,2Afasie 35 2,7Andere taalstoornis 13 1,0LEES- EN/OF SCHRIJFPROBLEEM 79 6,2Stoornis in het lezen (dyslexie) 42 3,3Stoornis in het schrijven (dysorthografie) 29 2,3Andere leerproblemen 8 ,6

ARTICULATIESTOORNIS 578 45,2Articulatiestoornis 494 38,5Dysartrie 39 3,0Andere articulatiestoornis 45 3,5NASALITEIT 25 2,0Hypernasaliteit 19 1,5Hyponasaliteit 6 ,5Andere nasaliteit - -STOORNIS IN VLOEIENDHEID EN RITME VAN SPREKEN 195 15,2Stotteren 117 9,1Broddelen 28 2,2Inadequaat spreektempo 38 3,0Andere stoornis in de vloeiendheid en het ritme van spreken 12 ,9AFWIJKEND MONDGEDRAG/ STOORNIS IN (SENSO-) MOTORIEK 358 28,0Afwijkend mondgedrag 219 17,1Slikstoornis 90 7,0Stoornis in de (senso-) motoriek 49 3,8OVERIGE STOORNISSEN 115 9,0Hyperventilatie 37 2,9Cognitieve en psychische stoornis 29 2,3Stoornis in de lichaamshouding 16 1,2Andere stoornis (van belang bij logopedisch handelen) 33 2,6Niet beantwoord 2 ,2

* Omdat meerdere stoornissen per cliënt mogelijk zijn telt het totaal op tot meer dan 100%.

Page 46: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

46 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

5.4.2 Logopedische diagnose - beperkingen Een overzicht van de geconstateerde beperkingen wordt gepresenteerd in tabel 5.5. Ge-middeld zijn er twee beperkingen per cliënt aangegeven; maximaal konden er drie wor-den aangegeven. Tabel 5.5: Logopedische diagnose - beperkingen Totaal (n=1282) n %GEEN BEPERKING 159 12,4BEPERKINGEN IN HET BEGRIJPEN VAN COMMUNICATIEVE UITINGEN 257 20,0 Gesproken uitingen 215 16,8 Schriftelijke uitingen 37 2,9 Non-verbale uitingen 3 ,2 Overige 2 ,2BEPERKINGEN IN HET ZICH COMMUNICATIEF UITEN 966 75,4 Gesproken uitingen 894 69,7 Schriftelijke uitingen 61 4,8 Non-verbale uitingen 6 ,5 Overige 5 ,4BEPERKINGEN IN DEELNAME AAN DE COMMUNICATIEVE INTERACTIE 462 36,0BEPERKINGEN IN HET ETEN EN DRINKEN 92

ANDERE BEPERKINGEN 97 7,6ONBEKEND 2 ,2Niet beantwoord 19 1,5

* Omdat meerdere beperkingen per cliënt mogelijk zijn telt het totaal op tot meer dan 100%. Beperkingen doen zich voornamelijk voor in het zich communicatief uiten (75,4%). Be-perkingen in deelname aan de communicatieve interactie (36,0%) en in het begrijpen van communicatieve uitingen (20,0%) komen minder vaak voor. Een beperking in het eten en drinken is bij 7,2% van de cliënten vastgesteld. Bij 159 cliënten is er geen sprake van een beperking. Beperkingen in het zich communicatief uiten in de zin van spreken komt niet alleen bij een groot aantal cliënten voor maar wordt in 45,4% van de gevallen ook aangemerkt als eerste prioriteit. Daarnaast wordt in 17,6% van de gevallen deelname aan de communica-tieve interactie als belangrijkste gezien. De andere beperkingen worden elk in minder dan 10% van de gevallen als meest belangrijke gekenmerkt.

Page 47: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 47

5.4.3 Logopedische diagnose - handicaps De handicaps waarop de logopedische diagnose betrekking heeft zijn weergegeven in tabel 5.6. Tabel 5.6: Logopedische diagnose - handicaps Totaal (n=1282) n %Geen handicap 305 23,8Handicap in beroep/ dagelijkse bezigheden 493 38,5Handicap in sociale integratie binnen familie/ gezin 123 9,6Handicap in sociale integratie buiten familie/ gezin 382 29,8Onbekend 36 2,8Niet beantwoord 23 1,8

* Omdat meerdere handicaps per cliënt mogelijk zijn telt het totaal op tot meer dan 100%. Bij bijna een kwart van de cliënten blijkt er geen sprake te zijn van een handicap. Hoewel er meer dan een handicap per cliënt kon worden aangegeven, is er bij 95% van de cliënten niet meer dan één handicap aangegeven. De meest voorkomende handicap is een handi-cap in beroep of de dagelijkse bezigheden, gevolgd door een handicap in de sociale inte-gratie buiten familie/gezin.

5.4.4 Screening in het basisonderwijs en logopedische diagnose Een deel van de logopediebehandelingen volgen na screeningsonderzoek in het basis-onderwijs; deze screening vindt doorgaans plaats bij 4-5 jarigen. In paragraaf 5.2.2 is vermeld dat 28.2% van de cliënten een dergelijke screening heeft ondergaan; dit betreft 361 cliënten. Nagegaan is wat de belangrijkste logopedische diagnoses zijn die bij deze cliënten zijn vastgesteld. Omdat meerdere logopedische diagnoses mogelijk zijn is als uitgangspunt voor de tabel de diagnose die prioriteit heeft bij de behandeling genomen. Deze prioriteit is bekend voor 357 cliënten (tabel 5.7).

Page 48: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

48 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Tabel 5.7: Logopedische diagnoses bij cliënten die gescreend zijn in het onderwijs (n=357)

Logopedische diagnose1 % Articulatiestoornis 39.6 Taalstoornis 24.1 Afwijkend mondgedrag/stoornis in de (senso)motoriek 12.7 Stoornis in de vloeiendheid en ritme van het spreken 8.9 Stemstoornis 6.1 Hoorstoornis en stoornis in auditieve functies 4.4 Lees- en/of schrijfprobleem2 1.7 Nasaliteit 0.3 Overige stoornissen (van belang bij logopedisch handelen) 1.1

1 De logopedische diagnose die vermeld is in de tabel is de diagnose de prioriteit heeft bij de behandeling. 2 Inclusief dyslexie: bij vijf cliënten is de prioriteit dyslexie; totaal zijn er in deze groep ‘gescreenden’ 15 cliënten met

dyslexie. De grootste groep stoornissen waarmee cliënten die gescreend zijn bij de logopedist komen zijn articulatiestoornissen; ongeveer een kwart komt met een taal(ontwik-kelings)stoornis bij de logopedist. Slechts een gering percentage cliënten heeft als prioriteit een lees- en of schrijfprobleem; dit betreft 6 cliënten, waarvan er vijf de diagnose dyslexie hebben. Een gedetailleerde analyse van de gegevens laat zien dat dyslexie bij de totale groep gescreende cliënten 15 maal voorkomt; de diagnose wordt alleen bij een derde van deze groep als prioriteit aangemerkt.

5.5 Aansluiting logopedische diagnose op de verwijsdiagnose Onderzoeksvraag 3d betreft de mate waarin de logopedische diagnose aansluit op de ver-wijsdiagnose. Om deze vraag te beantwoorden is de volgende werkwijze gevolgd. Het aantal cliënten waarvan de verwijsdiagnose bekend is, is 1113. Van deze cliënten heeft een deel één verwijsdiagnose en een deel heeft twee of meer verwijsdiagnoses. Indien een cliënt meerdere verwijsdiagnoses heeft is het bepalen van de mate van aansluiting gecom-pliceerd. Op cliëntniveau zijn er zeer veel combinaties van beide diagnoses mogelijk, en komen in de praktijk ook voor. Indien er meerdere verwijsdiagnoses en logopedische diagnoses zijn kan er op cliëntniveau volledige aansluiting, geen aansluiting of gedeelte-lijke aansluiting zijn voor alle voorkomende verwijsdiagnoses. Het trekken van eenduidi-ge conclusies over de mate van aansluiting is dan vrijwel onmogelijk. Er is daarom voor gekozen om de mate van aansluiting te bepalen voor díe cliënten die slechts één verwijs-diagnose hebben; dit zijn 793 cliënten. In deze groep zijn 33 verschillende verwijsdiagno-ses aanwezig. Vervolgens zijn die cliënten geselecteerd met een verwijsdiagnose die be-

Page 49: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 49

hoort tot de tien meest voorkomende diagnoses; dit zijn 732 cases.9 10 Voor deze verwijs-diagnoses is vastgesteld welke logopedische diagnose of diagnoses aansluiten. De mate van aansluiting is vastgesteld op hoofdgroepniveau van de logopedische diagnose, bij-voorbeeld articulatiestoornissen of taalstoornissen. Per cliënt zijn meerdere logopedische diagnoses mogelijk: bij de 187 cliënten met de verwijsdiagnose spraak/fonatiestoornissen zijn bijvoorbeeld 318 logopedische diagnoses genoemd.11 In tabel 5.8 staat een overzicht van de top 10 van de meest voorkomende verwijsdiagno-ses, het aantal malen dat deze diagnose voorkomt, de logopedische diagnoses die bij deze verwijsdiagnoses gesteld zijn en het percentage logopedische diagnoses. In de tabel zijn de logopedische diagnoses die aansluiten met de verwijsdiagnose vet gedrukt. Logopedi-sche diagnoses die niet aansluiten bij de verwijsdiagnose maar die meer dan 10% van de diagnoses betreffen zijn eveneens opgenomen in de tabel. De overige, niet aansluitende diagnoses staan tussen haakjes. Uit tabel 5.8 (zie volgende pagina) blijkt dat de mate van aansluiting tussen de verwijs-diagnose en logopedische diagnose uiteenloopt van 42% bij specifieke taal / spraakont-wikkelingsstoornissen tot 90% bij stemstoornissen. Verwijsdiagnoses waarvoor een grote mate van aansluiting bestaat met de logopedische diagnose zijn, naast stemstoornissen, stamelen/stotteren en slikproblemen. Bij taal / spraakontwikkelingsstoornissen wordt door de verwijzer in ruim een kwart van de gevallen aangegeven dat het gaat om een articulatiestoornis. Ook symptomen en klachten van mond, tong en lippen worden vaak verwezen als articulatiestoornis. Logopedisten leggen hyperventilatiestoornissen in het Logopedie Informatie Systeem (LIS) vast onder de categorie ‘Overige stoornissen van belang bij het logopedisch handelen’. De mate van overeenstemming met de verwijs-diagnose is 63%. CVA is een verwijsdiagnose waarmee het aangrijpingspunt voor de logopedische behandeling onvoldoende is aangeduid; bij CVA is daarom geen mate van aansluiting vastgesteld.

9 Nagegaan is of de top tien van verwijsdiagnoses van de 793 cliënten afwijkt van de top 10 van alle 1113

cliënten. Er blijkt slechts één verschil te zijn: in de top 10 van alle cliënten komt R04: andere problemen ademhaling voor. Deze komt niet voor in de top 10 van de 793 cliënten met 1 verwijsdiagnose: in deze groep komt daar voor in de plaats R98: hyperventilatie. Omdat R04 blijkbaar vaak voorkomt in combi-natie met andere verwijsdiagnoses is er voor gekozen de top 10 van de 793 cliënten te gebruiken.

10 De selectie is 734 cases: twee cases uit deze groep hebben echter geen logopedische diagnose. 11 Aantal logopedische diagnoses per verwijsdiagnose: P24.02, n=342; N19, n=318; R23, n=252; P10.02,

n=93; P24.03, n=74; D21, n=46; D20, n=36; R99.03, n=32; R98, n=27; K90: 23.

Page 50: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

50 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Tabel 5.8: Verwijsdiagnose, aantal cliënten, logopedische diagnoses die bij deze cliën-ten gesteld zijn en percentage cliënten waarbij deze diagnose gesteld is. Vet-gedrukte logopedische diagnoses stemmen overeen met de betreffende ver-wijsdiagnose

Verwijsdiagnose Aantal

cliëntenLogopedische diagnose

Spraak/fonatiestoornis n=187 Articulatiestoornis 48%(N19) Stoornis in de vloeiendheid en ritme van het spreken 9% Nasaliteit 1% Afwijkend mondgedrag/stoornis in de (senso)motoriek 18% Taalstoornis 13% Overig (1, 2, 4, 9)* 12%

Specifieke taal/spraak- n=183 Taalstoornis 42%ontwikkelingsstoornis Articulatiestoornis 27%(P24.02) Lees- en/of schrijfprobleem 10% Overig (1, 2, 6, 7, 8, 9)* 21%

Symptomen/klachten stem n=150 Stemstoornis 90%(R23) Overig (1, 5, 6, 7, 8, 9)* 10%

Stamelen/stotteren n=76 Stoornis in de vloeiendheid en ritme van het spreken 89%(P10.01) Overig (1, 3, 5, 9)* 11%

Motorische ontwikkelings- n=43 Articulatiestoornis 57%stoornis Afwijkend mondgedrag/stoornis in de (senso)motoriek 19%(P24.03) Overig (1, 2, 3, 4, 7, 9)* 24%

Slikproblemen n=31 Afwijkend mondgedrag/stoornis in de (senso)motoriek 83%(D21) Articulatiestoornis 11% Overig (2, 6)* 6% Symptomen/klachten n=18 Afwijkend mondgedrag/stoornis in de (senso)motoriek 58%mond/tong/lippen Articulatiestoornis 22%(D20) Overig (2, 3, 7, 9)* 20% Hyperventilatie n=17 Overige stoornissen (van belang bij logop. handelen) 63%(R98) Stemstoornis 22% Stoornis in de vloeiendheid en ritme van het spreken 15%

Stembandpoliep/ n=16 Stemstoornis 78%stembandknobbels Overige stoornissen (van belang bij logopedisch handelen) 19%(R99.03) Overig (8)* 3% CVA n=11 Taalstoornis 44%(K90) Lees- en/of schrijfprobleem 22% Overig (1, 2, 5, 7, 8, 9)* 34%

* Hoofdgroepen van de logopedische diagnose: 1: Hoorstoornis en stoornis in auditieve functies, 2: Stemstoornis, 3: Taalstoornis, 4: Lees- en/of schrijfprobleem, 5:

Articulatiestoornis, 6: Nasaliteit, 7: Stoornis in de vloeiendheid en ritme van het spreken, 8: Afwijkend mondgedrag/ stoornis in de (senso-) motoriek, 9: Overige stoornissen (van belang bij logopedisch handelen).

Door afronding tellen percentages soms niet precies op tot 100%.

Page 51: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 51

5.6 Omvang en duur van de behandeling De logopedisten is gevraagd voor elke cliënt aan te geven uit hoeveel zittingen de totale behandeling bestond. Door middel van een frequentieverdeling wordt de omvang van de logopedische behandeling duidelijk gemaakt. Een logopedische behandeling van een patiënt omvat een aantal zittingen; in figuur 5.1 wordt een overzicht gegeven van het aantal zittingen per behandeling. Op de horizontale as staat het aantal zittingen per be-handeling, ingedeeld in categorieën van 5 zittingen: vijf zittingen betekent 1 tot en met 5 zittingen, 10 zittingen betekent 6 tot en met 10 zittingen. Patiënten met meer dan 80 zit-tingen zijn samengevoegd in één categorie. Op de verticale as staat het percentage patiën-ten. Figuur 5.1: Aantal zittingen per behandeling

Het aantal zittingen in de logopedische behandeling varieert van 1 tot 340 zittingen. Ge-middeld bestaat een behandeling uit 26 zittingen (SD 28,3). Er is sprake van een grote variatie in aantal zittingen met uitschieters naar boven. Omdat het hier echter een scheve verdeling betreft geeft de mediaan een betere indruk. De mediaan van het aantal zittingen is 17; dit betekent dat de helft van het aantal behandelingen bestaat uit 17 of minder dan 17 zittingen, de andere helft bestaat uit 17 of meer dan 17 zittingen. Bijna driekwart (74,2%) van de cliënten krijgt 30 of minder zittingen; 4.2% van de cliënten krijgt meer dan 80 zittingen.

aantal zittingen

>80,0080,00

75,0070,00

65,0060,00

55,0050,00

45,0040,00

35,0030,00

25,0020,00

15,0010,00

5,00

30

20

10

0

Page 52: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

52 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Tabel 5.9 geeft een overzicht van het gemiddelde aantal zittingen uitgesplitst naar cliën-tenkenmerken. Tabel 5.10 en 5.11 geven eenzelfde overzicht maar dan voor respectieve-lijk de logopedische- en de verwijsdiagnose. Voor alle tabellen geldt dat, vanwege de scheve verdeling de mediaan een betere indruk geeft dan het gemiddelde. Verschillen in aantal zittingen tussen de cliëntengroepen worden daarom besproken aan de hand van de mediaan. Het blijkt dat in bijna alle gevallen de mediaan lager ligt dan het gemiddelde; dit houdt in dat een aantal cliënten met een hoog aantal zittingen het gemiddelde omhoog trekt. De hoge standaarddeviaties geven een grote spreiding in aantallen zittingen aan. Tabel 5.9: Gemiddeld aantal zittingen per behandeling naar cliëntenkenmerken N Gemiddelde SD MediaanTotale groep 1.254 26,0 28,3 17

Geslacht Man 699 28,9 32,3 19Vrouw 549 22,5 21,6 16

Verzekeringsvorm Ziekenfonds 731 27,3 28,0 18Particulier 503 24,3 28,7 15

Moedertaal Nederlands 1.108 25,3 28,2 16,5Andere taal 144 32,1 28,0 23,5

Verwijzer Geen 33 20,4 22,0 12Huisarts 836 26,9 29,3 18KNO-arts 172 20,1 14,0 16Tandarts/specialist 13 13,9 7,3 14Orthodontist 34 11,3 7,5 9Neuroloog 40 20,2 17,5 14Revalidatiearts 11 47,3 40,5 38Kinderarts 42 34,6 42,8 21Audiologisch centrum 22 44,7 33,3 32Jeugdarts 9 44,8 36,0 26Anders 108 32,9 41,1 20

Leeftijd 0-6 jaar 492 27,7 26,0 19,57-11 jaar 297 30,6 35,3 2012-18 jaar 85 21,9 22,0 1519-50 jaar 209 20,2 23,3 14>50 jaar 155 19,7 20,9 12

Uit de tabel blijkt dat de mediaan voor wat betreft het aantal zittingen voor mannen (19) hoger ligt dan voor vrouwen (16). Tevens blijkt dat ziekenfondsverzekerden meer zit-tingen krijgen dan particulier verzekerden. Cliënten met een andere taal dan het Neder-lands als moedertaal worden met meer zittingen behandeld dan cliënten met Nederlands als moedertaal. Er blijkt een verschil in aantal zittingen tussen cliënten van verschillende verwijzers; cliënten verwezen door een revalidatiearts hebben het meeste aantal zittingen nodig, gevolgd door cliënten verwezen door het audiologisch centrum en de kinderarts. Er lijkt ook een verband te zijn tussen leeftijd en het aantal behandelingen: cliënten jonger dan 12 jaar worden langer behandeld dan cliënten van 12 jaar of ouder.

Page 53: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 53

Tabel 5.10: Gemiddeld aantal zittingen per behandeling naar logopedische diagnose N Gemiddelde SD MediaanStoornissen Hoorstoornis en stoornis in auditieve functies 104 44,5 41,3 32Stemstoornis 300 17,8 13,2 13Taalstoornis 363 43,9 38,7 35Lees en/of schrijfprobleem 58 38,1 34,0 34,5Articulatiestoornis 564 27,5 27,7 18Nasaliteit 23 35,7 33,2 21Stoornis vloeiendheid en ritme van het spreken 181 28,2 31,1 17Afw. mondgedrag/stoornis (senso-)motoriek 301 20,6 21,2 14Overige stoornissen 107 30,6 42,5 18

Beperkingen Geen beperkingen 154 13,9 10,1 11Begrijpen van uitingen 244 46,2 44,0 35Zich communicatief uiten 909 30,0 30,6 20Deelname aan communicatieve interactie 455 34,2 36,3 22Eten en drinken 91 17,3 19,6 10Andere beperkingen 95 17,0 16,1 12

Handicap Geen handicap 299 16,4 15,5 12Beroep/dagelijkse bezigheden 489 26,1 24,4 19Sociale integratie binnen familie 121 34,4 40,4 24Sociale integratie buiten familie 377 34,0 38,1 21

De variatie in aantal zittingen voor zowel stoornissen als beperkingen en handicaps is groot. Bij stoornissen valt op dat de mediaan voor taalstoornissen (35) en lees en/of schrijfproblemen (34,5) hoger ligt dan voor de andere stoornissen. Stemstoornissen en afwijkend mondgedrag/stoornissen in (senso-) motoriek worden behandeld met het laagste aantal zittingen; de mediaan ligt op respectievelijk 13 en 14 zittingen. Indien be-perkingen op het gebied van het begrijpen van communicatieve uitingen worden gecon-stateerd levert dit een hoger aantal zittingen op. Het zich communicatief uiten en het deel-nemen aan de communicatieve interactie levert ook een relatief hoog aantal zittingen op; cliënten met geen beperkingen, beperkingen in het eten en drinken of andere beperkingen worden behandeld met een lager aantal zittingen. Cliënten met een handicap op het ge-bied van sociale integratie zowel binnen als buiten de familie worden met meer zittingen behandeld dan cliënten die een handicap ervaren in hun beroep of dagelijkse bezigheden.

Page 54: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

54 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Tabel 5.11: Gemiddeld aantal zittingen per behandeling naar verwijsdiagnose N Gemiddelde SD MediaanVerwijsindicatie/onderliggende ziekten Spraak/fonatie stoornis 333 27,1 34,4 17Specifieke taal/spraakontwikkelingsstoornis 277 40,5 36,2 32Symptomen/klachten stem 213 17,3 10,3 14Stamelen/stotteren 95 27,1 25,5 19Motorische ontwikkelingsstoornis 91 27,9 22,3 22Sympt./klachten mond/tong/lippen 76 16,5 16,1 13Slikproblemen 59 13,1 10,8 11Cerebrovasc. accid. (CVA) 39 29,8 31,4 18Andere problemen ademhaling 38 17,2 13,6 11,5

* Omdat meerdere handicaps per cliënt mogelijk zijn telt het totaal op tot meer dan 100%. Bij de verwijsindicaties (tabel 5.11) springt het relatief hoge aantal zittingen voor cliënten die zijn verwezen met specifieke taal/spraakontwikkelingsstoornissen (32) eruit. Dit komt overeen met het hogere aantal zittingen voor taalstoornissen en lees- en/of schrijf-problemen op stoornis-niveau. Cliënten verwezen met een motorische ontwikkelings-stoornis hebben in de helft van de gevallen meer dan 22 zittingen nodig, cliënten ver-wezen met slikproblemen en problemen met de ademhaling hebben het minste aantal zit-tingen nodig. Om te onderzoeken welke cliënten veel zittingen nodig hebben, is gekeken bij hoeveel zittingen 75% van de cliënten behandeld wordt. Hierbij bleek dat bij 75% van de cliënten minder dan 32 zittingen nodig zijn. Een kwart heeft 32 of meer zittingen nodig. Tabel 5.12 laat de top 10 van verwijsdiagnoses zien voor de groep die 32 of meer zittingen nodig heeft, in vergelijking met de groep die minder dan 32 zittingen nodig heeft. Tabel 5.12: Top 10 verwijsdiagnoses voor cliënten met 32 of meer zittingen in ver-

gelijking met cliënten met minder dan 32 zittingen( in percentages) Verwijsdiagnose 32 of meer zittingen minder dan 32 zittingen (n=317) (n=937)Specifieke taal/spraakontwikkelingsstoornis (P24.02) 43,8 14,7Spraak/fonatiestoornis (N19) 24,9 27,1Motorische ontwikkelingsstoornis (P24.03) 9,8 6,4Stamelen/stotteren (P10.01) 8,8 7,2Symptomen/klachten stem (R23) 6,3 20,6CVA (K90) 3,5 3,0Gehoorklachten (ex H84-86) (H02) 2,8 0,9Symptomen/klachten mond/tong/lippen (D20) 2,5 7,3Stembandpoliep/stembandknobbeltjes (R99.03) 1,9 2,6Snurkende ademhaling (R04) 1,6 3,5

Page 55: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 55

Uit tabel 5.12 blijkt dat met name cliënten met specifieke taal/spraakontwikkelings-stoornissen 32 of meer zittingen nodig hebben, evenals cliënten met een spraak/fonatie-stoornis. Er is echter ook een grote groep cliënten met een spraak/fonatiestoornis die minder dan 32 zittingen nodig heeft. Motorische ontwikkelingsstoornissen, stamelen/stot-teren, CVA en gehoorklachten worden relatief vaker met 32 of meer zittingen behandeld. De gemiddelde leeftijd van beide groepen blijkt te verschillen; in de groep die 32 of meer zittingen nodig heeft is de gemiddelde leeftijd 14, terwijl de gemiddelde leeftijd in de groep die minder dan 32 zittingen nodig heeft 21 bedraagt. De logopedische behandelingen verschillen behalve in aantal zittingen ook in duur; het totaal aantal zittingen wordt niet in alle gevallen in gelijke mate gespreid in de tijd. Tabel 5.13 geeft een overzicht van de total behandelingsduur van de behandelingen in catego-rieën. Tabel 5.13: Behandelingsduur Totaal (n=1282) n %

≤ 2 maanden 144 11,2> 2 ≤ 4 maanden 272 21,2> 4 ≤ 6 maanden 217 16,9> 6 ≤ 8 maanden 155 12,1> 8 ≤ 10 maanden 85 6,6> 10 ≤ 12 maanden 65 5,1> 1 ≤ 2 jaar 225 17,6> 2 ≤ 3 jaar 56 4,4> 3 ≤ 4 jaar 15 1,2> 4 jaar 12 ,9Onbekend 36 2,8

Gemiddeld duurt een behandeling 281 dagen (SD 351,4); dit komt neer op ongeveer 9 maanden. Omdat het hier een scheve verdeling betreft geeft de mediaan een betere in-druk: deze is 181 dagen, wat zoveel als 6 maanden betekent. Tabel 5.13 laat zien dat bij 17,6% van de cliënten neemt de behandeling tussen de 1 en 2 jaar in beslag. Behandelin-gen van langer dan 2 jaar komt bij 6,5% van de cliënten voor. Behandelingen van cliënten met lees/schrijfproblemen en cliënten met taalstoornissen duren het langst; gemiddeld ongeveer een jaar. Gezien het hoge aantal zittingen van cliënten met deze stoornissen ligt dit in de lijn der verwachting.

Page 56: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

56 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Page 57: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 57

6 Ervaringen van zorgverzekeraars In dit hoofdstuk staat het contracteerbeleid van zorgverzekeraars centraal. Met behulp van schriftelijke vragenlijsten en telefonische interviews met inkoopmanagers van extramura-le logopedie zijn gegevens verzameld over het contracteerbeleid, de mogelijke knelpunten bij het inkopen en contracteren van extramurale logopedie, de omvang en de inhoud van de gecontracteerde zorg aan extramurale logopedie. Bij de tien deelnemende zorgver-zekeraars zijn ongeveer 4,8 miljoen ziekenfondsverzekerden verzekerd (dit is 47% van de in totaal ongeveer 10,3 miljoen ziekenfondsverzekerden). De tien zorgverzekeraars zijn onder te verdelen in zes grote zorgverzekeraars (meer dan 395.000 ziekenfondsver-zekerden) en vier kleine tot middelgrote zorgverzekeraars (minder dan 395.000 zieken-fondsverzekerden). In dit hoofdstuk zal allereerst een algemene beschrijving worden gegeven van de wijze waarop zorgverzekeraars contracten afsluiten met vrijgevestigde logopedisten. Ver-volgens worden de resultaten van de schriftelijke vragenlijsten en telefonische interviews beschreven.

