Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als...

22
18533 07 Wet milieubeheer oprichtingsvergunning ProRail B.V. Regio Randstad Zuid Leiden, Stationsplein 1 spoorwegemplacement Verleend door het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland

Transcript of Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als...

Page 1: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

18533 07

Wet milieubeheer

oprichtingsvergunning

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

spoorwegemplacement

Verleend door het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland

Page 2: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

2

Milieuvergunning

Inhoud

1. Begrippen en afkortingen ............................................................................................................................... 3

2. Overwegingen .................................................................................................................................................. 5

2.1. Milieudienst West-Holland ..................................................................................................................... 5 2.2. De aanvraag ............................................................................................................................................... 5 2.3. Beoordeling aanvraag .............................................................................................................................. 6 2.4. Omschrijving van de inrichting .............................................................................................................. 6 2.5. Vergunningsituatie ................................................................................................................................... 7 2.6. De procedure ............................................................................................................................................. 7 2.7. De adviseurs .............................................................................................................................................. 7 2.8. Coördinatie met de Wvo .......................................................................................................................... 7 2.9. Overige regelgeving ................................................................................................................................. 7 2.10. Coördinatie met de Ww ......................................................................................................................... 8 2.11. Ongewoon voorval ................................................................................................................................. 8 2.12. Toelichting op de voorschriften ........................................................................................................... 8 2.13. Rechtsbescherming: zienswijzen en beroep ..................................................................................... 14 2.14. Wijziging ten opzichte van de ontwerpvergunning ......................................................................... 18 2.15. Conclusie ............................................................................................................................................... 18 2.16. Besluit .................................................................................................................................................... 18

3. Voorschriften milieuvergunning .................................................................................................................. 19

3.1. Geluid en trilling ..................................................................................................................................... 19 3.2. Afvalstoffen ............................................................................................................................................. 20 3.3. Bodem ...................................................................................................................................................... 21 3.4. Lucht ......................................................................................................................................................... 21 3.5. Wisselverwarmingsinstallaties op aardgas .......................................................................................... 21 3.6. Veiligheid ................................................................................................................................................ 21 3.7. Verruimde reikwijdte Wm .................................................................................................................... 22 3.8. Diversen ................................................................................................................................................... 22

Page 3: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

3

1. Begrippen en afkortingen

A1 , A2 en A3 :

resp. de streefwaarde voor de trillingsterkte Vmax,

de maximale waarde voor de trillingssterkte Vmax en

de streefwaarde voor de trillingssterkte Vper;

Afgewerkte olie:

afgewerkte smeer- en systeemolie zoals omschreven in de Europese

afvalstoffenlijst (Eural) (Staatscourant 28 maart 2002, nummer 62);

Afvalwater: Bedrijfsafvalwater, met uitzondering van huishoudelijk afvalwater

en hemelwater;

AMvB: Algemene Maatregel van Bestuur;

Awb: Algemene wet bestuursrecht;

BAT: Best Available Technics (de beste beschikbare technieken);

Bedrijfsafvalstoffen:

afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, afvalwater,

autowrakken of gevaarlijke afvalstoffen;

Bedrijfs-KGA:

klein gevaarlijk afval van bedrijven, in kleine partijen (minder dan

50 kg), dat tegen betaling bij het KCA-depot kan worden ingeleverd;

Bgh: Besluit geluidhinder;

Bgs: Besluit geluidhinder spoorwegen;

Bodem:

grond en/of grondwater;

BSB:

Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen;

EN: Europese Norm;

EnergieNed:

Vereniging van Energiedistributiebedrijven in Nederland;

Etmaalwaarde Letmaal: het hoogste van de volgende drie niveaus:

- Ldag (= LAr,LT); dag: 07.00-19.00 uur

- Lavond (=LAr,LT) + 5 dB; avond: 19.00-23.00 uur

- Lnacht (=LAr,LT) + 10 dB; nacht: 23.00-07.00 uur;

Equivalente geluidniveau (LAeq):

het energetisch gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter

plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid,

vastgesteld overeenkomstig de “Handleiding meten en rekenen

industrielawaai” van 1999;

Geluidgebeurtenis:

waarneembare verhoging van het equivalente geluidniveau

gedurende een beperkte tijd, hooguit enkele minuten, maar meestal

(veel) korter. Een geluidgebeurtenis wordt veroorzaakt door

bijvoorbeeld een passage van een trein, het (ont-)koppelen van

materieel, remmen;

Geluidgevoelige bestemmingen:

woningen, alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of

geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet

geluidhinder, met uitzondering van de dienst- of bedrijfswoning

behorende bij de inrichting;

Page 4: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

4

Geluidgevoelige ruimte van een

woning:

een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-,

woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is be-

stemd;

Geluidniveau: het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in

dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Elektrotechnische

Commissie (IEC) opgestelde regels, zoals neergelegd in de IEC-

publicatie nr. 651, uitgave 1979;

Geurmeting:

één geurmeting bestaat uit het aanbieden van (minstens) twee

aanbiedingsreeksen aan alle leden van een panel;

Gevaarlijke afvalstoffen:

afvalstoffen die op grond van de Europese afvalstoffenlijst (Eural)

