Lesgeven over Amsterdam · 2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 3...
Transcript of Lesgeven over Amsterdam · 2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 3...
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 1
Lesgeven over Amsterdam
Studiewijzer Pabo Voltijd
Blok 1.2
2018-2019
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 2
Inhoudsopgave
BLOK 1.2 | KEN DE OMGEVING! - LESGEVEN OVER AMSTERDAM .......................................................................... 3
HOE VER BEN JE MET DE OPLEIDING? .................................................................................................................................. 4
HET ONDERWIJSPROGRAMMA VAN PABO HVA - EEN OVERZICHT VAN DEZE STUDIEWIJZER ............................................................ 4
BEKNOPT OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING BLOK 1.2 ........................................................................................... 6
HOOFDSTUK 1.| PEDAGOGIEK - THEMALIJN .......................................................................................................... 7
HOOFDSTUK 2. | DE BEROEPSOPDRACHT – DE SCHOOLOMGEVING ALS BASIS VOOR ONDERWIJS ........................ 9
HOOFDSTUK 3.| KENNIS EN VAARDIGHEDEN - DE VAKCOLLEGES ........................................................................ 14
NEDERLANDS 1.2 EN 1.3 - DIDACTIEK SPELLING ................................................................................................................. 15
REKENEN EN WISKUNDE: HELE GETALLEN BOVENBOUW ....................................................................................................... 16
MENS & WERELD: BASISDIDACTIEK BIOLOGIE ................................................................................................................... 19
MENS & WERELD: BASISDIDACTIEK GESCHIEDENIS ............................................................................................................. 21
MENS & WERELD: INTRODUCTIE EN BASIS(VAK)DIDACTIEK AARDRIJKSKUNDE .......................................................................... 24
ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN ICT ....................................................................................................................... 26
KUNSTZINNIGE ORIËNTATIE: MUZIEK ................................................................................................................................ 28
KUNSTZINNIGE ORIËNTATIE: BEELDENDE VORMING ............................................................................................................. 30
KUNSTZINNIGE ORIËNTATIE: VAKOPDRACHT 1.2 BEELDENDE VORMING & MUZIEK ................................................................... 32
EIGEN VAARDIGHEID REKENEN ......................................................................................................................................... 34
EIGEN VAARDIGHEID NEDERLANDS ................................................................................................................................... 36
CULTUURPROJECT 1: CULTUUR EN IK ................................................................................................................................ 37
HOOFDSTUK 4. | DE PRAKTIJK VAN HET BASISONDERWIJS .................................................................................. 39
HOOFDSTUK 5. | PERSOONLIJKE PROFESSIONELE ONTWIKKELING ...................................................................... 41
HOOFDSTUK 6. | PRAKTISCHE INFORMATIE......................................................................................................... 44
BIJLAGE 1. | BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSOPDRACHT VT 1.2 ................................................................. 47
BIJLAGE 2. | BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT KO 1.2 (BEELDENDE VORMING / MUZIEK) .................. 48
BIJLAGE 3. | BEOORDELINGSFORMULIER CULTUURONDERWIJS VT 1.4 ............................................................... 51
BIJLAGE 4. | BEOORDELINGSFORMULIER PPO 1.2 FUNCTIONERINGSGESPREK ................................................... 53
BIJLAGE 5. | DE TAALNORM VAN PABO HVA ....................................................................................................... 54
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 3
BLOK 1.2 | Ken de omgeving! - Lesgeven over Amsterdam Amsterdam, die grote stad, Die is gebouwd op palen. Als die stad eens ommeviel, Wie zou dat betalen? Je stageschool staat niet op een eiland, maar maakt onderdeel uit van grote en complexe samenleving. De stad, de
omgeving van jouw school, heeft zich in de afgelopen honderden jaren ontwikkeld. De natuur en de samenleving
hebben de omgeving gevormd tot wat hij nu is. Soms op basis van toeval, meestal doordat mensen bewust aan de
ontwikkeling van de stad hebben gewerkt. Hierdoor wordt ook deels de identiteit gevormd van de mensen die er
wonen. Veel kinderen worden geboren in een stad en groeien daar op. Voor hen is die omgeving vanzelfsprekend.
Ze gaan er naar school en wellicht naar een sportclub of naar muziekles. Naast de ‘echte’ wereld krijgen kinderen
op steeds jongere leeftijd toegang tot een nog grotere wereld via hun computers en het internet. Wat voeren
kinderen in deze heel complexe omgeving eigenlijk uit? Wat weten kinderen al? Wat vinden zij interessant en wat
willen zij graag leren?
De schoolomgeving kan als een rijke leeromgeving dienen, waarin verschillende vakgebieden zichtbaar kunnen
worden. Neem bijvoorbeeld het Amsterdamse kunst & cultuuraanbod, de geschiedenis van de buurt, de
geografische ligging, de techniek die wordt ingezet om de samenleving gaande te houden (riolering, trams,
stoplichten…), de parken en perken waarin dieren en planten hun thuis hebben, en ga zo maar door.
In dit blok ga je bekijken hoe je Amsterdam en in het bijzonder de directe omgeving van je school kunt inzetten in
het onderwijs. Hierdoor kun je onderwijs betekenisvol maken voor kinderen. Welke mogelijkheden zijn er concreet
voor activiteiten? De wereld van kinderen bestaat uit meer dan hun thuisomgeving en de school. Hoe ziet hun
leefwereld er buiten school uit? En op welke manier beleven kinderen hun omgeving, welke wensen hebben zij?
Waaruit bestaat hun belevingswereld? En voor jou als leerkracht komt dan meteen de vraag op: Hoe kun je deze
kennis gebruiken om kinderen te motiveren, om bij te dragen aan hun ontwikkeling en om hen te laten leren?
Kortom: we gaan ons dit blok onder andere verdiepen in ‘betekenisvol onderwijs’.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 4
Hoe ver ben je met de opleiding?
In het eerste blok heb je vooral het Amsterdamse basisonderwijs en de Amsterdamse kinderen leren kennen. Dit
blok ga je nog veel meer van Amsterdam en haar rijke omgeving ontdekken. Je zult merken dat je veel van wat je
om je heen ziet, prima kunt gebruiken voor het vormgeven van jouw onderwijs.
1 Kennismaken met onderwijs en met de stad Amsterdam Kind in de grote stad / Leerkracht in de grote stad
1.1 Amsterdams onderwijs in
beeld
1.2 Lesgeven over Amsterdam 1.3 Leren door te spelen 1.4 Heden en verleden van het
Nederlandse basisonderwijs
Praktijk Bovenbouw Bovenbouw Onderbouw (accent groep 1 en 2) Onderbouw (accent groep 1 en 2)
2 Differentiatie in opvoeden en onderwijzen Kinderen leren op verschillende manieren
2.1 Leren en ontwikkelen
stimuleren
2.2 Diversiteit: contact en
communicatie
2.3 Leren in en met de groep 2.3 De wereld verkennen: kinderen
leren verschillend
Praktijk Onderbouw (accent groep 3 en 4) Onderbouw (accent groep 3 en 4) Bovenbouw Bovenbouw
3 Hanteren van verschillen tussen kinderen in onder-/ bovenbouw Minor
3.1 Hanteren van verschillen tussen
kinderen in de groep, in onder- c.q.
bovenbouw
3.2 Omgaan met verschillen:
Samenwerken met ouders en
deskundigen in en buiten de school
Praktijk Bouw profilering leeftijdsgroep Bouw profilering leeftijdsgroep
4 Verantwoordelijkheid nemen voor het leerproces van kind en groep Voorbereiden overgang naar het werkveld
4.1 Eigen (LiO)-groep:
verantwoordelijkheid nemen voor
het leerproces van kind en groep
4.2 (Eigen) onderwijs ontwikkelen
en verantwoorden
4.3 Voorbereiden overgang naar
het werkveld
4.4 Voorbereiden overgang naar
het werkveld _
Praktijk LIO-1 LIO-1 LIO-2 LIO-2
Het onderwijsprogramma van Pabo HvA - Een overzicht van deze studiewijzer
Ieder lesblok wordt het onderwijs op de Pabo verzorgd rondom het thema van dat blok. Voor het komende blok is
dat: Lesgeven over Amsterdam. Het themaonderwijs bestaat uit hoorcolleges en werkcolleges, waarvan de kennis
wordt getoetst in de thematoets (hoofdstuk 1). Daarnaast werk je het gehele blok aan een beroepsopdracht. Deze
opdracht vormt de schakel tussen de kennis en vaardigheden die je tijdens de colleges opdoet en het beroep van
leerkracht basisonderwijs. Het beroepsproduct dat je aan het eind van het blok oplevert heeft altijd een directe
link met het werken in de klas en in de school. (hoofdstuk 2). De vakinhoudelijke kennis en vaardigheden staan
ook in het teken van het blokthema. Je volgt vakcolleges en oefent jouw vaardigheden in de verschillende
vakdomeinen. Informatie daarover vind je in hoofdstuk 3.
Natuurlijk loop je deze periode ook weer echt mee in de praktijk van het basisonderwijs, te weten in de
bovenbouw. Hoewel alle informatie daarover in de praktijkgids vermeld staat, worden de belangrijkste zaken voor
de komende periode nog even voor je op een rijtje gezet (hoofdstuk 4). Tot slot word je tijdens de Professionele
en Persoonlijke Ontwikkeling begeleid door jouw kerndocent. Deze ondersteunt je bij het uitvoeren van de
beroepsopdracht, ziet toe op jouw studievoortgang, helpt je jouw stage-ervaringen aan de opleiding te koppelen
en voert aan het eind van dit blok met jou je eerste functioneringsgesprek (hoofdstuk 5).
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 5
Het onderwijsprogramma voor dit blok ziet er daarmee als volgt in schema uit. Hieronder tref je eerst een gekleurd
blokkenschema, waaruit je kunt opmaken hoe de verschillende onderdelen zich tot elkaar verhouden. Daaronder
vind je in schema welke studiepunten je voor dit blok moet behalen.
Thema: Lesgeven over Amsterdam
Thematoets
Kennis en Vaardigheden
Vaktoets Mens en Wereld
Vakopdracht Kunstzinnige oriëntatie
Vaktoets Rekenen HG
Beroepsopdracht
Beroepsopdracht
Praktijk
Praktijk 1.2 (stagebeoordeling)
Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 6
Beknopt overzicht studieprogramma en toetsing blok 1.2
Hieronder vind je een samenvatting van het studie-aanbod en de wijze van toetsen van blok 1.2.
Uitgebreide informatie (b.v. over de toetsstof en de omschrijving van de opdracht) vind je in deze studiewijzer bij
het betreffende studieonderdeel.
BLOK 1.2 VT - STUDIEPROGRAMMA & TOETSING 2018-2019
COLLEGES
door
TOETSING STP. TOETSVORM TOETSMOMENT HERKANSING
Werkcolleges Pedagogiek/themalijn Vakdocent of gastdocent
Pedagogiek /
Themalijn 1.2
(Thematoets)
3 Multiple choice 40 vragen
Toetsweek 2 van blok 1.2 Datum1:
Toetsweek 1 van blok 1.3
Vakcolleges Geschiedenis Aardrijkskunde Natuur en techniek ICT Vakdocenten MW
Mens & Wereld 1.2
(Vaktoets) 2 Multiple choice
40 vragen Toetsweek 2 van blok 1.2 Datum:
Toetsweek 1 van blok 1.3
Vakcolleges Beeldende vorming Muziek Vakdocenten muziek en beeldende vorming
Kunstz. Oriëntatie 1.2
(Vakopdracht) 2 Verslag
(zie voor de specifieke eisen de opdracht in de studiewijzer)
Beoordeling door vakdocent a.d.h.v. beoordelingsformulier
Toetsweek 1 van blok 1.2 Datum:
Toetsweek 1 van blok 1.3
Begeleidingscolleges Beroepsopdracht Kerndocent
Beroepsopdracht 1.2 2 Verslag (zie voor de specifieke eisen de opdracht in de studiewijzer). Beoordeling door andere kerndocent a.d.h.v. beoordelingsformulier
Toetsweek 1 van blok 1.2 Datum:
Toetsweek 1 van blok 1.3
Vakcolleges Rekenen en wiskunde Vakdocent
Rekenen HG 1.2
(Vaktoets) 3 Multiple choice
40 vragen Toetsweek 2 van blok 1.2
Toetsweek 1 van blok 1.3
Stage Opleider in de school of stagedocent Stagementor
Praktijk 1.2
1 dag per week en 1 stageweek
3 Stage- Beoordeling
Beoordeling door opleider in de school of stagedocent a.d.h.v. beoordelingsformulier
Toetsweek 1 van blok 1.2 Datum:
Toetsweek 1 van blok 1.3
Begeleiding PPO Practica Kerndocent
Persoonlijke en
Professionele
Ontwikkeling 1.2
1 Functioneringsgesprek PPO Beoordeling door eigen kerndocent a.d.h.v. beoordelingsformulier
Toetsweek 1 van blok 1.2 Datum:
Toetsweek 1 van blok 1.3
TOTAAL AANTAL STUDIEPUNTEN BLOK VT 1.2 16
1 Zie voor de toetsdata het actuele toetsrooster en vul hier de datum zelf in.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 7
HOOFDSTUK 1.| Pedagogiek - Themalijn SIS-code: Pedagogiek/Themalijn 1.2
INLEIDING - In de lessen van dit blok staat centraal hoe jij de kennis uit de schoolomgeving kunt inzetten voor jouw
onderwijs. Er is aandacht didactiek en voor ontwikkelingspsychologie. Je leert hoe een goede les wordt vorm
gegeven. Je leert daarbij ook rekening te houden met de ontwikkelingspsychologische kenmerken van kinderen in
de midden- en bovenbouw. Hieronder vind je de informatie over de leerdoelen, de verschillende bijeenkomsten
en de kennistoets die bij dit onderwijs horen.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van de reeks?
Je weet op welke manier de onderwijsvisie van invloed is op het didactisch model en de didactische
werkvormen.
Je kent de onderlinge relatie tussen lesdoelen, leerlijnen, tussendoelen en de kerndoelen en je kunt op
basis daarvan lesdoelen formuleren.
Je weet hoe je een goede lesstart kunt ontwerpen. Je weet welke lesactiviteiten geschikt zijn voor de
leskern en voor het slot van een les.
Je kent verschillende didactische werkvormen en weet hoe je deze zou kunnen inzetten. Je kunt
activerende werkvormen bedenken bij elke lesfase.
Je kent de belangrijkste ontwikkelingspsychologische theorieën en hun uitgangspunten.
Je kunt de cognitieve, sociaal-emotionele en fysieke ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 6 tot 12
jaar benoemen en je herkent deze ontwikkelingsaspecten in de dagelijkse praktijk.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
Les 1: Kerndoelen , lange termijn doelen en lesdoelen Scholen hebben de wettelijke taak om te zorgen voor een doorgaande lijn in de ontwikkeling van kinderen. De overheid heeft daartoe kerndoelen vastgelegd. Voor alle vakgebieden zijn leerlijnen opgesteld. Je oefent in deze les met het formuleren van lesdoelen en langere termijn doelen, waarbij je nagaat hoe de doelen van de lessen zich verhouden tot de kerndoelen.
