Locatietheater: De toekomst van het theater ligt op straat II
-
Upload
theater-instituut-nederland -
Category
Documents
-
view
213 -
download
1
description
Transcript of Locatietheater: De toekomst van het theater ligt op straat II
Locatietheater
De toekomst van het theater ligt op straat II - verslag van expertmeeting over
locatietheater Lucasbolwerk, Utrecht, 26 mei 2010
Locatietheater
De toekomst van het theater ligt op straat II –
Expertmeeting over locatietheater
1 www.ergensenoveral.nl
De toekomst van het theater ligt op straat II Nadat op 25 mei een aantal locatietheatermakers de kubus in de tentoonstelling Ergens en Overal hebben
bevolkt, huisvest zij op 26 mei een groep diverse experts. Gespreksleider Kester Freriks leidt ditmaal een
gesprek tussen Henk Keizer, regisseur Jos Thie, theatermaker Warner van Wely van het vroegere Dogtroep,
recensent Annette Embrechts (de Volkskrant), Oerol-directeur Joop Mulder en dramaturg Paul Slangen
(o.a.Hollandia).
Veel meer dan in reguliere theatergebouwen wordt in het
locatietheater gezocht naar nieuwe vormen, nieuwe relaties
met locaties en publiek, nieuwe verhalen en nieuwe
manieren om oude verhalen voor het voetlicht te brengen,
omdat de locaties makers daartoe dwingen. Een nieuwe
omgeving dwingt nieuwe keuzes af. Dat maakt bijvoorbeeld
een festival als Oerol een belangrijke kweekvijver voor het
theater van de toekomst. 43 jaar nadat BEWTH de eerste
locatievoorstelling in de open lucht maakte, is locatietheater
niet meer weg te denken uit het brede spectrum aan theater-
en performancekunst. Ook de wetgever heeft het subgenre
ontdekt en bemoeit zich met de vrijheden van de
kunstenaar op locatie.
Onbekend maakt onbemind
Om van de overheid en de media meer erkenning te krijgen
voor locatietheater, moet meer aandacht uitgaan naar
geschiedschrijving en theorievorming. Er is een Anna Tilroe
voor locatietheater nodig.
Recensent Annette Embrechts trapt de bijeenkomst af met
een inleiding over de aard en status van locatietheater. Is
locatietheater een aparte discipline binnen de kunsten, of is
het een vorm van theater die eenvoudigweg gebruikmaakt
van een ander decor? Locatietheater schreeuwt om
erkenning, maar volgens Embrechts is er actie nodig vanuit
de makers zelf om voor vol te worden aangezien.
“ Wat onbekend is, is moeilijk te
onderstrepen”
- Annette Embrechts
Ze herinnert zich hoe ze in de beginjaren van Oerol bij de
hoofdredactie van de krant moest vechten om naar
Terschelling te mogen reizen om verslag te doen van de
artistieke ontwikkelingen die ze daar aantrof. ‘Ik moest de
krant er echt van overtuigen dat locatietheater meer is dan
een mooi plaatje in de zon met een meeuw erboven’
memoreert ze. Dat ze naar de artistieke kracht daarvan wilde
kijken, begrepen haar collega’s niet.
Foto: Festival Boulevard
Inmiddels is daar verandering in gekomen en volgen
Embrechts en haar collega’s van andere kranten Oerol
jaarlijks op de voet. Toch blijft locatietheater kampen met
dat oorspronkelijke imago van lichtvoetig vertier voor bij de
picknickmand. Toen Vis á Vis onlangs twintig jaar bestond
had Embrechts niets liever gewild dan daar een mooi stuk
over maken, maar theatercoördinator Hein Janssen zag daar
de zin niet van in.