6.1 Achtergrond Voor het verstrekken van extramurale logopedie in het kader van de Ziekenfondswet sluiten zorgverzekeraars contracten of overeenkomsten af met vrijgevestigde logopedis-ten. Uitgangspunt van deze contracten vormt de Uitkomst van Overleg (UvO) tussen Zorgverzekeraars Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. Deze UvO geldt als vaste/verplichte basis voor de individueel te sluiten overeenkomsten. De contracten bestaan uit een persoonsgebonden deel en een algemeen deel. In het per-soonsgebonden deel staan de gegevens van de zorgverzekeraar en de logopedist, de duur van de overeenkomst en de verwijzingen naar het algemene deel en eventuele bijlagen. Tevens vindt de ondertekening door beide partijen op dit deel plaats. In het algemene deel staan de inhoudelijke aspecten van het contract vermeld. Hierin staan 14 artikelen waar-aan de logopedist en de zorgverzekeraar zich dienen te houden. Tevens bevat dit deel twee bijlagen; bijlage 1 betreft de inrichtingseisen, in bijlage 2 (addendum) staan de voorwaarden met betrekking tot werknemers en dienen de namen van werknemers in-gevuld te worden. Hiernaast kunnen zorgverzekeraars nog eigen bepalingen toevoegen aan de overeenkomst. Zorgverzekeraars kunnen contracten met volume-afspraken afsluiten of zij kunnen het volume vrij laten.12 Als er contracten worden afgesloten met volume-afspraken, staat er vermeld hoeveel tijd de logopedisten maximaal aan hulp mogen verlenen voor de be-treffende zorgverzekeraar; bij contracten zonder volume-afspraken is er geen maximum. 12 Volume-afspraken kunnen gebruikt worden als mechanisme om de kosten te beheersen.

Page 58: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

58 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

6.2 Contracteerbeleid In het kader van de ziekenfondswet wordt logopedie volledig vergoed. Toch zijn er twee grote en twee kleine tot middelgrote zorgverzekeraars die logopedie in de aanvullende verzekering hebben. Door de aanvullende verzekering worden met name stottertherapieën vergoed. Vijf grote zorgverzekeraars en een kleinere zorgverzekeraar hebben aangegeven wel eens extramuraal werkende logopedisten te weigeren voor het afsluiten van een contract. De belangrijkste reden hiervoor is dat er al genoeg gecontracteerde logopedisten in de (sub)regio zijn. Daarbij komt het echter voor dat in een andere subregio van de zorg-verzekeraars wel ruimte is om zich te vestigen. Een andere reden voor het weigeren voor het afsluiten van contracten is dat de betreffende logopedisten niet voldoen aan de voor-waarden met betrekking tot inrichtingseisen en verslaglegging. Twee grote zorgverzekeraars hebben ook wel eens contracten beëindigd. Beide zorgver-zekeraars geven hierbij echter aan dat dit zelden voorkomt. De redenen voor het beëindi-gen van een contract waren het niet voldoen aan de kwaliteitseisen en het bereiken van een bepaalde leeftijd in combinatie met een zeer geringe productie. De meeste zorgverzekeraars hebben een kernregio waar het merendeel van de cliënten woont. Binnen de kernregio’s wordt door de meeste zorgverzekeraars een ander contrac-teerbeleid gevoerd dan daarbuiten. Bij een aantal zorgverzekeraars dienen logopedisten binnen de regio een contract aan te vragen, alvorens men een declaratie indient; buiten de regio wordt een contract aangeboden als men een declaratie indient. Negen zorgverzekeraars sluiten binnen de regio contracten met volume-afspraken of budget-afspraken af. Slechts twee zorgverzekeraars sluiten buiten de regio contracten met volume-afspraken af; het gaat hierbij in beide gevallen om een standaard aantal zittingen. Vijf zorgverzekeraars sluiten buiten de regio contracten zonder volume-afspraken af en drie zorgverzekeraars (waarvan één grote zorgverzekeraar) sluiten buiten de regio geen contracten af. Bij deze zorgverzekeraars wordt bij het vergoeden van declaraties veelal het contract van de betreffende regionale zorgverzekeraar gevolgd. Het volume wordt veelal bepaald op basis van de voorgaande jaren. Daarnaast wordt door een aantal zorgverzekeraars aangegeven ook rekening te houden met knelpunten, het aan-tal verzekerden, de behoefte en behandelgemiddelden. Bij het vaststellen van het volume wordt door enkele zorgverzekeraars rekening gehouden met de specialisatie van de logo-pedist of de cliëntenpopulatie. Andere zorgverzekeraars geven aan hier geen rekening mee te houden. Een zorgverzekeraar merkt hierbij op dat logopedie officieel geen specia-lisaties kent. Met uitzondering van één zorgverzekeraar geven de zorgverzekeraars aan dat het toege-kende volume wel eens wordt overschreden. Een zorgverzekeraar heeft aangegeven ge-bruik te maken van een zittingenleensysteem. Logopedisten kunnen hier ophoging van het volume krijgen. Ook wordt wel gezegd dat als binnen het mesovolume van de zorg-verzekeraar overschrijding plaatsvindt, dit wordt vergoed.

Page 59: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 59

In principe moet ophoging van het volume van te voren worden aangevraagd. Indien dit niet gebeurt, beoordelen de meeste zorgverzekeraars de situatie en als er goede redenen voor het overschrijden van het volume zijn, wordt ophoging toegekend. Er zijn ook enkele zorgverzekeraars die aangeven niet te vergoeden bij het overschrijden van het volume zonder dat dit van te voren is aangevraagd. Een zorgverzekeraar geeft aan dat hierbij wordt bekeken of een logopedist doelmatig is en dat afhankelijk van de doelmatig-heid binnen bepaalde marges vergoed wordt. Daarbij kan een doelmatige logopedist be-zwaar indienen als er niet vergoed is en alsnog vergoeding aanvragen. Twee grote zorgverzekeraars en een kleinere zorgverzekeraar hebben aangegeven de prestaties van logopedisten af te meten aan behandelgemiddelden. Een grote en een kleinere zorgverzekeraar zeggen dit soms te doen. Bij overschrijding van het behandel-gemiddelde wordt door een aantal zorgverzekeraars onderzocht of de logopedisten een goede verklaring hebben voor hun hoge behandelgemiddelde. Andere zorgverzekeraars geven aan nog geen beleid te hebben bij overschrijding van het behandelgemiddelde of afhankelijk van de mate van overschrijding wel of niet te vergoeden. Eén grote en twee kleinere zorgverzekeraars gebruiken ook nog andere methoden om de kosten te beheersen, zoals een beoordeling van de behandeling door een medisch adviseur en het ondersteunen van het kwaliteitsbeleid. Slechts één zorgverzekeraar heeft aangegeven extramurale logopedie die in het basis-onderwijs gegeven wordt te vergoeden, logopedische screening vanuit het onderwijs wordt niet vergoed. Deze zorgverzekeraar heeft met een aantal gemeenten en GGD’s afspraken gemaakt over de zorg die in het basisonderwijs geleverd en vergoed kan wor-den. Dit betreft curatieve logopedie, waarbij de eis gesteld wordt dat de screening uit-gevoerd moet worden door de GGD en dat de school iets aan preventie moet doen. Daar wordt ook op getoetst. Het tarief zoals dat is vastgesteld door het College Tarieven Gezondheidszorg is een maximum tarief. Door bijna alle deelnemende zorgverzekeraars wordt het maximum tarief gehanteerd voor een zitting extramurale logopedie en als toeslag voor een huis-bezoek. Eén zorgverzekeraar hanteert een lager tarief voor logopedie op scholen. De reden hiervoor is dat deze logopedisten geen praktijkkosten hebben en bepaalde tests niet uitvoeren. Het tarief voor schoollogopedie is hierdoor tien tot vijftien procent lager. De afspraken die hierover gemaakt zijn verschillen per gemeente. Vrijgevestigde logopedis-ten die een contract hebben met deze zorgverzekeraar krijgen het maximum tarief. Een andere zorgverzekeraar geeft aan te streven naar tariefdifferentiatie. Dit kan volgens deze zorgverzekeraar pas operationeel worden als de tarieven niet meer afhankelijk zijn van het maximum tarief. Daarbij geeft deze zorgverzekeraar aan dat logopedisten die bijvoor-beeld niet geheel voldoen aan de specifieke inrichtingseisen die de zorgverzekeraar stelt, een lager tarief krijgen.

Page 60: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

60 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

6.3 Inhoud van de contracten Door de zorgverzekeraars wordt met standaardcontracten gewerkt. Deze contracten zijn gebaseerd op de Uitkomst van Overleg (UvO) tussen Zorgverzekeraars Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. Een aantal zorgverzekeraars maakt daarnaast gebruik van eigen bijlagen waarin aanvullende eisen worden genoemd. Drie zorgverzekeraars hebben hierbij cliëntcategorieën en/of stoornissen vermeld die uitge-sloten zijn van extramurale logopedie, zoals bijvoorbeeld dyslexie en tweede taalproble-matiek. Vier zorgverzekeraars hebben een minimum aantal zittingen per week of jaar op-genomen in het contract. Een zorgverzekeraar heeft aangegeven dat in de contracten staat vermeld dat de medisch adviseur het aantal zittingen beoordeelt. Zes grote en twee kleinere zorgverzekeraars hebben afspraken over de naleving van het kwaliteitsbeleid van de NVLF in de contracten staan. Het gaat hierbij met name om in-schrijving in het basisregister (kwaliteitsregister), deskundigheidsbevordering, naleving van regels voor verslaglegging en standaarden en deelname aan intercollegiale toetsing en regionaal overleg. Door enkele zorgverzekeraars wordt het opstellen van een kwaliteits-jaarverslag genoemd. Naast de hierboven genoemde kwaliteitsaspecten stellen acht zorgverzekeraars nog andere kwaliteitseisen, zoals inrichtingseisen, klantenservice en automatisering. Een zorgverzekeraar stelt als eis dat de praktijk goed toegankelijk moet zijn voor rolstoel-gebruikers en minder validen; daarnaast geeft deze zorgverzekeraar aan dat het wenselijk is dat men een keer in de week ‘s avonds praktijk voert.

6.4 Knelpunten Drie grote zorgverzekeraars ontvangen wel eens klachten van (mogelijke) cliënten van extramurale logopedie. De meest gehoorde klacht is dat cliënten op een wachtlijst komen. Een zorgverzekeraar geeft aan dat er een afdeling wachtlijstbemiddeling is die naar een oplossing zoekt en kijkt waar cliënten het snelst terecht kunnen. Daarbij kan tevens het verzoek aan een logopedist gegeven worden om de verzekerde door te verwijzen naar een collega. Een andere klacht die door alle drie de zorgverzekeraars wordt genoemd is dat cliënten van mening zijn dat de behandeling van dyslexie vergoed moet worden. In de Ziekenfondswet is echter bepaald dat de behandeling van dyslexie door een logopedist niet vergoed wordt. Klachten die minder vaak genoemd worden zijn dat er geen extra-murale logopedist in de buurt is en dat cliënten geen logopedist kunnen vinden die een contract heeft met de zorgverzekeraar. Van vrijgevestigde logopedisten worden door vijf grote zorgverzekeraars en een kleinere zorgverzekeraar wel eens klachten ontvangen. Hierbij is de meest gehoorde klacht dat logopedisten het toegekende volume te laag vinden. Een aantal zorgverzekeraars geeft hierbij echter aan dat er ophoging van het volume kan plaatsvinden indien men een goede verklaring heeft voor het lage volume. Een andere veel gehoorde klacht is dat logopedis-ten een wachtlijst hebben. Daarbij wordt aangegeven dat dit bijvoorbeeld kan komen door

Page 61: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 61

het lage volume of doordat de logopedisten geen medewerker in loondienst kunnen vin-den. Tevens wordt er bij een zorgverzekeraar aangegeven dat er een toename van de werkdruk is en dat hier oplossingen voor gevraagd worden. De betreffende zorgverze-keraar probeert actief logopedisten te werven om de wachtlijsten te verminderen en de werkdruk; indien logopedisten van ver moeten komen wordt bijvoorbeeld geholpen met het vinden van woon- en/of praktijkruimte. Bij enkele zorgverzekeraars wordt de klacht gehoord dat logopedisten de duur van een zitting van een half uur te beperkt vinden. Zorgverzekeraars geven aan dat dit half uur op een gemiddelde is gebaseerd; voor som-mige cliënten is meer dan een half uur nodig, terwijl de behandeling van andere cliënten minder tijd kost. Ook worden er klachten ontvangen met betrekking tot het tarief. Zo wordt door logopedisten aangegeven dat de niet direct cliëntgebonden tijd onvoldoende vergoed wordt, dat de reistoeslag voor een huisbezoek te laag is, met name voor cliënten die ver weg wonen, en dat met de tarieven de kosten voor overhead (materialen, compu-ter, inrichting, etcetera) onvoldoende gedekt worden. Daarnaast komt het bij een zorgver-zekeraar sporadisch voor dat logopedisten vinden dat de vergoedingen voor declaraties te laat worden uitgekeerd; heel soms lopen de vergoedingen vertragingen op. Een zorgver-zekeraar geeft aan dat logopedisten het een knelpunt vinden dat huisartsen of specialisten onvolledig verwijzen; de logopedisten worden door deze zorgverzekeraar hier bij controle op aangesproken. Ten slotte komt het bij een zorgverzekeraar sporadisch voor dat logope-disten het niet eens zijn met de aparte voorwaarden die door de zorgverzekeraar gesteld worden; het gaat hierbij met name om de inrichtingseisen. Er zijn door de betrokken zorgverzekeraars geen klachten ontvangen over de vergoeding van dyslexie en de duur van een logopedisch onderzoek. Met uitzondering van één grote en twee kleinere zorgverzekeraars ervaren de zorgverze-keraars knelpunten bij het inkopen en contracteren van extramurale logopedie. Enkele zorgverzekeraars vinden dat er te weinig logopedisten zijn die voor een contract in aan-merking komen en dat er lange wachtlijsten zijn voor extramurale logopedie. De wacht-lijstproblematiek heeft volgens een zorgverzekeraar verschillende oorzaken. Zo wordt aangegeven dat de GGD gestopt is met schoollogopedie, waardoor kinderen bij de extra-murale logopedist komen. Logopedisten geven tevens onvoldoende aan wat hun taak-gebied is, waardoor veel mensen onterecht bij de logopedist komen. Logopedisten zouden volgens deze zorgverzekeraar protocollen moeten ontwikkelen voor de intake, zodat dui-delijk wordt of iemand terecht verwezen is voor logopedie; hiermee zou de wachtlijst-problematiek kunnen verminderen. Tevens wordt aangegeven dat er een toenemend tekort is aan logopedisten. Het lukt logopedisten niet altijd om een waarnemer te vinden, waar-door de continuïteit van zorg in gevaar kan komen. Verder wordt wel gemerkt dat ge-meenten en scholen logopedie afstoten, waardoor er meer druk op de extramurale logo-pedisten komt. Een zorgverzekeraar geeft aan dat er door een tekort aan logopedisten niet selectief contracten kunnen worden afgesloten. Dit wordt betreurd, maar het is volgens de zorgverzekeraar op dit moment belangrijker dat er zorg geleverd kan worden dan dat deze zorg aan de hoogste standaarden voldoet. Een zorgverzekeraar ervaart als knelpunt dat veel logopedisten denken dat ze alleen een contract hoeven af te sluiten met het regionale ziekenfonds. Ook de afbakening van pre-ventieve logopedie, schoollogopedie en logopedie bij GGD’s vormt bij een zorgverze-keraar een knelpunt. Daarbij wordt de vraag gesteld of het zuiver is dat degene die screent

Page 62: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

62 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

ook de logopedische behandeling uitvoert. Een ander knelpunt betreft de logopedie via poliklinische productie-afspraken bij bijvoorbeeld ziekenhuizen; deze vorm van logope-die wordt vanuit het ziekenhuis verrekend. Het is voor de zorgverzekeraar niet helder wat voor afspraken hierover zijn. Een zorgverzekeraar vindt het heel moeilijk om te bepalen of een logopedist doelmatig is; momenteel wordt over een goed meetinstrument nagedacht. Door een andere zorgverze-keraar wordt aangegeven dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit wil dat elke logope-dist de kans krijgt om zich te vestigen. Als een logopedist zich ergens wil vestigen, moe-ten daarom duidelijke selectiecriteria gesteld worden; het beleid hieromtrent bevat nog vraagtekens.

6.5 Gecontracteerde en vergoede zorg Op basis van het aantal ziekenfondsverzekerden per zorgverzekeraar en de gecontracteer-de zorg aan extramurale logopedie in 2001 en 2002 kan een schatting worden gemaakt van de gecontracteerde zorg per ziekenfondsverzekerde. Dit is echter geen nauwkeurige schatting omdat bij een aantal zorgverzekeraars alleen binnen de regio volume-afspraken gemaakt worden. Ook zijn er twee zorgverzekeraars die alle gecontracteerde logopedisten buiten de regio een standaard aantal zittingen toekennen. Tevens zijn er zorgverzekeraars die cijfers inclusief de aanvullende verzekering hebben gegeven. Bovendien heeft een aantal zorgverzekeraars geen volume-afspraken of was het aantal gecontracteerde behan-deleenheden onbekend. Acht zorgverzekeraars hebben gegevens geleverd over de hoeveelheid gecontracteerde zorg aan extramurale logopedie voor 2001 en 2000. De gecontracteerde zorg per zieken-fondsverzekerde in 2001 verschilt van 0,095 tot 0,16 zittingen en ligt gemiddeld op 0,13 zittingen logopedie. Voor 2002 ligt de gecontracteerde zorg per ziekenfondsverzekerde tussen de 0,092 en de 0,16 zittingen logopedie; het gemiddelde is 0,12. Van negen zorgverzekeraars is het aantal zittingen extramurale logopedie dat in 2001 vergoed is bekend. Dit aantal ligt tussen de 0,090 en de 0,17; het gemiddelde ligt op 0,12. Ook hier heeft een aantal zorgverzekeraars alleen de cijfers binnen de regio of inclusief de aanvullende verzekering gegeven. Hierdoor kunnen uit deze cijfers geen conclusies worden getrokken voor alle ziekenfondsverzekerden in Nederland. Het merendeel van de ondervraagde zorgverzekeraars heeft voldoende extramurale logo-pedie kunnen contracteren. Een enkele zorgverzekeraar heeft niet voldoende extramurale logopedie kunnen contracteren. Volgens deze zorgverzekeraar zijn er logopedisten weg-gevallen door o.a. een te zware belasting en burn-out. Door dit tekort aan logopedisten ontstaan er regelmatig wachtlijsten. Deze zorgverzekeraar geeft aan dat hierdoor een contract wordt afgesloten met vrijwel iedere logopedist die zich aanmeldt; wel wordt daarbij gecontroleerd op met name inrichtingseisen. Ook door zorgverzekeraars die voldoende logopedie hebben kunnen contracteren, wordt geconstateerd dat het aantal logopedisten afneemt. Daarnaast geven de zorgverzekeraars aan dat logopedisten steeds meer parttime werken. Ook wordt waargenomen dat praktijken niet gecontinueerd wor-den als iemand ermee stopt. Tevens wordt aangegeven dat er een verschuiving is te zien

Page 63: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 63

bij schoollogopedie van preventieve naar curatieve zorg; wat eerder voor rekening kwam voor de GGD, komt nu voor rekening van de zorgverzekeraar. De behoefte aan extramurale logopedie wordt veelal bepaald op basis van de voorgaande jaren en de zorgvraag van het huidige jaar. Enkele zorgverzekeraars geven aan uit te gaan van een gemiddeld aantal zittingen per verzekerde of logopedistendichtheid per subregio.

Page 64: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

64 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Page 65: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 65

7 Literatuuronderzoek In dit hoofdstuk staat het onderzoek naar de effectiviteit van de logopedie centraal. Daar-voor is een quick scan van de literatuur gedaan. Dit betekent dat het literatuuronderzoek zich heeft beperkt tot identificeren van effectstudies, het beschrijven van de karakteristie-ken van de geïdentificeerde studies en het beschrijven van de conclusies van de auteurs.

7.1 Zoekstrategie Voor dit literatuuronderzoek is gezocht naar randomized controlled trials en controlled clinical trials waarbij de effectiviteit van een logopedische interventie wordt onderzocht. Het gaat hierbij om interventies die in Nederland in de extramurale logopedie worden toe-gepast of zouden kunnen worden toegepast. Er is geen onderscheid naar aandoening ge-maakt; alle door de logopedist behandelde aandoeningen zijn meegenomen. Het litera-tuuronderzoek betreft een quick scan. Dit wil zeggen dat bij dit onderzoek de methodo-logische kwaliteit van de studies niet is beoordeeld; de conclusies van de auteurs zijn overgenomen. Voor dit literatuuronderzoek zijn de volgende databases gebruikt: Medline, Cinahl, Amed, Web of Science, Cochrane, databases van het Nivel en van het Nederlands Para-medisch instituut (NPi).Er is een zoekstrategie ontwikkeld voor Medline. Deze is ver-volgens aangepast aan de andere databases. Met behulp van deze zoekstrategie is gezocht naar logopedie en RCT’s en CCT’s. Uitgangspunt van deze zoekstrategie vormt de zoek-strategie zoals beschreven door Dickersin et al. (1994), welke een methode voor het zoe-ken naar RCT’s en CCT’s beschrijft. In de Cochrane-database is tevens gezocht naar systematische reviews. Systematische reviews die in de Cochrane-database zijn opgenomen bieden een garantie voor de kwali-teit. Artikelen over een onderwerp die in een systematische review zijn beschreven zijn niet aangevraagd, tenzij de artikelen van een recentere datum zijn dan de systematische review. De zoekstrategie die in Medline is gebruikt luidt als volgt: (speech therapy OR language therapy OR speech and language therapy OR voice training OR rehabilitation of speech and language disorders) AND ((randomized controlled trial[Publication Type] OR controlled clinical trial[Publication Type] OR randomized controlled trials OR random allocation OR double-blind method OR single-blind method OR clinical trial[Publication Type] OR clinical trials OR (clinical AND trial*) OR ((singl* OR doubl* OR trebl* OR tripl*) AND (blind* OR mask*)) OR placebos OR placebo* OR random* OR research design OR comparative study OR evaluation studies OR follow up studies OR prospective studies OR control OR controlled OR prospectiv* OR volunteer*) AND human[mesh])

Page 66: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

66 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Op basis van deze zoekstrategie zijn in Medline 1328 referenties gevonden. Twee onderzoekers hebben onafhankelijk van elkaar de referenties beoordeeld. Daarbij is gekeken of de referenties een logopedische interventie beschrijven, of de patiënten-populatie homogeen is naar aandoening en of deze interventie in een RCT of CCT is onderzocht. Relevante referenties zijn geselecteerd. Allereerst zijn de titels van de referenties bestudeerd. Van alle (door minstens één van de onderzoekers) geselecteerde referenties zijn vervolgens de abstracts beoordeeld. In een consensusbijeenkomst zijn de abstracts besproken die door minstens één van beide onderzoekers waren geselecteerd. Naar aanleiding van deze bijeenkomst zijn 86 artikelen geselecteerd en opgevraagd. Op dezelfde wijze zijn de overige databases geraadpleegd. In totaal zijn hiermee ruim 2000 referenties beoordeeld. Hiervan zijn er 114 artikelen geselecteerd en opgevraagd. Hiervan waren er negen niet in Nederland verkrijgbaar. 36 Artikelen bleken na lezing geen CCT of RCT te beschrijven. Hiermee zijn 69 artikelen overgebleven, waarvan in dit hoofdstuk de resultaten worden beschreven. In dit hoofdstuk wordt allereerst een beschrijving gegeven van de systematische reviews. Vervolgens zullen de resultaten van het literatuuronderzoek naar de effectiviteitsstudies beschreven worden. Daarvoor wordt per onderwerp/aandoening een beschrijving gegeven van de gevonden literatuur. Bijlage 6 bevat tabellen waarin per aandoening een overzicht is gemaakt van de gevonden artikelen. Ook is in deze bijlage de literatuurlijst te vinden waar in dit hoofdstuk naar gerefereerd wordt.

7.2 Systematische reviews In totaal zijn er negen systematische reviews met betrekking tot logopedie in de Cochrane-database gevonden. Hiervan zijn er twee die niet volgens de methodologische richtlijnen van de Cochrane Collaboration zijn uitgevoerd. Hieronder volgt een beschri-jving van deze reviews.

7.2.1 Afasie Op het gebied van afasie zijn twee systematische reviews gevonden. De eerste betreft een meta-analyse welke niet volgens de methodologische richtlijnen van de Cochrane Collaboration is uitgevoerd; Robey (1) heeft een meta-analyse uitgevoerd naar het effect van de behandeling van mensen met afasie door een logopedist. Daarbij werden allerlei soorten literatuur bestudeerd. Er waren vier exclusiecriteria: 1. Case studies. 2. Studies met single subject designs. 3. Studies zonder voldoende kwantitatieve informatie om de mate van effect te meten. 4. Studies waarvan de effecten niet te interpreteren zijn. Op deze wijze zijn 21 studies meegenomen in de meta-analyse. Daarbij werden drie soor-ten effect gemeten: onbehandeld herstel, behandeld herstel en behandeld versus onbehan-deld herstel. Op basis van deze meta-analyse concludeert de auteur dat de behandeling van mensen met afasie door een logopedist effectief is. Daarbij bleek dat als de behan-

Page 67: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 67

deling start in de acute fase van herstel het effect bijna twee keer zo groot is als het effect van spontaan herstel. Als de behandeling is begonnen na de acute periode wordt een aan-zienlijk kleiner maar toch een merkbaar effect bereikt. Greener e.a. (2) hebben een systematic review uitgevoerd op het gebied van logopedie voor afasie na een CVA. Daarbij onderzochten ze alleen randomized controlled trials. Ze hebben zestig studies bestudeerd, waarvan er 12 geschikt waren voor de review. De meeste van deze twaalf trials waren relatief oud en van slechte of ontoegankelijke metho-dologische kwaliteit. Op basis hiervan concluderen de auteurs dat ze niet kunnen bepalen of logopedie effectiever is dan informele steun.

7.2.2 Dysartrie Er zijn drie systematische reviews gevonden met betrekking tot logopedie bij dysartrie (neurologische spraakstoornis). Zo is er een systematische review uitgevoerd op het gebied van logopedie versus placebo of geen interventie voor dysartrie bij de ziekte van Parkinson (3). Daarbij werd alleen gebruik gemaakt van randomized controlled trials. Er werden drie RCT’s gevonden waar-bij in totaal 63 patiënten werden onderzocht. De auteurs concluderen dat vanwege het kleine aantal onderzochte patiënten, het gebrek aan methodologische kwaliteit in een aantal studies, en de mogelijkheid van publicatie-bias er onvoldoende bewijs is voor het effect van logopedie voor dysartrie bij de ziekte van Parkinson. Een andere review betrof de vergelijking van verschillende technieken van logopedie ter behandeling van dysartrie bij de ziekte van Parkinson (4). Ook daarvoor werden alleen RCT’s bestudeerd. Er werden twee trials gevonden, waarbij in totaal 71 patiënten werden onderzocht. Geconcludeerd wordt dat vanwege het gebrek aan methodologische kwaliteit in beide studies, het kleine aantal onderzochte patiënten en de mogelijkheid van publica-tie-bias er onvoldoende bewijs is voor het effect van een bepaalde logopedische interven-tie boven die van een andere voor dysartrie bij de ziekte van Parkinson. Sellars e.a. (5) hebben een systematische review uitgevoerd op het gebied van logopedie voor dysartrie als gevolg van niet-progressief hersenletsel. Daarvoor waren ze op zoek naar randomized controlled trials. Er zijn echter geen RCT’s gevonden. Geconcludeerd wordt daarom dat er geen bewijs is gevonden voor de effectiviteit of ineffectiviteit van logopedie bij dysartrie als gevolg van niet-progressief hersenletsel.