Je bestudeert: Alkema et al. (2011). Meer dan onderwijs. Hoofdstuk 4.2 en 4.3. (niet 4.3.1) Je bekijkt de kerndoelen op www.slo.nl en www.tule.slo.nl. Je neemt je laptop mee of een print van de kerndoelen.
Bekijk de kennisclips bij dit hoorcollege.
Les 2: Didactische modellen In deze les worden belangrijke didactische modellen herhaald en gekoppeld aan concrete praktijkvoorbeelden. We gaan ons verder verdiepen in de 3 lesfasen. Je past je kennis toe door een les voor te bereiden die opgebouwd is uit een goede inleiding, kern en slot. We gaan in het bijzonder in op de lesstart: wat zijn goede startactiviteiten?
Je bestudeert: Van Eijkeren (2013). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Hoofdstuk 8.3 en 8.4 (herhaal voor jezelf zo nodig hoofdstuk 8,1 en 8.2)
Les 3: Werk- en organisatievormen Deze les gaan we aan de slag met verschillende didactische werkvormen en organisatievormen. in de verschillende lesfases. We bekijken daarbij per fase hoe je de les activerend kunt maken door het gebruik van goede werkvormen en organisatievormen. Bovendien bespreken we hoe je werkvormen en organisatievormen beschrijft in het lesvoorbereidingsformulier.
Je bestudeert: Van Eijkeren (2013). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Hoofdstuk 10
Les 4. Ontwikkelingspsychologie (1), een inleiding Kinderen ontwikkelen zich op verschillende aspecten en kinderen verschillen in de manier waarop zij zich ontwikkelen. In deze les worden enkele begrippen uit de ontwikkelingspsychologie behandeld en maak je kennis met verschillende theorieën uit de ontwikkelingspsychologie.
Je bestudeert: Hooijmaaijers, Stokhof & Verhulst (2016). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Hoofdstuk 2.3 en 2.4.
Bekijk de kennisclips bij dit hoorcollege.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 8
Les 5. Ontwikkelingspsychologie (2); Cognitieve en fysieke ontwikkelingsaspecten van het midden- en bovenbouw kind. Kinderen ontwikkelen zich op cognitief, sociaal-emotioneel en fysiek gebied. In deze les wordt de cognitieve en fysieke ontwikkeling behandeld voor leerlingen van 6-9 jaar en van 9-12 jaar.
Je bestudeert: Hooijmaaijers, Stokhof & Verhulst (2016). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Hoofdstuk 4.1, 4.3 en 5.1, 5.3
Bekijk de kennisclips bij dit hoorcollege.
Les 6: Ontwikkelingspsychologie (3): Sociaal-emotionele
Ontwikkelingsaspecten van het midden- en bovenbouw kind. Kinderen ontwikkelen zich op cognitief, sociaal-emotioneel en fysiek gebied. In dit college wordt de sociaal-emotionele ontwikkeling behandeld voor leerlingen van 6-9 jaar en van 9-12 jaar.
Je bestudeert: Hooijmaaijers, Stokhof & Verhulst (2016). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Hoofdstuk 4.2 en 5.2
Bekijk de kennisclips bij dit hoorcollege.
Toetsing
De leerdoelen die bij het themaonderwijs horen, worden getoetst in de thematoets (raadpleeg je rooster of het
kalenderoverzicht in hoofdstuk 6). Het betreft een schriftelijk tentamen, dat zal bestaan uit 40 meerkeuzevragen.
De toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien minimaal 67% van de meerkeuzevragen goed
beantwoord is.
Voor studenten uit jaar 2 of verder die deze toets herkansen geldt dat zij een conversietoets kunnen maken. Zij
raadplegen voor de toetsstof dan ook de studiewijzer 1.2 van 1617.
Literatuur/toetsstof
Alkema, E., Dam, E. van, Kuipers, J., Linghout, C., & Tjerkstra, T. (2015). Meer dan onderwijs, theorie en praktijk van het onderwijs in de basisschool. Assen: Van Gorcum.
Hoofdstuk 4.2 Kind, leerstof en samenleving
Hoofdstuk 4.3 Leerplan en leerinhoud; permanent in ontwikkeling (tot bladzijde 255 paragraaf 4.3.1)
Eijkeren, M. van (2013). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Hoofdstuk 8.3: Model van activerende instructie
Hoofdstuk 8.4: Didactisch model en onderwijsconcept
Hoofdstuk 10 : Werk- en organisatievormen
Hooijmaaijers, T., Stokhof, T., & Verhulst, F. (2016). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Assen: Van Gorcum.
Hoofdstuk 2.3 Begrippen uit de ontwikkelingspsychologie
Hoofdstuk 2.4 Ontwikkelingstheorieën in het kort
Hoofdstuk 4: De ontwikkeling van basisschoolkinderen: Kinderen van 6 tot 9 jaar.
Hoofdstuk 5: De ontwikkeling van basisschoolkinderen: Kinderen van 9 tot 12 jaar.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 9
HOOFDSTUK 2. | De beroepsopdracht – De schoolomgeving als basis voor onderwijs SIS-code: Beroepsopdracht 1.2
Een Amsterdamse basisschool staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een rijke en diverse omgeving die zich
in de afgelopen honderden jaren heeft gevormd. Het is de omgeving waarin kinderen opgroeien en waarbinnen zij
zich ontwikkelen. Het is letterlijk hun leefwereld. Onderdelen van deze échte leefomgeving van kinderen kunnen
een belangrijk uitgangspunt vormen bij het ontwerpen van onderwijs. We spreken dan van omgevingsonderwijs.
Het onderwijs ‘leuk’ en interessant maken voor kinderen is geen doel op zich. Als leerkracht moet je er natuurlijk
voor zorgen dat kinderen van alle activiteiten leren: leren kaartlezen, de geschiedenis van de buurt leren kennen,
weten hoe de buurt is ingericht. Het is jouw taak als leerkracht om onderwijs te ontwerpen dat én betekenis voor
hen heeft én waarvan zij voldoende leren.
Tijdens deze beroepsopdracht leer je om met een verkennende en didactische blik naar de omgeving van de school
te kijken. Je gaat onderzoeken en analyseren wat de buurt van de stageschool typeert en welke waardevolle
kenmerken in deze buurt lerend kunnen zijn voor de leerlingen in jouw stageklas. Je verbindt vervolgens een van
de kenmerken aan de beginsituatie, productdoelen, kerndoelen, leerlijnen, doelen op langere termijn en lesinhoud
in de lesvoorbereiding voor jouw stageklas.
Bij dit studieonderdeel geldt een 'verplichte deelname' bij de werkcolleges beroepsopdracht en de practica. Dat
wil zeggen dat je aanwezig moet zijn en actief moet deelnemen om de gestelde doelen te kunnen behalen.
2.1 Leerdoelen / competenties
Je kunt op grond van bestaande data een beeld van de wijk van de stageschool geven.
Je kunt de beginsituatie van je stageklas in kaart brengen ten aanzien van één gekozen aspect.
Je kunt verantwoorden waarom de ontworpen les op dit moment aan deze groep kan worden gegeven.
Je kunt op basis van het gekozen aspect een les ontwerpen waarbij de beginsituatie van de leerlingen, de
doelen voor de leerlingen en de lesinhoud samenhangen.
2.2 Relatie met de praktijk
In meer of mindere mate wordt in de praktijk van de eigen stageschool aandacht besteed aan de omgeving van de
school in het onderwijs. Dat kan op regelmatige en structurele basis gebeuren of incidenteel als er een bijzondere
situatie plaatsvindt.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
Bijeenkomst 1 – week van 20 tot 24 november
Je krijgt vandaag een introductie op omgevingsonderwijs, de leerdoelen van dit blok, de twee deelproducten en het eindproduct van de beroepsopdracht. We besteden aandacht aan bijzondere kenmerken in de buurt van jouw stageschool, die je zou kunnen gebruiken voor omgevingsonderwijs. Wat is er lerend in de buurt en hoe zou je de omgeving lerend kunnen maken voor de leerlingen in jouw stageklas?
Lees de studiewijzer van blok 1.2 nauwkeurig door. Zorg ervoor dat je
de inhoud van de beroepsopdracht kent zodat je vragen kunt
bespreken met je kerndocent.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 10
Bijeenkomst 2 – week van 27 november tot 1 december
Vandaag ga je de verzamelde data van de buurt van jouw stageschool
betekenis geven en ordenen. Denk daarbij aan kenmerken van de
omgeving met betrekking tot ligging, ontwikkeling, populatie,
geschiedenis, infrastructuur of erfgoed.
Je gaat verder onderzoeken hoe de drie gekozen kenmerken lerend
kunnen zijn. Aan welke vakgebieden, kerndoelen en leerlijnen zou je
deze drie kenmerken kunnen koppelen?
Je hebt drie bijzondere kenmerken gekozen die lerend kunnen zijn
voor de kinderen in je stageklas.
Bijeenkomst 3 – week van 4 tot 8 december
Je presenteert in deze bijeenkomst deelproduct 1, dat is de
omgevingsanalyse van jouw stageschool. Je gaat in deze bijeenkomst
interviewvragen bedenken om de beginsituatie van je stageklas ten
aanzien van het gekozen kenmerk vast te stellen, zodat je een
lesontwerp kunt gaan maken. Dat wordt het eindproduct van deze
beroepsopdracht.
Deelproduct 1 moet zijn afgerond: je brengt het werk mee naar de
bijeenkomst zodat medestudenten feedback kunnen geven.
In deze week oefen je in het college Themalijn Practicum het voeren
van het interview (zie hieronder ook paragraaf 2.3)
Bijeenkomst 4 – week van 11 tot 15 december
Je maakt aan de hand van de bevindingen van de beginsituatie van je
stageklas een lesontwerp voor het gekozen vakgebied. Op basis van
het onderzoek naar de kerndoelen en leerlijnen heb je een keuze
gemaakt voor één kenmerk dat leidend gaat worden voor een
volledige lesvoorbereiding.
Je hebt een keuze gemaakt voor één kenmerk uit de buurt dat je aan
een vakgebied gaat koppelen. Je kent de beginsituatie van je stageklas
ten aanzien van dit kenmerk en het vakgebied.
Bijeenkomst 5 – week van 8 tot 12 januari
Deelproduct 2 van de beroepsopdracht wordt besproken. Je kijkt met
je medestudenten kritisch naar de ontworpen les.
Hoe kan je kinderen enthousiasmeren voor omgevingsonderwijs,
welke instructievormen kan je inzetten, welke werkvormen kan je
aanbieden om het gekozen kenmerk lerend te maken?
Bijeenkomst 6 – week van 15 tot 19 januari
In deze les presenteren alle studenten het lesontwerp in kleine
groepen. Zij krijgen (peer)feedback op de vorm en inhoud van de
presentatie. De presentatievaardigheid wordt formatief beoordeeld.
Je neemt het volledige lesontwerp mee naar de bijeenkomst.
Themalijn Practicum - Wat is per practicum de inzet en de verwachting?
De colleges die vallen onder Themalijn practicum kennen in elk blok dezelfde verdeling. Er worden drie practica
gegeven, waarvan er één gaat over pedagogisch klimaat, één over didactiek en één over gespreksvaardigheden.
Bijeenkomsten
1. Pedagogisch klimaat: Op weg naar een positief pedagogisch klimaat (week 1)
Zien en creëren van rust. Dit bereik je door overzicht te hebben op de groep en positief te reageren als kinderen zich aan de regels houden.
In dit practicum is er aandacht voor belonen van goed gedrag, dit concreet benoemen en zo veel mogelijk negeren van ongewenst gedrag.
2. Gespreksvaardigheden: basisvaardigheden (week 3)
Uitgelegd wordt wat het verschil is tussen niet-selectieve luistervaardigheden en selectieve luistervaardigheden. Aan bod komen alle niet-selectieve luistervaardigheden en de selectieve vaardigheid Parafraseren van inhoud. De gespreksvaardigheden van dit practicum worden gekoppeld aan het interview dat je wellicht voor beroepsopdracht 1.2 met kinderen
gaat houden.
Ter voorbereiding op dit practicum bekijk je de kennisclips over de niet-selectieve luistervaardigheden en Parafraseren van inhoud. Deze
staan bij het studiedeel Practica op MijnHvA.nl
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 11
3. Didactiek: Doelen in het lesvoorbereidingsformulier (week 4)
In de eerste drie weken van de themalijn heb je geleerd hoe je goede lesdoelen moet formuleren. In dit practicum bekijk met
medestudenten kritisch naar de geformuleerde lesdoelen en hoe je in de kern aanstuurt op het behalen van de lesdoelen.
Ter voorbereiding neem je een ingevuld lesvoorbereidingsformulier mee.
De opdracht
Deelproduct 1
Je brengt de buurt van jouw stageschool in kaart aan de hand van een omgevingsanalyse.
Dit betekent dat je internetbronnen en de omgeving zelf gaat gebruiken om meer te weten te komen over de
bijzondere kenmerken van deze buurt.
Je kiest drie bijzondere kenmerken die de buurt van de school typeren en gaat deze kenmerken verder
onderzoeken. Denk hierbij aan kenmerken met betrekking tot ligging, ontwikkeling, populatie, geschiedenis,
infrastructuur of erfgoed.
Je maakt duidelijk
- Waar in de buurt de drie kenmerken te vinden zijn.
- Waarom de kenmerken interessant zijn.
- Wat er lerend kan zijn voor kinderen.
Vervolgens ga je beschrijven op welke wijze deze kenmerken lerend kunnen zijn. Dit doe je door deze gekozen
kenmerken te verbinden aan vakgebieden, kerndoelen en leerlijnen.
De uitwerking van deelproduct 1 is een analyse van de hierboven beschreven onderdelen (in beeld en/of tekst).
Hierin wordt zichtbaar:
- Op welke wijze je een omgevingsanalyse hebt gemaakt van jouw stageschool.
- Wat de bijzondere kenmerken zijn in de buurt van jouw stageschool en op welke wijze deze kenmerken de
buurt typeren.
- Hoe de kenmerken verbonden kunnen worden aan vakgebieden in relatie tot de kerndoelen en leerlijnen voor
de doelgroep waar jij stageloopt.
Deelproduct 2
Je kiest één van de drie kenmerken om uit te werken voor een les in een vakgebied voor jouw stageklas.
Dat betekent dat je op systematische wijze gaat onderzoeken wat er lerend kan zijn aan het kenmerk in relatie
tot het gekozen vakgebied voor jouw stageklas.
Om te weten te komen of het kenmerk lerend kan zijn voor jouw stageklas moet je de beginsituatie van je
stageklas onderzoeken waar het gaat om voorkennis ten aanzien van het kenmerk en het gekozen vakgebied.