(Staatscourant 28 maart 2002, nummer 62) als gevaarlijke

afvalstoffen moeten worden aangemerkt;

Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid;

Infomil: Informatiecentrum milieuvergunningen

Postbus 30732, 2500 GS Den Haag

Helpdesk: (070) 361 05 75

Fax: (070) 363 33 33

website: http://www.infomil.nl;

Inrichting:

elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij

bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere

begrenzing pleegt te worden verricht;

Ivb: Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

Langtijdgemiddeld

beoordelingsniveau (LAr,LT):

gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse

optredende geluid, gemeten in de loop van een bepaalde periode en

vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de ‘Handleiding meten en

rekenen industrielawaai’, uitgave 1999;

Lnight :

het equivalente geluidsniveau over de nachtperiode (van 23.00 tot

07.00 uur);

Milieudienst:

het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland.

Postadres: Postbus 159, 2300 AD Leiden

Bezoekadres: Schipholweg 128 te Leiden. tel. (071) 408 36 00,

telefax (071) 408 36 01; website: http://www.mdwh.nl;

Milieuvergunning:

vergunning in het kader van de Wet milieubeheer;

NEN:

Nederlandse Norm, een door het Nederlands Normalisatie Instituut

(NNI) uitgegeven norm;

Panel: een panel is een groep personen, gekwalificeerd voor het doen van

geurmetingen;

Piekniveau (LAmax):

maximaal geluidniveau gemeten in de meterstand ‘F’ of ‘fast’ en

vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de ‘Handleiding meten en

rekenen industrielawaai’, uitgave 1999;

Stankgevoelige objecten:

woningen, ziekenhuizen, campings e.d., zoals omschreven in de nota

stankbeleid van het Ministerie van VROM, 1992; alsook

kantoorgebouwen;

Page 5: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

5

VNG:

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Postbus 30435, 2500 GK Den Haag

tel. 070 373 83 93; fax 070 363 56 82;website: www.vng.nl;

Vmax (trillingsgrootheid): grootste waarde van veff,max in de beschouwde ruimte;

Vper (trillingsgrootheid): trillingssterkte over de beoordelingsperiode behorende bij de ruimte,

bepaald op basis van de kwadratisch gemiddelde effectieve waarde

van de maxima veff,max,30,i;

v(t) (trillingsgrootheid): momentane waarde van de gewogen trillingsgrootheid;

veff(t) (trillingsgrootheid): voortschrijdende effectieve waarde van de gewogen momentane

trillingsgrootheid;

veff,max (trillingsgrootheid): de grootste waarde van veff(t) over de meetduur;

veff,max,30,i (trillingsgrootheid): de grootste waarde van veff(t) in een tijdsinterval van 30 seconden;

Wbb:

Wet bodembescherming;

Wm: Wet milieubeheer;

Ww: Woningwet;

Woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat voor bewoning

wordt gebruikt of daartoe is bestemd, met uitzondering van een

dienst- of bedrijfswoning.

Voor zover een NEN, EN of NEN-EN, waarnaar in een voorschrift of in de begrippenlijst verwezen

wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de

vóór de datum, waarop de onderwerpelijke milieuvergunning is verleend, laatst uitgegeven norm met

de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen of - voor zover het op voornoemde

datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft - de norm die bij de aanleg

respectievelijk installatie van die constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het

voorschrift anders is bepaald.

2. Overwegingen

2.1. Milieudienst West-Holland De Milieudienst West-Holland voert de milieutaken uit voor de gemeente Leiden. De taken en

bevoegdheden van de Milieudienst zijn voor zover van toepassing vastgelegd in de Regeling

Milieudienst West-Holland. Deze regeling is op te vragen bij de Milieudienst.

2.2. De aanvraag Op 21 maart 2007 hebben wij een aanvraag ingevolge de Wm ontvangen van ProRail B.V. Regio

Randstad Zuid, hierna ProRail te noemen, voor het spoorwegemplacement te Leiden. Het betreft een

aanvraag voor een oprichtingsvergunning in het kader van de Wm.

De inrichting is gelegen ter hoogte van Stationsplein 1 te Leiden, kadastraal bekend gemeente

Leiden, secties, nummers: K, 5366; L, 1920, 1921, 2038, 2042, 2087, 2231, 2233 t/m 2237 en 2239

t/m 2248; M, 8420; P, 2961 gedeeltelijk, 3176, 3259 en 3260; R, 1538, 1540 en 1563; S, 417 en 418

en X 4017 gedeeltelijk.

Page 6: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

6

De inrichting valt onder de Wm en wel onder de omschrijving van categorie 14.1.a van bijlage I

behorende bij het Ivb.

Op de inrichting is de IPPC-richtlijn (96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake

geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) niet van toepassing.

Gelet op de werkzaamheden in de inrichting is er geen AMvB als bedoeld in artikel 8.40 Wm van

toepassing.