7.2.3 Taalinterventies bij kinderen met een taal/leerachterstand Op het gebied van taalinterventies bij kinderen met een taal/leerachterstand is een meta-analyse gedaan (6). Dit betreft een meta-analyse welke niet volgens de methodologische richtlijnen van de Cochrane Collaboration is uitgevoerd. In eerste instantie werden er 73 artikelen gevonden die betrekking hadden op een taal-interventie bij kinderen met een taalachterstand. Vanwege het gebrek aan numerieke gegevens die nodig zijn om het effect te meten, vielen 33 studies af. Er zijn dus 40 studies geanalyseerd. Uit de resultaten van de meta-analyse kwam naar voren dat het gemiddelde kind met taalachterstand er 35% op

Page 68: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

68 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

vooruit ging als gevolg van een taalinterventie. De auteurs concluderen dat meer onder-zoek nodig is om de verschillende vormen van behandeling met elkaar te vergelijken.

7.2.4 Dysfagie Bath e.a. (7) hebben een systematische review uitgevoerd op het gebied van dysfagie (slikstoornis) bij acute CVA. Daarbij hebben ze onder andere het effect van sliktherapie onderzocht. Hiervoor zijn twee trials met in totaal 85 patiënten gevonden. Uit deze trials kwam naar voren dat met formele sliktherapie dysfagie niet significant verminderde aan het eind van de trials, vergeleken met de standaard zorg voor dysfagie. Ook is een systematische review uitgevoerd op het gebied van niet-farmacologische therapieën voor dysfagie bij de ziekte van Parkinson (8). Er zijn geen randomized controlled trials of controlled trials gevonden op dit gebied. De auteurs concluderen daarom dat er geen bewijs is gevonden voor de effectiviteit of ineffectiviteit van logo-pedie bij dysfagie bij de ziekte van Parkinson.

7.2.5 Stembandknobbeltjes Ten slotte is er een systematische review uitgevoerd naar de chirurgische en niet-chirurgi-sche behandeling van stembandknobbeltjes (9). De auteurs waren daarvoor op zoek naar randomized en quasi-randomized controlled trials die een chirurgische interventie ver-geleek met een niet-chirurgische behandeling of geen behandeling. Daarbij zijn echter geen studies gevonden. De auteurs concluderen dat er een behoefte is aan randomized controlled trials van goede kwaliteit om de effectiviteit van chirurgische en niet-chirurgi-sche behandeling van stembandknobbeltjes te evalueren.

7.3 Effectstudies Op basis van de aan het begin van dit hoofdstuk beschreven zoekstrategie zijn in totaal 69 artikelen gevonden die een RCT of CCT met betrekking tot logopedie beschrijven. Hier-bij bleek het in twee gevallen om de beschrijving van een zelfde studie te gaan; in een ander artikel werd een vervolg op een eerdere studie beschreven. Er zijn dus 66 effect-studies gevonden. Hiervan zijn er 36 RCT’s, de overige zijn CCT’s. Deze studies zijn beschreven op basis van de onderzoeksgroep, de belangrijkste inclusiecriteria, de inhoud en omvang van de interventie, de uitkomstdimensies en de conclusies van de auteurs. Per aandoening is een overzicht gemaakt van de gevonden artikelen. Dit overzicht is te vin-den in bijlage 6. De effectstudies hebben betrekking op zeer verschillende aandoeningen, die globaal zijn onder te verdelen in tien categorieën. Ook de interventies zijn zeer divers van aard, waar-door het nauwelijks mogelijk is om vergelijkingen te maken. Hieronder worden de effect-studies per aandoening kort beschreven.

Page 69: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 69

7.3.1 Spraak- en/of taalproblemen bij kinderen jonger dan de schoolgaande leeftijd Er zijn 22 artikelen gevonden over 21 effectstudies van logopedie bij jonge kinderen met spraak en/of taalproblemen. In 14 hiervan wordt een RCT beschreven, de rest betreft CCT’s. Er blijken veel verschillende interventies te zijn die op deze doelgroep zijn gericht. Van de 21 effectstudies waren er 12 waarbij de ouders of verzorgers van de kinderen betrokken werden in de therapie. Zes effectstudies hiervan vergeleken therapie waarbij de ouders getraind werden in het aanleren van vaardigheden aan hun kinderen met logopedie aan kinderen of geen interventie . Hiervan waren er drie die de effectiviteit van het ‘Hanen-programma’ onderzochten(10-12). Dit programma was volgens de auteurs gedeeltelijk effectief, voor een ander deel bleek er geen verschil met de controle-groep te zijn. Bij de andere drie studies waarbij ouders training kregen bleken de inter-venties gericht op de ouders minstens zo effectief als logopedie aan de kinderen (13-15). De meeste overige studies waarbij ouders werden betrokken in de interventie leken een positief effect te hebben op de taal- en/of spraakontwikkeling van het kind, in vergelij-king met een controlegroep of andere interventie (16-19); één studie liet nauwelijks ver-schil zien tussen interventie en controle (20). De overige studies gericht op logopedie bij kinderen die jonger zijn dan de schoolgaande leeftijd beschrijven diverse behandeltherapieën. Bij een aantal studies worden verschil-lende vormen van therapie met elkaar vergeleken (21-24). Daarbij lijken sommige thera-pieën effectiever dan andere. Er zijn drie studies die de effectiviteit van een vorm van individuele logopedie in vergelijking met een controlegroep beschrijven (25-27). In een van deze artikelen wordt geconcludeerd dat er weinig bewijs is gevonden voor de effec-tiviteit van logopedie vergeleken met waakzaam wachten (26). Er zijn twee studies die logopedie in een groep vergelijken met een controlegroep(28;29). Beide groepstherapieën leken effectief. Tevens zijn er enkele studies waarbij gebruik wordt gemaakt van spel-letjes of spelen, individueel of in een groep (30;31). Ook hierbij werd geconcludeerd dat de interventies effectief zijn.

7.3.2 Spraak- en/of taalproblemen bij kinderen in de schoolgaande leeftijd In totaal zijn er zes studies gevonden waarbij de effectiviteit van logopedie voor kinderen met taal- en/of spraakproblemen werd onderzocht. Twee studies hiervan zijn RCT’s. Van deze zes studies zijn er twee waarin een behandeling van de uitspraak ([r] of [s]) is onderzocht (32;33). In beide studies wordt een positief effect gevonden. In twee andere studies worden verschillende logopedische behandelingen voor kinderen met taalachter-stand vergeleken (34;35). Daarbij blijken sommige behandelvormen effectiever dan andere. In weer een andere studie wordt individuele instructies vergeleken met groeps-behandeling met behulp van spelletjes bij kinderen met ernstige spraak- of taalachterstand (36). Hierbij bleek de spelletjesgroep iets meer verbeterd te zijn dan de andere groep. Ten slotte is er een studie waarin twee computerprogramma’s voor kinderen met taalleer-achterstand worden vergeleken (37). Beide programma’s bleken even effectief te zijn.

Page 70: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

70 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

7.3.3 Stotteren Op het gebied van stotteren zijn tien artikelen gevonden die negen studies beschrijven, waarvan 3 RCT’s. In twee van deze studies werd de effectiviteit van ‘smooth speech’-be-handeling onderzocht (38-40). In beide studies wordt een afname van het stotteren ge-vonden na de therapie. In een ander artikel worden verschillende stottertherapieën ver-geleken (41). Daarbij blijkt de behandeling met behulp van verlengde spraak effectief te zijn. In twee studies is onderzoek gedaan naar het effect van ademregulering (42;43). Deze methoden zijn echter niet aan elkaar gelijk. In een studie wordt geconcludeerd dat de be-treffende ademhalingsmethode effectief is voor de behandeling van stotteraars (43). In de andere studie waarin gebruik werd gemaakt van ademregulering kwam naar voren dat be-wustwordingstrainingen geen invloed hadden op het effect van de ademhalingsmethode; bewustwordingstrainingen zonder ademhalingsmethode lieten een afname zien van het stotteren (42). In weer twee andere studies is onderzoek gedaan naar de effectiviteit van behandeling met behulp van time-out’s tijdens het spreken (44;45). Ook deze therapie bleek volgens de auteurs effectief. Uit één studie kwam naar voren dat stotteraars die zelf de time-out bepaalden, gelijk hierna minder snel terugvielen in hun stottergedrag (45). In een andere artikel wordt intensieve spraaktherapie vergeleken met een controlegroep; deze behandeling bleek effectief (46). Ook is er een studie gevonden waarin de effectiviteit van een operant-behandeling voor stotteren wordt onderzocht (47). Hierin wordt geconcludeerd dat dit een kosteneffectieve methode kan zijn voor de behandeling van stotterende kinderen van jonger dan vijf jaar.

7.3.4 Schisis Er zijn vier artikelen gevonden waarin de effectiviteit van logopedie bij kinderen met een gespleten gehemelte (schisis) wordt onderzocht; dit zijn alle vier RCT’s. In één van deze artikelen wordt ingegaan op de interactie tussen moeder en kind (48). Daarbij bleek dat moeders die actief hebben deelgenomen aan de therapie hun manier van interactie en communicatie aanpassen. In de overige drie artikelen worden bepaalde behandelingen vergeleken met meer traditionele behandelingen (49-51). In alle drie de studies bleek de nieuwe interventie effectiever dan de traditionele interventie.

7.3.5 Stemstoornissen Op het gebied van stemstoornissen zijn acht studies gevonden; drie hiervan zijn RCT’s. Het gaat hierbij om mensen met dysfonie (verkeerd stemgebruik) (52;53), leraren of leraressen (54;55), zangers of zangeressen (56), mensen met heesheid (57) of andere stemproblemen (58) en studenten met stembandknobbels (59). De interventies bestaan uit stemtherapie, stemhygiëne, of stemfunctie-oefeningen. In alle studies bleek de onder-zochte interventie effectief.

Page 71: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 71

7.3.6 Doofheid en slechthorendheid In zes artikelen wordt de effectiviteit van logopedie bij dove en slechthorende mensen beschreven. Twee hiervan zijn RCT’s. De interventies zijn gericht op uitspraak, spraak-verstaanbaarheid, luistervaardigheden, schrijfvaardigheden of liplezen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van verschillende methoden, zoals een videotraining (60), een commu-nicatiecursus (61;62) of communicatiespelletjes, training met behulp van een computer (63), spraak- en/of luistertraining (64;65). Alle interventies bleken effectief.

7.3.7 Verstandelijke handicaps bij kinderen Er zijn drie artikelen gevonden met betrekking tot logopedie bij kinderen met een verstan-delijke handicap; twee hiervan zijn RCT’s. Een interventie gericht op taalontwikkeling, in combinatie met algemene stimulatie vanuit de thuis- of schoolsituatie bleek niet effectief te zijn in vergelijking met alleen algemene stimulatie (66). De overige twee studies lieten wel significante effecten zien (67;68).

7.3.8 Afasie Op het gebied van afasie zijn drie studies gevonden die niet binnen de systematische reviews over afasie vallen, omdat ze na de datum van deze reviews zijn verschenen. Twee van deze studies zijn RCT’s. In één studie wordt de effectiviteit van groepscommunicatie-training onderzocht (69), een andere gaat in op een groepstherapie waarbij gebruik wordt gemaakt van een kaartenspel (70). Beide studies lieten een significant effect zien. De derde studie liet geen verschil zien tussen individuele communicatietherapie en spelletjes die niet gericht waren op taalvaardigheden, gegeven door vrijwilligers (71).

7.3.9 Overige aandoeningen Er zijn zeven artikelen gevonden die de logopedische behandeling bij andere aandoenin-gen dan de hierboven genoemde beschrijven; twee hiervan bleken dezelfde studie te be-schrijven. Hiervan zijn er vier RCT’s. In één RCT worden twee verschillende trainingen voor kinderen met beperkingen in het lezen vergeleken (72). Beide programma’s lieten betere leesresultaten zien; eén van de trainingen had een grotere invloed op de nauw-keurigheid van het lezen. In een andere RCT worden twee behandeltechnieken voor verstaanbaarheid van in Nederland wonende Chinezen vergeleken (73). Een combinatie van beide methoden bleek het meest effectief te zijn. In de derde RCT worden spraak- en gebarentaaltrainingen voor autistische kinderen vergeleken (74;75). De effectiviteit bleek af te hangen van het imitatievermogen van de kinderen. In de laatste RCT wordt de effec-tiviteit van logopedie bij kinderen waarvan de neusamandel is verwijderd onderzocht (76). Na afloop van de behandeling bleek er een significant verschil tussen de interventie-groep en de controlegroep die geen logopedie kreeg; na een jaar was dit verschil verdwe-nen.

Page 72: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

72 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Er is een CCT gevonden waarin logopedie wordt vergeleken met botuline toxine injecties in de speekselklieren bij Parkinson-patiënten met speekselverlies (77). Beide interventies bleken het kwijlen te verminderen. Ook is er een CCT gevonden waarin twee verschillen-de therapieën voor Alzheimer-patiënten met dementie worden vergeleken (78). De lexica-le therapie hielp in het benoemen.

Page 73: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 73

8 Samenvatting en conclusies In dit rapport wordt verslag gedaan van een inventariserend onderzoek naar de stand van zaken in de extramurale logopedie. Hierbij is ingegaan op het aanbod van extramuraal werkende logopedisten, de ervaringen van logopedisten en zorgverzekeraars en de resul-taten van studies naar het effect van logopedie. In de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten van dit onderzoek beschreven. In dit afsluitende hoofdstuk wordt een samen-vatting gegeven van de verschillende hoofdstukken en wordt een antwoord gegeven op de onderzoeksvragen. Ten slotte worden conclusies getrokken naar aanleiding van dit onder-zoek.

8.1 Aanbod logopedisten In hoofdstuk 3 zijn gegevens gepresenteerd over het aanbod van extramuraal werkende logopedisten. Daarbij is een antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvragen: - Wat is het aantal extramuraal werkende logopedisten in Nederland? - Wat is de gemiddelde omvang van de werkweek van extramuraal werkende logopedis-

ten? - Wat is de geografische spreiding van extramuraal werkende logopedisten over Neder-

land? - Hoe is de ontwikkeling sinds 1999 in aantal extramuraal werkende logopedisten in

Nederland? Gegevens over het huidige aanbod van extramuraal werkzame logopedisten zijn ontleend aan het ledenbestand van de NVLF waarin de gegevens van 1730 vrijgevestigde logope-disten staan geregistreerd. De cijfers van het aantal extramuraal werkzame logopedisten vanaf 1996 laten een geleidelijke daling zien. In 1996 waren er 1781 logopedisten extra-muraal werkzaam, in 2002 is dit aantal gedaald tot 1730. Het aantal extramuraal werk-zame logopedisten in 2002 ligt hoger dan de gegevens die in de voorgaande jaren door de RAZW (2001) zijn gepresenteerd, waarbij werd uitgegaan van ruim 1500 extramuraal werkende logopedisten. Ook in de deelmarktanalyse van KPMG over de markt voor logo-pedie (2002) zijn deze aantallen gepresenteerd. De gegevens voor alle drie de onderzoe-ken worden aangeleverd door de NVLF. In de jaren 1999 tot en met 2001 zijn echter de gegevens van de logopedisten die in dienst zijn in een vrijgevestigde praktijk ten onrechte niet meegeteld bij het totaal aantal extramuraal werkzame logopedisten; deze groep is bij de intramuraal werkzame logopedisten geteld. Hoewel er tot nu toe werd aangenomen dat er sinds 1998 een sterke daling plaatsvond van het aantal extramuraal werkzame logope-disten, blijkt dit slechts in mindere mate het geval te zijn. Gemiddeld werken de vrijgevestigde logopedisten totaal ongeveer 25 uur per week. Logopedisten werken vaak op meerdere werkplekken. Het gemiddeld aantal uren dat de vrijgevestigde logopedisten extramuraal werken is ruim twintig uur. Om opgenomen te

Page 74: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

74 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

worden in het kwaliteitsregister moeten logopedisten minimaal 8 uur per week werken. Momenteel functioneert het kwaliteitsregister als basisregister, waarin alle werkzame logopedisten zich kunnen laten registreren. Na vijf jaar gaan kwaliteitseisen meetellen om geregistreerd te worden in het kwaliteitsregister. Een meerderheid van de in dit onderzoek ondervraagde zorgverzekeraars heeft aangegeven dat inschrijving in het basisregister (kwaliteitsregister) een voorwaarde is om voor een contract in aanmerking te komen. Ongeveer 4% van de extramuraal werkzame logopedisten werkt totaal minder dan 8 uur; deze logopedisten kunnen daarom niet worden geregistreerd in het kwaliteitsregister. Dit kan betekenen dat ze in de toekomst niet meer voor een contract met een zorgverzekeraar in aanmerking komen. Gemiddeld wordt in Nederland 21,19 uren extramurale logopedie per week per 10.000 inwoners verstrekt. In Limburg wordt het meeste aantal uren logopedie verstrekt, in Fries-land het minste. Met uitzondering van Groningen blijkt het hoogst aantal logopedisten in de provincies te werken waar de opleidingsplaatsen zijn gevestigd. Kennelijk blijven logopedisten vaak werken in de omgeving van waar ze zijn opgeleid.

8.2 Ervaringen van logopedisten De ervaringen die logopedisten hebben met de extramurale zorg die zij verlenen in het kader van de Ziekenfondswet staan centraal in hoofdstuk 4. Daarbij is een antwoord ge-geven op de volgende vragen: - Wat is de inhoud en omvang van contracten die logopedisten afsluiten met

zorgverzekeraars? - Welke knelpunten ervaren logopedisten bij het afsluiten van contracten? - Bij welke categorieën van patiënten ervaren logopedisten knelpunten in de vergoeding? - Bestaat er een wachtlijst voor extramurale logopedie en zo ja, hoe lang is deze wacht-

lijst? - Met welke partijen in de zorg werken extramurale logopedisten samen? Om deze vragen te beantwoorden zijn vragenlijsten verstuurd naar een steekproef van 500 zelfstandig gevestigde logopedisten. In totaal hebben 204 logopedisten de vragenlijst ingevuld geretourneerd. Uit de resultaten komt naar voren dat logopedisten met gemiddeld ongeveer vier zorgver-zekeraars een contract hebben afgesloten. De contracten bevatten bij het merendeel van de logopedisten volume-afspraken waarin een maximum aantal zittingen per jaar is vast-gelegd. Van de logopedisten die het maximum aantal zittingen in 2001 hebben over-schreden, heeft ongeveer 80% de extra zittingen volledig vergoed gekregen. Bij ruim eenderde staat ook de aard van de hulp die vergoed wordt vermeld in de contracten; bij ruim een kwart worden afspraken gemaakt over behandelgemiddelden. Bijna de helft van de respondenten geeft aan dat het niet voorkomt dat verzekeraars geen contract aan willen gaan. Logopedisten die aangeven dat dit wel voorkomt, noemen als belangrijkste reden dat er pas een contract wordt afgesloten als er één of meerdere cliën-ten zijn. 89% van de logopedisten behandelt wel eens cliënten zonder dat er een contract

Page 75: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 75

is met de betreffende zorgverzekeraar. Dit levert bij 30% problemen op, zoals een te late betaling en een retourzending van de declaraties zonder uitleg. 62% van de ondervraagde respondenten heeft op dit moment een wachtlijst; de gemid-delde wachttijd is 10 weken. In 2000 zijn in het zogeheten Treekoverleg door onder meer vertegenwoordigers van de huisartsen, tandartsen, zorgverzekeraars, GGZ, en het Para-medisch Verband streefnormen voor wachttijden opgesteld voor niet spoedeisende hulp. Afgesproken is dat deze normen op 1 januari 2003 gehaald zouden moeten zijn. Voor paramedische hulp is vastgesteld dat de maximale wachttijd één week is, dat wil zeggen dat er maximaal één week tijd mag zijn tussen het maken van een afspraak voor een con-sult en de dag waarop het consult plaats vindt (Treekoverleg, 2000). Slechts een derde van de logopedisten is op dit moment in staat deze norm te halen. De belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van de wachtlijsten is volgens de logopedisten het toegenomen aantal cliënten. Ook geven logopedisten aan problemen te hebben met het vinden van nieuwe logopedisten. Door eenderde van de logopedisten met een wacht-lijst wordt niemand in het bijzonder aangewezen als verantwoordelijke voor het ontstaan van de wachtlijsten; bijna eenderde geeft aan het ziekenfonds als verantwoordelijke te zien. De belangrijkste inspanning om de wachtlijst te verminderen is het verwijzen van cliënten naar een andere logopedist. Verreweg de meeste ziekenfondsen waarmee logopedisten contracten hebben, hanteren het WTG/CTG-tarief voor zowel de zittingen in de praktijk als voor de reistoeslag. De vergoeding van een zitting is gebaseerd op een gemiddelde behandeltijd van een half uur. Daarbij wordt bij een volledige werkdag van acht uur uitgegaan van zeven uur behandel-tijd en één uur overige tijd, zoals bijvoorbeeld voor overleg, rapportage, verwijzen, factu-rering en bij- en nascholing. Het meest genoemde knelpunt met betrekking tot de ver-goedingen bij logopedisten is de onvoldoende vergoeding van de niet direct cliëntgebon-den tijd, dit geldt met name voor cliënten van 0 tot 11 jaar en bij cliënten met taalontwik-kelingsstoornissen. Bij de behandeling van deze cliënten zijn ook vaak de ouders/verzor-gers betrokken waardoor er meer niet direct cliëntgebonden tijd nodig is. Ook geeft meer dan de helft aan de beperking van de duur van een zitting tot een half uur een knelpunt te vinden; dit knelpunt wordt met name ervaren bij cliënten onder de zes jaar, cliënten met afasie en bij cliënten met problemen met de vloeiendheid/ritme van spreken. Dit knelpunt wordt vaak omzeild door een zitting van een uur te declareren als twee zittingen van een half uur op verschillende dagen. Logopedisten werken met een groot aantal partijen samen ten behoeve van de extramura-le logopedie, bijvoorbeeld met andere logopedisten, scholen, huisartsen en schoolbegelei-dingsdiensten. De samenwerking met andere partijen bestaat uit meerdere aspecten, zoals afstemming van de behandeling, advisering aan andere zorgverleners en aan collega’s.

Page 76: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

76 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

8.3 Het logopedisch zorgproces In hoofdstuk 5 is ingegaan op de cliëntenpopulatie en de omvang van de logopedische zorg. Daarbij stonden de volgende vragen centraal: - Wat is de samenstelling van de cliëntpopulatie van de extramurale logopedie en wat is

het aandeel van kinderen die doorverwezen zijn na screening in het basisonderwijs? - Wat is de omvang van de logopedische zorg bij de verschillende categorieën van

patiënten? - Met welke diagnosen worden patiënten voor logopedische zorg verwezen? - In hoeverre sluit de logopedische diagnose aan op de verwijsdiagnose? Om deze vragen te beantwoorden zijn registratieformulieren met vragen over de cliënten toegezonden aan een steekproef van 500 zelfstandig gevestigde logopedisten. Hierbij werd gevraagd registratieformulieren in te vullen voor cliënten waarvan de behandeling in de laatste twee maanden is afgerond, met een maximum van acht registratieformulie-ren. In totaal hebben 186 logopedisten 1282 registratieformulieren ingevuld geretour-neerd. Uit de registratieformulieren komt naar voren dat meer dan de helft van het aantal cliën-ten van het mannelijke geslacht is; ook blijkt het merendeel jonger dan 12 jaar te zijn. Ruim 10% van de cliënten heeft Nederlands niet als moedertaal. Deze gegevens komen overeen met een onderzoek van Steultjens e.a. (1998) waarbij gegevens uit 1993 en 1994 zijn gebruikt. De meeste cliënten worden verwezen door de huisarts; een kleinere groep wordt ver-wezen door de KNO-arts. Er is een grote diversiteit aan verwijsdiagnoses; de drie meest voorkomende verwijsdia-gnoses zijn: specifiek leerprobleem, spraak/fonatiestoornis en symptomen/klachten van de stem. Bij de logopedische diagnose zijn articulatiestoornissen, stemstoornissen, taal-stoornissen en afwijkend mondgedrag/stoornissen in (senso)motoriek het meest frequent vastgesteld. Driekwart van de cliënten heeft beperkingen van het communicatief uiten, de meest voorkomende handicaps betreffen bij ongeveer eenderde van de cliënten het be-roep/dagelijkse werkzaamheden en eveneens bij eenderde van de cliënten de sociale in-tegratie buiten familie/gezin. Opvallend is dat ruim een kwart van de cliënten voorafgaand aan de behandeling door de extramurale logopedist is gescreend in het basisonderwijs. Behandeling na screening vindt doorgaans plaats bij 4-5 jarigen. De verwijzing vindt bij deze cliënten plaats door de huisarts, het gaat daarbij met name om cliënten met een articulatiestoornis en/of taal-stoornis. Gebleken is dat de logopedische diagnose redelijk tot goed aansluit op de verwijsdiagno-se; de mate van aansluiting loopt uiteen van 42% bij specifieke taal/spraakontwikkelings-stoornissen tot 90% bij stemstoornissen. Ook bij stamelen/stotteren en slikproblemen bestaat een grote mate van aansluiting tussen de verwijsdiagnose en de logopedische diagnose. Opvallend is voorts dat bij de logopedische diagnose dyslexie (3,3%) vaker wordt genoemd dan bij de verwijsdiagnose (0,5%). Dit kan enerzijds het gevolg zijn van verwijzers die deze diagnose niet kunnen vaststellen. Anderzijds is het mogelijk dat ver-

Page 77: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 77

wijzers een andere diagnose toekennen aan deze kinderen, bijvoorbeeld de diagnose ‘specifieke taal/spraakontwikkelingsstoornis’ omdat de behandeling van dyslexie door logopedisten niet wordt vergoed. Ook logopedisten kunnen de logopedische diagnose ‘dyslexie’ om deze reden onder een andere categorie hebben ondergebracht, bijvoorbeeld onder lees/schrijfproblemen of auditieve verwerkingsproblemen. Uit hoofdstuk 4 komt naar voren dat de helft van de logopedisten aangeeft kinderen met dyslexie of een aan dyslexie verwante stoornis te behandelen en dat 17% van de logopedisten zich specifiek deskundig achten op het gebied van dyslexie. Gezien deze gegevens lijkt er sprake van een ‘onderrapportage’ van dyslexie in de cliëntenregistratie. Er blijkt een grote variatie te zijn in de omvang van de logopedische behandeling. Een be-handeling bestaat gemiddeld uit 26 zittingen. De mediaan van het aantal zittingen is 17; vanwege de grote variatie in het aantal zittingen met uitschieters naar boven liggen de mediaan en het gemiddeld aantal zittingen ver uiteen. Ook per leeftijdscategorie, per verwijsdiagnose en per logopedische diagnose is er een grote variatie in het aantal zit-tingen. Deze variatie in het aantal zittingen komt ook tot uiting in de behandelduur. De mediaan van de behandelduur is zes maanden, dit betekent dat bij 50% van de cliënten de behan-deling binnen 6 maanden is afgerond. Bij een kwart van de cliënten duurt de behandeling echter meer dan een jaar, bij 7% zelfs meer dan 2 jaar. Uit een eerder onderzoek naar de omvang van de logopedische behandeling kwam naar voren dat het gemiddeld aantal zittingen 17,2 was en de mediaan 16 (Steultjens e.a., 1998). Daarbij werden gegevens gebruikt uit een onderzoek van Raaijmakers e.a. (1995), waarbij gegevens van patiënten werden geregistreerd gedurende zes maanden. Bij 39% van de patiënten was de behandeling in deze zes maanden nog niet afgerond, waardoor er in genoemd onderzoek een onderschatting was van het gemiddelde aantal zittingen (Hofhuis e.a., 2000). De mediaan van het aantal zittingen voor taalstoornissen en lees en/of schrijfproblemen ligt hoger dan die voor andere stoornissen. Stemstoornissen en afwijkend mondgedrag/ stoornissen in (senso)motoriek worden behandeld met het laagste aantal zittingen. Een deel van de cliënten wordt relatief veel en langdurig behandeld, behandelingen van meer dan 2 jaar zijn geen uitzondering. Veelgebruikers van logopedische zorg (cliënten met meer dan 32 zittingen) zijn relatief vaak kinderen met een specifieke taal/spraakontwik-kelingsstoornis of een motorische ontwikkelingsstoornis.