Dit onderzoekdeel vindt plaats in jouw stageklas. Jij bepaalt zelf op welke wijze je dit onderzoek vorm wilt
geven. Denk hierbij aan korte interviews of vragenlijsten voor je mentor en/of de kinderen.
De uitwerking van deelproduct 2 bestaat uit:
- Een verantwoording ten aanzien van de keuze die je hebt gemaakt voor het kenmerk in de buurt en het
vakgebied dat je hebt gekozen.
- Een toelichting op het onderzoek dat je gedaan hebt om meer te weten te komen over de beginsituatie van de
stageklas.
- Een beschrijving van de beginsituatie van jouw stageklas ten aanzien van het gekozen kenmerk en vakgebied.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 12
Eindproduct
Tot slot ga je een les ontwerpen. Dit doe je door inhoud te geven aan het kenmerk in relatie tot het vakgebied.
Je verwerkt deze inhoud in het lesvoorbereidingsformulier dat door de opleiding wordt gebruikt.
Let hierbij op:
- De koppeling tussen beginsituatie van de leerlingen en doelen van de les.
- De koppeling tussen productdoelen, doelen op langere termijn, leerlijn en kerndoel.
- Een inleiding waarbij je de kinderen enthousiasmeert voor het vak en het gekozen kenmerk.
- Instructievormen waarmee je het vakgebied en het kenmerk met elkaar verbindt.
- Werkvormen waarmee je de leerlingen kunt enthousiasmeren en uitdagen.
- Een evaluatievorm waarmee je terugblikt op de inhoud van de les.
Het eindproduct bestaat uit:
- Deelproduct 1
- Deelproduct 2
- Een volledig uitgewerkt lesontwerp.
Controleer of de geschreven tekst voldoet aan de eisen die worden gesteld in de pabo taalnorm en het B2
taalniveau.
Inleveren van het eindproduct
Het eindproduct moet worden ingeleverd via de Dropbox van Beroepsopdracht 1.2 op de DLWO. De deadline voor
het inleveren wordt opgenomen in het (toets)rooster en staat vermeld op de inleverpagina van de betreffende
Dropbox. Het is niet mogelijk om een opdracht ná de deadline in te leveren, de mogelijkheid tot inleveren sluit
automatisch op de genoemde dag en tijd. Het is niet mogelijk om een opdracht op een andere wijze in te leveren
dan via de Dropbox, bijvoorbeeld via e-mail bij een docent. Ingeleverde documenten worden gecontroleerd op
plagiaat. Daarna worden de documenten beschikbaar gesteld aan een docent voor de beoordeling.
Geef je document een duidelijke naam volgens een vast format. Voor deze beroepsopdracht wordt dat
bijvoorbeeld: 12-Beroepsopdracht1718-VoornaamAchternaam-Klas-Eindproduct.docx
Let ook op de volgende punten:
Als het eindproduct uit meerdere documenten bestaat, probeer deze dan samen te voegen en als één
document in te leveren. Als dat niet lukt of niet mogelijk is lever dan de verschillende documenten stuk voor
stuk in via de Dropbox.
Zorg ervoor dat de correcte document-extensie wordt gebruikt (bijvoorbeeld .pdf .doc of .docx) en gebruik
slechts één punt voorafgaande aan de extensie. Het gebruik van twee punten (..docx) kan problemen
opleveren bij het inleveren van het document.
Gebruik géén aparte leestekens in de naam, zoals & ! : / ” )
Let op de grootte van het document. Verklein (het bestandsformaat van) foto's wanneer mogelijk.
Wacht niet tot de laatste minuut met inleveren.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 13
2.5 Beoordelingscriteria
De kwaliteit van het eindproduct wordt beoordeeld op basis van de volgende criteria:
Het schriftelijk taalgebruik wordt in dit blok formatief beoordeeld. In blok 1.1 en 1.2 krijg je feedback als het
schriftelijk taalgebruik nog niet voldoet aan de pabo taalnorm. In blok 1.3 en 1.4 moet het schriftelijk taalgebruik
aan de pabo taalnorm voldoen, anders wordt de afronding als onvoldoende beoordeeld.
Let op: Als voldoende beoordeelde producten worden altijd opgenomen in het portfolio. Een geactualiseerd
portfolio geldt als voorwaarde voor het functioneringsgesprek met de kerndocent aan het eind van het
semester. Houd je portfolio dus zorgvuldig bij!
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 14
HOOFDSTUK 3.| Kennis en vaardigheden - de vakcolleges
INLEIDING - Dit onderdeel van de studiewijzer beschrijft de vakcolleges die je dit blok gaat volgen. Daarbij is het
van belang dat je het onderscheid kent tussen de titel van de collegereeks, het vakdomein waar deze onder valt en
de code van de eenheid die met de studiegids correspondeert. Iedere collegereeks heeft afzonderlijk een titel,
maar verschillende collegereeksen kunnen onder dezelfde onderwijseenheid vallen. Per blok wordt steeds het
cluster dat onder één eenheid valt (zoals bijvoorbeeld Kunstzinnige oriëntatie 1.2), in één keer getoetst. Zo kan het
dus voorkomen dat verschillende collegereeksen in één afsluitende vaktoets samenkomen.
Iedere beschrijving hieronder is op dezelfde wijze gestructureerd. We beginnen met een korte inleiding. Dan
volgen steeds een beschrijving van de leerdoelen, een schematische weergave van het programma (opgedeeld in
de behandelde stof tijdens de bijeenkomst, en de voorbereiding die we voor die bijeenkomst van je verlangen),
informatie over de toetsing en een overzicht van de literatuur/toetsstof.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 15
3.1 Titel: Nederlands 1.2 en 1.3 - Didactiek spelling
SIS-code: Nederlands 1.3
INLEIDING - Wij vinden het op de Pabo essentieel om leerkrachten af leveren die foutloos kunnen spellen en die
model willen en kunnen staan om Amsterdamse basisschoolkinderen te inspireren om ook een positieve houding
ten opzichte van juist spellen aan te nemen. In dit blok krijg je les in de spellingprincipes van het Nederlands en
leer je hoe dit zich vertaalt in spellingstrategieën en spellingdidactiek in midden- en bovenbouw.
Leerdoelen - wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je kent de theorie van het spellingonderwijs.
Je kent de didactiek van het spellingonderwijs.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1: Schriftsystemen en termen van didactiek spelling In deze eerste les wordt de module uitgelegd en ingeleid met de belangrijkste terminologie.
Je bestudeert: Huizenga, (2013), H. 11.1 Schriftsystemen (blz. 245-247).
2: Spellingprincipes Hoe we spellen is vastgelegd in de Nederlandse wetgeving. De spellingprincipes van het Nederlands staan in deze les centraal.
Je bestudeert: Huizenga, (2013), H. 11.2 Spellingprincipes van het Nederlands (blz.248-252).
3: Spellingstrategieën De verschillende spellingsstrategieën worden in deze les besproken. We bekijken de bijbehorende termen die in de spellingmethodes voor de basisschool worden gebruikt.
Je bestudeert: Huizenga, (2013), H. 11.3 Spellingstrategieën (blz. 252-257)
4: Didactiek werkwoordspelling Wordt je broer timmerman? Kinderen moeten leren waarom ‘wordt’ hier met een "t" wordt geschreven. In deze les leer je verschillende manieren om de werkwoordspelling aan te leren.
Je bestudeert: Huizenga, (2013), H.11.5, Werkwoordspelling (blz. 259-263) Bestudeer de leerlijnen Nederlands en bekijk wat kinderen uit jouw stageklas moeten leren van de werkwoordspelling op www.tule.nl.
5: Spellingslessen Hoe kunnen kinderen het beste leren spellen? Hoe zien de kerndoelen en leerlijnen spelling er uit? Waar moet een goede spellingles aan voldoen?
Bestudeer de kerndoelen en leerlijnen Nederlands en bekijk hoe het leren van de juiste spelling is weergegeven op www.tule.nl Bestudeer: Huizenga, (2013), H.11.1. Casus spellingonderwijs bij meester Roelof (blz. 244-245).
6: Herhaling en inoefening In deze les herhalen wordt de besproken stof op hoofdlijnen herhaald en wordt een aantal oefenvragen voor de toets aangeboden.
Toetsing
Deze onderwijseenheid wordt getoetst in de vaktoets van blok 1.3. Dit betreft een schriftelijk tentamen
(meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal
antwoordmogelijkheden. Gemiddeld moet gerekend worden op minimaal 65% goede antwoorden voor een
voldoende.
Literatuur / toetsstof
Huizenga, H. en Robbe, R. (2013), Basiskennis taalonderwijs. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Hoofdstuk 11.
Alle collegestof, dat wil zeggen PowerPoints alsmede uitgereikte materialen.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 16
3.2 Titel: Rekenen en Wiskunde: Hele getallen bovenbouw SIS-code: Vaktoets Rekenen HG 1.2
INLEIDING – Het domein hele getallen wordt in twee collegereeksen aangeboden: in het eerste blok is het
onderdeel hele getallen onderbouw behandeld (blok 1.1), in het tweede blok (1.2) staat hele getallen bovenbouw
centraal.
Vanaf groep 5 zijn de leerlingen naast de tafels bezig met het leren van de algoritmen voor optellen, aftrekken,
vermenigvuldigen en delen. Hierbij speelt ook het uitbreiden van het getalbegrip boven de 100 een rol in de
richting van hoofdrekenen, schattend rekenen en schriftelijk rekenen. In deze reeks vakcolleges komen de
onderliggende kenmerken en opbouw van de bovenbouwdidactiek aan de orde. Bij hele getallen in de bovenbouw
hoort ook het didactisch gebruik van de zakrekenmachine en het onderhouden van de basisvaardigheden.
Om deze onderwerpen goed aan te kunnen leren moet je zelf inzicht hebben in contexten, modellen en
aanpakken.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je kent de leergangen van het schriftelijk rekenen, schattend rekenen en hoofdrekenen en hun onderlinge
samenhang kan deze herkennen en beschrijven in praktijksituaties.
Je kent de didactische aspecten van het gebruik van de rekenmachine en kunt deze in didactische
situaties herkennen.
Je kunt leerlingen rekenstrategieën aanreiken om rekenproblemen aan te pakken binnen het
rekendomein hele getallen en je weet hoe je niveauverhogingen bewerkstelligt.
Je kent de wiskundevaktaal en kan dit onderscheiden van dagelijks taalgebruik.
Je weet hoe basisvaardigheden in de midden- en bovenbouw onderhouden kunnen worden en je kunt het
belang hiervan onderbouwen.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1: Hoofdrekenen Binnen het domein hele getallen in de bovenbouw neemt hoofdrekenen een belangrijke plaats in. In deze les worden de drie vormen van hoofdrekenen behandeld. Tevens komen de eigenschappen van de bewerkingen aan bod.
Je bestudeert: Hele getallen. Reken-wiskundedidactiek. Van Zanten et al. (2014). Hoofdstuk 5.2.
2: Basisvaardigheden Achterstanden bij rekenen kunnen verschillende oorzaken hebben. Uit recent onderzoek komt naar voren dat het niet goed beheersen van de basisvaardigheden een grote invloed kan hebben op de rekenvaardigheid van leerlingen. Dit college gaat over het belang van basisvaardigheden. Je leert daarnaast hoe je leerlingen op speelse wijze de basisvaardigheden kunt laten oefenen en onderhouden.
Je bestudeert: Danhof, W., Bardstra, P. & Hofsetter, W. (2014). Rekendrempels nemen. Een goede basis voor het leren hoofdrekenen. Volgens Bartjens 34 (3), p.4-7. Noteboom, A. (2014). Juf, laat mij het mezelf leren! Automatiseren en memoriseren van de basisvaardigheden rekenen. Volgens Bartjens 34 (1), p.8-11.
3: Kolomsgewijs en cijferend optellen en aftrekken Binnen het domein hele getallen in de bovenbouw valt ook het schriftelijk rekenen. Dit wordt opgebouwd van kolomsgewijs naar cijferend rekenen. Deze les richt zich op de leerlijn van kolomsgewijs naar cijferend rekenen binnen optel- en aftrekopgaven.
Je bestudeert: Hele getallen. Reken-wiskundedidactiek. Van Zanten et al. (2014). Hoofdstuk 5.3.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 17
4: Kolomsgewijs en cijferend vermenigvuldigen en delen & principes van realistisch rekenen Deze les is een vervolg op de vorige les en richt zich op de leerlijn van kolomsgewijs naar cijferend rekenen binnen vermenigvuldig- en deelopgaven. Deze onderdelen worden behandeld binnen de didactische opbouw van het realistisch rekenen. Tegenover realistisch rekenen staat functioneel rekenen. In deze les zetten we beide benaderingen tegen elkaar af.
Je bestudeert: Hele getallen. Reken-wiskundedidactiek. Van Zanten et al. (2014). Hoofdstuk 5.3 & hoofdstuk 7.
5: Schattend rekenen en rekenen met de rekenmachine Bij rekenen gaat het vaak om het vinden van de exacte uitkomst. De rekenmachine is niet meer weg te denken uit de maatschappij. Ook in het basisonderwijs wordt de rekenmachine gebruikt in de groepen 7 en 8. Dit vraagt om een goede aanpak. Er zijn echter ook veel situaties waarin precies rekenen niet kan of niet nodig is, omdat je alleen maar een schatting wilt weten. In deze les wordt aandacht besteed aan hoe je kinderen in de bovenbouw kunt leren schatten. Het beschikken over een set referentiematen en handige rekenstrategieën is hierbij erg belangrijk. Ook komt het verstandig gebruik van de rekenmachine aan bod.
Je bestudeert: Hele getallen. Reken-wiskundedidactiek. Van Zanten et al. (2014). Hoofdstuk 5.4, 5.5 & 5.6.
6: Hele getallen en verbanden & afronding Voor het domein verbanden is (nog) geen doorlopende leerlijn uitgewerkt, terwijl iedereen vrijwel dagelijks in aanraking komt met informatie die schematisch is weergegeven. Vaak gaat het bij de getalsmatige informatie binnen dit domein over hoeveelheidsgetallen, zoals bezoekersaantallen of om meetgetallen zoals bedragen of tijdstippen. Er bestaat een belangrijke samenhang tussen de domeinen hele getallen, verbanden en meten. Een deel van de bijeenkomst zal gaan over hoe je leerlingen betekenis kunt laten verlenen aan verschillende visuele representaties en hoe je leerlingen gegevens kunt laten beschrijven. Een groot deel van deze laatste les zal in het teken staan van de afronding van de module. Er wordt een proeftoets aangeboden.
Je bestudeert: Hele getallen. Reken-wiskundedidactiek. Van Zanten et al. (2014). Hoofdstuk 6.2.
Toetsing
Deze collegereeks maakt deel uit van Rekenen / wiskunde 1B (blok 1.1 en 1.2 samen). Deze onderwijseenheid
wordt getoetst in de vaktoets van blok 1.2. Dit betreft een schriftelijk tentamen (40 meerkeuzevragen). De toets
wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien minimaal 67% van de meerkeuzevragen goed beantwoord is.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 18
Literatuur / toetsstof blok 1.2
Brom-Snijders, P. van den, Bergh, J. van den, Hutten, O., & Zanten, M. van (2014). Hele getallen. Reken-
wiskundedidactiek. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Hoofdstuk 5: Rekenen-wiskunde met hele getallen in de bovenbouw.