De toekomst van het theater ligt op straat II –
Expertmeeting over locatietheater
2 www.ergensenoveral.nl
‘Wat onbekend is, is moeilijk te onderstrepen,’ slaat
Embrechts de spijker op zijn kop. ‘Bij Dobber van Boukje
Schweigman moest ik echt verdedigen wat daar nu voor
artistieks over te zeggen was. Haar voorstelling Wiek werd
unaniem gewaardeerd, maar de selectie van Het
Theaterfestival bevat nog altijd geen enkel locatiestuk, om
over de nominatielijsten van acteursprijzen als de Theo d’Or
of de Louis d’Or maar te zwijgen. En waarom wordt er niet
een nieuwe prijs voor in het leven geroepen?’ Om meer
erkenning af te dwingen, meent Embrechts, moeten
theatermakers veel meer bekendheid creëren, veel beter laten
weten dat ze er zijn. Niet alleen door mooie theater-
voorstellingen te maken, maar ook door theorievorming en
debat aan te moedigen. Want een paar aspecten werken voor
locatietheatermakers in het nadeel, meent Embrechts (die
overigens ook in de expositie Ergens en Overal een
theoretische component mist). Zo is het aan veel
voorstellingen niet af te zien wat een geploeter eraan vooraf
is gegaan, en menen mensen ten onrechte dat de
bruinverbrande acteurs even lekker met hun hobby bezig
zijn. Het feit dat locatietheater in een internationaal circuit
staat maakt het daarnaast soms lastig zichtbaar in Nederland.
Mulder herkent de lage status van locatietheater wel. Ooit
werd een van de voorstellingen die Oerol produceerde in de
Volkskrant afgedaan als ‘gefröbel in het zand’. Toen het
Holland Festival een paar jaar later exact dezelfde
voorstelling liet maken, was daar ineens een hoop
subsidiegeld voor én kreeg het volop aandacht in de pers.
‘Een staaltje van Randstedelijk denken,’ herkent Jos Thie.
‘Maar vergeet niet: het zijn uiteindelijk niet de subsidie-
verstrekkers en de media die bepalen welk theater er wordt
gemaakt, maar het publiek. Dat publiek loopt voorop.
Toeschouwers hebben locatietheater opgepikt en mogelijk
gemaakt; de pers loopt er altijd achteraan.’
“ Je hebt maar twee soorten theater:
goed en slecht theater ”
- Robert Wilson
Locatietheater is geen aparte discipline
Locatietheater is niet een aparte kunstdiscipline, maar een
van de mogelijkheden om theater te maken. Om met Peter
Brook te spreken: je hebt maar twee soorten theater, goed en
slecht theater. De een kan dat het beste op locatie, de ander
in de schouwburg, weer een ander gaat het allebei even
kunstig af.
Het genre moet volwassen worden, daar gaat het volgens Jos
Thie om. Het gaat er niet om locatietheater als aparte
discipline te benoemen, maar om werken op locatie
volwaardig onderdeel te laten uitmaken van de kunsten dat,
buiten de reguliere theaters, een verbinding kan aangaan met
de openbare ruimte en instellingen die daar nog meer
opereren - zodat theater zijn elitaire karakter verliest en weer
een rol speelt in het maatschappelijk debat. ‘Het is heel
Hollands om er een hek om te willen zetten,’ vindt hij, ‘daar
wordt je vooral kleiner door. Toen Robert Wilson ooit werd
gevraagd wat hij nou eigenlijk maakte, antwoordde hij ‘er
zijn maar twee soorten theater: goed en slecht theater. We
hebben ons bevrijd uit de beperkingen van de schouwburg;
daar moeten we gewicht aan geven.’
De kunstenaar is ook geen wetenschapper die zijn eigen
werk tot in het uiterste moet benoemen, verklaren en
analyseren, merkt Paul Slangen op. ‘Laat dat maar aan de
universiteiten over.’ Maar intussen is er geen enkel etiket dat
op locatietheater past, waardoor het steeds door de mazen
van het subsidiesysteem valt - ook nu onlangs de basis-
infrastructuur is ingevoerd. ‘Locatietheater is niet benoemd,’
merkt Mulder op. ‘Dus krijgen we geen geld.’