8.4 Ervaringen van zorgverzekeraars In hoofdstuk 6 is ingegaan op het contracteerbeleid van zorgverzekeraars. Daarbij is een antwoord gegeven op de volgende vragen: - Met welke partijen in de extramurale gezondheidszorg sluit de zorgverzekeraar con-

tracten af? - Welke mogelijke knelpunten ervaren verzekeraars bij het inkopen en contracteren van

extramurale logopedie? - Wat is de inhoud van contracten ? - Wat is de omvang van de gecontracteerde zorg aan extramurale logopedie?

Page 78: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

78 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Deze vragen zijn beantwoord met behulp van schriftelijke vragenlijsten naar en tele-fonische interviews met tien inkoopmanagers van extramurale logopedie bij zorg-verzekeraars. Uit de resultaten komt naar voren dat binnen de regio van een zorg-verzekeraar veelal een ander contracteerbeleid wordt gevoerd dan daarbuiten. Zo sluiten de meeste zorgverzekeraars binnen de regio contracten met volume-afspraken af, terwijl buiten de regio vaak contracten zonder volume-afspraken worden afgesloten. Ook zijn er drie zorgverzekeraars die buiten de regio declaraties vergoeden zonder dat daar een con-tract aan ten grondslag ligt, hoewel het wettelijk verplicht is om een contract af te sluiten. Over het algemeen wordt daarbij het beleid van de zorgverzekeraar in de betreffende regio gevolgd. Mogelijk is het afsluiten van contracten met logopedisten die slechts één of twee verzekerden behandelen te arbeidsintensief. Het volume wordt vaak bepaald op basis van de voorgaande jaren. Daarbij wordt door enkele zorgverzekeraars rekening gehouden met de specialisatie of cliëntenpopulatie van de logopedist. De helft van de zorgverzekeraars meet de prestaties van de logopedisten (soms) af aan behandelgemiddelden. Daarbij wordt het behandelgemiddelde berekend van alle logopedisten die een zorgverzekeraar onder contract heeft; het behandelgemid-delde van de individuele logopedisten wordt hiermee vergeleken. Door KPMG is onder-zoek gedaan naar de markt voor logopedie waarbij deze problematiek eveneens aan de orde is gekomen (KPMG 2002). Uit dit onderzoek bleek dat het gevolg hiervan kan zijn dat logopedisten de behandelduur van individuele cliënten afstemmen op het behandel-gemiddelde. Hierdoor wordt er minder rekening gehouden met de behoefte van de cliënt en zijn aandoening. Van de ondervraagde zorgverzekeraars is er één die extramurale logopedie in het basis-onderwijs vergoedt. Daarvoor zijn met een aantal gemeenten en GGD’s afspraken ge-maakt over welke zorg geleverd en vergoed kan worden. Met uitzondering van één zorgverzekeraar wordt het maximum tarief voor een zitting en een toeslag voor een huisbezoek vergoed. De uitzondering betreft logopedie op scholen. Daar wordt door de betreffende zorgverzekeraar een lager tarief gehanteerd omdat logo-pedisten in dit werkveld geen praktijkkosten hebben en bepaalde tests niet hoeven uit te voeren. Door enkele zorgverzekeraars worden wel eens klachten van (mogelijke) cliënten van extramurale logopedie ontvangen. De meest genoemde klacht is dat cliënten op een wachtlijst komen. Ook wordt wel de klacht gehoord dat men vindt dat de logopedische behandeling van dyslexie vergoed moet worden. De klacht die logopedisten het meeste melden bij de zorgverzekeraar is dat ze vinden dat het toegekende volume te laag is. Daarnaast wordt van logopedisten vaak gehoord dat ze een wachtlijst hebben. Tevens wordt de klacht gehoord dat logopedisten de duur van een zitting van een half uur te beperkt vinden. Zorgverzekeraars geven hierbij aan dat deze duur op een gemiddelde is gebaseerd en dat zittingen ook korter dan een half uur kunnen duren. Ook zorgverzekeraars ervaren knelpunten bij het inkopen en contracteren van extramura-le logopedie. Zo wordt geconstateerd dat er te weinig logopedisten zijn die voor een con-tract in aanmerking komen en dat er wachtlijsten zijn.

Page 79: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 79

De zorgverzekeraars hanteren standaardcontracten, gebaseerd op de UvO. Daarnaast wordt door een aantal zorgverzekeraars gebruik gemaakt van eigen bijlagen waarin aanvullende eisen worden gesteld, zoals een minimum aantal zittingen per week. Een merendeel van de zorgverzekeraars heeft afspraken over de naleving van het kwaliteits-beleid van de NVLF in de contracten staan, zoals inschrijving in het basisregister (kwali-teitsregister) en deskundigheidsbevordering. Ook worden er door een aantal zorgverze-keraars andere kwaliteitseisen gesteld, zoals bijvoorbeeld inrichtingseisen. De gecontracteerde zorg aan extramurale logopedie in 2001 bedroeg gemiddeld 0,13 zittingen logopedie per ziekenfondsverzekerde. Het aantal zittingen logopedie dat in 2001 vergoed is lag gemiddeld op 0,12 zittingen per ziekenfondsverzekerde. De gecontracteer-de zorg in 2002 ligt ook gemiddeld op 0,12 zittingen logopedie per verzekerde. Uit hoofdstuk 3 komt naar voren dat er gemiddeld in Nederland 21,19 uren extramurale logo-pedie per week van 10.000 inwoners wordt verstrekt. Uitgaande van een jaar van 46 werkweken komt dit neer op 0,19 zittingen per inwoner per jaar. Dit aantal ligt een stuk hoger dan wat de zorgverzekeraars hebben vergoed en gecontracteerd per ziekenfonds-verzekerde per jaar. Dit is voor een deel te verklaren doordat sommige zorgverzekeraars alleen de cijfers binnen de regio hebben gegeven; het totaal valt hierdoor lager uit. Een andere verklaring kan zijn dat het ledenbestand van de NVLF niet alleen de direct cliënt-gebonden tijd bevat, maar voor een deel ook de overige tijd die logopedisten aan hun werk besteden.

8.5 Literatuuronderzoek Met behulp van een quick scan van de literatuur is de effectiviteit van logopedie onder-zocht. Daarbij is een antwoord gegeven op de volgende vragen: - Welke gecontroleerde studies naar het effect van logopedie zijn uitgevoerd? - Welke interventies zijn daarin te onderscheiden? - Wat is het resultaat van deze effectstudies naar de mening van de auteurs? Ter beantwoording van deze vragen is in verschillende databases gezocht naar RCT’s en CCT’s waarbij de effectiviteit van één of meerdere logopedische interventies wordt onderzocht. In de database van Cochrane is bovendien gezocht naar systematische reviews. De zoekactie leverde negen systematische reviews en 66 effectstudies op. Op het gebied van afasie zijn twee systematische reviews gevonden. Op basis van één van deze reviews wordt geconcludeerd dat de behandeling van mensen met afasie door een logopedist effectief is. In de andere review wordt juist geconcludeerd dat de meeste ge-vonden studies relatief oud zijn en van slechte of ontoegankelijke methodologische kwa-liteit; de auteurs geven aan dat op basis hiervan niet bepaald kan worden of logopedie effectief is. Het verschil in uitkomsten tussen deze twee reviews kan worden verklaard door het feit dat de eerste review niet volgens de methodologische richtlijnen van de Cochrane Collaboration is uitgevoerd; er is daarbij niet alleen naar gecontroleerde studies gezocht. Ook op basis van de drie systematische reviews met betrekking tot logopedie bij dysartrie (neurologische spraakstoornis) wordt geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is ge-

Page 80: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

80 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

vonden voor het effect van logopedie, vanwege het kleine aantal studies, het gebrek aan methodologische kwaliteit en de mogelijkheid van publicatie bias. Er is een meta-analyse uitgevoerd naar taalinterventies bij kinderen met een taal/leer-achterstand. Dit betreft een meta-analyse die niet volgens de methodologische richtlijnen van de Cochrane Collaboration is uitgevoerd; de kwaliteit van deze meta-analyse kan daardoor lager uitvallen. Uit de meta-analyse kwam naar voren dat het gemiddelde kind met taalachterstand er 35% op vooruit ging als gevolg van een taalinterventie. De auteurs concluderen dat meer onderzoek nodig is om de verschillende behandelingen met elkaar te vergelijken. Uit een review waarbij onder andere sliktherapie voor dysfagie (slikstoornis) bij acute CVA is onderzocht werd geconcludeerd dat met formele sliktherapie dysfagie niet signi-ficant verminderde, vergeleken met de standaard zorg voor dysfagie. In een review naar dysfagie bij de ziekte van Parkinson werden geen trials op dit gebied gevonden. Een review waarbij de chirurgische en niet-chirurgische behandeling van stembandknob-beltjes werd onderzocht leverde evenmin zoekresultaten op. De grootste groep RCT’s en CCT’s die in dit literatuuronderzoek zijn gevonden heeft betrekking op logopedie bij kinderen jonger dan de schoolgaande leeftijd met spraak- en/of taalproblemen. In ruim de helft van deze studies werden de ouders van de kinderen betrokken bij de behandeling. Het merendeel hiervan liet een positief effect zien op de taal- en/of spraakontwikkeling van het kind. De overige interventies bij jonge kinderen zijn zeer divers van aard; uit de meeste studies wordt geconcludeerd dat de onderzochte interventies effectief zijn. Ook zijn er diverse studies gedaan naar de effectiviteit van logopedie bij kinderen met spraak- en/of taalproblemen in de schoolgaande leeftijd. Deze studies zijn onderling moeilijk te vergelijken vanwege de verschillende interventies. Een groot deel van de interventies is, naar de mening van de auteurs, effectief. Op het gebied van stotteren zijn verschillende trials uitgevoerd. Daarbij kwam naar voren dat verschillende logopedische interventies volgens de auteurs effectief zijn voor de be-handeling van stotteren. Logopedie bij kinderen met een gespleten gehemelte lijkt eveneens effectief te zijn. Ook de studies met betrekking tot stemproblemen en doofheid en slechthorendheid lieten, naar de mening van de auteurs, effectieve resultaten zien. Twee van de drie studies naar logo-pedie bij kinderen met een verstandelijke handicap lieten een positief effect zien. Ook logopedie bij afasie leek bij twee van de drie studies effectief. Ten slotte lieten de studies naar logopedie bij andere dan de hierboven genoemde aandoeningen positieve resultaten zien. Opvallend is dat het merendeel van de gevonden studies positieve resultaten laat zien, ter-wijl in de meeste systematische reviews wordt geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat logopedie effectief of ineffectief is. Bij de meeste systematische reviews is de methodologische kwaliteit van de gevonden trials beoordeeld en vaak te zwak bevonden. In het huidige literatuuronderzoek is de methodologische kwaliteit niet beoordeeld, maar zijn de conclusies van de auteurs overgenomen.

Page 81: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 81

Ondanks bovengenoemde kanttekeningen geeft dit literatuuronderzoek een overzicht van effectstudies op het gebied van de logopedie. Het overzicht kan een eerste aanzet zijn tot het opstellen van behandelrichtlijnen binnen de logopedie. Tot nu toe zijn dergelijke richtlijnen niet beschikbaar. Het verdient echter aanbeveling om de kwaliteit van de ge-vonden effectstudies te beoordelen, alvorens de resultaten te vertalen naar behandel-richtlijnen. Daarnaast kan dit overzicht de basis vormen voor vervolgonderzoek. Daarbij kan gekeken worden in welke richting verder onderzoek naar de effectiviteit van logopedie wenselijk is.

8.6 Conclusies Op basis van de resultaten kan een aantal conclusies getrokken worden. Opmerkelijk is de grote variatie in de omvang en duur van de extramurale logopedische zorg. Gezien de grote variatie in de omvang van de zorg voor alle categorieën van cliën-ten is de conclusie gerechtvaardigd dat de logopedische zorg op het gebied van de om-vang en duur niet transparant is. Door de NVLF wordt wel sinds enkele jaren gewerkt aan de ontwikkeling van een systeem voor de verzameling van informatie over het zorgpro-ces. Vrijgevestigde logopedisten dienen via het Logopedisch Informatie Systeem (LIS) gegevens aan te leveren aan een landelijke databank: de Landelijke Logopedie Registratie (LLR). Dit systeem is echter nog niet op grote schaal operationeel. Mogelijk zal de trans-parantie van de logopedische zorg hierdoor in de toekomst wel worden verbeterd. De NVLF heeft binnen de kwaliteitsprogramma’s Ontwikkeling en Bevordering Kwali-teit Paramedische Zorg (OKPZ en BKPZ) gewerkt aan de ontwikkeling van standaarden die betrekking hebben op de verschillende werkvelden van de logopedist; vrije vestiging, algemene ziekenhuizen en verpleeghuizen, audiologische centra en onderwijs (Hofhuis et al., 2001). Er zijn tot dusver nog geen logopedische richtlijnen beschikbaar die betrekking hebben op de behandeling van specifieke aandoeningen en/of stoornissen. De resultaten uit dit onderzoek pleiten voor de ontwikkeling van richtlijnen voor de logopedische be-handeling van specifieke aandoeningen en/of stoornissen. Dergelijke richtlijnen zouden bij voorkeur gebaseerd dienen te zijn op wetenschappelijke evidentie van de effectiviteit van logopedie. Uit de literatuurstudie verricht in het kader van dit onderzoek blijkt dat er enkele tientallen gecontroleerde studies zijn gedaan naar de effectiviteit van logopedie bij spraak en/of taalproblemen bij jonge en schoolgaande kinderen. De resultaten van deze studies zijn echter nog niet systematisch samengevat. Mogelijk bieden deze effectstudies voldoende basis om een of meerdere richtlijnen voor de logopedische behandeling van cliënten met spraak/taalontwikkelingsstoornissen, ruim twintig procent van de cliënten van logopedisten, te ontwikkelen. Deze cliënten hebben vaak langdurige logopedische zorg nodig. Ook blijkt een zitting van een half uur vaak niet voldoende te zijn voor deze groep. Het ontwikkelen van een behandelrichtlijn kan duidelijkheid verschaffen over de vereiste logopedische zorg voor deze groep cliënten. Volgens KPMG (2002) zal het op-stellen van behandelrichtlijnen naar verwachting leiden tot een betere kwaliteit van de zorgverlening en een meer efficiënte werkwijze. Dit kan er weer toe leiden dat ver-zekeraars een groter vertrouwen krijgen in de efficiëntie van de werkwijze van logo-

Page 82: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

82 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

pedisten, waardoor de noodzaak verminderd wordt om de prestaties van de logopedisten af te meten aan behandelgemiddelden (KPMG, 2002). De beperking van de duur van een zitting tot een half uur blijkt bij veel logopedisten een knelpunt te vormen. Zorgverzekeraars geven aan dat de duur op een gemiddelde is geba-seerd en dat zittingen ook korter dan een half uur kunnen duren. Het is echter de vraag of logopedisten ook wel korter dan een half uur behandelen; vermoedelijk gaan logopedisten uit van een half uur, maar blijkt dit niet altijd voldoende te zijn. Veel logopedisten om-zeilen dit knelpunt door een zitting van een uur te declareren als twee zittingen van een half uur op verschillende dagen. Het verdient aanbeveling om de duur van een zitting niet tot een half uur te beperken; logopedisten zouden de werkelijke behandeltijd moeten kun-nen declareren. De wachtlijstproblematiek wordt als knelpunt genoemd door zowel cliënten, logopedisten als zorgverzekeraars. Gebleken is dat in totaal 62% van de logopedisten een wachtlijst heeft, met een gemiddelde wachttijd van tien weken. Bijna eenderde van de logopedisten is van mening dat het ziekenfonds verantwoordelijk is voor het ontstaan van de wachtlijst. Zorgverzekeraars krijgen van logopedisten dan ook te horen dat ze het toegekende volu-me te laag vinden. Ook geven zowel logopedisten als zorgverzekeraars aan dat er steeds minder logopedisten zijn. Uit de cijfers van dit onderzoek blijkt echter dat de daling van het aantal logopedisten minder sterk is dan tot nu toe werd aangenomen. Volgens KPMG is het volumebeleid van zorgverzekeraars het leidend mechanisme dat de toegankelijk-heid van de logopedische zorg bepaalt. Als de vraag naar logopedie het maximum aantal zittingen overtreft, komt de toegankelijkheid in het geding (KPMG, 2002). De meeste zorgverzekeraars geven aan dat ze voldoende extramurale logopedie hebben kunnen contracteren. Dit lijkt echter tegenstrijdig met het aantal en de duur van de wacht-lijsten. Mogelijk zouden er bij een minder stringent volumebeleid minder en kortere wachtlijsten zijn. Sinds 1992 is de behandeling van dyslexie door een logopedist van verstrekking uitge-sloten omdat er geen duidelijkheid bestond over de vraag of van de logopedische behan-deling van dyslexie een zinvolle bijdrage kon worden verwacht. Toch blijken er kinderen met dyslexie verwezen te worden naar de logopedist. Het is echter onduidelijk om welke aantallen het hier gaat, omdat een deel van deze kinderen mogelijk onder een andere diagnose worden behandeld. Dyslexie gaat vaak gepaard met andere stoornissen die voor een logopedische behandeling in aanmerking komen. Ook over de effectiviteit van de logopedische behandeling van dyslexie bestaat nog steeds onduidelijkheid. In het litera-tuuronderzoek is één studie naar voren gekomen waarin verschillende trainingen voor kinderen met beperkingen in het lezen werden vergeleken; beide programma’s lieten betere leesresultaten zien. Op basis van een enkele effectstudie kan echter niet gecon-cludeerd worden dat de logopedische behandeling van dyslexie effectief is. Daarom wordt aanbevolen de effectiviteit van logopedie bij kinderen met dyslexie nader te onderzoeken.

Page 83: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 83

Literatuur Besluit 24 oktober 1997 inzake opleiding en deskundigheid diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut. Staatstblad nr. 523, 1997. Borst-Eijlers E. Standpunt bij advies Gezondheidsraad betreffende dyslexie. Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer. CSZ/EZ-9712556. Ministerie van VWS, 1997. Goorhuis-Brouwer SM, Ter Vergert EM, Douw KHP. Logopedie en Taalstoornissen bij kinderen. Medisch Contact 1997;52 (nr.14): 449-450. Hofhuis H, Steultjens M, Sluijs E, Raaijmakers, M, Dekker J. The number of therapeutic sessions in logopedic care: a description and analysis. Folia Phoniatrica et Logopaedica 2000; 52: 239-250. Hofhuis H, Plas M, Dorgelo M, Dekker J, van den Ende E. Kwaliteitsbevordering Paramedische Zorg: Eind-evaluatie van het BKPZ-programma. Utrecht: NIVEL, 2001. KPMG. De markt voor logopedie: deelmarktanalyse. Hoofddorp: KPMG, 2002. Raaijmakers MF, Dekker J. Logopedie in de Nederlandse gezondheidszorg. Utrecht: NIVEL, 1995. Rapportage Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn 2001. NIVEL/Prismant/OSA, 2001. Steultjens M, Hofhuis H, Sluijs E, Dekker J. De omvang van de logopedische behandeling. Utrecht: NIVEL, 1998. Treekoverleg. Notitie Streefnormstelling wachttijden curatieve sector. Zeist: ZN, 19 januari 2000.

Page 84: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

84 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Page 85: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 85

Bijlagen

Page 86: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

86 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Page 87: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Bijlage 1

Vragenlijst stand van zaken

Extramurale Logopedie

Nivel - Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorgPostbus 1568 3500 BN Utrecht. Tel.: 030-2729700, fax: 030-2729729

Page 88: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Toelichting

Deze vragenlijst is bestemd voor vrijgevestigde logopedisten die extramurale zorg in het kader van deZiekenfondswet verstrekken.

In deze vragenlijst komen de ervaringen met zorgverzekeraars aan de orde, eventuelewachtlijstproblematiek, knelpunten in de zorgverlening en samenwerking met andere partijen.

Vragen 1 tot en met 6 zijn algemene vragen. Vanaf vraag 7 hebben de vragen uitsluitend betrekking opextramurale logopedie die aan ziekenfondsverzekerden wordt geleverd.

Bij de meeste vragen in deze vragenlijst dient u een kruisje te zetten bij het antwoord dat u kiest. Bijsommige vragen zijn meerdere antwoorden mogelijk, dat staat dan aangegeven. Bij een aantal vragenwordt u gevraagd om een toelichting te geven op de stippellijntjes. Al uw antwoorden zullen vertrouwelijkworden behandeld.

Wilt u de vragenlijst samen met de registratieformulieren in de bijgevoegde antwoordenvelop terugsturenvoor 7 juni. Een postzegel is niet nodig.

Indien u vragen heeft kunt u contact opnemen met Hannelore Hofhuis (030 - 2729790) of Marike de Boer(030-2729765). E-mailen kan ook: [email protected] of [email protected].

Hartelijk bedankt voor uw medewerking.

Page 89: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

1

Vragenlijst ‘stand van zaken Extramurale Logopedie’

ALGEMENE GEGEVENS

1. Hoe bent u werkzaam? (meerdere antwoorden mogelijk)

Q als vrijgevestigde Q als vrijgevestigde in een maatschapQ in loondienst in een vrijgevestigde praktijk (ga naar vraag 3)

2. Hoeveel logopedisten zijn bij uw praktijk in dienst (inclusief uzelf)?..... logopedisten in dienst, totaal ..... fte (bijvoorbeeld 100% is 1 fte, 50% is 0,5 fte)

3. Indien mogelijk: kunt u aangeven hoeveel cliënten u in 2001 had voor extramurale logopedie? Hoezijn zij verzekerd?Q ziekenfondsverzekerden, ..... cliëntenQ particulier verzekerden, ..... cliëntenQ onbekend, ..... cliënten

4. Indien mogelijk: kunt u aangeven hoeveel zittingen u in 2001 voor extramurale logopediegedeclareerd heeft?.......... zittingen

Indien mogelijk: kunt u dit uitsplitsen voor ziekenfonds verzekerden en particulier verzekerden?.......... zittingen voor ziekenfonds verzekerden .......... zittingen voor particulier verzekerden

5. Bent u specifiek deskundig in een bepaalde therapie of in de behandeling van bepaalde stoornissen?Q nee (ga naar vraag 7)

Q ja

6. In welke van de volgende stoornissen/therapieën bent u specifiek deskundig? (meerdere antwoordenmogelijk)

Q geenQ stotterenQ afasieQ stemstoornissenQ dyslexieQ preverbale logopedieQ verstandelijk gehandicaptenQ kinderlogopedieQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 90: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

2

De volgende vragen hebben alleen betrekking op ZIEKENFONDSEN en op cliënten die eenZIEKENFONDS-VERZEKERING hebben.