Hoofdstuk 6.2: Hele getallen en verbanden op de basisschool.
Hoofdstuk 7: Leren en onderwijzen van rekenen-wiskunde.
De PowerPoints die tijdens de bijeenkomsten zijn behandeld (via MijnHVA).
Literatuur / toetsstof blok 1.1
Brom-Snijders, P. van den, Bergh, J. van den, Hutten, O., & Zanten, M. van (2014). Hele getallen. Reken-
wiskundedidactiek. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Hoofdstuk 2: Ontluikende gecijferdheid.
Hoofdstuk 3: Aanvankelijk rekenen.
Hoofdstuk 4: Basisbewerkingen.
De PowerPoints die tijdens de bijeenkomsten zijn behandeld (via MijnHvA).
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 19
3.3 Titel: Mens & Wereld: Basisdidactiek Biologie
SIS-code: Vaktoets Mens & Wereld 1.2
INLEIDING - Bij dit vak maken we een start met het aanleren van de basisvaardigheden die nodig zijn voor het
kunnen voorbereiden en uitvoeren van praktische werkvormen in de klas. Deze basisvaardigheden zijn essentieel
voor het geven van lessen biologie, maar ze zijn ook relevant voor natuurkunde en techniek. Er is dit semester
gekozen voor biologie, omdat dit vak goed aansluit bij het thema omgevingsonderwijs. De aangeboden
werkvormen zullen direct inzetbaar zijn bij het werkplekleren. Voor deze collegereeks is het van belang dat je
beschikt over natuurwetenschappelijke kennis op het niveau dat getoetst is in de landelijk verplichte
Toelatingstoets Mens en Wereld.
Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het
onderwijsaanbod in het eerste of tweede blok van dit semester volgt.
Leerdoelen
Je kunt de levende natuur in de schoolomgeving inzetten bij biologielessen.
Je oefent met praktische werkvormen voor biologie, kunt uitleggen welke werkvormen geschikt zijn voor
het behalen van de gewenste leerdoelen en kunt deze werkvormen toepassen in de praktijk.
Je begrijpt de didactiek van onderzoekend leren en kunt de achterliggende theorie uitleggen.
Je begrijpt de didactiek van natuurbeleving en kunt de achterliggende theorie uitleggen.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Veldwerk
In deze les staat het doen van veldwerk en de beleving hiervan
centraal. We doen een vegetatie-onderzoek en zullen vervolgens de
bijbehorende didactiek doornemen.
Je bestudeert:
De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
Inleiding & Hoofdstuk 1 t/m 3.
De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
Hoofdstuk 8 en 10.5.
2. Praktische werkvormen biologie (1)
Tijdens deze les gaan we in op de samenhang tussen doen en denken
en gesloten/open werkvormen. Hierna passen we deze theorie toe bij
het oefenen van enkele basale werkvormen bij biologie.
Je bestudeert:
De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
Hoofdstuk 5.
De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
Hoofdstuk 10.
3. Praktische werkvormen biologie (2)
Deze les wordt er kennisgemaakt met het toepassen van de
natuurwetenschappelijke onderzoeksmethode. Middels het opzetten
van een kiemingsexperiment wordt deze methode vervolgens
toegepast in de praktijk.
Je bestudeert:
De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
Hoofdstuk 6.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 20
4. Onderzoekend leren (1)
Tijdens deze les zal de uitkomst van het kiemingsexperiment
gekoppeld worden aan de didactiek van onderzoekend leren. Er zal
met name aandacht worden besteed aan de fasen ‘rapportage en
communicatie’ en ‘verbreding en verdieping’.
Je bestudeert:
De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
Hoofdstuk 9.
5. Onderzoekend leren (2)
Tijdens deze les gebruiken we een circuitpracticum voor het oefenen
in het operationaliseren van onderzoeksvragen en besteden we
daarbij aandacht aan de leerlijnen biologie.
Je bestudeert:
De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
Hoofdstuk 9 en 10.
http://tule.slo.nl (Leerlijnen Oriëntatie op jezelf en de Wereld
behorende bij kerndoelen 40 en 41).
6. Repetitie basisdidactiek biologie
Tijdens deze les repeteren we de toetsstof basisdidactiek biologie aan
de hand van de open vragen.
Je bestudeert:
De Vaan & Marell (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
Hoofdstuk 1, 2, 3, 5, 6, 8, 9 en 10.
Toetsing
Deze collegereeks maakt deel uit van studieonderdeel Mens en Wereld 1.2. Deze wordt getoetst in de vaktoets van
blok 1.2. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van
het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. Gemiddeld moet gerekend worden op minimaal 67%
goede antwoorden voor een voldoende.
Literatuur / toetsstof
Vaan E. de, & Marell, J. (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho.
Hoofdstuk 1: Waarover gaat natuuronderwijs?
Hoofdstuk 2: Doen en denken
Hoofdstuk 3: Waarnemen
Hoofdstuk 5: Onderwijsleerstijlen bij natuuronderwijs
Hoofdstuk 6: Onderzoekend en ontdekkend leren
Hoofdstuk 8: Natuurbeleving
Hoofdstuk 9: Stap voor stap: structuur in de les
Hoofdstuk 10: Werkvormen met ‘echt’ materiaal
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 21
3.4 Titel: Mens & Wereld: Basisdidactiek Geschiedenis
SIS-code: Vaktoets Mens & Wereld 1.2
INLEIDING – In deze collegereeks wordt het leergebied geschiedenis geïntroduceerd. Naast de kernconcepten bij
geschiedenis wordt vooral aandacht besteed aan de vakdidactische kennis en vaardigheden die nodig zijn om een
goede geschiedenisles in het basisonderwijs voor te bereiden en te geven.
Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het
onderwijsaanbod in het eerste of de tweede blok van dit semester volgt.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je kent de didactiek van het vak geschiedenis en kan de achterliggende theorie uitleggen.
Je kent de drie kernconcepten van het vak geschiedenis (tijdsbesef, historische werkelijkheid en historisch
redeneren) en kan hun onderlinge relatie aan de hand van voorbeelden illustreren.
Je kunt lessen ontwikkelen waarin verschillende beeldvormers en werkvormen worden ingezet
die historisch denken en redeneren bij kinderen stimuleren.
Je bent in staat een motiverende en/of activerende instap voor een geschiedenisles te bedenken en
didactisch te onderbouwen.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Introductie vak geschiedenis: nut en doelstellingen
In dit college staat de functie en ontwikkeling van
geschiedenisonderwijs op de basisschool centraal.
Je bestudeert:
Kooij, K. van der & Groot-Reuvenkamp, M. (2016). Geschiedenis en
samenleving. Hoofdstuk 11 (‘Er was eens…’)
Boxtel, C. van en Drie, J. van (2008) ‘Vermogen tot historisch redeneren:
onderliggende kennis, vaardigheden en inzichten’, in Kleio, nr 43, p 45-54.
Te downloaden via:
http://www.vvlg.be/echo_files/816-nl-srcBestand.pdf
2. Kinderen en (historisch) tijdsbesef.
In dit werkcollege zal worden stilgestaan bij de ontwikkeling van
(historisch) tijdsbesef bij kinderen en de bijbehorende
didactische mogelijkheden.
Kooij, K. van der & Groot-Reuvenkamp, M. (2016) Geschiedenis en
samenleving. Par. 12.3 (‘Kind en tijd’), par. 16.4 (‘Een programma voor
onder- en middenbouw’) en par. 16.5.1 (‘Oriëntatie in de tijd in de groepen
6 t/m 8’)
Wilschut, A. (2012) ‘Historisch denken over tijd. Onderzoek naar
tijdsbewustzijn', in: Kleio, nr 3, pag. 12-17. Te downloaden via:
http://members.casema.nl/wilschut/Kleio_mei2011.pdf
Damhuis, et al (2013) ‘Taal, denken en geschiedenis. Historisch redeneren
met kinderen op de basisschool’, in Kleio, nr 6. Te downloaden via:
http://www.marnixacademie.nl/Portals/0/taal-denken-en-geschiedenis.pdf
3. Didactische mogelijkheden van de instap.
In deze bijeenkomst zal worden stilgestaan bij de verschillenden
didactische mogelijkheden van de instap tijdens de
geschiedenisles.
Je bestudeert:
Wilschut, Van Straaten & Van Riessen (2004) Geschiedenisdidactiek.
p. 257 – 272. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.)
Kooij, K. van der & Groot-Reuvenkamp, M. (2016) Geschiedenis en
samenleving. Par. 14.2
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 22
4. Werken met beeldvormers: stilstaand beeld
Het stilstaande beeld, waaronder afbeeldingen, prenten, en de
bijbehorende didactiek staat in deze les centraal.
Je bestudeert:
Kooij, K. van der & Groot-Reuvenkamp, M. (2016) Geschiedenis en
samenleving. Par. 13.4 (‘Beeldvorming door middel van afbeeldingen’)
5. Werken met beeldvormers: bewegend beeld
Het bewegende beeld, waaronder films en documentaires, en
de bijbehorende didactiek staat in deze les centraal.
Je bestudeert:
Kooij, K. van der & Groot-Reuvenkamp, M. (2016) Geschiedenis en
samenleving. Par. 13.4 (‘Beeldvorming door middel van afbeeldingen’)
6. Werken met de beeldvormer: (sleutel)begrippen
Geschiedenis en taal zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden
In dit college staat omgaan met historische (sleutelbegrippen)
centraal.
Je bestudeert:
Kooij, K. van der & Groot-Reuvenkamp, M. (2016). Geschiedenis en
samenleving. Par 13.5 (‘Beeldvorming d.m.v. het gesproken woord’)
Wilschut, Van Straaten & Van Riessen (2004). Geschiedenisdidactiek.
p. 53- 60; p. 290- 294. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.)
Toetsing
Deze collegereeks maakt deel uit van studieonderdeel Mens en Wereld 1.2. Deze wordt getoetst in de vaktoets van
blok 1.2. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van
het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. Gemiddeld moet gerekend worden op minimaal 67%
goede antwoorden voor een voldoende.
Toetsstof
Boxtel, C. van, & Drie, J. van (2008). Vermogen tot historisch redeneren: onderliggende kennis, vaardigheden en
inzichten, Kleio, 43 (Te downloaden via: http://www.vvlg.be/echo_files/816-nl-srcBestand.pdf)
p. 45 - 54
Damhuis, et al (2013) ‘Taal, denken en geschiedenis. Historisch redeneren met kinderen op de basisschool’, in
Kleio, nr 6. Te downloaden via: http://www.marnixacademie.nl/Portals/0/taal-denken-en-geschiedenis.pdf
p. 4 – 9.
Kooij, C. van der, & Groot-Reuvenkamp, M. (2016) Geschiedenis en samenleving. Kennisbasis inhoud en didactiek.
Groningen: Noordhoff.
Hoofdstuk 11
Paragraaf 12.3
Paragraaf 13.4
Paragraaf 13.5
Paragraaf 14.2
Paragraaf 16.4
Paragraaf 16.5.1
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 23
Wildschut, A., Straaten, D. van, & Riessen, M. van (2004). Geschiedenisdidactiek. Handboek voor de vakdocent.
Bussum: Coutinho.
p. 53-60
p. 257–272
p. 290-294
Wilschut, A. (2012). Historisch denken over tijd. Onderzoek naar tijdsbewustzijn. Kleio, 52 (3).
Te downloaden via: http://members.casema.nl/wilschut/Kleio_mei2011.pdf
p. 12 -17
De Powerpoints van de werkcolleges ( zie MijnHvA VT Mens & Wereld 1.2).
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 24
3.5 Titel: Mens & Wereld: Introductie en Basis(vak)didactiek Aardrijkskunde
SIS-code: Vaktoets Mens & Wereld 1.2
INLEIDING - In deze collegereeks wordt het leergebied Aardrijkskunde geïntroduceerd. Naast het ‘denken met
aardrijkskunde’, wordt aandacht besteed aan de vakdidactische kennis en vaardigheden die nodig zijn om een
goede aardrijkskundeles in het basisonderwijs voor te bereiden en te geven.
Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het
onderwijsaanbod in het eerste of in het tweede blok van dit semester volgt.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je kent de didactiek van het vak aardrijkskunde en kan de achterliggende theorie uitleggen.
Je kunt lessen ontwikkelen met kaarten waarbij kinderen verschillende kaartvaardigheden gebruiken.
Je kunt de stappen voor het voorbereiden van een aardrijkskundeles doorlopen om zo te komen tot een goede
les voor kinderen in het basisonderwijs.
Je kent de verschillende vormen van veldwerk en kan de omgeving van de school inzetten bij
aardrijkskundelessen.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Wat is aardrijkskundedidactiek?
Aardrijkskunde, wat is dat voor vak? In deze bijeenkomst wordt
duidelijk gemaakt wat het vak aardrijkskunde precies inhoudt en
worden de vakinhoudelijke doelstellingen toegelicht en verklaard.
Je bestudeert:
De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 1.1 & 4.1.
Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek
aardrijkskunde. Hoofdstuk 2.1 en 2.3.
2. Kaartvaardigheid
In deze les leer je lesgeven met het aardrijkskundige ‘basismateriaal’:
kaart & atlas.
Je bestudeert:
De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 3.1.
Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek
aardrijkskunde. Hoofdstuk 7.3.5 en 7.4.3.
3. Aspecten van een goede Aardrijkskundeles I
De aspecten van een goede aardrijkskundeles worden behandeld.
Daarbij staan leerstofanalyse en voorbereiding op de lesstof centraal.
Je bestudeert:
De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 2.1.
Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek
aardrijkskunde. Hoofdstuk 5.1; 5.3 t/m 5.4.4.
4. Aspecten van een goede Aardrijkskundeles II
Deze les is een vervolg op de vorige bijeenkomst. Ditmaal gaat het
vooral om het specifiek uitwerken van de aardrijkskundeles.
Je bestudeert:
De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 5.1.
Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek
aardrijkskunde. Hoofdstuk 5.4.5 & 5.4.6.
5. Werkvormen bij de aardrijkskundeles
In deze les worden verschillende typen werkvormen geïntroduceerd
en één specifieke werkvorm, namelijk een simulatiespel volledig tot
uitvoering gebracht en geëvalueerd op bruikbaarheid voor het primair
onderwijs.
Tijdens het college wordt gewerkt met het aanbevolen maar niet
verplichte boek:
Hoogeveen, P & J. Winkels (2011). Het didactische werkvormenboek:
Variatie en differentiatie in de praktijk. Assen: Van Gorcum B.V.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 25
6. Aardrijkskundig veldwerk en -onderzoek
In deze les leer je veldwerk en -onderzoek uit te voeren. De directe
omgeving van de school is daarbij het uitgangspunt.
