Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op...

176
in de Jan Koert Davids van van het Leven verwachting Koninkrijk God

Transcript of Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op...

Page 1: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

een uitgave van broeders in christus nederland

In de tijd van Jezus en de apostelen ston-

den gelovigen bekend als mensen die hetKoninkrijk verwachtten. Door de komstvan Christus uit de hemel tijdens hun le-ven, of na hun overlijden. Het geloof inhet Koninkrijk was dan ook onlosmakelijkverbonden met geloof in de opstanding.

Dit boek gaat over het leven van zulke

mensen. Van de eerste mensen die Godschiep, tot hun verre nakomelingen inonze tijd. Wat bedoelen zij met dat Ko-ninkrijk? Waarom kijken zij daar naar uit?En dat al duizenden jaren!

Het boek Genesis vertelt over Gods doel

met de schepping van de aarde en demens. Maar ook over het verbreken vande harmonie tussen God en mensen doorde zonde. Wat zij die geloven in Godsplan verwachten, is het herstel van detoestand zoals die ‘in het begin’ was.Geen verbetering van de huidige toe-stand, een voortzetting van het leven nuin betere omstandigheden, maar een to-taal nieuwe toestand. Een toestand opaarde waarin niet de mens god is, maarGod. Een toestand waarin de mens geennatuurlijk, dierlijk, leven leidt, maar ver-anderd is in een wezen dat geheel is afge-stemd op en vervuld met Gods Geest. Eentoestand waarin het tijdelijke, plaats heeftgemaakt voor het volmaakte en eeuwige.

Wie dat verwacht heeft de verheerlijking

van God, in de vervulling van Zijn plan bijde schepping, voor ogen. En dat is watzijn of haar leven inhoud geeft en be-paalt; want het is niet alleen iets voor detoekomst, maar ook voor het heden.

in de

Jan Koert Davids

van

van het

Leve

nin

de

verw

achtin

gvan

hetK

onin

krijk

van

God

Leven in de verwachtingvan het Koninkrijk van God

Page 2: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in
Page 3: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

2

Page 4: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

3

Leven in de

verwachting

Jan Koert Davids

van het Koninkrijk

van God

Page 5: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

4

Impressum

Leven in de verwachting van het Koninkrijk van God

Jan Koert Davids

1e druk december 2017

Een uitgave van

Broeders in Christus NederlandPostbus 520

3200 AM Amersfoort

VormgevingImPresstige 2D Productions 2017

Illustratie omslag: Pixabay

De inhoud van dit boek mag vrij worden geciteerd, mits met bronvermelding

Page 6: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

5

Inhoud

Woord vooraf pagina 6

1. Zoek eerst het Koninkrijk pagina 9

2. Ik ben de HERE en er is geen ander pagina 13

3. De hof van Eden pagina 17

4. De hoop op de heerlijkheid pagina 21

5. Het zaad van de vrouw: de zonen Gods pagina 25

6. De weg van de mens na de zondvloed pagina 29

7. De stad met fundamenten pagina 33

8. Grote beloften pagina 38

9. Het beloofde land pagina 43

10. De eeuwige erfenis pagina 48

11. Een groot en talrijk nageslacht pagina 53

12. Mijn eerstgeboren zoon pagina 58

13. Koningen zullen uit u voortkomen pagina 63

14. Het einde aan de lijn van koningen pagina 68

15. De rechtvaardige Spruit pagina 73

16. De Knecht pagina 78

17. De Mensenzoon pagina 83

18. Terugkeer uit ballingschap pagina 88

19. Gespannen en overspannen verwachtingen pagina 92

20. Het Koninkrijk is nabij gekomen pagina 101

21. Het Koninkrijk is bij u pagina 107

22. Gemengde reacties pagina 115

23. Gelijkenissen van het Koninkrijk pagina 129

24. De confrontatie tussen God en mensen pagina 134

25. Het getuigenis van het Koninkrijk pagina 152

26. Het Koninkrijk in het boek Openbaring pagina 160

27. De Wat betekent het Koninkrijk voor u? pagina 170

Page 7: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

6

Woord vooraf

Het Koninkrijk van God… Welke voorstelling moet je je daarvan

maken? Zelfs veel christenen hebben vaak nauwelijks een ideewat daar mee bedoeld wordt. Nu bedoel ik niet hoe dat Konink-rijk eruit zal zien en hoe het leven daarin zal zijn – daar wordtin de Bijbel weinig over gezegd – maar de toestand die het Ko-ninkrijk van God genoemd wordt, zowel in het heden als in detoekomst. Daar zijn een aantal redenen voor aan te geven. Debelangrijkste is vervreemding van God en Zijn boodschap in deSchriften, die we de Bijbel noemen. De tweede, maar niet min-der belangrijk, is vervreemding van het geloof van hen die leef-den in de tijd waarin die Schriften tot stand kwamen; vooral dievan Christus Jezus en zijn apostelen. Dit maakte het mogelijkdat twee essentiële geloofspunten verdwenen of beroofd werdenvan hun inhoud: de noodzaak van de opstanding uit de dodenom eeuwig leven te kunnen ontvangen, en de terugkeer vanChristus uit de hemel om de doden op te wekken en Gods Ko-ninkrijk op aarde te vestigen.

In de tijd van Jezus en de apostelen stonden gelovigen bekend

als mensen die het Koninkrijk verwachtten. Door de spoedigeterugkomst van Christus uit de hemel tijdens hun leven, of nahun overlijden. Het geloof in het Koninkrijk was dan ook onlos-makelijk verbonden met het geloof in de opstanding. Een perio-de van leven in de hemel tussen hun overlijden en de terugkeervan Christus naar de aarde kenden zij niet.

Dit boek gaat over het leven van zulke mensen. Van de eerste

mensen die God schiep, tot hun verre nakomelingen in onzetijd. Wat bedoelen zij met dat Koninkrijk? Waarom kijken zijdaar naar uit? En dat al duizenden jaren! Je moet toch wel heelidealistisch, wanhopig of ontevreden zijn, wil je dat geduld opkunnen brengen… Toch?

Wat bij nadere beschouwing echter opvalt, is dat zij niet in de

eerste plaats iets anders, beter of fijner, voor zichzelf zoekendan ‘het tranendal’ van nu. Natuurlijk kennen ze lijden en ver-drukking, soms zelfs veel, om maar te zwijgen van de dood.

Page 8: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

7

Natuurlijk hebben zij daarover vragen, ook aan God. Toch ne-men zij het leven zoals God hen dat geeft: zij klagen en morrenniet! En de enkeling die dat wel doet wordt door God terechtge-wezen… En als het hen goed gaat, zij zelfs rijk zijn en weldoor-voed, verwachten zij toch iets dat veel beter is dan het beste enmooiste op aarde, het fijnste dat zij in dit leven hebben. Waar-om? Hoe kan dat?

Als David nadenkt over de toestand op aarde en het leven van

de mens, gaat hij helemaal terug naar het begin. In het eersteBijbelboek vindt hij het doel van God met de schepping van deaarde en de mens. Hij ziet dat de harmonie tussen God en men-sen is verbroken door de zonde. De mens wilde ‘als God’ zijn ende meeste mensen doen ook daadwerkelijk alsof zij dat zijn. Zebeschikken over de aarde en het leven van mensen, dieren enplanten die God schiep, en dus feitelijk Zijn bezit vormen. Watdegenen die in God geloven, mensen als David, verwachten, ishet herstel van de toestand zoals die ‘in het begin’ was. Geenverbetering van de huidige toestand, een voortzetting van hetleven nu in betere omstandigheden, maar een totaal nieuwetoestand. Een toestand op aarde waarin niet de mens god is,maar God. Een toestand waarin de mens geen natuurlijk, dier-lijk, leven leidt, maar veranderd is in een geestelijk wezen, ge-heel afgestemd op en vervuld met Gods Geest. Een toestandwaarin het tijdelijke, waaraan alles door de zonde is onderwor-pen, plaats maakt voor het volmaakte en eeuwige. Wie dat ver-wacht heeft de verheerlijking van God, in de vervulling van Zijnplan bij de schepping, voor ogen. En dat is wat hun leven in-houd geeft en bepaalt; want het is niet iets dat alleen voor detoekomst is, maar ook voor het heden.

Wie gelooft in de komst van Gods Koninkrijk en het volhardend

in gebed verwacht – vragend of het spoedig mag komen – richtzijn of haar leven geheel daarop. Die mens leeft als burger vandat Rijk, waarvan de Koning nu (nog) in de hemel is; laat zichnu al veranderen tot een nieuwe mens, die leeft naar Gods wilnaar het voorbeeld van Christus. Dat is het leven in de ver-wachting van het Koninkrijk dat God vraagt van wie Hem ern-stig zoeken, gelovend dat Hij doet wat Hij gezegd heeft.

Page 9: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

8

Page 10: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

9

Het centrale thema in het gebed van een discipel van Jezus

Toen de discipelen van Jezus Hem vroegen hoe en wat zij moestenbidden, gaf Hij hen een leidraad waarmee een goed gebed opge-bouwd kan worden. Die leidraad is onder christenen geworden totmodelgebed, dat misschien wel het meest gebruikte van alle gebe-den is: ‘Het onze Vader’.

Het kenmerkende van dit gebed is, dat het niet begint met onszelf, maar met eerbied voor God en de verwerkelijking van zijnheilsplan en -werk:

Onze Vader die in de hemelen bent, uw naam worde geheiligd;uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzoook op de aarde. (Mat 6:9,10)

Omdat dit gebed zo bekend is, en velen het wel uit het hoofd kun-nen opzeggen, ontstaat (op den duur) een soort automatisme. Danbestaat het gevaar dat we ons niet (meer) realiseren wat het nueigenlijk wil zeggen wat we bidden. Want deze woorden zijn nietalleen geworteld in een diep geloof in het bestaan, het doel en dewerkzaamheid van God op aarde, maar hebben ook vergaande ge-volgen voor onszelf.

Uw naam worde geheiligd

Met de eerste woorden – Onze Vader die in de hemelen bent, uwnaam worde geheiligd – belijden we de verhevenheid en recht-vaardigheid van God. Hij heeft Zich aan ons bekendgemaakt endoor Zijn daden bewezen dat Hij is en doet wat Hij beloofd heeft tezullen zijn en doen. Daarom mag Zijn naam geen deel worden vande huidige wereld. Hij is heilig en deze wereld is onrein en duister.Dit komt neer op waar het in de eerste drie van de ‘Tien geboden’om gaat. Namelijk dat de God die Zich een naam heeft gemaaktonder het volk Israël, en niet te vergelijken is met afgoden, zal to-nen die naam waard te zijn. Hij verdraagt daarom niet dat mensenZijn naam bezoedelen door hun woorden en werken (Ex 20:1-7).

Uw Koninkrijk kome

De volgende woorden – uw Koninkrijk kome – veronderstellen be-kendheid van Jezus’ discipelen met Gods belofte van Zijn Konink-

1

Zoek eerst het Koninkrijk

Page 11: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

10

rijk. Wat daarop volgt – uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzoook op de aarde – zijn de uitwerking van uw Koninkrijk kome. Zehouden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in dehemel, waar de engelen God volkomen dienen en gehoorzamen;want hier wordt Gods wil niet of nauwelijks gedaan.

De bede om de komst van Gods Koninkrijk op aarde hield voor dediscipelen in Jezus’ tijd in dat het de plaats zou innemen van hetkoninkrijk dat toen het land Kanaän overheerste: het RomeinseKeizerrijk. Want er zou geen plaats zijn voor twee rijken naast el-kaar. Het zijn dus geen vage woorden, maar een concrete vraagom Gods ingrijpen in de wereld.

God weet wat wij nodig hebben

Dit komende Koninkrijk behoort daarom centraal te staan in hetdenken en doen van volgelingen van Jezus Christus. Dat blijkt ookals Hij later in de Bergrede verder ingaat op wat onze gedachtenwel en niet zou moeten beheersen. Want dat er slechts één regelin ‘het onze Vader’ is gewijd aan wat wij nodig hebben voor onsnatuurlijke leven, past helemaal in wat Hij duidelijk wil maken; na-melijk dat God weet wat wij nodig hebben, en zorgt voor wat wijnodig hebben om Zijn dienst te kunnen vervullen:

Maak u dan niet bezorgd, zeggende: wat zullen wij eten, of watzullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden? Want naardeze dingen gaat het zoeken van de heidenen [godlozen, dege-nen die zonder God in de wereld leven] uit. Want uw hemelseVader weet, dat u dit alles behoeft. Maar zoek eerst zijn Konink-rijk en zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonkenworden. (Mat 6:31-33)

De woorden zoek zijn Koninkrijk en zijn gerechtigheid zijn hetequivalent van uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede. Want Godswil is dat Zijn gerechtigheid gedaan wordt. Over die gerechtigheidschreef Paulus:

Want zijn [Gods] maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapenom goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdatwij daarin zouden wandelen. (Efez 2:10)

Uw wil geschiedde in ons leven nu

De consequentie van het bidden van de woorden uw wil geschiedevoor ons is dus dat het doen van Gods wil niet wacht tot de toe-komst, maar geldt voor ons leven nu. Wat wij concreet bidden, isdat Hij ons helpt Zijn wil nu te doen, te leven als Zijn dienaren.

Page 12: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

11

Paulus spreekt over de gelovigen in Christus als burgers van eenrijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als ver-losser verwachten ... (Flp 3:20). Dit is niet in strijd met Jezus’ ge-bed, maar volgt daaruit. Het evangelie dat zij verkondigden, wasdat Jezus van Nazaret was gekruisigd, opgestaan, opgevaren naarde hemel, en verhoogd tot Gods Rechterhand. De Koning is dus inde hemel, de burgers zijn op aarde. Om het Koninkrijk op aarde tevestigen, komt Hij naar de aarde om zich te verenigen met zijnburgers.

Van U is het Koninkrijk

Aan het eind van het gebed staan de woorden:Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid inde eeuwigheid. (Mat 6:13)

Ze komen niet in alle handschriften voor, en staan daarom tussenhaken. De vraag is niet zo interessant of ze nu wel of geen onder-deel uitmaken van wat Jezus zijn discipelen bij die gelegenheidleerde, maar of ze passen en er een verband is met andere woor-den in de Schriften. Het is in ieder geval zo dat ze prima zoudenpassen na vers 10. ‘Want’ zou dan redengevend zijn: Gods wilwordt in de hemel gedaan en moet ook op aarde gedaan worden,omdat God de Koning is en van Hem dus het Koninkrijk is. Krachten heerlijkheid zijn koninklijke termen. Vergelijkbare woorden ma-ken deel uit van een loflied van koning David:

Geprezen bent U, HERE, God van Israël, van eeuwigheid tot eeu-wigheid. Van U, o HERE, is de grootheid en de kracht, de heerlijk-heid, de roem en de majesteit, ja, alles wat in de hemel en opde aarde is; van U is de heerschappij, o HERE, en U bent alshoofd boven alles verheven. Want rijkdom en eer komen van U,en U heerst over alles; in uw hand is sterkte en kracht, en Uhebt het in uw macht een ieder groot en sterk te maken. (1 Kron29:10-12)

Ondanks dat het woord Koning niet wordt gebruikt, heeft bijna elkwoord te maken met het koningschap van God in hemel en op aar-de. Deze gedachte past dus uitstekend als wij bidden: van U is hetKoninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in de eeuwigheid. Zedoen ons nog meer bewust zijn van Wie God is en in welke ver-houding wij tot Hem staan.

Gezien de hoge prioriteit die Christus stelt aan het Koninkrijk vanGod, is het van het grootste belang dat wij onze aandacht daaroprichten. Temeer daar de oprichting van dat Koninkrijk op aarde

Page 13: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

12

volgt op Zijn wederkomst uit de hemel naar de aarde. Wat het mo-ment betreft heeft Hij ‘tekenen van de tijden’ gegeven, die er opwijzen dat zijn komst nabij is. En omdat Hij er in zijn woordkeuzevan uitgaat dat zijn discipelen bekend zijn met de komst van hetKoninkrijk van God, zullen wij onze studie beginnen in de geschrif-ten waar zij zo vertrouwd mee waren: die van ons Oude Testa-ment. Alleen zo kunnen wij ons een goed begrip vormen van hunverwachtingen en hoop. Maar voordat wij daar in het volgendehoofdstuk mee beginnen, eerst een aantal begrippen die van be-lang zijn om te begrijpen wat er over het Koninkrijk wordt gezegd.Deze begrippen staan in de Bijbel ook weer in nauw verband metelkaar.

1. Het ‘pars pro toto’ principe. Dit wil zeggen dat iets staat voorhet geheel, of dat iets het geheel vertegenwoordigt.

2. Beeld of gelijkenis. Hierbij wordt iets uit het dagelijks levengebruikt, waarmee iedereen bekend en vertrouwd is, om eenbelangrijke geestelijke les duidelijk te maken.

3. Voorafschaduwing. Hierbij blijkt een gebeurtenis, een per-soon, een situatie, in het licht van een latere gebeurtenis, hetoptreden van een ander persoon, of het ontstaan van eenbepaalde situatie een ‘voorproef’ te zijn geweest van wat la-ter kwam.

Page 14: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

13

Kernpunten in een loflied van koning David

In het in hoofdstuk 1 geciteerde loflied van koning David in 1 Kro-nieken 29:10-12, komen vier belangrijke punten naar voren:

1. God is de hoogste macht van de kosmos, het alles (als Hoofdboven alles verheven);

2. Hij voert heerschappij over alles wat in de hemel en op deaarde is (van U is de heerschappij; U heerst over alles);

3. Hij bepaalt daarom wie macht heeft op aarde (U hebt het inuw macht om …);

4. dit geldt van eeuwigheid tot eeuwigheid, van altijd tot altijd.Wat is hiervan de reden? Met welk recht kan God die macht enheerschappij over de kosmos, het alles claimen? Laten we bij hetbegin beginnen.

Ongeloof in God, de Schepper

In onze tijd nemen de meeste mensen aan wat de wetenschap be-weert, namelijk dat er een volledig natuurlijke verklaring is voorhet ontstaan van het heelal en het leven op aarde. Waarmee zijwillen zeggen dat zij ‘bewezen’ achten dat daarvoor geen God no-dig is. En dat terwijl zij moeten toegeven dat zij nog geen ideehebben hoe leven ontstond. Veel wetenschappers huldigen de op-vatting dat het opgeven van hun geloof in de evolutie impliceertdat zij dan genoodzaakt zijn te erkennen dat er een God moet be-staan; en dat is voor hen onbestaanbaar, iets dat zij nooit zullenaccepteren. De evolutiebiologie heeft dan ook vaak een sterk athe-ïstische ondertoon (Richard Dawkins zegt dat evolutie het mogelijkmaakte een ‘intellectually satisfied atheist’, ’intellectueel bevredigdatheïst’ te zijn; wat hij zelf dan ook is), en staat soms zelfs vijan-dig tegenover religie (zie Richard Dawkins in The God Delusion).

Geen Schepper, dan ook geen religie

Nu valt inderdaad niet te ontkennen dat, wanneer geen God dehand had in het ontstaan van het heelal en het leven, alle religiesop aarde zinloos zijn, ook het Jodendom en het Christendom. Aanwie ondanks ongeloof in de schepping als het begin van alles tochzegt te geloven in God, stel ik de vraag: Wie is Hij dan? Een We-

2

Ik ben de HERE en er is geen ander

Page 15: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

14

zen dat Zich op een zeker moment met de gang van de‘natuurlijke zaken’ is gaan bemoeien? De consequentie daarvanzou zijn dat Hij geen macht had ‘van het begin af’, maar die opeen zeker moment claimde. En als dat zo is, kan Hij die alleen be-houden zo lang er geen sterkere God opstaat dan Hij.

Eén God: de Schepper van hemel en aarde

In de geschriften waarin Joden en Christenen zeggen te geloven,wordt echter expliciet gesteld dat er slechts één God is, Die erstaat op maakt alles te hebben gemaakt, en Die daarop Zijn rechtlaat gelden:

Ik ben de HERE en er is geen ander; buiten Mij is er geen God ...Want zo zegt de HERE, die de hemelen geschapen heeft – Hij isGod – die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft ... Ik bende HERE en er is geen ander ... er is geen God behalve Ik. (Jes45:5,18,21; zie ook Deut 4:39)

Geloven in God = geloven in de schepping van al wat leeft

Wie zegt in de God van de Bijbel, de HERE van Israël, de Vader vanChristus Jezus, te geloven, ontkomt er niet aan te erkennen dat Hijde Schepper is van ‘het alles’, en verantwoordelijk voor het levenop aarde. Concreet betekent dit, dat wie niet gelooft dat de bood-schap van Genesis 1-3 over wat in het begin gebeurde, is bekend-gemaakt door dezelfde God als die zegt de Vader van Jezus vanNazaret te zijn, evengoed de gehele Bijbel kan verwerpen. Wantdaarin zet de Schepper God uiteen hoe Hij werkt en wat Hij doetom Zijn doel met de schepping tot werkelijkheid te maken. In ditboek zal dit duidelijk worden aangetoond, aan de hand van wat deBijbel ons verteld over het koningschap van God.

De Formeerder van het heelal is de Koning van Israël

De eerste keer dat God Koning wordt genoemd is in Numeri 23vers 21: De HERE, zijn God, is met hem [Jakob, Israël], en gejubelover de Koning is bij hem. Toen deze woorden werden uitgespro-ken, zwierf Israël door de woestijn op weg naar het hun beloofdeland Kanaän. Er is hier dus geen sprake van een menselijke ko-ning. De woorden vormen een zekere parallel: De HERE zijn God =de Koning. Door de mond en pen van de profeten Jesaja en Jere-mia legt deze God het verband tussen het ontstaan van het volkIsrael en Zijn schepping van ‘het alles’:

Denk hieraan Jakob; Israël ... Ik heb u geformeerd ... Zo zegt deHERE, uw Verlosser, en uw Formeerder van de moederschootaan: Ik ben de HERE, die alles gemaakt heb ... (Jes 44:21-24)

Page 16: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

15

... de HERE, de Heilige van Israël, en zijn Formeerder ... Ik benhet, die de aarde gemaakt en de mensen daarop geschapen heb… (Jes 45:11,12)Hij maakt de aarde door zijn kracht, bereidt de wereld toe doorzijn wijsheid en breidt de hemel uit door zijn verstand ... Hij isde Formeerder van alles en Israël is de stam van zijn erfenis ...(Jer 51:15,19)

Om te begrijpen waarom Hij de Koning van Israël is gaan we naarGenesis 1 en 2, waar wordt gesproken over het scheppen van dehemel en de aarde, en het formeren van het leven daarop. Deboodschap is dat het Wezen dat God wordt genoemd, de Initiatief-nemer en Uitvoerder is van een plan. Hij treedt op als Heerser, dieeen bevel geeft dat ten uitvoer wordt gebracht:

En God zei ... En God maakte ... En God noemde ... En Godzag ... God zag ... En God zegende ... (Gen 1:6,7, 21,22)

David zegt later in Psalm 33:6-9:Door het woord van de HERE zijn de hemelen gemaakt ... deganse aarde vreze voor de HERE, al de bewoners van de wereldmoeten voor Hem ontzag hebben. Want Hij sprak en het was er,Hij gebood en het stond er.

‘Want’ is redengevend: alle mensen moeten ontzag voor God heb-ben en Hem erkennen als hun Gebieder, omdat zij door Hem zijngemaakt, en daarom Zijn eigendom zijn. Zo is het ook in onzemenselijke maatschappij: wie iets heeft gecreëerd is eigenaar vanzijn of haar creatie. De schepper kan daarvan afstand doen doorafstand te doen van het ‘çreatief eigendom’. Maar God heeft ge-zegd dat daar wat Hem betreft geen sprake van kan zijn: geenmens of door mensen bedachte god zal strijken met de eer voorwat Hij heeft bedacht en gedaan:

In ben de HERE, dat is mijn naam, en mijn eer zal Ik aan geenander geven, noch mijn lof aan de gesneden beelden. (Jes 42:8)

De consequentie hiervan is ook dat God het recht heeft te makenwat Hij wil, en dat het dus niet past dat de mens zijn ontevreden-heid over het resultaat tegenover Hem uitspreekt:

Ik de HEER, heb dit alles geschapen. Wee degene die de strijdaanbindt met Hem door Wie hij gevormd is ... Zegt klei somstegen wie hem vormt: ‘Wat ben je eigenlijk aan het maken?’ ...Dit zegt de HEER ... die Israël gevormd heeft: Wilden jullie Mijondervragen ... of Mij iets voorschrijven omtrent het werk vanmijn handen? Ik ben het die de aarde maakte en de mens op deaarde schiep ... (Jes 45:8,9,11,12 NBV)

Page 17: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

16

Paulus gebruikt later deze woorden in de brief aan de Romeinen,om duidelijk te maken dat de Schepper vrij is te kiezen wie Hij welof niet behoudt en wie Hij wel of niet in zijn Koninkrijk kan gebrui-ken:

U zult nu tot mij zeggen: Wat heeft Hij [God] dan nog aan temerken? Want wie weerstaat zijn wil? Maar u, o mens! wie bentu, dat u God zou tegenspreken? Zal het geboetseerde soms totzijn boetseerder zeggen: Waarom hebt u mij zo gemaakt? Ofheeft de pottenbakker niet de vrije beschikking over het leemom ... (Rom 9:19-21)

God is soeverein

Uit dit alles blijkt dat Hij als de Schepper, de Formeerder, soeve-rein is over wat Hij maakt, en dat Hij niet afgebracht kan wordenvan wat Hij Zich vóór de grondlegging van de wereld heeft voorge-nomen. Dat heeft ook Nebukadnezar, de grote koning van Babel,moeten erkennen na zijn vernedering tot een dierlijk leven:

Toen prees ik de Allerhoogste en roemde en verheerlijkte ik deeeuwig Levende, omdat zijn heerschappij een eeuwige heer-schappij is en zijn koningschap van geslacht tot geslacht ... Hijdoet naar zijn wil met het heer van de hemel en de bewonersvan de aarde: en niemand is er, die zijn hand kan weerhoudenen zeggen: wat doet U? (Dan 4:34,35)

Page 18: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

17

Essentiële elementen van koningschap

Voor het uitoefenen van koningschap zijn enkele elementen onmis-baar:

• een koning;• onderdanen om heerschappij over te voeren;• een grondgebied waar de heerschappij van die koning geldt;• een wet als kader voor het leven van de onderdanen in dat

gebied.Deze elementen zien we al direct in Genesis 2, waar verteld wordtdat God Adam niet zomaar de wijde wereld instuurt, maar een hof‘aanlegt’ waar hij kan leven en werken:

En de HERE God nam de mens en plaatste hem in de hof vanEden om die te bewerken en te bewaren. En de HERE God legdede mens het gebod op: Van alle bomen in de hof mag u vrijeten, maar van de boom van kennis van goed en kwaad, daar-van zult u niet eten, want ten dage, dat u daarvan eet, zult uvoorzeker sterven. (Gen 2:15-17)

De hof van Eden als deel van het geheel (de aarde)

Dit is een voorbeeld van het ‘pars pro toto’ principe (zie hoofdstuk1). De gehele aarde is van God:

opdat u weet, dat de aarde aan de HERE toebehoort. (Ex 9:29)Van de HERE is de aarde en haar volheid, de wereld en die daar-op wonen. Want Hij heeft haar op de zeeën gegrond en op destromen gevestigd. (Ps 24:1,2; zie ook Ps 89:12)

Maar God neemt een deel daarvan waar Hij Zijn heerschappij ef-fectief uitoefent. De eerste mens heeft immers niet de hele aardenodig. Maar wat geldt in de hof zal later ook gelden wanneer demens zich gaat vermenigvuldigen, meer ruimte nodig heeft, en deaarde steeds verder in bezit neemt. De hof staat daarom als deelvoor het geheel. De bedoeling is dat de hele aarde een ‘hof’ zalzijn, waar God wordt erkend als de Koning, en woont onder men-sen, om hen Zijn plan en Zijn werk te onderwijzen zodat zij in be-reidwillige gehoorzaamheid Zijn wil zullen doen. God wordt daaromin de Bijbel bezongen als de Koning over de gehele aarde:

3

De hof van Eden

Page 19: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

18

De HERE, de Allerhoogste, is geducht, een groot Koning over degehele aarde ... Want God is de Koning van de gehele aarde. (Ps47:3,8)Want U, HERE, bent de Allerhoogste over de gehele aarde. (Ps97:9)... zag ik de HERE zitten op een hoge en verheven troon. Serafsstonden boven Hem ... En de een riep de ander toe: Heilig, hei-lig, heilig is de HERE ... de gehele aarde is van zijn heerlijkheidvol. (Jes 6:1-3)

Het doel van de schepping van mensen

De aarde is nu echter geen hof van Eden, het Koninkrijk van Goddat zij had moeten zijn. Na de binnenkomst van de zonde erken-nen en gehoorzamen de meeste mensen God niet als hun Koning.Zij verwerpen Hem, zeggende: ‘Wij willen niet dat Hij Koning overons is; wij willen zelf de baas zijn op aarde’. Om te verduidelijkenwat er aan de hand was en is, volgen wij een rode draad in de Bij-bel, van Genesis 1, via Psalm 8 naar Hebreeën 2.

Genesis 1 vertelt van de schepping van de mens:En God zei: Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onzegelijkenis, opdat zij heersen over de vissen van de zee en overhet gevogelte van de hemel [in de lucht] en over het vee enover de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op deaarde kruipt. En God schiep de mens naar zijn beeld ... (Gen1:26,27)

In Psalm 8 staat een overdenking van David van wat hij hier las:Aanschouw ik uw hemel ... de maan en de sterren, die U bereidhebt: Wat is de mens, dat U hem gedenkt, en het mensenkind,dat U naar hem omziet? Toch hebt U hem bijna goddelijk ge-maakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond. U doet hemheersen over de werken van uw handen, alles hebt U onder zijnvoeten gelegd ... (Ps 8:4-7)

De betekenis van goddelijk

Het woord ‘goddelijk’ is in de Hebreeuwse grondtekst elohim (zieook pagina 30 en 31). Dit is hetzelfde woord als in Genesis 1:26wordt gebruikt in: En God, elohim, zei. Er staat dus dat God demens bijna als elohim heeft gemaakt. De schrijver van de brief aande Hebreeën gebruikt op zijn beurt Psalm 8, om vanuit het doelvan God met de schepping van de mens te wijzen op de uniekeplaats van Christus Jezus ten opzichte van de engelen, die dus deelohim uit Genesis 1 en Psalm 8 blijken te zijn:

Page 20: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

19

... Want bij dit: alle dingen (hem) onderworpen, heeft Hij [God]niets uitgezonderd, dat hem [de mensenzoon, het mensenkind]niet onderworpen zou zijn. Maar nu zien wij nog niet, dat hemalle dingen onderworpen zijn; maar wij zien Jezus, die voor eenkorte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijdenvan de dood ... met heerlijkheid en eer gekroond. (Heb 2:6-9)

In deze reeks citaten vinden we drie boodschappen aangaande demens:

1. hij is bestemd heerschappij te voeren over wat God op aardeschiep;

2. hij komt in algemeenheid niet toe aan de toegezegde heerlijk-heid;

3. in specifieke zin is de Mens Jezus wel met heerlijkheid ge-kroond.

In verband met ons onderwerp richten wij ons nu op de eerstetwee boodschappen.

De aarde is de mensen gegeven

Een psalmist schreef de volgende woorden, gebaseerd op de woor-den in Genesis, dat God de mens maakte om te heersen over degehele aarde:

... de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven. (Ps 115:16)

God zou de Koning zijn, en de mensenkinderen zouden, als onder-koningen, in Zijn naam de aarde regeren. Dat is de heerlijkheid ende eer die God voor de mens had bestemd, maar waaraan hij niettoekwam en toekomt. Want, ongehoorzaam aan God, koestert hijgedachten die hoger zijn dan op dat moment bij hem passen, omde woorden van Paulus in Romeinen 12:3 te gebruiken. Dat ge-beurt op een moment dat God hem test, beproeft op zijn geschikt-heid koning te zijn, heerser over Zijn schepping.

De eenvoudige opdracht aan de mens is de hof bewerken en bewa-ren, en daarnaast de dieren namen te geven. Zolang hij zich doorGod laat onderwijzen, en het werk doet dat Hij hem opdraagt, is ervrede tussen God en de mens. Iets dat op prachtige wijze wordtaangegeven met de woorden:

De HERE God ... die in de hof wandelde in de avondkoelte. (Gen3:8)

Hij is bij hen, en er is geen reden voor vrees omdat zij rechtvaar-dig zijn. Als God de mens gaat beproeven, kan dit alleen op hetnaleven van het ene verbod dat Hij hem heeft opgelegd.

Page 21: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

20

De beproeving van de mens

We gaan hier niet in op de kwestie van de slang, want dat is eenheel ander onderwerp, maar om het proces dat plaatsvindt. Op deeerste vraag van de slang geeft Eva het goede antwoord: precieswat God Adam heeft voorgehouden (Gen 3:2,3). Maar dan zegt deslang iets dat kennelijk een gevoelige snaar raakt:

U zult geenszins sterven, maar God weet, dat op de dag dat udaarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en u als God zultzijn, kennende goed en kwaad. (Gen 3:4,5)

De verleiding in deze woorden is onmiddellijk als elohim te zijn.Het proces van toegeven aan deze verleiding wordt als volgt weer-gegeven:

De vrouw zag dat de boom goed was om van te eten, en dat hijeen lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was omdaardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at,en zij gaf ook aan haar man, die bij haar was, en hij at. (Gen3:6)

Kennis van goed en kwaad

Waarom is het voor de mens zo aantrekkelijk kennis van goed enkwaad te hebben? En wat betekent dat eigenlijk? In de boven-staande passage wordt dit weergegeven met: ‘verstandig’ te zijnals elohim. Wat er in de hof gebeurt, is dat de eerste mensen inhun hart de gedachte toelaten aan de mogelijkheid niet meer on-der de engelen, de elohim, te hoeven staan, maar ten minste opgelijke voet met hen te kunnen staan. Zij willen dus niet het mo-ment afwachten dat God hen geschikt acht koning te zijn, de aardein bezit te krijgen, maar zij willen die positie onmiddellijk. En datkan kennelijk zonder gevolgen, door zich die toe te eigenen, doorte nemen van de verboden vrucht – althans, dat is de suggestievan de slang. Jacobus schrijft naar aanleiding van wat in de hofgebeurde, en vervolgens bij alle mensen:

... zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuigingen verlokking van zijn eigen begeerte. Daarna, als die begeertebevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is, brengtzij de dood voort. (Jac 1:14,15)

Page 22: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

21

De verwerping van Gods heerschappij

De eerste mensen blijken dus niet tevreden met hun positie. Inhun dagelijks contact met engelen is kennelijk de overweging bijhen opgekomen dat zij kunnen zijn als de engelen. Met dat voor-uitzicht heeft God hen immers geschapen. Maar zij staan nu inrang onder de engelen, en moeten hun opdrachten uitvoeren. Zijzijn hun goden, elohim. Als zij ook goden zouden zijn, konden zijzelf bepalen wat zij doen. Door het toegeven aan die begeerte, endus hun verlangens niet te beheersen, verwerpen zij Gods heer-schappij, en tonen zich niet geschikt om te heersen over de aarde.Gods leerschool voor koningen is er een die erop gericht is eerstbereidwillig gehoorzame dienaren te zijn.

De verantwoordelijkheid van de mens

Eva had, toen de slang het tegenovergestelde zei van wat God te-gen hen had gezegd, haar man moeten vertellen wat er aan dehand was. Vervolgens hadden zij de slang uit de hof moeten ver-wijderen. Dat was hun taak als heersers over wat God hen in dehof had gegeven. Maar Eva deed dit niet; en Adam, die ongetwij-feld de vrucht had herkend, deed geen navraag bij Eva maar atgewoon. Zij deden dus niet wat in de situatie vereist was.

God spreekt later tot Kaïn woorden, die evengoed van toepassingwaren op zijn ouders:

... indien u niet goed handelt, ligt de zonde als een belager aande deur, wiens begeerte naar u uitgaat, maar over wie u moetheersen. (Gen 4:7)

Hun fatale fout is dat zij nalaten te doen waarvoor zij als bewaar-ders van de hof zijn aangesteld; en dat heeft tot gevolg dat hun deheerlijkheid die zij begeren juist wordt ontzegd en zij aan de doodworden onderworpen. Hun nakomelingen zijn niet beter dan zij:

Niemand is rechtvaardig, ook niet één, er is niemand, die ver-standig is, niemand die God ernstig zoekt; allen zijn afgeweken,tezamen zijn zij onnut geworden ... de weg van de vrede kennenzij niet. De vreze voor God staat hun niet voor ogen. (Rom 3: 10-18; vgl Psalm 33:8)

4

De hoop op de heerlijkheid

Page 23: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

22

Daarom schrijft Paulus dat Gods vonnis over Adam geldt voor allemensen:

Want allen hebben gezondigd en derven [missen, komen niet toeaan] de heerlijkheid van God. (Rom 3:23)

De hoop die het evangelie uit deze schijnbaar uitzichtloze situatiebiedt, is Gods werkzaamheid om een deel van de mensen, via op-voeding en beproeving, alsnog te brengen tot de voor hen bestem-de heerlijkheid.

Het ware onderscheid tussen goed en kwaad

De mensen zijn niet geworden wat zij wilden: verstandig als deelohim; want anders zouden zij God wel ernstig zoeken en Hem deverschuldigde eerbied schenken. Wijsheid en verstand kan alleenGod schenken door Zijn Geest, zoals Hij doet bij Salomo, als hijaan het begin van zijn koningschap erkent dat hij zonder die wijs-heid en dat verstand nooit het volk van God overeenkomstig Dienswil zal kunnen regeren:

Geef dan uw knecht een opmerkzaam hart, opdat hij uw volkrichte, door te onderscheiden tussen goed en kwaad, want wiezou in staat zijn dit uw talrijk volk te richten? (1 Kon 3:9)

Salomo’s intentie is te zijn als de mens die God bij de scheppingvoor ogen had. Daarbij ziet hij in dat hij van zichzelf niet dat ver-stand heeft dat nodig is om onderscheid te kunnen maken tussengoed en kwaad; althans niet op de manier zoals God dit kan. Hijwil niet als de eerste mens zijn, en zelf uitmaken wat goed enkwaad is, maar in de goede zin van het woord als God zijn, door teregeren zoals God Zelf zou doen. De belofte is dat er een tijd zalkomen, dat alle mensen die op aarde leven goddelijke wijsheid enverstand zullen hebben. Hierover schrijft de profeet Jesaja:

Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijnheilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis van de HERE,zoals de wateren de bodem van de zee bedekken. (Jes 11:9)

Dan is Gods doel met de schepping bereikt en kan de mens deheerlijkheid ontvangen die God voor ogen had. Daarom zwoer Hij:

... zo waar Ik leef en de heerlijkheid van de HERE de ganse aardevervullen zal ... (Num 14:21; zie ook Ps 57:6,12;72:19; Jes 6:3)

Alleen Jezus Christus het volmaakte beeld van God

Salomo slaat uiteindelijk de verkeerde weg in. Hij blijkt niet de be-loofde Zoon, de Messias, te zijn waar generaties mensen naar had-den uitgekeken. De enige Mens tot op heden die vol was en is van

Page 24: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

23

kennis van de Here, en in volmaaktheid leefde vanuit Gods wijs-heid en verstand, is Jezus Christus. Onmiskenbaar denkend aanwat in de hof gebeurde, schrijft Paulus in Filippenzen 2:5-8:

Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was,die in de gestalte van God zijnde, het God gelijk zijn niet als eenroof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestaltevan een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen ge-lijk geworden is ... gehoorzaam geworden tot de dood ...

Wat hij wil zeggen, is dat een volgeling van Christus nederig moetzijn, een dienaar die niet wil heersen over anderen. Als voorbeeldwijst hij op Jezus Christus, die de voor Hem bestemde koninklijkewaardigheid niet zag als iets dat je voor jezelf neemt of grijpt(rooft). Ondanks dat Hij de Kroonprins was, toonde Hij zich zijngehele leven dienaar van God en mensen. Hij leefde als mens on-der de mensen, en zocht voor Zichzelf geen hogere dingen. Hijverhief Zich niet boven de engelen, maar was door zijn onderwor-penheid aan de dood bereid minder te zijn dan zij. Zijn motto was:

... zie, hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – omuw wil, o God, te doen. (Heb 10:7; Ps 40:9)

Door bereidwillig het werk dat God van Hem vroeg, door zwaar lij-den heen, te volbrengen en af te wachten wat God Hem zou ge-ven, toonde Hij zich anders dan Adam. Daarom kreeg Hij het Hemin het vooruitzicht gestelde:

Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem denaam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezuszich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op deaarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Je-zus Christus is Here, tot eer van God, de Vader! (Flp 2:9-11; vgl.Luc 24:26;Joh 17:5;1 Pet 1:21;Op 5:12,13)

Elders benadrukt Paulus dat van allen in de hemel God uitgezon-derd is:

Maar wanneer Hij [Christus] zegt, dat alles onderworpen is, isblijkbaar Hij [God] uitgezonderd, die Hem alles onderworpenheeft. (1 Kor 15:27)

Hij is de Mens naar Gods beeld en als Gods gelijkenis. De apostelJohannes getuigt (1:14) van Hem als de tot levende werkelijkheidgeworden woorden van God:

Het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond enwij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid alsvan de eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.

Page 25: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

24

Hij en de andere apostelen hebben Hem niet alleen zo gezien toenzij op de berg een voorproefje kregen van de verheerlijkte Jezus,maar ook in hoe Hij was toen Hij dagelijks in hun midden was.

Naast Jezus worden vele zonen tot heerlijkheid gebracht

De belofte is dat Jezus niet alleen zal blijven, maar dat allen die inzijn voetspoor treden, en op die wijze net als Hij beantwoordenaan het doel dat God voor ogen had, dezelfde heerlijkheid als Hijzullen ontvangen:

Want het voegde Hem [God], om wie en door wie alle dingenbestaan, dat Hij [God], om vele zonen tot heerlijkheid te bren-gen, de Leidsman van hun behoudenis door lijden heen zou vol-maken. (Heb 2:10)

Keer op keer lezen we in het Nieuwe Testament, dat de hoop vanvolgelingen van Christus is op een dag te zullen delen in de heer-lijkheid van Christus:

... heerlijkheid, eer en vrede over ieder, die het goede werkt(Rom 2:10);... die Hij tot heerlijkheid heeft voorbereid (Rom 9:23);... de verborgen wijsheid van God, die God van eeuwigheid voor-beschikt heeft tot onze heerlijkheid (1 Kor 2:7);... zodat u weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heer-lijkheid is van zijn erfenis bij de heiligen (Efez 1:18);... Christus onder u, de hoop van de heerlijkheid (Kol 1:27);Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie geroepen tot het ver-krijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus (2 Tes2:14);... opdat ook zij het heil in Christus Jezus verkrijgen met eeuwi-ge heerlijkheid (2 Tim 2:10);En wanneer de opperherder verschijnt, zult u de onverwelkelijkekrans van heerlijkheid verwerven (1 Pet 5:4; zie ook vers 10).

Page 26: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

25

De consequenties van de verwerping van Gods heerschappij

Zo lang de eerste mensen God erkennen als hun Koning (dus zegmaar eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid zoeken), geeft Godhun alles wat zij nodig hebben. De zonde leidt tot een verwijderingtussen God en hen. Zij moeten de beschermde omgeving van dehof van Eden verlaten. Daarbuiten lijkt de aarde hun vijandig tezijn. In stenige bodem moeten zij akkers aanleggen om zich vanvoedsel te voorzien. Na het inzaaien van veldgewassen groeienonkruid en doorstruiken op. Een groot verschil met wat zij gewendwaren; toen het werk geen inspanning kostte en door God geze-gend werd, en hun eten voor het grijpen hing, zodat zij nergensbezorgd over hoefden te zijn. Bovendien krijgen zij te maken metziekte, pijn en verdriet. De mens is sterfelijk, en hij moet zichdaarom voortplanten om niet uit te sterven. Bij de moeiten van dezwangerschap en de geboorte komt nog die van de opvoeding.Adam en Eva hebben hun les wel geleerd; en gezien wat er verderin Genesis wordt verteld, mogen we ervan uitgaan dat zij God tij-dens hun verdere leven hebben gediend. Zij leren hun kinderen tewandelen in Gods wegen, maar zien bij hen iets onrustbarends.

Twee verschillende instellingen van mensen

Bij het vonnis dat Hij velt over de slang en de mens, zegt God:Ik zal vijandschap zetten tussen u [slang] en de vrouw, en tus-sen uw zaad en haar zaad (Gen 3:15).

Zaad is nageslacht. Gezien de ernst van de situatie is het niet aan-nemelijk dat hier vijandschap tussen mensen en slangen wordt be-doeld. Ook de opvatting dat de slang in werkelijkheid ‘de duivel’ –volgens velen een gevallen engel – zou zijn, levert problemen op;want hoe zou deze nakomelingen voortbrengen. Bovendien huwenvolgens Jezus engelen niet omdat zij onsterfelijk zijn (Mat 22:30).Uit wat in Genesis volgt wordt duidelijk dat het hier gaat om tweesoorten mensen: zij die wandelen naar Gods wil, en zij die dat nietdoen. De eersten zijn ‘het zaad van de vrouw’ en de anderen ‘hetzaad van de slang’. De reden waarom die laatsten zo worden ge-noemd, is dat zij zijn als de slang: zij verleiden niet alleen hun ei-

5

Het zaad van de vrouw: de zonen Gods

Page 27: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

26

gen hart, maar ook dat van anderen tot zonde, door te zeggen dat,en zich te gedragen alsof, God de zonde niet straft. Paulus schrijftin verband hiermee over een principe dat van het begin af geldt:

God, die een ieder vergelden zal naar zijn werken: hun, die, inhet goeddoen volharden, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheidzoeken, het eeuwige leven; maar hun, die zichzelf zoeken, aande waarheid ongehoorzaam en aan de ongerechtigheid gehoor-zaam zijn, wacht toorn en gramschap. (Rom 2:6-8)

Het verschil zichtbaar geworden in Kaïn en Abel

Het grote verschil tussen beide soorten mensen wordt al snelzichtbaar in twee zonen van Adam en Eva: Kaïn en Abel. In zijnjaloersheid op Abel gebruikt Kaïn geweld, en wordt hij de eerstemoordenaar. Het vonnis van God is dat Kaïn nog verder weg moetgaan wonen, dus ver verwijderd van hen die ernstig proberen Godte dienen:

En nu, vervloekt bent u, ver van de bodem ... een zwerver eneen vluchteling zult u op de aarde zijn ... Toen ging Kaïn wegvan het aangezicht van de HERE ... (Gen 4:11,12,16)

De Here Jezus noemde Abel ‘de rechtvaardige’ (Mat 23:35). Dereden is volgens de schrijver van de Hebreeënbrief (11:4):

Door het geloof heeft Abel God een beter offer gebracht dan Ka-ïn; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was ...

Het zaad van de slang in de geslachtsregisters

Abel brengt dus vanuit zijn geloof een offer, maar Kaïn kennelijkniet. Jezus noemt Abel rechtvaardig op een moment dat Hij deaandacht vestigt op het geweld dat gebruikt wordt tegen Gods die-naren (Mat 23:35). Kaïn noemt Hij een mensenmoorder van denbeginne (Joh 8:44); want het is duidelijk dat hij met ‘de duivel’wordt bedoeld, omdat hij de eerste mensenmoorder is waarover inhet boek wordt geschreven dat als eerste woorden ‘in den beginne’heeft. Hij liegt als de slang. Eerst tegen Abel door hem weg van deanderen te lokken; daarna tegen God, zeggend niet te weten waarAbel is.

Na het wegzenden van Kaïn volgt zijn geslachtsregister, dat besluitmet ene Lamech, die opschept over zijn gebruik van geweld (Gen4:24). Zulke mensen kennen zich het recht toe macht uit te oefe-nen over anderen, waarbij zij geweld niet schuwen om duidelijk temaken wie de baas is. Maar God had en heeft een andere wijzevan heersen voor ogen, zoals Hij door de profeet Zacharia zegt:

Niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest! (4:6)

Page 28: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

27

Het zaad van de vrouw en de relatie tot dat van de slang

In contrast met het ‘zaad van de slang’ wordt daarna verteld overde verhoring van het gebed van Adam en Eva om een nieuwe zoondie de plaats van Abel moet innemen. Zo erg is de situatie inmid-dels kennelijk, dat geen van hun zonen beantwoordt aan wat Godvoor ogen had, terwijl zij hadden gehoopt dat één van hun nako-melingen de kop van de vijand zou vermorzelen. Nadat die zoon(Set) is geboren en zelf ook kinderen heeft verwekt, lezen we:

Toen begon men de naam van de HERE aan te roepen. (Gen4:26)

Baden zij daarvoor dan niet tot God? Ongetwijfeld wel! Maar nuschreeuwen zij het uit vanwege het alom heersende geweld datook tegen hen is gericht, net zoals dat van Kaïn tegen Abel. Danvolgt het geslachtsregister via de lijn van Set, dat eindigt met eenandere Lamech, die in zijn hoop op een betere toekomst zijn zoonNoach noemt:

Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid van onze han-den op deze aardbodem, die de HERE vervloekt heeft. (Gen 5:29)

De grootste vloek is uiteraard de dood; en de ultieme hoop isdaarom dat die overwonnen zal worden en geen kans meer zalkrijgen; zeker niet door het geweld dat mensen elkaar aandoen.

De twee geslachtregisters in Genesis 4 en 5 laten dus twee ge-scheiden nageslachten zien. Althans, zo had het moeten zijn, wantde twee hebben net zo weinig gemeen als het licht met de duister-nis, zoals Paulus schrijft:

Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft ge-rechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschapheeft het licht met de duisternis ... welk deel heeft een gelovigesamen met een ongelovige? ... Daarom ga weg uit hun midden,en scheid u af, spreekt de Here, en houd niet vast aan het onrei-ne, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn, en u zultMij tot zonen en dochters zijn, zegt de Here, de Almachtige (2Kor 6:14,15,17,18; Jes 52:11; Jes 43:6).

Kinderen van God mogen zich daarom niet vermengen met ande-ren, die niet Gods kinderen zijn, zoals Genesis 6:1-3 toont:

Toen ... zagen de zonen van God, dat de dochters van de men-sen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zijmaar verkozen. En de HERE zei: Mijn geest zal niet altijd in demens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees ...