ERVARINGEN MET ZORGVERZEKERAARS

7. Met welke ziekenfondsen heeft u een overeenkomst? (meerdere antwoorden mogelijk)

Q Amicon Q Groene land (Achmea) Q Stad RotterdamQ Anova (Agis Groep) Q Het Anker Q TriasQ ANOZ (Agis Groep) Q Nederzorg Q UnivéQ Azivo Q Nuts (DeltaLloyd Ohra) Q VGZQ AZvZ Q ONVZ Q ZAO (Agis Groep)Q CZ Groep Q OZ Q Zilveren Kruis (Achmea)Q De Friesland Q OZB Q Zorg en ZekerheidQ DSW Q PWZ (Achmea)Q Geové RZG Q SallandQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

8. Van welk ziekenfonds zijn de meeste van uw cliënten afkomstig? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

9. Indien ziekenfondsen geen contract met u aangaan, wat is daarvan dan de reden? (meerdere antwoordenmogelijk)

Q niet van toepassing Q er worden geen contracten in mijn regio afgeslotenQ er zijn al genoeg gecontracteerde logopedisten in mijn regioQ er wordt pas een contract afgesloten als er één of meerdere cliënten zijnQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

10. Wordt bij het opstellen van de contracten gebruik gemaakt van de Uitkomst van Overleg ZN / NVLF(Zorgverzekeraars Nederland / Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie)?Q ja, bij alle contractenQ nee, niet bij de contracten met (ziekenfondsen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Q nee, bij geen van de contracten

11. Behandelt u wel eens ziekenfondsverzekerde cliënten zonder dat er een contract is met hetbetreffende ziekenfonds?Q nee (ga naar vraag 14)

Q ja

12. Geven de declaraties van deze cliënten zonder contract problemen? (meerdere antwoorden mogelijk)

Q de declaraties geven geen problemen (ga naar vraag 14)

Q de declaraties geven problemen bij sommige ziekenfondsenQ de declaraties geven problemen bij de meeste ziekenfondsenQ de declaraties geven problemen bij alle ziekenfondsenQ de declaraties geven problemen bij andere partijen, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 91: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

3

13. Wat is de aard van de bij vraag 12 genoemde problemen? (meerdere antwoorden mogelijk)

Q de betaling is te laatQ geautomatiseerd/op diskette aanleveren van de declaratie is problematischQ declaraties worden retour gezonden zonder uitlegQ de tarieven kloppen nietQ er wordt niet betaaldQ er wordt te vaak gewerkt met voorschottenQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

14. Kunt u aangeven welke van de volgende onderwerpen deel uit maken van het contract met hetziekenfonds waarvoor u de meeste cliënten behandelt? (meerdere antwoorden mogelijk)

Q maximum aantal zittingen / volumeafsprakenQ behandelgemiddeldeQ aard van de hulp die vergoed wordtQ regio / werkgebied waar gewerkt mag wordenQ beperking van het aantal huisbezoeken

15. Indien er in het contract met het ziekenfonds met de meeste cliënten afspraken staan over denaleving van het kwaliteitsbeleid van de NVLF, welke onderdelen maken daar dan deel van uit? (meerdere antwoorden mogelijk)

Q niet van toepassingQ naleving regels voor verslagleggingQ naleving standaarden Q opstellen kwaliteitsjaarverslagQ deskundigheidsbevorderingQ deelname aan intercollegiale toetsingQ deelname aan regionaal overlegQ inschrijving in basisregister (kwaliteitsregister)Q anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

16. Is in het contract met het ziekenfonds met de meeste cliënten sprake van een maximum aantalzittingen voor extramurale logopedie? Q nee (ga naar vraag 22)

Q ja

17. Was het aantal zittingen voor 2001 toereikend? (deze vraag betreft het contract met het ziekenfonds met demeeste cliënten)

Q het aantal zittingen was toereikend (ga naar vraag 21)

Q het aantal zittingen was niet toereikend

18. Wat was de oorzaak dat het aantal zittingen in 2001 niet toereikend was? (deze vraag betreft het contractmet het ziekenfonds met de meeste cliënten) ( meerdere antwoorden mogelijk)

Q toegenomen aantal cliënten Q relatief veel cliënten met ernstige aandoeningen Q relatief veel cliënten met meervoudige aandoeningenQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 92: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

4

19. Hoe heeft u gehandeld toen bleek dat het aantal zittingen niet toereikend was? (deze vraag betreft het

contract met het ziekenfonds met de meeste cliënten) (meerdere antwoorden mogelijk)

Q ik heb het maximum aantal zittingen overschredenQ ik heb cliënten doorverwezen naar een andere logopedistQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

20. Indien u het maximum aantal zittingen overschreden hebt in 2001, hoe is het ziekenfonds daar meeomgegaan? (deze vraag betreft het contract met het ziekenfonds met de meeste cliënten)

Q niet van toepassingQ de extra zittingen zijn volledig vergoedQ de extra zittingen zijn gedeeltelijk vergoedQ de extra zittingen zijn niet vergoedEventueel toelichting: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

21. Heeft dit ziekenfonds het maximum aantal zittingen voor 2002 gewijzigd? (deze vraag betreft het contractmet het ziekenfonds met de meeste cliënten)

Q het maximum aantal zittingen voor 2002 is verhoogd ten opzichte van 2001Q het maximum aantal zittingen voor 2002 is gelijk aan dat van 2001Q het maximum aantal zittingen voor 2002 is verlaagd ten opzichte van 2001Eventueel toelichting: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

22. Welke knelpunten ervaart u in het algemeen met betrekking tot de vergoedingen? (meerdere antwoordenmogelijk)

Q geen knelpuntenQ het tarief voor een zitting in de praktijk is te laagQ de niet direct cliëntgebonden tijd wordt onvoldoende vergoed *Q de beperking van de duur van een zitting tot een half uurQ de beperking van de duur van logopedisch onderzoek tot 1 uurQ de tarieven dekken de kosten voor ‘overhead’ onvoldoende **

Q de reistoeslag bij een bezoek aan huis is te laagQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .* bijvoorbeeld voor overleg, rapportage verwijzen, facturering, bij- en nascholing** bijvoorbeeld kosten voor inrichting, telefoonkosten etcetera

23. Kunt u aangeven welke mechanismen soms nodig zijn om deze knelpunten te omzeilen? (meerdereantwoorden mogelijk)

Q niet van toepassingQ logopedisch onderzoek declareren als behandeling indien daadwerkelijk behandeling volgtQ logopedisch onderzoek dat meer dan 1 uur in beslag neemt declareren als logopedische

behandelingQ een zitting van 1 uur declareren als twee zittingen van een ½ uur op verschillende dagen Q anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 93: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

5

TARIEVEN

24. Welk tarief is met het ziekenfonds met de meeste cliënten overeengekomen voor een zitting in depraktijk? Q WTG / CTG tariefQ ander tarief, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . € per zitting

25. Welk tarief is met het ziekenfonds met de meeste cliënten overeengekomen voor de reistoeslag bijeen behandeling aan huis?Q WTG / CTG tariefQ ander tarief, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . € per behandeling aan huis

26. Welke tarieven zijn overeengekomen met de overige ziekenfondsen waarmee u contracten heeft?(meerdere antwoorden mogelijk)

Q met alle ziekenfondsen zijn de WTG / CTG tarieven voor een zitting in de praktijk en de reistoeslag overeengekomen

Q met één of meer ziekenfondsen is een ander tarief voor een zitting in de praktijk overeengekomen, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (€ per zitting)

Q met één of meer ziekenfondsen is een ander tarief als reistoeslag bij een bezoek aan huisovereengekomen, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (€ per zitting)

27. Kan er onderhandeld worden over tarieven?Q nee, met geen van de ziekenfondsenQ ja, met enkele ziekenfondsenQ ja, met alle ziekenfondsen

Page 94: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

6

28. Kunt u aangeven bij welke van de volgende cliëntencategorieën er in het algemeen knelpunten in devergoeding zijn met betrekking tot:

- omvang van de indirect cliëntgebonden tijd- duur van de zitting van 1/2 uur- andere knelpunten Indien er in het algemeen geen knelpunten zijn dan kunt u dat aangeven in de één na laatste kolom.

knelpunt m.b.t. knelpunt m.b.t. omvang indirect duur van de zitting andere geen cliëntgebonden tijd (½ uur) knelpunten knelpunten n.v.t.*

0-5 jaar Q Q Q Q �

6-11 jaar Q Q Q Q �

12-50 jaar Q Q Q Q �

ouder dan 50 Q Q Q Q �

anderstaligen Q Q Q Q �

hoorstoornissen Q Q Q Q �

stemstoornissen Q Q Q Q �

dyslexie Q Q Q Q �

overige taalontwikkelingsstoornissen Q Q Q Q �

afasie Q Q Q Q �

lees/schrijfstoornissen Q Q Q Q �

articulatiestoornissen Q Q Q Q �

nasaliteit Q Q Q Q �

vloeiendheid/ritme van spreken Q Q Q Q �

afwijkend mondgedrag Q Q Q � �

slikstoornissen Q Q Q Q �

(senso)motorische stoornissen Q Q Q Q �

cognitief/psychische stoornissen Q Q Q Q �

anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . Q Q Q Q �

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .* ik behandel geen patiënten in deze categorie

29. Indien u aangegeven heeft dat er andere knelpunten zijn, kunt u dan aangeven welke dat zijn?

cliëntcategorie knelpunt

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 95: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

7

WACHTLIJSTPROBLEMATIEK

30. Heeft u op dit moment een wachtlijst?Q nee (ga door naar vraag 36)

Q ja, voor ...... cliënten (aantal invullen s.v.p.)

31. Hoelang bedraagt de wachttijd voor cliënten op de wachtlijst gemiddeld?....... weken

32. Wanneer is de wachtlijst ontstaan?...... (maand) ........ (jaar)

33. Wat is naar uw mening de oorzaak van de wachtlijst? (meerdere antwoorden mogelijk)

Q (te) beperkte contractomvang Q toegenomen aantal cliënten Q fluctuerende toestroom van cliënten Q urgente cliënten die voorrang krijgen Q te beperkte formatie voor logopedieQ problemen met het vinden van nieuwe logopedistenQ ziekte van logopedistenQ er zijn weinig/geen andere logopedisten met hetzelfde specialisme in mijn regioQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

34. Wie is naar uw mening verantwoordelijk voor het ontstaan van de wachtlijst? (meerdere antwoordenmogelijk)

Q niemand in het bijzonderQ verwijsbeleid huisartsQ ziekenfonds(en)Q de logopedistenQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Eventueel toelichting: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

35. Worden er inspanningen gedaan om de wachtlijst te verminderen? (meerdere antwoorden mogelijk)

Q neeQ ja, door het aannemen van nieuwe logopedisten/uitbreiden van de formatieQ ja, door uitbreiding van de contracten/volume met (de) ziekenfonds(-en) Q ja, door het verwijzen van cliënten naar (een) andere logopedist(-en)Q anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

36. Is er een beleid ten aanzien van urgente gevallen?Q neeQ ja, urgente gevallen krijgen voorrangQ ja, urgente gevallen worden doorverwezen naar een zorginstellingQ ja, urgente gevallen worden doorverwezen naar een andere vrijgevestigde logopedistQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 96: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

8

SAMENWERKING

37. Van welke verwijzer(s) krijgt u cliënten verwezen? (meerdere antwoorden mogelijk)

Q huisarts, circa ..... cliënten per jaarQ KNO-arts, circa ..... cliënten per jaarQ tandarts / tandarts-specialist, circa ..... cliënten per jaarQ orthodontist, circa ..... cliënten per jaarQ chirurg, circa ..... cliënten per jaarQ neuroloog, circa ..... cliënten per jaarQ revalidatie-arts, circa ..... cliënten per jaarQ geriater, circa ..... cliënten per jaarQ kinderarts, circa ..... cliënten per jaarQ audiologisch centrum, circa ..... cliënten per jaar

Q jeugdarts circa ..... cliënten per jaar Q verpleeghuisarts circa ..... cliënten per jaar

Q overig, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . circa ..... cliënten per jaar

38. Met welke partijen wordt ten behoeve van de extramurale logopedie samengewerkt? (meerdereantwoorden mogelijk)

Q geen partijen, er wordt niet samengewerkt (ga naar vraag 40)

Q logopedistenQ huisarts(-en)Q tandarts-specialist(-en)Q bedrijfsarts(-en)Q school/scholenQ schoolbegeleidingsdienst(-en)Q pedologisch(e) instituut/institutenQ audiologisch(e) centrum/centraQ psycholoog/psychologenQ orthopedagoog/orthopedagogenQ fysiotherapeut(-en)Q oefentherapeut(-en) Cesar en/of MensendieckQ ergotherapeut(-en)Q diëtist(-en)Q anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

39. Waaruit bestaat de samenwerking met betrekking tot extramurale logopedie? (meerdere antwoordenmogelijk)

Q afstemming van de behandelingQ afstemming van de verwijzingQ advisering aan collega’s Q advisering aan andere zorgverlenersQ uitbesteding van logopedie bij urgente gevallenQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 97: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

9

40. Vindt de samenwerking voornamelijk plaats bij bepaalde cliëntcategorieën? Q neeQ ja, namelijk bij:

cliëntcategorie samenwerkingspartner(s)

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

OVERIGE VRAGEN

41. Behandelt u wel eens kinderen met taalontwikkelingsstoornissen? Q ja, circa ..... cliënten per jaarQ nee (ga naar vraag 43)

42. Hoeveel van de bij vraag 41 aangegeven kinderen zijn eerst gescreend door een schoollogopedist? circa ..... cliënten per jaar

43. Behandelt u wel eens kinderen met lees- en/of schrijfproblemen?Q ja, circa ..... cliënten per jaarQ nee (ga naar vraag 46)

44. Bij hoeveel van de bij vraag 43 aangegeven kinderen betreft de stoornis dyslexie of een aan dyslexieverwante stoornis? (meerdere antwoorden mogelijk)

Q dyslexie circa ..... cliënten per jaar Q aan dyslexie verwante stoornis circa ..... cliënten per jaarQ geen

45. Hoeveel van deze kinderen zijn eerst gescreend door een schoollogopedist?Q dyslexie circa ..... cliënten per jaar Q aan dyslexie verwante stoornis circa ..... cliënten per jaarQ andere lees- en/of schrijfproblemen circa ..... cliënten per jaar

Page 98: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

11

46. Wie neemt het initiatief voor de behandeling van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen, lees-en/of schrijfproblemen? (meerdere antwoorden mogelijk)

Q niet van toepassingQ huisarts, circa ..... cliënten per jaarQ ouders, circa ..... cliënten per jaarQ school, circa ..... cliënten per jaarQ schoolbegeleidingsdienst, circa ..... cliënten per jaarQ pedologisch instituut, circa ..... cliënten per jaarQ logopedist die screent in onderwijs, circa ..... cliënten per jaarQ anders, namelijk, . . . . . . . . . . . . circa ..... cliënten per jaar

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

47. Ervaart u zelf knelpunten in de behandeling van cliënten met dyslexie?Q niet van toepassing / ik behandel geen cliënten met dyslexieQ ja, de vergoeding is een knelpuntQ anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 99: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

12

Indien u nog opmerkingen heeft over extramurale logopedie, of over deze vragenlijst, dan kunt u de ruimte hieronder daarvoor gebruiken.

Hartelijk dank voor het invullen van deze vragenlijst.

Page 100: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

13

Page 101: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

14

Page 102: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Bijlage 2

Registratieformulier afgeronde behandelingen

Extramurale Logopedie

Nivel - Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorgPostbus 1568 - 3500 BN Utrecht - Nederland. Tel.: 030-2729700, fax: 030-2729729

Page 103: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Toelichting

Dit registratieformulier is bedoeld voor logopedisten die werkzaam zijn in de extramurale gezondheidszorg.

In dit registratieformulier wordt gevraagd naar algemene cliëntgegevens, verwijs- en diagnosegegevens engegevens over de duur van de behandeling. De registratieformulieren hebben alleen betrekking op cliëntenwaarvan de behandeling in de afgelopen twee maanden is afgerond.

Bij de meeste vragen in dit registratieformulier dient u een kruisje te zetten bij het antwoord dat u kiest. Bijsommige vragen zijn meerdere antwoorden mogelijk, dat staat dan aangegeven. Daar waar mogelijk zijn dein LIS gebruikte antwoordcategorieën gehanteerd. Bij een aantal vragen wordt u gevraagd om eentoelichting te geven op de stippellijntjes.

Al uw antwoorden zullen vertrouwelijk en anoniem worden behandeld.

U kunt de registratieformulieren gezamenlijk met de algemene vragenlijst retourneren in de bijgevoegdeantwoordenvelop (vóór 7 juni). Een postzegel is niet nodig.

Mocht u nog vragen hebben dan kunt u contact opnemen met Marike de Boer (tel. 030-2729765 [email protected]) of Hannelore Hofhuis (tel. 030-2729790 of [email protected]).

Hartelijk bedankt voor uw medewerking.

Page 104: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

3

CLIËNTGEGEVENS

1. Algemeen

Geboortedatum cliënt: .........-.........- .......... (dag - maand - jaar)

Geslacht: G ManG Vrouw

Verzekering: G ZiekenfondsG ParticulierG Geen

2. Moedertaal

Wat is de moedertaal van de cliënt?

G NederlandsG Anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

3. Opleidingsniveau van de cliënt (hoogst voltooide opleiding of huidige opleiding)

G (nog) geenG Basis onderwijs G Speciaal onderwijsG Regulier voortgezet/ middelbaar onderwijs G Voortgezet speciaal onderwijsG HBO/ universiteitG Anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .G Onbekend

VERWIJSGEGEVENS

4. Verwijzer

Door wie is de cliënt verwezen ?

G Geen verwijzer (cliënt komt uit eigen beweging)G HuisartsG K.N.O.-artsG Tandarts/ tandarstspecialistG OrthodontistG ChirurgG NeuroloogG Revalidatie-artsG GeriaterG KinderartsG Audiologisch centrumG JeugdartsG VerpleeghuisartsG Anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 105: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

4

5. Screening

Is de cliënt voorafgaande aan de verwijzing gescreend in het basisonderwijs?

G JaG Nee

DIAGNOSEGEGEVENS

6. Verwijsdiagnose

Wat was de verwijsdiagnose van de cliënt? (letterlijke diagnose zoals omschreven door de verwijzer). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

7. Logopedische diagnose - stoornissen

Op welke stoornissen had de logopedische diagnose betrekking? (max. drie antwoorden)

HOORSTOORNIS EN STOORNIS IN AUDITIEVE FUNCTIES1.1. G Stoornis in de gehoorfunctie1.2. G Stoornis in de geluidswaarneming (toonaudiometrie)1.3. G Stoornis in het spraakverstaand (spraakaudiometrie)1.4. G Stoornissen in de auditieve functies1.5. G Stoornis in het waarnemen van (verschillen in): toonhoogte, luidheid, geluidsrichting,

ritme, of andere stoornissen in dit waarnemen.1.6. G Andere hoorstoornis en stoornis in auditieve functies

STEMSTOORNIS2.1. G Stoornis in de stemproductie2.2. G Stoornis in de stemkwaliteit2.3. G Foutieve spreekademing 2.4. G Andere stemstoornis

TAALSTOORNIS3.1. G Taalontwikkelingsstoornis3.2. G Afasie3.3. G Andere taalstoornis

LEES- EN/OF SCHRIJFPROBLEEM4.1. G Stoornis in het lezen (dyslexie)4.2. G Stoornis in het schrijven (dysorthografie)4.3. G Andere leerproblemen

vervolg op pag.5

Page 106: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

5

ARTICULATIESTOORNIS5.1. G Articulatiestoornis5.2. G Dysartrie5.3. G Andere articulatiestoornis

NASALITEIT6.1. G Hypernasaliteit6.2. G Hyponasaliteit 6.3. G Andere nasaliteit

STOORNIS IN DE VLOEIENDHEID EN RITME VAN HET SPREKEN7.1. G Stotteren7.2. G Broddelen7.3. G Inadequaat spreektempo7.4. G Andere stoornis in de vloeiendheid en het ritme van spreken

AFWIJKEND MONDGEDRAG/ STOORNIS IN DE (SENSO-) MOTORIEK8.1. G Afwijkend mondgedrag8.2. G Slikstoornis8.3. G Stoornis in de (senso-) motoriek

OVERIGE STOORNISSEN (van belang bij logopedisch handelen)9.1. G Hyperventilatie9.2. G Cognitieve en psychische stoornis9.3. G Stoornis in de lichaamshouding9.4. G Andere stoornis (van belang bij logopedisch handelen)

8. Rangorde diagnoses - stoornissen

Kunt u de bij vraag 7 gestelde diagnoses in volgorde van belangrijkheid zetten? (u kunt voorde beantwoording gebruik maken van de coderingen van de stoornissen bij vraag 7)

Prioriteit 1: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Prioriteit 2: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Prioriteit 3: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 107: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

6

9. Logopedische diagnose - beperkingen

Op welke beperkingen had de logopedische diagnose betrekking? (max. drie antwoorden)

01. G Geen beperking

BEPERKINGEN IN HET BEGRIJPEN VAN COMMUNICATIEVE UITINGEN11. G Gesproken uitingen12. G Schriftelijke uitingen13. G Non-verbale uitingen18. G Overige

BEPERKINGEN IN HET ZICH COMMUNICATIEF UITEN21. G Gesproken uitingen22. G Schriftelijke uitingen23. G Non-verbale uitingen28. G Overige

30. G Beperkingen in deelname aan de communicatieve interactie

40. G Beperkingen in het eten en drinken

98. G Andere beperkingen

99. G Onbekend

10. Rangorde diagnoses - beperkingen

Kunt u de bij vraag 9 gestelde diagnoses in volgorde van belangrijkheid zetten? (u kunt voorde beantwoording gebruik maken van de coderingen van de beperkingen bij vraag 9)

Prioriteit 1: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Prioriteit 2: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Prioriteit 3: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 108: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

7

11. Logopedische diagnose - handicaps

Wat was de belangrijkste handicap waar de logopedische diagnose betrekking op had? (één antwoord)

1. G Geen handicap

2. G Handicap in beroep/ dagelijkse bezigheden

3. G Handicap in sociale integratie binnen familie/ gezin

4. G Handicap in sociale integratie buiten familie/ gezin

9. G Onbekend

12. Behandelduur

Wat was de begin- en einddatum van de behandeling van de cliënt?

Begindatum: .........-...........-............ (dag - maand - jaar)

Einddatum: .........-...........-............ (dag - maand - jaar)

Uit hoeveel zittingen bestond de totale behandeling van de cliënt?

................... zittingen

Page 109: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

8

Indien u nog opmerkingen heeft over Extramurale Logopedie, of over dit registratieformulier, dan kuntu de ruimte hieronder daarvoor gebruiken.

Hartelijk dank voor het invullen van dit registratieformulier.

Page 110: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 87

Bijlage 3: Vragenlijst inkoopmanagers extramurale logopedie Naam zorgverzekeraar: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Algemeen

1. Hoeveel ziekenfondsverzekerden zijn bij u verzekerd? ................... ziekenfondsverzekerden Budget voor ziekenfondsverzekerden

2. Wat is het aantal zittingen extramurale logopedie dat u in 2001 en 2002 heeft gecontrac-teerd? 2001: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2002: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

3. Hoeveel zittingen extramurale logopedie zijn in 2001 vergoed? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

4. Heeft u naar uw mening voldoende extramurale logopedie kunnen contracteren? □ ja □ nee

5. Op basis waarvan wordt de behoefte aan extramurale logopedie bepaald? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Contracteerbeleid

6. Met hoeveel logopedisten heeft u in 2002 een contract voor extramurale logopedie? ..................... logopedisten

7. Worden extramuraal werkende logopedisten wel eens geweigerd voor het afsluiten van een contract? □ ja □ nee (ga naar vraag 9)

Page 111: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

88 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

8. Wat is/ zijn de reden(en) voor het niet afsluiten van een contract? (meerdere antwoorden mogelijk) □ de logopedist bevindt zich buiten de regio □ er zijn al genoeg gecontracteerde logopedisten in de regio □ er wordt pas een contract afgesloten als er één of meerdere cliënten zijn □ de logopedist voldoet niet aan de voorwaarden m.b.t. inrichtingseisen en

verslaglegging □ anders, nl

9. Worden van uw kant wel eens contracten beëindigd? □ ja □ nee (ga naar vraag 11)

10. Wat zijn de redenen voor het beëindigen van een contract? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

11. Hanteert u contracten met een gefixeerd volume of laat u het volume vrij? □ altijd contracten met een gefixeerd volume □ zowel contracten met een gefixeerd volume als contracten zonder gefixeerd volume □ altijd contracten zonder gefixeerd volume (ga naar vraag 13)

12. Op basis waarvan wordt het gefixeerde volume bepaald? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

13. Wordt het gefixeerde volume wel eens overschreden? □ ja □ nee (ga naar vraag 15)

14. Welk beleid wordt gehanteerd bij de overschrijding van het volume? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

15. Wordt de prestaties van logopedisten afgemeten aan behandelgemiddelden? □ ja □ soms □ nee (ga naar vraag 17)

16. Welk beleid wordt gehanteerd bij overschrijding van het behandelgemiddelde? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 112: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 89

17. Gebruikt u ook andere methoden om de kosten te beheersen? □ ja, namelijk □ nee

18. Wat is uw werkwijze als een logopedist een declaratie indient terwijl deze geen contract met u heeft? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

19. Financiert u ook logopedische screening en zorg die in het onderwijs geleverd wordt? □ ja □ nee (ga naar vraag 21)

20. Op welke wijze vindt deze financiering van logopedische screening en zorg in het onder-wijs plaats? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het maximale tarief voor extramurale logopedie is vastgesteld door het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG)

21. Welk tarief wordt gehanteerd voor een zitting extramurale logopedie? □ WTG / CTG-tarief □ anders, nl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

22. Welk tarief wordt gehanteerd als toeslag voor een huisbezoek door extramuraal werkende logopedisten? □ WTG / CTG-tarief □ anders, nl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

23. Wordt er wel eens onderhandeld over de tarieven? □ ja □ nee Inhoud van de contracten

24. Maakt u gebruik van standaardcontracten? □ ja □ nee

Page 113: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

90 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

25. Welke van de volgende aspecten maken deel uit van de contracten? (meerdere antwoor-den mogelijk) □ cliëntcategorieën en/of stoornissen die uitgesloten zijn van extramurale logopedie □ regio/werkgebied waar gewerkt mag worden □ beperking van het aantal werkbezoeken □ minimum aantal behandelingen/zittingen per jaar, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

26. Indien er in de contracten afspraken staan over de naleving van het kwaliteitsbeleid van de NVLF, welke onderwerpen maken daar dan deel van uit? (meerdere antwoorden mo-gelijk) □ niet van toepassing □ naleving regels voor verslaglegging □ naleving standaarden □ opstellen kwaliteitsjaarverslag □ deskundigheidsbevordering □ deelname aan intercollegiale toetsing □ deelname aan regionaal overleg □ inschrijving in het basisregister (kwaliteitsregister) □ anders, nl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

27. Stelt u nog andere kwaliteitseisen die niet deel uitmaken van het kwaliteitsbeleid van de NVLF? □ ja, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . □ nee Knelpunten

28. Ontvangt u weleens klachten van (mogelijke) cliënten van extramurale logopedie? □ ja □ nee (ga naar vraag 31)

29. Welke klachten van (mogelijke) cliënten van extramurale logopedie heeft u ontvangen? (meerdere antwoorden mogelijk) □ a. cliënten komen op een wachtlijst □ b. cliënten kunnen geen logopedist vinden die een contract met de verzekeraar heeft

afgesloten □ c. cliënten kunnen geen specifiek deskundige logopedist vinden □ d. er is geen extramurale logopedist in de buurt □ e. cliënten weten niet waar ze een logopedist kunnen vinden □ f. cliënten zijn van mening dat de behandeling van dyslexie door de logopedist ver-

goed moet worden □ g. de behandeling wordt slechts gedeeltelijk vergoed □ h. anders, nl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 114: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 91

30. Welke van de bij vraag 29 genoemde klachten komen het meest voor? (a, b, c, etc.) ....................................

31. Ontvangt u weleens klachten van vrijgevestigde logopedisten? □ ja □ nee (ga naar vraag 34)

32. Welke klachten ontvangt u van vrijgevestigde logopedisten? (meerdere antwoorden mo-gelijk) □ a. logopedisten vinden het toegekende volume te laag □ b. logopedisten hebben een wachtlijst □ c. logopedisten willen een contract, terwijl ze daar niet voor in aanmerking komen □ d. logopedisten zijn van mening dat de behandeling van dyslexie vergoed moet wor-

den □ e. logopedisten vinden de duur van een zitting van een half uur te beperkt □ f. logopedisten vinden de duur van logopedisch onderzoek van 1 uur te beperkt □ g. logopedisten vinden het tarief voor een zitting te laag □ h. logopedisten vinden dat de niet direct cliëntgebonden tijd onvoldoende wordt ver-

goed □ i. logopedisten vinden dat met de tarieven de kosten voor overhead (materialen,

computer, inrichting etcetera) onvoldoende gedekt worden □ j. logopedisten vinden de reistoeslag voor een huisbezoek te laag □ k. logopedisten vinden dat de vergoedingen voor de declaraties te laat worden uit-

gekeerd □ l. logopedisten zijn het niet eens met de aparte voorwaarden die door de zorgver-

zekeraar gesteld worden □ m. anders, nl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

33. Welke van de bij vraag 32 genoemde klachten komen het meest voor? (a, b, c, etc.) ......................................