2.3. Beoordeling aanvraag De aanvraag bestaat uit het door de Milieudienst gebruikte formulier, een overzicht van de kadastrale

nummers, een toelichting op de inrichting, een overzicht van de wisselverwarmingen, een overzicht

van de gebruikte verlichtingsterkte van de sporen en een toelichting op de activiteiten van de Stichting

Bodemsanering NS-Percelen (SNBS) betreffende de bodem. Een akoestisch onderzoek met

rapportnummer FB 17634-1 van 1 maart 2007, inclusief een nadere uitleg daarvan, is als Bijlage 1 bij

de aanvraag gevoegd, maar maakt daar geen onderdeel van uit. Bij deze gebundelde aanvraag zijn nog

vijf tekeningen gevoegd. Aan de hand van deze stukken kan in voldoende mate worden beoordeeld of

de gevraagde beschikking kan worden afgegeven. De aanvraag is dan ook ontvankelijk verklaard en in

behandeling genomen.

2.4. Omschrijving van de inrichting De inrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd betreft het spoorwegemplacement te Leiden, met

als aard: het overstaan, opstellen, samenstellen en rangeren van treinmaterieel, het inwendig

schoonmaken van treinstellen, het doen van kleine herstellingen en het verwarmen van de

spoorwissels. Verder ‘het emplacement’ te noemen.

Het emplacement ligt in het baanvak Den Haag – Amsterdam en strekt zich uit van de Morsweg ter

hoogte van de Stuwstraat tot het Tennispark Haarlemmerweg ter hoogte van de Broekweg. Het

emplacement is ongeveer 2,5 kilometer lang en de grootste breedte bedraagt ongeveer 80 meter. De

begrenzing van de inrichting is duidelijk op te maken uit de bij de aanvraag behorende tekeningen.

De akoestisch relevante activiteiten vinden plaats rond het station en op het zuidwestelijke gedeelte van

het emplacement. Op het noordoostelijke deel van het emplacement vinden geen akoestisch relevante

activiteiten plaats.

Langs de akoestisch relevante delen van het emplacement liggen geluidgevoelige bestemmingen binnen

de akoestische invloedsfeer van de inrichting. Aan de zuidwestkant van de inrichting liggen in de

Transvaalbuurt/Lage Mors op korte afstand enkele woningen van derden. De afstand van de inrichting

tot de dichtstbijzijnde woning is in dit geval ongeveer 15 meter. Aan de noordoostkant ligt aan de

Albinusdreef op circa tien meter afstand van de inrichting een woon/kantoorgebouw en wordt er een

regionale opleidingsschool gerealiseerd. Op het emplacement zijn naast een aantal opstelsporen

voornamelijk sporen voor het doorgaande treinverkeer te vinden.

Het doorgaand treinverkeer valt buiten de activiteiten van deze inrichting en is dan ook niet in de

aanvraag of (ontwerp)vergunning opgenomen. De optredende geluidbelasting van de doorgaande treinen

moet namelijk worden beoordeeld aan de hand van het Bgh. Als doorgaand treinverkeer zijn in ieder

geval de treinen aan te merken die rijden onder een treinnummer en in een dienstregeling zijn

opgenomen. Ook valt het rijden naar het opstelpunt van de trein in afwachting van andere activiteiten en

het oprijden naar het punt van vertrek om weer aan de dienstregeling deel te nemen onder doorgaand

treinverkeer. Zie hiervoor ook onderdeel 2.12.1.

Op het emplacement vinden hoofdzakelijk de volgende activiteiten plaats: het verplaatsen van treinen,

het tijdelijk parkeren of in overstand opstellen, het samenstellen van treinen, het intern reinigen en het

verrichten van kleine noodreparaties. Voor deze vergunning is verder het toepassen van

wisselverwarming nog relevant.

De gegevens met betrekking tot de door de diverse activiteiten veroorzaakte geluidbelasting zijn

opgenomen in het akoestisch onderzoeksrapport dat als Bijlage 1 bij de aanvraag is gevoegd. Dit rapport

Page 7: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

7

maakt geen onderdeel uit van de vergunning daar dit anders tot een te rigide vergunning zou leiden.

Hierdoor kan enigszins met activiteiten worden geschoven mits aan de geluidnormen wordt voldaan. In

feite wordt geluidruimte aangevraagd voor bepaalde activiteiten.

Het station en de daarbij behorende gebouwen en installaties maken geen deel uit van de inrichting en

zijn dan ook niet in de aanvraag of (ontwerp)vergunning opgenomen.

2.5. Vergunningsituatie Sinds ongeveer 140 jaar is op deze locatie sprake van een spoorwegemplacement. Bij het in werking

treden van de Wm op 1 maart 1993 en het bijbehorende Ivb worden spoorwegemplacementen expliciet

in categorie 14 genoemd (in het onderhavige geval categorie 14.1, onder a, van bijlage I). Daarmee valt

de inrichting, evenals een honderdtal andere emplacementen in ons land, onder de werkingsfeer van de

Wm. Tot het moment dat deze vergunning formele rechtskracht heeft, is de inrichting in werking zonder

milieuvergunning.