En daarvoor - Embrechts benadrukt het nog maar eens - is er
dus een uitvoeriger theorievorming nodig. ‘Er is nog nooit
een artikel geschreven over Vis á Vis als gezelschap; geen
enkel stuk overstijgt de strekking van een enkele
voorstelling.’
Locatietheater scherpt je visie op kunst
Theatermakers die op locatie hebben gewerkt en vervolgens
het theater ingaan, nemen van buiten nieuwe opvattingen en
inzichten mee naar binnen. Een goed voorbeeld is Johan
Simons, die zijn bij Hollandia verworven inzichten nog altijd
toepast in de zaal.
Een tweede discussiepunt dat aan de orde komt, is in
hoeverre locatietheater een aparte discipline is of wat het
toevoegt aan het overige scala aan theatrale vormen. Joop
Mulder weet dat Aus Greidanus een jaar nadat hij op een
buitenlocatie Trojaanse Vrouwen had gemaakt merkte dat hij
dingen ‘van buiten mee naar binnen had genomen’.
Locatietheater brengt makers op andere gedachten over
kunst; los van het traditionele theatergebouw kan een maker
meer experimenten aangaan, wat een waardevolle
toevoeging biedt aan het fenomeen theater. Maar wat ís dat
dan, dat zo’n maker mee naar binnen neemt? Moet dat niet
wat meer worden benoemd, vraagt Embrechts zich af. ‘Op
locatie word ik voor nieuwe problemen gesteld,’ kaart Jos
Thie aan. ‘Vanuit traditionele theatrale elementen leg ik een
verbinding met een locatie, die iets heel anders van me
vraagt dan de theaterzaal.’
De locatie moet in spanning staan tot het verhaal
De locatie mag geen één op één vertaling zijn van het
vertelde verhaal. Interessanter dan bij een ondergaande zon
te vertellen over een romantische liefde, is het om bij die zon
te vertellen over een moord.
De toekomst van het theater ligt op straat II –
Expertmeeting over locatietheater
3 www.ergensenoveral.nl
‘Op zich verandert de dramaturgie niet door buiten te gaan
werken,’ ervoer Paul Slangen toen hij met Johan Simons, na
hun tijd bij Hollandia, de zalen in ging. ‘Wat belangrijk is, is
dat je een anekdotische afstand inbouwt tussen de locatie en
het verhaal. In onze beginjaren met Hollandia lieten we een
verhaal over een vrouw in een kippenhok zich afspelen in
een kippenhok. Dat was een grote fout. Het wordt pas
spannend als je bijvoorbeeld een Griekse tragedie laat zien in
een twintigste-eeuwse autosloperij. Daarmee zet je de
verbeelding in het hoofd van de toeschouwer in gang. Je
moet niet bij ondergaande zon over de ondergaande zon
vertellen, nee, het gaat pas wat betekenen als je bij die
ondergaande zon, die iedereen associeert met geluk en
romantiek, over een moord gaat praten. Meer dan de helft
van de voorstelling moet plaatsvinden in het hoofd van de
toeschouwer. Je moet wegblijven van een soort romantisch
realisme. De toeschouwer moet zo’n locatie juist anders gaan
zien. Een contrapuntische relatie zoeken tot een locatie; dat
is dramaturgie.’
Locatietheater verstevigt de relatie met de openbare
ruimte. Behalve theatermakers die op straat gaan werken,
zijn er ook al sinds jaar en dag beeldend kunstenaars die
installaties begonnen te bouwen op straat en zo het
straattheater ontwikkelden. De vraag die al deze kunstenaars
beantwoorden is: hoe voelen wij ons beter thuis in de wereld
die ons omgeeft? Kunstenaars geven mede vorm aan de
openbare ruimte, om die aan te passen aan de eigen
behoeftes en die van de toeschouwer.
“ Voordat de schouwburg er was,
vond theater ook gewoon op straat
plaats.”
‘Het gaat om de vraag: hoe voelen we ons beter thuis in de
wereld die ons omgeeft,’ meent Warner van Wely.