Dat deze ‘zonen van God’ hier geen engelen zijn, zoals vaak wordt

Page 29: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

28

gemeend, is overduidelijk. Immers God veroordeelt hier geen en-gelen, maar mensen van vlees en bloed. Zij misdragen zich doormensen te huwen die niet met God leven. Hierdoor, en vanwegehet geweld tegen de zonen van God, zal er niemand overblijvendie zoon van God genoemd kan worden:

... toen de zonen van God tot de dochters van de mensen kwa-men, en zij hun (kinderen) baarden; dit zijn de geweldigen[geweldenaars] uit de voortijd [de tijd voor de zondvloed] ...Toen de HERE zag dat ... al wat de overleggingen van zijn hartvoortbrachten te allen tijde slechts boos was ... De aarde nu wasverdorven voor Gods aangezicht, en ... vol geweldenarij ... alwat leeft had zijn weg op aarde verdorven. (Gen 6:4,5,11,12)

Noach de enig overgeblevene van de zonen van God

De enige mens die anders blijkt te zijn, is Noach. Hij wordt doorGod rechtvaardig bevonden (Gen 7:1). De kans is daarom grootdat hij, net als Abel, gedood zal worden. Dan zal er niemand over-blijven waaruit een mens zal kunnen voortkomen naar Gods beelden als Zijn gelijkenis. Dan zal Gods belofte aan Adam en Eva, dat(iemand uit) haar nageslacht de vijand zal overwinnen, niet ver-vuld worden, maar de vijand haar nageslacht hebben overwonnen.Daarom besluit God een geheel nieuw begin te maken. Niet dooreen nieuwe schepping van mensen, maar door een einde te makenaan alle leven op aarde met behulp van een enorme watervloed,om vervolgens uit Noach en zijn gezin, en alle dieren bij hem in deark, de aarde opnieuw te bevolken.

Page 30: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

29

Gods verbond met de mens na de zondvloed

Met de zondvloed toont God zijn soevereine macht over de aardeen het leven dat Hij schiep. Daarbij staan Hem de werken van Zijnhand – ook de natuurkrachten – ter beschikking. Nog duidelijker isdit na de zondvloed, als Hij als God en Koning een verbond sluitmet mens en dier:

Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw nageslacht, enmet alle levende wezens die bij u zijn ... allen, die uit de ark ge-gaan zijn ... dat voortaan niets dat leeft, meer door de waterenvan de zondvloed zal worden uitgeroeid ... En God zei: Dit is hetteken van het verbond, dat Ik geef ... voor alle volgende ge-slachten: mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een tekenzal zijn van het verbond tussen Mij en de aarde. (Gen 9:9-13)

Wat geweldig moet het voor Noach en zijn gezin zijn geweest omde prachtige regenboog in de wolken te zien verschijnen, als sym-bool van een nieuw begin. Alsof de dag van Gods Koninkrijk aan-breekt. Maar was dat het geval?

De zonen van Noach en de uit hen voortgekomen volken

Al spoedig blijkt dat een rechtvaardige niet altijd rechtvaardigenvoortbrengt. Van de drie zonen van Noach gedraagt Cham zichschandelijk, omdat hij zijn vader vernedert voor de ogen van zijnbeide broers. Noach vervloekt hem en maakt hem tot knecht van(ondergeschikt aan) de rechtvaardige Sem die de Here vreest, ter-wijl Jafet deelt in de zegen die Sem zal ontvangen:

Geprezen zij de HERE, de God van Sem, maar Kanaän (de zoonvan Cham) zij hem tot knecht. God breide Jafet uit, en hij wonein de tenten van Sem, en Kanaän zij hem tot knecht. (Gen9:26,27)

Deze zegen en vloek zal uiteindelijk dezelfde uitwerking hebben alsde jaloersheid van Kaïn ten opzichte van Abel. Maar erger nog isdat de zonde van Adam en Eva zich weer manifesteert; zelfssteeds sterker.

Dan volgt een overzicht van het ontstaan van volken waarover welezen in het Oude Testament.

6

De weg van de mens na de zondvloed

Page 31: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

30

De eerste machthebber op aarde na de zondvloed

In dit geslachtsregister wordt verteld over een zekere Nimrod, eengeweldig jager, die is voortgekomen uit Cham (Gen 10:9). Met zijnkracht gaat hij macht uitoefenen over andere mensen (die dat mis-schien gedeeltelijk zelf verkiezen, opziende naar zo’n persoonlijk-heid): deze was de eerste machthebber op de aarde (10:8). Hoekwam dat tot uitdrukking? Door de stichting van het eerste mense-lijke rijk:

En het begin van zijn koninkrijk was Babel, Erek, Akkad en Kal-ne, in het land Sinear. Uit dat land trok hij naar Assur en bouw-de Ninevé, Rechobot-Ir, Kalach en Resen ... dat is de grote stad.(Gen 10:10-12)

Het gaat hier om een koninkrijk en steden. Hierbij moeten we onsgeen al te grote voorstelling maken. Er waren nog niet zoveelmensen, dus zal er sprake zijn geweest van een ontwikkeling, diebegon met Nimrod en verder ging onder zijn opvolgers. Het ging ermeer om de oorsprong aan te geven van later grote en belangrijkegebieden en steden, die een rol speelden in de geschiedenis vanhet latere Israël.

De vorming van koninkrijken begint dus met stadsrijken. De ste-den die Abraham aantreft als hij naar het land van belofte gaat,zijn afzonderlijke koninkrijken die elkaar bestrijden en zich daaromverschansen achter muren.

Waarom wordt verteld over Nimrod, afgezien daarvan dat het Isra-ël de oorsprong verklaarde van de vijanden die hen door de ge-schiedenis heen omringden en belaagden? Omdat het vormen vanzo’n rijk een vijandige daad is ten opzichte van God! Nimrod enzijn volgelingen eisen een deel van de aarde voor zichzelf op omnaar eigen inzicht een samenleving te vestigen en daarover op ei-gen gezag te heersen.

De torenbouw van Babel symboliseert: de mens wil god zijn

Dit komt nog eens extra tot uitdrukking in de bouw van een groteen hoge toren in Babel. In de Bijbel wordt niet verteld welk functi-oneel doel die had, maar wel wat de motivatie was tot de bouwervan:

Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvande top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, op-dat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden. (Gen 11:4)

Hierin wordt duidelijk dat de mensen die dit doen zichzelf eennaam willen maken, in plaats van de naam van God groot te ma-

Page 32: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

31

ken. In feite verklaren zij zich autonoom, roepen zich uit tot konin-gen en goden. De hoogte van de toren symboliseert hun ambitie:‘tot in de hemel’. Dit komt voort uit verzet tegen God. Na de zond-vloed zegende God Noach en diens zonen met de woorden: Weesvruchtbaar, wordt talrijk en vervul de aarde (Gen 9:1). Deze men-sen willen niet zich over de hele aarde ververspreiden, maar bijelkaar blijven. Kennelijk om zo hun macht en streven te behoudenen te versterken. Want dit is juist wat God verwerpt:

Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denkente doen voor hen onuitvoerbaar zijn. (Gen 11:6)

En dan laat God opnieuw Zijn soevereiniteit zien door in te grijpen,zodat Zijn wil geschiedt en niet die van mensen: Hij dwingt hen uitelkaar te gaan en verder de wereld in te trekken, door hen ver-schillende talen te laten spreken, zodat zij elkaar niet meer ver-staan en taalgenoten moeten zoeken waarmee zij samen kunnenleven. Over het gevolg van de spraakverwarring wordt verteld:

Zo verstrooide de HERE hen vandaar over de gehele aarde, en zijstaakten de bouw van de stad. Daarom noemt men haar Babel,omdat de HERE daar de taal van de gehele aarde verward heeften de HERE hen vandaar over de gehele aarde verstrooid heeft.(Gen 11:8,9)

Babel staat tegenover het Koninkrijk van God

De bouw van de letterlijke stad wordt dan wel gestaakt, maar hetstreven van de mens blijft. Babel is in de Bijbel symbolisch voor demenselijke samenleving – met haar hang naar rijkdom, eer enmacht – die staat tegenover de geestelijke samenleving, het Ko-ninkrijk van God.

Afgoden in plaats van de majesteit van God

Dan volgt een geslachtsregister met de directe lijn van Sem totAbraham. Van het doen en laten van anderen die uit Sem voort-kwamen wordt niets verteld. Toch is er aan de hand van wat deBijbel vertelt wel het een en ander af te leiden.

Abraham woonde in de Chaldeese stad Ur. Archeologische vond-sten brachten aan het licht dat Ur geen onbeduidende nederzettingwas, maar een machtige, rijke stad. Dit leidt tot de conclusie datniet alleen de Chamieten steden bouwden, maar ook de Semieten.Misschien vanwege de vijandigheid van de Chamieten, maar dan ishet wel een blijk van afnemend vertrouwen op God. Uit wat deprofeten in Israël en later ook de apostelen zeggen, blijkt dat ditnog veel verder ging.

Page 33: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

32

Het geslachtsregister van Sem tot Abraham noemt mogelijk de na-men van ‘zonen van God’. Mensen die in God geloofden en op Hemvertrouwden. Maar dit wil niet zeggen dat allen uit de lijn van Semdit deden. In feite hadden de meesten diens God, de Schepper vanalle leven, vervangen door zelfbedachte goden: hemellichamen enafbeeldingen van mensen en dieren.

In de brief aan de Romeinen klaagt de apostel Paulus – met eenecho van Genesis 1-3 en hun verlangen verstandig te zijn – dezemensen aan:

... hetgeen van Hem [God] niet gezien kan worden, zijn eeuwigekracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping van de we-reld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geenverontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, heb-ben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun over-leggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden inhun onverstandig hart. Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas ge-worden, en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke Godvervangen door wat gelijkt op het beeld van een vergankelijkmens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren ...Zij immers hadden de waarheid van God vervangen door de leu-gen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, diete prijzen is tot in eeuwigheid. (Rom 1:20-25)

Geldt dit voor de mens in algemeenheid, dan des te meer voor wiede Schepper kent en toch andere goden dient; dus in dit verbandmet name voor de nakomelingen van Sem, die gezegend werd bo-ven zijn broers. Het tragische van dit alles is, dat de mens die Godverwerpt als zijn Koning – de majesteit van de onvergankelijkeGod niet wil erkennen – kennelijk door angst gedreven toch eengod of goden nodig heeft, en dan gaat aanbidden wat die door henverworpen onvergankelijke God schiep!

Hoe anders is het gelopen dan Noach en Sem verwachtten, toenGod Zijn verbond met hen en de hele aarde sloot!

Page 34: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

33

De stad als symbool van de menselijke samenleving

In het vorige hoofdstuk zagen we dat na de zondvloed vooral deafstammelingen van Cham steden gaan bouwen. Daarmee gevenzij uiting aan hun streven zichzelf een naam te willen maken, ende aarde voor zichzelf op te eisen. Babel met haar hoge toren ishet ultieme voorbeeld van het verlangen van de mens als God tezijn. Zij is in de Bijbel symbolisch voor de menselijke samenleving– met haar hang naar rijkdom, eer en macht (zie Dan 4:30) – diestaat tegenover de geestelijke samenleving, het Koninkrijk vanGod. Maar ook de afstammelingen van Sem bouwen steden. Moge-lijk uit vrees voor de toenemende macht van hun broedervolkenuit Cham. Daarmee tonen zij hun geringe vertrouwen op God.

Abraham geroepen om uit de samenleving te treden

Uit één van die steden roept God een man naar een ander land:Abraham (of Abram, zoals hij dan nog heet). Hij heeft dan nog deneiging in een stad te willen wonen. Want als hij halverwege zijnreis in de stad Haran (in het tegenwoordige Syrië) aankomt, blijfthij daar geruime tijd. Maar God vraagt hem ook daar uit te ver-trekken. Hij komt in een land waarin de mensen (evenals hij in detijd vóór God hem riep) zich hebben teruggetrokken achter de mu-ren van steden. Elke stad vormt een ministaatje met een koningen een leger. Zij staan over het algemeen vijandig tegenover iede-re vreemdeling die zich in de buurt daarvan waagt.

Abraham gaat niet in zo’n stad wonen, maar trekt met zijn veerond tussen die steden, op zoek naar goede weidegrond. In de He-breeënbrief wordt dit voorgesteld als zijn geloofsgetuigenis:

Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoor-zaamheid getrokken naar een plaats, die hij als erfenis zou ont-vangen, en hij vertrok zonder te weten waar hij komen zou.Door het geloof heeft hij vertoefd in het land van de belofte, alsin een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaäk en Ja-kob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte; want hijverwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwer-per en bouwmeester is. (Heb 11:9,10)

7

De stad met fundamenten

Page 35: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

34

Mensen zijn geneigd hun eigen koninkrijk in te richten

De kern van geloof in God is: verwachten dat Hij Zijn plan zal uit-voeren en Zijn beloften zal nakomen. Dat staat lijnrecht tegenoverde gezindheid van de meeste mensen. Het gaat er hen vooral omhet hier en nu zo goed en fijn mogelijk te hebben. En over het al-gemeen hebben we in Nederland en België de middelen en moge-lijkheden dat zelf te bewerkstelligen. We leven onzichtbaar vooranderen achter de muren van onze huizen en de schuttingen vanonze tuinen; het liefst met elektronische beveiliging. We vormenvoor onszelf een koninkrijkje, waarin we onszelf onaantastbaarvoelen en menen te kunnen doen wat we zelf goed achten. Ook inhet groot zien we dat terug. De R-K kerk beschouwt zich als hetkoninkrijk, en de leiders hebben zich lange tijd koningen gewaanden als zodanig gedragen. Anderen hebben uit ongeloof en onge-duld gezegd dat Jezus Christus kennelijk niet terugkomt, en dat wezelf het koninkrijk tot stand moeten brengen. Als Adam en Evaplukken we het liefst nu de vrucht van onze hoop en verwachting.Voor de zekerheid...; dan weet je wat je hebt, want je weet nietzeker of je het ooit krijgt.

Gods Koninkrijk is tegengesteld aan dat van de mens

Bij Abraham is het anders: hij zoekt geen veilig en comfortabel le-ven, maar trekt met alles wat hij bezit rond als nomade. Hij iskwetsbaar in de buurt van al die vijandige steden. Toch sticht hijgeen stad om minder gevaar te lopen, en maakt zich niet koningom zijn aanspraken op het land duidelijk te maken. Nee, hij leeftals vreemdeling in het land dat hem is beloofd, en wacht geduldigen in vertrouwen af wanneer God het hem in bezit zal geven. We-tend dat wat God tot stand brengt, onvergelijkbaar is met wat wijmensen kunnen bedenken of maken:

Maar gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien engeen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgeko-men, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.(1 Kor 2:9)

Het Koninkrijk van God is daarom iets totaal anders dan de huidigesamenleving. Geen volmaakte voortzetting van dit leven. Waaromdan machteloos proberen zelf iets tot stand te brengen, als dit opgeen enkele manier in de buurt kan komen van wat God heeft be-dacht in Zijn wijsheid en almacht? In deze tijd van onzekerheidzien we hoe snel alles kan veranderen. Wat we vandaag denken tehebben, kunnen we morgen kwijt zijn. Wat wij verwerven en totstand brengen is slechts tijdelijk, terwijl wat God geeft eeuwig is!

Page 36: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

35

Vergelijkbaar met een stad met fundamenten. Een stad die in deplaats komt van de ‘stad’ waar we nu wonen, en die nooit instort.En Hij heeft die al klaar; we hoeven er niets aan te doen!

Vreemdelingen en bijwoners

Abraham beschouwt zich als niet behorend tot de wereld van demensen. Zijn roeping uit Ur en Haran hebben hem geleerd, dat hijuit de menselijke samenleving is gegaan. Hij is als een buitenlan-der in een onbekend land bereid te wachten, zelfs tot na zijn dood,op wat God hem heeft beloofd. Hij gelooft dat God het zal doen.Indien niet in dit leven, dan daarna. Dat vraagt van hem geloof inde opstanding:

In (dat) geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften ver-kregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien enbegroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwo-ners waren op aarde. (Heb 11:13)

Dit valt hem niet moeilijk; want als dat zo wel was, had hij terugkunnen gaan naar Haran of Ur. Of zoals zijn neef Lot ergens an-ders kunnen gaan wonen. Want die verlaat hem om in Sodom tegaan wonen. De stad die symbolisch is geworden voor de verdor-ven menselijke samenleving, waaraan God op Zijn tijd een eindezal maken. De conclusie die de schrijver van de brief aan de He-breeën trekt uit Abrahams belijdenis, dat hij een vreemdeling enbijwoner was in Kanaän, luidt:

Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen dat zij een va-derland zoeken. En als zij gedachtig geweest waren aan het va-derland, dat zij verlaten hadden, zouden zij gelegenheid gehadhebben terug te keren; maar nu verlangen zij naar een beter,dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voorhen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid.(Heb 11:14-16)

De toepassing op gelovigen nu

Deze woorden zijn niet zomaar een nuchtere constatering, maareen les voor wie ze lezen en horen. Want ze zijn bestemd voor al-len die Gods roeping tot Zijn Koninkrijk hebben vernomen. Wan-neer we tot geloof zijn gekomen en ons hebben laten dopen, zijnwe als het ware net als Abraham uit de menselijke samenlevingvertrokken, om op weg te gaan naar onze eeuwige bestemming.We zijn dan burgers geworden van Gods Koninkrijk, dat nu nog inde hemel is omdat onze Koning daar is. Als in het boek Openbaringde definitieve val van de menselijke samenleving – gesymboliseerd

Page 37: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

36

door ‘de grote stad Babylon’ – wordt bekendgemaakt, is de oproepaan gelovigen:

Ga uit van haar, mijn volk, opdat u geen gemeenschap hebt aanhaar zonden en niet ontvangt van haar plagen. (Op 18:4)

We leven dan als vreemdelingen in de tegenwoordige wereld. Datwil zeggen: we hebben dan losgelaten wat ons daaraan bond, enons verbonden met God en Zijn plan met de mensen. We kijkendaarom verlangend uit naar de komst van de Koning uit de hemelom het Koninkrijk hier op aarde tot stand te brengen.

Wie volhardt in geloof zal het Koninkrijk van God zien

Wie dat verlangen niet heeft is teveel gebonden aan de tegenwoor-dige wereld. En wie ongeduldig is, omdat de beproevingen in het‘nomadenbestaan’ zwaar vallen, kan uiteraard terugkeren naar hetleven in de wereld. In beide gevallen zullen we het ‘hemels vader-land’ niet binnen mogen gaan. Want dan zal God Zich voor ons welschamen onze God te zijn. Wat betekent dat Hij Zich voor ons zalverbergen, Zich gedragen alsof wij niet bestaan. Dan zullen we hetmoeten doen met het ‘loon’ dat het tegenwoordige bestaan onsbiedt. Maar voor wie als Abraham in geloof wandelt met God, vol-hardend in alle beproevingen en vol vertrouwen God gehoorza-mend, zal het Koninkrijk van God zien.

Babylon is de van God afgekeerde, vervolgende macht

De klacht tegen ‘Babylon’ is dat zij Gods volk vervolgt. In het Ro-meinse Rijk werden christenen veroordeeld, omdat zij hun KoningJezus vereerden. En de keizer duldde geen concurrent. Dat kostteJezus het leven, en ook zijn volgelingen liepen dat risico. Het op-merkelijke is dat de wereldse macht zich op zeker moment onder-wierp aan de ‘geestelijke’ macht. Dit verbond was bedoeld als‘koninkrijk van God’, maar is surrogaat. De nieuwe macht gingvoort op de oude voet, en werd dronken van het bloed van de hei-ligen en van het bloed van de getuigen van Jezus (Op 17:6).

Eén zijn met de wereld noemt de Bijbel ‘overspel’ en ‘hoererij’. Ge-lovigen verlaten hun ‘Man’ – God. Johannes ziet die macht daaromals hoer: En ik zag de vrouw … de grote hoer ... het grote Babylon… (Op 17:6,1,5). Het gaat hier om een verbond dat beide partijenvoordeel oplevert:

... omdat van de hartstocht van haar hoererij alle volken gedron-ken hebben en de koningen van de aarde met haar gehoereerdhebben en de kooplieden van de aarde rijk geworden zijn uit demacht van haar weelderigheid. (Op 18:3)

Page 38: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

37

De verwoesting van Rome beeldt uit dat Babylon zal vallen

De betrekkelijkheid hiervan hadden zij kunnen inzien, omdat hetRomeinse Rijk als gevolg van onrecht en decadentie ten onder wasgegaan. De stad Rome bleek geen ‘stad met fundamenten’; zijwerd verwoest en verbrand. Zo zal de huidige samenleving ‘metvuur verbrand worden’:

En de koningen van de aarde, die met haar gehoereerd hebbenen weelderig geweest zijn, zullen over haar wenen en weekla-gen, wanneer zij de rook van haar verbranding zien ... zeggen-de: Wee, wee, u grote stad, Babylon, u sterke stad ... (Op18:8,9,10)

Het toneel van de ondergang van Rome is zo overgezet naar desamenleving in de eindtijd; die van ons! Is dit reden tot verdriet?Nee, want wie in God geloven en uitzien naar ‘de stad met funda-menten’, roepen uit:

Wees vrolijk over haar, u hemel en u heiligen, en u apostelen enprofeten, want God heeft uw rechtszaak tegen haar berecht. (Op18:20)

De goddelijke samenleving vervangt de menselijke

Er komt namelijk iets veel beters, eeuwigs, voor in de plaats: deGoddelijke samenleving, ‘het nieuwe Jeruzalem’. Hier wordt nu nietde herbouwde stad op het bergland van Judea bedoeld, maar eenvolmaakte samenleving. Niet gebaseerd op geld en handel, maarop Gods beloften en de vervulling van Zijn heilsplan in Christus,zoals dat werd verkondigd door de profeten in Israël en de aposte-len van Jezus:

En de muur van de stad had twaalf fundamenten en daarop detwaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam. (Op 21:14)

Die fundamenten worden vervolgens beschreven als edelgesteen-ten (Op 21:19,20). Wat een heerlijk vooruitzicht is het te mogenwonen in die ‘stad’ waarin God zal wonen bij mensen die geschre-ven staan in Zijn levensboek.

Page 39: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

38

Het Koninkrijk: geen menselijk utopia, maar Gods werk

Waar is het geloof van Abraham in de ‘stad met fundamenten’ opgebaseerd? Is dat een heerlijke droom in zijn moeilijke omstandig-heden? Karl Marx noemde godsdienst ‘opium voor het volk’. Opiumverdooft; je zinkt weg in een roes waarin je alles vergeet; maar alsje eruit ontwaakt kom je weer in de toestand van daarvoor, of nogerger… De gedachte van velen in die tijd was dat de toestand al-leen verandert als je iets doet. Dat leidde tot revoluties, die niethet ideaal, het utopia, brachten dat velen voor ogen hadden. Inte-gendeel! Toen ze ontwaakten bevonden ze zich in een ergere dic-tatuur dan daarvoor. Hoe kwam dat? Utopia was de menselijke op-vatting over het Bijbelse ‘Koninkrijk van God’. Maar wij kunnen datniet tot stand brengen. Wij zijn van nature zelfzuchtig en belust opmacht, eer en bezit. Het Koninkrijk is Gods visie op hoe de aardezou moeten zijn, en dus op welk soort mensen daarop moeten wo-nen. Bij de schepping had Hij wezens voor ogen ‘naar Zijn beeld enals Zijn gelijkenis’. Wij mensen zijn dat nu niet. De boodschap vanGod in de Bijbel is dat wij veranderd moeten worden om het teworden. Alleen dan kunnen wij burgers zijn van het Godsrijk. Godheeft bepaald hoe dat eruit moet komen te zien; en Hij werkt eraan om het tot stand te brengen, ondanks menselijk ongeloof,menselijke ongehoorzaamheid en menselijke tegenwerking. De ze-kerheid dat dit zo zal zijn, is de verheerlijking van dé Mens Chris-tus Jezus (Heb 2:6-10).

De roeping van Abraham een grote stap in Gods werk

De grote stap voorwaarts in Gods werk na de zondvloed is de roe-ping van Abraham. Van alle mensen vindt God hem het meest ge-schikt om Zijn plan verder uit te werken, en de belofte aan Adamtot werkelijkheid te maken. En God blijkt rechtvaardig in Zijn keus!

Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gere-kend, en hij werd een vriend van God genoemd (Jak 2:23).

Van geen enkel ander mens wordt dit gezegd! Wat doet God inantwoord op het geloof van Abraham? Geeft Hij hem een compli-ment, een schouderklopje als blijk van Zijn tevredenheid? Veelmeer dan dat.

8

Grote beloften

Page 40: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

39

De schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt dat God een belo-ner is voor wie Hem ernstig zoeken (11:6). En dat heeft Abrahammogen ervaren. Niet alleen in de grote aardse zegeningen die Godhem geeft – in de vorm van veel vee, en dus rijkdom – maar voor-al in grote beloften voor de toekomst. En die beloften doen hemleven in de verwachting van de vervulling daarvan. Meer nog: Godin alles te gehoorzamen, zodat die beloften vervuld zullen worden.Zelfs over de dood heen! Want, zegt de schrijver verder:

In geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregente hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en be-groet ... (Heb 11:13)

De beloften zijn zeker door de opstanding uit de dood

Tot welke grote stap voorwaarts Abrahams verwachting van devervulling van de beloften leidt, is te zien als God hem vraagt zijnzoon Isaäk te offeren:

Hij [Abraham] heeft overwogen, dat God bij machte was hem[Isaäk] zelfs uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hemook bij wijze van spreken teruggekregen (Heb 11:18,19).

Dit laatste is voor Abraham de bevestiging dat God ook hemzelf zalgeven wat Hij hem beloofd heeft, door hem in de toekomst uit dedood op te wekken.

De beloften aan Abraham

Wat zijn die beloften? Kort gezegd dat uit hem een groot volk zalvoortkomen waarvoor God een woonplaats heeft bepaald. Weschrijven dit in algemeenheid, omdat in profetie vaak sprake is vanmeerdere lagen, en dus meer vervullingen. Zo kan een vervullingin de tijd van een profeet de zekerheid geven dat de vervulling ookin de toekomst zal plaatsvinden. Voor een koninkrijk is logischer-wijs een koning, een land en een volk nodig. God is de Koning vande gehele schepping. God roept Abraham uit Ur en later Harannaar het land dat Hij hem wijst, met de belofte:

Ik zal u tot een groot volk maken, en u zult tot een zegen zijn ...met u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend wor-den. (Gen 12:1-3)

Het vertrouwen van Abraham

Als God hem dit belooft, heeft Abraham geen kinderen. Ook krijgthij het land waar hij naartoe is gegaan niet in bezit, maar trekt errond met zijn vee en dat van zijn neef Lot; geduldig afwachtendwat God hem zal geven. Als er niet genoeg weideplaatsen meervoor hen beiden zijn, besluiten Abraham en Lot uit elkaar te gaan.

Page 41: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

40

Hoe groot het vertrouwen van Abraham in God is, blijkt als hij Lotlaat kiezen waar hij wil wonen. Uit zelfzuchtigheid en weinig res-pect voor de drager van Gods belofte, kiest Lot de vruchtbare Jor-daanstreek. Abraham legt zich daarbij neer, hoewel hij de eersterechten heeft. Hij laat het aan God over hoe en wanneer Hij Zijnbeloften zal vervullen. Vanwege dit geloofsvertrouwen werkt Godde belofte van het hem beloofde land verder uit, en bevestigt Hijdat hij veel nakomelingen zal hebben:

... zie van de plaats waar u bent, naar het noorden, zuiden, oos-ten en westen, want het gehele land ... zal Ik u en uw nage-slacht voor altijd geven. En Ik zal uw nageslacht maken als hetstof van de aarde, zodat, indien iemand het stof van de aardezou kunnen tellen, ook uw nageslacht te tellen zou zijn. Sta op,doorwandel het land in zijn lengte en breedte, want u zal Ik hetgeven. (Gen 13:14-17)

Na enige tijd vallen legers uit het oosten het land binnen, die allesroven, ook uit Sodom, waar Lot is gaan wonen. De inwoners wor-den als gevangenen weggevoerd, en met hen Lot en zijn familie.Abraham had kunnen denken dat dit Gods manier is om hem als-nog de vruchtbare Jordaanstreek te geven, en zich die kunnen toe-eigenen. Maar hij toont geen zelfzucht en aarzelt geen moment.Hij gaat de legers achterna en brengt door een grote krachtsin-spanning al het geroofde terug naar Sodom: mensen, vee, goe-deren en kostbaarheden. Hij ziet dit vervolgens ook niet als tekendat hij macht genoeg heeft de steden van de Kanaänieten ook aante vallen, en het land in bezit te nemen. Hij wil zelfs niets hebbenvan de koning van Sodom, omdat hij geen beloning van mensenwil hebben, maar afwacht wat God hem zal geven:

Hierna kwam het woord van de HEER tot Abram [want zo heettehij toen nog] in een gezicht: Vrees niet, Abram, Ik ben uwschild; uw loon zal zeer groot zijn. (Gen 15:1 NBV; vgl Heb11:6)

Hij begrijpt kennelijk wat Paulus later schrijft, dat mensen hunhoop moeten vestigen:

... niet op onzekere rijkdom, maar op God, die ons alles rijkelijkten gebruike geeft, om wèl te doen, rijk te zijn in goede werken,vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grond-slag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen.(1 Tim 6:17-19 NBV)

Maar ondanks alle beloften is Abraham nog steeds kinderloos… Hijvraagt God dan wat Hij bedoelt:

Page 42: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

41

Zie, mij hebt U geen nakroost gegeven, en nu moet een onder-horige mijn erfgenaam zijn (Gen 15:3).

Gods antwoord laat niets aan duidelijkheid te wensen over (vs 4,5)Deze zal uw erfgenaam niet zijn, maar uw lijfelijke zoon, die zaluw erfgenaam zijn ... Zie toch op naar de hemel en tel de ster-ren, indien u ze tellen kunt ... zo zal uw nageslacht zijn.

Wat doet Abraham daarmee? Wuift hij dat weg, denkend: ‘dat hebik al zo vaak gehoord maar er gebeurt niets’? Nee, hij geloofde inde HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid (vs 6). Maarook het land heeft Abraham nog steeds niet gekregen. Daaromvraagt hij God een teken dat Hij het hem zal geven. Hij vraagt dusniet of hij het nu eindelijk krijgt! De vervulling ligt voor hem in detoekomst, als hij een groot nageslacht zal hebben. Dat is zo ken-merkend voor zijn geloof, voor zijn hoop en verwachting. Daaropsluit God een indrukwekkend verbond met Abraham, dat spreektover een vervulling meer dan 400 jaar later (zie de verzen 9-21)!

Abrahams geloof op de proef gesteld

Elk geloof wordt beproefd. Bij Abraham stelt God in het bijzonderzijn geduld tientallen jaren op de proef. Hij wil weten of Abrahamhelemaal op Hem zal vertrouwen, vooral als er menselijkerwijsniets meer te verwachten is. Omdat zijn vrouw Sara hem geenzoon schenkt, verzint zij echter een eigen oplossing, waarin Abra-ham meegaat. Het lijkt een herhaling van de verleiding van Adamdoor zijn vrouw Eva. Bij Abraham en Sara leidt dat tot de geboortevan Ismaël, die eveneens kwalijke gevolgen zal hebben. Want ditis niet wat God bedoelde, en Hij zei:

... uw vrouw Sara zal u een zoon baren, en u zult hem Isaäknoemen, en Ik zal mijn verbond met hem oprichten tot een eeu-wig verbond voor zijn nageslacht. (Gen 17:19)

De belofte aan Abraham gaat over op Isaäk. Zijn geboorte zal dezekerheid zijn dat Abraham een groot nageslacht zal hebben, endat hijzelf in de toekomst zal ontvangen wat God hem beloofde.

Abraham pleit voor de rechtvaardigen in Sodom

Enkele jaren later blijkt opnieuw dat Abraham niet op één of ande-re manier probeert de Jordaanstreek in bezit te krijgen. God zendtengelen uit, die hem vertellen dat zij zijn gekomen om de streekwaarin Sodom ligt te verwoesten. Abraham ziet dat niet als eenbuitenkansje, maar smeekt hen de steden niet te verwoesten alsdaar nog enkele gelovigen wonen.

Page 43: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

42

Abraham en Sara verwekken in geloof een zoon

De engelen hebben ook een boodschap voor hem en Sara: overeen jaar zullen zij samen de beloofde zoon hebben! Wat wij ookmogen denken over hun aanvankelijke scepsis – Abraham is in-middels 99 jaar oud – zij doen in geloof wat nodig is om een kindte verwekken; want in de brief aan de Hebreeën staat:

Door het geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om moeder teworden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, daar zij Hem, die hetbeloofd had, betrouwbaar achtte. Daarom zijn er dan ook uit éénman, en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren deshemels in menigte en gelijk het zand aan de oever van de zee,dat ontelbaar is. (Heb 11:11,12)

Abraham gehoorzaamt God door Ismaël weg te zenden

Als Isaäk enkele jaren oud is wil Sara niet dat Ismaël nog langerbij hen blijft. Haar argument is: want de zoon van deze slavin zalniet erven met mijn zoon, met Isaäk (Gen 21:10). Dat klinkt har-teloos, maar zij heeft gelijk, en het had al eerder moeten gebeu-ren. Want Abraham is zeer gehecht geraakt aan Ismaël (wat uiter-aard logisch is). Abraham verzet zich daar dan ook tegen: Dit numishaagde Abraham zeer ter wille van zijn zoon (vs)11). Maar zijhebben zelf het probleem veroorzaakt, en moeten nu doen wat ge-daan moet worden: God zei tot Abraham: Laat dit niet kwaad zijnin uw ogen ... want door Isaäk zal men van uw nageslacht spreken(Gen 21:12). En hij doet dan wat God zegt

De laatste en uiterste beproeving

Dit is bepalend voor wat jaren later gebeurt. God stelt Abrahamsgeloof opnieuw op de proef:

Neem toch uw zoon, uw enige, die u liefhebt, Isaäk, en ga naarhet land Moria, en offer hem daar op een van de bergen die Ik unoemen zal. (Gen 22:2)

Abraham had dus niet de zekerheid terug te kunnen vallen opIsmaël, als Isaäk er niet meer zou zijn. Maar hij ging in geloof. Eengeloof dat in deze proef nog sterker werd. En daarom werden Godsbeloften definitief:

Ik zweer bij Mijzelf ... omdat u dit gedaan hebt, en uw zoon, uwenige, Mij niet onthouden hebt, zal Ik u rijkelijk zegenen, en uwnageslacht zeer talrijk maken ... en uw nageslacht zal de poortvan zijn vijanden in bezit nemen. En met uw nageslacht zullenalle volken van de aarde gezegend worden, omdat u naar mijnstem gehoord hebt. (Gen 2:16-18)

Page 44: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

43

De beloofde erfenis

Nadat Abraham is gekomen in het land dat God hem wees, belooftGod hem: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven. (Gen 12:7).Keer op keer bevestigt God dit (Gen 13:14-17; 15:7;17:8). In Ge-nesis 15:9-21 is zelfs sprake van een zeer plechtig en indrukwek-kend verbond, waarin God bekrachtigt te zullen doen wat Hij Abra-ham belooft. Maar de vervulling zal pas 400 jaar later plaatsvinden(verzen 13-16). Zijn geduld en dat van zijn nakomelingen zal dusbehoorlijk op de proef gesteld worden. Hoe gaan zij daarmee om?Blijft hun verwachting levend?

De achtergrond van het verbond dat God met Abraham sluit, is zijnkinderloosheid. God heeft hem gezegd: Uw loon zal zeer groot zijn(Gen 15:1). Maar hij is al heel rijk. Zijn vraag is daarom: wat zultU mij geven, daar ik kinderloos heenga ... (vs 2). God kan dus nogwel meer toevoegen, maar wat heeft hij daar aan? Zie, mij hebt Ugeen nakroost gegeven, en nu moet een onderhorige mijn erfge-naam zijn (vs 3). Gods antwoord is echter: nee, uw lijfelijke zoon,die zal uw erfgenaam zijn (vs 4).

Dat het God niet gaat om Abrahams vee, geld en sieraden blijkt uithet feit dat het beloofde vanaf dat moment de erfenis of het erf-deel wordt genoemd, en de ontvangers de erfgenamen. Gods ver-bond met Abraham zou daarom beschouwd kunnen worden als hetdoor God voor Abraham opgestelde testament. Dit werd niet pasgeopend bij de dood van Abraham, maar was bekend bij zijn nako-melingen. David, bijvoorbeeld, schrijft er een lofzang over:

Hij, de HERE, is onze God ... Gedenk voor immer aan zijn ver-bond – het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten – datHij met Abraham sloot, en aan zijn eed aan Isaäk; ook stelde Hijhet voor Jakob tot een inzetting, voor Israël tot een eeuwig ver-bond, toen Hij zei: U zal Ik het land Kanaän geven als het u toe-gemeten erfdeel. (1 Kron 16:14-18)

Meer over de erfenis zullen wij in het volgende hoofdstuk bekijken.Hier willen wij onze aandacht richten op hoe de belofte van landovergaat op Isaäk en Jakob en hun nageslacht.

9

Het beloofde land

Page 45: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

44

Gods beloften aan Isaäk

Gods eed betreffende het land aan Isaäk vinden we in Genesis 26.Het is een tijd van hongersnood en Isaäk wil naar Egypte gaan.Maar de tijd daarvoor is nog niet gekomen. Daarom zegt God tothem:

Trek niet naar Egypte, woon in het land, dat Ik u zeggen zal,vertoef in dit land als een vreemdeling, dan zal Ik met u zijn enu zegenen, want u en uw nageslacht zal Ik al die landen geven,en Ik zal de eed gestand doen, die Ik uw vader Abraham gezwo-ren heb. En Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de ster-ren aan de hemel, en Ik zal uw nageslacht al die landen geven,en met uw nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegendworden, omdat Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst inacht genomen heeft. (Gen 26:2-5)

Opmerkelijk in deze belofte is, dat God niet tegen Isaäk zegt:‘omdat u mij hebt gehoorzaamd’, of ‘omdat u dit of dat gedaanhebt’, of ‘omdat u Mij geloofd hebt’, maar: Ik zal de eed gestanddoen, die Ik uw vader Abraham gezworen heb ... omdat Abrahamnaar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft. Gods eedof verbond met Abraham is onveranderlijk. Zelfs als zijn nakome-lingen niet leven in zijn geloof, verandert dit niet wat God hem be-loofde. Wie zondigt zonder berouw en bekering zal niet delen in deerfenis; maar Gods beloften blijven gelden voor wie wandelen ingeloof. De schrijver van de Hebreeënbrief zegt hierover:

Daarom heeft God, toen Hij des te nadrukkelijker aan de erfge-namen van de belofte het onveranderlijke van zijn raad wildedoen blijken, Zich onder ede verbonden ... (Heb 6:17)

Gods verbond met Jakob

God sluit het verbond met Jakob, als hij op de vlucht is voor zijnbroer Esau:

Ik ben de HERE, de God van uw vader Abraham en de God vanIsaäk; het land, waarop u ligt, zal Ik aan u en aan uw nageslachtgeven. En uw nageslacht zal zijn als het stof van de aarde, en uzult u uitbreiden naar het westen, oosten, noorden en zuiden, enmet u en met uw nageslacht zullen alle geslachten van de aard-bodem gezegend worden ... Ik ben met u en Ik zal u terugbren-gen naar dit land, want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaanheb wat Ik u heb toegezegd. (Gen 28:13-15)

En God doet wat Hij Jakob toezegt. Vele jaren blijft hij in balling-schap en hij krijgt veel kinderen. Totdat God hem opdraagt terug

Page 46: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

45

te keren naar het land van zijn vaderen. Als hij daar is zegt God opeen dag dat hij moet gaan naar de plaats waar God hem Zijn be-loften heeft gedaan. Daar bevestigt God hem Zijn eerder gedanebelofte: ... dit land, dat Ik Abraham en Isaäk gegeven heb, zal Ik ugeven; en uw nageslacht zal Ik dit land geven (Gen 35:12). DatJakob gelooft dat God dit zal doen, blijkt uit het altaar dat hijbouwt op de plaats waar Hij hem deze belofte deed.

Jakob naar Egypte

Maar de jaren gaan voorbij en Jakob ontvangt het land niet: Jakobechter woonde in het land van het vreemdelingschap van zijn va-der, in het land Kanaän (Gen 37:1). En dan volgt niet een uiteen-zetting van hoe God hem het land geeft – althans, zo lijkt het tezijn – maar de geschiedenis van Jozef. We gaan ervan uit dat u degeschiedenis van zijn verkoop als slaaf en verhoging tot onderko-ning van Egypte in tijd van een komende hongersnood kent. AlleenEgypte zal overvloed van koren hebben. Als de honger ook Kanaäntreft, zoals in de tijd van Abraham en Isaäk ook al het geval was,kunnen we ons de aarzeling van Jakob om naar Egypte te gaanvoorstellen. God had immers zijn vader verboden daarheen tegaan. Hij stuurt zijn zonen om koren te kopen, maar blijft zelf inKanaän. Als Jakob uiteindelijk het bewijs ziet dat Jozef leeft enzelfs onderkoning is, zegt hij: Het is genoeg, mijn zoon Jozef leeftnog; ik wil gaan en hem zien, eer ik sterf (Gen 45:28). Is het zijndoel daar te gaan wonen? Er wordt in Genesis 46:1 verteld dat hijopbreekt met alles wat hij heeft en naar Berseba, helemaal in hetzuiden trekt. Maar dat zegt niet alles. Ook Abraham woonde daarenige tijd. Het ligt veel dichter bij Egypte en zou dus een geschikteplaats zijn om zich te vestigen, tijdelijk of af en toe naar Egypte tegaan en terug te keren. Maar God zegt daar in Berseba tot hem:

Ik ben God, de God van uw vader, vrees niet naar Egypte tetrekken, want Ik zal u daar tot een groot volk maken. Ik zal zelfmet u naar Egypte trekken en Ik zal u ook zeker weer terugvoe-ren. (Gen 46:3,4)

God is dus wel degelijk bezig Zijn beloften te vervullen. De tijd isnu gekomen naar Egypte te gaan. Het geloof van Jakob dat zijnnakomelingen als een groot volk Egypte zullen verlaten en het be-loofde land Kanaän in bezit nemen, blijkt op een aantal momenten.Zo zegt hij tegen Jozef:

God, de Almachtige, is mij verschenen te Luz [Betel] in het landKanaän en heeft mij gezegend en tot mij gezegd: zie, Ik zal uvruchtbaar maken, u vermenigvuldigen ... Ik zal dit land

Page 47: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

46

[Kanaän] aan uw nageslacht geven tot een altijddurende bezit-ting ... God zal met u zijn en u terugbrengen naar het land vanuw vaderen. (Gen 48:3,4,21)

Als bewijs van zijn geloof doet hij twee dingen:• Hij geeft Jozef een bergrug alsof hij het land al in bezit heeft

(Gen 48:22).• Hij geeft bevel hem te begraven in de spelonk, die Abraham in

Kanaän had gekocht om er zijn begraafplaats van te maken(Gen 49:29-33).

Het geloof van Jozef in de terugkeer van Israël

En wat verwacht Jozef? Gelooft hij wat God tot zijn vader had ge-zegd? Jazeker! Hij begraaft hem inderdaad in die spelonk. Maarnog duidelijker is zijn bevel aangaande zijn overlijden:

God zal zeker naar u omzien en u uit dit land voeren naar hetland, dat Hij Abraham, Isaäk en Jakob onder ede beloofdheeft ... dan zult u mijn gebeente van hier meevoeren. (Gen50:24,25)

De kist met zijn gebalsemde lichaam is het zichtbare teken dat denakomelingen van Israël het hen beloofde land zullen bezitten.

God verlost Israël uit de macht van Egypte

Na een machtswisseling letten de Egyptenaren op de sterke uit-breiding van de Israëlieten, en grijpen naar een beproefd machts-middel: ze maken de Israëlieten tot hun dwangarbeiders. Godweet echter alle dingen en vergeet Zijn beloften niet:

En God hoorde hun klacht en God gedacht aan zijn verbond metAbraham, Isaäk en Jakob. Zo zag God de Israëlieten en had be-moeienis met hen. (Ex 2:24,25;3:7)

De tijd is gekomen om hen te verlossen, en Hij kiest Mozes om datte doen, zeggende:

Daarom ben Ik neergedaald om hen uit de macht van de Egypte-naren te redden en uit dit land [Egypte] te voeren naar een goeden wijd land, een land vloeiende van melk en honig, naar dewoonplaats van de Kanaänieten ... Amorieten ... (Ex 3:8,17)

Maar het loopt allemaal niet vlotjes: de onderdrukking wordt ster-ker, en Mozes klaagt bij God waarom Hij zo handelt met hem enhet volk. Dan bevestigt God dat Hij zal doen wat Hij heeft gezegd:

Ik zal u brengen naar het land, waarvan Ik gezworen heb hetaan Abraham, Isaäk en Jakob te zullen geven, en Ik zal het ugeven tot een bezitting, Ik de HERE. (Ex 6:7)

Page 48: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

47

Ook het beloofde land een deel van het geheel: de aarde

En God geeft hen het land uiteindelijk in bezit. Valt het u op datGod het land Kanaän beschouwt als Zijn bezit, en het daarom kangeven aan de Israëlieten? Zij mogen het land niet blijvend verko-pen, want het land is van Mij, en u bent vreemdelingen en bijwo-ners bij Mij (Lev 25:23). Maar als de Schepper van de aarde bezitHij niet alleen dat stukje land, maar de gehele aarde. Hier geldtweer het pars pro toto principe. Het land Kanaän is een deel vaneen geheel: de aarde. De beloften aan Abraham gelden in principevoor al zijn nakomelingen uit de lijn van Isaäk en Jakob. Maar hetfeit dat zij tot twee maal toe vanwege hun zonden door God hetland uit worden gezet, laat zien dat het werkelijk bezitten alleengeldt voor wie leven in het geloof van hun vader Abraham.

Het interessante is dat het Hebreeuwse woord voor land, erets,ook aarde kan betekenen. In het Nieuwe Testament wordt de be-lofte aan Abraham op die wijze uitgelegd:

Want niet door de wet had Abraham of zijn nageslacht de belof-te, dat hij een erfgenaam van de wereld zou zijn, maar door ge-loofsgerechtigheid (Rom 4:13).

De beloften aan Abraham voor allen die geloven

Paulus past de belofte vervolgens toe op allen die wandelen in hetgeloof dat Abraham bezat, zich baserend op die andere belofte aanhem, dat hij een vader van vele volken zou worden:

Daarom is het (alles) uit geloof, opdat het zou zijn naar genade,en dus de belofte zou gelden voor al het nageslacht, niet alleenvoor wie uit de wet, maar ook voor wie uit het geloof van Abra-ham zijn, die de vader van ons allen is, gelijk geschreven staat:Tot een vader van vele volken heb ik u gesteld. (Rom 4:16,17)

Dit is niet een interpretatie van Paulus, maar geleid door GodsGeest begrijpt hij wat er in Psalm 2:8 staat:

Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden vande aarde tot uw bezit.

Dit zijn profetische woorden over de Zoon van God; maar allen diein geloofsverbondenheid met Hem leven, zullen straks met Hem deaarde beërven. In de zaligsprekingen van Jezus is het beërven vande aarde synoniem met het hemels Koninkrijk binnengaan (Mat5:3,5,10).

Page 49: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

48

Geloof is vertrouwen dat God doet wat Hij zegt

Als God iets belooft, vraagt Hij onvoorwaardelijk geloof; rotsvastvertrouwen dat Hij zal doen wat Hij zegt. Zijn woord moet vol-doende voor ons zijn. Voor Christus Jezus was dit zo. Zijn levens-motto was: Hier ben Ik om Uw wil, o God, te doen, wat God ookvan Hem vroeg – zelfs het ergste. Hij kon dat verdragen, omdatHij erop vertrouwde dat zijn Vader Hem zou geven wat Hij Hemhad beloofd. En zijn verwachting is zijn volgelingen tot voorbeeld:

Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman envoleinder van het geloof, die, om de vreugde, welke vóór Hemlag, het kruis op zich genomen heeft, de schande niet achtende,en gezeten is ter rechterzijde van de troon van God. (Heb 12:2)

Dit laatste wijst op de belofte in de koningspsalm (110:1), die ze-kerheid geeft dat de aarde het Koninkrijk van God wordt. De Ko-ning is nu gekroond en wacht tot God Hem de aarde geeft.

God geeft zekerheden dat Hij dat vertrouwen waard is

Maar woorden zijn ons vaak niet voldoende. We zoeken zekerheid;een bewijs in iets zichtbaars, tastbaars. En God neemt daarbijsoms het initiatief! Hij geeft de regenboog, om ons telkens te her-inneren aan Zijn belofte, dat het leven op aarde nooit meer dooreen watervloed zal worden vernietigd (Gen 9:8-17). De besnijdeniswas het zichtbaar teken van Gods verbond met Abraham (Gen 17).God heeft er ook geen bezwaar tegen als Hem om zekerheid wordtgevraagd; als het maar vanuit de juiste gezindheid is. In Jezus’ tijdvragen de leiders van het volk Hem om een onmiskenbaar tekendat Hij de Messias is. Maar omdat zij Hem niet geloven, geeft Je-zus het hen niet (Mat 16:1-4). Abraham wordt een vriend van Godgenoemd. Hij vertrouwt God op Zijn woord; dat blijkt uit zijn da-den. Maar als zijn geduld lang op de proef wordt gesteld, vraagt hijGod: waaraan zal ik weten dat ik het [land] bezitten zal? Uit hetfeit dat God hem de verlangde zekerheid geeft in een zeer plechtigverbond, blijkt dat Abraham die zekerheid vanuit zijn geloof vraagt(Gen 15). God toont Zijn volk door vele wonderen dat Hij Jezusheeft gezonden om Zijn woord bekend te maken.

10

De eeuwige erfenis

Page 50: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

49

Het beeld van een testament, dat zekerheid biedt

God laat ook op andere manieren zien wat Hij bedoelt. Hij gebruiktbeelden uit het dagelijks leven, zodat Zijn woorden concreet wor-den en niet abstract of vaag blijven. Wat God beloofde aan Abra-ham aangaande het land, wordt concreet aan de hand van hetbeeld van een testament. Hierbij kunnen wij ons iets voorstellen.Als we weten dat iemand een testament heeft gemaakt, betekentdit dat er iets substantieels is dat de moeite waard is aan anderenna te laten. Het geeft zekerheid dat de erflater goed geregeld heeftdat de benoemde erfgenamen het ook krijgen. Een testament kanniet zomaar worden veranderd of terzijde geschoven. Ook kunnenlatere, niet in het testament opgenomen wilsbeschikkingen, nietboven het testament worden gesteld. Paulus stelde dit zo voor:

Zelfs het testament van een mens, dat rechtskracht verkregenheeft – niemand kan het ongeldig maken of er iets aan toevoe-gen. Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijnzaad ... Ik bedoel dit: de wet, die ... later is gekomen, maakt hettestament, waaraan door God tevoren rechtskracht verleendwas, niet ongeldig, zodat zij de belofte haar kracht zou doen ver-liezen. (Gal 3:15-17)

De erfenis is het beloofde land, en uiteindelijk de aarde

De schrijvers van het Nieuwe Testament kwamen niet zelf op ditidee. Zij namen het over uit het Oude Testament. Op meerdereplaatsen wordt Kanaän namelijk het aan Abraham, Isaäk en Jakobgeschonken erfdeel genoemd, het land dat zij (be)erven. Als Godhet volk Israël bij de Schelfzee heeft gered van de Egyptenaren,zingt Mozes een door de Geest ingegeven lied, dat we vinden inExodus 15. Na een terugblik op de voorbije gebeurtenissen volgtvanaf vers 13 wat God daarna zal doen, beschreven alsof het al isgebeurd. Let op Mozes’ zekerheid in vers 17:

U ... plant hen op de berg die uw erfdeel is; de plaats die U, HE-

RE, tot uw woning gemaakt hebt; het heiligdom, HERE, door uwhand gesticht.