Je bestudeert:
De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 7.1 & 7.2.
Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek
aardrijkskunde. Hoofdstuk 8.1; 8.3 & 8.4.
Toetsing
Deze collegereeks maakt deel uit van studieonderdeel Mens en Wereld 1.2. Dit betreft een schriftelijk tentamen
(meerkeuzevragen). Op basis van 40 vragen en vier antwoordmogelijkheden wordt de toets als voldoende
beoordeeld (cijfer: 5,5) indien minimaal 67% van de meerkeuzevragen goed is beantwoord.
Toetsstof
Hamer A. de, Bakker, A., Heck, M. van, & Broere, H. (2007). Aardrijkskunde geven: Praktische didactiek voor het
basisonderwijs. Assen: Van Gorcum B.V.
Hoofdstuk 1.1: Wat is aardrijkskunde?
Hoofdstuk 2.1: Aardrijkskundedoelen.
Hoofdstuk 3.1: Lesgeven met de kaart.
Hoofdstuk 4.1: Leren waarderen.
Hoofdstuk 5.1: Lessen maken.
Hoofdstuk 7.1: Op onderzoek uit.
Hoofdstuk 7.2: Aardrijkskunde in je omgeving.
Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Amsterdam: Landelijk
Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken. (Gratis te downloaden: www.expertisecentrum-
aardrijkskunde.nl/handboek).
Hoofdstuk 2.1: Aardrijkskunde, wat is dat voor vak? – Inleiding.
Hoofdstuk 2.3. Schoolaardrijkskunde, wat is dat eigenlijk?
Hoofdstuk 5.1: Een aardrijkskundeles ontwikkelen – Inleiding.
Hoofdstuk 5.3: Aspecten van een goede les.
Hoofdstuk 5.4: Het ontwikkelen van een goede les.
Hoofdstuk 7.3.5 en 7.4.3: Kaart en atlas in de klas.
Hoofdstuk 8.1: De eigen omgeving en veldwerk – Inleiding.
Hoofdstuk 8.3: De omgeving in het aardrijkskundeonderwijs.
Hoofdstuk 8.4: Veldwerk.
Aanvullende artikelen en PowerPoints, te vinden op de Mens en Wereld jaar 1 pagina van MijnHvA.nl.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 26
3.6 Titel: Ontwikkelingen op het gebied van ICT
SIS-code ICT (1)
INLEIDING - Op de hoogte blijven van wat je vrienden doen, je rooster bekijken, geld overmaken voor de vakantie
of je medestudenten een groepsbericht sturen dat het lokaal is gewijzigd. ICT is in het dagelijks leven een gewoon
gebruiksmiddel geworden. Voor kinderen op de basisschool is dat niet anders. Zij zoeken informatie voor een
werkstuk op internet, maken foto’s van hun knutselwerk en rekenen oppervlakte uit op een touchscreen.
Het lijkt vaak alsof kinderen deze vaardigheden vanzelf ontwikkelen. Toch moeten zij ook hierbij worden geholpen
door de leerkracht. Dat betekent dat de leerkracht zich daar bewust van moet zijn en ICT inzet als middel in het
onderwijs. Om dat goed te kunnen doen ontwikkel je eigen vaardigheid op het technische vlak en kennis van de
didactische toepassingen. We gaan in op de stand van zaken in het onderwijs op het gebied van ICT, de snelle
ontwikkelingen en welke materialen er regelmatig gebruikt worden om het onderwijs te verrijken.
Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het
onderwijsaanbod in het eerste of het tweede blok van dit semester volgt.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je bent op de hoogte van ontwikkelingen op het gebied van ICT en onderwijs;
Je maakt gebruik van diverse vindplaatsen van digitaal leermateriaal en arrangeert hieruit je eigen (digitale, interactieve) leereenheid;
Je hebt een open houding naar ontwikkelingen op het gebied van ICT in het onderwijs en wil deze inzetten in de les.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1: ICT, een globaal overzicht
We beginnen bij de mogelijkheden van ICT voor de student zelf.
Welke middelen heb je tot je beschikking en op welke wijze gebruik je
die voor je studie? Daarnaast gaan we in op de middelen die je in de
stage tegenkomt en op welke manieren je die voor de les gebruikt.
Je bestudeert de websites:
kennisnet.nl/artikel/wat-is-ict-bekwaamheid
foo.mijnhva.nl
2: ICT in de vingers
We behandelen de visie op onderwijs volgens TPACK, waarbij de
technische, inhoudelijke en didactische principes in samenhang zijn
om de les te ontwerpen. Deze principes vertalen we naar de eigen
vaardigheden en mogelijkheden van zowel het kind als de leerkracht.
Je bestudeert de website:
www.tpack.nl
3: ICT in de praktijk
Met de theorie uit voorgaande lessen worden praktische toepassing-
en bekeken en daarbij schat je voor jezelf in hoe je dit kunt integreren
in je onderwijs.
Geen specifieke voorbereiding nodig.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 27
Toetsing
In deze collegereeks komen essentiële, praktische vaardigheden aan bod. Daarom geldt een actieve deelname bij
de colleges. Voldoende en actieve deelname aan colleges is een van de onderwerpen van het
functioneringsgesprek dat je voert met je kerndocent aan het eind van het semester.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 28
3.7 Titel: Kunstzinnige Oriëntatie: Muziek
SIS-code: Vakopdracht Kunstz. Or. 1.2 PD
’Het moet niet van een gelukje afhangen of je wel of niet in aanraking komt met muziekonderwijs op de
basisschool’’, aldus Ilse de Lange, die als ambassadeur van Meer Muziek in de Klas hiermee de aftrap gaf voor de
aankomende leerkrachten.
INLEIDING - Met de landelijke subsidie Meer Muziek in het basisonderwijs die aan de pabo- HvA is toegekend,
start de pabo dit jaar met het project Muziek Verbindt.
Muziek verbindt mensen, muziek verbindt culturen. In een grote, diverse stad als Amsterdam is die verbinding een
voorwaarde voor het verankeren van het vak muziek in het primair onderwijs. Gedurende je opleiding word je
getraind om muzikale activiteiten in te zetten waarmee je kinderen met elkaar kunt verbinden. Hierbij is het
belangrijk dat jijzelf een goede basis hebt gelegd voor eigen vaardigheid zingen en muziek maken.
In deze module wordt door middel van samenzang eigenvaardigheid zingen en muziek maken getraind.
Tijdens de bijeenkomsten worden de volgende muzikale activiteiten aangeboden:
Zingen:
1. Stemvorming.
2. Koorrepertoire: POP/ wereldmuziek.
3. Opbouwen liedrepertoire basisschool.
Muziek maken:
1. Liedbegeleiding met body-percussie/ instrumenten.
2. Klankspelen met body-percussie / instrumenten.
3. Het lezen en uitvoeren van genoteerde ritmes.
Kennisoverdracht met betrekking tot het klank-vorm-en betekenismodel.
Liedleiding:
1. Aanleer- en repetitietechnieken.
2. Methodisch-didactisch handelen.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?
Je kunt je vocaal presenteren;
Je kent het voorgeschreven liedrepertoire.
Je kunt een maatbegeleiding en/of een ritmische begeleiding uitvoeren;
Je kunt een klankspel ontwerpen en uitvoeren.
Aanbevolen leesstof :
Hoofdstuk 1: Muziek op de bassischool.
Hoofdstuk 2: Zingen.
Hoofdstuk 4: Muziek Maken.
Hoofdstuk 5: Muziek lezen en noteren.
Hoofdstuk 6: Vorm.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 29
Toetsing
Deze onderwijseenheid wordt getoetst in het onderdeel Vakopdracht 1.2- Beeldende Vorming en Muziek.
Voor het onderdeel muziek zal er een eigen vaardigheidstoets van 60 minuten per 15 studenten worden
afgenomen.
Daarin wordt het volgende getoetst:
Het liedrepertoire.
De liedbegeleidingsvormen.
Het ontwerp van een klankspel.
NB: Je kunt excelleren door de uitdaging aan te gaan muzikale activiteiten in de stageklas uit te voeren.
Alle leesstof die in de lessen wordt behandeld zal worden getoetst in jaar 2, blok 2.2.
Literatuur
Lei, R. van der, Haverkort, F. & Noordam, L. (2014). Muziek Meester (Vierde ed.). Amersfoort, Nederland: Thieme
Meulenhoff.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 30
3.8 Titel: Kunstzinnige Oriëntatie: Beeldende Vorming
SIS-code: Vakopdracht Kunstz. Or. 1.2 PD
INLEIDING – Je volgt de lessen beeldende vorming om je eigen vaardigheid en je kennis van het vak te
ontwikkelen. Tijdens de lessen maak je eigen beeldend werk en maak je kennis met de beeldaspecten. Deze
beeldaspecten leer je toe te passen in je eigen beeldende werk.
Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het
onderwijsaanbod in de eerste of de tweede blok van dit semester volgt.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen?
Je hebt basiskennis over de aangeboden materialen/ technieken en kan deze toepassen in je beeldende
werk.
Je bent in staat de beeldende opdrachten volgens de gegeven criteria uit te voeren.
Je hebt kennis genomen van de beeldaspecten en kan deze toepassen in je beeldende werk.
Je bent in staat een procesverslag te schrijven volgens het format op MijnHvA.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Beelden en vormgeven, kerndoelen
In deze eerste bijeenkomst beeldende vorming word je je ervan
bewust hoe kinderen opgroeien in een wereld van beelden en wat de
functie en betekenis van die beelden kunnen zijn. Je gaat in op
vormgeving, materiaal en werkproces. Verder maak je kennis met de
kerndoelen voor dit vakgebied.
In de les ga je werken aan een beeldende opdracht zelfportret.
Je bestudeert:
Van Onna & Jacobse (2017). Laat maar zien, hfdst. 1 Mens en beeld,
p. 13 t/m 21.
Van Basis Beeldende Begrippen (2017), hfdst. 1 Algemeen p. 5 t/m 11.
Bestudeer de website: http://tule.slo.nl/KunstzinnigeOrientatie/F-
KDKunstzinnigeOrientatie.html (beeldende vorming).
2. Sporen van ontwikkeling, verschillen tussen kinderen. Bijdragen
van beeldende vorming aan de ontwikkeling
Je maakt kennis met de beeldende ontwikkelingsfasen van kinderen
en de verschillen tussen kinderen, zodat je straks weet wat voor
opdrachten je kunt geven. Je begrijpt en leert uit te leggen waarom
beeldend werken belangrijk voor de ontwikkeling van een kind is.
In de les werk je aan een beeldende opdracht zelfportret.
Je bestudeert:
Van Onna & Jacobse (2017). Laat maar zien, hfdst. 11 Sporen van
ontwikkeling, p. 247 t/m 285.
Van Basis Beeldende Begrippen (2017), hfdst. 2 Verschijningsvorm,
vlak, 2D p. 12 t/m 26.
Verzameld beeldmateriaal voor de beeldende opdracht meenemen.
Grote zwartwit foto (zelfportret) op A4 in meenemen, zo groot
mogelijk!
3. Beeldaspecten
Je leert wat beeldaspecten zijn en dat deze een deel van de leerstof
voor kinderen vormen. Ruimte, kleur, vorm, textuur en compositie
bestaan ieder uit een reeks aan te leren begrippen.
In de les werken we aan een beeldende opdracht. Zelfportret.
Je bestudeert:
Van Onna & Jacobse (2017). Laat maar zien, hfdst. 8 Beeldaspecten,
p. 155 t/m 183.
Van Basis Beeldende Begrippen (2017) hfdst. 6 Beeldende aspecten p.
42 t/m 71 (alleen globaal doornemen)
Bestudeer de website http://beeldende-vormgeving.jouwweb.nl
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 31
4. Beeldend onderwijs, visie en didactiek, doelen
In deze bijeenkomst maak je kennis met de essentie van het vak en de
benodigde didactiek (proces en product). Wat beeldend vormgeven is
kun je uitleggen vanuit het cirkelmodel (MVB-model).
In de les werken we aan een beeldende opdracht Architectuur in
Amsterdam.
Je bestudeert:
Van Onna & Jacobse (2017). Laat maar zien, hfdst. 2 Zien en maken,
p. 25 t/m 47.
5. Didactische vaardigheden en klassenmanagement; beeldend
onderwijs in de groep: voorbereiding en oriëntatie
Je leert over waar het om gaat bij beeldende vorming en de
kerndoelen. Je leert over het verkorte lesformulier.
Je kunt de brede ontwikkeling die beeldende vorming bewerkstelligt
benoemen.
In de les werken we aan een beeldende opdracht Architectuur in
Amsterdam.
Je bestudeert:
Van Onna & Jacobse (2017) Laat maar zien, hfdst. 3 Beeldend
onderwijs, p. 49-67.
6. Afronding beeldende opdracht en presentatie.
Je neemt kennis over de voorbereiding van de les en wat daarbij komt
kijken (Beginsituatie, soort lesactiviteit, basisplan, doelen en
evaluatiecriteria). De leerkracht houdt rekening met de condities,
zoals de beschikbaarheid van het materiaal, de ruimte, de tijd, de
inrichting van het lokaal, de kennis en vaardigheden, en de interesses
van de kinderen.
Je bestudeert:
Van Onna & Jacobse (2017) Laat maar zien, hfdst. 4 Voorbereiding, p.
69 t/m 83
Al het beeldende werk afmaken. Het verzamelde beeldmateriaal
meenemen naar huis en bewaren voor de portfoliopresentatie.
Toetsing
Deze onderwijseenheid wordt getoetst in het onderdeel Vakopdracht 1.2- Beeldende Vorming (en Muziek).
Inleveren voor beeldende vorming :
Via dropbox lever je in:
Het beeldend portfolio ( schetsen en foto’s van voorstudies (schetsjes en proefjes), inspiratiemateriaal en
procesbeschrijving achteraf van de grachtenpandopdracht).
Op een ingeroosterd moment in de toetsweek bied je bij de docenten aan:
De twee beeldende werkstukken zelfportret en ‘Wonen in Amsterdam’, het beeldend portfolio als
papieren versie. (Alles dien je na de beoordeling weer op te halen).
Literatuur
1. Onna, J. van & Jacobse, A. (2017). Laat maar zien. Groningen: Noordhoff.
2. Boermans, B. (2017). Basis Beeldende Begrippen. Amsterdam: Lambo.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 32
3.9 Titel: Kunstzinnige oriëntatie: Vakopdracht 1.2 Beeldende Vorming & Muziek
SIS-code: Vakopdracht Kunstz. Or. 1.2 PD
INLEIDING - Deze vakopdracht bestaat uit een deelproduct voor beeldende vorming en een deelproduct voor
muziek.
Leerdoelen
Beeldende vorming:
Je hebt basiskennis over de aangeboden materialen/ technieken en kan deze toepassen in je beeldende
werk.
Je bent in staat de beeldende opdrachten volgens de gegeven criteria uit te voeren.
Je hebt kennis genomen van de beeldaspecten en kan deze toepassen in je beeldende werk.
