LOGOPEDIE #5 mei_DEF.indd

3
05 mei 2013 Interview: Opleider en praktijkmens ‘Dáárom praat ik slechtLogopedie bij het Korsakovsyndroom

Transcript of LOGOPEDIE #5 mei_DEF.indd

Page 1: LOGOPEDIE #5 mei_DEF.indd

05mei 2013

Interview: Opleider en praktijkmens

‘Dáárom praat ik slecht’

Logopedie bij het Korsakovsyndroom

Page 2: LOGOPEDIE #5 mei_DEF.indd

LOGOPEDIE JAARGANG 8512 13

InhoudDe test wordt geleverd in een stevige blau-we reistas met een gele accentkleur. De test bestaat uit een handleiding, scoreformulie-ren en drie sets met materiaal. Set 1 bestaat uit vier rode zakken met speelgoed voor het observeren van de interactie tussen ouder en kind. De tweede set bestaat uit vier blau-we zakken en is bedoeld om te onderzoeken op welke wijze het kind communiceert bij een door het materiaal opgeroepen pro-bleem. Set 3 bestaat uit een oranje en paarse

Het Communicatieve Intentie Onderzoek (CIO) is begin 2013 gepubliceerd en be-schikbaar voor logopedisten (www.bsl.nl). Het CIO onderzoekt de kwaliteit en het niveau van de ontwikkeling van de communicatieve intentie bij kinderen van 1;4 - 2;5 jaar (of ouder indien zij in de pré- of vroegverbale fase zitten). Het kan ingezet worden bij jonge kinderen die niet of nauwelijks spreken. In deze rubriek wordt besproken hoe de test is vormgegeven en opgebouwd. Vervolgens wordt er kort iets geschreven over de normering en de COTAN beoordeling gevolgd door enkele gebruikerservaringen.

testpanel Communicatieve Inten-tie Onderzoek (CIO)Sjoeke van der Meulen, Claartje F. Slofstra-Bremer, Henk C. Lutje Spelberg

aUTEUR maaIke De kLeIJn

zak met foto’s en voorwerpen. Hiermee wordt de mogelijkheid tot matchen en be-noemen onderzocht.

Duur van de afnameDe afname van de test duurt volgens de handleiding gemiddeld 25 tot 30 minuten. Voor het verwerken van de onderzoeks-gegevens en het schrijven van een verslag wordt geen tijdsindicatie gegeven. De web-site van de uitgeverij geeft als afnameduur

40 minuten en rekent 20 minuten voor de uitwerking.

VoorbereidingVoorafgaand aan de afname dient de onder-zoeker de handleiding, het materiaal en het scoreformulier goed te hebben bestudeerd. De afnamevolgorde is strikt omschreven. De ouder hoeft zich niet voor te bereiden en krijgt een korte mondelinge instructie.

afname van de testDe testafname bestaat uit twee spelsitua-ties. Het eerste gedeelte onderzoekt de ouder-kind interactie, het tweede gedeelte onderzoekt de communicatieve intenties van het kind. In totaal worden er gegevens verza-meld over zes subschalen: - condities (zoals oogcontact en imiteren)- vormen (zoals taalbegrip en zinsproductie)- functies (bijvoorbeeld controle- en expres-

siefuncties)- communicatieve regels (zoals beurt-

gedrag en gezamenlijke aandacht)- matchen en benoemen (het koppelen van

een voorwerp aan een foto en benoemen) - ouderlijke ondersteuning (hierbij wordt

gekeken naar blikrichting en de deelname van de ouders aan de interactie).

In de spelsituaties worden verschillende speelgoedsets aangeboden door de ouder en de onderzoeker. Het materiaal dat door de ouder en het kind wordt gebruikt, is be-doeld om een spelsituatie uit te lokken. De onderzoeker gebruikt spelmateriaal dat zo is samengesteld dat het niet goed functio-neert. Daardoor wordt het kind uitgelokt communicatieve intenties te laten zien. Tot slot biedt de onderzoeker het kind voorwer-pen en afbeeldingen aan om te beoordelen of het kind kan matchen en benoemen.

ScoringHet scoreformulier is een observatielijst waarop aangegeven kan worden of het ge-drag bij het kind gezien wordt door ‘ja’ of ‘nee’ te omcirkelen. Niet alle items tellen mee voor de normering. Deze items bleken niet te differentiëren in het niveau van de communicatieve intentie, maar zijn door de auteurs wel opgenomen vanwege het klini-sche belang. Op het scoreformulier is duide-lijk aangegeven welke items wel meetellen en welke niet.