34. Welke knelpunten ervaart u bij het inkopen en contracteren van extramurale logopedie? (meerdere antwoorden mogelijk) □ geen □ er zijn te weinig logopedisten die voor een contract in aanmerking komen □ er zijn te veel logopedisten die voor een contract in aanmerking komen □ er zijn lange wachtlijsten voor extramurale logopedie □ knelpunten in de vergoeding van dyslexie □ anders, nl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page 115: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

92 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Page 116: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 93

Bijlage 4: Codering verwijsdiagnose Vraag 6 van het registratieformulier betreft de letterlijke verwijsdiagnose van de ver-wijzer. Deze diagnoses zijn met behulp van de ICPC-module van het Nederlands Huis-artsen Genootschap gecodeerd. De eerste 200 coderingen van de verwijsdiagnoses zijn gecontroleerd door een medisch administrateur met zeer veel ervaring op dit gebied. In deze bijlage staat een volledig overzicht van de beslissingen die bij de codering zijn genomen. Vet gedrukt zijn de ICPC-codes die zijn toegekend met de omschrijving van de code, daaronder alle verwijsdiagnoses die deze code toegekend hebben gekregen. Aparte (van elkaar te onderscheiden) codes zijn toegekend in de volgende gevallen: - niets ingevuld door de logopedist - verwijsdiagnose onbekend c.q. niet aangegeven door de verwijzer - niet codeerbaar of niet leesbaar Er zijn maximaal drie codes toegekend per registratieformulier; indien meer codes moge-lijk waren is getracht de drie meest belangrijke diagnoses te coderen. ________________________________________________________________________ A90.01 Syndroom van Down A93 premature/dysmature pasgeborene pre/dysmaturiteit D19 symptomen/klachten tanden/tandvlees (multipele) interdentaliteit overbeet open beet D20 symptomen/klachten mond/tong/lippen speekselvloed open mondgedrag slappe mondmotoriek afwijkend mondgedrag twijfels over mondbewegingen hypoglossus addentale tongpositie in rust tong interpositie verkeerde tongpositie luie tong

Page 117: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

94 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

D21 slikproblemen slikprobleem slikken met tongpers tongpers dysfagie infantiel slikken interdentaal slikken D81.01Sluitingsdefect afwijking spijsverteringsorgaan Schisis H02 Gehoor klachten 1 (=tijdelijk gehoorverlies, bijvoorbeeld door ontsteking) verminderd gehoor auditieve vaardigheden onvoldoende moeite met auditieve discriminatie trage reactie op auditieve prikkels tubadysfunctie H28 handicap/beperking gehoor 1 slechte communicatieve vaardigheid a.g.v. ernstig gehoorverlies H71.1 Otitis media acute meringitis paracentese H86 Doofheid alle graden (NEG) 1 (neurologische doofheid) hardhorendheid slechthorendheid perceptiestoornis K90 CVA CVA status na herseninfarct L88.01 Reumatoide artritis reumatoide artritis L91 Andere artrose / verwante aandoeningen artrose

Page 118: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 95

N19 spraak/foniatiestoornis 2 onduidelijke spraak uitspraakstoornis slechte uitspraak spraakproblemen zacht spreken interdentaal spreken interdentale / addentale (uit)spraak sigmatismus lateralis (=lispelen, slissen, spraakgebrek) sigmatismus addentalis sigm. dentalis lateris sygmatismus interdentalis slissen afasie spreekt snel en gejaagd haastig spreken slecht verstaanbaar voor anderen neurologische spraakstoornis, moeite met praten hottentottisme uitval n.hypoglossus stembandverlamming stembandanomalie onvolledige stembandsluiting valse stembandspraak broddelen dysarthrie gebrekkige coördinatie adem-spraak (+R04) lispelen nasale spraak spraakstoornis pyramidaal vermoeidheid bij spreken fatische problemen insufficiënte glottissluiting foutieve r-vorming s interdentaal problemen met r (ook andere letters) interdentale articulatie van de t letteromdraaiing k/t letterwisseling N87 Parkinsonisme, ziekte van Parkinson Parkinson N80.04 contusio cerebri

Page 119: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

96 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

N91 Facialis parese facialis parese N99.01 ALS P10.01 Stamelen/stotteren stotteren P11 eetproblemen bij kind eet- en drinkproblemen P20 concentratieproblemen amnetische stoornis/geheugenproblematiek P21 ADHD P24 Specifiek leerprobleem leesproblemen P24.01 dyslexie P24.02 specifieke taal-/spraakontwikkelingsstoornis 2 taalontwikkelingsachterstand taalachterstand vertraagde spraakontwikkeling spraak-taalstoornis (P24.02 + N19) spraak-taalachterstand vertraagde spraak-taalontwikkeling achterstand taalontwikkeling spraakachterstand graag begeleiding op spraak-taalgebied (P24.02 + N19) problemen met vervoegingen tt en vt zwakke zinsbouw mondelinge taalvaardigheid woordvindingsproblemen kinderlijk woordgebruik lees-schrijfproblemen verbale ontwikkelingsdyspraxie zwakke taal-denkrelatie fonologische ontwikkelingsachterstand laat met praten

Page 120: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 97

P24.03 motorische ontwikkelingsstoornis 3 articulatieproblemen articulatieachterstand onvoldoende articulatie onduidelijke articulatie zwakke articulatievaardigheden articulatie- en uitspraakproblemen (+N19) articulatiestoornis (multiple) dyslalie fonetische articulatiestoornis P74 Angststoornis paniekaanvallen R02 Dyspnoe/benauwdheid toegeschreven aan luchtwegen dyspnoe bij spreken R04 andere problemen ademhaling ademhaling mondademhaling foutieve (spreek)ademhaling ademproblemen probleem adem-stemkoppeling (+R23) gebrekkige coördinatie adem-spraak (+N19) R05 Hoesten hoest R08 Andere symptomen/klachten neus neusobstructie R21 symptomen/klachten keel keelklachten globusgevoel keelschrapen en slijm opgeven

Page 121: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

98 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

R23 symptomen/klachten stem stemgebruik stemklachten hees dysfonie/overslaan functionele dysfonie habituele dysfonie hyperkinetische dysfonie wisselende heesheid zachte stem zeurderig stemgeluid dyskinetisch stemgebruik afonie schorheid hyperkinesie gespannen stemtechniek psychogene afasie afoon stembandbeeld probleem adem-stemkoppeling (+R04) funct. stemstoornis stilstaande stemband mutatie falset nasaliteit R29 andere symptomen/klachten luchtwegen luchtwegproblemen L-W problemen R77 Laryngitis R89 Aangeboren afwijkingen luchtwegen congenitaal zwak gebouwde larynx R98 Hyperventilatie hyperventileren R99.02 neuspoliepen R99.03 Stembandpoliep/stembandknobbeltjes zangknobbels, sulcus oedeem en aanzet tot noduli noduli vocalis

Page 122: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 99

T10 afbuigende groeicurve T015 vergroting schildklier ________________________________________________________________________ 1 Doofheid en gehoorproblemen zijn niet altijd eenduidig te coderen als de verwijzing

summier is. 2 Onderscheid P24.02 en N19: - als alleen taal (taalstoornis) wordt genoemd (zonder ontwikkeling), coderen als

P24.02 - als alleen spraak (spraakstoornis) wordt genoemd (zonder ontwikkeling), coderen

als N19 - als taal en spraak worden genoemd zonder een term die verwijst naar achterstand of

ontwikkeling: coderen als P24.02 + N19 - als spraak of taal wordt genoemd, in combinatie met ‘ontwikkelingsstoornis,

achterblijven of achterstand, dan alleen coderen als P24.02 (bijvoorbeeld spraakontwikkelingsstoornis)

dus: spraak-taalstoornis = N19 + P24.02, spraak-taalachterstand = alleen P24.02, graag begeleiding op spraak-taalgebied = P24.02 + N19 3 Articulatiestoornissen zijn meer dan alleen een spraakprobleem; in overleg is er voor

gekozen deze stoornis te coderen als motorische ontwikkelingsstoornis.

Page 123: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

100 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Page 124: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 101

Bijlage 5: Verwijsdiagnoses Tabel Verwijsdiagnoses (ICPC-codes)** Totaal

(n=1282) n %Pijn gegeneraliseerd (A01) 1 ,1Multiple aangeboren afwijkingen (A90) 4 ,3- Syndroom van Down (A90.01) 4 ,3Premature/immature pasgeborene (<2500 gr) (A93) 3 ,2Sympt./klacht.tanden/tandvlees (D19) 27 2,1Sympt./klacht.mond/tong/lippen 77 6,0Slikproblemen (D21) 60 4,7Andere/niet gespec. maligne neoplasma tr. digestivus (D77) 2 ,2- Maligniteit lip/mond/tong (D77.03) 2 ,2Premature/immature pasgeborene (<2500 gr) (A93) 3 ,2Aangeboren afwijking spijsvert.org. (D81) 7 ,5- Sluitingsdefect lip/kaak/verhemelte (D81.01) 7 ,5Ziekte oesophagus (D84) 1 ,1Gehoorklachten [ex.H84-86] (H02) 17 1,3Handicap/beperking gehoor (H28) 2 ,2Otitis media acute/myringitis (H71) 1 ,1Aangeboren afwijkingen oor (H80) 1 ,1Doofheid (alle graden) neg. (H86) 12 ,9Hypertensie zond. orgaanbesch. (k86) 1 ,1Cerebrovasculair Accident (CVA) (K90) 39 3,0Kaak(gewricht) symptomen/klachten (L07) 2 ,2Reumatoide arthritis/verwante aandoeningen (L88) 1 ,1- Reumatoide arthritis (L88.01) 1 ,1Andere artrose/verwante aandoeningen (L91) 1 ,1Spraak/fonatie stoornis (N19) 339 26,4Maligne neoplasma zenuwstelsel (N74) 1 ,1Benigne neoplasma zenuwstelsel (N75) 1 ,1Ander letsel hoofd [ex.fractuur L76] (N80) 1 ,1- Contusio cerebri (N80.04) 1 ,1Parkinsonisme/ziekt van Parkinson (N87) 8 ,6Facialis parese/bell’s palsy (N91) 3 ,2Andere ziekten zenuwstelsel (N99) 1 ,1- ALS (N99.01) 1 ,1Stamelen/stotteren/tics (P10) 96 7,5- Stamelen/stotteren (P10.01) 95 7,4Eetproblemen bij kind (P11) 20 1,6Geheugen/concentr./orientatie st. (P20) 3 ,2Overactief kind/hyperkin. syndroom (P21) 3 ,2Specifiek leerprobleem (P24) 383 29,9- Dyslexie (P24.01) 7 0,5- Specifieke taal/spraakontwikkelingsstoornis (P24.02) 281 21,9- Motorische ontwikkelingsstoornis (P24.03) 92 7,2Angststoornis/angsttoestand (P74) 2 ,2

Page 125: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

102 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Totaal

(n=1282) n %Andere psychische stoornissen (P99) 3 ,2Dyspnoe/benauwdheid toegeschreven aan luchtwegen [ex.K02] (R02) 1 ,1Snurkende ademhaling (R04) 38 3,0Hoesten (R05) 5 ,4Andere symptomen/klachten neus (R08) 1 ,1Symptomen/klachten keel (R21) 21 1,6Symptomen/klachten stem (R23) 221 17,2Andere sympt./klachten luchtwegen (R29) 1 ,1Acute larynchitis (R77) 1 ,1Aangeboren afwijkingen luchtwegen (r89) 4 ,3Hyperventilatie (R98) 28 2,2Andere ziekten tr. respiratorius (R99) 31 2,4- Neuspoliep (R99.02) 1 ,1- Stembandpoliep/stembandknobbeltjes (R99.03) 30 2,3Voedingsprobl.volwassene [exT06](T05) 1 ,1Achterbl.verwachte fysiol.ontw. (T10) 1 ,1Knobbel/zwelling schildklier (T15) 2 ,2And.sympt./klachten.endo./metab./voed. (T29) 1 ,1Relatieproblemen ouders/familie (Z20) 1 ,1Sociale functiebeperking/handicap (Z28) 1 ,1Niet codeerbaar 85 6,6Niet aangegeven door verwijzer 54 4,2Op eigen initiatief 2 ,2Niet beantwoord 30 2,3

* Omdat meerdere diagnoses per cliënt mogelijk zijn telt het totaal op tot meer dan 100%.

** Een aantal diagnoses is niet ondergebracht in één van de subcategorieën maar valt wel onder de hoofdcategorie; dien-

tengevolge telt het totaal van de subcategorieën niet op tot het totaal van de hoofdcategorie.

Page 126: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003 103

Bijlage 6: Tabellen literatuuronderzoek

Page 127: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

104 Logopedie in de extramurale gezondheidszorg: stand van zaken in 2002, NIVEL 2003

Page 128: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

1RCT

Spraak- en taalproblemen bij kinderen jonger dan de schoolgaande leeftijd

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van deinterventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

Almost1 (25) 30 kinderen <6jrmet een ernstigefonologischeaandoening

taalvaardigheden, normaal gehoor,normale mondstructuur en mondfunctie

I1: 4 mnd behandeling, 4 mndgeen behandelingI2: 4 mnd geen behandeling, 4mmd behandelingBehandeling: 2 x/wk ,half uurindividuele sessies, gebruikmakend v. fonologische contrasten, oefenenv. juiste uitspraak in woorden,uitdrukkingen, zinnen, conversatie

woordgebruik, conversatie,expressief taalgebruik,opgenomen, gemeten aan hetbegin, na 4 mnd, na 8 mnd

Groep 1 liet na 4 mnd significanteverschillen zien op fonologischemetingen. Na 8 mnd bleven de metingen voorconversatie significant hoger in groep 1.Expressief taalgebruik bleek niet te ver-s-chillen tussen beide groepen, hoewelgroep1 hogere scores had dan groep 2.

Barrat1 (21) 39 kinderenverwezen naarlogopedie na3mnd indagopvang

2-5 jaar, geen grote fysieke of mentalehandicap, verminderde communicatiein dagopvang, gediagnosticeerd alstaalontwikkelingsachterstand,taalachterstand zonder aanwijsbareoorzaak of taalachterstand doortweetaligheid of ernstig verlies, onderhet gemiddelde voor de leeftijd inbevattingsvermogen, expressie of beide.

I1: logopedie 1x/week 40min.,6mnd, max. 24 sessiesI2: intensieve therapie: 4 x/week,40 min., 3 wkn in 3mnd, 6 mnd,max 24 sessies.Behandeling; individuele sessiesgericht op taalontwikkeling doorspel, gericht op de individuelebehoeften.

bevattingsvermogen en expressiegedurende 6mnd

Er was een grotere verbetering bijkinderen die intensieve therapieontvingen dan bij kinderen die wekelijksetherapie kregen. Blanke en niet-blankekinderen hadden gelijke verbeteringen inscores op het bevattingsvermogen, maarblanke kinderen hadden een grotereverbetering op scores van expressie. Ditverschil was in beide groepen te zien.

Bowen (16) 22 kinderen metfonologischeachterstand

�2;10 (jr;mnd) en nog nietschoolgaand, geen eerder logopedischebehandeling, normaal horend, engelsals eerste taal, eentalig huishouden,taalbeperkingen binnen 6 mnd. v.leeftijdsverwachting, geen anderecommunicatiebeperkingen

I: PACT-therapie (Parents AndChildren Together), bestaande uito.a. gezinseducatie, didactische,interactieve training, luister- enspreekoefeningen en huiswerkwaarbij ouder met kind oefentwekelijks 10 wk., 10wk geentherapie, daarna beoordelingverdere therapieC: geen interventie

fonologische beperkingen, pre-en posttest

De behandelde kinderen lieten eenversnelde verbetering zien van hunfonologische vaardigheden, ten opzichtevan de controlegroep.

Page 129: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van deinterventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Cole1 (22) 44 kinderen mettaalachterstand,38-69 mnd oud

I1: directe taalinstructie in klas,vast programma, instructie doorleraar, in een groep van 2-4kinderen, 2 u/dg , 5d/wk, 32 wknI2: interactieve taalinstructie inklas, individuele doelen, kind wordtaangemoedigd om zelf initiatief tenemen tot taalgebruik, zoveelmogelijk in natuurlijke omgeving 2u/dg, 5d/wk, 32 wkn

taalmetingen, incl.gestandaardiseerde instrumentenen taalproefanalyse in eenpretest-posttest design

Er was weinig verschil tussen deeffectiviteit van beide programma’s.Beide programma’s resulteerden in eensignificant verschil van pretest totposttest op alle metingen.

Conant (30) 48 schoolgaandekinderen meternstigetaalproblemen, 3-8 jr oud

geselecteerd op taalfunctioneren, geenautistische kinderen, plan om dmvindividueel onderwijs taal te verbeteren,geen beperkende aandoening, klinischbeeld van ernstige taalachterstand.

I: Communicatiespelletjes gerichtop het leren van woordenschat,zinsbouw en uitspraakgebruikmakend v. speelgoed,tekeningen en foto’s. 2-3 dgn p wk,30-45 min, 4 mnd lang.C: Geen interventie.

10 min. spraaktest werdafgenomen wanneer het kind aanhet spelen is met een bekendevolwassene.Pretest-Posttest

Er bleek een positieve invloed van hetspelen van communicatiespelletjes op hetspraakvermogen van kinderen met geenof met een matige cognitieveachterstand. Er bleek geen invloed vande interventie op kinderen met eenernstige cognitieve achterstand.

Page 130: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van deinterventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Eiserman1

(13)40 kinderen 3-4jrmet matigespraakstoornis

? Tweejarige interventie: 1e jrinterventie van 7mnd, kinderen diehierna nog steeds aan de criteriavoor behandeling voldeden (12)gingen door met een 2e jr therapie,8 mndI1: klinische benadering: logopediein een kleine groep (2 kinderen), 1uur/week. M.b.v. ouders werdendoelen opgesteld. Ouders zaten ineen wekelijkse support-groep, 7wkn in het 1e jaar.I2: Ouderprogramma: moederskregen training in logopedie-technieken om hun kind tebehandelen, 40 min. 2x/mnd.Moeders werden aangemoedigd omdagelijks met hun kinderen tewerken, met een minimum van 20-30 min.4x/wk

articulatie, receptie en expressievan taal, algemene ontwikkeling,ouder- en gezinsfunctioneren,stress. Hiernaast werdenbeschrijvende metingen vanondersteuning en begeleidingvanuit het gezin gebruikt.Metingen vonden plaats in hetbegin, na 7 mnd en na hettweede interventiejaar (19 mnd).Kinderen die in het 2e jaar geentherapie kregen, werden gemetenals follow-up cohort.

Na 7 mnd en na 19 mnd blijken beidemethoden even effectief te zijn. Kinderenin het ouderprogramma scoordenminstens zo goed op spraak-entaalfunctioneren en algemeneontwikkeling als kinderen in de klinischegroep. Op een variabele voor persoonlijkeen sociale vaardigheden en op eenmeting van aanpassingsgedrag scoordende kinderen uit de oudergroep significantbeter. Afgezien van de tijd die de oudersbesteed hebben bleek er nauwelijksverschil in kosten van beide programma’ste zijn.

Page 131: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van deinterventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Fey1 (14) 30 kinderen mettaalachterstand,leeftijd: 3;8-5;10(jr;mnd)

? I1: behandeling door logopedist: 1u/wk individueel, 2x/weekgroepssessies v. 1u.I2: ouderprogramma: ouders kregengroepssessies v. 2 uur, eerst1x/week, later 1x/mnd. Ook 3thuisbezoeken voor feedback en 2individuele sessies v. ouder en kindv.1 uur.C: geen interventieDuur : 4,5 mnd. Activiteiten inbeide interventies zorgen voor velemogelijkheden om specifieketaaldoelen te horen en uit tespreken. Er werd tevens gebruikgemaakt van 4 doelen per kind, diegerouleerd per week werdengetraind.

grammaticale ontwikkelingtijdens speelsessies v. 30 min.van het kind met de verzorger.Voorafgaand aan de interventieen in de eindfase van deinterventie.

Beide interventiegroepen lieten een sign.verbetering zien in grammaticaleontwikkeling. De controle groep liet geenverbetering zien.

Gibbard1 (15) Exp 1:36 kinderen meteentaalachterstand,verwezen naar eenlogopedist.

Exp 1:2 jr en 3 mnd - 3 jr en 3 mnd oud,weinig of geen expressieve taal(vocabulaire van minder dan 30woorden), geen algemeneontwikkelingsachterstand, geenmedische oorzaak voor taalachterstand,geen eerdere spraak- of taaltherapie.

Exp 1:I: Moeders krijgen spraak- entaaltherapie gericht op het lerenvan methoden en spelletjeswaardoor de taalcomplexiteit vande kinderen kan toenemen, 11sessies v. 60-75 min. (1x in de14dgn, 6 mnd lang)C: Geen interventie

Exp 1:Receptieve en expressievetaalvaardigheden. Pretest-Posttest.

Exp 1:De spraak- en taaltherapie voor oudersheeft een sign. pos. effect op deexpressieve taalvaardigheid van dekinderen.

Page 132: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van deinterventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Exp 2:25 kinderen meteentaalachterstand,verwezen naar eenlogopedist.

Exp 2:Idem exp 1.

Exp 2:I1: Identiek aan interventie in exp1.I2: Kinderen krijgen individuelespraak- en taaltherapie, wekelijks,6 mnd lang, sessies van ± 30 min.I3: Moeders krijgen 11trainingsessies van 60-75 min. (1xin de 14 dgn, 6 mnd lang) gerichtop het leren van methoden enspelletjes om kind cognitievevaardigheden te leren (geenspecifieke taalvaardigheden).

Exp 2:idem exp 1.

Exp 2:Er bleek een significant grotere taalwinstin de groep waar ouders taaltrainingkregen en in de groep waar kinderenindividuele therapie kregen in vergelijkingmet de groep waar ouders geenspecifieke taaltraining kregen.De twee groepen waar wel verbetering is,verschillen onderling niet. Eentaaltraining voor ouders en eenindividuele training voor het kind zijneven effectief.

Girolametto1

(10)25 kinderen mettaalachterstand(late praters),23-33 mnd oud.

? I: Ouders van de kinderen wordenin 8 avondsessies strategieëngeleerd m.b.v. Hanen Programma.Tijdens 3 thuisbezoeken wordtindividuele feedback gegevenwaarbij moeder-kind interactie opvideo wordt opgenomen. 11 wkC: Geen interventie

fonologische diversiteit en denauwkeurigheid van taalgebruikin moeder-kind interactie.Pretest-Posttest.

Kinderen in de interventiegroep gebruikeneen grotere variëteit van complexelettergrepen en breiden spreekgeluid uit.Er is geen effect van de behandeling opde nauwkeurigheid van taalgebruik.

Glogowska1

(26)159 kinderen metspraak- entaalachterstand, <3,5 jr verwezenvoor logopedie

1e verwijzing , eentalig huishouden,geen ernstige leermoeilijk-heden/autisme, geen onderliggendeaandoening, broer/zus geen logopedie, verzorger aanwezig tijdens therapie,afwijkende score op subschaal vanpreschool language scale

I: een-op-een logopedie, volgensroutine, 12 mndC: waakzaam wachten, 12 mnd,ouders van kinderen in deze groepkonden logopedie vragen wanneerze wilden

luistervaardigheid en taalscores,uitspraakafwijkingen,taalontwikkeling, bij 6 en 12maanden, verbetering tenopzichte van de beginsituatie bij12 maanden

Er is weinig bewijs gevonden voor deeffectiviteit van logopedie vergeleken metwaakzaam wachten.

Page 133: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van deinterventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Kot1 (17) 14 kinderen metspecifieketaalbeperkingen,3-3,5 jr oud.

? I: Groepsbehandeling gericht op hetontwikkelen van aandacht,luisteren en woordkeuze, 3x p wkgedurende 7 wkn. Tegelijkertijdkrijgen ouders 6 groepssessies eneen thuisbezoek gericht op hetontwikkelen van regelmatigvoorkomende en meest belangrijketaal relevant voor het kind.C: Alleen de kinderen ontvangen deinterventie.

Video-opname van 20 min. vanhet kind met een ouder tijdensspelen, gekeken naar gedrag vanouders en van kinderen.Opname voor en na deinterventie.

Het interventieprogramma voor kinderenheeft een positief effect op spontaangebruik van woorden. Ouders die hetinterventieprogramma hebben gevolgd,boden sign. meer mogelijkheden voorwoordgebruik.

McDade (11) 20 kinderenverwezen naarlogopedie metvertraagdetaalontwikkeling ,24 mnd oud

< 50 woorden, geenwoordcombinaties, normale receptievetaal

I: Ouders van kinderen krijgen Hanen Programma: 9 avondsessies en 3 thuis bezoeken in 12weken. Tijdens thuisbezoekenwordt moeder-kind interactieopgenomen op video. Moeder moetgeleerde strategie toepassen enfeedback wordt gegeven.C: Geen interventie, wel 3x video-opname maar geen feedback.

moeder-kind interactie entaalontwikkeling, voor en na‘ouders programma’.

Er is een significant verschil tussen decontrole groep en de experimentele groep. Het programma bleek effectiefvoor kinderen met vertraagdetaalontwikkeling

Robertson1

(28)21 laat pratendekinderen , 21-30mnd oud.

Lage score op een communicatieveontwikkelingsschaal, geen andereontwikkelingsachterstand en geenandere onderliggende aandoeningen.

I: Taalinterventie programma ingroepen v. �4 kinderen, 2x/ wk. 75min, 12 wkn. Stimuleren vancommunicatieve pogingen enbevorderen van taalvaardigheden.C: Geen interventie.

Taalkundige verbetering,spraakverstaanbaarheid,socialisatie en ouderlijke stressPretest-Posttest.

De taalinterventie heeft effect, er bleekeen sign. verschil met de controlegroep inalle variabelen: toename woordproductie,sociale vaardigheden, positievegewaarwording v. ouders over devaardigheden en gedrag v.h. kind

Page 134: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van deinterventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Robertson1

(31)20 kinderen van3-5 jr oud metspecifieketaalbeperking(SLI)

? I: Kinderen met SLI spelen metkinderen zonder SLI, 4x 15 min. in3 wkn. C: Kinderen met SLI spelen metelkaar

Verbale productiviteit,variabiliteit in woorden,kwantiteit en het gebruik vanbepaalde termen. Voor en na debehandeling en 3 wk na debehandeling

Kinderen in de experimentele groepproduceren significant betere tekstentijdens het spelen na de interventie. Deaanwezigheid van ‘normale’ kinderen ommee te spelen kan de tekst van kinderenmet een specifieke taalachterstand doentoenemen.

Rvachew1

(27)27 kinderen meteentaalachterstanddie de [�] nietgoed kunnenuitspreken, 42-66mnd oud.

normale mondstructuur en -functie,geen onderliggende aandoening.

Alle kinderen krijgen training omuitspraak van [�] te corrigeren eneen computerprogramma waarbijkinderen woorden te horen krijgenen moeten aangeven of deze op demonitor te zien zijn. 6behandelsessies van ±45 min. in6-11 weken.I1: kinderen luisteren naar correcten niet correct uitgesproken woord“shoe”I2: kinderen luisteren naar dewoorden “shoe” en “moo”I3: kinderen luisteren naar dewoorden “cat” en “Pete”

In pre - en posttest werd eenspraaktest afgenomen gericht opde [�]

De kinderen in groep 1 en groep 2konden [�] beter uitspreken, invergelijking met groep 3.

Smith (18) 20 kinderen met communicatie-beperking, 3-5 jroud, opdiagnostischkinderdagverblijfof spraak- entaalondersteu-nend centrum bij basisschool

? I: sociale spelletjes met begeleidersen ouders, waarin wordtaangemoedigd meer complexerollen te spelen om de sociale (non-)verbale communicatie tebevorderen. C: traditionele, individuelelogopedie

Participatieniveau in socialespelletjes, gemeten bij de startvan de baseline periode, aan heteind van de baseline periode(=na 6 mnd), 3 mnd na startvan de interventie en 6 mnd nastart van de interventie.Taalontwikkeling, gemeten bij destart van de baseline periode,aan het eind van de baselineperiode en 6 mnd na de startvan de interventie.

De interventie bleek sign. meer effectiefin het toenemen van het participatieniveau in sociale spelletjes ende taalontwikkeling dan de traditioneleinterventie

Page 135: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van deinterventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Stevenson(20)

22 kinderen met taalachterstanddie in debinnenstadwonen.

2,5-3,5 jr oud, expressievetaalachterstand, geen ernstigegehoorproblemen, arbeidersklasse.

I: Spraaktherapie thuis. Ieder kindkrijgt een eigen behandelplan.Moeder van het kind is aanwezig bijde therapie om haar te helpen spelen interactie met het kind aan tepassen aan de behoefte van hetkind. Behandeling gericht opcommunicatie, begrip, expressievetaal, fonologie of op fonetischniveau. 22 bezoeken in 6 mnd.C: Geen interventie.