Je bent in staat een procesverslag te schrijven volgens het format op MijnHvA.
Muziek:
Je kunt je vocaal presenteren;
Je kent het voorgeschreven liedrepertoire.
Je kunt een maatbegeleiding en/of een ritmische begeleiding uitvoeren;
Je kunt een klankspel ontwerpen en uitvoeren.
Beschrijving
Voor deze vakopdracht voer je diverse opdrachten uit voor het vak beeldende vorming en rond je een
eigenvaardigheidstoets af voor het vak muziek.
Opdracht 1 Beeldende Vorming
Twee beeldende werkstukken rondom het thema ‘Ik en Amsterdam’.
Een procesbeschrijving met vooronderzoek van het grachtenpand als beeldend werkstuk, is een
onderdeel van de vakopdracht.
Je maakt tijdens de lessen twee beeldende werkstukken. Tijdens het maken van de werkstukken fotografeer je
geregeld de beeldende werkstukken, vooronderzoek en inspiratiemateriaal. Deze foto’s neem je op in een
beeldend portfolio. Bij het werkstuk Grachtenpand maak je een ‘procesbeschrijving achteraf’ die je eveneens
opneemt in het beeldend portfolio.
Opdracht 1: Zelfportret volgens opdracht;
Opdracht 2: Wonen in Amsterdam volgens opdracht;
‘Procesbeschrijving achteraf’ van de Wonen in Amsterdamopdracht volgens het procesmodel op
DLWO met voorstudies, inspiratiemateriaal en proefjes.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 33
Opdracht 2: Muziek
Voor het onderdeel muziek zal er een eigen vaardigheidstoets van 60 minuten per 15 studenten worden
afgenomen.
Daarin wordt het volgende getoetst:
Het liedrepertoire.
De liedbegeleidingsvormen.
Het ontwerp van een klankspel.
Je kunt je op deze toets voorbereiden door de liederen en de liedbegeleidingsvormen met elkaar te oefenen
tijdens de zelfstudie-uren.
Toelichting toetsvormen
De vakopdracht wordt beoordeeld op basis van criteria die zijn opgenomen in een beoordelingsformulier,
dat is opgenomen in deze studiewijzer.
Tijdens het beoordelingsproces wordt er één cijfer voor beeldende vorming vastgesteld en één cijfer voor
muziek. Het gemiddelde van beide cijfers is het eindcijfer van de gehele vakopdracht. Beide
vakonderdelen dienen met een voldoende te zijn beoordeeld.
Studiemateriaal
1. Lei, R. van de, & Haverkort, F& Noordam L.(2015). Muziek Meester! 4e druk Amersfoort:
ThiemeMeulenhoff.
2. Onna, J. van & Jacobse, A. (2008). Laat maar zien, een didactische handleiding voor beeldend onderwijs.
Groningen: Noordhoff.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 34
3.10 Titel: Eigen vaardigheid rekenen
SIS-code: EV Rekenen/Wiskunde
INLEIDING - De bijeenkomsten voor eigenvaardigheid rekenen zijn bedoeld als voorbereiding op de WisCat- toets.
Om deze toets te voldoende te kunnen afsluiten is het nodig om te kunnen rekenen op niveau groep 8+. Het gaat
hierbij om alle domeinen van het rekenen. De toets start met een gedeelte hoofdrekenen, waarbij geen
aantekeningen gemaakt mogen worden, en de sommen binnen korte tijd gemaakt moeten worden.
Tijdens de bijeenkomsten wordt zowel tijd besteed aan automatiseren (vlot opgaven kunnen oplossen) als aan
begripsvorming en rekenstrategieën.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van de reeks?
Je kunt omgaan met grote en kleine getallen, positief, negatief en ook kommagetallen/breuken
Je kunt globaal benaderend rekenen en schattend gebruikmaken van een set referentiematen
Je kunt rekenen met breuken, kommagetallen, procenten en verhoudingen op het niveau van groep 8+.
Je kunt rekenen met maten en het metriek stelsel op het niveau van groep 8+.
Je kunt rekenen met verbanden, formules en grafiek op het niveau van groep 8+.
Je kunt cijferend rekenen.
Je kunt hoofdrekenen op het niveau van groep 8+.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf
1. Getallen
Inzicht in de eigenschappen van bewerkingen, het gebruik van
contexten en modellen vormen de basis voor het maken van opgaven
binnen alle domeinen. Het op verschillende manieren en niveaus
kunnen oplossen van opgave is een voorwaarde op kinderen
adequaat te kunnen helpen met rekenen en wiskunde.
Je bestudeert:
Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 1.
2. Breuken, kommagetallen
In deze les gaan we in op het reken met breuken en kommagetallen
Je bestudeert:
Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 2.
3. Verhoudingen, procenten
Procenten vormen een belangrijk onderdeel van het reken- en
wiskundeonderwijs van de bovenbouw.
Je bestudeert:
Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 2.
4. Meten
In deze les werken we aan het opbouwen van referentiematen en het
werken met metriek stelsel. Bovendien komen formules voor omtrek,
oppervlakte en inhoud aan bod.
Je bestudeert:
Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 3.
5. Meetkunde
In deze les gaan we aan de slag met meetkunde en meetkundige
redeneringen.
Je bestudeert:
Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 4.
6. Contextopgaven
Hoe pak je een opgave met een context aan? Hoe begin je? Welke
strategieën kun je hiervoor gebruiken. Op welke manier kun je
reflecteren.
Je bestudeert:
De oefenwiscat en aangeleverd materiaal.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 35
Toetsing
Deze onderwijseenheid wordt getoetst middels de Wiscat-toets. De HvA-norm voor een voldoende ligt op een
Wiscat-score van 115 (cijfer is dan 5,5). Dat is hoger dan het landelijk gemiddelde voor een voldoende.
Tijdens de bijeenkomsten kunnen onderdelen van een voorbeeldtoets LKB worden aangeboden.
Toetsstof
J. van den Bergh, P. van den Brom-Snijders, O. Hutten, M. van Zanten (2012). Rekenwijzer. Uitgeverij:
ThiemeMeulenhoff.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 36
3.11 Titel: Eigen vaardigheid Nederlands
SIS-code: EV Nederlands 1.3
INLEIDING - In het eerste jaar leg je een digitale taaltoets af. Je bestudeert als voorbereiding hierop de aanbevolen
vakliteratuur.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je hebt kennis van de spellingregels van het Nederlands, de interpunctie, de correcte wijze van
formuleren alsmede de regels voor redekundig ontleden (zinsdelen) en taalkundig ontleden (woordsoorten).
Je kunt die kennis in voldoende mate in de praktijk toepassen en bij de digitale taaltoets behaal je minimaal
een score die gelijk staat aan het cijfer 5,5.
Het programma
Tijdens de werkcolleges maak je oefeningen ter voorbereiding op de toets. De docent bespreekt deze oefeningen
en geeft uitleg over de spelling- en grammaticaregels die van toepassing zijn. Deze lessen worden aan alle klassen
tegelijk gegeven, en zijn bedoeld voor hen die de toets na de eerste kans nog niet gehaald hebben.
Toetsing
De eigen vaardigheid Nederlands wordt getoetst met een digitale meerkeuzetoets, bestaande uit 150 vragen. In
het eerste jaar zijn er drie mogelijkheden. Voor het behalen van een voldoende resultaat (128 vragen
correct) moet je minimaal een score behalen die gelijk staat aan het cijfer 5,5.
Toetsstof (aanbevolen):
Weerdt, H. de (2008). De Taaltoets-pabo haal je zo.Bussum: Coutinho.
Alle collegestof, dat wil zeggen PowerPoints alsmede uitgereikte materialen.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 37
3.12 Titel: Cultuurproject 1: Cultuur en ik
SIS-code: Cultuuronderwijs 1.4
INLEIDING – Iedereen is een drager van de cultuur waarin hij geboren is en waarin hij samen met anderen leeft. Als
(aankomend) leerkracht ben je een cultuuroverdrager pur sang. De bewustwording van jouw eigen
cultuurdragerschap vormt een belangrijke basis tot het professionele culturele zelfbewustzijn van de leerkracht. Je
neemt jouw eigen culturele bagage en identiteit daar in mee.
Met het oog op jouw ontwikkeling tot cultuurdrager en cultuuroverdrager in je rol als leerkracht neem je in jaar 1,
2 en 3 deel aan twee cultuurprojectweken. In het eerste jaar van de opleiding staat het thema ‘Cultuur en ik’
centraal en word je je bewust(er) van de invloed van jouw achtergrond op jouw persoonlijke, professionele
ontwikkeling tot leerkracht.
In de grootstedelijke context van Amsterdam krijg je als leerkracht te maken met verschillende culturele
achtergronden van kinderen en ook de scholen en wijken kennen diversiteit aan culturele levensstijlen. Daarnaast
biedt de stad – door het rijke aanbod van culturele instellingen als musea, theaters, muziekinstellingen etc. -
verschillende mogelijkheden om in het kader van cultuuronderwijs samen te werken. Tijdens de cultuurprojecten
is er een aanbod van cultuureducatieve activiteiten, zowel op de opleiding als in Amsterdam. Daarnaast werk je
zelfstandig (of met anderen) aan (zelfstudie)opdrachten.
Leerdoelen Cultuuronderwijs 1.4
Leerdoelen Cultuurproject 1
Je hebt je eigen culturele identiteit in beeld gebracht. Je koppelt je eigen culturele identiteit aan de ervaringen van cultuurproject 1.
Leerdoelen Cultuurproject 2
Je hebt een kunstpagina samengesteld waarin je eigen beleving van kunst zichtbaar wordt.
Je hebt je eigen ontwikkeling in kaart gebracht aan de hand van de drie basisberoepstaken cultuureducatie.
Activiteiten in projectweek 1
Maandag Introductie thema en individuele opdracht
Groepsopdracht: culturele diversiteit A’dam in beeld brengen
Dinsdag Stagedag
Woensdag Bezoek gebedshuizen I: synagoge, moskee en kerk
Aan de slag met de groepsopdracht
Donderdag Bezoek gebedshuizen II
Aan de slag met de groepsopdracht
Afsluiting: presentaties
Vrijdag Zelfstandig werken aan product Cultuurproject 1
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 38
Toetsing
In cultuurweek 1 werk je aan het product cultuurproject 1. Dit product is onderdeel van de beoordeling van de
opdracht cultuuronderwijs 1.4. De opdracht wordt beoordeeld door je kerndocent, aan de hand van de
beoordelingscriteria in het beoordelingsformulier.
Let op:
Voor cultuuronderwijs geldt een ‘verplichte deelname’. Dat wil zeggen dat je aanwezig moet zijn en actief moet
deelnemen om de gestelde doelen te kunnen behalen. In de cultuurweken maak je samen met medestudenten
kennis met het culturele veld in Amsterdam en de betekenis daarvan voor het basisonderwijs. Vanwege interactie
en discussie met medestudenten, docenten en betrokkenen uit het culturele veld is aanwezigheid en actieve
deelname noodzakelijk om de doelen te kunnen behalen.
Mocht je afwezig zijn, dan moet je voor de dagen dat je er niet bent vervangende opdrachten maken.
Literatuur
Heusden, B.P. van, Tans, J.P.M., Rass, M.G. (2016) Cultuur², Basis voor cultuuronderwijs . Bussum:
Coutinho.
Opdracht
In cultuurproject 1 werk je aan een opdracht die wordt meegenomen in de beoordeling van cultuuronderwijs in
blok 1.4.
De opdracht voor cultuurproject 1 bestaat uit twee onderdelen:
1. Je maakt een persoonlijke identiteitscirkel, waarin is opgenomen welke aspecten en mensen belangrijk zijn
voor je eigen identiteit.
2. Je maakt een verwerkingsopdracht van cultuurproject 1 waarin duidelijk is gemaakt op welke wijze de
ervaringen van cultuurproject 1 van betekenis zijn geweest op je eigen culturele identiteit.
Deadline:
Deze individuele opdracht lever je voor 3 december a.s. 9.30 uur in in de dropbox van het studiedeel
Cultuuronderwijs 1.4.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 39
HOOFDSTUK 4. | De praktijk van het basisonderwijs SIS-code: Praktijk 1.2
INLEIDING - Je loopt dit blok stage in dezelfde klas als het vorige blok. Ook voor het komende blok hebben we een
aantal stageactiviteiten en stagedoelen geformuleerd die jouw ontwikkeling op de competentiematrix Lesgeven in
de grote stad (Amsterdam) zullen sturen. Je zult in jouw activiteiten in dit blok de nadruk leggen op
klassenmanagement en het zo goed mogelijk voorbereiden van je lessen. Ook oefen je met het voorlezen aan de
groep.
Stagedoelen
Je kunt in overleg met de mentor een realistische planning maken voor de praktijkactiviteiten per blok en per
dag.
Je kunt een les effectief plannen en organiseren door het zorgvuldig gebruik van tijd en ruimte
(klassenmanagement).
Je sluit in de lessen aan bij de verschillende taalniveaus binnen de groep
Je bent in staat om op een duidelijke en aansprekende manier voor te lezen aan de groep.
Je lessen zijn opgebouwd op basis van een inleiding, kern en slot.
De lessen sluiten aan op de beginsituatie van de leerlingen en de door jou geformuleerde lesdoelen.
Je verkent de schoolomgeving van de leerlingen van je stageklas.
Je maakt op een positieve wijze contact met de groep en met individuele leerlingen en je kunt verschillen
tussen leerlingen benoemen.
Je gaat constructief om met de feedback van de mentor. Je kunt eigen leeropbrengsten uit de stage
bespreekbaar maken met de begeleider(s).
Stageactiviteiten
Stageactiviteiten zijn onder voorbehoud van kleine wijzigingen in de Beroeps- of Vakopdracht. Let op: stageactiviteiten zijn vaak handig met elkaar te combineren.
Je interviewt leerlingen over een aspect uit hun leef- en belevingswereld (deelproduct 1 voor Beroepsopdracht
1.2).
Je ontvangt de kinderen bij de deur van het lokaal, geeft hen een hand en begroet de ouders die hun kind
komen brengen.
Je verzamelt spelfouten die kinderen in hun werk maken ten behoeve van het vak Nederlands.
Je voert tien groepslessen uit (keuze/begeleiding van de lessen onder intensieve begeleiding van de mentor).
Je voert vijf individuele instructies uit.
Je voert vijf overige activiteiten uit. Dit zijn vijf verschillende activiteiten die in overleg met de mentor worden
bepaald. Indien mogelijk: accent op leiding geven aan de groep (buiten school, tijdens weekafsluiting, op weg
naar de gymzaal, voorlezen etc.).
Je sluit de stage af en bespreekt jouw stage-ervaringen met de mentor.
Je actualiseert je stagemap met daarin tenminste je lesvoorbereidingen, activiteiten, de ontvangen feedback
en stagebeoordelingen.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 40
Beoordelingsprocedure
Stagebeoordeling (toets praktijk).