Bergen zijn in de Bijbel regelmatig het beeld voor een natie, land.In dit geval kan met de berg ook Sion, Jeruzalem, zijn bedoeld;maar zij vertegenwoordigt dan als de hoofdstad van het Godsrijkhet hele gebied dat God Zijn erfdeel noemt en beloofde aan Abra-ham en zijn nakomelingen (zie bijvoorbeeld Ps 78:54,55). In Deu-teronomium 12 wordt gesproken over de plaats waar Gods heilig-dom zou komen. Hier is heel duidelijk te zien dat het land de erfe-nis is die God hen beloofde:

Page 51: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

50

U bent nog niet gekomen tot de rustplaats en het erfdeel, dat deHERE, uw God, u geven zal. Maar wanneer u ... woont in het landdat de HERE, uw God, u zal doen beërven ... dan zult u naar deplaats, die de HERE, uw God, verkiezen zal om zijn naam te doenwonen, alles brengen wat Ik u gebied ... (Deut 12:9-11)

Salomo spreekt later, bij de inwijding van de tempel, over de ver-vulling hiervan, als hij God vraagt het volk genadig te zijn:

... het land dat U uw volk ten erfdeel geschonken hebt (1 Kon8:36/2 Kron 6:27).

In Psalm 135 herinnert de dichter aan wat God deed, toen Hij Isra-ël bevrijdde en naar het beloofde land bracht:

Hij was het, die grote volken versloeg ... alle koninkrijken vanKanaän; die hun land ten erfdeel gaf ... aan Israël, zijn volk. (vs10-12; ook Ps 78:55 en Hand 13:19)

Stefanus wijst op wat God aan Abraham gaf:Hij gaf hem geen erfdeel daarin, zelfs niet één voet, maar Hijbeloofde het hem en zijn nakomelingschap tot een bezitting tegeven, ofschoon hij geen kinderen had. (Hand 7:5)

De schrijver van de brief aan de Hebreeën wijst op het geloof vanvelen waarover we in het Oude Testament lezen, zo ook Abraham:

Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoor-zaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ont-vangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou.Door het geloof heeft hij vertoefd in het land van belofte, als ineen vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaäk en Jakob,die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte; want hij ver-wachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerperen bouwmeester is. (Heb 11:8-10; zie 12:17 voor het erven vande beloften, zoals doorgegeven in de zegen aan eerstgeborenen)

Nu blijkt dus dat de beloofde erfenis niet beperkt is tot een strookland aan de Middellandse Zee. Want in hoofdstuk 7 zagen we datde stad met fundamenten de nieuwe samenleving op aarde is, diehet Koninkrijk van God wordt genoemd. Dat is niet beperkt tot eendeel van de aarde, maar zal de gehele aarde omvatten. Zoals Godde Kanaänieten het land ontnam vanwege hun zonden en gaf aanIsraël tot hun erfdeel, hun rechtmatig bezit, zo ontneemt Hij deonrechtvaardigen de aarde en geeft die aan de rechtvaardigen.Want het Hebreeuwse woord voor land, erets, kan immers ookaarde betekenen. En zo past Jezus het toe in de Bergrede:Zalig dezachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven (Mat 5:5).

Page 52: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

51

De basis voor die uitspraak is Psalm 37, waarin behoren tot hetvolk Israël niet het criterium is voor het beërven van wat GodAbraham beloofde:

Wie de HERE verwachten, zij zullen het land beërven ... de oot-moedigen beërven het land ... de rechtvaardigen beërven hetland (Ps 37:9,11,29).

De belofte aan Abraham en die van het Koninkrijk zijn één

In het testament is vastgelegd, dat alleen wie leven vanuit hunverwachting van het Koninkrijk zullen delen in de erfenis (zie 1 Kor6:9,10; Gal 5:19-21; Efez 5:5). Wie er niet van overtuigd is datdeze toepassing gerechtvaardigd is, kijke naar Psalm 2, die in hetNieuwe Testament zo vaak wordt geciteerd in verband met Chris-tus Jezus. Tot Hem wordt gezegd:

Hij [God] sprak tot mij: Mijn zoon bent u ... Vraag Mij en Ik zalvolken geven tot uw erfdeel, de einden van de aarde tot uw be-zit. (Ps 2:7,8)

In het Bijbels parallellisme zijn beide belofte (min of meer) gelijk.Paulus vat de belofte aan Abraham en zijn nageslacht dan ook zoop, dat hij een erfgenaam van de wereld zou zijn (Rom 4:13).

De belofte aan Abraham en de belofte van het Koninkrijk zijn éénen dezelfde. De erfenis is dus het Koninkrijk van God op aarde.

Dan zal de Koning tot hen ... zeggen: beërf het Koninkrijk, dat ubereid is van de grondlegging van de wereld af. (Mat 25:34)Heeft God niet de armen naar de wereld uitverkoren om rijk tezijn in het geloof en erfgenamen van het Koninkrijk, dat Hij be-loofd heeft aan wie hem liefhebben? (Jak 2:5)Wie overwint zal deze dingen beërven ... (Op 21:7)

De werkelijke erfenis is het eeuwige leven

Maar we moeten wat de erfenis betreft nog verder gaan. Want alsdie betrekking heeft op het Koninkrijk van God, dan is de eigenlij-ke erfenis het eeuwige leven. Want het gaat niet om een stad ofstaat die we ons bezit kunnen noemen, maar om het eeuwige envolmaakte leven daarin. Op een dag komt een jonge man bij Jezusmet de vraag: Goede meester, wat moet ik doen om het eeuwigeleven te beërven? (Mar 10:17; Luc 18:8; zie ook Luc 10:15); enJezus vertelt het hem. Op de vraag van de discipelen wat zij zullenontvangen voor het volgen van Jezus, zegt Hij (Mat 19:29):

Een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moederof kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal velemalen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven.

Page 53: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

52

Wat wij elkaar nalaten is tijdelijk, maar wat God geeft is eeuwig.Daarom noemt de brief aan de Hebreeën het een eeuwige erfenis(9:15), en Petrus een onvergankelijke, onbevlekte, onverwelkelijkeerfenis. (1 Pet 1:4)

De kinderen die God heeft aangenomen, zijn erfgenamen

De beloften gelden in eerste instantie en in de eerste plaats voorde lijfelijke nakomelingen van Abraham, via de lijn van Isaäk enJakob. Maar omdat God de God is van alle mensen, heeft Hij inChristus Jezus allen als zonen aangenomen die in Hem geloven(Efez 1:5); ook wie niet uit Israël zijn. Daarom zijn zij mede-erfgenamen van de beloften aan Abraham:

Want u bent allen zonen van God, door het geloof, in ChristusJezus. Indien u nu van Christus bent, dan bent u zaad van Abra-ham, en naar de belofte erfgenamen. (Gal 3:26-29; zie ook4:6,7; Hand 20:32;26:18)Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamenvan God, en medeërfgenamen van Christus. (Rom 8:17)

De erfenis wordt gegeven bij de komst van Christus

Wanneer ontvangen gelovigen eeuwig leven? Niet direct bij hetsterven, zoals meestal wordt gezegd, maar bij Christus’ komst uitde hemel. Wij erven immers ook niet als wij sterven, maar op hetmoment dat de erflater heeft bepaald. En wat de gelovigen betreftzal dit zijn wanneer God Zijn Zoon naar de aarde zendt, om de do-den op te wekken en allen te vertellen wat hun bestemming is: heteeuwige leven of de eeuwige dood. Wij mogen het echter zo zien:God geeft Zijn kinderen een extra zekerheid dat zij het eeuwigeleven zullen ontvangen. Geen gesloten envelop met daarop ‘teopenen bij mijn overlijden’, maar een ‘onderpand’: de heiligeGeest (Efez 1:13,14; zie vooral ook Rom 8:9-11 voor het belanghiervan!).

Page 54: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

53

Geen land zonder bewoners

God belooft Abraham niet alleen een land/de aarde, maar ook na-komelingen als bewoners daarvan. Deze beloften ontwikkelen zichechter van een groot nageslacht tot de vertegenwoordiger daar-van, van een land/de aarde tot de koning die daarover regeert. Ineen aantal hoofdstukken zullen we onze aandacht nu richten op:het nageslacht in meervoud; het nageslacht in enkelvoud; de ko-ning(en) die uit Abraham zou(den) voortkomen.

Een korte terugblik op het voorafgaande

De belofte aan Abraham is gebaseerd op de eerder gedane belofteaan Adam en Eva:

Vijandschap sticht ik tussen jou [de slang] en de vrouw, tussenjouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je [slang] kop, jij[slang] bijt hen in de hiel. (Gen 3:15 NBV)

Voor de conclusie dat met het nageslacht van de slang geen slan-gen worden bedoeld, hoeven we geen theologie te hebben gestu-deerd. God houdt Zich immers niet bezig met slangen, maar metmensen. Uit wat in de eerste hoofdstukken van Genesis wordt ver-teld, blijkt dat het over verschillende soorten mensen gaat. Inhoofdstuk 6 wordt de ene categorie de zonen van God en de ande-re categorie de mensen genoemd. Abel is de vertegenwoordigervan de zonen van God en Kaïn die van de mensen. De reden vande vijandschap van Kaïn tegenover Abel is, dat Gods zegen overAbel kennelijk zo duidelijk is, dat Kaïn zich ten opzichte van hemachtergesteld voelt (4:5). Het lijkt alsof Gods belofte tegengesteldgaat uitpakken: het hoofd van de rechtvaardige Abel, zoals Jezushem noemt (Mat 23:35), wordt vermorzeld. Kennelijk zien Adamen Eva in hem de man in wie God zijn belofte zal vervullen. En nuis hun hoop vervlogen. Of toch niet? Inderdaad niet, want zij blij-ven er – ondanks deze brute moord – op vertrouwen dat God zaldoen wat Hij heeft beloofd. Want nadat Kaïn door God is vervloekt(zoals Hij eerder de slang had gedaan) en hij is vertrokken, ver-wekt Adam in geloof een andere zoon, zeggende:

God heeft mij een andere zoon gegeven in plaats van Abel(4:25).

11

Een groot en talrijk nageslacht

Page 55: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

54

In hem zien zij het beloofde nageslacht. Genesis 5 toont dat ditinderdaad zo is. We zien hier een lijn van mannen uit Set, die ken-nelijk de erfgenamen zijn van de aarde, volgens Gods plan dat deaarde bewoond en bestuurd moet worden door rechtvaardige men-sen. Elke vader hoopt dat zijn zoon het door God beloofde nage-slacht zal zijn. Zo zegt Lamech bij de geboorte van Noach:

Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid van onze han-den op deze aardbodem, die de HERE vervloekt heeft (5:28,29).

Een herinnering aan wat in de hof gebeurde. En inderdaad ont-neemt God de onrechtvaardigen de aarde en geeft die aan Noach:

Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispe-lijk man; Noach wandelde met God. (6:9)

Na de zondvloed wordt de scheiding tussen de zonen van God ende mensen echter weer zichtbaar in de zonen van Noach. Chamwordt – zoals eens Kaïn – vervloekt vanwege zijn verkeerde ge-zindheid, en zijn zoon Kanaän zal een knecht van Sem zijn. Sem isdus de drager van de belofte aan de eerste mensen. Noach zegenthem: Geprezen zij de HERE, de God van Sem (9:26). Uit zijn nako-melingen wordt Abraham geboren en vanaf dat moment concen-treert Gods heilswerk zich op hem.

Al bij zijn roeping belooft God Abraham:Ik zal u tot een groot volk maken ... en met u zullen alle ge-slachten van de aardbodem gezegend worden. (Gen 12:2,3)

Na lange tijd is Abraham echter nog steeds kinderloos en hijvraagt God wie zijn erfgenaam zal zijn. Dan krijgt hij de bevesti-ging: uw lijfelijke zoon, die zal uw erfgenaam zijn en de verzeke-ring dat hij door die zoon tot een groot volk zal worden (Gen15:4,5). Nadat zijn vrouw een menselijke oplossing voor hun kin-derloosheid voorstelt en Abraham daarin mee gaat, maakt Godduidelijk dat Abraham had moeten begrijpen dat Hij sprak overeen zoon uit zijn eigen vrouw Sara. De zoon die uit hun slavinwerd geboren, Ismaël, zal zijn erfgenaam niet zijn. Als Abraham99 jaar oud is, heeft hij nog steeds geen zoon bij zijn vrouw Sara.God sluit dan een verbond met hem, waarin Hij plechtig belooft:

U zult de vader van een menigte volken worden … en koningenzullen uit u voortkomen. Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mijen u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig ver-bond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. (Gen 17:4-7)

Abraham denkt dat Ismaël dit nageslacht moet zijn, maar Godzegt tot hem:

Page 56: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

55

Neen, maar uw vrouw Sara zal u een zoon baren, en u zult hemIsaäk noemen, en Ik zal mijn verbond met hem oprichten toteen eeuwig verbond voor zijn nageslacht (Gen 17:19).

In geloof doet Abraham wat hij moet doen, en Sara wordt inder-daad zwanger. Zij baart de zoon die Isaäk wordt genoemd. Abra-ham is echter inmiddels zeer gehecht geraakt aan Ismaël, en Saravindt dat er iets moet gebeuren: Jaag die slavin met haar zoonweg, want de zoon van deze slavin zal niet erven met mijn zoon,met Isaäk. Dit zint Abraham helemaal niet, maar God zegt: Laatdit niet kwaad zijn in uw ogen ... want door Isaäk zal men van uwnageslacht spreken (Gen 21:10-12).

Op een dag stelt God Abraham echter zwaar op de proef: Hijvraagt hem de zoon die Hij hem beloofde, de enige zoon van Sara,te offeren. En omdat hij dit gehoorzaam doet, ondanks alles gelo-vend dat God Zijn woord zal houden, en Hij Isaäk dus uit de doodmoet opwekken, zegt God:

Ik zal u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken ...en uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit nemen.En met uw nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegendworden. (Gen 22:17,18)

Elke nieuwe belofte bevestigt de eerder gedane

We merken in al deze beloften en verbonden de voortdurende be-vestiging van wat God eerder heeft gezegd – zoals dat hij tot eengroot volk wordt en met hem/zijn nageslacht alle mensen geze-gend zullen worden – gepaard aan de toevoeging van details als:koningen zullen uit u voortkomen, een eeuwig verbond voor zijnnageslacht uit de lijn van Isaäk dat de poort van zijn vijanden inbezit zal nemen. Abraham zal Isaäk dit allemaal hebben verteld.Aan het eind van zijn leven schenkt Hij hem alles, en na de doodvan Abraham zegende God zijn zoon Isaäk (Gen 25:5 en 11). Hijbevestigt dat hij de erfgenaam is van de zegen van Abraham:

Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de sterren aan de he-mel ... met uw nageslacht zullen alle volken van de aarde geze-gend worden. (Gen 26:4)

Opnieuw een geboorte door Gods ingrijpen

Evenals Sara is de vrouw van Isaäk – Rebekka – echter onvrucht-baar. Op Isaäks gebeden wordt zij toch zwanger, en wel van eentweeling, waarvan God bij de geboorte zegt: de oudste zal dejongste dienstbaar zijn (Gen 25:23). Woorden over Jakob en Esau,die vergelijkbaar zijn met die over Sem en Cham/Kanaän.

Page 57: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

56

Jakob ontvangt de eerstgeboortezegen

Als Isaäk oud geworden is dreigt het weer mis te gaan: vanwegezijn verlangen naar vlees wil hij de jager Esau de eerstgeboorteze-gen geven. Maar omdat zijn vrouw ingrijpt (vergelijk Sara bijIsmaël), gaat de zegen toch naar Jakob:

Volken zullen u dienen, en natiën zich voor u neerwerpen; weesheerser over uw broederen en de zonen van uw moeder zullenzich voor u neerbuigen. (Gen 27:29)

We horen een weerklank van de belofte, dat Abrahams nageslachtde poorten van zijn vijanden in bezit zal nemen en koningen uithem zullen voortkomen. Dit lijkt echter nog ver weg, want Jakobmoet vluchten voor de woede van Esau (denk aan die van Kaïn tenopzichte van Abel). Vóór hij vertrekt, zegent Isaäk hem (28:3,4):

God, de Almachtig, zegene u, Hij make u vruchtbaar en verme-nigvuldige u, zodat u tot een menigte van volken wordt. Hij geveu de zegen van Abraham, en u en uw nageslacht met u.

Hieruit blijkt het geloof van Isaäk in wat God hem en zijn vaderheeft gezegd, en dat hij wil dat zijn zoon Jakob niet alleen uitzietnaar de vervulling ervan, maar er ook naar handelt.

God bevestigt zijn verbonden met Abraham en Isaäk aanJakob

Op zijn vlucht spreekt God tot Jakob de inmiddels vertrouwdewoorden:

Ik ben de HERE, de God van uw vader Abraham en de God vanIsaäk ... uw nageslacht zal zijn als het stof van de aarde ... enmet u met uw nageslacht zullen alle volken van de aardbodemgezegend worden. (Gen 28:13,14)

Jakob wordt de vader van twaalf volken

Tijdens zijn ballingschap huwt hij twee vrouwen bij wie hij kin-deren verwekt, evenals bij twee slavinnen. In totaal krijgt hijtwaalf zonen. Zij worden de vaders van de volken, die God Abra-ham, Isaäk en Jakob beloofde.

Als Jakob wegens een zware hongersnood met zijn familie naarEgypte moet gaan, zegt God tot hem: Vrees niet naar Egypte tetrekken, want Ik zal u daar tot een groot volk maken (Gen 46:3).En zo gebeurt het. Zelfs zo groot (Ex 1:7), dat de Egyptenarenbang voor hen worden. Zij nemen maatregelen, door hun groei tebeperken en hen als dwangarbeiders te gebruiken. Maar door Godsingrijpen kunnen ze Egypte verlaten.

Page 58: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

57

Kennelijk zijn ze na al die tijd niet vergeten wat God hun voorva-deren had beloofd; want Mozes kan bij hun komst aan de grenzenvan het beloofde land zeggen:

De HERE, uw God, heeft u vermenigvuldigd en zie, heden bent uzo talrijk als de sterren aan de hemel. De HERE, de God van uwvaderen, voege er aan u nog duizendmaal zoveel toe als u nutelt en zegene u, zoals Hij u beloofd heeft. (Deut 1:10,11)

De tijd is gekomen om de poorten van hun vijanden in bezit te ne-men:

Omdat God uw vaderen heeft liefgehad en hun nakroost heeftuitverkoren, heeft Hij zelf u met zijn grote kracht uit Egypte ge-leid, om volken, groter en machtiger dan u, voor u uit te verdrij-ven, om u in hun land te brengen en het u ten erfdeel te geven(Deut 4:37,38).

En zo gebeurt het onder de leiding van Jozua, de opvolger van Mo-zes.

Gods beloften vervuld

Gods beloften zijn dus geheel vervuld: er zijn twaalf volken voort-gekomen uit Jakob, die een groot nageslacht vormen. Zij hebbende inwoners van het hun beloofde land verpletterend verslagen enhun land in bezit genomen. Het is de bedoeling dat daar een theo-cratie, een Godsrijk, gevestigd wordt. Een situatie als in de hof.Zoals daar een man en een vrouw leefden, zal in dat land een volkleven onder Gods Koningschap. God zegt tot Mozes:

U hebt gezien ... dat Ik u op arendsvleugels gedragen en tot Mijgebracht heb. Nu dan, indien u aandachtig naar Mij luistert enmijn verbond bewaart, dan zult u uit alle volken Mij ten eigen-dom zijn, want de gehele aarde behoort Mij. En u zult Mij eenkoninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. (Ex 19:4-6)

Het nageslacht van Abraham, Isaäk en Jakob is dus Gods uitverko-ren volk, dat een zegen moet zijn voor alle mensen op aarde. Maarhet pakt geheel anders uit, zodat de belofte op een andere wijzevervuld moet worden. Daartoe biedt de bewoording van de belof-ten de mogelijkheid.

Page 59: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

58

De belofte aan Abraham in enkelvoud

In hoofdstuk 10 hebben we naar Galaten 3:15 en 17 gekeken. Hettussenliggende vers 16 kwam echter niet aan de orde. Maar dat iswel nodig om te begrijpen hoe God Zijn beloften nakomt:

Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad.Hij (God) zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar inhet enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus(zie ook vers 19).

Hoe is dit te rijmen met Gods belofte van een groot en talrijk na-geslacht? Hoewel God deze belofte heeft vervuld, blijkt uit veel vanwat er wordt verteld in het Oude Testament dat het – vanwege hetfalen van de dragers van de beloften – van het begin af gaat oméén uit dat nageslacht in het bijzonder. De gelovigen hebben ditkennelijk begrepen, want zij leven in de verwachting van die ene.

Een groot voorbeeld hiervan vinden we bij Hanna. Zij is kinderloosen bidt God om een zoon. Niet voor zichzelf, maar voor het berei-ken van Gods doel! Want dat lijkt door de houding van het volk ende priesters ver weg. Zij zingt:

De HERE richt de einden van de aarde; Hij geeft sterkte aan zijnkoning en verhoogt de hoorn van zijn gezalfde (1 Sam 2:10),

En dat als er helemaal geen koning over Israël regeert! Hoopt zijdat haar zoon die ene mag zijn, die Gods vijanden zal overwinnen?

Adam en Eva vragen God om een zoon, die de plaats in zal mogennemen van de vermoorde rechtvaardige Abel, in de hoop dat doorhem een eind aan de vloek over de aarde zal komen.

Maar ook in Zijn eden en verbonden met Abraham, Isaäk en Jakobspreekt God in enkelvoud. Isaäk is het aan Abraham beloofde na-geslacht, Jakob de zoon van de belofte aan Isaäk. De naam vanJakob wordt veranderd in Israël, en zijn nakomelingen dragen alsvolk zijn naam. Maar ondanks dat zij uitgroeien tot een groot entalrijk volk, spreekt God vaak over hen in enkelvoud.

Als zij in Egypte als dwangarbeiders worden ingezet bij grotebouwprojecten, laat God Mozes de Farao om hun vrijlating vragen:

12

Mijn eerstgeboren zoon

Page 60: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

59

Zo zegt de HERE: Israël is mijn eerstgeboren zoon; daarom zegIk u: laat mijn zoon gaan, opdat hij mij diene. (Ex 4:22,23)

Zoals hun voorvader voor God als de eerstgeboren zoon van Isaäkgold, en de erfgenaam werd van de aan Abraham gegeven belof-ten, zo beschouwt God Jakobs/Israëls nakomelingen als het volkdat de belangrijkste plaats inneemt onder alle volken op aarde. Zijzullen alle volken van de aarde tot zegen moeten worden. In Ho-sea 11:1 vinden we een weerklank van de woorden tot Farao:

Toen Israël een kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypteheb Ik mijn zoon geroepen.

Hetzelfde is het geval in Psalm 80; een gebed waarin de gelovigenGod vragen Zijn zondig volk genadig te zijn. Het beeld dat de psal-mist gebruikt voor het volk, is een wijnstok – ook in enkelvoud:

U hebt een wijnstok uit Egypte uitgegraven, U hebt volken ver-dreven en hém geplant. U hebt (de grond) voor hem toebereid,zodat hij wortels schoot en het land vulde ... O God ... sla achtop deze wijnstok, de stek die uw rechterhand heeft geplant, opde zoon die U Zich hebt grootgebracht. (Ps 80:9,10,15,16)

De wijnstok of vijgenboom Israël bracht geen vrucht voort

We staan eerst even kort stil bij dit beeld van de wijnstok, omdatdit – in het licht van het Nieuwe Testament – mede duidelijk maaktwaarom de belofte van nageslacht/zaad aan Abraham in enkelvoudmoet worden gezien.

Hosea zegt van de wijnstok, die God uitgroef in Egypte en in hetbeloofde land plantte: Israël is een welige wijnstok, die zijn vruch-ten voortbrengt (Hos 10:1a). Het probleem is dat Israël God nietdankt en dient om Zijn zegeningen: naarmate hij meer vrucht ver-kreeg, maakte hij meer altaren; naarmate het zijn land beter ging,maakte hij mooiere gewijde stenen (vs 1b); en: Zij spreken hollewoorden: zweren valse eden, sluiten maar verbonden (vs 4). Hier-over moet Hosea Gods oordeel aankondigen: Bedrieglijk was hunhart, nu zullen zij hun schuld boeten (vs 2).

De profeet Joël kondigt de vreselijke gevolgen van de komst vanhet leger van Babel aan:

Het heeft mijn wijnstok tot een voorwerp van ontzetting en mijnvijgeboom tot een geknakte stam gemaakt (Joël 1:7).

De vijgenboom is een ander beeld voor het volk Israël, dat vaakparallel aan dat van de wijnstok wordt gebruikt.

Jesaja 5 schetste een prachtig beeld van Gods zorg voor zijn volk

Page 61: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

60

Israël en alles wat Hij doet om het hen mogelijk te maken daad-werkelijk te beantwoorden aan Zijn verwachting (vzn 1,2a,3a,7a).Maar het mag niet baten:

Hij verwachtte, dat de wijngaard goede druiven zou voortbren-gen, maar hij bracht wilde druiven voort (vs 2b; zie ook 4b en7b).

Daarom zal de wijngaard worden verwoest (vzn 3-6).

In het boek Jeremia wordt het zo voorgesteld dat God helemaalgeen vrucht bij Zijn volk vindt:

... er zijn geen druiven aan de wijnstok en geen vijgen aan devijgeboom, ja het loof verwelkt (Jer 8:13; zie ook Joël 1:12).

Dit doet denken aan een voorval in het leven van de Heer Jezus.Hij heeft 3,5 jaar gepredikt onder het volk, zonder veel resultaat.Op een dag in de week voor zijn kruisdood zoekt Hij vijgen aaneen boom langs de weg om zijn honger te stillen, maar Hij vondniets daaraan, dan alleen bladeren (Mat 21:19a). Dit is een bij hetOude Testament passend beeld van Israël. De toestand is niet ver-anderd ten opzichte van de tijd van de profeten, en het resultaatzal nu niet anders zijn: Gods oordeel is onvermijdelijk. Jezus zegtdaarom tegen de boom:

Nooit groeie aan u enige vrucht meer, in eeuwigheid! En ter-stond verdorde de vijgeboom (vs 19b).

Daarnaast is er die gelijkenis van een half jaar eerder, over eenvijgenboom zonder vruchten, ondanks alle daaraan bestede zorg:

Zie het is nu al drie jaar, dat ik vrucht aan deze vijgeboom komzoeken en ik vind ze niet. Hak hem om! (Luc 13:7; vgl vers 8)

Israël heeft niet voorgoed afgedaan

Jezus’ woorden klinken heel absoluut; alsof Israël heeft afgedaanen er nooit meer iets goeds uit zal voortkomen. We zeggen dit,omdat het een opvatting is in sommige kringen. Maar uit de ge-beurtenissen na Jezus’ hemelvaart en uit wat de profeten zeggen,blijkt dat het zo niet mag worden opgevat. Immers op en na dePinksterdag komen door de prediking van de apostelen duizendenJoden tot geloof. Dezelfde profeten die spreken over Gods oordeelover Israël, spreken dan ook over een tijd van herstel:

Vrees niet, o land, jubel en verheug u ... want het geboomtedraagt zijn vrucht, vijgeboom en wijnstok geven hun rijkdom.(Joël 2:21,22)

Maar het meest bekend zijn wel de woorden van Micha over hetkomende Vrederijk, uitgesproken vóór de ballingschap in Babel:

Page 62: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

61

... zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijnvijgeboom (Micha 4:4).

Dit is waar de gelovigen naar uitzien in de tijd dat Johannes de Do-per en Jezus optreden. Want als Jezus zijn discipelen roept, laatHij Natanaël merken dat Hij weet wat er in zijn hart is: geen be-drog (Joh 1:48), en de verwachting van de komst van het Vrede-rijk:Eer Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgeboom (vs 49). VoorNatanaël is dit de reden voor zijn geloof, dat de Man die dit tegenhem zegt de Messias moet zijn: Rabbi, U bent de Zoon van God, Ubent de Koning van Israël (vs 50).

De woorden van Micha worden na terugkeer uit de ballingschapherhaald door de profeet Zacharia; en wel in het kader van eenander beeld:

Voorwaar, zie, Ik zal mijn knecht, de Spruit, doen komen ... enIk zal op één dag de ongerechtigheid van dit land wegdoen. Tedien dage, luidt het woord van de HERE van de heerscharen, zultu elkaar nodigen onder de wijnstok en onder de vijgeboom(Zach 3:8-10).

In een later hoofdstuk zullen we nog terug te komen op de Spruit.Het moet hier nu voldoende zijn te constateren dat Hij dezelfde isals degene waarover Jeremia profeteert:

Zie, de dagen komen ... dat Ik aan David een rechtvaardigeSpruit zal verwekken: die zal als koning regeren. (Jer 23:5 en33:15)

Er is meer dan één reden om Hem te identificeren met het rijsjeuit de tronk van Isaï, waarover Jesaja spreekt (11:1). Zacharianoemt Hem ook de Knecht, en dat vraagt nog wel even onze aan-dacht. Want het rijsje in het boek Jesaja komt later in dat boekook terug als de Knecht.

De Knecht in Jesaja

Over de Knechtprofetieën zijn verschillen van opvatting. Sommi-gen hangen, met de Joden, de gedachte aan dat ze betrekkinghebben op het volk Israël, anderen op koning Kores van Perzië, enweer anderen op de Messias. Nu is het ontegenzeggelijk waar datJesaja in dit verband vele malen spreekt over Israël. In de hoofd-stukken 41 t/m 48 wordt dit volk negen maal Gods knecht ge-noemd. Eén voorbeeld:

Maar u, Israël, mijn knecht, Jakob, die Ik verkoren heb, na-kroost van mijn vriend Abraham, u ... tot wie Ik zei: U bent mijnknecht, Ik heb u verkoren. (Jes 41:8)

Page 63: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

62

Maar omdat Israël collectief faalt een volk van koningen en pries-ters in de dienst van God te zijn (Ex 19:6, zie het eind van het vo-rige hoofdstuk – denk ook aan de woorden tot Farao: opdat hij mijdiene), en omdat ook de twee gezalfde vertegenwoordigers vanhet volk bij God, de koning en de hogepriester, falen, moet er ietsgebeuren om Gods heilswerk voortgang te laten vinden (Jes53:10).’

Dat is het optreden van Hem die volmaakt beantwoordt aan watGod bedoelde, toen Hij zei dat Zijn zoon Egypte moest verlaten omHem te dienen. Hij is in de profetieën in Jesaja de Knecht in enkel-voud. Dat is te zien in hoofdstuk 42:6, waar Hij tot een verbondvoor het volk en tot een licht van de natiën wordt gesteld; vervol-gens in hoofdstuk 49:6 waar God tegen de Knecht zegt:

Het is te gering, dat u Mij tot een knecht zou zijn om de stam-men van Jakob weer op te richten en de bewaarden van Israëlterug te brengen; Ik stel u tot een licht van de volken, opdatmijn heil zal reiken tot het einde van de aarde.

In hoofdstuk 53:8 concludeert de profeet:Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest.

De Knecht kan niet tegelijk een volk en de persoon zijn die het totzegen of licht is. Bovendien zal het beloofde nageslacht een zegenzijn voor alle volken; dus ook de volken van Israël! Ook op dezeKnecht komen we in een later hoofdstuk terug.

Paulus’ opvatting over het zaad in enkelvoud is gerecht-vaardigd

Wat Paulus zegt over het zaad/nageslacht in enkelvoud is niet zijnpersoonlijke opvatting, maar is hem door God geopenbaard. Het isniet iets nieuws en niet tegenstrijdig met wat God tot dan toe heeftgezegd. Het is de uitleg, de openbaring, van wat verborgen ligt inde Schriften en duidelijk wordt door de komst van Jezus Christus.Hij zegt, zoals de schrijver van de brief aan de Hebreeën citeert uitPsalm 40:

Zie, hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – omuw wil, o God, te doen (Heb 10:7; Ps 40:9).

Bij Hem geen holle woorden, maar oprechte woorden die Hij doorZijn daden waar maakt. Hij past dan ook volledig in de wijze waar-op God de eeuwen door heeft gesproken en gehandeld, en is De-gene waarnaar de gelovigen in Israël verlangend uitkijken.

Page 64: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

63

Koningsbeloften

In de vorige hoofdstukken hebben we al kunnen zien, dat de belof-ten van nageslacht aan Abraham, Isaäk en Jakob nauw verbondenzijn met beloften over heerschappij en koningschap. Na Jakobs te-rugkeer uit zijn ballingschap in Haran, naar het land dat God hembeloofde, voegt God aan Zijn belofte over een groot nageslacht dieandere woorden tot Abraham toe: koningen zullen uit uw lendenenvoortkomen (Gen 35:11). Uit de gebeurtenissen met Jozef zou jekunnen afleiden, dat hij de zoon van de belofte uit Jakob is. Hijdroomt immers dat zijn familie voor hem buigt en wordt zelfs on-derkoning van Egypte. Uit zijn nageslacht komen honderden jarenlater inderdaad koningen voort, als Israël na de regering van ko-ning Salomo in twee delen uiteenvalt. Maar de zoon van de beloftewordt Jakobs vierde zoon Juda:

U zullen uw broeders loven, uw hand zal zijn op de nek van uwvijanden, voor u zullen de zonen van uw vader zich neerbui-gen ... de scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaftussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken ge-hoorzaam zijn. (Gen 49:8-10)

Een belofte over koningen die elkaar opvolgen, tot er één komtzonder opvolger. In hem zal de aan Abraham gegeven belofte, datzijn nageslacht de poort van zijn vijanden in bezit zal nemen, defi-nitief vervuld zijn. Het duurt echter nog eeuwen voordat iemanduit Juda koning wordt.

Geen koning zoals mensen willen, maar een die God kiest

Als de Israëlieten uit Egypte zijn verlost en op het punt staan hetbeloofde land binnen te trekken, zegt God tot hen:

Wanneer u gekomen bent in het land dat de HERE, uw God, u ge-ven zal, dit in bezit genomen hebt en daarin woont, en u zou danzeggen: Ik wil een koning over mij aanstellen, zoals alle volkenrondom mij hebben, dan zult u over u de koning aanstellen, diede HERE, uw God, verkiezen zal; uit het midden van uw broe-ders ... (Deut 17:14,15)

13

Koningen zullen uit u voortkomen

Page 65: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

64

Dit moet kennelijk niet worden opgevat als uitnodiging om een ko-ning te vragen. In Deuteronomium herinnert Mozes hen aan hetmoment bij Sinaï, toen zij unaniem God erkenden als hun Koning:

Hij werd Koning in Jesurun, toen de hoofden van het volk bijeen-kwamen, de stammen van Israël alle tezamen. (Deut 33:5)

In de psalmen en de profetische boeken zien wij steeds weer datde gelovigen in Israël God als zodanig erkennen. Een bekend voor-beeld is Psalm 24, die eindigt met de woorden:

Wie is Hij toch, de Koning der ere? De HERE van de heerscharen,Hij is de Koning der ere.

Uit vele andere voorbeelden nog dat van Zefanja:De Koning van Israël, de HERE, is in uw midden; u zult geenkwaad meer vrezen. (Zef 3:15)

De juiste gezindheid was geweest dat Israël het daarbij had gela-ten en had afgewacht wat God zou doen. Want zelfs de heidensekoning Nebukadnezar moest erkennen dat de Allerhoogste machtheeft over het koningschap van de mensen en dat geeft aan wieHij wil (Dan 4:25).

Israël verwerpt God door te vragen om een koning

De vraag naar een koning moet dan ook beschouwd worden alsverwerping van God. Hij zegt tegen Samuël (1 Sam 8:7):

Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zou zijn.

God geeft hen wat zij verlangen, maar niet zonder ernstige waar-schuwingen (vers 9).

Het volk weigerde echter naar Samuël te luisteren en zij zeiden:Neen, toch moet er een koning over ons zijn. (vs 19)

De koning die God hen geeft, is een man die uiterlijk aan al hunverwachtingen voldoet: groot en sterk. Maar het moet voor degoede verstaander al duidelijk zijn dat er iets niet klopt: deze man,Saul, komt niet uit de stam Juda, maar uit Benjamin!

God wijst de koning naar zijn hart aan

Als blijkt dat Gods waarschuwingen over het soort koning dat zijverlangen te hebben, helaas terecht zijn geweest, stuurt God Sa-muël naar Bethlehem, een plaats behorend tot de stam Juda. Daarwoont een man, Isaï, die acht zonen heeft. Daaronder zijn er diedezelfde uiterlijke kenmerken hebben als Saul. Maar God kiest dejongste: David, waarvan geschreven staat:

Hij nu was rossig, ook had hij mooie ogen en een schoon voor-komen (1 Sam 16:12).

Page 66: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

65

Zelfs Samuël is verbaasd dat hij hem tot koning moet zalven:Sta op, zalf hem, want deze is het. (vs 12)

Koningsbeloften die reiken tot in de verre toekomst

Eerst na veel wederwaardigheden wordt David koning over Israël;en vanwege zijn gezindheid de naam van God groot te willen ma-ken, krijgt hij een verstrekkende belofte, die bevestigt wat Godover Juda en ‘Silo’ zei:

Al uw vijanden heb ik vóór u uitgeroeid ... wanneer ... u bij uwvaderen te ruste bent gegaan, dan zal Ik ... uw eigen zoon na udoen optreden, en ... zijn koningschap bevestigen. Ik zal hemtot een vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn ... Uw huis enuw koningschap zullen voor immer bestendig zijn ... uw troon zalvast staan voor altijd. (2 Sam 7:9-16)

De aan Juda beloofde ‘Silo’ moet volgens deze belofte voortkomenuit Davids nakomeling. Dat hij Gods woorden niet ziet als alleenvoor hem en zijn directe opvolger, toont zijn reactie. David ziet indat het gaat om een duurzaam koningschap in de verre toekomst:

Wie ben ik, Here HERE, en wat is mijn huis, dat U mij tot hiertoegebracht hebt? En dit was nog te weinig in uw ogen, Here HERE;daarom hebt U aangaande het huis van Uw knecht ook gespro-ken over de verre toekomst (2 Sam 7:18,19).

Het gaat hem niet om hemzelf of zijn nakomeling(en), maar om deeer die God ontvangt als Hij doet wat Hij zegt:

En nu, Here God, doe het woord dat U gesproken hebt aangaan-de uw knecht en zijn huis, voor altijd gestand ... Dan zal uwnaam groot zijn voor altijd, zodat men zeggen zal: De HERE vande heerscharen is God over Israël; en dan zal het huis van uwknecht David bestendig zijn voor uw aangezicht. (2 Sam7:25,26)

Davids geloof in Gods beloften

Davids geloof blijkt uit zijn psalmen. In Psalm 2 herinnert hij aanalles wat God Adam, Abraham, Isaäk, Jakob en hemzelf beloofde.Hier spreekt de aan David beloofde Zoon, die niet alleen koning zalzijn over het land waarvan God de grenzen bepaalde (Num 34),maar over de gehele aarde:

Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg.Ik wil gewagen van het besluit van de HERE: ... Mijn Zoon bentu; Ik heb u heden verwekt. Vraag Mij en Ik zal volken geven totuw erfdeel, de einden van de aarde tot uw bezit. U zult hen ver-pletteren ... (vzn 6-9)

Page 67: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

66

Salomo volgt zijn vader David op

Als David oud is geworden, stelt hij – ongetwijfeld na God geraad-pleegd te hebben – zijn zoon Salomo aan als zijn opvolger. Davidherinnert hem aan Gods woorden over zijn opvolger(s):

Neem uw plicht jegens de HERE ... in acht: wandel op zijn wegenen onderhoud zijn inzettingen, geboden, verordeningen en getui-genissen, zoals geschreven staat in de wet van Mozes, opdat uvoorspoedig volvoeren mag alles wat u doet en alles wat u on-derneemt, opdat de HERE het woord gestand moge doen, dat Hijaangaande mij gesproken heeft: Indien uw zonen op hun wegacht geven en in trouw, met hun gehele hart en met hun geheleziel, voor mijn aangezicht wandelen, dan zal het u niet ontbre-ken aan een man op de troon van Israël. (1 Kon 2:3,4)

Salomo vraagt van God ware kennis van goed en kwaad

In het begin heeft Salomo de juiste gezindheid. Hij vraagt God omwijsheid, zodat hij kan voldoen aan de hoge eisen die aan hemworden gesteld. We zien ook zijn geloof in de vervulling van Godsbeloften aan Abraham, Isaäk en Jakob. Hierbij toont hij zich be-wust van het feit dat God de eigenlijke Koning is en dat hij deeluitmaakt van Diens veel grotere plan:

U hebt aan hem [David] deze grote goedertierenheid bevestigddoor hem een zoon te geven, die op zijn troon zit, zoals hedenhet geval is. En nu, HERE, mijn God, U zelf hebt uw knecht in deplaats van mijn vader David koning gemaakt ... Zo staat uwknecht te midden van uw volk, dat U uitverkoren hebt, een grootvolk, dat niet te tellen of te schatten is vanwege de menigte.Geef dan uw knecht een opmerkzaam hart, opdat hij uw volkricht, door te onderscheiden tussen goed en kwaad, want wiezou in staat zijn dit uw talrijk volk te richten? (1 Kon 3:6-9)

Zijn woorden getuigen er ook van, dat hij zich er heel goed vanbewust is dat de mens zonder Gods Geest niet in staat is ‘te on-derscheiden tussen goed en kwaad’, zoals Adam en Eva meenden.Gaat zijn geloof zover dat hij hoopt de vervulling van de belofteaan Adam en Eva en Abraham te zijn? In ieder geval beseft hij dathij niet zelf kan doen wat God van hem vraagt, maar dat God in endoor hem zal moeten werken. Later, bij de inwijding van de tem-pel, dankt hij God voor Zijn trouw aan Zijn woord, en vraagt Hemdat ook te doen voor wat betreft het koningschap. Hierbij toont hijzich bewust van de eisen die God door Mozes aan een koning overGods volk heeft gesteld, en de voorwaarden voor een duurzaamkoningschap uit de lijn van David:

Page 68: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

67

Nu dan, HERE, God van Israël, houd jegens uw knecht, mijn va-der David, wat u tot hem gesproken hebt: nimmer zal u voormijn aangezicht een man ontbreken, die op de troon van Israëlzitten zal, indien slechts uw zonen hun weg in acht nemen, doorin mijn wet te wandelen zoals u voor mijn aangezicht gewandeldhebt. Nu dan, HERE ... laat toch het woord bewaarheid worden,dat U ... gesproken hebt. (2 Kron 6:16,17)

Het getuigenis van Psalm 132

Is Psalm 132 uit die tijd? Het zou heel goed kunnen, omdat heteerste deel spreekt over de wens van David de tempel te bouwen.Kennelijk is die nu klaar om de ark daarin te plaatsen. Het tweededeel is een bede tot God Zijn belofte aan David te houden:

Wend het aangezicht van uw gezalfde niet af ter wille van Daviduw knecht. De HERE heeft David een dure eed gezworen, waaropHij niet terugkomt: Een van uw lijfelijke zonen zal Ik op uwtroon zetten ... Want de HERE heeft Sion verkoren, Hij heeft hetZich tot woning begeerd ... Daar zal Ik voor David een hoorndoen uitspruiten, Ik zal voor mijn gezalfde een lamp bereiden;zijn vijanden zal Ik met schaamte bekleden, maar op hem zalzijn kroon blinken. (Ps 132: 10-18)

Is dat laatste weer een verwijzing naar de belofte aan Abraham,dat zijn nageslacht de poort van zijn vijanden in bezit zal nemen?

Zonde van Salomo leidt tot scheuring van het koninkrijk

Het gaat helaas al in het leven van Salomo verkeerd. Hij heeft veelbuitenlandse vrouwen voor wie hij tempels bouwt, zodat zij huneigen goden kunnen aanbidden. En hij gaat zelfs met hen mee. Zogaat hij het volk voor in dezelfde zonden waardoor uiteindelijk dezondvloed kwam: de vermenging van ‘de zonen van God’ met de‘dochters van de mensen’. Opnieuw leidt dit tot veel en grote zon-den, zoals ongebreidelde afgoderij. Daarom zegt God tot hem:

Omdat het zo met u gesteld is, dat u mijn verbond en mijn in-zettingen, die Ik u geboden had, niet in acht genomen hebt, zalIk voorzeker het koninkrijk van u afscheuren en het uw knechtgeven. Maar bij uw leven zal Ik dat niet doen, ter wille van uwvader David; uit de hand van uw zoon zal Ik het afscheuren.Evenwel zal Ik niet het gehele koninkrijk afscheuren, één stamzal Ik aan uw zoon geven ter wille van mijn knecht David en terwille van Jeruzalem, dat Ik verkoren heb. (1 Kon 11:11-13)

Hier zien we dat God trouw blijft aan wat Hij David beloofde, on-danks de afdwaling van diens zoon.

Page 69: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

68

Een afwisseling van slechte en goede koningen over Juda

Gods beloften aan Salomo persoonlijk waren niet afhankelijk vanwat zijn zonen zouden doen. Dat is heel duidelijk te zien als voorGod de maat van de zonde van het koninkrijk Juda vol is, en Hijhet einde daarvan aankondigt.

Koning Hizkia doet veel om de schade, die zijn goddeloze vaderAchaz in de tempel heeft aangericht, te herstellen, Juda af te bren-gen van de afgoderij, en hen weer tot God te brengen. Omdat hijzich inzet voor de eer van God en in de grote nood, die over Judakomt als de legers van Assur voor Jeruzalem verschijnen, ver-trouwt op God, bevrijdt Hij de stad en haar inwoners door op éénnacht het gehele leger van Assur te doden: honderdvijfentachtig-duizend man. Maar na hem gaat het echt verschrikkelijk fout.

Zijn zoon Manasse brengt alles in razend tempo weer terug tot detoestand onder zijn grootvader Achaz, en oefent een waar schrik-bewind uit, dat dood en verderf zaait in Jeruzalem:

Manasse verleidde Juda en de inwoners van Jeruzalem ertoe,meer kwaad te doen dan de volken die de HERE vóór de Israëlie-ten had verdelgd. (2 Kron 33:9)

Daarom roept God hen opnieuw op zich te bekeren, opdat Zijn oor-deel hen niet zal treffen. Omdat zij niet luisteren naar Zijn profe-ten, stuurt God het leger van Assur op hen af, dat Manasse gevan-gen neemt en naar Babel wegvoert. Maar zijn zoon Amon, die hemopvolgt, leert daar niets van en gaat gewoon door met wat zijn va-der deed: hij maakte zijn schuld steeds groter (2 Kron 33:23).

Nadat hij is vermoord, wordt zijn zoon Josia, nog maar een jongenvan 8, koning. Hij is uit het goede hout gesneden, en doet er allesaan om het oordeel van God af te wenden. Hij herstelt de tempelen de eredienst in Jeruzalem, en leert het volk Gods wegen te be-wandelen. In zijn dagen brengt God Zijn vonnis niet ten uitvoer;maar omdat Hij weet dat dit slechts een tijdelijke opleving is, endat het volk zich niet met hart en ziel bekeerd heeft, verandert HijZijn vonnis niet. Het is dus uitstel van executie; want zij volgen,als bladeren aan de boom met de wind, hun leiders. Hun voorkeur

14

Het einde aan de lijn van koningen

Page 70: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

69

gaat daarbij uit naar hen die zich richten op de wereldse dingen,en niet God dienen maar de afgoden (zie bijvoorbeeld Jer 3:10).Dat God gelijk heeft als Hij Zijn vonnis niet verandert, is te zien inde opvolgers van Josia: zijn zonen Joahaz (die maar drie maandenregeert) en Eljakim (een vazal van Egypte en door de Farao Jo-jakim genoemd). God klaagt Eljakim/Jojakim aan:

U hebt enkel oog voor uw onrechtmatig gewin en voor het ver-gieten van onschuldig bloed, voor het begaan van onderdrukkingen geweld. (Jer 22:17)

Die onderdrukking en geweld zijn uiteraard gericht tegen wie Godwel trouw blijven en die waarschuwen voor de gevolgen van onge-loof en afval van God (zie, bijvoorbeeld, Jer 11:18-23).

Het einde van de lijn van koningen uit David aangekondigd

Na elf jaar zet de koning van Babel Jojakim af, en maakt Eljakimszoon Jechonja (die hij Jojakin noemt) koning. Tijdens diens driemaanden durende regering moet Jeremia het einde van zijn ko-ningschap en dat van het huis van David aankondigen:

Zo waar Ik leef, luidt het woord van de HERE, al was Konjahu, dezoon van Jojakim, de koning van Juda, een zegelring aan mijnrechterhand, toch zou Ik u daar afrukken en u geven in demacht van wie u naar het leven staan, in de macht van hen voorwie u vrees koestert, de macht van ... de koning van Babel. (Jer22: 24,25)Schrijf deze man in als kinderloos ... want het zal aan geen vanzijn nakomelingen gelukken om te zitten op de troon van Daviden weer over Juda te regeren. (Jer 22:30)

God verbreekt zijn beloften aan David niet

Dit betekent echter niet dat God Zijn verbond met David opzegt.Zijn woorden hebben betrekking op de automatische opvolging vankoningen over de natie Juda. Er is immers een voorwaarde aanGods verbond:

indien uw zonen ... met hun gehele hart en met hun gehele ziel,voor mijn aangezicht wandelen ... (1 Kon 2:4)

De kinderloosheid van Jechonja heeft betrekking op het feit dat hijgeen opvolger uit zijn lijn heeft die op de troon kan zitten, nadatde koning van Babel hem heeft overgebracht naar Babel. Dat is tezien in het feit dat de koning van Babel zijn oom Zedekia tot ko-ning aanstelt. In zijn ballingschap echter verwekt Jechonja wel na-komelingen. En uit hun nageslacht wordt later Jezus van Nazaretgeboren (zie 1 Kron 3:17, Matt 1:12 en Luc 3:27).