‘Straattheater komt vaak niet uit de schouwburg voort, maar
uit de beeldende kunst. Kunstenaars gingen in het verleden,
vaak uit nood, buiten werken. Een concert voor honderd
betonmolens bijvoorbeeld heeft niets met de historie van het
theater te maken, maar alles met die van de beeldende kunst.
Dat gebeurde meer in het buitenland dan hier; reden waarom
bijvoorbeeld de Britse Arts Council locatietheater als apart
vak ziet en behandelt. Wij missen hier die aansluiting met
Europa, hier is het maar een randverschijnsel. Waar ze het in
Frankrijk of Engeland belangrijk vinden dat kunst breed en
toegankelijk is, vinden subsidiegevers gratis kunst hier een
beetje uit de tijd. Als er al kunst in de stedelijke openlucht
plaatsvindt, dan is het in het Amsterdamse Bos. Terwijl ik
persoonlijk veel liever op de Dam zou staan.’
De samenleving heeft kunst nodig, meent ook Henk Keizer.
‘Daarom moet je het ook in de openbare ruimte aanbieden;
die ruimte is van ons allemaal.’ ‘Met ons werk doen we
research voor de ontwikkeling van de grootsteedse ruimte,’
denkt Van Wely. ‘De behoefte van kunstenaars om naar
buiten te gaan vloeit voort uit de verandering van de
samenleving, de massificatie. De schouwburg-cultuur is
eigenlijk een erfenis van een samenleving die al voorbij is.
Voordat de schouwburg er was, vond theater ook gewoon op
straat plaats.’ Jos Thie wijst ter illustratie op een Frans
gezelschap als Royal de Luxe, dat volledig de ruimte krijgt
om kunst te presenteren in de openbare ruimte. Sinds het
wegvallen van Dogtroep is het daarmee in Nederland
schamel gesteld. Gelukkig worden Nederlandse makers door
buitenlandse programmeurs niet over het hoofd gezien.
Mulder merkt op dat er in het buitenlandse circuit
tegenwoordig veel belangstelling bestaat voor Nederlandse
makers, zoals Jetse Batelaan. ‘Vaak staan er Nederlandse
makers op Duitse festivals. Voor de ondersteuning van
export maakt Nederland wel veel budget vrij. Wat overigens
opmerkelijk is, gezien de schamele subsidiehonoreringen
voordat makers in het buitenland worden uitgenodigd.’
De schouwburg is ook een mooie locatie
Er is geen reden aan te trappen tegen de schouwburg en
alles wat daar in de loop der eeuwen is ontwikkeld; de
schouwburg is ook een heel mooie locatie. Wie raad weet
met de meest uiteenlopende locaties, weet ook raad met de
schouwburg.
‘Juist nu onze twintigers depressiever zijn dan ooit, omdat ze
in zo’n geïndividualiseerde maatschappij opgroeien, heeft
zulk theater de toekomst,’ denkt Paul Slangen. ‘De daad van
het samenzijn, waar dan ook, wordt steeds belangrijker. Of
dat nu in de open lucht is, in een slooppand of in de
schouwburg. Uiteindelijk is de schouwburg ook gewoon een
locatie - en nog een mooie ook.’
Foto: Anna van Kooij
Locatietheater
De toekomst van het theater ligt op straat II –
Expertmeeting over locatietheater
4 www.ergensenoveral.nl
Colofon
Deze uitgave hoort bij de tentoonstelling Ergens & Overal van
Theater Instituut Nederland
Redactie
MoreTXT – Lonneke Kok
Met dank aan
Vrede van Utrecht
Ontwerp en opmaak
Theater Instituut Nederland
Lava Graphic Design
WWW.TIN.NL
Sarphatistraat 53
1018 EW Amsterdam
Nederland
Postadres
Theater Instituut Nederland
Postbus 10783
1001 ET Amsterdam
Nederland
T 020 551 33 00
F 020 551 33 03