De ruwe scores worden via normtabellen omgezet in normscores van 1 tot en met 19 met een gemiddelde van 10 en een stan-daarddeviatie van 3 (w-scores).

normering en cotan- waarderingIn het normeringsonderzoek zijn 517 Neder-landse kinderen opgenomen, 252 jongens en 265 meisjes. De deelnemende kinderen zijn verdeeld over vijf leeftijdscategorieën en over vier verschillende regio’s (noord, west, oost en zuid). Naast leeftijd en geslacht is er ook gekeken naar de mate van verstedelij-king in de gemeente van het kind. De mees-te kinderen werden in de thuissituatie on-derzocht.Het CIO is momenteel in behandeling bij de Commissie Testaangelegenheden Neder-land (COTAN). Er is dus nog geen COTAN beoordeling beschikbaar.

gebruikerservaringenvormgevingAlle deelnemers aan het testpanel zijn posi-

tief over de vormgeving van de test. Het materiaal ziet er aantrekkelijk uit en is duide-lijk ingedeeld. Alle bevraagden maken wel een opmerking over de kwetsbaarheid van het opwindvogeltje. Vanuit de logopedisten die werkzaam zijn in de revalidatiesector zijn er nog wat vraagtekens over de bruikbaar-heid van het materiaal bij kinderen met een motorische beperking. Daarbij wordt echter wel opgemerkt dat het materiaal gemakke-lijk zelf aan te passen is zonder de items te veranderen. Voor kinderen met een visuele beperking hebben de foto’s niet allemaal een even duidelijk contrast.

handleiding en scoreformulierDe handleiding bood alle logopedisten vol-doende informatie om de test af te kunnen nemen. Twee logopedisten geven aan dat de opbouw van de handleiding niet geheel lo-gisch is. De achtergrondinformatie die is op-genomen in de handleiding werd als positief beoordeeld. Vrijwel alle bevraagden geven aan dat de handleiding wel noodzakelijk is om de juiste instructie te geven. Twee logo-pedisten geven aan dat zij graag wat extra informatie op het scoreformulier zouden zien

hET TESTpaNElIn deze editie is de ervaring van de volgende logopedisten verwerkt:

Marlène de Grauw, Mieke Kooi, Beatrijs Mentzel, Marieke Ruessink, logopedisten, Revalidatie Medisch Centrum Groot Klimmendaal.Karin Tijs Hulleman, logopedist, De Kieviet Logopedie & Logopediepraktijk B. Berndsen & A. Florian.

In deze rubriek wordt eens per twee maanden nieuw logopedisch materiaal besproken. Verschillende logopedisten geven hun mening en delen hun ervaringen met aan de hand van het nieuwe materiaal. Het verslag daarvan leest u hier. Heeft u suggesties voor materiaal dat in deze rubriek besproken kan worden, aarzel dan niet om deze aan de redactie door te geven.

NUMMER 5, mei 2013

communicatieve Intentie onderzoek (cIo)

ISBN 9789031360970prijs € 750,- incl. btw

Page 3: LOGOPEDIE #5 mei_DEF.indd

15NUMMER 5, mei 2013LOGOPEDIE JAARGANG 8514

CONClUSIEDe verschillende logopedisten die meewerkten aan deze bespreking zien de CIO als een aanrader voor logopedisten die werkzaam zijn met jongere kinderen. met name de ouderobservatielijst wordt daarin specifiek genoemd als waardevolle toevoeging waarbij ook de wens wordt geuit om deze los te kunnen bestellen. Een vraag die door meerdere logopedisten gesteld wordt is in hoeverre de test als diagnostisch instrument een meerwaarde heeft ten opzichte van bestaande obser-vatielijsten en testen. Daarbij zou de COTaN normering mogelijk een doorslag-gevende factor hebben.