2.6. De procedure In de Wm is bepaald dat bij de totstandkoming van de beschikking op de vergunningaanvraag afdeling

3.4 van de Awb (de uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van toepassing is. Deze procedure

bevat bepalingen over onder meer het bekend maken van het ontwerp van de vergunning, het ter

inzage leggen en inzien van stukken, het naar voren brengen van zienswijzen en de beslistermijn. Op

de te volgen procedure is ook hoofdstuk 13 Wm van toepassing. Een dergelijke procedure neemt

maximaal zes maanden in beslag. Binnen ongeveer drie maanden na binnenkomst van de aanvraag

wordt de ontwerpvergunning bekend gemaakt. Deze ligt gedurende zes weken ter inzage. Daarna

wordt een definitieve vergunning afgegeven. Indien geen zienswijzen zijn ingediend wordt de

definitieve vergunning binnen vier weken na afloop van de inzagetermijn, afgegeven. De in 2000

ingediende aanvraag voor een milieuvergunning is met het indienen van de nieuwe aanvraag door

ProRail ingetrokken.

2.7. De adviseurs Op grond van artikel 8.7 lid 1 Wm is de VROM-Inspectie regio Zuid-West (VIZW) te Rotterdam in de

gelegenheid gesteld om advies uit te brengen.

Op grond van het bepaalde in artikel 8.7 Wm juncto artikel 7.1 lid 2 sub a van het Ivb is de gemeente

Oegstgeest als betrokken bestuursorgaan in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. De inrichting is

namelijk gelegen binnen 200 meter van de grens met die gemeente.

2.8. Coördinatie met de Wvo Vanuit de inrichting wordt geen ander afvalwater dan regenwater op de openbare riolering geloosd. De

coördinatieplicht uit de Wvo is hierop niet van toepassing.

2.9. Overige regelgeving Op de inrichting is naast de Wm nog andere (milieu-)regelgeving van toepassing. Het betreft (niet

limitatief):

- Warenwetbesluit drukapparatuur;

- Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen;

- Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999);

- Geluidsnota Leiden van 28 juni 2005;

- Wet geluidhinder;

- Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

- Circulaire "Geluidhinder veroorzaakt door emplacementen”, Ministerie van VROM (13

januari 1998);

- Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (oktober 1998);

- Circulaire Beoordelingswijze piekgeluiden voor spoorwegemplacementen (19 december

2003);

- Wet bodembescherming.

Page 8: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

8

2.10. Coördinatie met de Ww In de Wm en de Ww zijn bepalingen opgenomen die de afstemming tussen de milieuvergunning en de

bouwvergunning regelen. In deze vergunningprocedure zijn de coördinatiebepalingen niet van

toepassing omdat er geen sprake is van bouwen in de zin van de Woningwet.

2.11. Ongewoon voorval Op grond van de artikelen 17.1 en 17.2 Wm moet de vergunninghouder een ongewoon voorval,

waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, aan de Milieudienst

melden. Ook moet de vergunninghouder onmiddellijk maatregelen nemen, welke redelijkerwijs van

hem kunnen worden verlangd, om de gevolgen van die gebeurtenis te voorkomen of, voor zover die

gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken.

2.12. Toelichting op de voorschriften

2.12.1. Geluid en trilling

2.12.1.1. Algemeen

De vergunningverlening ten aanzien van spoorwegemplacementen is in zijn algemeenheid

problematisch. Omdat de problematiek op akoestisch gebied en ook op het gebied van externe

veiligheid landelijk speelt, is gekozen voor een duurzame integrale aanpak waarmee het opnemen

van financieel onverantwoorde ad hoc maatregelen wordt vermeden. Deze strategie lijkt ons in

het belang van de omgeving van het emplacement en de aanvrager zelf. De duurzame integrale

aanpak bestaat grotendeels uit gericht onderzoek en de implementatie van de onderzoek-

resultaten. Met een dergelijke gerichte aanpak is nu al een grote milieuwinst behaald.

2.12.1.2. Bgh versus vergunningplicht

Het geluid van het doorgaande treinverkeer wordt beoordeeld aan de hand van het Bgh en valt

dus buiten deze vergunning in het kader van de Wm.

Het is bij de vergunningverlening van belang duidelijkheid te hebben over welke treinbewegingen

wel onder de vergunningplicht vallen en welke onder de werking van het Bgh vallen. Dat dit niet

altijd eenduidig is, blijkt uit de hierover ontstane jurisprudentie. De jurisprudentie geeft aan dat

een treinbeweging onder het Bgs (nu dus Bgh) valt zodra een trein in de dienstregeling is

opgenomen. Hiervan is sprake als:

- een trein onder nummer rijdt (ABRS 23 mei 2000, E0397.0598;

- de kenmerkende verlichting wordt gevoerd (bij één frontlicht is sprake van een

rangeerbeweging, bij drie frontlichten valt de trein onder de dienstregeling) (ABRS 28

januari 2004, 200300939/1, Sas van Gent (thans Terneuzen));

- een locomotief of treinstel moet kopmaken aan de andere zijde van de trein om de rit in de

dienstregeling te kunnen voortzetten (ABRS 27 februari 1998, E03.97.0643, Groningen;

ABRS 9 juni 2004, 200401619/1, Leiden).