Page 71: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

70

Geen koning tot God in de toekomst de Koning aanstelt

God houdt dus het nageslacht van David in stand en belooft Zichaan Zijn verbond met hem te zullen houden, door in latere tijd ver-andering te brengen in het lot van Zijn volk. Hij kondigt dat in zeerplechtige bewoordingen aan, met een keiharde garantie dat het zozal zijn:

Zie, de dagen komen, luidt het woord van de HERE, dat Ik hetgoede woord in vervulling zal doen gaan, dat Ik over het huisIsraël en het huis van Juda gesproken heb. In die dagen en tedien tijde zal Ik aan David een rechtvaardige Spruit doen ont-springen, die naar recht en gerechtigheid in het land zal hande-len. In die dagen zal Juda verlost worden en Jeruzalem veiligwonen, en zó zal men het noemen: De HERE onze gerechtigheid.Want zo zegt de HERE: Nimmer zal het David ontbreken aan eenman, die op de troon van het huis van Israël gezeten is ... IndienIk mijn verbond aangaande de dag en de nacht, de verordenin-gen van hemel en aarde, niet heb vastgesteld, dat zal Ik ook hetnakroost van Jakob en mijn knecht David verwerpen, dat Ik uitzijn nazaten geen heersers neem over het nageslacht van Abra-ham, Isaäk en Jakob, want Ik zal een keer brengen in hun lot enMij over hen ontfermen. (Jer 33:14-17,25,26)

Door een andere profeet, die in dezelfde tijd als Jeremia leeft, Eze-chiël, zegt God tot Zedekia, die vanwege zijn zonden helemaalgeen recht heeft op het koningschap:

Onheilige, goddeloze, vorst van Israël ... zo zegt de Here HERE:Neem weg die tulband! zet af die kroon! ... Een puinhoop, eenpuinhoop, een puinhoop zal Ik ze maken. Maar ook zo zal hetniet blijven. Totdat hij komt, die er recht op heeft en aan wie Ikhet geven zal. (Ez 21:25-27)

‘Hij die er recht op heeft’, kan niemand anders zijn dan de ‘Silo’ uitde zegen voor Juda. Hij is kennelijk de man die voor altijd op detroon in Jeruzalem zal zitten. Dit is ook te zien in Psalm 89, waarinGod wordt herinnerd aan Zijn beloften en eden aan David (vzn4,5,27); ook is er verband met Psalm 132 (vzn 10,11). Maar hetgaat uiteindelijk allemaal veel verder dan Salomo en zijn nakome-lingen; want in Psalm 89:28 zegt God:

Ja, Ik zal hem tot een eerstgeborene stellen, tot de hoogste vande koningen van de aarde.

Het gaat kennelijk om een nakomeling in het bijzonder, die heteerstgeboorterecht ontvangt en de ‘wettige’ erfgenaam is. Het pro-bleem van de psalmist is echter, dat de vervulling hiervan niet is

Page 72: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

71

gekomen, temeer nu Babel een einde heeft gemaakt aan de reekskoningen uit de lijn van David:

Toch hebt u verstoten en versmaad, U bent verbolgen geweestop uw gezalfde; het verbond met uw knecht hebt u teniet ge-daan, zijn kroon ter aarde toe ontwijd ... Waar zijn, o Here, uwvroegere gunstbewijzen, die U in uw trouw aan David hebt ge-zworen? (vzn 39,40,50)

Wanneer is de toekomst?

Betekenen de woorden van deze psalmist dat de hoop en verwach-ting van alle gelovigen is vervlogen? Dat God zijn genade aan Da-vid inderdaad is vergeten? Neen! In de Bijbel vinden we voorbeel-den van mensen die blijk geven van hun geloof en verwachting, enGod bidden om de vervulling van Zijn woorden. Ze weten echterdat die moeten wachten tot ‘de verre toekomst’, tot waar de belof-ten aan David zich uitstrekken. Maar wanneer zal die ‘verre toe-komst’ zijn?

Als God door Jeremia heeft gesproken over het einde van het ko-ningschap van Eljakim/Jojakim, kondigt Hij aan dat er na 70 jaareen einde zal komen aan de macht van Babel (Jer 25:11,12). Na-dat Jechonja en vele anderen met hem naar Babel zijn wegge-voerd, stuurt Jeremia hen een brief met dezelfde woorden:

... als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Iknaar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doengaan door u naar deze plaats terug te brengen. (Jer 29:10)

Daarbij worden zij opgeroepen in Babel kinderen te verwekken,zodat er inderdaad een volk zal zijn dat kan terugkeren. Wat Je-chonja dus doet, zoals we al hebben gezien.

Openbaringen aangaande de toekomst aan Daniël

Onder degenen die, aan het eind van de regering van Eljakim/Jojakim, als eerste worden weggevoerd naar Babel, is een jongendie Daniël heet. Het boek dat zijn naam draagt, laat zien dat hij dezaak van de God van Israël zeer is toegewijd. Nadat het rijk vanBabel is ingenomen door de Perzen en Meden, vraagt hij zich ken-nelijk af wat dit in het licht van de profeten te zeggen kan hebben.Hij vindt de brief van Jeremia en ‘toen’, schrijft hij:

... lette ik ... in de boeken op het getal van de jaren, waaroverhet woord van de HERE tot de profeet Jeremia gekomen was, datHij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doenverlopen. (Dan 9:2)

Page 73: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

72

Uit zijn daaropvolgend gebed blijkt dat hij zich zeer bewust is vande reden waarom Jeruzalem een puinhoop is geworden. Op indruk-wekkende en ontroerende wijze doet hij schuldbelijdenis tegenoverGod en vraagt Hem:

Here, mogen naar al uw gerechtigheid uw toorn en grimmigheidzich toch afwenden van uw stad Jeruzalem ... doe uw aangezichtlichten over uw verwoest heiligdom ... O Here, hoor! O Here,vergeef! O Here, merk op! Treed handelend op; toef niet omuwszelfswil, mijn God, want uw naam is uitgeroepen over uwstad en over uw volk. (Dan 9:16-19)

God beantwoordt zijn gebed met een uitleg van wat de genoemdetijd inhoudt. Mogelijk is dan het bevel van de Perzische koning Ko-res (Cyrus) al uitgevaardigd, om de in alle landen door de koningvan Babel verwoestte heiligdommen in ere te herstellen, ook inJeruzalem. Want we lezen verder:

Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, omde overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de onge-rechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te bren-gen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zal-ven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uit-ging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een ge-zalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken langzal het hersteld en herbouwd blijven ... maar in de druk van detijd. En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uit-geroeid, terwijl er niets tegen hem is ... (Dan 9:24-26)

Zeventig weken zijn 70 jaarweken = 490 jaar. Dat is de periodewaarover deze profetie gaat. Dit is de reden waarom de gelovigenin Israël aan het eind daarvan – in de tijd dat Jezus wordt geboren– in zo’n gespannen afwachting zijn van de dingen die staan te ge-beuren. Lucas vertelt in zijn evangelieverslag over Simeon, die devertroosting van Israël verwacht (zie Jes 40:1, 51:3), en over An-na, die God onafgebroken dient in de tempel met vasten en bid-den, nacht en dag (Luc 2:25 en 37). En deze verwachting wordtnog sterker als Johannes de Doper, na eeuwenlang zwijgen van deprofeten, begint op te treden met de aankondiging dat het Konink-rijk van God is nabijgekomen.

In de volgende hoofdstukken zullen we eerst kijken naar verschil-lende benamingen en titels, die alle wijzen op de beloofde Zoon enVerlosser, en daarna naar de tijd tussen de laatste profeten en hetoptreden van Johannes de Doper.

Page 74: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

73

Beloften aan Zerubbabel, een vorst uit het huis van David

Als de ballingschap van Israël in Babylonië/Perzië ten einde komt,bevindt zich onder de terugkerende ballingen een nakomeling vanDavid: Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, de zoon van Jechonja (zie1 Kron 3:17, Mat 1:12 en Luc 3:27). Hij is door de koning van Per-zië benoemd tot landvoogd over Juda, het land van zijn voorouders(Haggaï 1:1). Hij is dus geen koning en wordt dat ook nooit. Maaraan het eind van het boek stelt God Zerubbabel voor als Davidsgrote nakomeling, die volgens Gods belofte door de mond van Eze-chiël recht zal hebben op de troon (Ezechiël 21:27):

Ik zal de hemel en de aarde doen beven, Ik zal de troon van dekoninkrijken omverwerpen, de kracht van de koninkrijken van devolken verdelgen ... Te dien dage, luidt het woord van de HERE

van de heerscharen, zal Ik u, Zerubabel, zoon van Sealtiël, mijnknecht, nemen, luidt het woord van de HERE, en Ik zal u tot eenzegelring maken, want u heb Ik uitverkoren. (Hag 2:22-24)

Denk nog even terug aan wat God zei, toen de laatste rechtheb-bende op de troon van David zat:

Al was Konjahu, de zoon van Jojakim, de koning van Juda, eenzegelring aan mijn rechterhand, toch zou Ik u daar afrukken enu geven in de macht van ... de koning van Babel. (Jer 22:24,25)

Zerubbabel wordt nu voorgesteld als de zegelring, als de rechtma-tige troonsopvolger. Hij is dus een belangrijke schakel in Godsheilswerk. Met deze zegelring bekrachtigt God Zijn verbond metDavid: dit is de garantie dat het hem beloofde nageslacht voor al-tijd op de troon zal zitten.

De profeet Zacharia treedt op in dezelfde tijd als Haggaï. Hij moetZerubbabel zeggen, dat het definitief omverwerpen van de konink-rijken van de aarde niet door menselijke macht en kracht zal ge-beuren:

Dit is het woord van de HERE tot Zerubbabel: niet door krachtnoch door geweld, maar door mijn Geest! zegt de HERE van deheerscharen. Wie bent u, grote berg? Voor het aangezicht vanZerubbabel wordt u een vlakte (Zach 4:6,7).

15

De rechtvaardige Spruit

Page 75: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

74

Bergen zijn in de Bijbel vaak een beeld voor machten, koninkrij-ken. Met de grote berg kan dus het Babylonisch-Perzische Rijkworden bedoeld en de opvolgers daarvan, tot in de eindtijd.

Dromen over de vernietiging van de menselijke Rijken

Het boek Daniël vertelt over een uit goud, zilver, koper, ijzer enleem samengesteld beeld, in een droom van de koning van Babel.Daniël krijgt van God het inzicht de droom uit te leggen. Dat beeldstelt het Babylonische Rijk en de opvolgers daarvan voor. Alleenvan het gouden hoofd wordt verteld welk rijk het voorstelt: hetBabylonische Rijk. Wat de koning verder ziet is dit:

Er raakte, zonder toedoen van mensenhanden, een steen los, diehet beeld trof aan de voeten ... en deze verbrijzelde; toen wer-den tegelijkertijd het ijzer, het leem, het koper, het zilver en hetgoud verbrijzeld, en zij werden gelijk kaf op een dorsvloer in dezomer, en de wind voerde ze mee, zodat er geen spoor meervan te vinden was; maar de steen die het beeld getroffen had,werd tot een grote berg, die de gehele aarde vulde. (Dan2:34,35)

De uitleg, die God Daniël volgens vers 44 geeft, is dat als het eindvan de elkaar opvolgende wereldrijken is gekomen, dan

zal de God van de hemel een koninkrijk oprichten, dat in eeuwig-heid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij opgeen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijkenverbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het be-staan in eeuwigheid.

Later krijgt Daniël zelf dromen over deze opeenvolgende wereldrij-ken; nu in de gestalte van dieren. Uit de uitleg blijkt dat het eerstedier weer Babel voorstelt, net als het gouden hoofd van het beeld;het tweede en derde dier stellen de Perzisch-Medische en Griekserijken voor (hoofdstuk 8); het vierde dier moet dan de opvolgervan het Griekse Rijk, het Romeinse Rijk zijn. Uit de dromen vanhet beeld en de dieren blijkt dat het Romeinse Rijk tot in de eind-tijd in allerlei verschijningsvormen blijft bestaan, of weer tevoor-schijn komt. Maar dan zal God ingrijpen en men zal hem de heer-schappij ontnemen en hem verdelgen en vernietigen tot het einde,(Dan 7:26) precies zoals met het beeld gebeurde. Wat dan volgt,komt overeen met wat na de vernietiging van het beeld gebeurde:

En het koningschap, de macht en de grootheid van de koninkrij-ken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk vande heiligen van de Allerhoogste: zijn koningschap is een eeuwig

Page 76: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

75

koningschap, en alle machten zullen het dienen en gehoorza-men. (Dan 7:27)

In beide gevallen gaat het dus om een Koninkrijk, dat door God zalworden gevestigd en de gehele aarde zal omvatten. God lijkt inDaniël 7 de Koning te zijn, maar in hetzelfde hoofdstuk vertelt Da-niël wie er aangesteld wordt om dit koningschap effectief uit te oe-fenen:

En zie, met de wolken van de hemel kwam iemand gelijk eenmensenzoon; hij begaf zich tot de Oude van dagen, en men leid-de hem voor deze; en hem werd heerschappij gegeven en eer enKoninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem.Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal ver-gaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is. (Dan7:3,14)

Het betreft hier dus opnieuw degene die de Silo uit de zegen aanJuda moet zijn, de nakomeling van David die eeuwig zal regeren.

Als Schriftkenner zal Daniël bij het zien hiervan ongetwijfeld heb-ben gedacht aan Psalm 110 van David:

Aldus luidt het woord van de HERE tot mijn Here; Zet u aan mijnrechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbankvoor uw voeten. De HERE strekt van Sion uw machtige scepteruit: heers te midden van uw vijanden. (Ps 110:1,2)

En ook aan Psalm 89, die we al eerder onder ogen hebben gehad,waarin God wordt herinnerd aan Zijn beloften en eden aan David:

Ik zal hem tot een eerstgeborene stellen, tot de hoogste van dekoningen van de aarde. (Ps 89:28)

De beloften van een koning-priester uit het huis van David

Zover is het dan nog niet. De taak van Zerubbabel en de hoge-priester Jozua is eerst de tempel in Jeruzalem te herbouwen. Maareens zal uit het nageslacht van Zerubbabel (Luc 3:27) de groteKoning voortkomen:

Zo zegt de HERE van de heerscharen: zie, een man, wiens naamis Spruit. Deze zal uit zijn plaats uitspruiten en hij zal de tempelvan de HERE bouwen en hij zal met majesteit bekleed zijn en alsheerser zitten op zijn troon; en hij zal priester zijn op zijn troon.(Zach 6:12,13)

Hier is dus sprake van een functie die twee andere in Israël ver-vangt: een koning-priester in plaats van een koning en een hoge-priester. Dat waren de twee gezalfden van God en zij moeten

Page 77: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

76

plaats maken voor de Gezalfde, de Messias. Eerder – in hoofdstuk3:8 – heeft de profeet al aangekondigd: voorwaar, zie, Ik zal mijnknecht, de Spruit, doen komen.

Vóór de ballingschap zond God de profeet Jeremia tot Juda met deaankondiging van Zijn oordeel over dit ongehoorzame volk en dedaarover regerende koning. Maar hij kondigde in de naam van deGod van Israël ook het herstel van het land, het volk en het ko-ningschap van David aan:

De dagen komen ... dat Ik aan David een rechtvaardige Spruitzal verwekken; die zal als koning heersen. (Jer 23:5)In die dagen en te dien tijde zal Ik aan David een rechtvaardigeSpruit doen ontspruiten, die naar recht en gerechtigheid in hetland zal handelen. (Jer 33:15)

De verwachtingen zijn na de terugkeer uit ballingschap in het Ba-bylonisch-Perzische Rijk hooggespannen. Zal God het koningschapover Israël nu herstellen? Is Zerubbabel de door Jeremia aange-kondigde Spruit? Zacharia moet kennelijk de hooggespannen ver-wachtingen en de ambities van sommigen temperen. Want als hijspreekt over een Spruit die nog moet komen, moet de vervullingvan de belofte dus nog wachten. Dan is Zerubbabel niet degenedie uiteindelijk wordt bedoeld.

De Spruit en het rijsje

Maar wie is deze Spruit dan wel? Er is meer dan één reden omHem te identificeren met iemand waarover Jesaja spreekt in eenverwant beeld:

Er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï en een scheutuit zijn wortelen zal vrucht dragen. En op hem zal de Geest vande HERE rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest vanraad en sterkte, de Geest van kennis en vreze voor de HERE. Hijzal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien, noch rechtsprekennaar hetgeen zijn oren horen; want hij zal de geringen in ge-rechtigheid richten en over de ootmoedigen van het land in bil-lijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roedevan zijn mond en met de adem van zijn lippen de goddeloze do-den. Gerechtigheid zal de gordel van zijn lendenen zijn en trouwde gordel van zijn heupen. (Jes 11:1-5)

Een tronk is wat blijft van een boom nadat deze is geveld. Daar-over gaat het enkele verzen eerder (10:33), die het einde van denatie Israël aankondigen:

Page 78: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

77

Zie de Here ... houwt met vervaarlijke kracht de loverkroon af,de rijzige stammen worden omgehouwen en de hoge geveld ...Ook de hoge en rijzige stam van het huis van David.

Maar zoals Ezechiël later aankondigt: zo zal het niet blijven. In detronk zit leven en er zal weer een lootje opschieten dat uiteindelijkzal uitgroeien tot de beloofde Koning. Hij vertegenwoordigt het Ko-ninkrijk dat God op aarde zal vestigen en een einde zal maken aanalle menselijke macht. In Hem wordt alle profetie vervuld en wordtGods plan met de schepping van de mens voltooid. De weerslagdaarvan vinden we in een andere psalm die Daniël in gedachtenmoet hebben gehad: de machtige Psalm 2!

Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid?De koningen van de aarde scharen zich in slagorde

en de machthebbers spannen samen tegen de HERE en zijn gezalfde:Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen!

Die in de hemel zetelt, lacht; de Here spot met hen.Dan spreekt Hij tot hen in zijn toorn, en verschrikt hen in zijn gramschap:

Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg.

Ik wil gewagen van het besluit van de HERE: Hij sprak tot mij:Mijn zoon bent u; Ik heb u heden verwekt.

Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel,de einden van de aarde tot uw bezit.

U zult hen verpletteren met een ijzeren knots,hen stukslaan als pottenbakkerswerk.

Nu dan, u koningen, wees verstandig,laat u gezeggen, u richters van de aarde.

Dien de HERE met vreze en verheugt u met beving.Kust de zoon, opdat hij niet toorne, en u onderweg niet te gronde gaat,

want zeer licht ontbrandt zijn toorn.Welzalig allen die bij Hem schuilen!

Page 79: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

78

De identificatie van het rijsje, de scheut, loot en wortel

In hoofdstuk 12 stonden we kort stil bij de Knechtprofetieën in Je-saja. Nu zullen we hier nog wat meer aandacht aan besteden. Webeginnen bij het rijsje in Jes 11:1 en 2, dat in het vorige hoofdstukaan de orde kwam:

Er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï en een scheutuit zijn wortelen zal vrucht dragen. En op hem zal de Geest vande HERE rusten.

Zoals aangegeven zijn er redenen om de Spruit in Jeremia en Za-charia te identificeren met dit rijsje. Maar er zijn ook voldoenderedenen om dit rijsje te identificeren met de Knecht.

Iets verder in hoofdstuk 11 noemt Jesaja het onderwerp van zijnprofetie de wortel van Isaï (vers 10). Paulus schrijft dat er in Jesa-ja staat: Komen zal de wortel van Isaï (Romeinen 15:12). Isaï wasde vader van David. Waarom de Knecht wordt aangeduid alsvoortkomend uit Isaï hoeft hier niet verder verklaard te worden. Eris namelijk geen misverstand mogelijk, want het boek Openbaringspreekt over Hem in bewoordingen die aansluiten bij die van Jesa-ja en die van Jakob over Juda. Eerst geven we de volledige profe-tie over Juda, want daarvan hebben we alleen het middendeel on-der ogen gehad:

Juda, ù zullen uw broeders loven, uw hand zal zijn op de nek vanuw vijanden, voor u zullen de zonen van uw vader zich neerbui-gen. Een leeuwewelp is Juda ... hij kromt zich, legt zich neer alseen leeuw of als een leeuwin; wie durft hem opjagen? De scep-ter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijnvoeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaamzijn. (Gen 49:8-10)

In Openbaring verschijnt een Lam op het toneel, waarvan wordtgezegd dat het de leeuw uit de stam Juda, de wortel van David is,die heeft overwonnen (5:5). De overeenkomsten tussen de zegenover Juda en de wortel in Jesaja zijn niet over het hoofd te zien.

We kunnen in dit verband ook denken aan de passage uit Jeremia23:5 en 33:15, die in hoofdstuk 12 aan de orde kwam:

16

De Knecht

Page 80: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

79

Zie, de dagen komen, luidt het woord van de HERE, dat Ik aanDavid een rechtvaardige Spruit zal verwekken, die zal als koningheersen.

Voor wie nog twijfelt, wijzen wij op de overeenkomst tussen Jesaja11:2 En op hem zal de Geest van de HERE rusten, en wat Johannesziet als het Lam verschijnt: met zeven ogen; dit zijn de zevenGeesten van God (Op 5:6). Aan het eind van het boek stelt Jezuszelf zich voor als deze wortel: Ik, Jezus ... ben de wortel en hetgeslacht van David (Op 22:16). Op Openbaring komen we nog re-gelmatig terug, omdat veel van wat de profeten in Israël zeidenover de Koning en de Knecht daar weer is terug te vinden. Maar nugaan we naar de Knechtprofetieën in Jesaja.

De onopvallendheid van een scheut uit een boomwortel

In hoofdstuk 53 wordt heel toepasselijk dit van de Knecht gezegd:Als een loot schoot hij op voor zijn [Gods] aangezicht, en als eenwortel uit dorre aarde. (vs 2a)

De overeenkomst tussen scheut, rijsje en loot zal duidelijk zijn, ende wortel zijn we al enkele keren tegengekomen. De tronk is water overblijft als een boom is geveld. In de Bijbel worden bomen alsbeeld voor koningen en koninkrijken gebruikt (zie bijvoorbeeldEzechiël 35 en Daniël 4). Als een tronk nog een stukje boven degrond staat, is hij zichtbaar voor iedereen. Het zal dan ook opval-len als daar weer iets uit begint te groeien.

Maar dit is hier niet het beeld. De scheut komt uit de wortel, dusvanuit de grond. De tronk is dus kennelijk onder de grond verbor-gen, en de nieuwe loot is een tijdlang onzichtbaar geweest voor deogen van de mensen. Zij waren zich er niet van bewust dat zichdiep in het stof onder de zolen van hun sandalen iets ontwikkelde,dat tot iets heel groots zou worden. Maar ook toen de jonge lootboven de grond kwam en zichtbaar werd, keken de mensen er nietvan op; want een loot is nog lang geen boom.

De onopvallende knechtgestalte van de Koning

In Jesaja 53 gaat het vooral om dit geringe en onopvallende vande Knecht. Hij was ertoe bestemd Koning te zijn – zie het vooraf-gaande hoofdstuk: Zie, mijn knecht zal voorspoedig zijn, hij zalverhoogd, ja, ten hoogste verheven zijn (52:13); maar voordat Hijdat zal worden, moet Hij de minste en geringste van alle mensenzijn. En dat is wat Jezus’ tijdgenoten niet hebben verwacht en dusniet begrijpen:

Page 81: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

80

Hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aange-zien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. Hijwas veracht en van mensen verlaten, een man van smarten envertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaatverbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht.Zo zegt de HERE, Israëls Verlosser, zijn Heilige, tot de diep ver-achte, de bij het volk verafschuwde, de knecht van heersers ...(53:2,3 en 49:7)

Paulus weet als Schriftgeleerde heel goed wat er in Jesaja staatover de Knecht. Maar evenals de meeste van zijn tijdgenoten, be-grijpt hij de woorden niet. Hetzelfde geldt overigens voor alle disci-pelen van Jezus. Maar als Jezus het hem heeft uitgelegd, valt allesvoor Paulus op zijn plaats en ziet hij in dat dit een onderdeel is vanGods raadsbesluit. Omdat de geestelijke en wereldlijke leiders nietwerkelijk willen luisteren naar Gods woord, maar bezig zijn methun eigen belang, heeft God hun oren doof gemaakt voor het ho-ren en hun ogen blind voor het zien van de waarheid.

Petrus zegt, na de opstanding en hemelvaart van Christus Jezus,tot de Joden in Jeruzalem:

Ik weet, dat u uit onkunde hebt gehandeld, gelijk ook uw over-sten; maar zo heeft God in vervulling doen gaan wat Hij bij mon-de van alle profeten tevoren geboodschapt had, dat zijn Christusmoest lijden. (Hand 3:17,18)

Paulus schrijft op gelijkluidende wijze:Wat wij spreken ... is de verborgen wijsheid van God, die Godvan eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. En geenvan de beheersers van deze eeuw heeft van haar geweten, wantindien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here derheerlijkheid niet gekruisigd hebben. Maar, gelijk geschrevenstaat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord enwat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereidvoor degenen die Hem liefhebben. (1 Kor 2:7-9; zie Jes 64:4)

Israël verwacht een eeuwig levende Messias, en voor wie Jezus alsde Messias beschouwen is zijn dood een schok. Jesaja profeteerdeechter al van de dood van de Knecht:

En wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uithet land van de levenden? (Jes 53:8)

De weg naar de heerlijkheid loopt voor de door God aangewezenKoning via lijden en dood. Maar waarom? De profeet Zachariamoest over Hem de volgende aankondiging doen:

Page 82: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

81

Voorwaar, zie, Ik zal mijn knecht, de Spruit, doen komen ... enIk zal op één dag de ongerechtigheid van dit land wegdoen. Tedien dage, luidt het woord van de HERE van de heerscharen, zultu elkaar nodigen onder de wijnstok en onder de vijgeboom.(Zach 3:8-10)

Het is hier misschien niet aantoonbaar dat de Knecht/Spruit deoorzaak is van het wegdoen van de ongerechtigheid. Maar in Jesa-ja 53:6 wordt gezegd: de HERE heeft de ongerechtigheid van onsallen op hem [de Knecht] doen neerkomen. In dit gedeelte wordtde Knecht voorgesteld als een lam dat als schuldoffer gebracht zalworden. Hij is dus het lam waardoor de ongerechtigheid wordt ver-zoend.En daar zit het probleem van de ‘onherkenbaarheid’ van deMessias voor Israël.

De Messias niet herkend door hen die hun schuld tegenoverGod niet erkenden

Zij kennen de profetieën over hun herstel als Gods Koninkrijk,maar zijn zich niet bewust van hun schuld ten opzichte van God.Dat de reden voor hun onderdrukking door de Romeinen hun afvalvan Hem is, en dat hun zonde eerst moet worden verzoend omhersteld te kunnen worden in het Verbond, zodat zij Gods licht inde wereld zullen kunnen zijn. Zij verwachten iemand die daad-krachtig zal optreden, de troon van David zal opeisen en de Ro-meinen uit het land verjagen. Maar dat is niet de weg die de ver-zoening tot stand zal brengen en toegang kan geven tot eeuwigleven. Met een herinnering aan de verkeerde weg die Adam nam(hij wilde de hem beloofde heerlijkheid direct hebben en dacht diete kunnen nemen door van de vrucht van de boom van kennis teeten), en mogelijk Jesaja 53:2 in gedachten, schrijft Paulus overChristus Jezus:

... die, in de gestalte van God zijnde, het God gelijk zijn niet alseen roof heeft geacht (beschouwd), maar Zichzelf ontledigdheeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen ...En in zijn uiterlijk als mens bevonden, heeft Hij Zich vernederden is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de kruisdood.Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem denaam boven alle naam geschonken ... (Flp 2:6-9)

Het volk Israël faalde in het zijn van de knecht van God

Velen in Israël meenden – en menen nog altijd – dat zij als volk deKnecht in Jesaja zijn. Nu is het ontegenzeggelijk waar dat Jesaja indit verband vele malen zo spreekt over Israël. In de hoofdstukken

Page 83: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

82

41 t/m 48 wordt dit volk negen maal Gods knecht genoemd. Eénvoorbeeld:

Maar u, Israël, mijn knecht, Jakob, die Ik verkoren heb, nakroostvan mijn vriend Abraham, u, die Ik gegrepen heb van de eindenvan de aarde en geroepen uit haar uithoeken, tot wie Ik zei: Ubent mijn knecht, Ik heb u verkoren. (Jes 41:8,9)

Maar omdat Israël collectief faalde een volk van koningen en pries-ters in de dienst van God te zijn (Ex 19:6, zie het eind van het vo-rige hoofdstuk) en omdat ook de twee gezalfde vertegenwoordi-gers van het volk bij God, de koning en de hogepriester, faalden,moest er iets gebeuren om Gods heilswerk voortgang te laten vin-den (Jes 53:10).

Dat is het optreden van Hem die volmaakt beantwoordt aan watGod bedoelde, toen Hij zei dat Zijn zoon Egypte moest verlaten omHem te dienen. Hij is in de profetieën in Jesaja de Knecht in enkel-voud. Dat is te zien in hoofdstuk 42:6, waar Hij tot een verbondvoor het volk en tot een licht van de natiën wordt gesteld; vervol-gens in hoofdstuk 49:6 waar God tegen de Knecht zegt:

Het is te gering, dat u Mij tot een knecht zou zijn om de stam-men van Jakob weer op te richten en de bewaarden van Israëlterug te brengen; Ik stel u tot een licht van de volken, opdatmijn heil zal reiken tot het einde van de aarde.

En opnieuw in hoofdstuk 53:8Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest.

De Knecht kan niet tegelijk een volk en een persoon zijn.

Meer over de Knecht profetieën vindt u in onze uitgaven:Christus in Profetie: De Knecht in JesajaBoeken van de Bijbel: Jesaja

Page 84: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

83

De onbegrepen Messias?

In het vorige hoofdstuk zagen we dat Israël Jezus van Nazaret nietherkent als hun Messias. Zij zien Zijn wonderen en horen Zijnwoorden, maar weten niet wat zij ermee aan moeten. Veel profe-ten uit het verleden deden ook wonderen en ook zij spraken opgezag van de HERE, maar zij waren de beloofde Messias niet. IsJezus het dan wel?

Onverwachte, maar wel voorzegde ontwikkelingen:De tempel opnieuw verwoest

Johannes de Doper is door God gezonden als de heraut van deMessias. Hij kondigt de komst van het Koninkrijk aan. Schrifton-derzoekers die geloven in de profeten, weten wat Daniël had ge-hoord over de tijd tot de vertroosting van Israël en verlossing voorJeruzalem (Luc 2:25 en 38).

In zijn gebeden vroeg hij God telkens om het herstel van Jeruza-lem, als Zijn woonplaats op aarde en de vergeving van de zondenvan Zijn volk. Hij ontving openbaringen over hoe het tot de‘eindtijd’ zou gaan met volk en land, Jeruzalem en de tempel. Inhoofdstuk 14 zagen we, dat hij in Jeremia las over de herbouw vanJeruzalem. Op zijn vragen hierover kreeg hij een openbaring dieeen periode van 490 jaar, 70 ‘jaarweken’, omvatte. Het begin vande herbouw van Jeruzalem en de tempel begon weliswaar op hetvoorzegde moment, maar het zou (zoals blijkt uit de boeken Ezra,Nehemia, Haggaï, Zacharia) door slapheid en tegenwerking langetijd duren voordat het werk voltooid zou zijn (zeven ‘weken’).

Israël meende na de herbouw van stad en tempel, dat de Messiasnu spoedig zou komen en het Koninkrijk van God op aarde, zoalszij dat kenden in de tijd van David en Salomo, hersteld zou wor-den. De apocriefe boeken uit de tijd ‘tussen de twee Testamenten’tonen dat er soms verwoede strijd werd gevoerd om dit zelf te be-werkstelligen. We zullen daar in het volgende hoofdstuk naar kij-ken. Maar dat Koninkrijk zou er niet komen voordat dat anderenoodzakelijke tot stand was gebracht: de vergeving waarom Daniëlvroeg. Die zou echter nog meer tijd kosten:

17

De Mensenzoon

Page 85: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

84

Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, omde overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de onge-rechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te bren-gen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zal-ven. (Dan 9:24)

Als we van de 70 weken de zeven weken van de hersteltijd aftrek-ken, resteren er 63. Daarvan zal Jeruzalem 62 weken ‘hersteld enherbouwd blijven’ (vers 25); dus niet verwoest worden. Dit impli-ceert de mogelijkheid dat dit daarna wel zou kunnen gebeuren.Jezus wijst zijn discipelen op een daarmee verband houdende an-dere profetie in Daniël. Dat doet Hij naar aanleiding van hun vra-gen na zijn – voor hen totaal onverwachte – aankondiging dat ergeen steen van de tempel op zijn plaats zal blijven:

Wanneer u dan de verwoestende gruwel, waarvan door de pro-feet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan – wie hetleest, geve er acht op ... (Mat 24:15; Dan 9:27)

Jezus vraagt hun aandacht voor dit detail, dat zij absoluut niet ver-wachten, maar eeuwen daarvoor al is aangekondigd. Het is heilig-schennis om zoiets te zeggen, want een uitspraak over het afbre-ken van de tempel is de eerste beschuldiging die in de Raad tegenJezus wordt ingebracht.

Onverwachte, maar wel voorzegde ontwikkelingen:De Gezalfde gedood

Maar in datzelfde boek staan meer dingen die Jezus’ tijdgenotenniet verwachten. Zo vervolgt Daniël met de uitspraak dat er in delaatste ‘week’ een gezalfde zal worden uitgeroeid, terwijl er nietstegen hem is (9:26). Kennelijk is dit ‘het allerheiligste dat gezalfdzal worden’ uit vers 25. Dit is vervuld in Jezus van Nazaret.

De apostel Johannes benadrukt in de hoofdstukken 18 en 19 vanzijn evangelie dat Hij onschuldig is, door Pilatus twee maal tegende Joden te laten zeggen dat hij geen schuld in Hem kan vindenwaarop de doodstraf staat, die de Joodse leiders van hem eisen.

Zo vertelt ook Lucas dit. Pilatus probeert Jezus door te schuivennaar Herodes, zodat hijzelf zijn handen niet hoeft te branden. Totzijn verwondering stuurt Herodes hem echter terug. Maar nu heeftPilatus wel een aanknopingspunt om Jezus vrij te laten:

U hebt deze mens bij mij gebracht als iemand, die het volk af-vallig maakt, en zie, ik heb Hem in uw tegenwoordigheid ver-hoord en in deze mens geen enkele grond gevonden voor datge-ne, waarvan u Hem beschuldigt. En ook Herodes niet; want hij

Page 86: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

85

heeft Hem tot ons teruggezonden. En zie, er is niets door Hembedreven, dat de dood verdient. (Luc 23:14,15)

Jezus’ dood betekent niet het einde van Gods werk

Na zijn hemelvaart roepen Jezus’ apostelen de Joden op tot werke-lijk gemeend berouw en bekering, omdat zij, ondanks het oordeelvan Pilatus, toch onder het uiten van dreigementen van hem eistendat Jezus zou worden gekruisigd:

U hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend en begeerd, datu een man, die een moordenaar was, geschonken zou worden;en de Leidsman ten leven hebt u gedood. (Hand 3:14,15)Wie van de profeten hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfshebben zij hen gedood, die geprofeteerd hebben van de komstvan de Rechtvaardige, van wie u nu verraders en moordenaarsbent geworden. (Hand 7:52)

De goede boodschap is, dat dit moest gebeuren om Gods voorne-men voortgang te laten vinden, om de wereld met Zich te verzoe-nen. Zij zijn niet onschuldig, maar lieten Jezus uit onwetendheiden overreding door hun leiders kruisigen. God wil hen daarom – opgrond van geloof, berouw en bekering – deze vreselijke daad ver-geven. Want met de kruisdood is het niet gedaan. Omdat Jezusrechtvaardig is, zonder zonde, kon de dood Hem niet vasthouden(Hand 3:24). Immers wie niet zondigt, verdient de dood niet. Nazijn verhoging aan het kruis, is Jezus door God opgewekt en ver-hoogd tot Zijn rechterhand in de hemel (Hand 2:32 en 33).

Iemand gelijk een mensenzoon

Ook dit vinden we in het boek Daniël. In een ‘nachtgezicht’ vanvier dieren ziet hij een einde aan de wereldrijken komen. Ook hetvierde, het Romeinse, dat over Israël heerst in de tijd van Jezus ende apostelen. En de macht over de wereld wordt gegeven aan ie-mand anders:

Ik bleef toekijken in de nachtgezichten en zie, met de wolkenvan de hemel kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begafzich tot de Oude van dagen, en men leidde hem voor deze; enhem werd heerschappij gegeven en eer en Koninklijke macht, enalle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij iseen eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koning-schap is een, dat onverderfelijk is. (Dan 7:13,14)

Dit is de enige plaats in het Oude Testament waar wordt gespro-ken over iemand ‘gelijk een mensenzoon’. Wat over hem wordtgezegd, komt echter overeen met wat werd beloofd aan David.

Page 87: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

86

Omdat er geen twee eeuwige machthebbers kunnen zijn, moet deMensenzoon daarom worden geïdentificeerd met de beloofde zoonvan David, de Messias.

De Messias gaat eerst naar de hemel om het koningschap teontvangen

De woorden in Daniël passen zeer goed in de verwachtingen vanIsraël, en dus ook van Jezus’ discipelen. Maar het detail dat henontgaat, is dat deze Mensenzoon eerst naar God in de hemel zalgaan om de koninklijke macht uit Zijn hand te ontvangen.

Ook dit is in Jezus vervuld. Want als Hij is opgestaan, en 40 dagenlater met de (toen nog) elf apostelen op de Olijfberg staat, wordtHij opgenomen in de hemel, terwijl een wolk Hem aan hun ogenonttrekt. De boodschap van de engelen, als zij vol verbazing naarboven blijven kijken, is dat Hij op dezelfde wijze terug zal komen,overeenkomstig Jezus’ woorden:

En dan zullen zij de Zoon des mensen/Mensenzoon zien komenop een wolk, met grote macht en heerlijkheid. (Luc 21;27)

De vraag van zijn discipelen vóór zijn hemelvaart is: Here, hersteltU in deze tijd het koningschap voor Israël? (Hand 1:6). Zij willenHem bij zich houden en meemaken dat Hij dit (liefst met grootmachtsvertoon) zal doen. Maar vóór zijn gevangenneming, had Hijtegen hen gezegd:

Indien u Mij liefhad, zou u zich verblijd hebben, omdat Ik tot deVader ga, want de Vader is meer dan Ik. (Joh 14:28)

Hem zal die eer te beurt vallen geleid te worden voor God in dehemel, waarover Psalm 110 en Daniël 9 spreken.

Geheimzinnigheid of bewuste keuze?

Waarom zegt Jezus niet gewoon dat zij de ‘Messias/Christus’ zullenzien komen? Omdat Hij nooit op die wijze over zichzelf spreekt. Hijverbiedt het zijn discipelen zelfs uitdrukkelijk, omdat het gevaarlijkvoor Hem is. Dat doet Hij als Petrus Hem erkent als de ‘Christusvan God’ (Mat 16:20), als Jezus hen vraagt: Wie zeggen de men-sen dat de Zoon des mensen/Mensenzoon is ... wie zegt u, dat Ikben (vzn 13 en 15). In Lucas (9:21,22) gaat Hij direct verder metzichzelf de Zoon des mensen/Mensenzoon te noemen:

Hij vermaande hen nadrukkelijk en beval hun dit niemand tezeggen. En Hij zei: de Zoon des mensen moet veel lijden en ver-worpen worden door de oudsten en overpriesters en schriftge-leerden en gedood worden op de derde dag worden opgewekt.

Page 88: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

87

Maar behalve een vroegtijdige en verkeerde dood (door steniging),is er een ander gevaar: dat zijn discipelen Hem met geweld mee-voeren om Hem koning te maken (Joh 6:15). Daarom moeten degedachten van zijn volgelingen geleid worden naar die woorden inDaniël over de mensenzoon. Want Jezus’ wil hen duidelijk makendat de weg naar heerlijkheid gaat via lijden en dood. Op gronddaarvan, zal Hij heerlijkheid en macht ontvangen; en pas daarnakan Hij doen wat zij al die tijd wilden dat Hij zou doen. En meerdan dat; want Hij zal niet alleen het koningschap over Israël her-stellen, maar het Koninkrijk uitbreiden over de gehele aarde.

Overigens was het begrip Zoon des mensen/Mensenzoon wel be-kend in Jezus’ tijd. De discipelen tonen geen verbazing als Hij zichzo noemt. Maar er is ook dat gesprek met de blindgeborene, dieHij genas. Jezus vraagt hem: gelooft u in de Zoon des mensen?(Joh 9:35). Die reageert niet met: ‘wie is dat nu weer?’, maar metde vraag: En wie is Hij, Here, dat Ik in Hem mag geloven?. En alsJezus tegen hem zegt (verzen 36-38): U hebt Hem niet slechts ge-zien, maar die met u spreekt, die is het, antwoordt de man: Ik ge-loof, Here, en hij wierp zich voor Hem neer. Daarnaast schrijft Jo-hannes over een twistgesprek met Joden in Jeruzalem. Zij roepenHem toe: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus tot ineeuwigheid blijft; hoe kunt U dan zeggen, dat de Zoon des mensenmoet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? (Joh12:34). M.a.w.: we begrijpen het niet meer: is de Mensenzoon noudezelfde als de Messias of niet? Want de Messias sterft niet, en alsde Mensenzoon wèl sterft, kan hij niet delfde zijn als de Mesias,toch?

Het is echter duidelijk dat Jezus, in alles wat Hij over zichzelf zegtals de Mensenzoon, spreekt als over de Messias. Het is dus niet deonbekendheid met deze benaming van de Messias, maar de onwe-tendheid aangaande de weg naar de heerlijkheid en de wijze waar-op het herstel en de vergeving tot stand zal komen. Er zijn voorhet volk – en ook voor Jezus’ discipelen – onverwachte wendingen,die niet te rijmen zijn met hun verwachtingen. De Messias/Koningzal volgens hen in heerlijkheid en met grote macht verschijnen,om het volk Israël zijn hoge positie in de wereld – zoals ze diehadden onder hun koningen David en Salomo – terug te geven.Geen lijdende Knecht, maar een daadkrachtige persoonlijkheid.Geen gekruisigde die opstaat uit de doden, maar de eeuwig leven-de Koning. Geen Heer die naar de hemel gaat, maar een die bijzijn verschijning op de troon in Jeruzalem zal plaatsnemen.

Page 89: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

88

Korte historische terugblik

We pakken de historische draad, die we aan het eind van hoofd-stuk 15 even lieten liggen om de verschillende benamingen van deMessias te bekijken, weer op.

We hebben toen gezien dat in de tijd van de Perzische koning Ko-res (Cyrus) een rechtstreekse afstammeling van David, Zerubba-bel, uit de ballingschap in Babel terugkeert naar Jeruzalem. In Ezrawordt hij ook Sesbassar genoemd *. Zerubbabel wordt geen ko-ning, maar is landvoogd over Juda. De Israëlieten echter beschou-wen hem als ‘vorst’ (Ezra 1:8). Dit is geen koninklijke titel. Allestamhoofden in Israël worden ‘vorsten’ genoemd (zie, bijvoor-beeld, Gen 17:20; Num 1:16, 2:3-29; Jer 26:21). Ook volgen zijnnakomelingen hem niet op in zijn functie van landvoogd. Uit hetboek Nehemia blijkt dat Nehemia later als zodanig wordt benoemd(8:10, 10:1). Ook als we de geslachtsregisters van Jezus in hetNieuwe Testament erop naslaan, zien we dat Zerubbabel als éénvan Jezus’ voorvaderen wordt vermeld, maar dat daar geen namenstaan van mannen, van wie het Oude Testament vertelt dat zij ko-ning of landvoogd waren. De vraag is: hoe kan dat? Omdat hetdoor God zo is bepaald en op verschillende wijzen voorzegd.

Jeremia moet over de laatste koning, Jojakin/Jechonja, profeteren:Schrijf deze man in als kinderloos ... want het zal aan geen vanzijn nakomelingen gelukken om te zitten op de troon van Daviden weer over Juda te regeren. (Jer 22:30)

18

Terugkeer uit ballingschap

* Niet alle Bijbelonderzoekers delen die opvatting; zij wijzen eropdat het niet aannemelijk is dat iemand twee ‘Babylonische’ namenhad; wie echter kijkt naar de vermeldingen van beide namen in deBijbel, ziet dat ze nooit samen worden genoemd; ook zouden zo-wel Zerubbabel als Sesbassar dan het fundament van de tweedetempel moeten hebben gelegd – Ezra 5:16 en Zacharia 4:9. Waar-schijnlijk was Zerubbabel zijn Babylonische en Sesbassar zijn Per-zische naam, omdat de naam Sesbassar in de officiële correspon-dentie met de koning van Perzië wordt gebruikt.

Page 90: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

89

Ezechiël kondigt het definitieve einde van het koninkrijk Juda aan,als Zedekia (de oom van Jechonja) als de door Babel aangesteldevorst of landvoogd uit de lijn van koningen uit het nageslacht vanDavid regeert:

Een puinhoop ... zal ik ze maken ... totdat hij komt, die er rechtop heeft en aan wie Ik het geven zal. (Ezech 21:27)

We zagen in hoofdstuk 15 dat dit moet wachten tot Godeen rechtvaardige Spruit zal verwekken; die zal als koning rege-ren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doenin het land. In zijn dagen zal Juda behouden worden en Israëlveilig wonen; en dit is zijn naam, waarmee men hem zal noe-men: De HERE onze gerechtigheid. (Jer 23:5,6)

Daniël vraagt zich, al lezende in de Schriften, af hoe lang dit zalduren. Hij ziet in Jeremia dat God over de puinhopen van Jeruza-lem zeventig jaar zou doen verlopen (Jer 29:10, Dan 9:2). Die tijdis bijna verstreken. Maar op zijn gebed openbaart God hem dat hetgaat om zeventig jaarweken, dus 490 jaar (Dan 9:24). Maar watGod zegt komt (meestal) niet overeen met wat mensen in gedach-ten hebben, zoals we zullen zien.

Zerubabbel is rechthebbende op de troon van David

Omdat de woorden over Jechonja in Jer 23 worden gevolgd doordie over de Spruit, en kennelijk in verband staan met de terugkeeruit de ballingschap (verzen 7 en 8), zullen de verwachtingen hoog-gespannen zijn geweest, als Zerubbabel aan het hoofd van de te-rugkerende ballingen naar Jeruzalem trekt. Op dat moment is hijdegene die recht heeft op de troon van David. In Ezra en Nehemialezen we echter over geen enkele ambitie van hem wat het ko-ningschap betreft. Hij komt eerder over als een bescheiden man.We mogen aannemen dat hij de woorden van de profeten kentover het koningschap, en de tijd die gesteld is voordat Hij zal ko-men die er recht op heeft, en er daarom niet zelf naar streeft.

In zijn tijd zijn er ook profeten in het land. Van drie van hen is eengeschrift bewaard gebleven: Haggaï, Zacharia en Maleachi. Ingeen daarvan lezen we dat Zerubbabel streeft naar het koning-schap; want dan zouden deze profeten hem en de inwoners vanJuda wel gewaarschuwd hebben dat het daar de tijd niet voor was.

In Zacharia 4:6 wordt Zerubbabel wel voorgehouden dat het her-stel van Israël niet door kracht noch geweld, maar door mijn Geestzal plaatsvinden. Maar deze woorden zijn waarschijnlijk niet be-doeld omdat Zerubbabel of het volk andere ambities heeft, maar

Page 91: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

90

dat zij niet bevreesd moeten zijn onder de voet gelopen te zullenworden door de overmacht van hun vijanden. Zoals de geschiede-nis hen had moeten leren, zal God voor de uitkomst zorgen – alszij door geloof op Hem vertrouwen, zullen zij niet zelf tegen hunvijanden ten strijde hoeven trekken.

Zerubbabel een voorafschaduwing van de komende Koning

Zerubbabel is echter wel een voorafschaduwing van de komendekoning, ook al zullen zijn tijdgenoten dat niet hebben gezien, laatstaan begrepen. Het naar voren brengen van de gevelsteen van detempel (4:7) doet denken aan de hoeksteen, die Jezus is van degeestelijke tempel, de nieuwtestamentische gemeente (Mat 21:42;Hand 4:11; Efez 2:20; 1 Pet 2:6,7). En die woorden niet doorkracht ... maar door mijn Geest doen ook denken aan Jezus, diezich niet met geweld koning liet maken maar zich afhankelijk stel-de van wat God Hem, overeenkomstig Zijn beloften, zou gevennadat Hij alles volbracht zou hebben (Joh 6:15; Jes 49:6).

De profetieën van Haggaï eindigen met een belofte aan Zerubba-bel, die verder reikt dan hem zelf:

Ik zal de hemel en de aarde doen beven, Ik zal de troon van dekoninkrijken omverwerpen, de kracht van de koninkrijken van dewereld verdelgen ... Te dien dage, luidt het woord van de HERE

van de heerscharen, zal ik u, Zerubbabel, zoon van Sealtiël, mijnknecht, nemen ... en Ik zal u tot een zegelring maken, want uheb Ik uitverkoren. (Hag 2:24)

De hogepriester Jozua

Het is echter opmerkelijk dat ook de hogepriester Jozua de vooraf-schaduwing is van de toekomstige Koning. Jozua krijgt een kroonop zijn hoofd en de belofte dat er een man zal komen die Spruitzal heten en hij zal de tempel van de HERE bouwen en hij zal metmajesteit bekleed zijn en als heerser zitten op zijn troon; en hij zalpriester zijn op zijn troon (Zach 6:12,13).

De priester-koning Melchizedek

De enige in het Oude Testament van wie wij, door de uitleg in hetNieuwe Testament, weten dat hij priester-koning was, is Melchize-dek. Hij bracht Abraham brood en wijn, en een zegen van God. Deschrijver van de brief aan de Hebreeën legt uit:

Want deze Melchizedek ... priester van de allerhoogste God ... is,volgens de uitlegging: koning van de gerechtigheid, vervolgensook: koning van Salem, dat is: koning van de vrede. (Heb 7:1-3)

Page 92: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

91

Deze Melchizedek wijst vooruit naar de eeuwige koning-priester,die uit Abraham zou voortkomen; want in dezelfde uitleg wordtgezegd dat Melchizedek aan de Zoon van God is gelijkgesteld(7:3). Wat zijn afstamming betreft had Jezus nooit priester kunnenworden, want Hij komt voort uit Juda-David en niet uit Levi-Aäron,maar omdat er vóór Aäron een andere (hoge)priester was, kon Je-zus – net als Melchizedek – door God als zodanig aangesteld wor-den (Hebreeën 7).

Page 93: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

92

Het menselijk ongeduld

Wij mensen hebben vaak andere ideeën dan God over hoe ons le-ven en de samenleving ingericht zouden moeten zijn, en dus ande-re verwachtingen van wat Hij zal doen. In ieder geval hebben wijweinig geduld, en duurt het ons vaak te lang voordat God Zijn be-loften vervult. Petrus schrijft over mensen die gelovigen bespotten,als zij de komst van Gods Koninkrijk prediken:

Dit vooral moet u weten, dat er in de laatste dagen spotters metspotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen,en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert devaderen ontslapen zijn, blijft alles zó, als het van het begin vande schepping af geweest is. (2 Pet 3:3,4)

Dat is altijd zo geweest en komt voort uit de oerzonde van de eer-ste mensen. Want zij wachtten niet af welke heerlijkheid en luisterGod hen zou geven om hen ‘goddelijk’ te maken (Ps 8:6), maarlieten zich verlokken door hun begeerte daarnaar (Jak 1:14) enprobeerden de ’goddelijkheid’ voor zichzelf te ’grijpen’ (Flp 2:6).