over de instap- en afbreeknormen. De ja/nee-scoring wordt grotendeels als positief aangemerkt. Wel wordt er opgemerkt dat een kind soms een vaardigheid niet laat zien, terwijl het dit in andere situaties wel doet; dit kan dan niet gescoord worden. Gezien de doelgroep van de test is er een reële kans dat kinderen wisselend presteren. Door twee personen wordt er aangegeven dat zij graag meer handvatten zouden krijgen voor de scoring, bijvoorbeeld een lijst voorbeel-den van correcte antwoorden/reacties. Op die manier kunnen ook logopedisten die niet dagelijks met jonge kinderen werken de test betrouwbaar afnemen. Volgens de hand-leiding is het mogelijk om het scoreformulier in te vullen, terwijl men met het kind bezig is. Dit wordt door het testpanel niet zo ervaren. Dit kan veroorzaakt worden door de onbe-kendheid met de test en het materiaal en wellicht dat na een aantal afnames dit geen probleem meer vormt. Twee logopedisten geven de suggestie om de testafname met een video-opname vast te leggen zodat het scoreformulier beter ingevuld kan worden. Daarnaast is het dan mogelijk om aanvul-lende observaties beter vast te leggen. De meeste panelleden geven aan dat zij langer de tijd nodig hadden voor het afnemen van de test. Gemiddeld hadden de logopedisten 30-45 minuten nodig voor de testafname.

OverigWat als zeer positief werd opgemerkt was dat de testafname direct aanknopingspun-ten gaf /geeft voor advisering en begelei-ding aan ouders. Het onderdeel waarbij wordt gekeken naar de interactie tussen ouder en kind wordt door de meeste logope-disten als een waardevolle toevoeging aan bestaande testen en materialen genoemd. Wel vraagt men zich af in hoeverre de testsi-tuatie een reële afspiegeling is van de wer-kelijke spelmomenten tussen ouder en kind

en de dagelijkse interactie. Het wordt dan ook aangeraden om de ouder hier expliciet naar te vragen om te voorkomen dat er een score wordt behaald die niet overeenkomt met wat het kind daadwerkelijk kan. Een logo pedist geeft aan dat ouders positief zijn over de test. Het onderdeel waarbij het kind voor een probleem gesteld wordt, zorgde er direct voor dat bij een aantal logopedisten het gesprek op gang kwam over de rol van de (groot)ouder bij hulp bieden.Wanneer het testpanel gevraagd wordt naar de vergelijking met andere testen en obser-vaties geven meerdere logopedisten als antwoord dat er zeker een overlap is met andere testen. Met name de Nederlands-talige Non-Speech Test (NNST) en ComVoor worden hierbij aangehaald. In de handleiding wordt alleen een koppeling gemaakt tussen de Taalstandaard en het CIO. Door de ver-schillende panelleden wordt aangegeven dat het CIO een goed instrument is als start-punt voor de diagnostiek bij het kind. Meer-dere logopedisten geven aan dat ze daarna aanvullende diagnostische middelen in kun-nen zetten zoals bijvoorbeeld de NNST, de

Schlichting Taaltesten of de ComVoor. Ook wordt gezegd dat het CIO mogelijkerwijs een goed screeningsinstrument is bij jonge kinderen.

op 20 april jl. werd in utrecht ter ere van het afscheid van Jopie kuiper het symposium ‘stemtherapie in perspectief’ gehouden. Het programma bevatte diverse lezingen, waarbij de stem en vooral stemgedrag van alle kanten belicht werd. Het programma was samengesteld door Jopie kuiper, en de zaal was gevuld met mensen die in de afgelopen jaren met Jopie hadden samen-gewerkt of van Jopie les hadden gehad. Zo ontstond ook in de pauzes en na het symposium een levendige uitwisseling van informatie en visies, en werden nieuwe perspectieven voor de toekomst besproken.

Stemtherapie in perspectief

een kans om te beklijven wanneer motorische en sensorische infor-matie verbonden wordt, en het brein door juiste prikkeling in staat is het nieuwe eigen gedrag te voorspellen. Anders blijft nieuw gedrag een kunstje, dat veel energie kost.

Na de lunchpauze was het podium voor rob d’Hondt, eigenaar van rdH training en voorzitter van het netwerk van trainers in Motivatio-nal Interviewing (MI), MINTned. MI is een methode om mensen te stimuleren tot gedragsverandering. MI is ontstaan in de praktijk, en wordt inmiddels onderbouwd door onderzoek en een theoretisch ka-der. De basis van MI is dat een verandering in gedrag die gebaseerd is op interne motivatie leidt tot een duurzame verandering. Door het gebruik van gesprekstechnieken wordt een ambivalente houding van de cliënt, waardoor deze geen duidelijke keuze maakt voor ge-dragsverandering, verhelderd. Hierdoor ontstaat commitment bij de cliënt, en kan gedrag daadwerkelijk blijvend veranderd worden.