In deze vergunning worden slechts die treinbewegingen vergund die niet onder de werking van

het Bgh vallen. Hierdoor valt onder meer het kopmaken van een locomotief buiten de reikwijdte

van deze vergunning. Ook het geluid van treinen die in afwachting van vertrek naar, of net

afkomstig zijn van een buiten de inrichting gelegen bestemming, dan wel hier naar op weg zijn en

treinen die van en naar de rangeerlocatie rijden moet worden beoordeeld aan de hand van het

Bgh.

2.12.1.3. Handreiking industrielawaai en vergunningverlening en de Geluidnota Leiden

Bij het opstellen van de ontwerpvergunningvoorschriften en de te hanteren normering is

aansluiting gezocht bij de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening, uitgave oktober

1998 (hierna: de Handreiking).

Page 9: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

9

De systematiek van de Handreiking sluit aan bij het gedachtegoed zoals dat onder andere in het

project Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid (MIG) is uitgewerkt. Dit houdt onder meer

in dat op basis van vastgesteld gemeentelijk beleid de gemeente grenswaarden kan stellen voor

het te vergunnen geluidsniveau binnen (delen van) de gemeente.

De Handreiking vervangt de Circulaire industrielawaai uit 1979. De praktijk wees uit dat de

systematiek van de Circulaire industrielawaai in sommige situaties te rigide was en geen ruimte

bood voor maatwerk. Tegelijkertijd is de ontwikkeling in het milieubeleid en de milieuwetgeving

dusdanig dat meer dan voorheen de lokale overheden verantwoordelijk zijn voor het lokale

geluidbeleid. De Handreiking moet gezien worden als een richtlijn voor het vaststellen van

beleidsregels in de gemeentelijke nota industrielawaai of de gemeentelijke Geluidnota.

Op 28 juni 2005 is de Geluidnota Leiden door de gemeenteraad vastgesteld. In de geluidnota is

gekozen voor een integrale benadering van de geluidproblematiek. Geen nota industrielawaai dus,

waarbij alleen het industrielawaai aan bod komt, maar een integrale benadering van geluid

waarbij zowel industrielawaai als rail- en wegverkeerslawaai worden behandeld.

In de geluidnota wordt de geluidskwaliteit van diverse gebieden beschreven, zo ook het gebied

rondom het station en emplacement, met name toegespitst op de ontwikkeling van nieuwe

geluidgevoelige locaties:

“Een voorbeeld van nieuwbouw op een bijzondere locatie bij een bedrijventerrein, waar

bovendien tijdelijk hogere geluidniveaus voorkomen, is de stationsomgeving. De belangrijkste

bron is hier het geluid van rijdende treinen. Dit geluid wordt veroorzaakt door doorgaande

treinen en treinen die op het emplacement aan het rangeren zijn. Deze geluiden zijn niet van

elkaar te onderscheiden. Het wettelijk regime is echter verschillend. Voor de doorgaande treinen

geldt het Besluit Geluidhinder Spoorwegen (BGS). Op grond daarvan kunnen woningen worden

gerealiseerd tot een maximale geluidsbelasting van 70 dB(A). Op de treinbewegingen op het

emplacement is echter het vergunningenregime van de Wet milieubeheer van toepassing - met

in het algemeen - een maximum van 50 dB(A).Voor de treinen die onder het emplacement

vallen is de Wm van toepassing. De geluidsbelasting veroorzaakt door doorgaand treinverkeer is

beduidend hoger dan de geluidsbelasting veroorzaakt door de rangeeractiviteiten op het

emplacement. Deze maskering rechtvaardigt een bijzondere beoordeling van het geluid van het

emplacement.

Het realiseren van nieuwbouw van woningen bij het emplacement is dus mogelijk tot 55 dB(A)

en tijdelijk zelfs tot 60 dB(A), omdat technische maatregelen getroffen gaan worden (PRIL).

Er ontstaat een milieuhygiënisch verantwoorde situatie omdat akoestische compensatie wordt

toegepast en gevelmaatregelen worden gedimensioneerd op het veel hogere geluidniveau van

doorgaande treinen.”

Voor het peiljaar 2005 bedraagt het geluidniveau vanwege het Bgh op de immissieposities tussen

de 64 en 70 dB(A); Het is gerechtvaardigd er van uit te gaan dat de akoestische,

milieuhygiënische situatie niet verslechtert als het maximaal vergunbare niveau vanwege het

emplacement voor het LAr,LT op 55 dB(A) wordt gesteld.

Voor nieuwe ontwikkelingen binnen de geluidsinvloedssfeer van het emplacement moet dus

worden voldaan aan de richtlijnen uit de geluidnota. Voor bestaande situaties moet nog

aansluiting worden gezocht bij Hoofdstuk 4 van de Handreiking.

Gezien de lange bestaansgeschiedenis van het emplacement wordt ondanks dat hier formeel

sprake is van een oprichtingsvergunning uitgegaan van een bestaande inrichting in de zin van

voornoemde Circulaire en Handreiking.