Taalontwikkeling, vocabulaire,hand-oog coördinatie. Pretest-posttest

Gedurende de 6 mnd interventie zijnzowel de experimentele als de controlegroep sign. verbeterd. Hoewel de taal bij4 kinderen van de controlegroepachteruitging was dit bij geen van dekinderen in de experimentele groep hetgeval.

Tannock1

(12)32 kinderen metontwikkelings-achterstand die opeen wachtlijststaan voor eentaalinterventie-programma.

Risico voor taalachterstand of > 1 jreen achterstand in receptieve ofexpressieve vaardigheden.

I: Moeders krijgentaalinterventieprogramma (HanenProgramma) gericht op het lerenvan technieken die socialeinteractie en het ontwikkelen vancommunicatie en taalvermogenbevorderen, 9 avondgroepssessies,3 thuisbezoeken in 12 weken. Bijthuisbezoeken wordt moeder-kindinteractie op video opgenomen,feedback wordt gegeven.C: Geen interventie

Video-opname van de moeder-kindinteractie, gekeken naarinteractie gedrag van kind en vanmoeder.Pretest-Posttest-Followup., 4mnd tussen de meetmomenten.

De kinderen waarvan de moeders detraining hebben ontvangen, bleken meerte participeren in interactie (toenamevan vocale vaardigheden). Verbetering incommunicatieve- en taalvaardighedenwas in de experimentele en controlegroepgelijk.

Torgesen(29)

100 kinderen vankleuterschool, lageSES en gekleurd

laag fonologisch bewustzijn I: training in groepen v. 3-4kinderen door psychologie-studenten in analytische ensynthetische vaardigheden: oefenenvan rijmwoorden, synthese enanalyse van klankeenheden, lezenv. woorden;4x/wk 20 min, 12 wkC: geen interventie

fonologisch bewustzijn:vaardigheden in synthese enanalyse van klankeenhedenvoor, halverwege en na detraining

De kinderen in de interventie-groephadden een beter fonologisch bewustzijndan de kinderen in de controlegroep

Page 136: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van deinterventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Ward (19) 122 kinderen 8-21 mnd oud, 3groepen:1: Receptieve enexpressievetaalachterstandmetluisterproblemen2: Receptieve enexpressievetaalachterstand 3:Expressievetaalachterstand.

verzorger Engels-sprekend, geenernstige gehoorachterstand, geenontwikkelingsachterstand

De 3 groepen werden verdeeld ininterventie en controle.I: De verzorgers van de kinderenwerd dagelijkse speelsessies vaneen paar min. aangeraden, waarbijspecifieke activiteiten werdenuitgevoerd, gericht op taalgebruik .De interventie werd thuis uitgelegden uitgevoerd door de verzorger.Elke 4 weken werden de verzorgersen kinderen bezocht. De interventieduurde totdat het kind op hetnormale niveau was.C: Geen interventie.

Receptieve en expressieve taal,gemeten na afloop van deinterventie, 1 jr daarna en 2 jrdaarna.

Op 3 jr leeftijd bleek controlegroepen eentaalachterstand te hebben, terwijl demeeste kinderen uit de experimentelegroepen dit niet hebben. De interventieheeft een sign. positief effect op detaalontwikkeling.

Yoder1 (23),Yoder1 (24)

58 kinderen dienog niet kunnenpraten metontwikkelings-achterstand, 17-32 mnd oud.

? Behandelsessies duren 20 min., 4xp wk, 6 mnd lang. I1: Kinderen krijgen PMT(Prelinguistic Milieu Teaching), ineen 1 op 1 situatie stimuleert detherapeut het kind te laten spelen,vervolgens wordencommunicatievoorbeelden gebruiktom verzoeken voor voorwerpen ofacties uit te lokken.I2: Kinderen krijgen RSG(Responsive Small Group), 3kinderen in parallel spel, therapeutbeantwoord de communicatie vanhet kind, maar vraagt niets van hetkind.

Taalvaardigheden, voor debehandeling, na de behandeling,6 mnd na de behandeling en 12mnd na de behandeling.

Communicatie-interventie voor kinderenmet een ontwikkelingsachterstand dienog niet kunnen praten heeft effect ophun latere taalontwikkeling. Kinderenwaarvan de moeder hoog scoort opresponsiviteit en onderwijsniveau,hebben het meest baat bij PMTbehandeling. Kinderen waarvan demoeder laag scoort op responsiviteit enonderwijsniveau, hebben het meest baatbij RSG behandeling.

Page 137: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

1RCT

Spraak- en/of taalproblemen bij kinderen in de schoolgaande leeftijd

eersteauteur

onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

Gillon (34) 61 kinderen met ge-sproken taalachter-stand (SLI), 5-7 jr.oud

Engelssprekend, geen be-perkende aandoeningen

I1: Fonologische bewustwordingsbe-handeling: gericht op het verbeterenvan het bewustzijn v.d. structuren v.gesproken taal en het verband tussengesproken en geschreven woorden.2individuele sessies v. 1uur/wk, in totaal20 uurI2: Traditionele interventie: gericht opexpressieve fonologische en taalvaardig-heden d.m.v. uitspraak v. klanken inachtereenvolgens isolatie, woorden,uitdrukkingen en zinnen, 2 individuelesessies v. 1uur/wk, in totaal 20 uurI3: Minimale interventie: logopedistgeeft ouders of leraar aanbevelingenm.b.t. spraakverbetering voor huis- ofschoolactiviteiten, consultatie �1x/-mnd.

spraakvaardigheden, leesvaardigheden,fonologisch bewustzijn, pre-test, post-test

Kinderen uit I1 waren sign. meer verbe-terd in hun fonologisch bewustzijn, hetontcijferen v. woorden en in het lezen enbegrijpen v. teksten dan de kinderen inde andere groepen.

Head1 (36) 25 kinderen meternstige spraak- oftaalachterstand, 6-12jr oud, in een the-rapeutisch kamp,5d/wk, 4wk.

? I1: recreatiespelletjes in 2 groepen: vis-sen, wandelen, zwemmen en groeps-spelletjes. De groepen kwamen ±1 uurper dag samen.I2: individuele instructie in‘perceptuele-motorische vaardigheden’

spraak- en taalvaardigheden, 2 wk voorhet kamp en na afloop van het kamp

De groep met recreatieve spelletjes wassign. iets meer verbeterd dan de anderegroep.

Marler(37)

4 jongens met taal-leerachterstand, 6-7jr oud

I1: FastForWord (FFW): computerge-stuurd trainingsprogramma gericht optemporale verwerking, spraakperceptieen taalvaardigheden en luistervaardig-hedenI2: Laureate Learning System: compu-terprogramma, niet gericht op luister-vaardighedendagelijks 5 oefeningen v.15-20 min.,5d/wk, 20 dgn

luistertesten, voor de interventie, na 10dagen, na 5 weken.

Er bleek geen verschil te zijn tussen beideinterventies. In beide groepen namen deluistervaardigheden toe.

Page 138: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eersteauteur

onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Powell(32)

18 kinderen, 3;6-6;10 (jr;mnd), ver-wezen voor behande-ling van spraakpro-blemen, allen spra-ken de [s] verkeerduit

I1: motorische behandeling, gericht opde [s]-uitspraak in isolatie, lettergrepen,woorden, uitdrukkingen en zinnenI2: conceptuele behandeling: non-ver-bale opdrachten waarbij verschillentussen woorden met en zonder [s] wer-den duidelijk gemaaktpaar keer/wk, ±40 min., max. 20 ses-sies, eerdere afronding bij een verbete-ring van �70%

[s]-uitspraak, pre- test, elke 2e sessie De motorische behandeling was over hetalgemeen effectiever. Het is daarom aante bevelen om als onderdeel van de be-handeling een vorm van motorische be-handeling op te nemen.

Ruscello1

(33)11 kinderen die de[r] of [s] verkeerduitspreken, 7-8 jr

goede uitspraak van [r]en/of [s] in �15%

I1:oefenen van de juiste uitspraak, ge-isoleerd, in lettergrepen, in woorden enzinnen. Daarbij werd aangegeven deuitspraak mentaal voor te bereiden,door aan de juiste mond- en tonghou-ding te denken. Ook werd gevraagd deuitspraak zelf te beoordelen.I2: oefenen van de juiste uitspraak, ge-isoleerd, in lettergrepen, in woorden enzinnen.Beide groepen kregen 2-wekelijkse ses-sies van 20 min. totdat de laatste op-dracht was volbracht, daarna 2 wkgeen training, vervolgens nog 6 sessies

articulatie en uitspraak, 3x voor de be-handeling, elke week gedurende de be-handeling en de 2 wk zonder training, eneen week na de behandeling

De kinderen die de uitspraak mentaalhadden voorbereid hadden een betereuitspraak dan kinderen die dit niet had-den gedaan

Wright (35)

8 kinderen met ern-stige taalachterstand,7-8 jr oud

selectie op basis v. taaltes-ten

I: fonematische en semantische trainingm.b.v het zoeken v. rijmwoorden, zoe-ken v. verschillen en overeenkomstentussen afbeeldingen, groeperen v. ver-schillende afbeeldingen, lokaliseren v.afbeeldingen, identificatie v. afbeelding-en.C:logopedie, niet gericht op het zoekennaar woorden5x20min/wk, 4wk

benoemen van afbeeldingen, pretest,posttest en 1 mnd na de interventie

De kinderen in de interventiegroep had-den hun vaardigheden in het vinden vanwoorden sign. verbeterd. De kinderen inde controlegroep lieten weinig verande-ring zien.

Page 139: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Stotteren

eersteauteur

onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

Craig (38) 97 stotteraars 9-14jr

stotteren in minstens 2%van de lettergrepen, taalver-mogen, geen behandelingin de laatste 3mnd, geenarticulatiestoornis zoalsdyspraxie, evt. milde articu-latiestoornis

I1: intensieve ‘smooth speech’- behande-ling in groepen van 3-5 kinderen, 1 wk,9.30-16 uur

I2: ‘smooth speech’- behandeling voor thuis; de therapie was er op gericht zodatde behandeling grotendeels thuis zou plaatsvinden. Elke groep bestond uit max. 5 kin-deren en ouders, 1x/wk, 4wk, 9.30-16.00uur

I3: EMG( electromyografie)- behandeling ingroepen van max. 5 kinderen, 1 wk, 9.30-16 uur; deze training was erop gericht hetkind te trainen bewust te worden van EMGactiviteit en deze zelf te reguleren

C: geen interventie

Kinderen werden op 3 locaties beoor-deeld: in de praktijk pratend tegen detherapeut, in de praktijk aan de telefoonmet een familielid of vriend(in), thuispratend tegen een familielid of vriend-(in). Ze werden gemeten op stotterfre-quentie, spraaksnelheid, % verbetering,natuurlijke spraak, luisterbeoordelingdoor ouder en kind, psychologische me-tingen

Gemeten aan het begin, gelijk na de be-handeling, na 3mnd en (met uitzonde-ring van de controlegroep) na 1 jr.

Er waren sign. verschillen in conversatietussen de controlegroep en de 3 behan-delgroepen. Het stotteren van de contro-legroep veranderde niet; het stotteren inde behandelgroepen was afgenomen toteen zeer laag niveau. Het stotteren namiets toe na 3 mnd en een jaar, hoewel ditniet sign. was. Kinderen waren ook min-der angstig na de behandeling. Alle 3 debehandelingen waren succesvol op delange termijn voor meer dan 70%. DeEMG feedback en de thuistherapie warenhet meest succesvol.

Hancock(39), ver-volg opCraig (38)

62 stotteraars(97 stotteraars invorige studie, 20controlegroeperaf en nog 15uitval).

Idem vorige studie. I1, I2 en I3 gelijk aan vorige studie, contro-legroep niet meer aanwezig.

Idem vorige studie.

Follow-up 2-6 jr na de behandeling (ge-middeld na 4 jr)

De winst van de behandeling bleef be-houden op de lange termijn. Er zijn geensign. verschillen tussen de drie behande-lingen op de lange termijn. De drie be-handelingen zijn effectief op de vloeiend-heid en de persoonlijkheid van kinderenen volwassenen die stotteren.

Craig (40) 58 stotteraarswaarvan hetwerk spraakvaar-digheden vereist

I: stotteraars behandeld m.b.v. ’smoothspeech’

C: nog niet behandeld voor stotteren

communicatie-effectiviteit ervaren doorwerkgever van de stotteraar

De behandeling voor stotteren kan despraakvaardigheden, ervaren door dewerkgever, significant verbeteren

Page 140: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eersteauteur

onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

James1

(44)33 stotteraars,adolescenten envolwassenen

? I1: onderzoeker bepaalde time-out voorspreken voor 10 sec. bij elke keer dat ergestotterd werd

I2: patiënten namen zelf initiatief voor 10sec. time-out

I3: onderzoeker bepaalde time-out, maarpatiënt gaf aan wanneer hij weer kon spre-ken

Sessies duurden 20-40 min.

opnames van spraakgedrag voorafgaanden gedurende de behandeling

In alle 3 de groepen werd de vloeiend-heid van spreken verbeterd. De verbete-ringen in de 3 groepen waren vergelijk-baar

Helps (41) 65 stotteraars,18-47 jr oud.

? I1: ‘syllable-timed speech’, waarbij geletwordt op de tijd tussen twee lettergrepen

I2: verlengde spraak, waarbij begonnenwordt met 30 woorden per minuut. Ditwordt langzaam opgebouwd tot 90 woor-den per minuut (normaal)

1e cursus 4 wkn , 2e cursus 3wkn cursus,1 mnd vrij, 1 wk cursus

ernst van stotteren gemeten dmv opna-me van spraak, voor de behandeling,aan het einde van de behandeling, 1mnd erna, 6 mnd erna en 1 jr erna.

In beide groepen is verbetering behaaldna het volgen van intensieve spraakthera-pie, de groep die verlengde spraakthera-pie kreeg is wel duidelijk meer verbe-terd.

Ladou-ceur(42)

12 stotteraars,17-74jr

gemiddeld �5% stotterentijdens 1e interview

I1: training in spreken op ademritme,2x90min.

I2:zie groep 1, ook training om de frequen-tie van hun stotteren met een teller te con-troleren

I3: zie groep 2, ook training van het bewustworden van frequentie van hun ademhalingmet biofeedback

I4: zie groep 3, ook training van bewust-wording van spierspanning in kaken

verborgen en niet-verborgen opnamesvan de spraak in evaluatie-gesprek entelefoongesprek, voor, gedurende en aanhet eind van de behandeling en 2mnd naafloop van de behandeling

Het toevoegen van bewustwordingstrai-ningen (I2-I4)heeft geen invloed op hetspreken op ademritme. De metingen nade bewustwordingstraining en voor trai-ning van het spreken op ademritme lieteneen sign. afname in stotteren zien.

Page 141: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eersteauteur

onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Martin1

(45)30 volwassenstotteraars.

? I1: time-out bepaald door uitvoerder experi-ment. Wanneer volwassene stottert, laatuitvoerder experiment een klok horen eneen rode lamp zien. Volwassene mag verd-er praten als de lamp uit is.

I2: time-out bepaald door persoon zelf.Wanneer volwassene stottert, moet volwas-sene zelf een schakelaar omzetten waard-oor de klok gaat luiden en de rode lampgaat branden.

C: geen stimulatie, gewoon doorpraten tij-dens verschillende onderdelen.

Alle groepen krijgen 1 sessie van 60 min.,bestaande uit achtereenvolgens telefoong-esprek, spraakperiode, time-out periode, spraakperiode, time-out periode en tele-foongesprek.

opname gemaakt van spraakgedrag. Ge-keken naar stotterfrequentie en gemid-deld aantal gesproken woorden per mi-nuut. Gedurende het experiment.

de stotteraars die een periode time-outkregen (I1 + I2), hadden een afnamevan stotteren. Stotteraars die zelf detime-out bepaalden, vielen na de time-out periode sign. minder snel terug instotteren.

Onslow(47)

23 kinderen <5jr op eenwachtlijst voorstottertherapie

? I: operant behandeling: ouders prijzen he tkind wanneer zij zonder stotteren praten enals ze stotteren wordt gevraagd het gestot-terde te herhalen, toegepast in de gebruike-lijke omgeving, kinderen met 1 of 2 ou-ders, 1 uur/week, gem. 10,5 wk, daarnaonderhoudsprogramma v. 92 wk.

C: geen behandeling

spraakbeoordeling van verborgen en nietverborgen opnames van de spraak, gedu-rende de behandeling

Het stotteren in de interventie-groep namaf. Het programma kan een kost-effectie-ve methode zijn om stotterende kinderenonder de 5 jr te behandelen

Rustin(46)

31 lichamelijkgezonde stotte-raars, 18-55 jroud, verwezenvoor spraakthera-pie.

? I1: intensieve spraaktherapie, 20 individue-le sessies van 1 uur in 6 wkn, bestaandeuit trainen van ontspannings- en langzame-spraak technieken. Daarna handhaving vande therapie 1 uur per week.

I2: Eerste 6 wk geen interventie. Daarna intensieve spraaktherapie.

nervositeit, lichamelijke beweging, oog-contact, algemeen overkomen, aantal enduur van ‘blokkeringen’ en spraaksnel-heid. Eerste meting na therapie in groep1 en geen therapie in groep 2. Tweedemeting na handhaving therapie in groep1 en intensieve therapie in groep 2.

Spraaktherapie bleek een effectieve be-handeling voor stotteren. De effectenkunnen behouden blijven bij handhavingvan de therapie v. 1 uur/wk

Page 142: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eersteauteur

onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Waterloo1

(43)32 volwassenstotteraars, 17-58 jr oud.

geen behandeling voor stot-teren 1 jr voor het onder-zoek, ouder dan 17 jr.

I: ademhalingstherapie, 1 sessie van 2-3uur, bestaande uit oa bewustzijntraining,ontspanningstraining, preventieve training,sociale ondersteuning.

C: geen interventie

stotterfrequentie en spraaksnelheid ge-meten bij lezen van woorden en bij spon-tane spraak tijdens telefoongesprek. Ge-meten 4 en 2 weken voor de behande-ling, direct na de behandeling, en tijdensfollow-up 2, 3 en 8 mnd later.

ademhalingstherapie bleek een veelbelo-vende techniek voor behandeling van vol-wassen stotteraars, bij de follow-up na 8mnd was het stotteren in de experimente-le groep sign. minder dan in de controlegroep, en ook sign. minder dan voor debehandeling.

Page 143: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

1RCT

Schisis (gespleten gehemelte)

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecri-teria

inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

Albery1 (49) 46 kinderen metuitspraakproble-men door schisis

geen beperkende aan-doeningen, lft 6-12 jr.

I: intensieve spraaktherapie, dagelijks 3sessies, 6 wkn lang (2 individuele sessiesvan een half uur en een groepssessie vaneen half uur), gericht op het oefenen van deuitspraak van lettergrepen, woorden en zin-nen.C: traditionele spraaktherapie, wekelijks,gericht op het oefenen van de uitspraak vanlettergrepen, woorden en zinnen.

uitspraak gemeten met een articulatie-test, taal, nasaliteit, voor de interventie,na de interventie, 6 mnd erna, 12 mnderna, 18 mnd erna en 2 jr erna.

kinderen die de intensieve spraaktherapiehebben gevolgd hebben een sign. verbe-tering in uitspraak direct na de interven-tie, maar ook 2 jr na de interventie. Erbleek meer verbetering na de intensievespraaktherapie dan na de traditionelespraaktherapie.

Pamplona1

(48)59 kinderen metschisis

totale unilaterale of bila-terale gespleten gehe-melte, lft 3-5 jr, normaalgehoor, matige taalach-terstand.

I: speelactiviteiten, inclusief alledaagse ge-beurtenissen zoals eten, wassen enz., 3sessies van 1 uur p/w, 1 jr lang. kleinegroepen van 2 kinderen, een logopedist ende moeders.C: speelactiviteiten, inclusief alledaagsegebeurtenissen zoals eten, wassen enz., 3sessies van 1 uur p/w, 1 jr lang. kleinegroepen van 2 kinderen en een logopedist.

ouder-kind interactie tijdens spelen, opvideoband opgenomen, voor en na deinterventie 12 mnd later, gekeken naarcommunicatiestijl en manier van interac-tie.

Moeders van kinderen met een gespetengehemelte en een taalachterstand passen hun communicatiestijl en manier vaninteractie aan door actieve deelname aanspraaktherapie.

Pamplona1

(50)29 kinderen metschisis

unilaterale gespleten ge-hemelte, lft 3-7 jr, nor-maal gehoor, taalontwik-keling binnen ‘normale’grenzen, geen andereneurologische afwijking-en.

I: fonologische behandeling gericht op aan-passen v. groepen klanken die door hetkind op gelijke manier behandeld worden,sessie 2x p/w 1 uur, totdat uitspraakstoor-nis over is. C: traditionele articulatiebehandelingd.m.v. uitspraak v. klanken in achtereen-volgens isolatie, woorden en zinnen, sessie2x p/w, 1 uur lang., totdat uitspraakstoor-nis over is.

totale tijd spraaktherapie (tijd van beginvan therapie totdat spraakstoornis overis), uitspraak opgenomen op band elkedrie maanden.

de gemiddelde tijd van spraaktherapie inde controlegroep was hoger dan in deinterventiegroep. Fonologische spraak-therapie vermindert sign. de benodigdetijd voor het corrigeren van uitspraak-stoornissen van kinderen met een gesple-ten gehemelte.

Page 144: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecri-teria

inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1 RCT

Ysunza1 (51) 17 patiënten metschisis

totale unilaterale gespel-ten gehemelte, indicatievoor spraaktherapie tus-sen 11-13 jr oud, nor-male taalontwikkeling,normaal gehoor.

I: spraaktherapie, 2x p/w 60 min., gerichtop het corrigeren van de uitspraak, en ‘vide-onasopharyngoscopische visuele biofeed-back’, twee sessies p/w 25 min.C: spraaktherapie, 2x p/w, gericht op hetcorrigeren van de uitspraak.

‘Negative movement of lateral pharynge-al walls’, Velopharyngeale insufficiëntie,Uitspraak

na 12 wkn was ‘Negative movement oflateral pharyngeal walls’ veranderd bijpatiënten die ook biofeedback hebbengehad. Bij patiënten die alleen spraakthe-rapie hebben gehad, was het niet veran-derd.

Page 145: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

1RCT

Stemstoornissen

eersteauteur

onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van de inter-ventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

Bassiouny1

(58)42 patiënten metverschillende stem-problemen, 20-60 jroud.

? I: stemhygiëne advies +uitspraakoefeningen gericht op hetcorrigeren van onjuiste stemtech-nieken, 20 individuele sessies van20 min, 2x p/w.C: alleen stemhygiëne advies, 10sessies, 1x p/w een sessie.

stemfunctie voor, halverwege enna de interventie.

stemtherapie met uitspraakoefeningenbleek een positief effect te hebben op destemproblemen. Het verschil in verbete-ring van stemproblemen tussen de inter-ventie en de controlegroep was sign.

Carding(52)

45 mensen met niet-organische dysfonie

<12 mnd dysfonie, geen verleden vanroken of>5 glazen alcohol per dag ,geen professionele sprekers, geen eer-dere behandeling van stemtherapie

C: 12 wk geen therapieI1: indirecte behandeling: o.a.voorlichting, stemhygiëne, uitban-nen v. stemmisbruik , 1 x/wk, 8wkI2: vnl. directe therapie: o.a. luis-tertraining, kauw- en ademha-lingstechnieken, maar ook indirec-te therapie, wekelijks, 8 wk

patiëntenvragenlijst over stem-prestatie, meting van de kwaliteitvan het geluid van de stem,laryng-oscopie, laryngografie, fundamen-tele frequentie-analyse, akoesti-sche analyse van spraaksignaal,signaal-ruisverhouding, jitter enshimmer. Gemeten voor en na deinterventie en 4 weken na afloop

Er was een significant verschil tussen de3 groepen in verandering van stem, elec-trolaryngograaf, shimmer metingen enpatiëntenvragenlijst. Andere metingenlieten geen verschil zien tussen de groe-pen. De meeste patiënten van de contro-legroep (86%) lieten geen verschil zienop de metingen. 46% van de indirectbehandelde patiënten lieten een signifi-cant verschil in stemkwaliteit zien. 93%van de direct behandelde patiënten hadsignificante verschillen in stemkwaliteit

Carding(53)

30 mensen met niet-organische dysfonie

geen afwijkingen van structuur of func-tie van larynx, kleine pathologie aanlarynx agv veel gebruik en misbruik vande stem, bewegingspathologie van delarynx, waarneembare dysfonie, <12mnd dysfonie, geen overmatige gebruikvan sigaretten of alcohol, geen professi-onele stemgebruikers, geen eerdere lo-gopedie

C: 8 wk geen behandelingI1: indirecte behandeling: o.a.voorlichting, stemhygiëne, uitban-nen v. stemmisbruikI2: directe therapie, o.a. luister-training, kauw- en ademhalings-technieken, maar ook indirectetherapie

beoordeling van de stemkwaliteit,patiëntenvragenlijst over stem-prestatie, laryngoscopie, electrola-ryngografie, fundamentele fre-quentieanalyse. Gemeten voor enna de interventie en een maandna afloop

Stemtherapie blijkt effectief te zijn in debehandeling van niet-organische dysfo-nie. Patiënten die directe stemtherapiekregen hadden de grootste verbetering,gevolgd door de patiënten die indirectetherapie kregen. Slechts 1 patiënt in decontrolegroep verbeterde.

Page 146: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eersteauteur

onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van de inter-ventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Chan (54) 25 leraressen van 2kleuterscholen (eenberoepsgroep methet risico voor dysfo-nie)

? I: workshop stemhygiëne (1,5 u)en dagelijks oefenen van stemhy-giëne, 2 mndC: geen interventie

opnames van de stem tijdens hethardop lezen van een spraakvoor-beeld ‘s ochtends en ‘s avonds,pertubatie, spectrumanalyse, dag-boekjes van het oefenen van stem-hygiënevoor en na de behandeling

De leraressen in de interventiegroep had-den een significante stemverbetering. Erwas geen significante stemverandering inde controlegroep.

MacKen-zie1

(57)

204 poliklinischepatiënten met eerstesymptoom van aan-houdende heesheidvoor minstens 2 mnd

>16 jr, niet eerder behandeld voor dys-fonie, geen onderliggende aandoening,geen professionele spreker die onmid-dellijk hulp nodig heeft

I: cursus stemtherapie volgens eenprotocol, 6 wekenC: observatie, 6 weken

pathofysiologie, stemkwaliteit,psychologische metingen, kwali-teit van leven. Gemeten voor enna de interventie en 6-8 weken naafloop.

Stemtherapie is effectief voor het verbete-ren van de kwaliteit van de stem, subjec-tief en objectief gemeten. Stemtherapieheeft geen significante invloed op hetpsychologisch welbevinden en de alge-mene gezondheidsstatus.

Roy1(55) 58 leraren metstemproblemen,gem. 43,6-45,1 jroud.

? I1: stemhygiëne, 6 wkn lang, 4xmax. 1 uur.I2: stemfunctie-oefeningen, ge-richt op het versterken en in ba-lans brengen van systemen diemet stemproductie te maken heb-ben, 6 wkn lang, 4x max 1 uur.C: geen interventie

zelf-waargenomen psychosocialegevolgen van stemproblemen,voor en na de behandeling.

alleen de leraren die stemfunctie oefe-ningen hebben gekregen, bleken eensign. afname waar te nemen in psychoso-ciale gevolgen van stemproblemen. Verd-er bleken de leraren die stemfunctie oefe-ningen kregen, vergeleken met stemhygi-ene, meer stemverbetering, meer gemaken duidelijkheid in spreken en zingen tehebben na de behandeling.