En vanuit die misgreep, gebaseerd op de misvatting dat wij men-sen het zelf wel kunnen, en ons lot in eigen hand mogen en kun-nen nemen, menen ook velen na de laatste profeten dat zij Israëlmoeten en kunnen bevrijden van vreemde overheersing om hetkoninkrijk te herstellen. Een streven dat voortgaat tot het jaar 135na Chr., als keizer Hadrianus, overeenkomstig de woorden in Mi-cha, Jeruzalem omploegt, zodat het een steenhoop wordt (3:12).

Daniël ziet visioenen over de toekomstige ontwikkelingenrond zijn volk en land

Aan het eind van zijn leven krijgt Daniël van God een gedetailleerdoverzicht van toekomstige ontwikkelingen rond zijn volk en land,gebukt onder de voortdurende strijd tussen ‘de koning van hetNoorden’ en ‘de koning van het Zuiden’ (hoofdstuk 11). De woor-den in de verzen 32-35 gaan, zoals we zullen zien, over de periodevan 167 tot 63 v Chr., de tijd van de Makkabeeën; een Joodse dy-nastie, genoemd naar Judas de Makkabeeër, de aanvoerder van deopstand van de Joden tegen het Seleucische Rijk.

19Gespannen en overspannen verwachting

Page 94: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

93

De koning van het Noorden

De Seleuciden waren een dynastie, voortkomend uit Seleuces, éénvan de vier Griekse generaals die de macht in het Rijk van keizerAlexander de Grote overnamen, na diens plotselinge dood in 323 vChr. Een andere generaal was Ptolemaios, die zijn regeringszetel inEgypte had en wiens dynastie de Ptolemaeën wordt genoemd. Hetaanknopingspunt in het boek Daniël voor de verdeling van hetGriekse Rijk, is te vinden in hoofdstuk 11:2-4. De twee genoemdeRijken zijn vanaf vers 5 tot in ieder geval vers 35 ‘de koning vanhet Noorden’ en ‘de koning van het Zuiden’.

Vanaf 175-164 v Chr. regeert de ‘koning van het Noorden’ Antio-chus IV Epifanes. Zijn, door ingrijpen van de Romeinen, mislukteaanval op Egypte vinden we in Daniël 11:29 en 30a. En daarmeekomen wij bij de aanleiding voor de Joodse opstand in het jaar 167v Chr. Want in het tweede deel van vers 30 staat dat hij op zijnterugtocht zijn woede over de nederlaag loslaat op Israël. Hij geefto.a. bevel om een altaar voor de god Baäl Hasjamaïm (het Syri-sche equivalent van Zeus) te plaatsen in de tempel in Jeruzalem(zie vers 31). In vers 32 lezen we dat er hierdoor een tweedelingonder de Joden ontstaat:

En degenen die zich misgaan tegen het verbond, zal hij(Antiochus) door vleierijen tot afval bewegen, maar het volk datGod kent, zal sterk zijn en daden doen.

De opstand onder leiding van Judas Makkabeüs

Die daden bestaan uit een furieuze opstand onder aanvoering vande priester Mattathias en zijn zoon Judas Makkabeüs (‘de moker’).Antiochus trekt persoonlijk met zijn leger tegen hen ten strijde enlaat duizenden Joden ombrengen. Drie jaar na het begin van deopstand verovert Judas de tempel en wijdt deze opnieuw. Dit her-denken de Joden elk jaar in het Chanoekafeest. Na de dood vanJudas in 160 v Chr. lukt het zijn broer Simon, onder het bevel vanzijn zoon Johannes, uiteindelijk onafhankelijkheid voor de Joodsestaat te verkrijgen.

De geschiedenis van de tijd van de Makkabeeën/Hasmoneeën isbeschreven in het apocriefe Bijbelboek Makkabeeën 1 (dat welwordt erkend door de R.K. kerk, maar niet voorkomt in de meeste‘protestantse’ Bijbels), en in de Historie der Joden Boek 12, dat inde eerste eeuw na Chr. werd geschreven door de Joodse geschied-schrijver Josephus. Vooral wat Josephus schrijft is gekleurd doorpolitieke voorkeuren.

Page 95: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

94

Een menselijk koninkrijk

In Daniël 11: 33-35 wordt verteld dat de tijd van de Makkabeeëneen tijd van loutering, schifting en zuivering zal zijn. De opstandtegen de plaatsing van het afgodsbeeld door Antiochus IV Epifanesin de tempel is terecht. Gods woonplaats is heilig en moet dat blij-ven. Maar wat er daarna gebeurt is niet in overeenstemming watGod heeft gezegd. Want Simon, de broer van Judas Makkabeüs,sticht een koninklijke dynastie, die van de Hasmoneeën, ondanksdat zij niet uit het huis van David zijn en de stam Levi het koning-schap niet toebehoort. Dus deze Simon kan dus niet ‘Hij die errecht op had’ zijn, evenmin als een van zijn opvolgers. Ook zouover Israël geen koning regeren tot de Messias komt. Dit is duseen menselijke poging het koningschap te herstellen en zelf hetKoninkrijk te vestigen. Sterker nog: na de moord op zijn vaderdoor diens schoonzoon, wordt Jochanan (Johannes), die zichHyrkanus laat noemen, koning. Hij regeert van 134-104 v Chr. Naeen hernieuwde strijd, waarin zij hun onafhankelijkheid tijdelijkverliezen, breidt hij het koninkrijk Judea uit met o.a. Idumea enSamaria. Dat hij daarbij nogal rigoureus te werk gaat, zet veelkwaad bloed bij de overwonnenen. Zo maakt hij de tempel op deberg Gerizim bij Samaria met de grond gelijk en dwingt hij deIdumeeërs, onder bedreiging met de dood, zich te laten besnijdenen tot het Jodendom te bekeren. Zijn opvolgers veroveren nogmeer gebieden, zodat uiteindelijk een groot deel van het oude Is-raël tot hun machtsgebied behoort.

Farizeeën, Sadduceeën en Essenen

Ook onder de Joden zelf ontstaat oppositie van de kant van de Fa-rizeeën en Essenen. Zij keuren vooral de combinatie van koning-schap en hogepriesterschap in één persoon af, omdat de Thora dieniet mogelijk maakt. Maar wat op den duur ook meespeelt, is datHasmonese vorsten in toenemende mate de hellenistische cultuurovernemen, terwijl de Essenen en Farizeeën vasthouden aan deJoodse tradities waar, naar hun gevoel, de Makkabeeën eerst voorgestreden hebben. De Farizeeën en de Essenen winnen sterk aaninvloed en worden een belangrijke factor in het land. Hyrkanus Iloopt over van de Farizeeën naar de Sadduceeën, die deHasmoneeën gunstig gezind zijn en eveneens grote invloed krij-gen.

De opkomst van de dynastie van Herodes

In 63 v Chr. echter veroveren de Romeinen – het vierde Rijk in het

Page 96: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

95

boek Daniël – Judea, dat een vazalstaat van Rome wordt. De Ro-meinen stellen Hyrkanus II aan als hogepriester, Zijn slapheidgeeft zijn raadsheer Antipater – gouverneur van Idumea – de kanseen steeds belangrijke politieke rol voor zich op te eisen. In 40 vChr. weten de Parthen grote delen van Syrië te veroveren. Anti-gonus, de achterkleinzoon van Johannes Hyrkanus I, sluit eenbondgenootschap met hen; en met hun hulp weet hij voor kortetijd de macht over te nemen en de Hasmonese staat te herstellen(40-37 v Chr.). De macht van de Parthen vervalt echter snel endaarmee is ook het lot van Antigonus bezegeld. Herodes, de zoonvan de inmiddels overleden Antipater, herovert Jeruzalem methulp van de Romeinen en krijgt het koningschap over o.a. Judeaen Idumea. Om zijn heerschappij ook vanuit Joods oogpunt legi-tiem te maken, huwt hij de Hasmonese prinses Mariamne. De fa-milie van de Hasmoneeën geniet nog wel enige tijd populariteit on-der de Joden, maar dat brengt de positie van Herodes niet in ge-vaar. Hij wordt ‘de Grote’ genoemd, omdat hij veel grote bouw-werken tot stand bracht, waaronder de enorme tempel in Jeruza-lem.

De Herodianen

Een andere Joodse politieke factor in de tijd van Jezus, zijn de He-rodianen. Zij steunen de afstammelingen van Herodes de Grotetegen de stadhouder van Rome in Jeruzalem, maar leven wel invriendschap met de Romeinen. Herodes dringt aan op volledigeonderwerping aan de Romeinen en het betalen van de belastingen.De reden voor de controverse tussen Herodes en de stadhouder inJeruzalem is, dat beiden hetzelfde gebied controleren. Daarom zalHerodes ook zo verbaasd èn verheugd zijn geweest, als Pilatus Je-zus naar hem toe laat brengen, want Lucas schrijft (Luc 23:12):

En Herodes en Pilatus werden op diezelfde dag bevriend; vóórdie tijd immers leefden zij in vijandschap met elkaar.

De Farizeeën haten de Herodianen, omdat Herodes Antipas hetvolk probeert te verleiden tot Griekse en Romeinse zeden en los-bandigheid. Mogelijk bedoelt Jezus dit met ‘het zuurdesem vanHerodes’ (Mar 8:15), waarvoor Hij zijn volgelingen waarschuwt.

De Farizeeën zijn nog om een andere reden de tegenstanders vande Herodianen, en wel vanwege hun oproep de Romeinen te ge-hoorzamen en hen belasting te betalen. Vanuit deze achtergrond ishet te begrijpen, dat zowel de Herodianen als de Farizeeën geïnte-resseerd zijn in Jezus’ antwoord op hun vraag, of het geoorloofd isde Romeinse keizer belasting te betalen of niet. Ondanks hun on-

Page 97: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

96

derlinge haat hebben zij hier een gezamenlijk punt om Jezus uit teschakelen (Mat 22:16-22; Mar 3:6, 12:13-17).Een gespannen politieke en geestelijke situatie

Hoe gespannen de politieke en geestelijke situatie is, kort voor detijd van Jezus’ geboorte, blijkt uit het verslag in Handelingen.Daarin wordt verteld over het verhoor van de apostelen in de Raaden hun bedreiging met de doodstraf. De gezaghebbende Farizeesewetgeleerde Gamaliël vraagt zijn collega’s echter af te wachtenwat er verder zal gebeuren. Want, zegt hij, als dit standhoudt, zoukunnen blijken dat zij tegen God streden. Daarbij geeft hij voor-beelden van twee mannen, die meenden ‘iets te moeten doen’;misschien omdat zij vonden dat zij ‘daartoe geroepen’ waren:

Want vóór deze dagen stond Theudas op, die beweerde, dat hijiets was, en een aantal van ongeveer vierhonderd man sloot zichbij hem aan; maar hij werd gedood en zijn gehele aanhang vieluiteen en verliep. Na hem stond Judas de Galileeër op, in de da-gen van de inschrijving [zie Luc 2:1-3], en kreeg vele afvalligenop zijn hand, maar ook deze is omgekomen en zijn gehele aan-hang is uiteengeslagen. (Hand 5:36,37)

Kennelijk waren dit mannen die beweerden dat zij ‘iets waren’: eenverlosser of zelfs de messias.

Daarnaast zijn er vele oproeren en opstanden in verband met dearmoede en het onrecht die er heersen. Kort voordat Jezus wordtgekruisigd is er weer zo’n oproer. Als Pilatus inziet dat Jezus geenschuld heeft die de doodstraf rechtvaardigt, probeert hij de zaak teregelen door een ‘amnestieregeling’: Jezus zal worden vrijgelatenals een zekere Bar-Abbas gedood wordt; want bij hem is daar welreden toe, want deze was wegens een oproer, dat in de stad wasvoorgevallen, en een doodslag gevangen gezet (Luc 23:19).

Zeloten en Sicariërs

Mogelijk was deze Bar-Abbas een Sicariër. De Sicariërs waren eenmilitante Joodse beweging, die de Romeinse overheersers met ge-weld probeerde te verdrijven. Zij pleegden als ‘groep’ moordaan-slagen op hooggeplaatste Joden die contacten onderhielden metRomeinen, zodat niet was te bewijzen wie de moord pleegde. Zijgebruikten daarbij een dolk, en de naam van de beweging is danook van het Latijnse woord daarvoor, sica, afgeleid: sicarii. Lucasvertelt van een poging tot een moordaanslag op Paulus, die moge-lijk door hèn werd beraamd:

... maakten [meer dan veertig] Joden een komplot en vervloek-

Page 98: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

97

ten zichzelf met de gelofte, dat zij niet zouden eten of drinken,voordat zij Paulus hadden gedood. (Hand 23:12,13)

De Sicariërs worden beschouwd als extreme tak van de Zeloten.Een naam afgeleid van het Griekse zèlootès, dat ijveraar betekent.Zij beschouwden zich als ‘ijveraars’ voor de heiligheid van Godsnaam. Zij erkenden geen heer boven zich dan God, en beschouw-den het keizerlijk gezag – en de Romeinse overheersing in het al-gemeen – als godslasterlijk. Daarom weigerden zij ook belasting tebetalen.

Onder Jezus’ discipelen was een Simon ‘bijgenaamd de Ze-loot’ (Luc 6:15). Hij moest dus voordat Jezus hem riep, of nader-hand, leren zijn politieke aspiraties opzij te zetten. Want zowel Jo-hannes de Doper als Jezus leerden dat men zich niet moest verzet-ten tegen het Romeinse gezag. In de evangeliën en Handelingenwordt verder niets over hem verteld, maar we mogen aannemendat Jezus’ antwoord op de vraag van de Herodianen en Farizeeënover de belasting, hem bijzonder geïnteresseerd zal hebben.

Deze dingen blijven verborgen tot de eindtijd

Zo zien we zich in deze roerige eeuwen de politieke en geestelijkeachtergrond ontwikkelen van de tijd waarin Jezus en Zijn apostelenzullen optreden. De tijd wordt rijp gemaakt voor de komst van deware Koning. Maar om alles volgens Gods plan te kunnen latenverlopen, moet veel verborgen blijven, zoals we in hoofdstuk 16 alhebben gezien. Zo schrijft Paulus over

... de verborgen wijsheid van God, die God van eeuwigheid voor-beschikt heeft tot onze heerlijkheid. En geen van de beheersersvan deze eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haargeweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekrui-sigd hebben. Maar, zoals geschreven staat: ’Wat geen oog heeftgezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart isopgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem lief-hebben’. (1 Kor 2:6-9)

Petrus geeft aan dat de kruisdood van Jezus alleen mogelijk wasdoor de onkunde van het volk:

... Ik weet dat u uit onkunde hebt gehandeld, net als uw over-sten; maar zo heeft God in vervulling doen gaan wat Hij door demond van alle profeten tevoren geboodschapt had, dat zijnChristus moest lijden. (Hand 3:17,18)

Toch spreekt God wèl wijsheid tot hen die daarvoor rijp zijn (1 Kor2:6). Maar net niet genoeg dat hen alles duidelijk is. Daniël schrijft

Page 99: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

98

na alle openbaringen die God hem gaf: Ik nu hoorde het wel, maarbegreep het niet. Hij krijgt echter de verzekering:

... deze dingen blijven verborgen tot de eindtijd ... maar de ver-standigen zullen het verstaan. (Dan 12:8-10)

Gespannen verwachtingen

De openbaring van het wedervaren van de Joden en de tijdsaan-duidingen in het boek Daniël, worden uiteraard bestudeerd en be-sproken in Israël. Maar, evenals in onze tijd het geval is met hetboek Openbaring, wordt pas achteraf duidelijk waar een profetieop doelt. En onder wie er rijp voor zijn, wekt God een bepaaldemate van verwachting dat de tijd is aangebroken voor het optre-den van de beloofde Messias.

Lucas vertelt in zijn Evangelie over mensen die verlangen naar devoortgang van Gods werk en begaan zijn met het lot van Jeruza-lem. Mensen die niet een of ander politiek streven hebben, maarevenals Daniël God ernstig bidden om Zijn verlossing. Simeon, bij-voorbeeld, verwachtte de vertroosting van Israël. En omdat hijdaar zo volhardend in is, belooft God hem dat hij de dood niet zouzien, eer hij de Christus van de Here gezien had (Luc 2:25,26). Hijweet dus dat de Christus tijdens zijn leven zal verschijnen; en datschept hoge verwachtingen! Maar hij mag er waarschijnlijk nietmet anderen over praten, tot het zover is. Er is ook een vrouw,Anna. Om dezelfde reden als Simeon diende zij God onafgebrokenin de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag (Luc 2:36,37).En zij zullen zeker niet de enigen zijn geweest; want nadat zij hetkind Jezus heeft gezien, spreekt zij over Hem tot allen, die voorJeruzalem verlossing verwachtten (vs 38).

Ook Jozef en Maria zullen bepaalde verwachtingen hebben gehad.Uit de geslachtsregisters in Matteüs en Lucas blijkt dat Jozef recht-streeks afstamde van David, en dus een troonpretendent was wan-neer diens koninkrijk hersteld zou worden. Maar ook Maria moetuit het nageslacht van Juda/David zijn geweest. Haar tante Elisa-beth was weliswaar ‘uit de dochters van Aäron’ (Luc 1:5) en dusLevitische. Maria moet dat dan van haar moeders zijde zijn ge-weest, terwijl haar vader tot de stam Juda via de lijn van Davidmoet hebben behoord. Als Maria ook uit de Levieten was geweest,had de schrijver van de brief aan de Hebreeën niet zo uitgebreidhoeven uitleggen hoe Jezus Priester bij God heeft kunnen worden:

Want Hij [Jezus] van wie aldus [als Hogepriester] wordt gespro-ken, heeft behoord tot een andere stam, waaruit niemand methet altaar te doen had: het is immers duidelijk, dat onze Here uit

Page 100: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

99

Juda is gesproten, ten aanzien van welke stam Mozes met geenwoord van priesters gerept heeft. (Heb 7:13,14)

De afkomst van Jezus was van het grootste belang voor alle be-trokkenen. Want als daar een speld tussen te krijgen was, viel dehele bewijsvoering weg dat Hij de ‘de zoon van David’ was, en dusHij die recht had op zijn troon. Op de Pinksterdag halen de aposte-len profetische woorden aan over de opstanding van Christus, om-dat hij wist dat God hem onder ede gezworen had een uit devrucht van zijn lendenen op zijn troon te doen zitten ... (Hand2:30). Beide moeten dus waar zijn: de opstanding en de afstam-ming van Jezus. Lucas schenkt in het begin van zijn evangelie veelaandacht aan de afstamming van Jezus uit het huis van David: aande hand van aankondigingen (Luc 1:27,32,69; 2:11), en de in-schrijving van alle Joden ’ieder naar zijn eigen stad’: Ook Jozeftrok op ... naar de stad van David, die Bethlehem heet, omdat hijuit het huis en het geslacht van Davids was ... (Luc 2:4). Matteüsvertelt van de komst van wijzen uit het Oosten, die in Jeruzalemde Koning van de Joden willen bezoeken. Omdat Herodes geenflauw benul heeft waar ze het over hebben, en alleen denkt aanhet mogelijke gevaar voor zijn eigen positie, wil hij van de schrift-geleerden weten waar die Koning dan wel geboren zou moeten zijn(Mat 1:5,6):

Zij zeiden tot hem: Te Bethlehem in Judea, want aldus staat ge-schreven door de profeet: ‘En u, Bethlehem, land van Juda, bentgeenszins de minste onder de leiders van Juda, want uit u zaleen leidsman voortkomen, die mijn volk Israël weiden zal’.

En wat verwachtten de herders, aan wie die grote menigte engelenverschijnt om hen iets te vertellen waarvan zij heel blij zullen wor-den: U is heden de Heiland geboren, de Christus, de Here, in destad van David (Luc 2:11)? Zij gaan meteen naar Betlehem en zijnniet teleurgesteld als zij de armzalige omstandigheden zien waarinMaria en het kind verkeren, maar keren terug naar hun schaaps-kudden, God lovende en prijzende om alles wat zij hadden gehoorden gezien, gelijk het hun gezegd was (vs 20).

De uitdrukking van het geloof van de betrokkenen

Als haar tante Elisabeth het kind in Maria’s schoot ’mijn Heer’ (Luc1:43) heeft genoemd, zingt Maria (vzn 54 en 55):

Hij (God) heeft Zich Israël, zijn knecht, aangetrokken, om te ge-denken aan barmhartigheid, – gelijk Hij gesproken heeft tot onzevaderen – voor Abraham en zijn nageslacht in eeuwigheid.

Page 101: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

100

En de man van Elisabeth, Zacharias, getuigt na de geboorte vanzijn zoon Johannes – die de wegbereider zal zijn van de Messias –in een lofzang over zijn verwachting:

… Hij [God] heeft omgezien naar zijn volk en heeft het verlos-sing gebracht, en heeft ons een hoorn van heil opgericht, in hethuis van David, zijn knecht ... om ons te verlossen van onze vij-anden ... om barmhartigheid te betonen aan onze vaderen enzijn heilig verbond te gedenken, de eed, die Hij zwoer aan Abra-ham, onze vader, dat Hij ons zou geven, zonder vreze, uit dehand van de vijanden verlost, Hem te dienen in heiligheid en ge-rechtigheid voor zijn aangezicht, al onze dagen. (vzn 68-75)

Te midden van overspannen politieke verwachtingen en pogingenzelf het Koninkrijk te herstellen, zijn er dus ook mensen die bid-dend afwachten wat God zou doen; en zij worden niet beschaamdin hun verwachtingen. Maar over het algemeen zijn de verwachtin-gen aangaande de komst van de Messias sterk nationaal getint. Endat speelt een grote rol als Hij eenmaal verschijnt. Hierdoor her-kennen en erkennen velen Hem niet, omdat Hij anders is en doetdan zij verwachten.

Page 102: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

101

20

Het Koninkrijk is nabijgekomen

De oproep tot bekering klinkt in Israël

Als op een dag op één van de oevers van de rivier de Jordaan in dewoestijn van Judea, de oproep klinkt: Bekeer u, want het Konink-rijk der hemelen is nabijgekomen (Mat 3:2), gaat er een golf vanberoering door Israël. Matteüs vertelt dat de inwoners van Jeruza-lem en heel Judea en de gehele Jordaanstreek uitlopen, om te ho-ren en te zien wat er aan de hand is (vs. 5). Daar zijn een aantalredenen voor:

1.na enkele eeuwen van zwijgen van de kant van God, treedter weer een profeet op;

2.het voorkomen en gedrag van deze profeet, die gekleed is ineen mantel van kameelhaar, bijeengehouden door een lerengordel, en sprinkhanen en wilde honing eet;

3.zijn boodschap dat het Koninkrijk van God ‘nabijgekomen’ is;4.het verlangen verlost te worden van de gehate Romeinen.

De heraut die de aandacht vestigt op wie na hem komt

Er is dus kennelijk sprake van een mengeling van nieuwsgierigheiden de gespannen verwachtingen van die tijd. Jezus vraagt op eendag aan de mensen die Hem volgen, waarom zij naar Johanneswaren gegaan:

Wat bent u in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet, door dewind bewogen? Maar wat bent u gaan zien? Een mens in weelde-rige klederen gekleed? (Luc 7:24,25)

Omdat zijn toehoorders kennelijk zwijgend naar de grond kijken,vraagt Hij nog een keer: Maar wat bent u gaan zien? Een profeet?En als het daarom was, zijn zij zich dan wel bewust van het grotedat in hun dagen, voor hun ogen en oren, gebeurt? Daarom voegtHij eraan toe:

Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. Deze is het, van wiegeschreven staat: ‘Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezichtuit, die uw weg voor u heen bereiden zal’. (Luc 7:26,27)

Dit citaat komt uit het laatste boek van het Oude Testament, Male-achi. De profeet geeft vervolgens aan voor wie de weg door dezebode bereid wordt:

Page 103: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

102

Plotseling zal tot zijn tempel komen de Here, die u zoekt, name-lijk de Bode van het verbond, die u begeert. Zie, Hij komt, zegtde HERE van de heerscharen. (Mal 3:1)

De laatste regels van dit kleine boekje luiden:Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dagvan de HERE komt. Hij zal het hart van de vaderen terugvoerentot de kinderen en het hart van de kinderen tot hun vaderen,opdat Ik niet kom en het land tref met de ban. (4:5,6)

En wat dit laatste zou inhouden, vinden we enkele verzen eerder:Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alleovermoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn alsstoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken ... welkehun wortel nog tak zal overlaten. (4:1)

Er is dus alle reden voor om iemand vooruit te sturen, die – net alsElia in de tijd van de goddeloze koning Achab – de mensen zalwaarschuwen en de gelegenheid geven te kiezen voor de HERE,door Hem te geloven, te gehoorzamen en te dienen.

De komst van Elia is vervuld in Johannes de Doper

Deze bijzondere persoon, deze ‘Elia’, is de profeet Johannes (deDoper), de zoon van de priester Zacharias en zijn vrouw Elisabeth.In hem is de profetie in Maleachi vervuld. De al geciteerde woor-den van Jezus zouden daarvoor voldoende bewijs moeten zijn.Maar Hij heeft het ook (voor zover we weten) twee maal explicietgezegd. De eerste keer bij dezelfde gelegenheid als waarover wijhiervoor geschreven hebben:

… al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannestoe, en indien u het wilt aanvaarden: Hij is Elia, die komen zou.(Mat 11:13,14)

De tweede keer na Zijn verheerlijking op de berg, als de discipelenHem vragen:

Hoe kunnen de schriftgeleerden dan zeggen, dat Elia eerst moetkomen? Hij antwoordde hen: Elia zal wel komen en alles herstel-len, maar Ik zeg u, dat Elia al gekomen is en zij hebben hemniet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden ... Toen be-grepen de discipelen, dat Hij over Johannes de Doper tot hengesproken had. (Mat 17:10-13)

Dit alles geeft aan dat weinigen zich herinneren wat er zo’n 25 jaareerder is gebeurd in Jeruzalem, en later in een niet met name ge-noemde stad op het bergland van Judea. Dat de priester Zacharias

Page 104: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

103

letterlijk met stomheid geslagen uit de tempel kwam, dat hij enzijn vrouw op hoge leeftijd een zoon kregen, en dat hij die zoonniet vernoemde naar hemzelf, zijn vader of grootvader. Lucas ver-telt dat toen in het gehele bergland van Judea al deze dingen be-sproken werden. Het ging dus rond als een lopend vuurtje. Hetwakkerde kennelijk ook het vuur aan van verlangen naar de komstvan de Messias, want voegt Lucas eraan toe, wijzend op het op-groeien van het kind: En allen, die het hoorden, namen het terharte en zeiden: Wat zal er van dit kind worden? (Luc 1:65,66)

Johannes spreekt in de geest van Elia

Uit wat we tot nu toe hebben gezien, blijkt dat Johannes de Doperniet letterlijk Elia is, die uit de dood is opgestaan, of gereïncar-neerd is in Johannes, maar hij spreekt in de geest van Elia. Alsmen hem vraagt wie hij is, zegt hij dat hij Elia niet is (Joh 1:21).

Bij de aankondiging van de geboorte van Johannes, zegt de engeltegen Zacharias:

Hij zal groot zijn voor de Here ... en met de heilige Geest zal hijvervuld worden ... en vele van de kinderen van Israël zal hij be-keren tot de Here, hun God. En hij zal voor zijn aangezicht uit-gaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten van de va-deren te keren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de ge-zindheid van de rechtvaardigen, ten einde voor de Here een wel-toegerust volk te bereiden. (Luc 1:15-17)

En als hij is geboren, zegt Zacharias:En u, kind, zult een profeet van de Allerhoogste heten; want uzult uitgaan voor het aangezicht van de Here, om zijn wegen tebereiden, om aan zijn volk te geven kennis van heil en de verge-ving van hun zonden, door de innerlijke barmhartigheid van on-ze God, waarmee de Opgang uit de hoogte naar ons zal omzien.(Luc 1:76,77)

De noodzaak van berouw en bekering

Over het moment dat Johannes zijn werk begint, schrijft Lucas dathij precies dat doet wat de engel en Zacharias hadden gezegd:Het woord van God kwam tot Johannes ... in de woestijn. En hijkwam in de gehele Jordaanstreek en predikte de doop van beke-ring tot vergeving van zonde, gelijk geschreven staat in het boekvan de woorden van de profeet Jesaja: ‘De stem van een, dieroept in de woestijn: Bereid de weg van de Here, maak recht zijnpaden ... en alle vlees zal het heil van God zien’. (Luc 3:2-6, Jes40:3-5; zie ook Mat 3:1-3, Mar 1:2-3 en Joh 1:23)

Page 105: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

104

Velen van het volk geven gehoor aan zijn oproep, want zij lietenzich in de rivier, de Jordaan, dopen, onder belijdenis van hun zon-den (Mat 3:6).

De komst van een heraut toont de noodzaak van eerbiedvoor wie hij de weg bereidt

Johannes is de heraut, die de naderende komst van de Messiasaankondigt. De mensen moeten Hem met eerbied ontvangen enbereid zijn Hem te gehoorzamen, zodat zij behouden zullen wor-den. Dat is de goede boodschap: Met nog vele andere vermanin-gen bracht hij aan het volk het evangelie (Luc 3:18).

Maar er zijn dus ook vermaningen, in de vorm van waarschuwendewoorden, in verband met de grootheid van de Messias en het oor-deel dat zal komen over allen die Hem niet willen gehoorzamen:

De bijl ligt al aan de wortel van de bomen: iedere boom dan, diegeen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in hetvuur geworpen. Ik doop u met water tot bekering, maar Hij, diena mij komt, is sterker dan ik; ik ben niet waardig Hem zijnschoenen na te dragen [Marcus en Johannes schrijven: wiensschoenriem ik niet waardig ben, neerbukkende, los te maken];die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. De wan is inzijn hand en Hij zal zijn dorsvloer geheel zuiveren en zijn graanin de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal Hij verbranden metonuitblusbaar vuur. (Mat 3:10-12; Mar 1:7,8; Luc 3:9,16,17;Joh 1:27)

Johannes weet dat de Messias er op dat moment al is; want hijzegt tegen de Farizeeën, die onderzoeken of hij een profeet is:

… midden onder u [in uw midden] staat Hij, van wie u niet weet.(Joh 1:26)

Kennelijk weet hij zelf ook niet wie het is, want hij legt uit:Zelf wist ik niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopen-baard worden, daarom kwam ik dopen met water ... Ik kendeHem niet, maar Hij [God], die mij gezonden had om te dopenmet water, die had tot mij gezegd: Op wie u de Geest ziet neer-dalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geestdoopt. En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van Godis. (Joh 1:31,33,34)

De noodzaak van een heilig leven

Johannes vermaant het volk heilig te leven. Hij is niet bang omzelfs koning Herodes aan te spreken op diens samenleven met de

Page 106: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

105

vrouw van zijn broer. Het gevolg is dat Herodes hem gevangen-neemt (Luc 3:18-20). Zowel Matteüs als Marcus schrijven dat Je-zus dan vertrekt uit de (gevaarlijke) Jordaanstreek en in Galileagaat wonen.

Van toen aan begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeer u,want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. (Mat 4:12-17;Mar 1:14,15)

Johannes de Doper wijst de Messias aan

De ‘deze’, op wie hij wijst, is Jezus van Nazaret. Als Hij net als alleanderen gedoopt wil worden, zegt Johannes tot Hem (Mat 3:14):Ik heb nodig door U gedoopt te worden en komt U tot mij? En in-derdaad wordt Hij, door het neerdalen van de Geest, aangewezenals de Messias:

En het geschiedde ... dat, toen ook Jezus gedoopt werd en ingebed was, de hemel zich opende, en de heilige Geest in licha-melijke gedaante als een duif op Hem neerdaalde, en dat er eenstem kwam uit de hemel: U bent mijn Zoon, de geliefde, in Uheb Ik mijn welbehagen. (Luc 3:21,22)En Johannes getuigde en zei: Ik heb aanschouwd, dat de Geestneerdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem ... Enik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is. (Joh1:32,34)

Vanaf dat moment wijst Johannes de Doper zijn leerlingen op Je-zus als degene in wie zij moeten geloven:

De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en zei: Zie, hetlam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt, en: Devolgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn disci-pelen. En toen hij Jezus zag gaan, zei hij: Zie, het lam van God!(Joh 1:29,35)

De nederigheid en blijdschap van Johannes de Doper

De nederigheid van Johannes blijkt ook als allen naar Jezus gaan,en hij zelf steeds minder volgelingen heeft:

U kunt zelf van mij getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Chris-tus niet, maar ik ben voor Hem uitgezonden. Die de bruid heeft,is de bruidegom; maar de vriend van de bruidegom, die erbijstaat en naar hem luistert, verblijdt zich met blijdschap over destem van de bruidegom. Zo is dan mijn blijdschap vervuld. Hijmoet wassen, ik moet minder worden. (Joh 3:28-30)

Hierin klinkt geen verdriet over het verlies van aandacht, maarblijdschap dat God heeft gedaan wat Hij beloofde.

Page 107: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

106

De aard van Johannes optreden als heraut van de Messias, en zijndaarmee verband houdende woorden: het Koninkrijk der hemelenis nabijgekomen, wekken een sterke verwachting van ‘nabij in detijd’. Dat geldt zowel voor Johannes zelf, als voor zijn volgelingen.En omdat veel volgelingen van Johannes naar Jezus gaan, hebbenzij die verwachting met zich meegenomen. En ook dit maakt datvelen in Jezus niet de Messias die zij verwachten herkennen.

Page 108: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

107

Dit gedeelte van ons onderwerp vraagt, om te begrijpen wat Jezus’tijdgenoten verwachtten van het Koninkrijk en zijn Koning, een vrijuitgebreide, tamelijk analytische, studie van de reacties op Jezus’woorden en werken.

Een goed voorbereid volk

God heeft er alles aan gedaan om het volk goed voor te bereiden.In de persoon van Johannes de Doper heeft Hij een heraut vóórJezus uitgestuurd, die de mensen erop wijst dat hun lang verwach-te Koning in aantocht is. Vergelijkbaar met wat de Farao van Egyp-te deed, toen hij Jozef aanstelde als koning over het land en voor-stelde aan het volk: men riep voor hem uit: Eerbied! (Gen 41:43).En velen van het volk, zelfs uit Jeruzalem, gaan naar Johannes enlaten zich door hem overtuigen. Zij laten zich reinigen van hunzonden in de doop, zodat zij het ‘weltoegeruste volk’ (Luc 1:17)zullen zijn bij de verschijning van hun grote Koning, die zij en hunvoorouders al zo lang verwachten. Velen willen zelfs nog verdergaan; zij vragen Johannes hoe zij na hun doop dienen te leven, inovereenstemming met de wil van God: En de scharen vroegenhem, zeggende: Wat moeten wij dan doen? (Luc 3:10). Maar hetloopt anders dan Johannes en het volk verwachten.

De Koning verschijnt niet

Naarmate de tijd verstrijkt worden velen ongeduldig. Johannes hadgezegd dat de Messias zich op dat moment in hun midden bevond(Joh 1:26). Uit het evangelie naar Johannes en de reacties van allebetrokkenen, valt af te leiden dat Johannes de Doper nooit in hetopenbaar heeft gezegd wie de Messias is. Hij heeft het alleen zijndirecte leerlingen verteld; mogelijk hen die Jezus later riep als zijneigen leerlingen. Ook zal niemand anders dan Johannes hebbengezien dat de heilige Geest op Jezus neerdaalde. Maar door te zeg-gen dat de Messias zich in hun midden bevindt, zijn zowel zijn ei-gen verwachtingen als die van zijn leerlingen en het volk hoog ge-spannen. Maar de Messias maakt zich niet bekend! En dan begin-nen velen twijfels te krijgen en anderen triomfantelijk om zichheen te kijken. Beide reacties hebben hun oorsprong in het feit dat

21

Het Koninkrijk is bij u

Page 109: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

108

de Messias niet verschijnt. Voor de één omdat Hij niet is zoals zijzich Hem hebben voorgesteld; voor de ander omdat de komst vande Messias hen ongelegen komt.

De rol van de Joodse leiders

Het was de taak van de geestelijke leiders te onderzoeken of ie-mand die zei als profeet op te treden, door God gezonden was. Datwas niet zo eenvoudig, maar er was een belangrijk criterium datgarandeerde dat de vermeende profeet de waarheid sprak; name-lijk dat uitkwam wat hij zei. Volgens de leiders is niet uitgekomenwat Johannes heeft gezegd, en dus is hij niet degene waarvoor hijzich uitgeeft, en dus liegt ook hij die zich uitgeeft voor de Messias.Van het begin af zijn velen van hen sceptisch en ongehoorzaam.Lucas vertelt: de Farizeeën en wetgeleerden verwierpen voor zich-zelf de raad van God, daar zij niet door hem [Johannes] gedooptwaren (Luc 7:30).

Op een dag komen er, in opdracht van de leiders in Jeruzalem,priesters en levieten naar Johannes om hem te ondervragen: Wiebent u? En Johannes belijdt: Ik ben de Christus niet. (Joh1:19,20). Waarom zegt hij dat? Lucas geeft het antwoord: Toen nuhet volk in afwachting was en allen in hun hart overlegden overJohannes, of hij misschien de Christus was ... (Luc 3:15). In hetvorige hoofdstuk hebben we gezien dat Johannes getuigde dat hijde Messias niet was, maar vóór Hem uitgezonden was. Het resul-taat van het onderzoek naar hem, vestigt dus nog meer de aan-dacht van alle geestelijke leiders, van Galilea tot Jeruzalem, op hetfeit dat de Messias binnenkort zal verschijnen.

Ze zitten daar echter niet op te wachten! Uit alles blijkt dat demeeste Joodse leiders zelfgenoegzaam zijn en bang hun positie,bezit en voorrechten te verliezen (zie Joh 11:48; Luc 16:14; 18:22-24). Het Romeins gezag verwacht dat zij voor orde en rust opgeestelijk gebied zorgen, zodat er geen opstanden uitbreken. Dusals iemand beweert de Messias te zijn, houdt dit het acute gevaarin van ingrijpen door het Romeins gezag. Dit is ook de tactiek diede Joodse leiders later gebruiken, als zij Jezus naar stadhouderPilatus sturen om hem volgens het Romeinse recht veroordeeld tekrijgen. Maar daarover in een later hoofdstuk.

Johannes de Doper in de gevangenis: de twijfel slaat toe

De gevangenneming van Johannes de Doper door Herodes komtde Joodse leiders daarom ongetwijfeld als geroepen. Het liefst zienzij dat deze hem direct doodt. Maar Herodes is een nog groter op-

Page 110: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

109

portunist dan de Joodse leiders. Hoewel hij niet terugdeinst vooreen moord meer of minder, en de Joodse leiders best tegemoet wilkomen – omdat hij ook niet zit te wachten op onrust (zowel niet inzijn privé leven, als niet in zijn koninkrijk, als niet met de Romei-nen) – is hij er toch niet gerust op welke reactie de dood van Jo-hannes bij het volk teweeg zal brengen, en hij er misschien welhet tegendeel mee bereikt als wat hij voor ogen heeft:

En hoewel hij [Herodes] hem [Johannes] wilde ter dood bren-gen, vreesde hij de schare, omdat zij hem [Johannes] voor eenprofeet hielden. (Mat 14:5)

Johannes blijft dus gevangen zitten; en de tragiek is dat ook hijgaat twijfelen. Als hij voor de Messias werd uitgezonden, en Godhem het teken gaf dat Jezus het is, waarom treedt Hij dan niet opals de Koning? Waarom verdrijft Hij de Romeinen en deze Herodesniet? Waarom laat Hij hem in de gevangenis zitten? En hij stuurtdan twee van zijn leerlingen naar Jezus, met de vraag:

Bent U het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwach-ten? (Luc 7:19; Mat 11:3)

Over het antwoord van Jezus zullen wij het zo nog hebben. Hier isvan belang dat Jezus indirect wijst op zichzelf, als degene waarvanJohannes de heraut is:

... zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt; en: Deze[Johannes] is het, van wie geschreven staat: Zie, Ik zend mijnbode voor uw [Jezus’] aangezicht uit, die de weg voor u [Jezus]heen bereiden zal. (Luc 7:23,27; Mat 11:10)

Jezus’ getuigenis van zichzelf

Jezus zegt nooit openlijk dat Hij de Messias, de Christus is. Weltegen zijn trouwe volgelingen. Zij belijden hun geloof in Hem,maar Hij verbiedt hun nadrukkelijk dat aan anderen te vertellen;vooral na zijn verheerlijking op de berg:

Toen verbood Hij met nadruk zijn discipelen aan iemand te zeg-gen: Hij is de Christus. (Mat 16:20)

Ook velen die Hij geneest vraagt Hij nadrukkelijk niet te vertellenwat er is gebeurd en helemaal niet wie het heeft gedaan – waar zijzich echter bijna nooit aan houden. Verder zegt Hij het alleen te-gen enkele individuen, zoals de vrouw uit Samaria: Ik, die met uspreek, ben het [de Messias, die Christus genoemd wordt] (Joh4:25,26). In die stad komen de mensen in veel groter getale tot deovertuiging dat Jezus waarlijk de Heiland van de wereld is (Joh4:42).

Page 111: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

110

In het openbaar zijn er alleen toespelingen, die echter voor degoede verstaander duidelijk hadden moeten zijn. Jezus begint zijnprediking in Galilea, met dezelfde woorden als Johannes eerderheeft gedaan: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij-gekomen (Mat 4:17). Hiermee kun je twee kanten op:a. dat Jezus ook een aankondiger is van het Koninkrijk;b. dat met Hem het Koninkrijk aanstaande is.

Dat het om het tweede gaat, blijkt als Jezus in de synagoge vanNazaret voorleest uit de Knechtprofetie in Jesaja 61:

De Geest van de Here is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfdheeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mijgezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aanblinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid,om te verkondigen het aangename jaar van de Here. (Luc4:18,19; Jes 61:1,2)

Nadat Hij de rol heeft teruggeven aan de verantwoordelijke oud-ste, zegt Hij:

Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld. (Luc 4:21)

De Mensenzoon

Jezus spreekt over zichzelf als de Mensenzoon. Bedoelend dat Hijhet is, die in het boek Daniël werd aangekondigd als de rechter-hand van God. Met andere woorden: als de door God aangesteldeKoning (Dan 7:13,14). Hij bewijst dit, door een verlamde, die Hijkort daarvoor de zonden heeft vergeven, te genezen:

... opdat u mag weten, dat de Mensenzoon macht heeft op aardezonde te vergeven – toen zei Hij tot de verlamde: Sta op, neemuw bed op en ga naar uw huis. En hij stond op en ging naar huis.(Mat 9:6,7)

Als zijn discipelen iets doen, waarvan de Farizeeën vinden dat ditop sabbat niet mag, zegt Hij:

de Mensenzoon is heer over de sabbat. (Mat 12:8)

Toch moet het voor allen duidelijk zijn geweest, dat de Mensen-zoon de Messias, de Christus, is. Want vrij aan het eind van zijnpredikingswerk (mogelijk 4 maanden voor zijn kruisdood) vragende Joden in Jeruzalem Hem:

Indien U de Christus bent, zeg het ons ronduit. Jezus antwoord-de hun: Ik heb het u gezegd en u gelooft het niet. (Joh10:24,25)

Meer over de Mensenzoon is besproken in hoofdstuk 17.

Page 112: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

111

Jezus’ wonderen getuigen ervan dat Hij de Messias is

Op dit punt gekomen moet er iets gezegd worden over Jezus’ won-deren. Want daar draait het in de rest van de gebeurtenissen inNazaret om.

De mensen hebben gehoord van de genezingen die Jezus overaldoet. Waarom dan niet in de stad waar Hij als kind woonde? Hetantwoord is: omdat zij niet in Hem geloven. En geloof is de nood-zakelijke basis om genezen te kunnen worden. Na een genezingzegt Jezus: uw geloof heeft u behouden. De wonderen zijn geengunst of recht, maar hebben een doel. Kennelijk geloven de men-sen in Nazaret niet eens dat Hij een profeet is, en daarom kan Hijdaar geen mensen genezen.

In de hiervoor geciteerde Knechtprofetie is te zien, dat de Knecht –waarmee Jezus zich vereenzelvigt – niet direct het Koninkrijk vanGod op aarde vestigt, maar de taak heeft om het evangelie daar-van te verkondigen en dat te ondersteunen met o.a. genezingen.Met andere woorden: Jezus wil laten zien dat de genezingen die Hijdoet, de tekenen zijn dat Hij het is waarover Jesaja sprak. Dat hetKoninkrijk nabij is, blijkt daarom óók daar uit.

De apostel Johannes vertelt dat velen geloofden in zijn naam,doordat zij zijn tekenen zagen, die Hij deed (Joh 2:23). Het iswaarschijnlijk dat hij daar de enkele honderden mensen mee be-doelt, die aanvankelijk tot geloof in Hem komen en zijn leerlingenworden. Jezus’ wonderen zijn niet alleen het bewijs dat God metHem is, en Hem gezonden heeft, maar ook dat Hij de Messias is.

Als Johannes in de gevangenis begint te twijfelen of Jezus wel deMessias is, stuurt hij twee van zijn discipelen naar Jezus om hetHem te vragen. Lucas schrijft daarover:

Op dat ogenblik genas Hij velen van ziekten en plagen en bozegeesten en aan vele blinden schonk Hij het gezicht.

Jezus vraagt de twee om Johannes te gaan vertellen wat zij heb-ben gezien, en geeft hen enkele citaten mee uit het boek Jesajaover de Messiaanse tijd, die voorzeggen wat er nu voor hun ogengebeurt (Luc 7:19-23). Dus de wonderen op zich zouden al genoegbewijs moeten zijn, dat de Messiaanse tijd is aangebroken en datde Koning bij hen is.

Op het ongeloof in Galilea reageert Jezus met: Wee u, want Godhad Tyrus en Sidon, Sodom en Gomorra verwoest. Zij wisten vande God van hemel en aarde, maar hadden niet de unieke gelegen-heid die Israël nu krijgt. Want indien bij hen die krachten waren

Page 113: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

112

geschied, welke in u geschied zijn, al lang zouden zij zich in zak enas bekeerd hebben (Mat 11:20-24). Over het ongeloof in Jeruza-lem zegt Hij:

… de werken, die Ik doe in de naam van mijn Vader, die getui-gen van Mij; maar u gelooft niet, omdat u niet tot mijn schapenbehoort. (Joh 10:25,26)

God geeft Israël wèl de gelegenheid zijn werkzaamheid onder hente zien; maar desondanks zijn er slechts weinigen die echt tot ge-loof komen. Daarom schrijft Johannes:

En hoewel Hij zovele tekenen voor hun ogen gedaan had, geloof-den zij niet in Hem. (Joh 12:37)

Door de Geest weet hij dat God vooraf heeft gezegd, dat dit hetteleurstellend resultaat zal zijn van alle inspanningen van deKnecht:

… opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd, dat hijsprak: Here, wie heeft geloofd, wat hij van ons hoorde? (vs. 38)

Jezus doet een beroep op wie bij Hem komen, om Hem toch in ie-der geval vanwege zijn wonderen (de onmiskenbare tekenen vanzijn Messiasschap) te geloven:

De werken, die Mij de Vader gegeven heeft om te volbrengen,juist die werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat de Vader Mijgezonden heeft. (Joh 5:36)Geloof Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is; of an-ders, geloof om de werken zelf. (Joh 14:11)

Met andere woorden: geloof dat Ik deze werken doe door de heili-ge Geest (en niet door de ‘overste van de boze geesten’), en datniemand die werken kan doen, die Ik doe, tenzij God met Mij is.

Het Koninkrijk is gekomen in de persoon van Jezus

Als enkele Farizeeën Hem dan ook vragen wanneer het Koninkrijkvan God komen zou (mogelijk in de zin van: U praat er nu al zolang over, maar wanneer komt het nu eindelijk eens?), antwoordtHij dat je er niet een bepaald moment voor kunt aangeven, en datje er ook niet ergens voor naartoe hoeft te gaan; want het is er al!Het Koninkrijk is bij u (Luc 17:21). Hoe dat dan? Omdat de doorGod aangewezen Koning tegenover hen staat!

Eerder had Hij zijn discipelen het land ingestuurd met diezelfdeboodschap: Het Koninkrijk van God is nabij u gekomen (Luc 10:9en 11). Dus niet in tijd en ruimte, maar in de persoon van Jezusvan Nazaret. Dat het Koninkrijk zelf nog geen zichtbaar gestalte

Page 114: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

113

krijgt, komt omdat dit pas kan komen nadat in Jezus de zondenvan de wereld verzoend zijn. En dan nog zal het niet onmiddellijkkomen, omdat eerst duidelijk moet worden wie het waard zullenzijn dat Koninkrijk binnen te gaan en tevens zoveel mogelijk men-sen daartoe de gelegenheid moeten krijgen. Dat tonen de gelijke-nissen van het Koninkrijk aan, zoals we in het volgende hoofdstukzullen zien.

Niet door kracht of geweld, maar door de Geest

Jezus gebruikt geen enkele vorm van verbaal of fysiek geweld omdat koningschap op te eisen. In een profetie over Hem, als deKnecht, stond: Hij zal niet twisten of schreeuwen (Mat 12:19; Jes42:1-4).

Petrus schrijft dat het geduldig lijden van onze Heer een voorbeeldis voor diens volgelingen, die ten onrechte om hun geloof in Hemlijden. Hij stelt een Jezus voor ogen die geen zonde gedaan heeft(dus ten onrechte leed) en in wiens mond geen bedrog is gevon-den; die als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed,niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt(1 Pet 2:21-23).

Er zijn momenten dat het volk en de discipelen zo enthousiast zijnover Jezus’ wonderen, dat zij het geduld niet kunnen bewaren enniet langer willen afwachten wat Hij zelf zal doen. Maar Jezusmaakt zich dan snel uit de voeten, om te voorkomen dat Hij bijeen opstand betrokken raakt:

Daar Jezus bemerkte, dat zij zouden komen en Hem met geweldmeevoeren om Hem koning te maken, trok Hij Zich weer terugin het gebergte, geheel alleen. (Joh 6:15)

Kort daarna echter is de stemming geheel omgeslagen. Mogelijkuit teleurstelling vanwege zijn weigering zich tot Koning te latenuitroepen, en zeker als duidelijk wordt dat het een heel anderekant op zal gaan. Omdat Jezus zich begint te vergelijken met hetmanna dat tijdens de uittocht van Israël uit de hemel neerdaalde,en met een offerdier dat zijn vlees en bloed geeft voor het levenvan de wereld (Joh 6:48-58), zeggen velen: deze rede is hard, wiekan haar aanhoren. En van toen af keerden vele van zijn discipelenterug en gingen niet langer met Hem mee.