De stage wordt beoordeeld aan de hand van criteria die zijn opgenomen in het beoordelingsformulier. De stage
wordt als voldoende (cijfer: 6) beoordeeld als aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en het vereiste
aantal criteria (volgens de normering op het beoordelingsformulier) met een voldoende is beoordeeld.
De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de schoolopleider. De
beoordelingsprocedure is als volgt:
Aan het eind van blok 1.2 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te
vullen met onvoldoende, voldoende, goed of uitstekend. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek
met jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de schoolopleider. De schoolopleider is de examinator en komt op
basis van de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met de student door de mentor is toegelicht),
het eigen lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een eindbeoordeling, vult het
beoordelingsformulier in en geeft het cijfer.
Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2018-2019.
Portfolio
Je neemt de voldoende praktijkbeoordeling op in je portfolio.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 41
HOOFDSTUK 5. | Persoonlijke professionele ontwikkeling
SIS-code: Persoonlijke professionele ontwikkeling 1.2
INLEIDING - Het lesgeven in een grootstedelijke context, met de superdiversiteit van de stad en die van haar
inwoners, vraagt veel van de kennis, vaardigheden en attitude van jou als leerkracht. Je moet ervoor zorgen dat
kinderen goed onderwijs krijgen in de verschillende vakgebieden, ervoor zorgen dat zij zich sociaal ontwikkelen in
een groep en dat zij zich als individu leren ontplooien en hun talenten kunnen ontwikkelen. Je krijgt als leerkracht
hierdoor te maken met dilemma's: in de interactie tussen jou en leerlingen, met ouders, collega's, de directeur en
andere onderwijsprofessionals. Omgaan met dilemma's vraagt van jou als leerkracht dat je weet waar je voor staat
en dat je eigen wijze keuzes kunt maken, die zijn gebaseerd op kennis, vaardigheden en een eigen visie op
onderwijs en onderwijzen. Tijdens de bijeenkomsten voor persoonlijke en professionele ontwikkeling (PPO) leer je
je eigen professionele handelen te verantwoorden, het maken van transfer, het ontwikkelen van eigenheid
(waaronder een eigen visie op onderwijs en het beroep leerkracht) en het zelf sturing geven aan je eigen
leerproces. Het portfolio fungeert hierbij als reflectie-instrument.
Bij dit studieonderdeel geldt een 'verplichte deelname'. Dat wil zeggen dat je aanwezig moet zijn en actief moet
deelnemen om de gestelde doelen te kunnen behalen.
Leerdoelen
PPO bestaat uit drie pijlers:
Pijler
1. Identiteit Je kunt je persoonlijke professionele ontwikkeling duiden, weet waar je voor staat
(visie) en kunt deze verwoorden aan anderen.
2. Eigen wijze keuzes Je kunt op basis van verworven kennis, inzichten en ervaringen eigen wijze keuzes
maken in je beroepspraktijk, deze onderbouwen en verantwoorden aan anderen.
3. Professionele
ruimte creëren
Je hebt een onderzoekende houding, stuurt je eigen ontwikkeling, voelt de noodzaak
om jezelf te blijven professionaliseren en zoekt verbinding en samenwerking met
collega’s en externen.
Bij de hierboven genoemde pijlers staan in het eerste semester de volgende leerdoelen centraal:
Identiteit
Je koppelt de competentiematrix aan je eigen ontwikkeling.
Je leert je medestudenten en opleiding kennen (binden).
Je herkent je eigen (culturele) achtergrond
Eigen wijze keuzes maken
Je beschrijft je eigen handelen in een dilemma in de studie of praktijk aan de hand van de reflectiecyclus.
Je herkent in onderwijssituaties de theorie uit de opleiding.
Professionele ruimte creëren
Je kunt aan de hand van je eigen leerstijl ontwikkelpunten beschrijven.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 42
Bijeenkomsten
In de PPO-bijeenkomsten begeleiden wij studenten in hun persoonlijke professionele ontwikkeling, waarin
reflecteren en de onderzoekende houding van de student een grote rol speelt. Hierbij gaan we ook in op identiteit
en groepsprocessen.
In de PPO-bijeenkomsten word je uitgedaagd een bijdrage te leveren aan onderstaande onderwerpen:
Wie ben ik: je presenteert wat je bezighoudt, waar je vandaan komt, wat je achtergrond is.
Muurkrant: wekelijks wordt actueel nieuws uit onderwijsland gepresenteerd en een discussie met de klas
(be)geleid.
Lesvoorbereiding en –uitvoering: we bespreken de relatie tussen de lesvoorbereiding en –uitvoering.
Competentieontwikkeling: hoe ontwikkel jij je in studie en stage?
Koppeling theorie en praktijk: geregeld wordt er een koppeling gemaakt van de praktijk naar de theorie en
vice versa.
Casusinbreng: in de vorm van een casus wordt er door iemand een succes- of leermoment ingebracht.
Tip van de week.
Energizer: wekelijks leert een student de klas een energizer.
Spreekuur: studenten kunnen een afspraak maken en de kerndocent kan een afspraak maken met studenten
om te praten over zaken m.b.t. studie en stage.
De kerndocent voert in collegeweken 3 en 4 onder PPO-tijd kennismakingsgesprekken met de studenten. Dan is er
geen PPO-college.
Toetsing
Aan het eind van dit semester heb je een functioneringsgesprek van 20 minuten met je kerndocent. Voorafgaande
aan het gesprek actualiseer je jouw portfolio.
Bij het gesprek en bij de beoordeling staan de volgende aandachtspunten centraal:
Studievaardigheden, studiehouding, en studievoortgang. Actieve deelname aan de studie, waaronder
aanwezigheid in de colleges, kan nadrukkelijk aan de orde komen tijdens het gesprek.
Reflectie op de eigen professionele ontwikkeling en koppeling hiervan aan de competenties zoals beschreven
in de competentiematrix ‘Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)’.
Reëel zicht op het vak van leerkracht basisonderwijs, de eigen sterke en te ontwikkelen punten en het
formuleren van nieuwe leerdoelen voor semester 2.
Je bereidt je voor op het functioneringsgesprek door je portfolio verder in te richten en te actualiseren. Je neemt
de volgende documenten op in je portfolio:
De stagebeoordeling(en).
De voldoende beroeps- en vakopdrachten (inclusief beoordelingsformulieren).
De competentiematrix met daarin gearceerd/gemarkeerd in het groen de competentiebeschrijvingen die je
beheerst en gearceerd in het geel de competenties waarin je je wilt ontwikkelen in het komende semester.
Om tijdens het functioneringsgesprek tot een helder beeld van jouw ontwikkeling te komen kan het je helpen om
je schriftelijk voor te bereiden:
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 43
- Beschrijf in een apart document hoe je je in de groen gearceerde competenties ontwikkeld hebt. Je kunt hier
concrete voorbeelden aan koppelen
- Welke kwaliteiten en welke aandachtspunten zijn bij deze items zichtbaar geworden?
- Hoe kun je deze kwaliteiten en of aandachtspunten in andere praktijksituaties inzetten of toepassen?
Let op: deze schriftelijke voorbereiding mag je meenemen naar het functioneringsgesprek, maar neem je niet op in
je portfolio.
De kerndocent beoordeelt de afronding van PPO 1.2 op basis van de volgende criteria:
De student koppelt de competentiematrix aan zijn eigen ontwikkeling.
De student beschrijft eigen handelen in een dilemma in de studie of praktijk aan de hand van de
reflectiecyclus.
De student herkent in onderwijssituaties de theorie uit de opleiding.
De student kan aan de hand van zijn eigen leerstijl ontwikkelpunten beschrijven.
Naast de beoordeling krijg je van je kerndocent zo nodig feedback op het onderdeel ‘gesprekken voeren’. Aan het
eind van het eerste jaar moet je het B2-niveau aantonen van dit taalaspect. In blok 1.2 krijg je
‘ontwikkelingsgerichte feedback’ van je kerndocent, dat wil zeggen dat je zo nodig aanwijzingen krijgt indien je
taalgebruik niet op het gewenste niveau is. In het functioneringsgesprek van blok 1.4 wordt het aspect ‘gesprekken
voeren’ beoordeeld als onvoldoende/voldoende.
Aanwezigheidsplicht
Voor de colleges van PPO geldt een aanwezigheidsplicht. Wat deze aanwezigheidsplicht precies inhoudt, wordt aan
het begin van het blok bekend gemaakt.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 44
HOOFDSTUK 6. | Praktische informatie
INLEIDING - Dit hoofdstuk biedt een overzicht van alle belangrijke praktische informatie omtrent dit blok zoals de
blokkalender, de gebruikte literatuur en internetsites, het minimum taalniveau dat we hanteren, etcetera.
Opzet blok 2
Hieronder zie je in schema hoe dit blok verloopt: in de bovenste rij de weken van het blok, de rij eronder de
kalenderweek, de rij daaronder de begindatum van die week, dan de invulling, en tenslotte de toets- en/of
stageactiviteiten.
Belangrijke internetsites
http://rooster.hva.nl
Hier vind je het meest actuele rooster van jouw klas.
https://start.mijnhva.nl/paginas/lecturer.aspx
Hier staat alle actuele informatie van de opleiding en de verschillende vakken.
https://extranet.mijnhva.nl/nl/Paginas/default.aspx
Informatie van het stagebureau voor externen.
https://sis.hva.nl
Bekijk hier jouw studievoortgang.
https://stip.hva.nl
Je kunt STIP gebruiken bij alle vragen rond het zoeken, vinden en gebruiken van (wetenschappelijke en vak-)
informatie.
https://taaluniversum.hva.nl
Een online oefenmodule om je taalvaardigheid te verbeteren.
Belangrijke documenten (downloaden via MijnHvA):
Competentiematrix “Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)”.
Praktijkgids 2018-2019.
Praktijkgids LIO (via https://extranet.mijnhva.nl/nl/Paginas/default.aspx)
Boekenlijst
Een overzicht van de verplicht aan te schaffen boeken voor het derde studiejaar vind je op deze website:
https://www.athenaeum.nl/studieboeken
BLOK 2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
46 47 48 49 50 51 2 3 4 5
13/11 20/11 27/11 4/12 11/12 18/12 08/01 15/01 22/01 29/01
PROJECTWEEK
STAGEWEEK
vt: ma t/m vr.
dt: 1 dag extra
TOETSWEEK 1
Stagebeoord.
Beroepsopdr.
Vakopdracht
TOETSWEEK 2
Thematoets
Vaktoets
Vaktoets
Herkans blok 1
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 45
De BAS-norm:
Bij onvoldoende studievoortgang na jaar 1 kan de opleiding een bindend afwijzend studieadvies (BAS) afgeven. In
dat geval zul je de opleiding helaas vroegtijdig moeten afbreken. De norm waaraan je moet voldoen om een BAS te
voorkomen:
Na het eerste jaar in het bezit van minimaal 50 studiepunten.
Taalniveau
Voor een student aan de leerkrachtenopleiding basisonderwijs is het van belang een goede beheersing van het
Nederlands te hebben voor alle taalvaardigheden (spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven). Van
alle studenten wordt verwacht dat zij het Nederlands beheersen op B2-niveau aan het einde van de propedeuse en
op C1-niveau aan het einde van de hoofdfase. Een beschrijving van deze taalniveaus vind je op
http://www.erk.nl/docent/niveaubeschrijvingen/ .
Vereist niveau einde propedeuse (taalniveau B2)
Aan het eind van de propedeuse moet je het B2-niveau aantonen op de volgende taalaspecten:
1. Spreken (presenteren).
2. Gesprekken voeren.
3. Schrijven.
4. Lezen.
5. Luisteren.
Je toont aan het eind van het eerste jaar, in blok 1.4, je B2-niveau aan in spreken, gesprekken voeren en schrijven
tijdens de volgende daartoe aangewezen opdrachten:
Schrijven: vaktoets Nederlands 1.4, beoordeling door docent Nederlands.
Spreken (presenteren): presentatie mondelinge vaktoets Nederlands 1.4.
Gesprekken voeren: presentatie mondelinge vaktoets Nederlands 1.4.
Deze opdrachten staan inhoudelijk beschreven in de Studiewijzers per blok. De opdrachten worden beoordeeld
met beoordelingsformulieren voor schrijven, spreken en gesprekken voeren op B2-niveau.
De beoordeling op taalniveau B2 staat los van de inhoud van de opdracht. Deze wordt apart beoordeeld.
Je krijgt de mogelijkheid gedurende het eerste jaar je taalniveau (zo nodig) te ontwikkelen tot het vereiste B2-
niveau. Tijdens blok 1 en 2 (het eerste semester) krijg je van de docenten bij diverse beoordelingen
ontwikkelingsgerichte feedback op de drie genoemde taalaspecten. In blok 1 en 2, semester 1, van de propedeuse
worden – als onderdeel van het vereiste B2-niveau - alle schrijfproducten van studenten taalontwikkelingsgericht
nagekeken met behulp van de Taalnorm Pabo-HvA (deze vind je in een van de bijlagen bij deze studiewijzer).
Gedurende dit blok kunnen de schrijfproducten nog niet op taal worden afgekeurd. De student moet wel zijn groei
kunnen aantonen op dit gebied.
Vanaf semester 2 van de propedeuse (en de hierop volgende studiejaren) worden alle schrijfproducten met deze
taalnorm nagekeken en bij te veel fouten wordt het schrijfproduct met een onvoldoende beoordeling
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 46
teruggegeven aan de student. Dit is dan ook gelijk de eerste beoordeling en je moet in dat geval het verslag in zijn
geheel herkansen.
Daarnaast zal er in het schriftelijk en mondeling contact met alle docenten aandacht zijn voor de kwaliteit van het
taalgebruik. Met behulp van al deze feedback kun je gericht toewerken naar het gewenste taalniveau. B2-niveau in
luisteren en lezen wordt indirect aangetoond, namelijk via het volgen van (hoor)colleges en het lezen van
studiestof. Je toont het B2-niveau luisteren en lezen aan door het behalen van de eerstejaarstoetsen. Bij deze
taalonderdelen worden geen aparte beoordelingsformulieren voor ‘taalgebruik’ gehanteerd.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 47
BIJLAGE 1. | Beoordelingsformulier Beroepsopdracht VT 1.2 Pabo HvA 2018-2019
Student: Klas en kerndocent:
Cijfer: Datum beoordeling: Beoordelende docent:
A1. Voorwaardelijke onderdelen
Ja Nee
Het eindproduct bestaat uit deelproduct 1, deelproduct 2 en een volledig uitgewerkt lesontwerp. O O
Het lesontwerp is beschreven in het HvA lesvoorbereidingsmodel. O O
A2. Formatieve beoordeling taalaspect (in semester 1 nog geen voorwaarde voor voldoende)
Het schriftelijk werk voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA (zie bijlage bij de studiewijzer). O O
B. Inhoudelijke criteria
Onvoldoende
(0 punten)
Niet helemaal voldoende
(1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
1. De student brengt op grond van bestaande de omgeving van de stageschool in beeld.
In een omgevingsanalyse wordt zichtbaar welke drie bijzondere kenmerken de omgeving van de stageschool typeren.