Sabol (56) 20 gezonde zangers,21-43 jr oud.

ten minste 4 jr stemtraining gevolgd. I: normale zangoefeningen +stemfunctie-oefeningen gericht opisometrische-isotonische princi-pes, 2x per dag 15-20 min., 7dgn per week, 4 wkn langC: normale zangoefeningen

akoestische, aerodynamische envideostroboscopische metingen,voor en na de interventie.

stemfunctie oefeningen gericht opisometrische-isotonische principes blekeneen positief effect op het functionerenvan de stem van gezonde jonge zangerste hebben.

Page 147: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eersteauteur

onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van de inter-ventie

uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

Verdolini-Marston(59)

13 leden v. studen-tenvereniging metstembandknobbel-tjes, 18-22 jr oud

I1: vertrouwelijke stemtherapie:gericht op minimale inspanning enluidheid, sprekend alsof een ver-trouwelijk gesprek gevoerd wordt,algemene ontspanningI2: klankvolle stemtherapie: ge-richt op geconcentreerde vibratieop het voorste gehemelte, gebruik-makend v. o.a. ontspanning v.bovenste lichaamsdelenBeide groepen: 8 individuele ses-sies v. 1uur, 1 groepssessie v.1uur, in �12 dgn.C: geen therapie

o.a. stembeoordelingen, pre-test,post-test, therapiegroepen 2wknlater

Er bleek verbetering te zijn na therapie.na 2 wkn bleek de verbetering van destem afhankelijk te zijn van de matewaarin men zich aan de therapietechnie-ken hield. Het soort therapie bleek nietvan invloed.

Page 148: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

1RCT

Doofheid en slechthorendheid

eersteauteur

onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

Allessie(60)

15 slechthorenden v.afd. KNO die aang-aven behoefte tehebben aan het ver-beteren van hunspraakafzien (liple-zen)

geen andere intensievehulpverlening, voldoendevisus

I1: videotrainingsprogramma metdiscriminatie- en identificatieoefeningenthuisI2: oefenen van spraakafzien in groeps-verbandDuur en frequentie onbekend

Toets via interactieve video en vragenlijstvoor de subjectieve waardering van ho-ren, spraakverstaan en liplezen, voor enna het trainingsprogramma

De slechthorenden in beide groepen zijnbeter gaan spraakafzien. Het videopro-gramma gaf een sign. effect.

Beynon1

(61)47 eerste gebruikersv. gehoorapparaat

<80 jr I: communicatiecursus, gegeven dooreen gehoortherapeut, 4 x in 4 wk, 6 wkna in gebruikname v. gehoorapp, navervolgafspraakC: geen interventie, wel na 6 wk ver-volg afspraak

zelf ervaren communicatiebeperking, bijin gebruikname v. gehoorapp en na 13wk.

Beide groepen hadden een sign. afnamev. communicatiebeperking. De afname inde interventie groep was sign. groter dandie in de controlegroep.

Brooks(63)

14 dove kinderen, 4-11jr

weinig articulatie, geen an-dere spraakproblemen, nor-male intelligentie, normalegedragsaanpassing

I: training met de Computer Vowel Trai-ner (CVT), gericht op de uitspraak vanklinkers en het onder controle houdenvan de geluidssterkte (ontwikkeld omop dovenschool te kunnen gebruiken)C: conventionele training door lerarenvan dovenschool3-4x/wk, 5-10 min. per sessie

fonetische beoordeling en spraakver-staanbaarheid, voor, gedurende en na detraining, 6 mnd na de training

kinderen die met de CVT werden getraindarticuleerden sign. beter dan de kinderendie met conventionele methoden werdengetraind. Hoe jonger de kinderen waren,des te groter was hun vooruitgang in hetuitspreken van klinkers.

Gulian(64)

9 dove kinderen, 10-17jr

I: spraaktraining gericht op het sprekenvan fricatieven (f,v,s,z), gebruikmakendvan contrastwoorden, met visuele feed-back waarbij het onderscheid tussenfricatieven en affricatieven (�, �) dui-delijk wordt gemaakt. 30 min/dag, 6mndC1: spraaktraining, zoals bij I, tevenswerd geleerd te letten op lip- en tong-positie en de uitspraak van fricatievente controleren, 30 min/dag, 6mndC2: geen interventie

verstaanbaarheid van behandelde enniet-behandelde woorden d.m.v. opna-me, voor en na de behandeling en na 2mnd vakantie

Er was een toename in verstaanbaarheidvan fricatieven in alle kinderen die eenbehandeling hadden gehad, dit bleefstandhouden na 2 mnd vakantie. Erbleek geen verschil te zijn tussen kinde-ren die met en kinderen die zonder visue-le feedback waren getraind, behalve datde eerstgenoemde kinderen hun affrica-tieven beter uitspraken

Page 149: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eersteauteur

onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecriteria inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Humphrey(65)

75 studenten v. do-veninstituut

? I1: groepstraining met gestructureerdespraak- en luisteractiviteiten, 20 uur in10 wkI2: idemC:geen interventie

I1: uitspraak, woordgebruik bij schrijvenen woordbegripI2: luistervaardighedenC: luistervaardighedenvoor- en na het programma

Er waren sign. verbeteringen in woordbe-grip, woordgebruik bij schrijven, uit-spraak en in luistervaardigheid. Er warengeen sign. veranderingen in luistervaar-digheid in de controlegroep.

Schneider-man1 (62)

20 dove en hardho-rende kinderen indoof- en hardhorendprogramma, 11-14jr.

gemiddeld cognitief ontwik-keld

I: communicatiespelletjes waarbij mend.m.v. plaatsjes en speelgoed zinnenleert schrijven,2x p.wk., 30 min, 6 wk.C: wekelijkse opdrachtvellen, waarbijmen zinnen moet schrijven.

verhaal schrijven op basis v. plaatjes,waarbij wordt gekeken naar het correctschrijven van zinnen (zelfstandig naam-woord +werkwoord+waar?). Pre-enpost-test

De communicatiespelletjes bleken deprestaties van de kinderen significant teverbeteren in vergelijking met de contro-legroep.

Page 150: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

Verstandelijke handicaps bij kinderen

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijksteinclusiecriteria

inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

Clements(66)

31 ernstigverstandelijkgehandicaptethuiswonendekinderen,preschool lft enschoollft.

schoollft kinderen: ‘singleword’ stadium bereikt inexpressievetaalontwikkeling

I1: preschoolkinderen, algemene stimulatieen specifieke gestructureerde interventie bijde kinderen thuis, gericht op het stimulerenvan taalontwikkeling, huisbezoek elke week16 mnd lang.I2: schoollft kinderen, algemene stimulatieen specifieke gestructureerde interventie bijde kinderen thuis, gericht op het stimulerenvan taalontwikkeling, huisbezoek elke 14dgn 18 mnd lang.C1: preschoolkinderen, alleen algemenestimulatie vanuit thuissituatieC2: schoollft kinderen, alleen algemenestimulatie vanuit schoolsituatie

taalontwikkeling, gemeten metstandaard schalen, pre- en posttest

de taalontwikkeling van de kinderen in detwee experimentele groepen is,vergeleken met de controlegroepen, nietsign. meer vooruitgegaan. De kinderen inalle groepen zijn sign. vooruitgegaangedurende de tijd.

Page 151: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijksteinclusiecriteria

inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

1RCT

Drash1 (67) 15 kinderen metDown-syndroom,7 mnd-4 jr oud.

? alle kinderen ontvangen 24 sessies van 10min in 2 wkn. Het aantal sessies per dagverschilt van 2-4. I1: alleen positieve sociale versterking, bestaande uit verbale lof, klappen ofschouderklopje geven nadat het kind geluidheeft laten horen na het voorzeggen van detherapeut.I2: positieve sociale versterking,gecombineerd met het dimmen van licht,wanneer het kind niet binnen 5 sec na hetvoorzeggen geluid laat horen, wordt hetlicht gedimd. Direct nadat het kind geluidlaat horen, of na 3x voorzeggen gaat hetlicht weer aan.I3: positieve sociale versterking,gecombineerd met visuele afscherming,wanneer het kind niet binnen 5 sec na hetvoorzeggen geluid laat horen, wordt hetgezichtsveld van het kind geblokkeerd dooreen doek. Direct nadat het kind geluid laathoren, of na 3x voorzeggen wordt de doekweggehaald.

percentage vocale reacties op hetvoorzeggen van geluiden, woorden ofzinnen van een therapeut (hoeft geenexacte imitatie te zijn), voor- ennameting.

Alle drie methodes zorgen voor een sign.verbetering in het percentage vocalereacties op het voorzeggen van geluiden,woorden of zinnen. Een combinatie methet dimmen van licht en het afschermenvan het gezichtsveld van het kind warenbeiden sign. meer effectief dan positieveversterking alleen.

Kahn1 (68) 12 non-verbale,horende kinderenmet eenverstandelijkehandicap, 53-101 mnd oud.

Alle kinderen krijgen individuele instructie,20 min. per dag, 5 dgn per week, 33 mndI1: spraaktraining, gebruikmakend v.imitatie, begrip en productie v. zelfst.naamwoorden en werkwoorden,uitdrukkingen v. 2 en 3 woordenI2: gebarentaaltraining, vergelijkbaar metspraaktrainingC: training, maar niet gericht op het lerencommuniceren

sensorimotorische vaardigheden, aan hetbegin en eind van elk jaar en elke tweeweken tijdens de training.

Er was geen statistisch sign. verschiltussen de verbale taalgroep en degebarentaalgroep. Deze twee groepenhebben wel sign. meer geleerd dan decontrolegroep. Enkele nonverbalekinderen met een verstandelijke handicaphebben meer baat bij gebarentaaltrainingdan spraaktraining.

Page 152: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

1RCT

Afasie

eerste auteur onderzoeksgroep belangrijkste inclusiecri-teria

inhoud en omvang van de interventie uitkomstdimensies conclusies van de auteurs

Elman1 (69) 24 afasiepati-enten

langdurig afasie (> 6mnd), individuelespraak-taaltherapie ge-volgd, CVA in linker her-senhelft, < 80 jr, geenernstige medische com-plicaties.

I1: directe behandeling van patiënten metmilde/gemiddelde afasie I2: directe behandeling van patiënten metgemiddelde/ernstige afasieinterventiegroepen krijgen 5 uur groeps-communicatietraining p/w (2 dgn 2,5 uur),halverwege elke sessie 30 min. sociale on-derbreking, totaal 4 mnd lang.C1: uitgestelde behandeling van patiëntenmet milde/gemiddelde afasie C2: uitgestelde behandeling van patiëntenmet gemiddelde/ernstige afasiecontrolegroepen krijgen wel �3 uur p/wsociale activiteiten.

taal en communicatie gemeten met taal-en communicatietesten voor afasie, voorde behandeling, na 2 en 4 mnd van be-handeling en follow-up na 4-6 wkn vangeen behandeling.

deelnemers aan communicatietraininghebben sign. hogere scores op communi-catie en taal dan deelnemers die geenbehandeling hebben gehad. Er is geenafname van de resultaten tijdens defollow-up meting.

Pul-vermüller1(70)

17 chronischeafasiepatiënten

voor de beroerte volledigin staat Duits te spreken,rechtshandig, geen aan-vullende neurologischediagnose

I: beperkingsgerichte groepstherapie, inten-sief oefenen van spraakhandelingen waarpatiënten moeite mee hebben in een korteperiode dmv kaartenspel 30-35 uur, 10dgn lang, C: traditionele therapie, oefeningen meto.a. benoemen, repeteren, afmaken v. zin-nen en conversatie, 30-35 uur, ong 4 wknlang.

taalfuncties gemeten met een afasietest,voor en na de therapie.

beperkingsgerichte therapie bleek, itt tra-ditionele therapie, tot sign. verbetering teleiden in zelfwaardering en in communi-catieve vaardigheden in het dagelijks le-ven. Taalvaardigheid van mensen metafasie kan in een korte periode verbete-ren door het gebruik van technieken ge-richt op de communicatieve behoeftenvan de patiënt.

Worral (71) 14 afasiepati-enten

� 12 mnd afasie na CVAin taaldominante hemi-sfeer, � 1mnd geen logo-pedie, moeite met dage-lijkse communicatie,geen beperkende aan-doening

I1: individuele functionele communicatie-therapie, bestaande uit 10 modules gege-ven door een vrijwilliger ,1-2u/wk. De ge-leerde activiteiten konden door de weekgeoefend worden. Vervolgens 10 wkn geen therapie, gevolgddoor 10 wkn spelletjes (niet taalgericht)met vrijwilliger en weer 10 wkn rustI2: vgl I1, 10 wkn spelletjes, 10 wkn rust,10 wkn ind. functionele communicatiethe-rapie, 10 wkn rust

stoornis, beperking, handicap, communi-catieve vaardigheden, gezondheidssta-tus, voor en na de 1e interventie, na 10wkn rust, na 2e interventie, na weer 10weken rust

Er bleek weinig verschil tussen beidegroepen. De groep die eerst recreatievespelletjes kreeg profiteerde meer van defunctionele communicatietherapie. Ditheeft mogelijk te maken met de bekend-heid die de vrijwilliger met de cliëntheeft.

Page 153: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

1

Literatuurlijst

(1) Robey RR. The efficacy of treatment for aphasic persons: a meta-analysis. Brain Lang 1994; 47:582-

608.

(2) Greener J, Enderby P, Whurr R. Speech and language therapy for aphasia following stroke (Cochrane

Review). Cochrane Database Syst Rev 2000;(2).

(3) Deane KH, Whurr R, Playford ED, Ben-Shlomo Y, Clarke CE. Speech and language therapy for dysarthria

in Parkinson's disease (Cochrane Review). Cochrane Database Syst Rev 2002;(2).

(4) Deane KH, Whurr R, Playford ED, Ben-Shlomo Y, Clarke CE. A comparison of speech and language

therapy techniques for dysarthria in Parkinson's disease (Cochrane Review). Cochrane Database Syst Rev

2002;(2).

(5) Sellars C, Hughes T, Langhorne P. Speech and language therapy for dysarthria due to non-progressive

brain damage (Cochrane Review). Cochrane Database Syst Rev 2002;(2).

(6) Nye C, Foster SH, Seaman D. Effectiveness of language intervention with the language / learning

disabled. J Speech Hear Disord 1987; 52(4):348-357.

(7) Bath PMW, Bath FJ, Smithard DG. Interventions for dysphagia in acute stroke (Cochrane Review).

Cochrane Database Syst Rev 2002;(2).

(8) Deane KH, Whurr R, Clarke CE, Playford ED, Ben-Shlomo Y. Non-pharmacological therapies for

dysphagia in Parkinson's disease (Cochrane Review). Cochrane Database Syst Rev 2002;(1).

(9) Pedersen M, McGlashan J. Surgical versus non-surgical interventions for vocal cord nodules (Cohrane

Review). Cochrane Database Syst Rev 2002;(2).

(10) Girolametto L, Pearce PS, Weitzman E. Effects of lexical intervention on the phonology of late talkers. J

Speech Lang Hear Res 1997; 40(2):338-348.

(11) McDade A, McCartan P. 'Partnership with parents' a pilot project. Int J Lang Commun Disord 1998; 33

Suppl:556-561.

(12) Tannock R, Girolametto L, Siegel LS. Language intervention with children who have developmental

delays: effects of an interactive approach. Am J Ment Retard 1992; 97(2):145-160.

(13) Eiserman WD, Weber C, McCoun M. Two alternative program models for serving speech-disordered

preschoolers: a second year follow-up. J Commun Disord 1992; 25(2-3):77-106.

(14) Fey ME, Cleave PL, Long SH, Hughes DL. Two approaches to the facilitation of grammar in children with

language impairment: an experimental evaluation. J Speech Hear Res 1993; 36(1):141-157.

(15) Gibbard D. Parental-based intervention with pre-school language-delayed children. Eur J Disord Commun

1994; 29(2):131-150.

Page 154: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

2

(16) Bowen C, Cuples L. Clinical forum. Parents and children together (PACT): a collaborative approach to

phonological therapy... including commentary by Fey ME, Ingram D, Ingram K, and Grundy K with

author response. Int J Lang Commun Disord 1999; 34(1):35-83.

(17) Kot A, Law J. Intervention with preschool children with specific language impairments: a comparison of

two different approaches to treatment. Child Language Teaching Therapy 1995; 11(2):144-162.

(18) Smith C, Fluck M. (Re-) constructing pre-linguistic interpersonal processes to promote language

development in young children with deviant or delayed communication skills. Br J Educ Psychol 2000;

70 ( Pt 3):369-389.

(19) Ward S. An investigation into the effectiveness of an early intervention method for delayed language

development in young children. Int J Lang Commun Disord 1999; 34(3):243-264.

(20) Stevenson P, Bax M, Stevenson J. The evaluation of home based speech therapy for language delayed

pre-school children in an inner city area. Br J Disord Commun 1982; 17(3):141-148.

(21) Barratt J, Littlejohns P, Thompson J. Trial of intensive compared with weekly speech therapy in

preschool children. Arch Dis Child 1992; 67(1):106-108.

(22) Cole KN, Dale PS. Direct language instruction and interactive language instruction with language delayed

preschool children: a comparison study. J Speech Hear Res 1986; 29(2):206-217.

(23) Yoder PJ, Warren SF. Relative treatment effects of two prelinguistic communication interventions on

language development in toddlers with developmental delays vary by maternal characteristics. J Speech

Lang Hear Res 2001; 44(1):224-237.

(24) Yoder PJ, Warren SF. Intentional communication elicits language-facilitating maternal responses in dyads

with children who have developmental disabilities. Am J Ment Retard 2001; 106(4):327-335.

(25) Almost D, Rosenbaum P. Effectiveness of speech intervention for phonological disorders: a randomized

controlled trial. Dev Med Child Neurol 1998; 40(5):319-325.

(26) Glogowska M, Roulstone S, Enderby P, Peters TJ. Randomised controlled trial of community based

speech and language therapy in preschool children. BMJ 2000; 321(7266):923-926.

(27) Rvachew S. Speech perception training can facilitate sound production learning. J Speech Hear Res

1994; 37(2):347-357.

(28) Robertson SB, Weismer SE. Effects of treatment on linguistic and social skills in toddlers with delayed

language development. J Speech Lang Hear Res 1999; 42(5):1234-1248.

(29) Torgesen JK, Davis C. Individual difference variables that predict response to training in phonological

awareness. J Exp Child Psychol 1996; 63(1):1-21.

(30) Conant S, Budoff M, Hecht B, Morse R. Language intervention: a pragmatic approach. J Autism Dev

Disord 1984; 14(3):301-317.

Page 155: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

3

(31) Robertson SB, Weismer SE. The influence of peer models on the play scripts of children with specific

language impairment. J Speech Lang Hear Res 1997; 40(1):49-61.

(32) Powel TW, Elbert M, Miccio AW, Strike-Roussos C, Brausseur J. Facilitating [s] production in young

children. An experimental evaluation of motoric and conceptual treatment approaches. Clinical

Linguistics & Phonetics 1998; 12(2):127-146.

(33) Ruscello DM, Shelton RL. Planning and self-assessment in articulatory training. J Speech Hear Disord

1979; 44(4):504-512.

(34) Gillon GT. The efficacy of phonological awareness intervention for children with spoken language

impairment. Language Speech and Hearing Services in Schools 2000; 31(2):126-141.

(35) Wright SH. Teaching word-finding strategies to severely language-impaired children. Eur J Disord

Commun 1993; 28(2):165-175.

(36) Head DG, Smith D. Speech remediation of children involved in two different physical education

programs. Percept Mot Skills 1975; 40(1):261-262.

(37) Marler JA, Champlin CA, Gillam RB. Backward and simultaneous masking measured in children with

language-learning impairments who received intervention with Fast ForWord or Laureate Learning

Systems software. American Journal of Speech Language Pathology 2001; 10(3):258-268.

(38) Craig A, Hancock K, Chang E, McCready C, Shepley A, McCaul A et al. A controlled clinical trial for

stuttering in persons aged 9 to 14 years. J Speech Hear Res 1996; 39(4):808-826.

(39) Hancock K, Craig A, McCready C, McCaul A, Costello D, Campbell K et al. Two- to six-year controlled-

trial stuttering outcomes for children and adolescents. J Speech Lang Hear Res 1998; 41(6):1242-

1252.

(40) Craig AR, Calver P. Following up on treated stutterers: studies of perceptions of fluency and job status. J

Speech Hear Res 1991; 34(2):279-284.

(41) Helps R, Dalton P. The effectiveness of an intensive group speech therapy programme for adult

stammerers. Br J Disord Commun 1979; 14(1):17-30.

(42) Ladouceur R, Cote C, Leblond G, Bouchard L. Evaluation of regulated-breathing method and awareness

training in the treatment of stuttering. J Speech Hear Disord 1982; 47(4):422-426.

(43) Waterloo KK, Gotestam KG. The regulated-breathing method for stuttering: an experimental evaluation. J

Behav Ther Exp Psychiatry 1988; 19(1):11-19.

(44) James JE. Parameters of the influence of self-initiated time-out from speaking on stuttering. J Commun

Disord 1983; 16(2):123-132.

(45) Martin RR, Haroldson SK. Contingent self-stimulation for stuttering. J Speech Hear Disord 1982;

47(4):407-413.

(46) Rustin L, Kuhr A, Cook PJ, James IM. Controlled trial of speech therapy versus oxprenolol for

stammering. Br Med J (Clin Res Ed) 1981; 283(6290):517-519.

Page 156: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

4

(47) Onslow M, Andrews C, Lincoln M. A control/experimental trial of an operant treatment for early

stuttering. J Speech Hear Res 1994; 37(6):1244-1259.

(48) Pamplona MC, Ysunza A, Jimenez-Murat Y. Mothers of children with cleft palate undergoing speech

intervention change communicative interaction. Int J Pediatr Otorhinolaryngol 2001; 59(3):173-179.

(49) Albery L, Enderby P. Intensive speech therapy for cleft palate children. Br J Disord Commun 1984;

19:115-124.

(50) Pamplona MC, Ysunza A, Espinosa J. A comparative trial of two modalities of speech intervention for

compensatory articulation in cleft palate children, phonologic approach versus articulatory approach. Int

J Pediatr Otorhinolaryngol 1999; 49(1):21-26.

(51) Ysunza A, Pamplona M, Femat T, Mayer I, Garcia-Velasco M. Videonasopharyngoscopy as an instrument

for visual biofeedback during speech in cleft palate patients. Int J Pediatr Otorhinolaryngol 1997;

41(3):291-298.

(52) Carding PN, Horsley IA, Docherty GJ. A study of the effectiveness of voice therapy in the treatment of 45

patients with nonorganic dysphonia. J Voice 1999; 13(1):72-104.

(53) Carding PN, Horsley IA. An evaluation study of voice therapy in non-organic dysphonia. Eur J Disord

Commun 1992; 27(2):137-158.

(54) Chan RW. Does the voice improve with vocal hygiene education? A study of some instrumental voice

measures in a group of kindergarten teachers. J Voice 1994; 8(3):279-291.

(55) Roy N, Gray SD, Simon M, Dove H, Corbin-Lewis K, Stemple JC. An evaluation of the effects of two

treatment approaches for teachers with voice disorders: a prospective randomized clinical trial. J Speech

Lang Hear Res 2001; 44(2):286-296.

(56) Sabol JW, Lee L, Stemple JC. The value of vocal function exercises in the practice regimen of singers. J

Voice 1995; 9(1):27-36.

(57) MacKenzie K, Millar A, Wilson JA, Sellars C, Deary IJ. Is voice therapy an effective treatment for

dysphonia? A randomised controlled trial. BMJ 2001; 323(7314):658-661.

(58) Bassiouny S. Efficacy of the accent method of voice therapy. Folia Phoniatr Logop 1998; 50(3):146-

164.

(59) Verdolini-Marston K, Burke MK, Lessac A, Glaze L, Caldwell E. Preliminary study of two methods of

treatment for laryngeal nodules. J Voice 1995; 9(1):74-85.

(60) Allessie GHM, Kapteyn TS. Videotrainingsprogramma voor communicatievaardigheden. Logopedie en

Foniatrie 1999; 71(1):3-7.

(61) Beynon GJ, Thornton FL, Poole C. A randomized, controlled trial of the efficacy of a communication

course for first time hearing aid users. Br J Audiol 1997; 31(5):345-351.

Page 157: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

5

(62) Schneiderman E. The effectiveness of an interactive instructional context. Principles from the parent-child

interaction literature. Am Ann Deaf 1995; 140(1):8-15.

(63) Brooks S, Fallside F, Gulian E, Hinds P. Teaching vowel articulation with the computer vowel trainer.

Methodology and results. Br J Audiol 1981; 15(3):151-163.

(64) Gulian E, Fallside F, Hinds P, Keiller C. Acquisition of frication by severely hearing-impaired children. Br

J Audiol 1983; 17(4):219-231.

(65) Humphrey BK, Subtelny JD, Whitehead RL. Description and evaluation of structured speaking and

listening activities for hearing-impaired adults. J Commun Disord 1979; 12(3):253-262.

(66) Clements J, Evans C, Jones C, Osborne K, Upton G. Evaluation of a home-based language training

programme with severely mentally handicapped children. Behav Res Ther 1982; 20(3):243-249.

(67) Drash PW, Raver SA, Murrin MR, Tudor RM. Three procedures for increasing vocal response to therapist

prompt in infants and children with Down syndrome. Am J Ment Retard 1989; 94(1):64-73.

(68) Kahn JV. A comparison of sign and verbal language training with nonverbal retarded children. J Speech

Hear Res 1981; 24(1):113-119.

(69) Elman RJ, Bernstein-Ellis E. The efficacy of group communication treatment in adults with chronic

aphasia. J Speech Lang Hear Res 1999; 42(2):411-419.

(70) Pulvermuller F, Neininger B, Elbert T, Mohr B, Rockstroh B, Koebbel P et al. Constraint-induced therapy

of chronic aphasia after stroke. Stroke 2001; 32(7):1621-1626.

(71) Worrall L, Yiu E. Effectiveness of functional communication therapy by volunteers for people with aphasia

following stroke. Aphasiology 2000; 14(9):911-924.

(72) Gillon G, Dodd B. The effects of training phonological, semantic, and syntactic processing skills in

spoken language on reading ability. Language Speech and Hearing Services in Schools 1995; 26(1):58-

68.

(73) op 't Hof Y, Beyaert EMML, Stumpel M. Intonatiebehandeling bij uitspraakproblemen. Logopedie en

Foniatrie 1989; 61(6):212-214.

(74) Layton TL. Language training with autistic children using four different modes of presentation. J Commun

Disord 1988; 21(4):333-350.

(75) Yoder PJ, Layton TL. Speech following sign language training in autistic children with minimal verbal

language. J Autism Dev Disord 1988; 18(2):217-229.

(76) Lembrechts D, Verschueren D, Heulens H, Valkenburg HA, Feenstra L. Effect of a logopedic instruction

program after adenoidectomy on open mouth posture: a single-blind study. Folia Phoniatr Logop 1999;

51(3):117-123.

(77) Marks L, Turner K, O'Sullivan J, Deighton B, Lees A. Drooling in Parkinson's disease: a novel speech and

language therapy intervention. Int J Lang Commun Disord 2001; 36 Suppl:282-287.

Page 158: Logopedie in de extramurale gezondheidszorg

6

(78) Ousset PJ, Viallard G, Puel M, Celsis P, Demonet JF, Cardebat D. Lexical therapy and episodic word

learning in dementia of the Alzheimer type. Brain Lang 2002; 80(1):14-20.