Kennelijk wil Jezus een schifting aanbrengen onder zijn volgelin-gen, en alleen met hen verder gaan die werkelijk in Hem geloven;die Hij kan vertrouwen en die Hem niet met geweld Koning willenmaken. Want Hij zegt tegen hen:

Page 115: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

114

Er zijn sommigen onder u, die niet geloven. Want Jezus wist vanhet begin af, wie het waren, die niet geloofden, en wie het was,die Hem verraden zou. En Hij zei: Daarom heb Ik u gezegd, datniemand tot Mij komen kan, tenzij het hem van de Vader gege-ven is. (Joh 6:60-66)

Enkele voorbeelden van dit laatste:Ik dank U, Vader, Heer van de hemel en van de aarde, dat U de-ze dingen voor [wereld]wijzen en verstandigen verborgen hebt,maar aan kinderen geopenbaard ... Alle dingen zijn Mij overge-geven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader,en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wilopenbaren. (Mat 11:25-27; Luc 10:21,22)Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft;indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, ofzij van God komt, dan wel of Ik uit Mijzelf spreek. (Joh 7:16,17)Wie uit God is, hoort de woorden van God; daarom hoort u niet,omdat u niet uit God bent. (Joh 8:47)Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgenMij. (Joh 10:27)

Page 116: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

115

De reacties die Jezus’ optreden oproepen

Uit de reacties op Jezus’ optreden, blijkt dat zijn familie, het volken zijn leerlingen een andere verwachting hebben van de Messiasen het Koninkrijk, en dat de Joodse leiders niet zitten te wachtenop een Messias zoals Jezus zich voorstelt.

Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?

Aan het eind van de Bergrede, die vooral de onderwijzing van zijnvolgelingen bevat, lezen we dat de scharen versteld stonden overzijn leer, want Hij leerde hen als gezaghebbende en niet als hunschriftgeleerden (Mat 7:28,29; Mar 1:21,22).

En als Hij in de synagoge van Kapernaüm bij een man ‘een onreinegeest’ uitdrijft, zijn de aanwezigen zeer verbaasd, zodat zij elkaarvroegen, zeggende: Wat is dit? Een nieuwe leer met gezag! Ook deonreine geesten geeft Hij bevelen en zij gehoorzamen Hem! (Mar1:27; Luc 4:36).

Dus velen zagen Hem als een geleerd man met gezag, maar ken-nelijk niet als hun Messias. Als Hij een verlamde de zonden heeftvergeven en vervolgens – als bewijs dat Hij dat mag doen – gene-zen, vreesden zij en zij verheerlijkten God, die zulk een macht aande mensen gegeven had … en werden met vrees vervuld, zeggen-de: Wij hebben heden ongelooflijke dingen gezien (Mat 9:8; Mar2:12; Luc 5:26). Verder wordt overal in Galilea over Jezus gespro-ken; maar kennelijk niet dat Hij de Messias moet zijn (Mat 9:26).Als Jezus een jongeman uit de dood wekt, roepen ze uit: Een grootprofeet is onder ons opgestaan, en: God heeft naar zijn volk om-gezien (Luc 7:16). Degenen die tot geloof komen, en beschimptworden door wie niet geloven, verweren zich met de woorden: Zalde Christus, wanneer Hij komt, soms meer tekenen doen dan dezegedaan heeft? (Joh 7:31). Dus ook dan is Hij een, of de Profeet,maar niet de Messias. Zelfs wanneer Hij Jeruzalem op een ezel bin-nenrijdt – als de vervulling van de profetie: Zeg tot de dochter vanSion: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en rijdend op eenezel (Mat 21:5/Zach 9:9) – komen, als de inwoners van Jeruzalemvragen Wie is dit?, de scharen uit Galilea en Judea niet verder dan:

22

Gemengde reacties

Page 117: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

116

Dit is de profeet, Jezus, van Nazaret in Galilea (Mat 21:10,11).

Later durven de Joodse leiders Jezus niet in de tempel gevangen tenemen, omdat zij bang zijn voor de scharen, die Jezus voor eenprofeet hielden (Mat 21:46).

Ook Jezus’ discipelen is het opgevallen dat maar weinigen Jezuserkennen als de Messias. Als Jezus op zekere dag wil weten of zijHem wèl als de Messias zien, vraagt Hij hen:

Wie zeggen de mensen, dat de Mensenzoon is? En zij zeiden:Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen:Jeremia, of één van de profeten. (Mat 16:13-16; Luc 9:18,19)

Jezus voldoet niet aan de verwachtingen

Waarom komen al die mensen niet verder dan dit? Omdat Jezusniet is wat zij verwachten. Zij zien niet uit naar een leraar, ook alspreekt Hij met gezag en doet Hij grote wonderen, maar iemanddie krachtdadig optreedt om hen van de vijand te verlossen.

Daarbij komt dat degenen die Hem van jongs af aan kennen, Hemaanmatigend vinden. Als hij weer eens in Nazaret is en in de syna-goge heeft gesproken, stonden zij versteld en zeiden: Vanwaarheeft Hij die wijsheid en die krachten? Is dit niet de zoon van detimmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jacobusen Jozef en Simon en Judas? Behoren zijn zusters niet allen bijons? Vanwaar heeft Hij dit alles. En zij namen aanstoot aan Hem(Mat 13:54-56; Mar 6:2,3). Lucas weet, na zijn uitgebreide onder-zoek naar alles wat er was gebeurd, eraan toe te voegen dat zij zoboos zijn over wat Hij zegt, dat zij Hem zelfs van een klif af willengooien, maar daar niet in slagen (Luc 4:29,30).

De Joden in Jeruzalem vragen Jezus bijna twee jaar later:Hoe lang houdt u onze ziel nog in spanning? Indien U de Christusbent, zeg het ons ronduit (Joh 10:24).

Scepticisme en ongeloof van Jezus’ familie

Zelfs zijn familieleden, die toch van Jozef en Maria geweten moe-ten hebben wie ‘hun’ zoon is, zijn sceptisch. Zij beoordelen Hemaan de hand van wat zij zien en horen over hoe Hij leeft en werkt;en ze menen dat ze Hem naar huis moeten brengen, omdat hetanders ‘helemaal verkeerd met Hem zal gaan’:

... en er verzamelde zich weer de schare, zodat zij zelfs geenbrood konden eten. En toen zijn nauwe verwanten dit hoorden,gingen zij heen om Hem te halen, want zij zeiden: Hij is niet bijzijn zinnen. (Mar 3:20,21; vgl Mar 6:30,31)

Page 118: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

117

Omdat Jezus zich vanwege de gevaarlijke toestand terugtrekt naarGalilea, en geen aanstalten maakt naar het Loofhuttenfeest in Je-ruzalem te gaan, maken zijn broers Hem duidelijk dat Hij, als Hijde Messias zegt te zijn, naar Jeruzalem moet gaan. Dat is dehoofdstad en daar moet het gebeuren; niet in Galilea. Zij gelovenniet in Hem, omdat Hij niet doet wat zij vinden dat Hij moet doen:

Ga vanhier en reis naar Judea, opdat uw discipelen uw werkenaanschouwen, die U doet. Want niemand doet iets in het verbor-gen en tracht tegelijk zelf de aandacht te trekken. Indien u zulkedingen doet, maak, dat U bekend wordt aan de wereld. Wantzelfs zijn broeders geloofden niet in Hem. (Joh 7:3-5)

Jezus’ discipelen heen en weer geslingerd

Maar ook zijn discipelen, zelfs de twaalf, zijn niet altijd zeker vanHem. In het begin zijn zij kennelijk overtuigd. Andreas vraagt zijnbroer Simon (Petrus) mee te komen, want wij hebben gevondende Messias (Joh 1:42). En Nathanaël roept uit, als Jezus hem laatmerken dat Hij weet van zijn verwachting van het Koninkrijk:

Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël!(Joh 1:50)

Later belijdt Petrus, namens allen mogen we aannemen, na detwee wonderbare spijzigingen: U bent de Christus, de Zoon van delevende God (Mat 16:16; Mar 8:29; Luc 9:20). Maar niet langdaarvóór vroegen zij zich, nadat Jezus de storm op het meer vanGalilea had gestild, nog af:

Wie is toch deze, dat Hij ook aan de winden en aan het waterzijn bevelen geeft en zij Hem gehoorzaam zijn? (Luc 8:25; Mar4:41)

Ook zij menen tot in de bovenzaal, als zij voor de laatste keer sa-men het Pascha eten, dat het Koninkrijk vergelijkbaar is met eenaards rijk, maar dan in veel betere omstandigheden. Jacobus enJohannes vragen Jezus (via hun moeder), als zij onderweg zijnnaar Jeruzalem: Geef ons, dat wij de één aan uw rechterzijde ende andere aan uw linkerzijde mogen zitten in uw heerlijkheid (Mar10:37; Mat 20:21). Maar Jezus maakt hen twee dingen duidelijk(Mar 10:42-45):a. dat de weg naar heerlijkheid gaat via lijden;b. dat het Koninkrijk en zijn regeerders niet te vergelijken zijn metdie in deze wereld.

Toch hebben zij in de bovenzaal weer onenigheid over wie van henals eerste moest gelden (Luc 22:24), om uit te maken wie errechts en links van Jezus mag aanliggen. In het Koninkrijk gaat

Page 119: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

118

het echter niet om macht en eer, maar om het behoud van demensen over wie de koningen zullen regeren. En dus gaat het,zegt Jezus, om dienen in plaats van heersen:

De koningen van de volken voeren heerschappij over hen en hunmachthebbers worden weldoeners genoemd. Maar u niet alzo,maar de eerste onder u worde als de jongste en de leider als dedienaar. (Luc 22:25,26)

Verdeeldheid over wat Jezus zegt en doet

In het evangelie naar Johannes lezen we een aantal keer over ver-deeldheid over wat Jezus zegt en doet. Iedereen heeft zo zijn me-ning over Hem. Nadat Jezus zich het levende water heeft ge-noemd, schrijft Johannes:

Sommigen uit de schare, die naar deze woorden geluisterd had-den, spraken: Deze is waarlijk de (door Mozes aangekondigde –Deut 18:15-19) profeet. Anderen zeiden: Deze is de Christus;weer anderen zeiden: De Christus komt toch niet uit Galilea?Zegt de Schrift niet, dat de Christus komt uit het geslacht vanDavid en van het dorp Bethlehem, waar David was? Er ontstonddan verdeeldheid bij de schare om Hem; en sommigen van henwilden Hem grijpen, maar niemand sloeg de handen aan Hem.(Joh 7:40-44)

En na zijn woorden over de herder en de schapen:En er ontstond opnieuw verdeeldheid onder de Joden over diewoorden. En velen zeiden: Hij is bezeten en waanzinnig; waaromluistert u naar Hem? Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden vooreen bezetene, een boze geest kan toch de ogen van blinden nietopenen? (Joh 10:19-21)

Ook onder de Farizeeën is er na een genezing verdeeldheid:… deze mens komt niet van God, want Hij houdt de sabbat niet.Anderen zeiden: Hoe kan een zondig mens zulke tekenen doen?En er was verdeeldheid onder hen. (Joh 9:16)

Jezus al bij voorbaat veroordeeld door de Joodse leiders

De Joodse leiders en schriftgeleerden zitten, zoals we hebben ge-zien, op dat moment niet te wachten op een Messias. Zij onder-zoeken niet aan de hand van de Schriften of Jezus de Messias is,en letten niet op zijn woorden en daden. De uitkomst van hun‘onderzoek’ staat namelijk al vast: Hem moet het zwijgen wordenopgelegd; goedschiks of kwaadschiks. Daarom zoeken zij elk argu-ment om te bestrijden dat Jezus de Messias is of kan zijn, en ver-deeldheid te zaaien onder het volk en zelfs onder Jezus’ discipelen.

Page 120: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

119

Jezus zegt tot hen: U oordeelt naar het vlees (Joh 8:15). Hij be-doelt waarschijnlijk: op uiterlijkheden, naar wat uw oog meent tezien en uw oor meent te horen. Wat Hemzelf aangaat spitten zij inzijn verleden: zijn moeder was niet getrouwd, toen zij in verwach-ting was, en daarom zeggen zij schamper tegen Jezus: wij zij nietuit hoererij geboren (Joh 8:41). Met andere woorden: Een bas-taard kan de Messias toch niet zijn? Het verzet van de leiders te-gen Jezus kent verschillende vormen en misschien wel fasen.

Vragen

Het begint met vragen. Als Hij eet in het huis van een tollenaar,vragen zij Jezus’ discipelen: Waarom eet uw meester met de tolle-naars en zondaars? (Mat 9:11; Mar 2:16; Luc 5:30; vgl Luc 15:2).

Als Hij op een later moment van zijn predikingswerk weer in Gali-lea en Judea is, wordt Jezus vanuit Jeruzalem voortdurend in degaten gehouden. Zo vragen ze Hem: Waarom overtreden uw disci-pelen de overlevering van de ouden? Immers zij wassen hun han-den niet, wanneer zij brood eten (Mat 15:2; Mar 7:5). En zij ne-men aanstoot aan zijn antwoord (Mat 15:12).

Gedachten

Maar niet iedereen uit zich direct. Je kunt ook iets van Jezus den-ken, zonder wat te zeggen. Als een ‘zondares’, kennelijk een pros-tituee, tijdens een maaltijd in het huis van een Farizeeër, eens Je-zus’ voeten wast met haar tranen van berouw en ze daarna zalftmet een hele dure olie, denkt de Farizeeër (Luc 7:39):

Indien deze (de) profeet was, zou Hij wel weten, wie en wat de-ze vrouw is, die Hem aanraakt: dat zij een zondares is.

Een profeet uit Galilea?

Een punt dat telkens twijfel en verdeeldheid oproept, is de plaatswaar Jezus vandaan komt. De Messias is de Zoon van David, endie kwam uit Bethlehem. Dus moet ook de Messias uit Bethlehemin Juda komen (Joh 7:42; vgl Mat 2:4-6; Luc 2:4,5). Maar Jezuskomt uit Nazaret in Galilea, en daarover spreken de profeten niet.Tegen Nicodemus, die Jezus in de Raad verdedigt, wordt gezegd:

Bent u soms ook uit Galilea? Ga maar na en zie dat uit Galileageen profeet opstaat. (Joh 7:52)

Kennelijk hebben zij dit al rondgestrooid onder het volk, wantmensen die niet in Jezus geloven, zeggen tegen hen die dat weldoen – Waarschijnlijk vanwege de woorden van Maleachi: Plotse-ling zal tot zijn tempel komen de Here, die u zoekt (Mal 3:1):

Page 121: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

120

Van deze (Jezus) ... weten wij, vanwaar Hij is, maar wanneer deChristus komt, weet niemand vanwaar Hij is. (Joh 7:27)

De heilige Geest of een boze geest?

Maar het kan ook heel heftig en direct, zijn persoon en werk ver-nietigend. Als Jezus een verlamde geneest, zeggen zij, waarschijn-lijk omdat het volk overal praat over het uitdrijven van de bozegeest uit een man in de synagoge in Kapernaüm:

Door de overste van de boze geesten drijft Hij de geesten uit.(Mat 9:34, zie ook 12:24; Mar 3:22; Luc 11:15 en 18)

Dit is wel het ergste dat zij van Jezus hebben gezegd, en de redenwaarom Hij vanaf dat moment meestal in de vorm van gelijkenis-sen spreekt. We komen hier in het volgende hoofdstuk op terug.

Hoe God mensen ook benadert, zij geloven toch niet

Velen van het volk veranderen door zulke woorden hun meningover Jezus. Daarom zegt Jezus eens verwijtend tegen al die men-sen in Galilea, die steeds om Hem heen drommen en zich niet la-ten overtuigen door zijn woorden en wonderen, dat het nooit goedis hoe God hen benadert en wat Hij tot hen zegt. Want als je voorze op de fluit speelt, willen ze niet dansen, en als je je medelijdentoont door klaagliederen voor hen te zingen, dan rouwen ze nietmet je mee. Want, zegt Jezus:

Johannes is gekomen, niet etende en drinkende, en zij zeggen:Hij heeft een boze geest. De Mensenzoon is gekomen, wèl eten-de en drinkende, en zij zeggen: Zie, een vraatzuchtig mens eneen wijndrinker, een vriend van tollenaars en zondaars (Mat11:16-19; Luc 7:31-34).

Godslastering en sabbatschending

Er waren in Israël diverse redenen om iemand op grond van dewet van Mozes te stenigen, zoals Godslastering en sabbatschen-ding. Als Jezus iemands zonde vergeeft, zeggen zij: Deze lastertGod (Mat 9:3; Mar 1:7; Luc 5:21; vgl Luc 7:49). Wanneer zijn dis-cipelen op een sabbat hongerig zijn, en onderweg wat aren pluk-ken om de graankorrels te eten, spreken enkele Farizeeën Jezusdaarop aan: Zie, uw discipelen doen wat men op sabbat niet magdoen (Mat 12:2; Mar 2:24; Luc 6:2). De sabbat speelt regelmatigeen rol in de kritiek op Jezus. De leiders houden het volk voor dateen sabbatschender niet van God kan komen (zie Joh 9:16).

Een ander, veel belangrijker, kritiekpunt is, dat Jezus God zijn Va-der noemt:

Page 122: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

121

Omdat Hij ... God zijn eigen Vader noemde en Zich dus met Godgelijkstelde (Joh 5:18).

Als Jezus eens voor het Chanoekafeest in Jeruzalem is, en zegt: Iken de Vader zijn één, beginnen de Joden stenen bij elkaar te bren-gen om Hem te stenigen. Jezus vraagt hen dan (Joh 10:31-33):

Ik heb u vele goede werken doen zien vanwege mijn Vader; omwelk van die werken wilt u mij stenigen? De Joden antwoordenHem: Niet om een goed werk willen wij u stenigen, maar omgodslastering en omdat U, een mens, Uzelf God maakt.

Een teken uit de hemel als bewijs dat Jezus de Messias is

Als zij onvoldoende bereiken met hun vragen, opmerkingen endreigingen, proberen de Joodse leiders Jezus door middel vanstrikvragen iets te laten zeggen, waarvoor Hij op grond van (huninterpretatie van) de wet van Mozes aangeklaagd kan worden:

En zij legden Hem de vraag voor, of het geoorloofd is op de sab-bat te genezen, om Hem te kunnen aanklagen. (Mat 12:10; Mar3:2; Luc 6:7)

Omdat Hij ‘de hint kennelijk niet begrijpt’, en voor hun ogen opsabbat iemand geneest, rijpt het plan het radicaler aan te pakken:

En de Farizeeën ... spanden tegen Hem samen ten einde Hemom te brengen (Mat 12:14; Mar 3:6; Luc 6:11).

Jezus weet dit, en als zij op een dag weer eens bij Hem komen, numet de vraag een teken te laten zien dat ontegenzeggelijk bewijstdat Hij de Christus is – bijvoorbeeld vuur uit de hemel laten ko-men, zoals Elia deed, of manna geven, zoals Mozes deed (zie Mar8:11 en Luc 11:16) – geeft Hij hen het teken van zijn dood, die zijberamen:

Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar hetzal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet.Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van hetzeemonster was, zo zal de Mensenzoon in het hart van de aardezijn, drie dagen en drie nachten. (Mat 12:39,40; Luc 11:29,30)

Later wordt dezelfde vraag kennelijk nog eens gesteld:De Farizeeën en Sadduceeën kwamen tot Hem en vroegen, omHem te verzoeken, dat Hij hun een teken uit de hemel zou to-nen. (Mat 16:1)

Maar Hij geeft hen opnieuw alleen het teken van Jona.

Het cynische (als we dat zo mogen noemen), is dat Jezus hier dushet teken van zijn dood en opstanding geeft, dat als bewijs moet

Page 123: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

122

gaan dienen dat Hij ‘de profeet’ is. Maar dat bewijs kan alleen ge-leverd worden als Hij werkelijk in het dodenrijk komt, op de ma-nier zoals zij voor ogen hebben, namelijk door Hem als Jona‘overboord te gooien’. Maar dan is het te laat, want dan hebben zeal met Hem gedaan wat zij willen. Ze vragen een teken uit de he-mel, maar krijgen er een uit het dodenrijk.

Er is hiervan een parallel in het boek van de profeet Jesaja, die ko-ning Achaz moest vragen welk teken hij wilde hebben, dat zijn ko-ninkrijk niet in handen van zijn vijanden zou vallen:

Vraag voor u een teken diep in het dodenrijk of boven in de ho-ge. (Jes 7:11)

Hij wil dat niet vragen en krijgt het teken van de komst van Im-manuël (Jes 7:14), de naam (‘God met ons’) die in Mat 1:23 aanJezus wordt gegeven.

Nog meer verzoekingen

Na Jezus’ weigering een teken te geven, zijn de Joodse leiderswoedend en proberen zij alles om een aanklacht tegen Jezus tevinden. Nadat Hij hen eens behoorlijk heeft berispt, beginnen deFarizeeën Hem heftig aan te vallen en Hem uit te vragen over veledingen, Hem een strik spannende om Hem te vangen in iets, datHij Zich zou laten ontvallen (Luc 11:53,54). Ze vragen zelfs eenzieke man naar het huis van een voorname Farizeeër te komen,waar Jezus die sabbat zal eten. Lucas schrijft daarover dat zijnauwkeurig acht op Hem sloegen. Maar Jezus is hen voor, door tezeggen dat Hij deze man mag redden, omdat zij zelf op sabbat ookhun kind of dier zouden redden als het in moeilijkheden kwam. Enzij waren niet in staat iets daartegen in te brengen (Luc 14:1-6).

Als Jezus eens tijdens het Loofhuttenfeest in Jeruzalem is, gebeurter iets vergelijkbaars. De schriftgeleerden en de Farizeeën brengeneen vrouw, die op heterdaad op overspel is betrapt, bij Jezus enzeggen:

... in de wet heeft Mozes ons bevolen zulken te stenigen; U dan,wat zegt U? En dit zeiden zij om Hem in verzoeking te brengen,opdat zij iets hadden om Hem aan te klagen. (Joh 8:3-6)

Ze weten dat Jezus altijd het behoud van zondaars op het oogheeft. Als Hij dan deze vrouw niet veroordeelt, leert Hij afval vande wet. Maar Jezus lost het eenvoudig op met de klassiek gewor-den woorden:

Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar(vs 7).

Page 124: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

123

De gevolgen van de opwekking van Lazarus

Het meest schokkende wat er gebeurt, is als Jezus Lazarus uit dedood heeft opgewekt. Een geweldig wonder, dat niet alleen Jezus’macht over leven en dood toont, en de waarheid van wat Hij zegtover de opstanding uit de doden, maar ook een reddende liefde-daad aan zijn goede vrienden is.

Omdat iedereen nieuwsgierig is naar wat er is gebeurd, gaan velenin het dorpje Bethanië kijken of zij een glimp van Lazarus kunnenopvangen, of het verhaal uit de mond van Maria kunnen horen –die het vast wel honderden keren heeft moeten vertellen (Joh11:45; zie ook 12:9). En omdat velen om die reden alsnog, of nogmeer dan eerst, in Jezus gaan geloven, roepen de Sadduceeën enFarizeeën de Raad samen, zeggende:

Wat doen wij, want deze mens doet vele tekenen? Als wij Hemzo laten geworden, zullen allen in Hem geloven en de Romeinenzullen komen en ons zowel onze plaats als ons volk ontnemen ...Kajafas, de hogepriester ... zei ... u beseft niet dat het in uw be-lang is, dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volkverloren gaat ... Sinds die dag beraadslaagden zij om Hem tedoden. (Joh 11:47-53)

Enkele maanden later, als Jezus zijn laatste reis naar Jeruzalemmaakt, en de belangstelling voor Lazarus nog niet is weggeëbd,beraadslagen de Sadduceeën zelfs om ook Lazarus te doden, daarvele van de Joden ter wille van hem kwamen en in Jezus geloofden(Joh 12:10,11). Maar alle plannen en dreigingen ten spijt, moetenzij concluderen:

U ziet voor uw ogen, dat u niets bereikt, zie de hele wereld looptHem na. (Joh 12:19)

Netten en strikken in Jeruzalem

Op zijn laatste reis naar Jeruzalem, en Hij dichtbij de stad is geko-men, komen Farizeeën naar Hem toe en vragen Hem, om Hem teverzoeken: Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te zendenom allerlei redenen? (Mat 19:3; Mar 10:2).

Als Hij dan Jeruzalem binnenrijdt, met het eerbetoon en gejuichvan de scharen die menen dat het Koninkrijk nu gaat komen, zeg-gen de Farizeeën die met Hem meegereisd zijn: Meester, bestrafuw discipelen (Luc 19:39). De volgende dag berispen de Saddu-ceeën en schriftgeleerden Hem, als Hij de kinderen – die naspelenwat er de dag eerder bij zijn intocht was gebeurd – niet vraagtdaarmee op te houden:

Page 125: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

124

zij namen dat kwalijk, en zij zeiden tot Hem: Hoort U wat deze[kinderen] zeggen? (Mat 21:15,16).

Uiteraard is hen ook niet bevallen dat Jezus de verkopers en geld-wisselaars uit de tempel heeft verjaagd. Zij zien niet in dat Jezusdeed wat zij zelf hadden moeten doen, maar niet deden omdat zijgeld verdienen met hun handel daar. Want met hoge wisselkoer-sen en buitensporig hoge prijzen voor offerdieren buiten zij hetvolk op het tempelplein uit. En als zij Hem de volgende dag hetvolk weer zien leren, vrezen zij kennelijk een herhaling. De Saddu-ceeën en Farizeeën spreken Hem daarom aan:

Krachtens welke bevoegdheid doet U deze dingen? Of wie heeftU de bevoegdheid gegeven om deze dingen te doen? (Mat21:23; Mar 11:28; Luc 20:2)

De vraag die Jezus eerst door hen beantwoord wil hebben, voordatHij antwoord geeft op hun vraag, is niet zomaar gekozen: Vanwaarwas de doop van Johannes? Uit de hemel of uit de mensen? Op-pervlakkig bezien lijkt het misschien zo dat Jezus geen zin heeft, ofhet zinloos vindt, antwoord op hun vraag te geven en hen daaromvoor een onoplosbaar dilemma plaatst:

Indien wij zeggen: uit de hemel, zal Hij tot ons zeggen: Waaromhebt u hem dan niet geloofd? Maar als wij zeggen: Uit de men-sen, zijn wij bevreesd voor de schare, want zij houden allen Jo-hannes voor een profeet. (Mat 21:23-26)

Het gaat Jezus er niet louter om erkenning te zoeken voor Johan-nes. Dat is de stap tot het inzicht van waar het werkelijk om gaat:als Johannes profeet was, en dus dat waar is wat hij zei, dan is deMessias inderdaad bij hen! En dan is het aan hen om vast te stel-len wie Hij is… En als het Jezus is, dan heeft Hij dus inderdaad debevoegdheid om de tempel te ontdoen van onheilige zaken.

Als Jezus daarna in één van zijn gelijkenissen hun plan Hem te do-den verwerkt – Dit is de erfgenaam, kom, laten wij hem doden omzijn erfenis aan ons te brengen. En zij grepen hem en wierpen hembuiten de wijngaard en doodden hem – en zegt dat het Koninkrijkhen om die reden zal worden afgenomen, proberen zij Hem te grij-pen, maar zij vreesden de scharen, daar die Hem voor een profeethielden (Mat 21:46; Mar 12:12; Luc 19:47,48; 20:19). Johannesplaatst dit in zijn evangelie wat eerder. De Joden vragen Hem:Welk teken toont U ons, dat U dit mag doen? (Joh 2:18). En ookbij die gelegenheid geeft Hij geen ander teken dan van zijn dood:Breek deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrij-zen ... Hij sprak over de tempel van zijn lichaam (Joh 2:19,21).

Page 126: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

125

Dan proberen de Farizeeën en Herodianen het met een strikvraag,om iedereen in de tempel uit zijn mond te horen zeggen dat Jezushet Romeins gezag niet erkent:

En om Hem na te gaan zonden zij spionnen uit, die zich voorde-den als vrome mensen, om Hem op een woord te vatten, teneinde Hem te kunnen overleveren aan het gezag en de beschik-king van de stadhouder. (Luc 20:20)

Zij vragen Hem:Zeg ons, wat dunkt U? Is het geoorloofd de keizer belasting tebetalen of niet? Zullen wij betalen of niet betalen? (Mat 22:17;Mar 12:14)

Als Jezus zegt dat je geen belasting aan de Romeinen moet beta-len, behoort Hij tot de Zeloten of hun sympathisanten, en zal destadhouder Hem wegens opstand tegen de keizer veroordelen. AlsHij zegt dat je wel moet betalen, zullen de Zeloten en vooral deSicariërs daar niet blij mee zijn en Hem misschien wel vermoor-den. Maar na Jezus’ klassiek geworden antwoord:

Geef de keizer wat van de keizer is en God wat van God is, ver-wonderden zij zich en lieten Hem verder ongemoeid en gingenweg. (Mat 22:21,22; Mar 12:17; Luc 20:26)

Maar de Sadduceeën denken dat het hen wel lukt. Zij geloven nietin bovennatuurlijke dingen, en dus ook niet in de opstanding (Mar12:18; Hand 23:8). Om Jezus’ leer belachelijk te maken hebben zijhet niet erg realistische verhaal verzonnen over een vrouw die inhaar leven zes keer opnieuw is getrouwd, omdat elke man in haarleven na enkele jaren stierf. Hun vraag is dan: Van wie van de ze-ven zal zij dan in de opstanding de vrouw zijn? Want allen hebbenhaar tot vrouw gehad (Mat 22:28). Jezus verwijt hen dan hun on-geloof en verkeerde verwachting van het leven in het Koninkrijk:

U dwaalt, want u kent de Schriften niet, noch de kracht van God.Immers in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet tenhuwelijk genomen. (Mat 22:29,30; Mar 12:24,25)

De Farizeeën vinden het wel leuk dat Jezus het ‘vijandelijke kamp’zo op zijn nummer heeft gezet, en proberen het nog een keer. Zijmenen namelijk dat Hij zich aan God gelijk maakt omdat Hij ...God zijn eigen Vader noemde en Zich dus met God gelijkstelde(Joh 5:18). Nu willen zij Hem verzoeken (Mat 22:35) met eenvraag, die Hem tot een uitspraak moet dwingen. Ze denken dat dithiermee lukt: Meester, wat is het grote gebod in de wet? (Mat22:36). Maar Jezus geeft het juiste antwoord. De vraagsteller wil

Page 127: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

126

echter toch nog even zijn punt maken: Inderdaad, Meester, naarwaarheid hebt U gezegd, dat Hij één is en dat er geen ander is danHij (Mar 12:32). Met andere woorden: Als er één God is, kan ergeen tweede zijn in de persoon van Zijn Zoon.

Als niets lukt, en Jezus doorgaat met zijn prediking in de tempel,kwamen de overpriesters en de oudsten van het volk bijeen in hetpaleis van de hogepriester, genaamd Kajafas, en zij beraamdeneen plan om Jezus door list in handen te krijgen en te doden. Maarzij zeiden: Niet op het feest, opdat er geen opschudding zal ont-staan onder het volk (Mat 26:3,4).

Niet allen bleven ongelovig

Toch lezen we ook over geloof van mensen die dit alles horen, zienen beleven. En dat moet ook wel zo geweest zijn, want anders hadJezus al zijn wonderen niet kunnen doen. Vooral Johannes schrijftover hun geloof.

Tijdens een Paasfeest in Jeruzalem geloofden velen in zijn naam,doordat zij zijn tekenen zagen (Joh 2:23). Nadat Jezus heeft uitge-legd dat Hij zijn boodschap niet zelf heeft bedacht, maar dat zijnVader in de hemel Hem die heeft geleerd, geloofden velen in Hem(Joh 8:30). Een blindgeborene, die door Jezus is genezen, zegt: Ikgeloof, Here, en hij wierp zich voor Hem neer (Joh 9:38). Als Jezusin Perea predikt, dat vanuit Jeruzalem gezien aan de overzijde vande rivier de Jordaan ligt, komen velen naar Hem toe en zeggen:Johannes deed wel geen enkel teken, maar al wat Johannes vandeze zei, was waar. En velen daar geloofden in Hem (Joh10:41,42). Johannes schrijft wat er gebeurt na de opwekking vanLazarus:Vele van de Joden dan, die tot Maria gekomen waren enaanschouwd hadden wat Hij gedaan had, geloofden in Hem (Joh11:45).

Ook onder de Joodse leiders en oversten waren er die Jezus nietdirect verwierpen, en bereid waren ‘neutraal’ onderzoek te doen.Het bekendste voorbeeld is dat van de Farizeeër Nicodemus, dieten minste erkent dat Jezus van God gekomen is als leraar, wantniemand kan die tekenen doen, die u doet, tenzij God met Hem is(Joh 3:2). Zelf is hij ook leraar, maar hij begrijpt net zo min alsalle anderen wat het Koninkrijk en het leven daarin is. Dat het nietgaat om een voortzetting van het huidige leven in gunstiger om-standigheden, maar om een totale overgang van een natuurlijkmens naar een geestelijk mens – de wedergeboorte. Het Konink-rijk is dienovereenkomstig een geheel nieuwe, door God ontwor-

Page 128: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

127

pen en gevormde samenleving (zie Op 21). Nadat hem dat is uit-gelegd, denkt hij verder na en is hij, als Jezus weer eens het voor-werp van kritiek is, bereid te doen waartoe Jezus oproept: Oordeelniet naar het aanzien, maar oordeel met een rechtvaardig oordeel(Joh 7:24). Want als zijn collega’s in de Joodse Raad zover gaandat zij het volk, dat graag naar Jezus luistert, vervloeken, is voorNicodemus de maat vol:

Veroordeelt onze wet dan een mens, tenzij men zich eerst vanhem op de hoogte gesteld heeft en kennis genomen van wat hijdoet? (Joh 7:47-52)

Zijn collega’s vinden dat echter niet nodig, omdat er in de Schriftgeen melding is van een profeet die uit Galilea zou komen (vs 52).

Johannes vertelt dat zelfs uit de oversten (van de synagogen) ve-len in Hem geloofden. Maar er was een probleem, dat hun geloofgeen vrucht liet dragen, want (Joh 12:42,43):

... ter wille van de Farizeeën kwamen zij er niet voor uit, om nietuit de synagoge te worden gebannen; want zij waren gesteld opde eer van mensen, meer dan op de eer van God.

Zij waren er dus wel van overtuigd dat Jezus profeet of zelfs deMessias was, maar wilden er geen prijs voor betalen. En je kuntniet met het ene been in het Koninkrijk en met het andere in dewereld staan.

De les voor allen die zeggen te geloven

De schrijver van de brief aan de Hebreeën vermaant:Laten wij ... tot Hem uitgaan buiten de legerplaats en zijn smaaddragen. Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoe-ken de toekomstige (Heb 13:13,14).

Hij schreef dit niet zonder reden: niet lang daarna werden Jeruza-lem en de tempel verwoest, vanwege het ongeloof en de onge-hoorzaamheid aan de oproep tot bekering van de meeste Joden.Wat zij meenden te zijn – het Koninkrijk van God – bleek dus geeneeuwigheidswaarde te hebben. Wat blijft is de hoop op en ver-wachting van het toekomstige Koninkrijk, dat met de komst vanChristus op aarde zal worden gevestigd.

De vraag is echter of het christendom de waarschuwing, die er inde ondergang van de Joodse natie in 70-71 ligt, verstaat en terharte neemt. Israël kwam niet toe aan het Koninkrijk van God,omdat het een verkeerde verwachting had van de beloofde Koning.Zij herkenden Hem niet en verwierpen Hem daarom, of konden

Page 129: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

128

niet tot een keuze komen. Zoals we nog uitgebreider zullen zien,heeft ook het merendeel van de christenen een heel ander beeldvan Christus en zijn Koninkrijk dan de Schriften voorstellen. Daar-bij komt dat de meeste zich christen noemende mensen niet bereidzijn zichzelf te verloochenen en afstand te nemen van het strevenvan de wereld naar bezit, eer en macht; dus niet bereid zijn“buiten de legerplaats” te gaan, de niet-blijvende ‘stad’ te verla-ten. Hun ‘rijk’ zal daarom ook niet blijvend blijken te zijn; wantstraks ontkomt juist de zich christelijk noemende wereld niet aanhetzelfde oordeel dat de Joden trof, zoals het boek Openbaringduidelijk laat zien. Want ook de meeste christenen hebben eenverkeerd beeld van de Messias; zelfs zodanig dat het hen ervanovertuigd doet zijn dat de op aarde teruggekeerde Christus de‘antichrist’ moet zijn.

Page 130: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

129

Gemengde reacties

Zoals we hiervoor al hebben gezien, variëren de reacties op Jezus’woorden en werken van gelovig tot ronduit vijandig. De grote me-nigte laat zich regelmatig meeslepen door de emoties van het mo-ment. Een groot wonder mist zijn uitwerking niet, en in het gevalvan de eerste wonderbare spijziging verlangen veel mensen eenherhaling daarvan; want er werd veel honger geleden. Maar als deJoodse leiders sceptisch of vijandig reageren, schrikken velen tochterug voor de eventuele gevolgen van hun enthousiasme. Je konbijvoorbeeld uit de synagoge worden gezet. Dan stond je feitelijkbuiten de samenleving, en had je in moeilijke tijden geen steun teverwachten. Een openlijke keuze voor het volgen van Jezus kondus grote gevolgen hebben voor je verdere leven.

De afschrikking door de Joodse leiders

De meest gemene manier die de Joodse leiders bedachten om demensen af te schrikken voor het volgen van Jezus, was dat zij zijnwonderen toeschreven aan een ‘boze geest’ in plaats van aan deheilige Geest. Dat maakte Jezus meteen tot de grootste geestelijkevijand. En als Hij veel volgelingen kreeg, zou dat de toorn van Godkunnen opwekken. Alle reden dus om Hem met alle beschikbaremiddelen te bestrijden. En ook alle reden om Hem maar beter nietna te volgen; want dan werd je een vijand van God, en wie Godvaarwel zei, moest volgens de wet gedood worden.

Kennelijk laten velen zich door hun leiders afschrikken, want vanafdat moment gaat Jezus’ anders te werk: Hij gaat in gelijkenissenspreken. Matteüs en Marcus leggen door de volgorde in hun evan-gelieverslagen een duidelijk verband tussen de afwijzingen van Je-zus door de leiders en dit spreken in de vorm van gelijkenissen.

Dit alles zei Jezus in gelijkenissen tot de scharen en zonder gelij-kenis zei Hij niets tot hen. (Mat 13:34)Met zulke en andere gelijkenissen maakte Hij hun het goedenieuws bekend, voor zover ze het konden begrijpen; Hij sprakalleen in gelijkenissen tegen hen, maar wanneer Hij alleen wasmet zijn leerlingen, verklaarde Hij hun alles. (Mar 4:33,34 NBV)

23

Gelijkenissen van het Koninkrijk

Page 131: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

130

Het waarom van de gelijkenissen

Nu zijn gelijkenissen (in dit geval beelden uit het dagelijks levendie een bepaalde geestelijke les leren) niet ongewoon in Jezus’prediking. In de Bergrede gebruikt Hij al herkenbare beelden: Ubent het zout van de aarde; U bent het licht van de wereld; Eenstad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Maar nu ishet beeld niet meer een onderdeel van zijn leer – zoals wij iets aananderen verduidelijken met een foto – maar spreekt Jezus alleennog maar in gelijkenissen. Dat valt zijn discipelen natuurlijk met-een op, en zij vragen Hem (Mat 13:10,11):

Waarom spreekt U tot hen in gelijkenissen?Zijn antwoord is:

Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijkvan de hemel te kennen, maar hun is dat niet gegeven.

Is dat niet oneerlijk? Worden al die mensen uitgesloten? Bekijk heteens anders. God beproeft wat in onze harten is. Wat willen wijnou echt? Als wij echt willen weten wat het Koninkrijk inhoudt enhoe je daar binnengaat, kunnen wij Jezus – net als zijn discipelen– vragen naar de betekenis van wat Hij zei. Maar de meeste men-sen doen dat niet. Zo wordt de scheiding van geesten duidelijk: deeen gaat steeds meer weten en begrijpen, omdat hij of zij Godecht wil dienen en Hem oprecht zoekt; de ander gaat steeds min-der weten en begrijpen, omdat hij of zij er niet echt mee bezig is,of denkt het niet nodig te hebben.

Deel uitmaken van het Koninkrijk geen vanzelfsprekendheid

Zoals eerder in dit boek gezegd, meenden velen in Jezus’ tijd datIsraël het Koninkrijk was. Maar Jezus laat van het begin af zien datdit niet zo is. In de Bergrede zien we vele uitspraken die laten ziendat je niet als vanzelfsprekend deel van het Koninkrijk uitmaakt,maar aan voorwaarden moet voldoen om erin te mogen gaan. Inde zaligsprekingen is het Koninkrijk voor nederigen, zachtmoedi-gen, barmhartigen, vredestichters etc., en voor mensen die bereidzijn vervolging om hun geloof te ondergaan. Vervolgens zegt Jezusdat alleen zij die in gehoorzaamheid doen wat God wil het Konink-rijk binnen gaan (wie dat niet doet dus niet). Ook moet je naar hetKoninkrijk verlangen, door ervoor te bidden en er zelf alles aan tedoen er binnen te mogen gaan. Dat dit niet vanzelfsprekend is,blijkt ook uit het feit dat Jezus aangeeft dat de meeste mensendaar niet binnen zullen gaan, omdat zij in dit leven de verkeerdeweg kiezen. Jezus stelt dat voor als het gaan op een brede weg.Als het ware op een brede boulevard lanterfantend, genietend,

Page 132: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

131

feestvierend, en anderen uitlachend ‘omdat zij zo serieus zijn’.Geestelijk gezien zijn dit de zelfgenoegzamen, die van zichzelf vin-den dat zij rechtvaardig zijn of dat God wel genoegen neemt metwat zij Hem bieden. Die het niet nodig vinden enige moeite tedoen voor het eeuwige leven en zich het liefst triomfantelijk perkoets daarin laten rijden. Zij die bereid zijn in nederigheid en af-hankelijkheid de ongemakken van het volgen van Jezus te aan-vaarden en met weinig – desnoods alleen de hoop op eeuwig leven– genoegen te nemen, stelt Jezus voor als mensen die op de juisteweg wandelen. Voor wie het eeuwig leven wil binnengaan is er inJezus’ voorstelling geen andere keuze dan deze weg te nemen:een smalle weg naar een smal poortje. Niet smal omdat God nietwil dat er veel mensen op gaan wandelen en door dat poortjegaan. Wel om aan te geven dat er maar weinig mensen die kantopwandelen, omdat de weg voor hen niet aantrekkelijk is. De me-deweggebruikers bevallen hen niet, zij zien op tegen de ongemak-ken van een reis op die weg, zij willen niet uitgelachen wordendoor hun bekenden op die brede boulevard, etc. En dan datpoortje: daar kun je niet met veel vertoon doorheen, maar alleenop je knieën … En dat is voor velen een te grote vernedering.

De les voor wie meent een volgeling van Christus te zijn

Dit was niet alleen een les voor wie in die tijd meenden dat hetvanzelfsprekend was dat zij deel uitmaakten van het Koninkrijk, enniet konden of wilden begrijpen dat God daar voorwaarden aanstelde. Het is ook een les voor allen die menen een volgeling vanChristus te zijn. Want wat de omgang met Gods woord betreft, iser vandaag de dag helaas ook niets nieuws onder de zon. Ditwordt des te duidelijker in de ontmoeting van Jezus met de Ro-meinse hoofdman in Kapernaüm. Zijn geloof is zo groot, dat Jezustegen de omstanders zegt (Mat 8:10-12):

Voorwaar, Ik zeg u, bij niemand in Israël heb ik een zó groot ge-loof gevonden! Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost enwest en zullen aanliggen met Abraham en Izak en Jakob in hetKoninkrijk van de hemel; maar de kinderen van het Koninkrijkzullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis.

Dit is in eerste instantie gericht tot zijn Joodse tijdgenoten, maarwordt ruimer door het begrip kind van het Koninkrijk. Wie meentdat te zijn, maar niet voldoet aan de door God gestelde voorwaar-den aan dit kind zijn, wordt er dus uiteindelijk ‘uitgegooid’, net alsde ongelovige Joden uit Jezus’ tijd. Want niet wie Jezus Heernoemt, maar wie God gehoorzaamt zal het Koninkrijk binnengaan.

Page 133: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

132

Jezus’ boodschap in de gelijkenissen van het Koninkrijk

Er is een groep gelijkenissen die we ‘de gelijkenissen van het Ko-ninkrijk’ noemen, omdat ze meestal beginnen met woorden als:Het Koninkrijk komt overeen met ...; ... is gelijk aan ...; ... isals .... Matteüs gebruikt daarbij meestal ‘Koninkrijk van de hemel’,en Marcus en Lucas altijd ‘Koninkrijk van God’; maar daar wordtuiteraard hetzelfde mee bedoeld. Wat Jezus ermee wil aangeven,is dat het Koninkrijk niet is, niet zo komt, niet op de tijd komt, zo-als zijn tijdgenoten dat verwachten.

Het is ondoenlijk alle gelijkenissen afzonderlijk te behandelen (ziedaarvoor onze uitgave Gelijkenissen van de Here Jezus). In dit ka-der moet de constatering waar het in algemeenheid om gaat vol-doende zijn.

Het Koninkrijk mag niet beperkt worden tot de stichting daarvanop een bepaalde tijd. Het Koninkrijk is er nu in zekere zin al, in depersoon van de Koning (Jezus) en de burgers (de gelovigen die deKoning in oprechtheid en waarheid dienen). Wat het eerste betreft,schrijft Lucas over een gelijkenis die Jezus vertelt omdat Hij dichtbij Jeruzalem was en zij meenden, dat het Koninkrijk terstondopenbaar zou worden. En dat is een verhaal, waarmee Hij duidelijkwil maken dat Hij eerst naar God, zijn Vader in de hemel, moetgaan om het koningschap uit Diens hand te ontvangen. Vervolgenszal Hij met die verkregen waardigheid terugkomen om te beoorde-len wat zijn volgelingen hebben gedaan met het woord en deGeest die Hij hen gaf. Hier zit het tweede in opgesloten, namelijkdat zijn volgelingen nu al burgers zijn en dus verantwoordelijkvoor hun handelen. Andere gelijkenissen duiden dan ook een pro-ces aan. Bijvoorbeeld van brood bakken, of zaaien. Je kunt nietwat meel en water bij elkaar doen, en dan verwachten dat je eenkant-en-klaar brood hebt. In die tijd moest het doordesemd zijn,en dat kostte tijd. Je kunt niet meteen na het zaaien oogsten; daargaat een tijd van groei, bloei, vruchtzetting en rijping aan vooraf.Bovendien is niet alles wat in deze gelijkenissen wordt binnenge-haald bruikbaar: er is kaf, er is onkruid, er zijn oneetbare vissen,er zijn mensen die niet hebben gedaan wat Jezus hen opdroeg,etc. Er is dus nog een derde element in opgesloten, namelijk datbehoren tot het Koninkrijk, of daarin gaan, niet vanzelfsprekend is.Het leven van wie zeggen een volgeling van Jezus te zijn, wordt bijzijn komst uit de hemel beoordeeld. Dan zal helaas blijken dat nieteen ieder die zegt in Jezus te geloven rechtvaardig in Gods ogenis, en dus niet in het Koninkrijk zal worden toegelaten. Hiervan

Page 134: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

133

vertellen ook gelijkenissen als die van de ponden of talenten, deonrechtvaardige pachters, het koninklijke bruiloftsmaal.

Het evangelie is iets heel kostbaars, dat naar waarde ge-schat moet worden

Maar er is meer te zeggen over deze ‘gelijkenissen van het Konink-rijk’. Jezus stelt het evangelie voor als iets heel kostbaars, omdathet vertelt van Gods redding van zondaren en Zijn onbetaalbaregave van eeuwig leven. Sommigen zijn ernstig op zoek, omdat zijontevreden zijn met het leven dat zij leiden, of ontdekken dat zijde Schriften eigenlijk niet kennen. Op hen duidt de gelijkenis vande koopman die een mooie parel zoekt. Anderen zijn niet bewustop zoek, maar worden onverwacht geconfronteerd met het evan-gelie, zien meteen de waarde ervan in, en hebben er vervolgensalles voor over. Voor hen is dit als een schat in een akker. De gelij-kenissen zijn dus een belangrijke schakel in Jezus’ waarnemingvan wat wij verwachten van het Koninkrijk van God. Wie zegt inJezus te geloven en een volgeling van Hem te zijn, doet er daaromgoed aan ze nauwkeurig te lezen en eerlijk te zijn tegenover zich-zelf. Het is een kwestie van leven of dood. Want alleen wie de juis-te stappen neemt op de weg die Jezus wijst, zal straks uitgenodigdworden het eeuwige leven in Gods Koninkrijk binnen te gaan.

Page 135: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

134

De autoriteit van Jezus

Wat de ‘gewone mensen’ opvalt als Jezus hen onderwijst, is dat Hijdit heel anders doet dan hun schriftgeleerden en leraars. Al in deBergrede, vrij aan het begin van zijn predikingswerk, doet Hij uit-spraken die alleen iemand met een bepaalde autoriteit kan doen.Hij spreekt de zogenoemde ‘zaligsprekingen’ uit: zalig de ... want.Hij stelt zijn leer tegenover die van de schriftgeleerden en leraars:U hebt gehoord dat ... maar Ik zeg u .... Hij roept op de dingenanders te doen dan hen gezegd is: Laat ..., Zie toe dat u .... Hijdoet stellige uitspraken: Voorwaar Ik zeg u …, Daarom zeg Ik u ….Wat en hoe Jezus leert, maakt diepe indruk:

En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geëindigd had, datde scharen versteld stonden over zijn leer, want Hij leerde henals gezaghebbende en niet als hun schriftgeleerden. (Mat7:28,29)Wat is dit? Een nieuwe leer met gezag! (Mar 1:27)

Geen eigen gezag, maar het gezag van de Schrift

Wat hen ook opgevallen moet zijn, is dat Jezus zijn uitleg nooitgeeft vanuit zichzelf. Het is niet zijn opvatting die Hij verkondigt.Het zijn ook geen tradities en overleveringen, waarvan de schrift-geleerden vaak uitgaan, die Hij uitwerkt en uitbreidt. Jezus wijstdie ‘gewoon’ van de hand als menselijke leer (Mat 15:9), omdatzulke leer vaak was gericht op ontduiking van de Wet en dus onge-hoorzaamheid aan God (Mat 15:1-9) of de mogelijkheid bood uit teblinken, op te vallen, en dus geprezen te worden (zoals het gevenvan de tienden van de kleinste zaadjes). Hij gaat daarom direct uitvan wat al eeuwen in de Schriften staat opgetekend, zowel wat erin de Wet van hen wordt gevraagd als wat het evangelie van hetKoninkrijk betreft: Hebt u niet gelezen, Want God heeft gezegd,Wie het leest geve er acht op. Zulke uitspraken gelden niet alleenvoor wie het niet is opgevallen dat het daar staat, of wat ermee isbedoeld, maar ook voor wie willens en wetens verwerpt wat Godzegt en eist. De Schrift is het woord van God, dat bedoeld is voorwie Hem wil kennen en dienen – ook in deze tijd! Want het verteltniet alleen van Gods heilsplan en heilswerk, maar ook van de goe-

24

De confrontatie tussen God en mensen

Page 136: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

135

de en slechte voorbeelden van mensen, zodat volgende generatieservan kunnen leren.