Bij dergelijke inrichtingen moet bij normering aansluiting worden gezocht bij de richtwaarden

voor woonomgevingen (indien van toepassing). De aard van de woonomgeving van het

emplacement is kenmerkend voor een woonwijk in de stad. De aanbevolen richtwaarden voor een

dergelijke woonomgeving is 50 dB(A) etmaalwaarde. Overschrijding van deze richtwaarden is

mogelijk tot het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Overschrijding van het

omgevingsgeluid tot een maximum etmaalwaarde van 55 dB(A) kan in sommige gevallen

toelaatbaar worden geacht.

Page 10: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

10

Wanneer het bestaande niveau hoger is dan de etmaalwaarde van 55 dB(A), dient 55 dB(A) of het

referentieniveau van het omgevingsgeluid als maximum te worden gehanteerd. Hierbij geldt

steeds dat een verhoging van de richtwaarden alleen kan worden toegestaan na toepassing van het

BAT-beginsel.

Het ministerie van Vrom heeft overigens, bij circulaire van oktober 1998, aanbevolen de

bestaande situatie voor emplacementen te vergunnen (ook als deze hogere geluidimmissies kent

dan 55 dB(A)) en middels een stappenplan de geluidbelasting terug te dringen naar voor de

omgeving passendere waarden. Hiertoe zijn vanuit de emplacementsbeheerder diverse projecten

opgestart en uitgevoerd. Pril 1B is inmiddels afgerond en heeft onder meer geresulteerd in het

omkasten van compressoren en generatoren. Daarnaast zijn emplacementspecifieke maatregelen

getroffen als het voegloos uitvoeren van het spoor. Sinds 2002 is men vanuit het

“Innovatieprogramma Geluid voor weg- en spoorverkeer” continue op zoek naar verdere

mogelijke reducties van het geluid van onder meer emplacementen en doorgaand treinverkeer.

2.12.1.4. Het Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT

Bij het opstellen van de vergunningvoorschriften is met vier verschillende situaties rekening

gehouden:

a) de zogenaamde zomer- (of normale) en wintersituatie

In de wintersituatie zijn, tijdens de overstand van materieel, installaties van de treinen, zoals

compressoren, langer in bedrijf om een bepaalde temperatuur te garanderen. Deze situatie doet

zich voor als de buitentemperatuur onder de +2 °C komt. De geluidbelasting neemt daarmee ook

toe. Het verschil in gevelbelasting tussen de zomer- en wintersituatie bedraagt maximaal 5 dB.

Dit relatief grote verschil komt echter alleen voor in de dagperiode waarbij het immissieniveau

nog ruim onder de 50 dB(A) blijft (maximaal 44 dB(A)). Voor de immissieposities waarbij de

gevelbelasting vanwege het emplacement boven de 50 dB(A) etmaalwaarde ligt blijkt het verschil

tussen de zomer- en wintersituatie maximaal 1 dB te bedragen. Er is derhalve gekozen om de

zomer- en wintersituatie niet apart te vergunnen maar de gevelbelasting vanwege de

wintersituatie te vergunnen. Deze situatie wordt als de representatieve bedrijfssituatie gezien.

Daar waar het berekende immissieniveau onder de 45 dB(A) etmaalwaarde uitkomt is 45 dB(A)

vergund. Een lager niveau wordt als onnodig bezwarend gezien en is bovendien niet

handhaafbaar gezien het hoge niveau van het omgevingsgeluid.

b) de situatie voor en na realisatie van het ROC-gebouw naast station Leiden

Aan de westzijde van het station, aan de noordkant van het spoor is nieuwbouw van het ROC

voorzien. De bouwaanvraag is nog niet ingediend, maar er is een aan zekerheid grenzende

waarschijnlijkheid dat deze aangevraagd en verleend zal worden. De start van de bouw is

vooralsnog in 2008 gepland. De realisatie van het ROC is onlangs in het Bestemmingsplan

Stationsgebied Zeezijde mogelijk gemaakt. Het ligt in de lijn der verwachting dat pal achter het

ROC-gebouw zorgwoningen en woningen voor het personeel van het LUMC worden

gerealiseerd. Het is de bedoeling dat deze woningen ook op korte termijn worden gerealiseerd.

Het bestemmingsplan maakt nog een gebouw mogelijk pal langs het spoor, even ten westen van

het ROC-gebouw. Voor deze locatie, waar op grond van het bestemmingsplan zowel

geluidgevoelige als niet-geluidgevoelige bestemmingen mogelijk zijn, bestaan nog geen concrete

plannen.

Gezien voorgaande is bij deze vergunning rekening gehouden met de bouw van zowel het ROC

als de zorgwoningen, waarbij het ROC als eerste gerealiseerd zal zijn. Het ROC-gebouw zal

zowel een afschermende als een enigszins reflecterende werking hebben.

Andere nieuwe bestemmingen binnen het bestemmingsplan Stationsgebied Zeezijde, waarvoor

nog geen concrete invulling bestaat, zijn wel doorgerekend door akoestisch bureau Peutz maar

verder buiten beschouwing gelaten. Dit betekent dat de geluidruimte die is aangevraagd voor

positie 6 (geprojecteerde bebouwing) in deze vergunning niet wordt opgenomen. Het is nog niet

duidelijk of er een geluidgevoelige bestemming zal komen en al helemaal niet wanneer er

gebouwd gaat worden. Wel is uit het onderzoek duidelijk geworden dat deze vergunning de

realisatie ervan niet onmogelijk maakt.