Lisette de Vrij-van Delft, logopedist en werkzaam bij de gespeciali-seerde stempoli in het Ikazia ziekenhuis te rotterdam, was de enige spreker, naast Jopie Kuiper, die op specifieke stembehandeling in-ging. Eenduidige landelijke richtlijnen rond Micro Larynx Chirurgie (MLC) ontbreken, en uit de praktijk blijkt dat herstelverloop niet altijd te voorspellen is. Op basis van expertise is in het Ikazia ziekenhuis in samenwerking tussen de afdeling KNO en de betrokken logopedis-ten een protocol rond MLC ontwikkeld. Het protocol omvat ten eer-ste een pre-MLC onderdeel, waarbij een logopedisch stemonder-zoek wordt gecombineerd met therapie, onder andere gericht op inzicht in stemgedrag. post-MLC volgt therapie op maat, waarbij ook is vastgelegd hoe lang een patiënt stemrust dient te nemen. Na de stemrust is de therapie in eerste instantie gericht op ontspannen fonatie, en in een later stadium op de gewenste expressie. Ook con-trole door middel van foniatrisch onderzoek is opgenomen in het protocol. De lezing van Lisette wekte enige beroering in de zaal, waaruit eens te meer naar voren kwam dat er geen eenduidige visie is in Nederland met betrekking tot behandeling rondom Micro La-rynx Chirurgie.

Als eerste spreker van het symposium was vervolgens het woord aan Jopie Kuiper zelf. zij vertelde over haar eigen perspectief op stembe-handeling, geïllustreerd aan de hand van foto’s en anekdotes uit haar 40 jaar eigen stempraktijk. Jopie benadrukte dat het vooral belangrijk is in het ‘stemmethodenbos’ de juiste methode te kiezen voor je patiënt.

Chhetri Ober, onderwijskundige en organisatieadviseur, benoemde vervolgens tijdens zijn lezing over klinisch redeneren de hiërarchie van procedureel, interactief en conditioneel redeneren, en illustreer-de met een voorbeeld het verschil tussen intuïtief beslissen en be-slissen op basis van impliciete kennis. Samen met de zaal trok hij de conclusie dat het verwoorden van impliciete kennis een lastige vaar-digheid is.

Als derde spreker was Dr. Leo Meulenbroek uitgenodigd, opleidings-docent en logopedist op de pABO Arnhem en onderzoeker van het lectoraat Arbeid &Gezondheid van de Hogeschool Arnhem/Nijme-gen. Als eerste presenteerde hij cijfers over het hoge arbeidsverzuim van leerkrachten ten gevolge van stemproblemen (22%). 59% van de leerkrachten ervaart stemproblemen bij de beroepsuitoefening. Hij gaf zijn visie, onderbouwd met onderzoek, op het begeleiden van leerkrachten en pABO studenten bij het voorkomen en verminderen van stemproblemen. Daarbij ging hij met name in op de rol van de specifieke coping die leerkrachten laten zien bij stemproblemen. Hij concludeerde dat het begeleiden van leerkrachten door middel van gesprekken, waarbij de leerkracht inzicht krijgt in eigen stijl van stemgebruik, een beter stembewustzijn ontwikkelt en (opnieuw) ‘ei-genaar’ wordt van zijn eigen stem of stemprobleem, veel meer nut heeft dan het geven van een stoornisgerichte stembehandeling.

Gert-Jan de Haas, neuropsycholoog en musicus, ging in op het ver-schil tussen denken en doen; waarom omarmt een patiënt je advies, om er vervolgens niets mee te doen buiten de therapieruimte? Aan de hand van voorbeelden van onder andere gedrag bij dieren, maar ook menselijk gedrag, maakte Gert-Jan de Haas duidelijk hoe sterk reflexen en emotie ons gedrag bepalen. Nieuw gedrag krijgt alleen

auteur

lydeke fransen

verslag symposium 20 april 2013

Wat als zeer positief werd opgemerkt was dat de testafname direct aanknopings-punten gaf /geeft voor advisering en begeleiding aan ouders.