Huichelarij aan de kaak gesteld

Jezus schroomt niet de houding van de schriftgeleerden en leraarsvan het volk openlijk aan de kaak te stellen. Eerst nog enigszinsindirect:

Want Ik zeg u, Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meerdan die van de schriftgeleerden en Farizeeën, zult u het Konink-rijk van de hemel voorzeker niet binnengaan. (Mat 5:20)

Later laakt Hij op directe, confronterende wijze hun huichelarij:Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, u huichelaars ... (Mat23:15,29)U bent vol huichelarij en wetsverachting. (vs 28)

Hun huichelarij is dat zij zich beter voordoen dan ze zijn; de din-gen niet doen voor God maar om door mensen geroemd te wor-den; laten merken dat ze overal verstand van hebben, maar netdoen alsof ze niet begrijpen wat Gods woord betekent, of van henvraagt. Omdat Jezus daarbij voorbeelden geeft van wat Hij dage-lijks waarneemt (zie, bijvoorbeeld, Mat 6:2, 5, 16; Luc 12:56), be-grijpen zijn luisteraars meteen wie en wat Hij bedoelt. Ook dege-nen die Jezus op het oog heeft, weten van zichzelf wat hun hou-ding is en voelen zich vaak aangesproken. Hij waarschuwt de me-nigte die naar Hem komt luisteren zelfs openlijk voor hun geeste-lijke leiders: Wacht u voor de schriftgeleerden, die ... (Mar 12:38),en vertelt de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar met hetoog op sommigen, die van zichzelf vertrouwden, dat zij rechtvaar-dig waren en al de anderen verachtten (Luc 18:9-14).

Is Jezus de Messias?

Veel mensen in Israël vinden Jezus’ leer wel interessant en zelfsindrukwekkend, maar begrijpen niet waarom Hij alleen geestelijkelessen leert, zich afzet tegen hun veeleisende leiders en leraars,wonderen doet. Ze weten wel dat dit allemaal behoort bij het Ko-ninkrijk, maar vinden dat de volgorde niet klopt. Ze verwachteneen Messias, die hen in eerste instantie hun land en vrijheid zalteruggeven, door hen te bevrijden van de gehate Romeinen. Alsdat is gebeurd, zullen Gods grote zegeningen volgen. Op zich isdat wel juist; want ook in Openbaring zien we dat het nieuwe Jeru-zalem de goddelijke samenleving is, waarin de vrede met God ishersteld en er geen lijden en dood meer zal zijn. Maar Jezus magdat Koninkrijk niet zelf en op dat moment uitroepen. Dan zou Hij

Page 137: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

136

handelen vanuit zichzelf en niet naar Gods wil. Het schijnbaar te-genstrijdige is dat de Koning er wel is, maar het Koninkrijk niet.

Als slechts weinigen van het volk Jezus echt geloven, en niet doenwat God van hen vraagt, verwijt Hij ook hen dat openlijk. Hijnoemt zijn tijdgenoten een boos en overspelig geslacht (Mat12:39), en waarschuwt hen dat het oordeel hen zwaarder zal val-len dan de vele eeuwen eerder door Gods oordeel getroffen inwo-ners van Sodom en Gomorra (Mat 11:16-24).

Gemengde reacties

Als het geweten wordt aangesproken, kan dat leiden tot verande-ring, onverschilligheid of boosheid. Jaloezie gaat – als die nietwordt bedwongen – over in haat. Onbegrip gaat – bij wie zich nietwil laten onderwijzen – over in verwerping. Als iets of iemand nietaan je verwachtingen beantwoordt, kun je je verwachtingen aan-passen (wat veruit het beste is), of wie of wat niet aan je verwach-tingen voldoet proberen aan te passen aan jouw wensen en eisen(wat meestal niet lukt, en tot verwijten, frustratie, boosheid endrift leidt). Wie te kijk wordt gezet, kan beschaamd weggaan, deschouders ophalen, of zijn woede afreageren. Als je het met woor-den niet van iemand kunt winnen, kun je verslagen afdruipen, of jein blinde woede tegen hem keren.

Dit zien we allemaal gebeuren ten opzichte van Jezus. Naast dege-nen die zijn wonderen zien als de uiting van Gods kracht (Luc9:43), en zich verheugen in wat zij voor hun ogen zien gebeuren(Luc 13:17), zijn er volgelingen die diep in Hem teleurgesteld ra-ken (deze rede is hard) en Hem verlaten (Joh 6:60-66). Sommigenzijn inderdaad beschaamd (Luc 13:17), maar bij anderen over-heersen de negatieve reacties. Zulke mensen honen Hem weg (Luc16:14, 23:35), nemen aanstoot aan Hem (Mat 13:57, 15:13), wil-len Hem ‘grijpen’ (Mat 21:46), willen Hem van een steile hellingduwen (Luc 4:29), willen Hem stenigen (Joh 8:59, 10:31), zoekenof zij iets kunnen vinden om Hem aan te klagen (Luc 5:7), rakenvolkomen hun verstand kwijt en spraken er met elkaar over, watzij Jezus zouden doen (Luc 6:11), proberen de hand aan Hem teslaan (Luc 20:19), beramen een plan om Jezus door list in handente krijgen en te doden (Mat 26:4).

Wij willen niet dat Jezus Koning over ons wordt

Wie aangesproken wordt op zijn of haar verkeerde houding en ge-drag, stelt dit meestal niet op prijs. Zeker als je voorgeeft hetgoed te doen, en iemand zomaar zegt dat je het alleen maar doet

Page 138: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

137

uit eigenbelang – om aanzien, macht of geldelijk gewin. De gees-telijke leiders verwachten dat de Messias hen bij Zijn aantreden zalprijzen, en direct hoge posities in Zijn Koninkrijk geven. Maar Je-zus treedt niet op als de langverwachte Koning. Hij praat er alleenover, maar doet niets om het oude koninkrijk van David te herstel-len. Althans niet zoals zij dat voor ogen hebben. Daarbij is zijnspreken sterk polariserend en in de ogen van velen aanmatigend –vooral voor een timmerman uit Nazaret: Wie niet voor Mij is, istegen Mij.

Het ligt daarom voor de hand, dat er op positieve reacties van hetvolk negatieve tegenreacties van de leiders komen. Wie verwachtonaantastbaar te zijn, dat zijn hoge plaats in de samenleving on-betwist is, wordt onaangenaam verrast als zijn positie ondergravenwordt. Iemand die een bepaalde autoriteit heeft, deelt die nu een-maal niet graag met een ander, laat staan dat hij die zomaar af-staat. Vooral als daar materiële voordelen aan zijn verbonden. Enwie verwacht verhoogd te worden, maar in zijn ogen vernederdwordt, zal zichzelf rechtvaardigen en wegen zoeken om hersteld teworden in aanzien en gezag – desnoods met geweld. Kortom: Je-zus’ toenemende veroordeling van de leiders, en zijn toenemendgezag onder een deel van het volk, wekt haat. Hij is een heel an-dere Messias dan zij verwachten en zich wensen; en zo iemandwillen zij daarom niet als Koning hebben. Jezus weet dit uiteraard– Hij kent het hart van de mens door en door. Wanneer Hij op wegis voor het laatste Pascha in Jeruzalem voor zijn kruisdood en zijmeenden dat het Koninkrijk van God terstond openbaar zou wor-den, vertelt Hij een gelijkenis die dit duidelijk maakt. Deze gaatover een troonpretendent, die op reis moet naar een hogere auto-riteit die hem zal uitroepen tot koning. Maar wat gebeurt? Zijn bur-gers haatten hem en zonden hem een gezantschap achterna metde boodschap: wij willen niet dat deze koning over ons wordt (Luc19:11-14). De gevolgen voor degenen die dit deden – die vijandenvan mij – zouden echter verschrikkelijk zijn (vers 27).

In de kern komt het immers weer neer op de eerste zonde: zelf dedienst willen uitmaken, jezelf als koning beschouwen – niet alleenover je eigen leven, maar ook over dat van anderen. En dat in deverwachting dat God het uiteindelijk wel zal goedkeuren. Want ikben immers rechtvaardig, en al die anderen zijn maar domme zon-daren die toch verloren gaan. Maar God zegt juist in verband metde verwerping van Zijn gezag en Zijn keuze van de Koning overIsraël en de gehele de aarde: Ik heb immers Mijn Koning gesteld.

Page 139: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

138

De mens wikt, maar God beschikt

De negatieve houding van de meesten in Israël tegenover Jezus,komt behalve uit de algemene ongehoorzaamheid aan God(niemand is rechtvaardig, ook niet één), voort uit een verkeerdeverwachting van wat God op aarde tot stand wil brengen. Niet wievan zichzelf meent rechtvaardig te zijn, of door anderen zo gezienwordt, maar wie door God gerechtvaardigd wordt zal het Konink-rijk binnengaan. Eeuwig leven is geen bezit, iets dat automatischwordt gegeven omdat iemand besneden of gedoopt is, naar de sy-nagoge of kerk gaat, allerlei goede werken doet. Eeuwig leven isGods gave aan wie Hem geloven en Hem bereidwillig gehoorzamenin alles wat hij van ons vraagt. Leven in het Koninkrijk is geenrecht – God bepaalt wie daar zal zijn en wie niet, en dus niet demens zelf of zijn geestelijk leider. En dat is iets dat velen in Israëlen nu in het christendom liever niet hoorden en horen.

De verschillende reacties op Gods spreken en handelen

Al heel vroeg in de geschiedenis begon de mens God buiten zijnleven te sluiten. Adam en Eva maakten een eigen keuze voor hunleven, en verwierpen daarmee bewust (ze gaven immers het goe-de antwoord op de vraag van de slang) de raad van God, dat enedat Hij hen verbood niet te doen. Hierdoor liepen zij echter miswat zij zo graag wilden bereiken: de ‘heerlijkheid’ die God hen be-loofde (Rom 3:23). Vanaf dat moment was de aarde niet langerGods Koninkrijk – de plaats waar Zijn wil werd gedaan – maar datvan de mens. Als consequentie ontvingen zij niet meer Gods onbe-perkte zegeningen in de hof, maar moesten die ‘verdienen’ doordaarbuiten op ‘verstandige wijze’ te leven. Ze werden afhankelijkvan Gods genade in hun vaak moeilijke omstandigheden.

Op een gegeven moment ontstond er wrok tegen God, die demens zo’n moeizaam bestaan had opgelegd. Een wrok die je ooknu nog wel hoort in moeilijke tijden: ‘als God liefde was, dan …’.Een die zich zelfs regelmatig richt tegen God en Zijn kinderen. Degeschiedenis van Kaïn en Abel toont hoe verschillend zij God warengaan ervaren. Tegelijkertijd zien we hoe verschillend God daaropreageerde. Abel was naar Gods oordeel rechtvaardig, Kaïn niet. Wemogen aannemen dat Abel geloofde in Gods belofte aan zijn ou-ders en bad om de verlossing van de vloek over hen. Daarom ze-gende God hem en Kaïn niet of minder. Kaïn merkte het verschiltussen het resultaat van zijn leven en dat van zijn broer Abel. Enwe zien dan wat zo kenmerkend is geworden voor ‘de mens’: hijwil wel de lusten van God ontvangen, maar daarvoor geen ‘lasten’

Page 140: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

139

opgelegd krijgen. Wil er dus zelf niets voor doen, maar meent welevenveel recht te hebben op Gods zegeningen als de ander. Dat isimmers wat er achter Kaïns jaloezie zit. En in plaats van zijn levente veranderen, en ‘goed te handelen’ zoals God hem aanraadde,zodat hij dezelfde zegeningen als zijn broer zou ontvangen(Genesis 4:7), werd Kaïn steeds bozer en doodde uiteindelijk zijnbroer. Wat verwachtte hij daarvan? ‘Als ik niet, dan hij ook niet’?Dat zijn geweten over zijn niet-goede handelen zou worden ge-sust? Dat hij de zegeningen van Abel dan wel zou ontvangen?Haatte hij niet alleen Abel maar ook God, omdat die hem Zijn ze-geningen onthield en Zich ook nog eens met zijn leven wilde gaanbemoeien? Was het een mengeling hiervan?

De Bijbel laat ons allerlei reacties zien op wat God zegt en doet. Zezijn bewaard zodat degenen die na hen kwamen ervan zouden le-ren. En dat God dit heeft laten opschrijven, toont dat wij mensen,waar en in welke tijd ook, vanuit Zijn gezichtspunt gezien niet veelanders denken en doen.

Negatieve reacties van wie God zouden moeten kennen

De negatieve reacties kwamen en komen niet alleen van de kantvan wie geen weet hebben van God de Schepper. En ook niet al-leen van wie niet van Hem willen weten. Uiteraard kunnen gelovi-gen (ook nu) tegenstand (in allerlei vorm en met allerlei middelen:van woord tot wapen) verwachten van hen die God verwerpen ofontkennen.

Kaïn was de broer van Abel en had evenveel weet van God alsAbel. Hij was geen ‘Godloze’, maar zijn leven beantwoordde nietaan wat God vroeg. En dat is stof tot nadenken voor een ieder diegeen ‘Godloze’ is. Want Gods woorden tot Kaïn gelden voor eenieder die niets of alleen het minimale wil doen om zijn of haar ei-gen leven en relatie met God in overeenstemming met Zijn wil tebrengen; die het Bijbelwoord dat hem of haar in herinnering wordtgebracht wegwuift, zelfs weglacht en weghoont; die boos wordt opwie hem of haar wijst op zijn of haar ongeloof en niet bij het geloofpassende levenswijze; die zich verdedigt of de confrontatie aan-gaat, in plaats van blij te zijn op tijd gewaarschuwd te zijn:

Waarom bent u toornig en waarom is uw gelaat betrokken. Magu het niet opheffen, indien u goed handelt? Maar indien u nietgoed handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur, wiensbegeerte naar u uitgaat, maar waarover u moet heersen. (Gen4:6,7)

Page 141: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

140

De keerzijde van de medaille

De Bijbel is in eerste instantie voor wie inziet en erkent dat Godbestaat (want waarom zou je de Bijbel anders lezen?). Veel men-sen, ook in het christendom, geloven dat (gelukkig) nog steeds. Enook dat Hij zegent wie in Hem geloven. Maar de ‘medaille’ vaneeuwig en volmaakt leven, die de gelovigen in de toekomst wacht,heeft een ‘keerzijde’ voor dit leven.

Abraham werd niet gerechtvaardigd op grond van een vaag geloof(iedereen zijn of haar eigen geloof) of een theoretisch geloof (dekennis van allerlei leerregels), maar op grond van wat hij vanuitdat geloof, in gehoorzaamheid aan wat God van hem vroeg, deed(Jakobus 2:20-24). Jezus zei dat Hij elk mens die in Hem zegt tegeloven, zal vergelden naar zijn of haar daden (Matteüs 16:27).Het criterium daarbij is of die daden gericht zijn geweest op deverdere verwezenlijking van Gods heilswerk, in verbondenheid meten geleid door Christus Jezus, uit liefde voor God en mensen. Zovroeg Hij zijn volgelingen om, net als Hij, hun leven in dienst testellen van de redding van anderen, opdat ook zij eeuwig levenzouden ontvangen bij zijn wederkomst uit de hemel.

Velen – helaas de meesten – vinden het minder of in het geheelniet aantrekkelijk dat van hen een substantiële bijdrage voor hunbehoud wordt gevraagd. En wel van twee kanten: veel christenenzetten zich niet in voor de redding van hun naaste van de eeuwigedood, en wie dit wel doet stuit meestal op een muur van verzettegen de oproep het Bijbelse evangelie te geloven en te levenovereenkomstig dat geloof. Terwijl het gaat om het belangrijkste indit leven, namelijk of u en ik straks eeuwig en volmaakt leven zul-len ontvangen of niet. Is dat niet alles waard? Voor de meestechristenen kennelijk weinig of niets. Want de reactie op dit essenti-ële onderdeel van de goede boodschap (het evangelie), dat eeuwigleven ons niet is of wordt gegeven op een bepaald moment in hetheden (door geboorte, of doop, of belijdenis), maar na een Godwelgevallig leven op een door Hem bepaald moment in de toe-komst, is eerder lauw en afwijzend (van ‘nee dank u’ tot boos) danblij aanvaardend. En dat terwijl de schrijvers van het Nieuwe Tes-tament de Heer, wiens naam de christenen dragen, voor de ogenhebben geschilderd. In Hem, en in allen waarvan God in Zijnwoord zegt dat zij voor Hem rechtvaardig zijn, zien wij wat eenGod welgevallig leven is. Hij zegt dat Hij een beloner is voor wieHem ernstig zoeken (Hebreeën 11:6b). Met andere woorden: God‘beloont’ hen die Hem niet ernstig zoeken niet. En dat is nu precies

Page 142: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

141

waarom Kaïn jaloers was op de rechtvaardige Abel, hem begon tehaten en hem uiteindelijk doodde. En dat is vervolgens ook preciesde reden dat de Rechtvaardige werd vermoord. Want zij die zijndood beraamden zeiden tegen elkaar: “Dit is de erfgenaam, kom,laten wij hem doden en de erfenis zal aan ons komen” (Mar 12:7).

De afwezigheid van liefde is ‘haat’

Nu zegt u waarschijnlijk dat iemand haten nog niet betekent dat jedie dan meteen doodt. Niet letterlijk misschien. Waarschijnlijk om-dat de angst voor de gevolgen te groot is. Maar voor God is ergeen verschil. De alom geroemde en gewaardeerde ‘apostel van deliefde’ Johannes schreef:

Wie niet liefheeft, blijft in de dood. Een ieder, die zijn broederhaat, is een mensenmoorder en u weet, dat geen mensenmoor-der eeuwig leven blijvend in zich heeft. (1 Joh 3:15)

Haat moet dan ook ruim worden gezien. Alles wat geen liefde is, isvanuit Bijbels, dus Gods, gezichtspunt haat. Het oorspronkelijkewoord is eigenlijk ‘geen voorkeur hebben voor’. Haat is dus al veeleerder haat dan wat wij er onder verstaan: een afkeer hebbenvan, haten in de zin van doodwensen.

De afkeer voor Gods woord

God vroeg de Israëlieten een rein en heilig leven te leiden. Maar deconclusie die God trok, na eeuwen van hun onbereidwilligheid zichafzijdig te houden van wat in de wereld zo gewoon is, was dat zijZijn woord hadden verworpen (Jeremia 8:9). Zij hadden er eenafkeer van en sloten zich ervoor af. Maar wie dat woord verwerpt,verwerpt in feite de God die het spreekt (Jeremia 15:6), wil Zijngezag niet aanvaarden. Mij willen zij niet kennen … zij weigerenMij te kennen, luidt het woord van de HERE (Jer 9:3,6) moesten deprofeten in de naam van de HERE zeggen. En dat werd hen niet indank afgenomen. Hun afkeer van het woord van God richtte zichop degenen die het spraken: de profeten. Die konden zij het zwij-gen opleggen – God niet – met mondelinge bedreigingen of methet wapen. En dat is wat zij dan ook deden. Jeremia’s volksgeno-ten haatten hem en dreigden hem: Profeteer niet in de naam vande HERE, of u sterft door onze hand (Jer 11:21). Waren zij zo naïefte denken dat, als Jeremia er niet meer was, de kritiek zou ver-stommen en zij weer hun gewone leventje konden voortleven? Ofwas het opnieuw een uiting van de verwerping van God, zoals toenzij een menselijke koning wilden hebben? Toen zei God tegen Sa-muël: ... niet ú hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verwor-

Page 143: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

142

pen, dat Ik geen koning over hen zou zijn (1 Sam 8:7). Ze hebbenJeremia niet kunnen doden, omdat God hem beloofd had dat alshij Zijn woord zou bekendmaken, Hij hem zou beschermen voorhun aanvallen. Maar vele andere profeten zijn wel gedood.

Jezus verbond hun lot aan dat van Abel, toen Hij zijn tijdgenotenverantwoordelijk stelde voor het bloed van alle rechtvaardigen:van Abel tot Zacharia, en van Hemzelf tot zijn dienaren de profe-ten en apostelen (Matteüs 23:35).

Het verzet tegen God

Stefanus verweet zijn tijdgenoten, dat zij en hun voorouders zichaltijd verzetten tegen de heilige Geest, dus tegen God. Als bewijsvoerde hij aan dat hun voorouders, ondanks dat God hun aartsva-der Abraham had voorzegd dat zijn nakomelingen verlost zoudenworden uit slavernij ‘in een vreemd land’ (Egypte), zij de man diehen in Gods naam kwam verlossen – Mozes – verwierpen. Eeu-wenlang hebben hun nakomelingen de profeten vervolgd en ge-dood wie profeteerden van de komst van de Rechtvaardige. Zelfhebben zij deze ‘traditie’ voortgezet door de Rechtvaardige ZelfChristus Jezus, te verraden en te vermoorden (Hand 7:51-53).Maar in plaats van de waarheid hiervan te erkennen, en zich nietlanger te verzetten tegen God, brachten zij het plan dat hun voor-ouders met Jeremia hadden – Laat ons de boom met zijn vruchtverderven, laat ons hem uit het land van de levenden uitroeien,opdat aan zijn naam niet meer gedacht wordt (Jer 11:19) – tenuitvoer en vermoordden ook Stefanus. En tegen de man die zijngoedkeuring gaf aan diens steniging, maar door God werd geroe-pen om de grootste voorvechter te worden van wat Stefanus volvan de heilige Geest verkondigde – Paulus – riepen zij later ook:Weg van de aarde met zo iemand; want hij behoort niet te blijvenleven (Hand 22:22).

De eerste poging tot moord op de Koning

Van het begin af is Jezus de katalysator geweest in een strijd tus-sen mensen en God. Dat begint als ‘wijzen uit het Oosten’ zichmelden aan de poort van het paleis van koning Herodes de Grotein Jeruzalem, met de vraag waar zij de Koning van de Joden kun-nen vinden. Herodes weet van niets en voelt zich verraden door deJoden – bang als hij is dat hij zijn koningschap, met alle voordelenen geneugten, gaat verliezen. Daarom laat hij meteen een aantalJoodse leiders komen, om er achter te komen wat zij voor hemverbergen.

Page 144: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

143

Matteüs vertelt dat niet alleen Herodes, maar ook zij ‘ontstellen’,als zij horen dat er in een ver land een teken is verschenen van degeboorte van hun langverwachte Koning. Het is veelbetekenenddat God dit de geestelijke leiders van Israël niet heeft verteld. Eenoverduidelijk bewijs dat er voor hen, in tegenstelling tot hoe zij datzelf zien, geen rol is weggelegd in Gods Koninkrijk. Zij hebben huneigen ‘koninkrijkje’ al geschapen, en halen daaruit zoveel mogelijkvoor zichzelf – ten koste van het van hen afhankelijke gewonevolk. Dus niet God vormt het middelpunt van hun religie, niet Godsschapen staan centraal in hun werk, maar zijzelf. Typerend is hetinkijkje dat Jezus later geeft in hun ‘ik-houding’:

O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de andere mensen … ikvast twee maal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten.(Luc 18:11,12)

God kent hun zelfzucht, en weet vooraf dat het gevolg van hunwens vast te houden aan hun aardse positie en bezit is, dat zij nietvoor en met, maar tegen Zijn Zoon zullen zijn. Zij stellen zich alsgeestelijke herders niet onder de Opperherder, die genadig enbarmhartig is voor zondaars die zich bekeren. Zij veroordelen hen,metend met de maatstaf van hun eigen vermeende rechtvaardig-heid. Daarom vertelt God niet aan hen dat de Messias is geboren,maar wel aan eenvoudige schaapherders. Die verheugen zich erwel over dat de langbeloofde en -verwachte Messias eindelijk ge-boren is. En zij gaan de toekomstige Koning, de grote Herder dieHij over hen zou aanstellen, in geloof aanbidden.

Vertegenwoordigen de overpriesters en schriftgeleerden het‘geestelijke’ verzet tegen de Koning en zijn Rijk, Herodes verte-genwoordigt het aardse, wereldlijke verzet tegen God en de doorHem aangestelde Koning. Als hij hoort van de geboorte van hetKoningskind, komt in zijn afstotelijk wrede brein het plan op dezemogelijke concurrent rigoureus uit de weg te ruimen. Na het ver-trek van de wijzen waarschuwt een engel Jozef daarom: Herodeszal alles in het werk stellen om het kind om te brengen (Mat 2:13).

Na de kindermoord in Bethlehem zullen allen van het hof vanHerodes, en de Joodse leiders die weten van de geboorte van hetKind, ervan overtuigd zijn geweest dat het moet zijn omgekomenin de massamoord. Alleen de herders en de wijzen weten dat Mariaen Jozef de ouders zijn van het Kind. Maar die verdwijnen voor ie-dereen uit het zicht, door hun vlucht naar Egypte en hun laterevestiging in Nazaret. Jezus kan daar in de rust van de anonimiteitopgroeien, zonder bedreiging van buitenaf.

Page 145: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

144

We lezen in de evangeliën niets over de reactie van de Joodse lei-ders op de daad van Herodes. Zijn zij geschokt door deze zoveel-ste wreedheid van Herodes? Zijn zij opgelucht als het eenmaal ge-beurd is? Want behalve de schrik dat God hen niet heeft verteldvan de geboorte van de lang beloofde Messias – wat zou kunnenduiden op het einde van de positie en voorrechten die zij zichzelfhebben toegekend – kan hun schrik over het verhaal van de wijzentegelijkertijd voortkomen uit de angst voor hun eigen leven. Hero-des denkt immers in zijn achterdocht, dat zij de komst van hunMessias voor hem verborgen hebben.

Opnieuw in gevaar

Wat in het kader van het voorafgaande te verwachten was, is datJezus, vanaf het moment dat Hij in het openbaar begint te predi-ken dat het Koninkrijk nabij gekomen is, zijn leven opnieuw nietzeker is. Al bij het optreden van Johannes de Doper zien de Joodseleiders in, dat de Messias een bedreiging vormt voor hun positie,en dus aardse voordelen en gemakken.

Wat het moeilijk voor hen maakt zich hiervan te bekeren, is dat zijhun ‘koninkrijkje’ verwarren met het Koninkrijk van God. Ze zoe-ken hun ‘loon’ in dit leven, en menen dat dit ook voor het Konink-rijk geldt. Zij menen rechtvaardig te zijn, met als bewijs hun zege-ningen nu, en dus ook straks. Alsof het Koninkrijk van God de con-solidatie zou zijn van menselijke eer en macht, en niet de vervan-ging daarvan door Gods macht en heerlijkheid. Met als doel dat demensen in volmaakte harmonie met God leven. Zij zien daaromniet uit naar het Koninkrijk zoals Jezus dat later verkondigt, maardoen alles om hun eigen ‘koninkrijkje’ te handhaven.

Jezus zegt wel niet met zoveel woorden dat Hij de Messias en dusde Erfgenaam is, maar uit wat Hij over zichzelf zegt, valt onmis-kenbaar af te leiden dat Hij zich als zodanig beschouwt en voor-stelt. En het wordt de Joodse leiders steeds duidelijker dat – mochtJezus aan de macht komen – er voor hen geen plaats zal zijn inzijn Koninkrijk. Ze voelen zich ook nog eens in hun eer aangetast,omdat Hij keer op keer in het openbaar aantoont dat zij huiche-laars zijn. De bewustwording dat als Jezus ‘aan de macht komt’hun rol uitgespeeld zal zijn, doet hen besluiten te doen waar Hero-des niet in slaagde.

De keizer tegenover de Koning

De opvolger van Herodes de Grote, Herodes Antipas, heeft Johan-nes de Doper al gevangen genomen en laten onthoofden. Lucas

Page 146: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

145

vertelt dat, als Jezus op weg is naar Jeruzalem, enkele Farizeeënnaar Jezus komen en zeggen: Ga heen, en vertrek vanhier, wantHerodes wil U doden (Luc 13:31). Of dat is om Hem te waarschu-wen, of Hem zo uit hun gebied te krijgen, is niet duidelijk. Opmer-kelijk is dat, als Herodes de kans krijgt Jezus te doden, hij dit aanPilatus overlaat. Niet omdat hij Jezus wil sparen – hij kijkt niet opeen mensenleven meer of minder – maar hij ziet Jezus niet als eenechte bedreiging, en kan Hem goed gebruiken in zijn machtstrijdmet Pilatus. Hij beschouwt het feit dat Jezus bij hem wordt ge-bracht als de erkenning door Pilatus van zijn gezag over Galilea;en Herodes en Pilatus werden op diezelfde dag bevriend; vóór dietijd immers leefden zij in vijandschap (Luc 23:12).

Maar wat was hun vriendschap waard? Beiden moeten zij toch ge-weten hebben welk spelletje ze met elkaar speelden, over hethoofd van de rechtvaardige Jezus van Nazaret (wat beiden wistenen erkenden)?!

Pilatus liet Jezus naar Herodes brengen om zijn handen niet aanHem vuil te hoeven maken. Hij was namelijk bang geworden voorde mogelijke gevolgen van een veroordeling. Zijn vrouw stuurdehem tijdens de zitting (die heel vroeg ’s ochtends plaatsvond) deboodschap: Bemoei u toch niet met die rechtvaardige, want ik hebheden in een droom veel om Hem geleden (Mat 27:19).

De onthoofding van Johannes de Doper had Herodes om meer danéén reden geen goed gedaan. Toen hij hoorde over de prediking envooral de wonderen van Jezus, werd Herodes angstig, menend datJohannes de Doper uit de dood was opgestaan. Zou hij wraak ophem nemen, nu hij deze bovennatuurlijke macht had? Dit keerhoefde en wilde hij zijn handen niet vuil maken; dat mocht Pilatusdoen… Waarschijnlijk ging Herodes ervan uit dat Pilatus niet an-ders kon dan Jezus terechtstellen. Pilatus stond immers in dienstvan de keizer, en moest diens gezag verdedigen.

Toch ziet Pilatus kansen er nog een voordeel uit te halen. Hij pro-beert de Joden over te halen hun aanklacht tegen Jezus in te trek-ken. Maar het mag niet baten. De Joden eisen nu luidkeels om Je-zus’ kruisiging Hoe groot moet hun haat zijn, want wat erger kunje iemand toewensen?

Verwachtingen die niet uitkomen

We zien hier een voorbeeld van hoe verwachtingen ook in een an-dere zin niet uitkomen. Vooral de Joodse leiders, maar ook voordegenen die in hun plannen betrokken werden, had dit tot naden-

Page 147: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

146

ken moeten stemmen. Als Jezus werkelijk niet van God kwam, danzou hun optreden tegen Hem gerechtvaardigd zijn geweest, en hadalles op rolletjes moeten lopen. Maar dat deed het niet.

In het begin lijkt het volgens plan te gaan: de Joodse leiders krij-gen Jezus vrijwel zonder slag of stoot in handen. Het plan is Hemzowel volgens het Joodse als het Romeinse recht ter dood veroor-deeld te krijgen. Maar eerst kunnen zij geen twee getuigen vindenmet een eensluidende beschuldiging. Vervolgens wil Pilatus Jezusniet veroordelen. Hij stuurt Hem, tot hun afgrijzen, naar Herodes.Zij willen namelijk dat Jezus gekruisigd wordt, zodat duidelijkwordt dat Hij een vervloekte is en dus niet de Messias kan zijn.Maar Herodes zal Hem onthoofden. Ongetwijfeld tot hun verbazingen opluchting wordt Jezus teruggebracht naar Pilatus. Maar als dieHem juist daarom wil vrijlaten – met het argument dat als zelfsHerodes Hem in leven laat, er toch niets mis met Hem kan zijn –begint de tijd voor de Joden echt te dringen. Want het Pascha na-dert… Zij moeten echter alles op alles zetten om Hem veroordeeldte krijgen. Want Pilatus stelt voor Hem te geselen en dan vrij telaten. Als zij dat afwijzen, stelt hij voor Hem ter gelegenheid vanhet Pascha amnestie te verlenen. Dan begaan de leiders de fout tezeggen dat Jezus zichzelf Gods Zoon gemaakt heeft (Joh 19:7). Nuwaarschijnlijk echt bang voor ‘de wraak van de goden’ (nog meerdan na het bericht van zijn vrouw), wil Pilatus zo snel mogelijk vanHem af. Maar dan gooien de leiders het over een andere boeg: In-dien u deze loslaat, bent u geen vriend van de keizer; een iederdie, zich koning maakt, verzet zich tegen de keizer (Joh 19:12).Opstandelingen worden gekruisigd, dus kan Pilatus niet andersdoen dan Hem kruisigen. Daarbij komt dat de toestand in Jeruza-lem steeds meer gespannen wordt en, als hij niet doet wat de Jo-den vragen, er opstand dreigt. Om deze twee redenen komt zijneigen positie en zelfs zijn leven in gevaar. Dat breekt het verzetvan Pilatus. Ook zijn verwachting de zaak snel zonder kleerscheu-ren op te kunnen lossen, komt niet uit!

Waarschuwingen dat God Jezus’ veroordeling en kruisdoodafkeurt

Het is opmerkelijk hoe lichtzinnig vooral de Joden, die ten minstehet gevoel moeten hebben, dat het om meer gaat dan een procestegen een ‘gewoon’ mens, de confrontatie aangaan met God. Zeschrikken niet terug voor Diens eventuele wraak als zij Jezus onte-recht veroordelen. Zelfs als midden op de dag een dikke duisternisover Jeruzalem valt, bij Jezus’ sterven een aardbeving de stad treft

Page 148: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

147

en het voorhangsel van de Tempel van boven naar benedenscheurt, vertrekken ze kennelijk geen spier. En evenmin als op dederde dag opgewekte doden in Jeruzalem verschijnen. En dat‘alleen maar’ omdat hun verwachtingen van het Koninkrijk nietovereenkomen met Jezus en zijn boodschap. De enige die er laterkennelijk iets van begrepen heeft, was het geleerde RaadslidGamaliël, die – toen ze de apostelen wilden vervolgen – zei: indiendit [streven, dat wat de apostelen voor ogen hebben] uit God is,zult u hen niet kunnen vernietigen; het mocht eens blijken, dat utegen God strijdt (Hand 5:38).

De les die uitgaat van de geschiedenis van Israël

Het is bijna onvoorstelbaar dat er in Israël – dat God toch kende –zoveel verzet was tegen mensen die Zijn woord bekendmaakten enzoveel haat ten opzichte van wie God trouw dienden, dat zij henvervolgden en zelfs doodden. Nota bene ook de Messias, die zij alhonderden jaren zeiden te verwachten! Veel christenen zullen zeg-gen dat de Joden dit dan wel deden, maar zij zich nooit aan zoietsschuldig zouden maken. Maar wie dat zegt, is niet op de hoogtevan de geschiedenis van het Jodendom en het christendom – ofontkent die en heeft de les daaruit niet geleerd.

Jezus wees de geestelijke leiders van het volk erop, dat zij welvroom graven bouwden en gedenktekens plaatsten voor hen die inhet verleden werden gedood om het woord van God, maar huichel-den. Zij zeiden: ‘wij zouden niet hebben meegedaan met degenendie de profeten wilden vermoorden’ (zie Matteüs 23:30). Maar zelfhadden zij niet lang daarvoor een priester gedood in de tempel, enberaamden nu zelfs plannen om Jezus, de grootste Profeet vanGod, op de meest afschuwelijk denkbare manier te vermoorden.Daarom zei Jezus verder:

U getuigt dus van uzelf, dat u zonen bent van de moordenaarsvan de profeten. Maak ook u de maat van uw vaderen vol ... zie,Ik zend tot u profeten en wijzen en schriftgeleerden. Van henzult u sommigen doden en kruisigen en van hen zult u anderengeselen in uw synagogen en vervolgen van stad tot stad, opdatover u zal komen al het rechtvaardige bloed, dat vergoten werdop de aarde, van het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot hetbloed van Zacharias, die u vermoord hebt ... (Mat 23:31-35)

Zacharias zal dus niet de laatste zijn die zij vermoordden. Zij wor-den medeschuldig aan de dood van Abel, door – indien God nietingrijpt – het werk van Kaïn voort te zetten tot de laatste recht-vaardige gedood zal zijn.

Page 149: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

148

Paulus zegt dat de lotgevallen van Israël zijn opgeschreven, opdatchristenen hun slechte voorbeeld van verzet tegen de heilige Geestniet zouden navolgen (1 Korintiërs 10:6). We weten hoe het – tottwee maal toe – met hen afliep. In de Romeinenbrief schrijft hij:

Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle god-deloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid inongerechtigheid ten onder houden. (Rom 1:18)

Dus niet alleen van Joden, maar ook van christenen. Want er iséén waarheid, en omdat God die niet door mensen wil laten ver-vangen door een leugengodsdienst, verdedigt Hij die. In de tijdvan het oude Israël zond God profeten om Zijn waarheid bekend temaken en te bewaren. Sinds Christus’ hemelvaart zijn Diens volge-lingen daartoe aangewezen. En de enige concrete plaats waarGods waarheid te vinden is, is in de Schriften – de Bijbel – en in depersoon van Christus, die als de belichaming van die waarheid onsvoorbeeld is. Daarom schreef Johannes als getuige van Jezus:

Het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond enwij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid alsvan de eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.(Joh 1:14)

Het christendom heeft de les niet geleerd

Het treurige feit is dat ‘het christendom’ in algemeenheid weinigtot niets heeft geleerd van de dwaling van Israël. ‘De kerk’ gingdezelfde weg op; want al snel in haar bestaan werd Gods betrouw-bare geschreven woord, evenals eerder in Israël, vervangen door‘leringen van mensen’. En met het ‘verheffen’ van die leugens tot‘de waarheid’, werd de echte waarheid van God in de Schriften ter-zijde geschoven. Zo verzetten ook zich christen noemende mensenzich tegen de heilige Geest. En waar die is uitgedoofd, voert demenselijke geest de boventoon. Welke verderfelijke gevolgen datheeft, beschrijft Paulus in Galaten 5:16-20, met de waarschuwingdat wie die gezindheid heeft het Koninkrijk van God niet zullen be-ërven (vs 21).

Velen in het christendom – rooms-katholieken èn protestanten –hebben hun geloofsgenoten beschuldigd van ketterij. Vooral hendie de Bijbel als het enige woord van God beschouwden, en ver-kondigden als de enige leidraad voor het christelijke leven. Die hunverwachtingen voor de toekomst alleen op dat woord baseerden,en geduldig uitzagen naar hun verlossing uit een Godvijandige ver-dorven wereld en ‘kerk’. Ze zijn vervolgd en gedood, net zoals eer-

Page 150: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

149

der in Israël de Godgetrouwen door hun volksgenoten, hun broeders,werden vervolgd en gedood. In feite heeft ‘het christendom’ zich

nog meer dan het Jodendom bevlekt met het bloed van Godswoordvoerders. Dit werd gedaan in de mening dat ‘de waarheid’verdedigd moest worden. Maar a. was het niet de waarheid vanGod maar van ‘de kerk’, dus van mensen, en b. mag Gods waar-heid niet met kracht en geweld door mensen worden verdedigd;het woord zelf en Gods Geest zijn daarvoor krachtig genoeg. Demaat waarmee gemeten werd was niet de Bijbel, maar de mense-lijke opvattingen over wat daarin staat. En die opvattingen zijnmeestal niet gericht op het belang van God en de naaste, maar opdat van de mens die deze opvattingen huldigt. Dit is zelfs regelma-tig terug te zien in de Bijbelvertalingen.

Een belangwekkend voorbeeld in dit kader is Filippenzen 2:3, waarin de NBG’51 vertaling staat: ieder lette niet slechts op zijn eigenbelang, maar ieder lette ook op dat van anderen. Dit past in hetgeheel niet in de context. Zo geschreven zeggen ze in feite dat jegerust je eigen belang mag zoeken, maar ook wel moet denkenaan dat van anderen. Dat horen we uiteraard graag, maar zoschreef Paulus het niet. Hij zei precies het tegenovergestelde: ie-der lette niet op zijn eigen belang, maar ieder lette ook op dat vananderen. En dat past bij wat Christus zei, namelijk dat wie Hemvolgt zichzelf moet verloochenen. Met andere woorden: een die-naar van Christus zoekt in de eerste plaats wat goed is voor dezaak van God èn andere mensen – en wel met het oog op hun be-houd. Maar de meeste christenen willen niet alles opgeven in hetbelang van ‘anderen’; zelfs niet van God en het belangrijkste datHij ons kan en wil geven: het eeuwige leven. En die ‘anderen’ wil-len niet dat predikers van Gods woord zich met hun leven bemoei-en; zij maken zelf wel uit wat zij doen, zelfs al gaat dat ten kostevan het eeuwige leven dat God hen aanbiedt. Zo botst de levens-houding van Jood en christen met God, omdat Zijn plan en werkop aarde met mensen botsen met hun huidige aardse belangen –waaraan het Koninkrijk een einde zal maken. En die botsing metGod uit zich vaak in woede, haat en wraakgevoelens tegenover wiehet Koninkrijk van God verwachten, en echt in overeenstemmingmet het leven van Christus spreken en handelen.

Wie anderen vervolgt om hun geloof, toont dat hij God niet kent.Hoe komt dat nou eigenlijk? Kort voor zijn gevangenneming enkruisiging zei Jezus tegen de discipelen met wie Hij in de boven-zaal het Pascha vierde:

Page 151: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

150

Men zal u uit de synagogen bannen; ja, het uur komt, dat eenieder, die u doodt, zal menen God een heilige dienst te bewijzen.En dit zullen zij doen, omdat zij noch de Vader, noch Mij kennen.(Joh 16:2,3)

Met andere woorden: ze zullen ervan overtuigd zijn Gods zaak temoeten verdedigen, maar in feite geen flauw benul hebben vanGods wil en wat Zijn plan en werk inhouden. Dat komt omdat zegericht op zichzelf, en alles wat hun belangen schaadt of bedreigduit de weg willen ruimen. Daarbij spannen ze eigenlijk God voorhun karretje. Zij rechtvaardigen wat zij doen met vroom klinkendewoorden en ‘overtuigende’ beschuldigingen tegenover wie hen di-rect of indirect wijzen op hun niet-christelijke levenshouding. Wiede achtergronden van al het eeuwenlange geweld tegenover op-rechte christenen – die zonder verbaal of fysiek geweld anderenproberen te overtuigen van wat God in Zijn woord te zeggen heeft– kan niet anders concluderen dan dat het inderdaad niet om dezaak van God gaat, maar om het menselijk eigenbelang: het be-houd van belangrijke posities en daarmee macht, eer en bezit. Endat is nu net wat een volgeling van Christus moet opgeven, inplaats van proberen vast te houden. Het Koninkrijk van God is im-mers niet van deze wereld, maar een geheel andere samenlevingdan die we tot nu toe gekend hebben – een toestand op aarde zo-als nu in de hemel.

De voorgaande alinea staat bewust in tegenwoordige tijd. WantJezus sprak wel tegen zijn discipelen over wat hun volksgenotenhen zouden aandoen, maar die vervolging is niet beperkt gebleventot Jeruzalem. Zij heeft zich van daaruit verbreid over de gehelewereld. Ook in het christendom, omdat ook voor velen van hen deBijbelse boodschap van het Koninkrijk niet overeenkomt met hetbeeld dat zij van de Messias hebben, en niet past bij het leven datzij nu wensen te leiden.

De meeste zich christen noemende mensen houden zich namelijknog altijd liever aan ‘leringen van mensen’ dan dat zij Gods woordin de Bijbel als de enige waarheid erkennen. Want naar hen die hetwoord – zoals Jezus, de profeten en de apostelen dat hebben ver-kondigd en opgeschreven – doorgeven, wordt niet of nauwelijksgeluisterd. Veel wat in het christendom wordt gezegd en geschre-ven gaat niet over de inhoud van de Bijbel – over Gods boodschaptot redding van ons mensen – maar is bedoeld als de bestrijdingvan de opvattingen van anderen. Woorden zijn misschien een‘beschaafder’ middel dan het zwaard, of de galg, of de brandsta-

Page 152: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

151

pel, of het kruis, of wat mensen nog meer hebben uitgedacht omhun geestelijke vijanden zo erg mogelijk te kwellen. Maar de hoonen vijandigheid – en dus de haat – tegenover wie aan de hand vande Bijbel laten zien dat er vele valse leer het christelijk geloof isbinnengeslopen en -gelaten, spat er vaak vanaf. En er is een be-kend gezegde: ‘als ogen konden doden’. Hetzelfde geldt voorwoorden.

Voor Jezus was het verlangen naar iets dat tegen Gods wil ingaatgelijk aan de daad zelf, en dus zonde. Want het niet toegeven aanhet verkeerde verlangen komt voort uit angst voor de gevolgen.De vraag is daarom wat er zou gebeuren als hier geen wetten wa-ren waarin de godsdienstvrijheid is vastgelegd. Gezien het fanatis-me van velen is het aannemelijk dat het fysiek geweld zou toene-men. Want ook op andere terreinen schrikken ‘christenen’ er nietvoor terug geweld te gebruiken tegenover andere mensen die an-dere opvattingen over hun leven en geloof hebben dan zij.

De oude en de nieuwe mens

Waarom toont zelfs ‘het christendom’, dat toch het zachtmoedige,barmhartige, liefdevolle karakter van de Heer Jezus Christus kent,vaak zo’n onverdraagzaam karakter? Omdat de houding en hetgedrag van de Joden niet uniek is. Het toont integendeel de wareaard van de mens. De onveranderde mens. De mens die zich nietdaadwerkelijk heeft bekeerd tot God. De mens die niet wordt ge-leid door Gods woord en Geest, maar door zijn eigen geest. Jezusis de nieuwe Mens, in en door Wie allen die Hem willen volgen ver-anderd moeten worden tot nieuwe mensen. Die niet meer beheerstworden door vijandige gedachten en erger, maar door de Goddelij-ke liefde. Alleen dan is het Koninkrijk over ons gekomen.

Page 153: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

152

Verstrooide schapen

Na het vertrek van Judas tijdens de Paschaviering in de bovenzaal,zegt Jezus tot de overige discipelen:

U zult allen aan Mij aanstoot nemen deze nacht. Want er staatgeschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen van de kuddezullen verstrooid worden. (Mat 26:31).

Na alle voorafgaande schokkende gebeurtenissen en woorden,wordt het Petrus teveel. Hij reageert prompt met:

Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit! en Met U ben ikbereid ook gevangenis en dood in te gaan. (Mat 26:33; Luc 22:33)

Maar Jezus weet dat het niet zo zal zijn. Daarom zegt Hij in de hoftegen hem, als hij niet eens één uur wakker kan blijven om zijnHeer te steunen:

Simon, slaapt u? Was u niet in staat één uur te waken? Waak enbid, dat u niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maarhet vlees is zwak. (Mar 14:37,38)

Welke verzoeking? Om Jezus te verloochenen, door Hem in desteek te laten en te ontkennen dat hij Hem kent, als het gevaarlijkvoor hem wordt. Dat had Jezus hem als teken gegeven, toen hijstellig beweerde bij Jezus te zullen blijven en voor Hem te strijden:

Voorwaar, ik zeg u, in deze nacht, voordat de haan twee maalkraait, zult u Mij drie maal verloochenen. Maar hij had heftig ge-reageerd: Al moest ik met u sterven, ik zal U voorzeker niet ver-loochenen.

En de anderen vielen hem toen bij (Mat 26:33,35). Maar als detempelpolitie en een Romeins peloton verschijnen, en Jezus zichniet verzet, blijkt dat Hij gelijk had: zij lieten Hem alleen envluchtten allen ... (Mar 14:50). Enkele uren later verloochent Pe-trus zijn Heer ook nog eens drie maal.

Waar ze heen vluchten is niet bekend. In ieder geval niet naar Ga-lilea, want op sabbat mogen ze niet reizen. Op de eerste dag vin-den we hen bijeen in Jeruzalem. Wat denken en bespreken zij? Je-zus had enkele keren tegen hen gezegd dat Hij zou lijden en ster-

25

Het getuigenis van het Koninkrijk

Page 154: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

153

ven, maar ook op de derde dag opgewekt worden. En in de boven-zaal had Hij gezegd: Maar nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik uvoorgaan naar Galilea (Mat 26:32). Geloven ze dat? Kennelijkkomt het niet in hen op dat, als God Zijn voornemen wil voortzet-ten, Hij wel uit de dood moet worden opgewekt. Zijn dood houdthen zo bezig – vooral omdat Hij aan een paal had gehangen, endaarom volgens de wet een vervloekte was – dat het onaanneme-lijk lijkt dat God Hem zal opwekken uit de dood. Alles lijkt verlo-ren. Eén van hen verwoordt de sombere stemming onder hen:

Wij echter leefden in de hoop, dat Hij het was, die Israël verlos-sen zou (Luc 24:21).

Deze sombere stemming onder Jezus’ leerlingen verdwijnt echterals bij toverslag, als zij ervan overtuigd zijn dat hun Heer leeft.Veertig dagen legt Jezus hen uit wat er in de Schriften over Hemgeschreven staat (Luc 24:4) ... tot hen sprekende over al wat hetKoninkrijk van God betreft (Hand 1:3). Ook herhaalt Hij zijn op-dracht, dat in zijn naam aan alle volken de bekering tot vergevingvan zonden gepredikt moet worden (Luc 24:47). Dus bekering envergeving van zonden maken nog altijd deel uit van de verwach-ting van het Koninkrijk, evenals toen de prediking daarvan doorJohannes de Doper en Jezus begon (Mat 3:2; 4:17). Ook de hoopop de verlossing van Israël is onlosmakelijk met dat Koninkrijkverbonden. In plaats van de woorden zonder hoop van de derdedag, klinken nu woorden vol verwachting: Heer, herstelt U in dezetijd het koningschap voor Israël? (Hand 1:6). Zij beschouwen Hemdus (weer) als hun Koning, en kunnen bijna niet wachten tot Hijplaats neemt op zijn troon. Zijn antwoord is echter (Hand 1:7):

Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waar-over de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft.

Als er niet iets op volgde, zou dit een wat stroeve reactie zijn. Hijwil hen er echter van verzekeren dat God het moment daarvanheeft vastgesteld, en dit zeker niet voorbij zal laten gaan.