De student beschrijft op welke wijze de gekozen kenmerken vanuit verschillende vakgebieden lerend kunnen zijn en maakt hierbij een koppeling met de kerndoelen en leerlijnen.
2. De student kan de beginsituatie van de stageklas in kaart brengen ten aanzien van één gekozen aspect.
Het onderzoek naar de beginsituatie van de stageklas ten
aanzien van het gekozen kenmerk en het vakgebied is op
systematische wijze voorbereid en uitgevoerd.
De beginsituatie van de stageklas ten aanzien van het
gekozen kenmerken en het vakgebied is beschreven.
3. De student verantwoordt waarom de ontworpen les op dit moment aan de gekozen groep kan worden gegeven.
Er is duidelijk gemaakt welke relatie bestaat tussen het ontwerp van de les en de kerndoelen en leerlijnen.
Op basis van de beginsituatie is minimaal één relevant productdoel en minimaal één relevant doel op langere termijn beschreven.
4. De student kan op basis van het gekozen aspect een les ontwerpen waarbij de beginsituatie van de leerlingen, de doelen voor de leerlingen en de lesinhoud samenhangen.
De gekozen les is op een correcte wijze beschreven in het HvA-lesvoorbereidingsmodel.
In de lesbeschrijving is zichtbaar sprake van kennisoverdracht ten aanzien van het gekozen kenmerk in relatie tot het vakgebied.
C. Eindbeoordeling / cijfer
Uitmuntend = 10 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 12 punten.
Zeer goed = 9 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 11 punten.
Goed = 8 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 10 punten.
Ruim voldoende = 7 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 9 punten.
Voldoende = 6 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 8 punten.
Net niet voldoende = 5 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 7-9 punten.
Onvoldoende = 4 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 5-6 punten.
Ruim onvoldoende = 3 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 3-4 punten.
Slecht = 2 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 1-2 punten.
Zeer slecht = 1 Aan twee voorwaardelijke onderdelen is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 0 punten.
D. Feedback en opmerkingen kerndocent
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 48
BIJLAGE 2. | BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT KO 1.2 (beeldende vorming / muziek) Pabo HvA 2018-2019
Profileringsopdracht VT KO 1.2
Vakonderdeel 1: Beeldende vorming
Student: Beoordelende docent:
Cijfer2 vakonderdeel beeldende vorming:
Studentnummer:
Cursusjaar:
Klas:
Komt in aanmerking voor bonuspunt:
Datum beoordeling: ja/nee
A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
De student heeft de twee beeldende opdrachten gemaakt en aangeleverd. O O
De student heeft het beeldend portfolio met vooronderzoek en procesbeschrijving achteraf aangeleverd. O O
Het verslag voldoet aan de taalnorm van Pabo HvA. O O
B. Inhoudelijke criteria
Helemaal niet
(0 punten)
Niet helemaal (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
Je hebt basiskennis over de aangeboden materialen/ technieken en kan deze toepassen in het beeldend werk.
In opdracht 1 zijn verschillende Oost-Indische inkt- en collagetechnieken te zien.
In opdracht 2 is de plakkaatverf dekkend gebruikt en is er met verschillende gereedschappen gewerkt. Er is ook materieschilderwerk (structuurverf) te zien. Er is gemeten, geknipt, geplakt, gesneden, geritst en gevouwen, en alles is verzorgd afgewerkt.
Je hebt kennis genomen van de beeldaspecten en kan deze toepassen in je beeldende werk.
In opdracht 1 is gebruik gemaakt van structuren, texturen en lijnen, voor- en achtergrond, en overlappingen en afsnijdingen. Er is alleen in zwart, wit en grijswaarden gewerkt. Ook is er een trompe l’oeil effect toegepast doordat er iets uit de lijst komt.
In opdracht 2 zijn de steenstructuur en de metselverbanden met structuurverf aangebracht.
In opdracht 2 zijn de ramen ruimtelijk aangebracht, met optisch effect (kleiner wordend naar boven).
In opdracht 2 is vormdoorbrekend gewerkt (bijv. bij de speksteenlagen) en zijn aardekleuren gebruikt.
Je bent in staat een procesverslag te schrijven volgens het gegeven format op de DLWO.
Het verslag m.b.t. opdracht 2 voldoet aan de beantwoording van de vragen uit het verslagmodel werkproces achteraf
Inspiratiemateriaal en onderzoek (plaatwerk, schetsen, materiaalproeven) als proces zijn bij opdracht 2 zijn aanwezig.
Je bent in staat om de gegeven opdracht volgens de criteria uit te voeren
Bij opdracht 1 dient er een herkenbaar actueel zelfportret met persoonlijke attributen te zien, de lijst is een onderdeel van het te maken werk.
Bij opdracht 2 is er een specifiek type Amsterdams grachtenpand te zien. Ook is er een tafelgroepthema te zien.
Deze student komt in aanmerking voor een bonuspunt3 voor de vakopdracht KO 1.2
Doorhalen wat niet van toepassing is. ja nee
2 Het eindcijfer voor de vakopdracht KO 1.2 is het gemiddelde cijfer van het onderdeel beeldende vorming en het onderdeel muziek. 3 Een bonuspunt is je eindcijfer voor de gehele vakopdracht + 1. Een bonuspunt kan alleen worden toegekend als het eindcijfer minimaal een 6 is, én als je bij beide vakonderdelen een bijzondere kwaliteit hebt laten zien en/of een bijzondere prestatie hebt geleverd. De toekenning van een bonuspunt wordt altijd inhoudelijk toegelicht.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 49
D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent
C. Eindbeoordeling / cijfer ( 0 punten kan niet worden gecompenseerd, de rest wel).
Aantal punten
O Uitmuntend = 10 12
O Zeer goed = 9 11
O Goed = 8 9-10
O Ruim voldoende = 7 7-8
O Voldoende = 6 6
O Onvoldoende = 5 4-5
O Ruim onvoldoende = 4 3
O Ruim onvoldoende = 3 2
O Ruim onvoldoende = 2 1
O Geen punten = 1 0
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 50
Profileringsopdracht VT KO 1.2
Vakonderdeel 2: Muziek
Student: Beoordelende docent:
Cijfer4 vakonderdeel muziek:
Studentnummer:
Cursusjaar:
Klas:
Komt in aanmerking voor bonuspunt:
Datum beoordeling: ja/nee
Inhoudelijke criteria
Onvoldoende
(0 punten)
Niet helemaal
voldoende
( 1 punt)
Voldoende
(2 punten)
Goed
(3 punten)
1. Je kunt je vocaal presenteren.
Je kunt een eenstemmig lied op de juiste toonhoogte zingen
Je kunt in groep een canon/meerstemmig lied zingen
2. Je kent het voorgeschreven
liedrepertoire.
Je kunt de liederen van begin tot het eind zelfstandig zingen.
3. Je kunt een maat en/of
ritmebegeleiding uitvoeren.
Je kunt bij een liedbegeleiding onderscheid maken tussen maat en ritme.
Je kunt een genoteerd ritme lezen en uitvoeren.
4. Je kunt een klankspel ontwerpen
en uitvoeren.
Je kunt een klankspel bedenken met aandacht voor de klankeigenschappen.
Je kunt in een klankspel een vormtechniek verwerken.
Deze student komt in aanmerking voor een bonuspunt5 voor de vakopdracht KO 1.2
Doorhalen wat niet van toepassing is. ja nee
C. Eindbeoordeling / cijfer ( 0 punten kan niet worden gecompenseerd, de rest wel).
Aantal punten
O Uitmuntend = 10 12
O Zeer goed = 9 11
O Goed = 8 9-10
O Ruim voldoende = 7 7-8
O Voldoende = 6 6
O Onvoldoende = 5 4-5
O Ruim onvoldoende = 4 3
O Ruim onvoldoende = 3 2
O Ruim onvoldoende = 2 1
O Geen punten = 1 0
D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent
4 Het eindcijfer voor de vakopdracht KO 1.2 is het gemiddelde cijfer van het onderdeel beeldende vorming en het onderdeel muziek. 5 Een bonuspunt is je eindcijfer voor de gehele vakopdracht + 1. Een bonuspunt kan alleen worden toegekend als het eindcijfer minimaal een 6 is, én als je bij beide vakonderdelen een bijzondere kwaliteit hebt laten zien en/of een bijzondere prestatie hebt geleverd. De toekenning van een bonuspunt wordt altijd inhoudelijk toegelicht.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 51
BIJLAGE 3. | BEOORDELINGSFORMULIER CULTUURONDERWIJS VT 1.4 Pabo HvA 2018-2019
Student:
Klas:
Cijfer:
Datum:
Beoordelend kerndocent:
A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
1. De student heeft deelgenomen aan cultuurproject 1. O O
2. De student heeft deelgenomen aan cultuurproject 2. O O
3. Het verslag voldoet aan de taalnorm van Pabo HvA. O O
B. Inhoudelijke criteria
Onvoldoende
( 0 punten) Net niet
voldoende (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
Cultuurproject 1: De student heeft de eigen
culturele identiteit in beeld
gebracht.
In de identiteitscirkel maakt de student zichtbaar welke aspecten en mensen belangrijk zijn voor de eigen identiteit.
De student heeft een toelichting gegeven op de inhoud van de identiteitscirkel.
Cultuurproject 1: De student koppelt de eigen culturele identiteit aan de ervaringen van cultuurproject 1.
In de verwerkingsopdracht heeft de student duidelijk gemaakt op welke wijze de ervaringen van cultuurproject 1 van betekenis zijn geweest op de eigen culturele identiteit.
De student heeft in de verwerkingsopdracht een koppeling gemaakt tussen de eigen ervaringen en de professionele rol van leerkracht.
Cultuurproject 2: De student heeft een kunstpagina samengesteld waarin de eigen beleving van kunst zichtbaar wordt.
In de kunstpagina heeft de student de eigen beleving van kunst in het algemeen zichtbaar gemaakt.
In de kunstpagina heeft de student verschillende kunstdisciplines in beeld gebracht.
De student heeft zichtbaar aandacht besteed aan de vormgeving van de kunstpagina.
Cultuurproject 2: De student heeft de eigen ontwikkeling in kaart gebracht aan de hand van de drie basisberoepstaken cultuureducatie.
In de toelichting op de kunstpagina heeft de student een koppeling gemaakt tussen kennis over cultuurdragerschap in relatie tot de eigen beleving van kunst en de ervaringen van cultuurproject 2.
De student heeft de toelichting op kunstonderwijs onderbouwd met theorie en/of visie.
C. Eindbeoordeling / cijfer
Uitmuntend = 10 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 12 punten.
Zeer goed = 9 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 11 punten.
Goed = 8 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 10 punten.
Ruim voldoende = 7 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 9 punten.
Voldoende = 6 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 8 punten.
Net niet voldoende = 5 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 7-9 punten.
Onvoldoende = 4 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 5-6 punten.
Ruim onvoldoende = 3 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 3-4 punten.
Slecht = 2 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 1-2 punten.
Zeer slecht = 1 Aan twee voorwaardelijke onderdelen is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 0
punten.
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 52
D. Toelichting bij de beoordeling door de kerndocent:
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 53
BIJLAGE 4. | Beoordelingsformulier PPO 1.2 Functioneringsgesprek Pabo HvA 2018-2019
Student:
Cijfer: Klas:
Docent: Datum beoordeling:
A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
1. De student heeft het portfolio voor het tijdstip van het gesprek geactualiseerd en gedeeld met de kerndocent.
O O
2. De student beheerst taalniveau B2 op het domein van spreken (formatief). O O
B. Inhoudelijke criteria
Onvoldoende
(0 punten)
Niet helemaal
voldoende
(1 punten)
Voldoende
(2 punten)
Goed
(3 punten)
1. De student koppelt de
competentiematrix aan
zijn eigen ontwikkeling.
De student kan aan de hand van de gearceerde
onderdelen uit de competentiematrix zijn
ervaringen in studie en praktijk omschrijven.
2. De student beschrijft
eigen handelen in een
dilemma in de studie of
praktijk aan de hand van
de reflectiecyclus.
De student kan aan de hand van een casus uit
studie en/of praktijk dilemma’s omschrijven en
reflecteren op zijn denken en voelen en
handelen.
3. De student herkent in
onderwijssituaties de
theorie uit de opleiding.
De student kan theorie koppelen aan ervaringen
in studie en stage.
4. De student kan aan de
hand van zijn eigen
leerstijl ontwikkelpunten
beschrijven.
De student herkent zijn eigen leerstijl en kan
sterke punten en aandachtspunten benoemen
met betrekking tot de ontwikkeling in studie en
stage.
Bonus Het product is door
de docent beoordeeld als
origineel, excellent en
kenmerkt zich door
eigenheid.
+ Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer van toepassing, mits het eindcijfer minimaal een 6 is.
C. Eindbeoordeling / cijfer
Uitmuntend = 10 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 12 punten.
Zeer goed = 9 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 11 punten.
Goed = 8 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 10 punten.
Ruim voldoende = 7 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 9 punten.
Voldoende = 6 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 8 punten.
Net niet voldoende = 5 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 7-9 punten.
Onvoldoende = 4 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 5-6 punten.
Ruim onvoldoende = 3 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 3-4 punten.
Slecht = 2 Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 1-2 punten.
Zeer slecht = 1 Aan twee voorwaardelijke onderdelen is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 0 punten.
D. Aanvullende feedback en opmerkingen kerndocent
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 54
BIJLAGE 5. | De taalnorm van PABO HvA
TAALNORM SCHRIJVEN PABO HVA
2018-2019 Studiewijzer VT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 03-10-2018 - pagina 55
PROFESSIONEEL SCHRIJVEN
Pabo
Hogeschool van Amsterdam
KENMERKEN VAN EEN PROFESSIONELE TEKST
Afstemming op doel
De vormgeving van het schrijfproduct is conform de eisen (lay-out, spellingscontrole).
De structuur van het product is afgestemd op het doel (bijv. adviseren, informeren,
overtuigen).
Afstemming op publiek
Het taalgebruik en de toon passen bij het publiek (bijv. formeel/informeel,
populair/zakelijk).
Samenhang
Zinnen en alinea’s zijn verbonden door verbindingswoorden en overgangszinnen.
Verwijswoorden zijn correct.
De gedachtelijn is logisch en consequent.
Woordgebruik en woordenschat
Het woordgebruik is gevarieerd.
De woordkeuze is correct.
Voorzetsels en lidwoorden zijn goed gebruikt.
De woordkeuze is passend bij het jargon uit het beroepenveld.
Het betrekkelijk voornaamwoord is correct gebruikt (dat/wat, deze/die).
Spelling en grammatica
De zinsbouw is correct, ook in langere, samengestelde zinnen.
De spelling is correct.
Leesbaarheid
Er zijn witregels, alinea’s en/of kopjes gebruikt. De structuur hiervan is logisch en
bevordert de leesbaarheid.
Interpunctie is correct gebruikt.