Page 11: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

11

Resultaten berekeningen LAr,LT

Uit de berekeningen van Peutz bleek dat zonder aanvullende maatregelen niet alleen de

streefwaarde van 50 dB(A) wordt overschreden (op vier posities van bestaande geluidgevoelige

bestemmingen), maar ook de maximale grenswaarde van 55 dB(A) nog op twee posities

(bestaand) met 2 dB wordt overschreden. Zonder maatregelen zouden ook geprojecteerde

bestemmingen een te hoge gevelbelasting gaan ontvangen.

Op basis van het project “Uitvoering Programma Geluid Emplacementen” (UPGE) zal, om

booggeluid bij wisselpassages te reduceren, gebruik worden gemaakt van frictieverbeteraars (ook

wel spoorstaafconditioneringssysteem, SSCS of spoorstaafsmeerinstallatie genoemd). Hierbij kan

een reductie van 10 dB(A) gehaald worden van het booggeluid bij wisselpassages. Uitgangspunt

bij het toepassen van deze installaties is een etmaalwaarde van maximaal 50 dB(A) te

bewerkstelligen. Bijkomend voordeel van deze installaties is dat ook het geluidniveau vanwege

doorgaand treinverkeer over deze wissels wordt gereduceerd. De plaatsing van deze installatie zal

naar verwachting in 2007 worden gerealiseerd en dus mogelijk aanwezig zijn op het moment dat

deze vergunning in werking treedt. Na aanbrengen van de installaties wordt nog op slechts twee

bestaande locaties, zowel in de zomer- als in de wintersituatie, een etmaalwaarde van 50 dB(A)

met maximaal 2 tot 3 dB(A) overschreden. Op alle posities, zowel op de bestaande als de

geprojecteerde, zal worden voldaan aan de maximale etmaalwaarde van 55 dB(A). Aanvullende

maatregelen zouden alleen nog kunnen bestaan in overdrachtsmaatregelen, te weten

geluidschermen. Een van de twee posities (immissiepositie 12) ligt echter op een hoogte van 20

m. Geluidschermen zullen hiervoor niet effectief zijn. Op de andere positie (immissiepositie 32)

zijn al geluidschermen aanwezig. De vervanging van deze geluidschermen door hogere zijn niet

kosten-baten effectief. Het effect van de noodzakelijke 2 dB(A) reductie zal niet merkbaar zijn.

Om aan de vereiste binnenwaarde van Lnight van 25 dB(A) te voldoen is bij een gevelbelasting van

42 dB(A) in de nachtperiode een geluidwering van de gevel nodig van minimaal 17 dB(A). Deze

waarde wordt al gehaald met een éénsteensmuur met enkelglas. Bovendien is de gevelisolatie al

gebaseerd op een veel hoger geluidniveau vanwege het doorgaande treinverkeer. Het vervangen

van het bestaande scherm door een scherm van een halve meter hoger wordt daarom als onnodig

bezwarend en weinig effectief gezien.

2.12.1.5. Piekgeluiden

Een andere nieuwe ontwikkeling betreft de beoordeling van piekgeluiden.

In de Staatscourant van 27 januari 2004 is de Circulaire "Beoordelingswijze piekgeluiden voor

spoorwegemplacementen" van 19 december 2003 gepubliceerd.

In deze circulaire adviseert het ministerie van VROM over de vergunningverlening aan

spoorwegemplacementen met betrekking tot activiteiten die piekgeluiden veroorzaken. Hiermee

wordt de beoordelingswijze van piekgeluiden voor spoorwegemplacementen op basis van de

Handreiking op dit punt verlaten. De nieuwe beoordelingswijze geeft naar het oordeel van het

ministerie afdoende bescherming tegen optredende schrik- en ontwaakreacties.

Voor de beoordeling van piekgeluiden kunnen conform de circulaire vier stappen worden

onderscheiden.

Stap 1: Stijgsnelheid optredende geluidgebeurtenissen

Voor de bescherming tegen schrikreacties richt de nieuwe circulaire zich op de stijgsnelheden die

optreden bij de geluidgebeurtenissen op een emplacement. Uit onderzoek is gebleken dat bij een

stijgsnelheid onder de 15 dB/s geen schrikreactie valt te verwachten. Voor dergelijke

piekgeluiden hoeven geen eisen gesteld te worden, anders dan dat deze wel bij de beoordeling

van het LAr,LT moeten worden meegnomen.

Stap 2: Vermijdbaarheid

In de Bijlage van de circulaire wordt naar het onderzoek verwezen van bureau M+P van 2002:

" Inventarisatie stijgtijden geluidsgebeurtenissen bij inrichtingen". Hieruit volgt dat op het

emplacement ten gevolge van booggeluid bij wisselpassage en bij remgeluid een stijgsnelheid

tussen de 15 en 50 dB/s te verwachten is.