Geduldig verwachten

Jezus vertelde hen eens een gelijkenis over een weduwe, die elkedag naar een rechter stapte met de smeekbede haar recht tedoen; uiteindelijk deed hij wat zij vroeg. Jezus gebruikte dit alsbeeld voor wat God doet: oprechte gelovigen bidden Hem dag ennacht te doen wat Hij heeft beloofd; en Hij houdt Zich beslist nietdoof: Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen (Luc18:8a). Spoedig is niet meteen. Ook de weduwe moest geduld

Page 155: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

154

hebben en blijven smeken. Hetzelfde vraagt Jezus van zijn volge-lingen. Mogelijk dacht Jakobus hieraan toen hij schreef:

Heb dus geduld, broeders, tot de komst van de Heer! ... Oefenook u geduld, want de komst van de Heer is nabij ... zie, deRechter staat voor de deur. (Jak 5:7-9; ook vs 17)

Dit is waar het in het geloof om gaat, maar het zo vaak mis gaat.Vandaar dat Jezus zich meteen afvraagt hoe lang zijn volgelingendat geduldige geloof zullen vasthouden:

Maar, als de Mensenzoon komt, zal Hij dan het geloof vinden opaarde? (Luc 18:8b)

De opdracht aan allen te getuigen van het Koninkrijk

Geduldig verwachten betekent niet lijdzaam afwachten. Jezus’ vol-gelingen moeten een opdracht uitvoeren tot zijn terugkeer en devestiging van Gods Koninkrijk op aarde:

... u zult mijn getuigen zijn in Jeruzalem en ... tot het uiterstevan de aarde (Hand 1:8).

De apostelen en hun medewerkers hebben bereidwillig en ijveriggedaan wat hun Heer vroeg. Zij zijn overal heen gegaan om te ge-tuigen van het Koninkrijk van God, en de daarvoor noodzakelijkebekering tot Jezus Christus en doop tot vergeving van zonde, vande wederkomst van Christus, en de opstanding uit de dood.

Velen menen dat Jezus zijn zendingsopdracht alleen gaf aan detwaalf eerste apostelen. Zij hadden Hem gezien en gehoord, enwaren dus zijn letterlijke getuigen. Parallelle passages geven ant-woord op de vraag of anderen hier een rol in hebben. Dat alle vierevangeliën op de een of andere wijze aandacht besteden aan Je-zus’ opdracht, bewijst dat het een belangrijk punt is. Het meestduidelijk is Matteüs:

Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen,maak al de volken tot mijn discipelen en doop hen ... en leer henonderhouden al wat Ik u bevolen heb. (Mat 28:18,19)

De apostelen predikten het evangelie niet aan alle volken. Pauluswas geen ooggetuige. Jezus’ macht is nog niet zichtbaar op aarde.Kennelijk gaat de opdracht door tot zijn wederkomst. Dit wordtbevestigd door Jezus’ eerdere woorden:

En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld ge-predikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zalhet einde gekomen zijn. (Mat 24:14)

Van Paulus weten we dat hij niet alleen werkte. In de brief aan de

Page 156: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

155

Kolossenzen noemt hij enkele mannen, die mijn medewerkers zijnvoor het Koninkrijk van God (Kol 4:11). Zij gingen naar plaatsen inde buurt van de steden waar Paulus predikte.

Getuigen in woord en daad

Daarbij kwam de zorg voor medegelovigen. Elke gelovige heeftgeestelijk en fysiek voedsel nodig. Wie voor beide zorgt, is in Je-zus’ ogen één van zijn trouwe dienaars, die Hij over al zijn bezitzal stellen (zie Mat 24:45-47). Jezus was de uitmuntende Slaaf; enzijn verhoging tot Gods rechterhand (met alle macht in hemel enop aarde) maakt het mogelijk dat anderen bij zijn wederkomst zul-len delen in zijn heerlijkheid.

Dat de verwachting van de komst van het Koninkrijk het hele levenbehoort te beïnvloeden en beheersen, blijkt uit wat Paulus over depraktische kant schrijft. Soms in negatieve zin: wie dit of dat (niet)doen, zullen het Koninkrijk niet beërven (1 Kor 6:9,10; Gal 5:21).In de eerste Tessalonicenzenbrief roept hij, in de hoop op Godshulp daarbij, op:

Onthoud u van allerlei soort van kwaad. En Hij, de God van devrede, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaammoge bij de komst van onze Heer Jezus Christus blijken in allendele onberispelijk bewaard te zijn. (5:22,23; zie ook 3:13)

Gelukkig is er ook het positieve, zoals in de brief aan de Romei-nen:

... het Koninkrijk van God bestaat ... in rechtvaardigheid, vredeen blijdschap, door de heilige Geest. Want wie door deze Geesteen dienstknecht is van Christus, is welgevallig bij God ... (Rom14:17,18).

Dus niet wat wij, of de wereld, als rechtvaardigheid, vrede en blijd-schap beschouwen, maar wat God als zodanig ziet en vraagt, moe-ten volgelingen van Jezus – onder invloed van de Geest – in hunleven verwerkelijken.

Het vergeetboek en hernieuwde aandacht

De vraag van Jezus of Hij het geloof zal vinden op aarde blijkt ach-teraf een terechte. Het geloof in de komst van het Koninkrijk raak-te namelijk al snel in het ‘vergeetboek’. ‘De kerk’ ging zich be-schouwen als de vervanger van Israël, en als het Koninkrijk vanGod. Voor een verwachting van een Koninkrijk op aarde was en isverder geen echte noodzaak meer, omdat de meeste christenenzijn gaan geloven dat zij bij de dood naar de hemel gaan. Pas hal-

Page 157: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

156

verwege de negentiende eeuw kwam er een kentering, door hetinzicht dat de rol van Israël niet was uitgespeeld in Gods heilsplan.En in het verlengde daarvan kwam ook bij sommigen het besef,dat de hoop die Jezus en de apostelen predikten geen betrekkinghad op de hemel, maar op de aarde. Er ontstonden diverse stro-mingen die dit gingen uitdragen. Zo herleefde het getuigenis vanalles wat betrekking heeft op het Koninkrijk, en niet op slechts eendeel daarvan. En zo heeft het ook ons in deze tijd bereikt.

Maar in de ‘welvarende’ wereld vindt het evangelie van het Konink-rijk nog minder ingang dan het al had. De meeste christenen kij-ken niet meer uit naar de beloofde zegeningen van het Koninkrijk,omdat zij het nu al ‘goed’ hebben. En dit ondanks dat iedereen omzich heen ziet, en zelf ervaart, dat alles slechts tijdelijk is. Deschrijver van de Hebreeënbrief wijst daarom op de uiteindelijkeconsequentie voor hen die weten van het evangelie van het Ko-ninkrijk en wat daarmee samenhangt, maar er niets mee doen:

Let dan op, dat u Hem, die spreekt, niet afwijst ... ons afwendenvan Hem, die uit de hemel spreekt ... Hij heeft een belofte gege-ven ... een verandering van de wankele dingen als van iets, datslechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is. Laten wijdaarom, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen,dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehage-lijke wijze met eerbied en ontzag, want onze God is een verte-rend vuur. (Heb 12:25-29)

Ook Paulus spreekt ons, met het oog op het grote dat God zaldoen met allen die oprecht geloven, ernstig toe. Omdat de Koningin de hemel is, is het Koninkrijk op aarde nog niet tot stand geko-men. De gemeente moet het leven in het komende Koninkrijk zovolmaakt mogelijk nu al gestalte geven. Eén van de aspectendaarvan is de Koning in de hemel gehoorzamen, zoals goede bur-gers gewend zijn te doen:

Velen wandelen ... als vijanden van het kruis van Christus. Huneinde is het verderf ... zij zijn aardsgezind. Want wij zijn burgersvan een rijk in de hemel, waaruit wij ook de Here Jezus Christusals verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderenzal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt,naar de kracht, waarmee Hij ook alle dingen aan Zich kan onder-werpen. (Flp 3:18-21)

Het getuigenis gaat gepaard met verdrukkingen

De aanleiding voor Jezus’ ‘rede over de laatste dingen’ in Matteüs24 is zijn opzienbarende uitspraak dat de Tempel in Jeruzalem zal

Page 158: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

157

worden afgebroken. Omdat zijn discipelen de Tempel zien als hetcentrum van het komende Koninkrijk – waarvan de profeten zeg-gen dat alle volken daar heen zullen gaan om God te dienen – zit-ten zij met een onoplosbaar probleem:

Zeg ons, wanneer zal dat gebeuren, en wat is het teken van uwkomst en van de voleinding van de wereld? (Mat 24:3)

Jezus geeft hen dan ‘tekenen’ in de vorm van wat er zal gebeurenvoordat het Koninkrijk komt. Behalve de oorlogen en natuurram-pen – waar meestal de aandacht op wordt gevestigd, maar die inalle tijden voorkomen – spreekt Jezus over de haat die de wereldkoestert tegen Gods kinderen:

... zij zullen u overleveren aan verdrukking en zij zullen u dodenen u zult door alle volken gehaat worden omwille van mijnnaam. (Mat 24:9)

Ook Paulus en Barnabas winden er geen doekjes bij de pasbekeer-den om, dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk van Godmoeten binnengaan (Hand 14:22). Het gevolg van deze verdruk-king zal aan de ene kant zijn dat sommigen zullen worden gelou-terd in hun beproeving, en aan de andere kant dat velen hun ge-loof zullen verloochenen; zelfs meewerken met de vijand, of hetevangelie verdraaien, om hun fysieke leven te redden:

En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkaar overleve-ren en elkaar haten. En vele valse profeten zullen opstaan envelen zullen zij verleiden ... Maar wie volhardt tot het einde, diezal behouden worden (Mat 24:9-13; zie ook Mat 10:22).

Lijden met Christus

Toen Jezus tot hen begon te spreken over zijn lijden en dood, zeiPetrus: Dat verhoede God, Here, dat zal U geenszins overkomen(Mat 16:22). Maar behalve zijn bezorgdheid over zijn Heer, en hoehet dan moest met het Koninkrijk, was er bij hem ook de angstvoor wat met hemzelf zou kunnen gebeuren. Daarom zei Jezus te-gen hen allen:

Indien iemand achter mij wil komen, die verloochene zichzelf enneme zijn kruis op en volge mij. Want een ieder, die zijn levenzal willen behouden, die zal het verliezen, maar ieder, die zijnleven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het vinden. Want watzou het een mens baten als hij de gehele wereld won, maarschade leed aan zijn ziel? (Mat 16:24-26)

Hierin ligt een les voor allen in het christendom die menen dat zij‘ondanks alles’ behouden zijn; dat God niets meer van hen vraagt

Page 159: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

158

dan ‘geloof’ of ‘blijdschap om Zijn genade’. Want ook wij kunnenuitgesloten worden van het eeuwige leven in Gods Koninkrijk. Deom zijn soms niet malse woorden door velen verguisde apostelPaulus, was zich zeer bewust van de mogelijkheid dat een volge-ling van Jezus, ook hij zelf, het eeuwige leven niet zou ontvangenals hij God en Zijn Zoon niet diende op de hem gevraagde wijze:

... ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, naanderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.(1 Kor 9:27)

De alom gewaardeerde apostel Petrus vroeg zijn medegelovigen:Indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt, waarzal dan de goddeloze en zondaar verschijnen? (1 Pet 4:18)

Als iets blijkt uit zowel de woorden van Jezus over dit onderwerp,als die van de apostelen na Hem en de profeten voor Hem, is hetwel dat niet ‘de meerderheid’ maar slechts een ‘minderheid’ be-houden wordt.

Het oordeel bij Jezus’ komst betreft niet mensen die God niet ken-nen, maar juist die Hem wel (zouden moeten) kennen. In hetzelfdehoofdstuk schrijft Petrus:

Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis vanGod; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, dieongehoorzaam blijven aan het evangelie van God? (vs 17)

Het evangelie is het gehele woord van God

En let wel: ‘het evangelie’ is niet slechts de blijde boodschap datGods redding voor alle mensen beschikbaar is in Christus Jezus,maar de gehele boodschap van Jezus en de apostelen. Dus ookalles wat ons minder aangenaam is. In de eerste eeuw kende mengeen Nieuwe Testament, maar werd de gehele boodschap van Je-zus en zijn apostelen ‘het evangelie’ genoemd.

Tijdens hun laatste Paschaviering in Jeruzalem had Jezus tegenzijn discipelen gezegd:

Indien de wereld u haat, weet dan, dat zij Mij eer dan u gehaatheeft. Indien u van de wereld was, zou de wereld u liefhebben,maar omdat u van de wereld niet bent, maar Ik u uit de werelduitgekozen heb, daarom haat de wereld u. Gedenk het woord,dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer.Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indienzij mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren.Maar dit alles zullen zij u aandoen om mijn naam, want zij ken-nen Hem niet, die Mij gezonden heeft. (Joh 15:18-21)

Page 160: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

159

De vervolging van Jezus’ apostelen kwam dus voort uit de verwer-ping van het woord van God en Zijn Zoon door hun vervolgers.Maar die vervolging zou niet beperkt blijven tot de apostelen. Deeerste gelovigen deelden al snel hun lot. Paulus schreef aan Timo-teus: Trouwens, allen die godvruchtig willen leven, zullen vervolgdworden (2 Tim 3:12). Niet omdat God dat zo graag wil, maar om-dat de meeste mensen, ook al zeggen zij gelovig te zijn, het woordvan God niet kunnen verdragen.

‘Het gelijk’ van de meerderheid

Het zou daarom een ernstig misverstand zijn te menen dat de ver-volgden, omdat ze zo’n kleine minderheid vormen, het wel ver-keerd zullen zien. God zou toch nooit toelaten dat Zijn kinderen ditoverkomt…. Zulk denken gaat voorbij aan het feit dat God toelietdat Zijn Zoon Jezus werd gekruisigd en waarom dat was. En ookwaarom de hoon van de omstanders – Hij heeft zijn vertrouwen opGod gesteld; laat die Hem nu verlossen, indien Hij een welgevallenaan Hem heeft; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon – onte-recht was. God had Hem Zijn Geliefde genoemd, maar Hij stond ernu geheel alleen voor – vormde de kleinst denkbare minderheid.De gehele mensheid, vertegenwoordigd door Joden en Romeinenhad zich tegen Hem gekeerd (zie in Handelingen 4:27). Zijn volge-lingen hadden Hem verlaten, zoals Hij hen vooraf gezegd had:

Gelooft u nu? Zie, de ure komt en is gekomen, dat u verstrooidwordt, een ieder naar het zijne en Mij alleen laat. (Joh 16:32)

En dat hebben zij gedaan, toen zij uit de hof Getsémane vluchttenbij de gevangenneming van Jezus. Slechts Johannes en enkelevrouwen durfden naar Golgota te gaan, om te kijken hoe het zouaflopen. En toch bleek de vertegenwoordigers van de 99,99% vanalle mensen het verkeerd te hebben gezien en gedaan. Zij warenniet bezig God een dienst te bewijzen, maar de door God aange-wezen Erfgenaam te doden, zodat zij zich de erfenis (lees: de aar-de) konden toe-eigenen. Maar tot hun verbijstering wekte God dieErfgenaam op uit de dood, en verhoogde Hem tot de hoogste vanalle mensen.

Page 161: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

160

De haat ten opzichte van de rechtvaardigen

Om te begrijpen wat de boodschap aan de gelovigen in het boekOpenbaring is, zullen we eerst de achtergrond moeten kennen.

Zoals we in Matteüs 24:9 zagen, bereidde Jezus zijn discipelenvoor op de haat die de wereld tegen hen zou koesteren. Of dit eenschok voor hen was weten we niet; maar eigenlijk zou dat niet hetgeval geweest moeten zijn. Want de boodschap van de Schriften,waar zij mee waren opgevoed, is vanaf de eerste bladzijden dat derechtvaardigen worden gehaat.

Genesis 3 vertelt van de haat van Kaïn tegenover de rechtvaardigeAbel, die hem ertoe bracht zijn broer te doden. Dit geweld breiddezich daarna uit. Een nakomeling van Kaïn (Lamech), die leefde inde tijd van Henoch (nakomeling van Set) zei:

Ik sloeg een man dood om mijn wond, een knaap om mijnstriem; want Kaïn wordt zevenvoudig gewroken, maar Lamechzevenenzeventig maal. (Gen 4:23)

Grof geweld om een onbenulligheid. Mogelijk staat er om die re-den: Toen begon men de naam van de HERE aan te roepen (Gen4:26). De rechtvaardigen baden ongetwijfeld al tot God; maar hettoenemend geweld zal hen hebben doen smeken of Hij hen wildeverlossen. Vooral dit geweld werd de aanleiding tot de zondvloed.God zei tot de rechtvaardige Noach:

Het einde van al wat leeft is door Mij besloten, want door hunschuld is de aarde vol geweldenarij, en zie, Ik ga hen met deaarde verdelgen. (Gen 6:13)

Had Hij dat niet gedaan, dan hadden mensen als Lamech ookNoach en zijn zonen gedood, en was er geen rechtvaardige meerovergebleven. Dan had Gods voornemen met de mens geen voort-gang kunnen vinden. We zien hier het basisprincipe wat Gods oor-deel betreft, zoals we dat ook in Openbaring zien.

De Verlosser van de verdrukte

Na de zondvloed laait dit geweld weer op. Abraham is eerst inEgypte en later in Filistea bang vermoord te zullen worden om zijn

26

Het Koninkrijk in het boek Openbaring

Page 162: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

161

knappe vrouw Sara. Ezau wil zijn broer Jakob, de erfgenaam vanGods beloften, vermoorden. De Egyptenaren onderdrukken Jakobsnakomelingen. Ook in het latere koninkrijk Israël is er geweld. Nietalleen van buitenaf, maar ook van binnenuit. Israëlieten die Godniet dienen, hebben het gemunt op hun ‘geweten’: de mensen diehen wijzen op hun zonden. David klaagt (Ps 55:10-12):

... ik zie geweld en twist in de stad ... verderf is daarbinnen ... .

Zijn gebed is (Ps 94:5):Hoelang nog zullen de goddelozen, o HERE ... juichen? ... uwvolk, o HERE, vertreden zij, en uw erfdeel verdrukken zij; wedu-we en vreemdeling doden zij, en wezen vermoorden zij; zij zeg-gen: de HERE ziet het niet, de God van Jakob merkt het niet.

Maar God merkt het wel, en doet er op Zijn tijd wat aan. Davidweet dat, evenals waarom God het (tijdelijk) toelaat. Daarom kanhij erbij zeggen:

Het is mij goed dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik uw inzet-tingen zou leren. (Ps 119:71)De HERE doet gerechtigheid en recht aan alle verdrukten. (Ps103:6)

Als David een psalm schrijft voor en over zijn zoon en opvolgerSalomo, kijkt hij over hem heen naar de hem beloofde zoon dieeeuwig koning zal zijn, de Messias:

Voorwaar, de arme zal hij redden, die om hulp roept, de ellendi-ge, en wie geen helper heeft; hij zal zich ontfermen over de ge-ringe en de arme, hij zal de zielen van de armen verlossen. Vandruk en geweld zal hij hun leven bevrijden, hun bloed zal kost-baar zijn in zijn oog. (Ps 72:12-14)

Triomfantelijk klinken zijn woorden in Psalm 10:De HERE is Koning, eeuwig en altijd. De volken zijn vergaan uitzijn land. De begeerte van de ootmoedigen hebt U, HERE, ge-hoord: U sterkt hun hart, uw oor merkt op, om recht te doen dewees en de verdrukte, zodat nooit meer een aards stervelingschrik aanjaagt. (vzn 16-18)

Zien we hier niet het basisprincipe van Gods verlossingswerk doorChristus, zoals dat ook in Openbaring is te zien?

Het oordeel over Israël en Babylon

Net als ‘de aarde’ vóór de zondvloed verdorven was en vol gewel-denarij, werd het koninkrijk Juda daarmee vervuld. In de tijd vankoning Manasse besluit God dat daaraan een einde moet komen:

Page 163: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

162

Manasse vergoot zoveel onschuldig bloed, dat hij Jeruzalemdaarmee vulde van het ene einde tot het andere; nog boven dezonde die hij Juda had doen bedrijven ... want Manasse verleid-de hen, zodat zij meer kwaad deden dan de volken die de HERE

vóór de Israëlieten had verdelgd. (2 Kon 21:16 en 9)

Zoals altijd geeft God nog een bepaalde tijd om tot bekering te ko-men. Hij draagt de profeten Jeremia en Ezechiël op het volk tewaarschuwen, maar het merendeel luistert niet. Het onrecht engeweld gaan gewoon door, zodat Jeremia moet zeggen:

U hebt alleen maar oog en hart voor uw onrechtmatig gewin envoor het vergieten van onschuldig bloed, voor het begaan vanonderdrukking en geweld (Jer 22:17)

Uiteindelijk komt het oordeel in de vorm van de gruwelijke belege-ring en inname door het Rijk Babylonië. Maar ook over hen en hunbondgenoten spreekt God een oordeel uit vanwege het geweld dekinderen van Juda aangedaan, in wier land zij onschuldig bloedhebben vergoten (Joël 3:19). De profeet Habakuk kondigt al vóórde verovering van Jeruzalem het lot van Babel aan, in bewoordin-gen die sterk doen denken aan die in Openbaring:

Wee hem die zich verrijkt met wat niet van hem is – tot hoe-lang? en die gepand goed op zich laadt ... Omdat u vele volkengeplunderd hebt, zal al wat van de natiën overgebleven is, uplunderen, vanwege het vergoten mensenbloed en vanwege hetgeweld het land, de stad en al haar inwoners, aangedaan ... Weehem die onrechtmatig gewin bijeenbrengt voor zijn huis ... Weehem die de stad met bloed bouwt, en de veste op onrecht grond-vest! ... Wee hem die zijn naaste doet drinken en er uw gif bij-mengt ... Ziet, is het niet van de HERE van de heerscharen, datde volken zich vermoeien voor het vuur en de natiën zich afmat-ten voor niets? Want de aarde zal vol worden van de kennis vande heerlijkheid van de HERE, zoals de wateren de bodem van dezee bedekken. (zie Habakuk 2)

Babylonië wordt uiteindelijk het beeld voor de machtige wereld, diehet voorzien heeft op ‘de onschuldigen’, en in het boek Openbaringdefinitief aan zijn einde komt. Het vooruitzicht dat het Oude en hetNieuwe Testament geven, is dat alle wereldse macht moet plaats-maken voor Gods wereld van recht en gerechtigheid.

Verzoening, opwekking uit de doden en eeuwig leven

Maar voordat dit ging gebeuren, moest het eerst mogelijk wordendat de goedwillende mensen de gelegenheid kregen met God ver-

Page 164: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

163

zoend te worden. Ook de mensen die in geloof waren gestorven,moesten gered worden; en wel uit de doodstoestand waarin zij la-gen – en nog steeds liggen – omdat het Koninkrijk nog niet opaarde is gevestigd. Veel van hen zijn niet ‘rustig ingeslapen’, maardoor geweld omgekomen. De schrijver van de brief aan de Hebree-ën wijst in hoofdstuk 11:35-38 op de vaak gruwelijke wijze waaropzij gemarteld en gedood werden. Zij gaven hun geloof daar nietvoor op, omdat zij geloofden dat God hen zou opwekken uit de do-den en eeuwig leven in Zijn Koninkrijk geven.

Tot hoelang wreekt U ons bloed niet?

Hoofdstuk 6 van Openbaring lijkt een samenvatting van wat er zalgebeuren tot de wederkomst van Christus naar de aarde. Er gaatlange tijd voorbij (4 zegels), totdat in het zesde zegel het eindoor-deel komt. Het vijfde zegel is een visioen, dat toont dat de om hungeloof gedode rechtvaardigen tenslotte recht gedaan zal worden:

onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om hetwoord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. En zij rie-pen met luide stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waar-achtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen,die op de aarde wonen? En aan elk van hen werd een wit ge-waad gegeven en hun werd gezegd dat zij nog een korte tijdmoesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mede-dienstknechten en hun broeders, die gedood zouden wordenevenals zij. (vzn 9-11)

‘Het altaar’ is de plaats waar deze gelovigen zijn gedood, alsof zijletterlijk slachtoffers waren. Het is echter geen gebouwd altaar,maar de aarde. Het bloed van het offer werd uitgegoten rond hetaltaar. In het bloed is het leven, de ziel. Als Kaïn Abel heeft ge-dood, zegt God tegen hem: Hoor, het bloed van uw broer roept totMij van de aardbodem. Hij was de eerste van een lange rij recht-vaardigen die werden gedood. Het bloed van dat grote aantalklinkt dan ook luid. Dit is uiteraard niet letterlijk zo. Bloed kan nietroepen ‘tot hoelang?’. Het is een beeld van een daad, de moord opeen onschuldige, die om wraak roept. Dat zij nog moeten blijvenrusten is geen boodschap voor levenlozen, maar voor de levendendie dit boek lezen en reikhalzend uitzien naar de komst van hunHeer en de opstanding van hun geliefden: ‘heb geduld tot de maatvol is’. Deze boodschap van rusten komt sterk overeen met dieaan Daniël, die wilde weten hoe het met zijn volk zou aflopen:

... ga het einde tegemoet, en u zult rusten en opstaan tot uwbestemming aan het einde van de dagen. (Dan 12:13)

Page 165: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

164

Hij werd niet vermoord, maar rust net als de gedoden tot ‘het eindvan de dagen’ van de ‘goddelozen die goddeloos handelen’ (vs 10).Hun einde en de heerlijkheid van de gelovigen had Daniël gezien ineen visioen van vier dieren, waarin een horen strijd voerde tegende heiligen en hun overwon, totdat de Oude van dagen kwam enrecht verschaft werd aan de heiligen van de Allerhoogste en de tijdnaderde dat de heiligen het koningschap in bezit kregen (7:21,22).

Het boek Openbaring was bedoeld om de verdrukte gelovigen vande eerste eeuw hiervan te verzekeren. De witte gewaden die de‘zielen’ ontvangen zijn ook een beeld; want hoe wij ‘zielen’ ookzien, ze kunnen geen gewaden dragen. Ze wijzen de lezers eropdat deze doden rechtvaardig zijn en het eeuwig leven zullen ont-vangen, samen met hen die nog zullen sterven om hun geloof. Deverheerlijkte Jezus verscheen aan Johannes in een tot de voetenreikend gewaad (1:13), dat blinkend wit geweest zal zijn (zie vs16). De gedoden zullen net als Hij verheerlijkt worden. De wittegewaden behoren dus tot de verwachting van het leven in het Ko-ninkrijk. We zien die weer terug in hoofdstuk 7. Johannes is in eenvisioen getuige van het moment dat Christus als Koning is geko-men, en alle rechtvaardigen voor Hem verschijnen in hun witte ge-waden. Johannes hoort over hen zeggen: Deze zijn het, die komenuit de grote verdrukking; zij hebben hun gewaden gewassen in hetbloed van het Lam. Vervolgens krijgt hij een voorproefje van watin de laatste hoofdstukken uitgebreid terugkomt (zie Op 7:9-17).Het eind van het boek bevestigt Zie, Ik kom spoedig en mijn loonis bij Mij, en spreekt Zalig zij, die hun gewaden wassen, opdat zijrecht mogen hebben op het levensgeboomte en door de poorteningaan in de stad – het nieuwe Jeruzalem, dat het Koninkrijk uit-beeldt (zie Op 21 en 22).

Vervolging van de christenenKort na de succesvolle eerste prediking door de apostelen, op dePinksterdag in Jeruzalem, begint de vervolging van christenen doorde Joden. Petrus en Johannes worden door de Joodse leiders ge-vangengenomen. Als zij na een verhoor en bedreigingen in het ge-heel niet meer te spreken of te leren op gezag van de naam vanJezus (Hand 4:18 en 21) zijn vrijgelaten, zien zij en hun geloofsge-noten wat deze ontwikkeling betekent (vs 27):

Want inderdaad zijn in deze stad vergaderd tegen uw heiligeknecht Jezus, die U gezalfd hebt, Herodes zowel als Pontius Pila-tus met de heidenen en de volken van Israël, om te doen al watuw hand en uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou.

Page 166: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

165

Op de avond voor zijn kruisdood had Jezus met zijn apostelen ge-sproken over de haat van de wereld voor mensen die ‘niet van dewereld zijn’:

Gedenk het woord dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staatniet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullenook u vervolgen ... het uur komt dat een ieder, die u doodt, zalmenen God een heilige dienst te bewijzen (zie Joh 15:18-16:4).

Hun ‘inderdaad’ toont dat zij zich dit herinneren.

Kort daarna wordt Stefanus gestenigd om het getuigenis van zijngeloof, en begint de vervolging van de Joodse christenen doorSaulus. Hij wordt daarmee de verpersoonlijking van hen die menendaarmee God een heilige dienst te bewijzen. Lucas vertelt echterdat, nadat Saulus tot bekering is gekomen, de gemeente door ge-heel Judea, Galilea en Samaria vrede had; zij werd opgebouwd enwandelde in de vreze voor de Here, en zij nam in aantal toe doorde bijstand van de heilige Geest (Hand 9:31). Maar dit blijft nietzo. De Joden gaan zich overal in de Grieks-Romeinse wereld ver-zetten tegen het toenemend aantal christenen. Zij organiseren rel-len en opstanden, en deinzen er zelfs niet voor terug hen bij dedoor hen zo gehate Romeinse overheden aan te geven, als mensendie een andere koning dan de keizer aanbidden.

Als in 41 een Joodse opstand dreigt uit te breken, lopen ook dechristenen gevaar; want de Romeinen beschouwen hen als eenJoodse sekte. De gemoederen bedaren echter op tijd. In het jaar44 onthoofdt koning Herodes de apostel Jakobus, de broer van Jo-hannes. Omdat de Joodse leiders deze daad instemmend begroe-ten, wil Herodes zijn positie verder versterken door ook de andereapostelen te doden (Hand 12:1-3). Petrus wordt gevangengeno-men om het volgende slachtoffer te zijn, maar hij wordt bevrijddoor een engel en ontsnapt uit Herodes’ handen. De dood vanHerodes doet het gevaar weer voor een tijdje wijken. Het blijkenechter signalen, waarschuwingen, te zijn voor iets veel erger, datde achtergrond vormt voor het boek Openbaring.

In 62 wordt Jakobus, de halfbroer van Jezus en leider van de ge-meente in Jeruzalem, op last van de hogepriester gestenigd. Hijwordt beschouwd als een stabiliserende factor in Jeruzalem, enzijn dood luidt dan ook het begin van nieuwe onrust in, die zal lei-den tot de Joodse opstand en de verwoesting van Jeruzalem.

In 64 ontstaat een grote brand in Rome, die bijna de helft van destad verwoest. Keizer Nero beschuldigt de christenen hiervan, en

Page 167: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

166

begint een wrede vervolging. Ook Petrus wordt daar het slachtoffervan. Hij schrijft zijn eerste brief vanuit ‘Babylon’ (5:13), wat vrij-wel zeker een aanduiding voor de stad Rome is. Mogelijk doet hijdat als de vervolging door Nero begint. Zijn woorden in zijn eerstebrief zouden daar, vooral ook door het gebruik van het woord‘vuurgloed’ (de brand in Rome als oorzaak van de vervolging) eenverwijzing naar kunnen zijn:

Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u niet be-vreemden, alsof u iets vreemds zou overkomen. Integendeel,verblijdt u naarmate u deel hebt aan het lijden van Christus, op-dat u zich ook met vreugde zult mogen verblijden bij de openba-ring van zijn heerlijkheid. (1 Pet 4:12 en 13)

Dit is ook de kern van de boodschap van het boek Openbaring.

In datzelfde jaar 64 wordt Petrus waarschijnlijk gedood. Twee jaarlater breekt de Joodse Opstand uit. Keizer Nero geeft zijn generaalVespasianus opdracht die neer te slaan. Waarschijnlijk brengt NeroPaulus in 67 in Rome ter dood. Als hij zich tijdens een opstand inRome in 68 zelf laat doden, volgt Vespasianus hem op. Die laatzijn zoon Titus ‘de klus’ in Palestina afmaken. In het jaar 70 slaagthij erin Jeruzalem in te nemen en verwoest hij de tempel.

Vrees en verwachting onder de gelovigen

Al deze dingen doen de christelijke gemeenten schudden op hungrondvesten; en wel om twee redenen. Aan de ene kant zal er be-zorgdheid en angst zijn geweest over wat er nog meer zal gebeu-ren. Dat is begrijpelijk gezien het lijden dat zij op dat moment aldoormaken. Maar aan de andere kant wordt hun verwachting vande komst van Christus en zijn Koninkrijk steeds sterker. Jezus hadzelf de verwoesting van de tempel tot het teken gemaakt van zijnkomst (zie Matteüs 24 en Lucas 21). Bovendien is er in verbandmet de wederkomst van Christus een gerucht over de dood vanPetrus en het in leven blijven van Johannes (zie Johannes 21:20-23). Petrus en andere apostelen zijn al dood, dus...

De Openbaring aan Johannes

Tegen deze achtergrond krijgt Johannes van Christus de openba-ringen. Velen menen weliswaar dat het boek werd geschreven rondhet jaar 90, naar aanleiding van ongekende vervolging van dechristenen, vanaf 88 onder Domitianus. Maar anderen menen dathet boek gedateerd moet worden kort na de verwoesting van detempel in het jaar 70. Een aanwijzing daarvoor kan zijn, dat er vanhet nieuwe Jeruzalem wordt gezegd dat er geen tempel in haar zal

Page 168: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

167

zijn (21:22). Persoonlijk vind ik het laatste aannemelijker, omdathet past bij de gehele situatie van die tijd. Vooral bij de verwach-ting dat aan alle voorwaarden is voldaan voor de komst van hetKoninkrijk. Waarom zouden gelovigen, die zo’n behoefte hebbenaan een antwoord op al hun vragen, meer dan 20 jaar moetenwachten tot zij duidelijkheid krijgen?

De komst van Christus en het Koninkrijk krachtig verzekerd

In geen ander boek wordt de belofte van het Koninkrijk zo sterkbenadrukt, en daarmee de hoop en verwachting levend gehouden.Alles past binnen het kader van het komende Godsrijk op aarde. Ofhet nu de verdrukking van de gelovigen, het menselijk handelen,of Gods ingrijpen daarin betreft. In hoofdstuk 1:9 zegt Johannesdat hij de broeder en deelgenoot in de verdrukking en in het Ko-ninkrijk en de volharding in Jezus van de lezers en luisteraars is.Hij moet hen tonen wat weldra moet gebeuren (1:1). Samen metde woorden Zie, Hij komt met de wolken (vers 7) voedt dit hunverwachting dat het Koninkrijk nu spoedig zal komen, en zal hengespannen verder hebben doen lezen of luisteren.

Na de brieven aan de zeven gemeenten volgen de hoofdstukken 4en 5, die triomfantelijk Gods Koningschap en de verhoging van Je-zus tot de Wereldkoning beschrijven en bevestigen. Daarin wordtook gezegd dat zij die door zijn offerbloed zijn ‘gekocht’, deel uitzullen maken van Gods Koninkrijk op aarde; want zij zijn gemaakttot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heer-sen op aarde (5:10). De vraag in 6:10 is echter hoe lang dat nogzal duren, omdat de vervolging zwaar is en maar voortduurt. Hetantwoord is geduld te hebben en het geloof vast te houden dat hetKoninkrijk werkelijk zal komen. Want God wil alle mensen in dewereld de kans geven behouden te worden. Het evangelie is nogniet in de gehele wereld bekendgemaakt. In hoofdstuk 7 zien wedat in de loop van de heilsgeschiedenis een ‘grote schare’ uit Israëlen de andere volken tot geloof is gekomen en zal komen, die metChristus in zijn Koninkrijk zal zijn (zie ook 14:1-5). Na de aankon-digingen van oordelen eindigt hoofdstuk 11 met de triomfantelijkeuitroep: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze He-re en aan Zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alleeeuwigheden (vers 15; zie ook 12:10), en de dankbaarheid van degelovigen daarvoor (vers 17). In hoofdstuk 15 zien we dat het mo-gelijk is – zoals Jezus in zijn zeven brieven in de hoofdstukken 2en 3 vraagt – de verleiding om het in de beproeving op te geven,door geloof te overwinnen. Er wordt hier een vooruitblik gegeven

Page 169: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

168

op het moment dat de overwinning definitief behaald zal zijn. Derechtvaardigen zingen:

Groot en wonderbaar zijn uw werken, Here God, Almachtige;rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, U, Koning van de vol-ken. (zie vzn 2-4)

En het is hard nodig Gods kinderen een hart onder de riem te ste-ken. Want in hoofdstuk 17 ziet Johannes in een visioen iets dathem verbijstert: ‘de kerk’ (uitgebeeld als een hoer), vervolgt, sa-men met de wereldse macht, de rechtvaardigen:

En ik zag de vrouw dronken van het bloed van de heiligen envan het bloed van de getuigen van Jezus. (vs 6)

De hoofdstukken 16-18 beschrijven de ondergang van de menselij-ke samenleving en de wereldse kerk, die in hoofdstuk 19 leidt toteen krachtig Halleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige,heeft het koningschap aanvaard (vs 6). De Koning, de Gezalfdevan God, zal nu spoedig komen, en de rechtvaardigen moetenklaar staan om met Hem verenigd te worden:

Laten wij blij zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven,want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeftzich gereedgemaakt; en haar is gegeven zich met blinkend ensmetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn derechtvaardige daden van de heiligen. (vzn 7 en 8)

En dan verschijnt Hij in stralende heerlijkheid, met alle engelen uitde hemel: de Koning van de koningen en de Heer van de heren (vs16). De gestorven rechtvaardigen, of zij nu lang of kort tot hunbestemming hebben gerust in het stof van de aarde, zullen op-staan uit de doden en samen met de rechtvaardigen die leven bijzijn komst voor hun Heer en Koning worden gebracht. Daar zullenzij eeuwig leven ontvangen en uitgenodigd worden het Koninkrijkvan God binnen te gaan. Niet tot een leven van ‘zalig nietsdoen’,maar om de aarde met de dan nog sterfelijke mensen daarop tebesturen en te leren in Gods wegen te wandelen. Dit is het zoge-noemde ‘duizendjarige rijk’, waarin zij priesters van God en vanChristus zullen zijn, en heersen als koningen met Christus, duizendjaren lang (20:4 en 6). Johannes ziet dan degenen die eerder on-der het altaar riepen Hoelang nog? (zie 6:9-11 en 20:4).

Het nieuwe Jeruzalem

En na het ‘duizendjarig rijk’? Dat geven de laatste twee hoofdstuk-ken weer in de vorm van een nieuwe stad Jeruzalem. Een beeldvan een nieuwe rechtvaardige samenleving. Een aarde waarop het

Page 170: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

169

natuurlijke, menselijke, zondige en tijdelijke plaats heeft gemaaktvoor het geestelijke, goddelijke, volmaakte en eeuwige. Dat is heteeuwige Koninkrijk van God op aarde, waaraan nooit een einde zalkomen.

Page 171: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

170

Maakt het wat uit waarin u gelooft?De verkondiging van het evangelie van het Koninkrijk van God is inde loop van de tijd goeddeels verstomd. Voor een belangrijk deelwas dit het gevolg van een ‘correctieoplossing’ in verband met on-Bijbelse leer. Het overnemen van het (heidense) geloof in een on-sterfelijke ziel maakt het noodzakelijk dat die bij de dood ergensheen gaat. Dat werd dan de hemel, of de hel... Wie na de doodnaar de hemel gaat, heeft de ‘ideale’ bestemming bereikt. Wat isdan nog het belang van een Koninkrijk op aarde? Later kwam erde toenemende welvaart. Tegenwoordig is bijna alles te krijgen datons aardse leven ‘volmaakt’ kan doen zijn. Waarom dan nog uitkij-ken naar iets beters (Heb 11:40)? Ook is er in ‘ons’ deel van dewereld geen vervolging van christenen meer. Wat is dan nog debetekenis van bevrijding uit de vuurgloed die tot beproeving dient(1 Pet 4:12)?

Maar het viel en valt niet te ontkennen dat er in de Bijbel gespro-ken wordt over een Koninkrijk. De ‘oplossing’ daarvoor werd dat‘de kerk’ of ‘wijzelf’ het Koninkrijk zijn; dat we het ‘geestelijk’moeten zien, als een gevoel, een ideaal van hoe we met elkaaromgaan, etc.

Vaak wordt gezegd dat het niet uitmaakt waarin wij geloven: eeu-wig leven in de hemel of in het Koninkrijk. Maar waarom predikteJezus dan het Koninkrijk en niet de hemel? Dan was Hij niet ge-kruisigd, op beschuldiging een vijand van de keizer te zijn doorzichzelf koning te maken. Waarom waren de apostelen dan bereidte sterven voor het getuigenis van de Koning en zijn Koninkrijk, alszij ook gewoon de heersende Griekse opvatting van de bevrijdingvan de ziel uit het lichaam hadden kunnen bevestigen? Waaromwordt in Openbaring gezegd dat rechtvaardigen stierven en nogzouden sterven om het woord van God en om het getuigenis datzij hadden (Op 6:9)?

Waarop is uw geloof gebaseerd?

Elke christen zou zichzelf de vraag moeten stellen: Is mijn geloofgebaseerd op het woord van God, of op wat anderen daarover zeg-

27

Wat betekent het Koninkrijk voor u?

Page 172: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

171

gen. Want dit blijkt letterlijk van levensbelang. Het probleem is datde Bijbel een sterk verwaarloosd boek is. Uit onderzoek blijktsteeds weer dat ook de meeste zich christen noemende mensenhet niet of nauwelijks lezen. En als dat wel gedaan wordt, zijn hetenkele (favoriete) verzen. De Bijbel is echter de enige bron vankennis over God en Zijn werk, en zou dus voor wie in Zijn bestaanzeggen te geloven van grote waarde moeten zijn. Geen kleinestukjes daaruit, naar believen uitgekozen, maar in zijn geheel. Enwie daarin ziet dat God tot nu toe altijd heeft gedaan wat Hij voor-af door Zijn dienaren bekendmaakte, zal moeten erkennen dat Zijnwoord gezaghebbend is. Dus ook wat betreft de komst van ZijnKoninkrijk. Wie zijn ‘wij’ dan om Gods beloften te vervangen dooriets anders?

Jezus zei dat we aan de vruchten de boom kunnen herkennen. Ditgeldt ook voor het omgaan met Gods woord. Wie getuigt van dekomst van het Koninkrijk, toont dat hij of zij gelooft in wat Godzegt. Wie iets anders verkondigt – zoals dat we naar de hemelgaan, of dat Jezus niet als Koning terugkomt – toont dat hij of zijniet gelooft in Zijn woord.

Het evangelie is de goede boodschap van de komst van hetKoninkrijk

Het Koninkrijk stond centraal in de prediking van Jezus en zijnapostelen. Lucas vertelt dat Jezus van stad tot stad en van dorptot dorp trok, verkondigende het evangelie van het Koninkrijk vanGod (8:1), en zijn discipelen uitzond om hetzelfde te doen (9:2).Als Hij wonderen deed, wees Hij op hun verband met het Konink-rijk: en Hij sprak tot hen over het Koninkrijk van God (9:11). Voorzijn hemelvaart onderwees Jezus zijn apostelen over al wat hetKoninkrijk van God betreft (Hand 1:3).

Zijn dienaren zetten zo goed voorbereid deze prediking voort. Welezen in Handelingen over Filippus die het evangelie van het Ko-ninkrijk en van de naam van Jezus Christus predikte (8:12), overPaulus, die de Joden in Efeze probeerde door besprekingen teovertuigen van het Koninkrijk van God (19:8), en later de oudstendaar eraan herinnerde dat hij overal was rondgereisd met de pre-diking van het Koninkrijk (20:25). In Rome riep hij de Joden sa-men wie hij met nadruk het Koninkrijk van God voorstelde, pogen-de hen te overtuigen ten opzichte van Jezus (28:23). Tijdens zijnhuisarrest ontving hij twee jaar lang allen, die tot hem kwamen,predikende het Koninkrijk van God, en onderwijs gevend aangaan-de de Here Jezus Christus (28:31).

Page 173: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

172

Het evangelie is dus niets meer of minder dan de goede boodschapvan de Koning en van zijn Koninkrijk. Zij die tot geloof hierin kwa-men, stonden bekend als mensen die het Koninkrijk van God ver-wachtten (Luc 23:51). Als dat evangelie beroofd wordt van dekomst van Gods Koninkrijk op aarde, is het ontdaan van de essen-tie, en daarmee inhoudsloos, doelloos. Dan was de verwachtingvan de gelovigen in de eerste eeuw vergeefs. Maar dat Koninkrijkis Gods uiteindelijke doel met de schepping van mensen. David zagdat al in, toen hij schreef over de mens:

U hebt hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheidgekroond. (Ps 8; zie ook Heb 2:5-10)

De Bergrede

Veel christenen hebben een favoriete uitspraak uit Jezus’‘Bergrede’. Maar door de verwatering van het geloof in Wie Jezusnu eigenlijk is, wat Hij deed, wat Hij leerde, en wat er na zijnkruisdood met Hem gebeurde, is die rede veelal een hoogstaandeethische les in ‘goed doen voor de naaste’ geworden. Meer idealis-tisch dan reëel; niet om echt naar te leven, want dat kunnen wetoch niet... Jezus’ woorden in de ‘Bergrede’ Zoek eerst Gods Ko-ninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschon-ken worden (Mat 6:33) zijn nu geworden tot: ‘zoek alles wat u inde wereld denkt nodig te hebben, want het Koninkrijk zal u tochwel geschonken worden’. Dit houdt voor velen een vrijbrief in omzo te leven als men wenst, in de verwachting dat God het wel goedzal vinden. Hij is immers liefde en daarom genadig...

Maar Jezus’ woorden in de Bergrede kunnen niet los van het Ko-ninkrijk worden gezien. Sterker nog: hierin geeft Hij de hoogste‘wetten’ voor wie het Koninkrijk verwachten. Zij behoren te levenalsof het Koninkrijk er al is, als burgers van een Rijk in de hemel(Flp 3:20). De gemeente behoort een afspiegeling te zijn van hetKoninkrijk, doordat alle afzonderlijke leden in hun gelaat de heer-lijkheid van de Here weerspiegelen (2 Kor 3:18). Hun leven toontanderen dat zij meer aan God dan aan mensen gehoor geven (zieHand 4:19). Hun Heer is in de hemel, maar de belofte is, zoalsPaulus er direct op laat volgen waaruit wij ook de Here Jezus alsverlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal,zodat het aan zijn lichaam gelijkvormig wordt (Flp 3:21). Dat is deheerlijkheid waarmee de rechtvaardigen gekroond zullen worden,en waarmee Christus Jezus al is gekroond.

Dus de dood is niet de verlossing uit dit ‘tranendal’ – zoals hetaardse leven door sommigen genoemd wordt – en de toegang tot

Page 174: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

173

de hemel. Wij verkeren door de zonde zeker in een doodstoestand.Maar het is de komst van Christus uit de hemel naar de aarde, diede verlossing van de rechtvaardigen daaruit brengen. Hij heeft vande Vader de ‘sleutel’ gekregen om hen te bevrijden (Op 1:18):

Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwighe-den, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.

Wie de Bergrede nog eens goed van het begin tot het einde door-leest, zal zien dat deze geheel draait om het Koninkrijk. Jezus be-gint met te zeggen dat het Koninkrijk is voor wie nederig van hartzijn, en vervolgd worden omdat zij willen doen wat Hij van henvraagt (Mat 5:3 en 10). Het volgende is dat het doen van wat Godvraagt – dat Hij ‘de gerechtigheid’ noemt – geen bijzaak mag zijnin ons leven nu, maar hoofdzaak moet zijn. Waarvoor wij kiezenheeft gevolgen voor de toekomst:

Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is ... zult u het Konink-rijk van de hemel voorzeker niet binnengaan. (vs 20)Niet een ieder die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk vande hemel binnengaan, maar wie doet de wil van mijn Vader, diein de hemel is. (7:21)

Ook het gebed dat Jezus zijn discipelen leerde is gericht op de ver-vulling van Gods beloften. Wij bidden daarin om iets dat er nogniet is op aarde, namelijk dat Gods wil gedaan zal worden, door dekomst van Zijn Koninkrijk: Uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede,gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde (6:10). Wat voor zin heefthet dit te bidden als, de gestorvenen direct naar de hemel gaan?

Onvoorwaardelijk geloof

Een Romeinse hoofdman in Kapernaüm, die zo graag wilde dat zijngewaardeerde slaaf zou genezen, toonde zijn besef van het gezagwaarmee Jezus leerde en werkte. Hij geloofde zonder voorbehouddat zou gebeuren wat Jezus zei. Jezus paste dit toe op het geloofin zijn boodschap van het Koninkrijk. Velen meenden toen zeker tezijn van een plaats daarin, net zoals tegenwoordig van een plaatsin de hemel – zoals tijdens veel kerkelijke begrafenissen wordt ge-zegd. Maar Jezus waarschuwde voor een grote vergissing:

Voorwaar, zeg Ik u, bij niemand in Israël heb Ik een zo grootgeloof gevonden! Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oosten west en zullen aanliggen ... in het Koninkrijk van de hemel;maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen wordenin de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tan-dengeknars [van spijt en woede]. (8:10-12)

Page 175: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

174

Hebben wij ons loon al, of verwachten wij het van God?

We mogen er van verzekerd zijn dat God een beloner is. Niet vooriedereen, maar voor hen die Hem ernstig zoeken (Heb 11:6). Metandere woorden: zij die Hem niet ernstig zoeken hebben geen‘loon’ te verwachten. Zij hebben hun ‘loon’ al, zei Jezus, in devorm van alles dat zij zich op aarde vergaren: aanzien, bezit engenoegens. God eist dus veel, maar geeft dan ook het grootste,mooiste en beste dat Hij ons kan geven: eeuwig leven in Zijn Ko-ninkrijk. Jezus vergeleek dit in zijn gelijkenissen met het ‘toevallig’vinden van een schat in een akker, of het bewust zoeken naar demooiste parel. Hoe we ook met het evangelie van het Koninkrijk inaanraking komen, het zou ons volgens Jezus alles waard moetenzijn. Hij en zijn apostelen waren bereid te sterven, om het moge-lijk te maken dat wij konden ontvangen wat daarin wordt beloofd.De Bijbel eindigt met woorden die niet alleen gelden voor het boekOpenbaring, maar voor geheel Gods woord; want elk Schriftwoordis ingegeven door God (2 Tim 3:16). Ze zijn tweeledig: waarschu-wend en bemoedigend. De waarschuwing is (Op 22:19):

Indien iemand afneemt van de woorden van het boek van dezeprofetie, God zal zijn deel afnemen van het levensgeboomte envan de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn.

Maar voor hen die verwachten dat God werkelijk zal doen wat Hijgezegd heeft, geldt (Op 22:7):

Zalig wie de woorden van de profetie van dit boek bewaart!

De slotwoorden van elke brief aan de zeven gemeenten zijn eenbelofte aan wie overwint. Ze geven telkens een aspect aan van heteeuwige leven in het Koninkrijk:

Ik zal u geven de levenskroon. (2:10)Ik zal op hem schrijven de naam van mijn God en de naam vande stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemelneerdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam. (3:12)Hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon. (3:21)

Is dit wat u verwacht, waar u naar uitziet?

Zalig wie het woord van God horen en het bewaren.(Luc 11:28)

Page 176: Leven i verwachting van het Koninkrijk van God€¦ · houden in dat dit Koninkrijk van God op aarde zal komen. We bid-den dus dat er op aarde dezelfde toestand zal ontstaan als in

175