Page 12: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

12

De circulaire stelt dat voor geluidgebeurtenissen met stijgsnelheden groter dan 15 dB/s moet

worden nagegaan in hoeverre deze kunnen worden voorkomen. De pieken die ontstaan bij het

met blokremmen uitgevoerde Mat.’64 zullen met het vervangen van dit materieel verdwijnen. Er

is op dit moment echter nog niet aan te geven wanneer dit materieel zal zijn vervangen.

Om de hinder van pieken van het booggeluid bij wissels te verminderen biedt een

spoorstaafsmeerinstallatie (frictieverbeteraar) uitkomst.

Daarnaast is het complete spoor van het emplacement inmiddels voegloos uitgevoerd om

piekgeluiden te voorkomen.

Deze maatregelen moeten er toe leiden dat de vermijdbare pieken daadwerkelijk worden

voorkomen.

Stap 3: Relevantie van geluidgebeurtenissen

Er moet worden nagegaan of de betreffende geluidgebeurtenissen bepalend zijn voor het

equivalente geluidniveau. In het algemeen kan gesteld worden dat hiervan sprake is als zonder die

betreffende geluidgebeurtenis het resterende equivalente geluidniveau veroorzaakt vanwege het

emplacement ten minste 10 dB(A) lager is. Zonder toepassing van een spoorstaafsmeerinstallatie

is dit het geval voor posities 4 en 10. In dat geval zou op grond van de Circulaire piekgeluiden

een straffactor van 5 dB(A) toegepast moeten worden. Door toepassing van een smeerinstallatie

vervalt deze straffactor.

Stap 4: Herkenbaarheid geluidgebeurtenissen

Ook moet worden nagegaan of de geluidsgebeurtenissen ter plaatse van het beoordelingspunt

duidelijk herkenbaar zijn. Op het emplacement zijn de geluidgebeurtenissen vergelijkbaar met die

van het doorgaande treinverkeer. Bovendien is de frequentie van het optreden van de

piekgeluiden vanwege het emplacement een fractie van het aantal piekgeluiden vanwege het

doorgaande treinverkeer. Aldus kan gesteld worden dat de niet-vermijdbare piekgeluiden ten

gevolge van het emplacement akoestisch niet herkenbaar zijn ten opzichte van de piekgeluiden

die ten gevolge van het doorgaande treinverkeer optreden. Er wordt geen straffactor toegepast op

het equivalente geluidniveau.

In de circulaire wordt het dringende advies gegeven in de slaapkamer een Lnight van 25 dB(A) te

hanteren. Er kan in het algemeen gesteld worden dat een woning waarbij geen sprake is van

achterstallig onderhoud een gevelisolatie van ten minste 20 dB(A) gegarandeerd is, zelfs met

enkelglas in de ramen. De gevelwering is vooral afhankelijk van de toegepaste

ventilatievoorziening en wijze van kierdichting. Dit houdt in dat indien de gevelbelasting meer

dan 25 + 20 = 45 dB(A) bedraagt de mogelijkheid dat niet aan een Lnight van 25 dB(A) wordt

voldaan onderzocht moet worden. Onder deze waarde kan gesteld worden dat hier wel aan

voldaan wordt. Aangezien de hoogst berekende gevelbelasting ten gevolge van het emplacement

43 dB(A) in de nachtperiode bedraagt, kan de verwachting worden uitgesproken dat ten gevolge

van het emplacement een Lnight van 25 dB(A) in de slaapkamers wordt gegarandeerd.

2.12.1.6. Beoordeling huidige representatieve geluidsituatie

Bijlage 1 van de aanvraag bevat de rapportage van het akoestisch onderzoek met kenmerk FB

17634-1 d.d. 1 maart 2007. Deze rapportage geeft aan welke geluidruimte noodzakelijk is voor de

representatieve bedrijfssituatie. De benodigde geluidruimte is in de aanvraag weergegeven.

2.12.1.7. Trillingen

Op basis van de gegevens, verstrekt in paragraaf 3.3.10 van de aanvraag, is ten gevolge van de

activiteiten op het emplacement Leiden geen trillinghinder te verwachten.

Indien trillinghinder wordt ondervonden in de omgeving van emplacementen wordt dit doorgaans

veroorzaakt door het met hoge snelheid passeren van doorgaande treinen. Deze vallen niet onder

de vergunningplicht in het kader van de Wm en zijn derhalve buiten beschouwing gelaten.

Trillinghinder in het kader van de Wm wordt getoetst aan de algemeen aanvaarde Meet- en

beoordelingsrichtlijn deel B: Hinder voor personen in gebouwen, uitgave augustus 2002 van de

Stichting Bouwresearch (deze richtlijn vervangt de eerdere gelijknamige uitgave, Richtlijn 2, uit

Page 13: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

13

1993). Indien onverhoopt toch trillinghinder optreedt zal worden getoetst aan voorschrift 3.1.7.

De trillingsnormen uit dit voorschrift zijn afgeleid van de streefwaarden genoemd in tabel 2 en 3

van voornoemde richtlijn. Deze tabellen geven de streefwaarden voor continue voorkomende

trillingen gedurende lange tijd (bijvoorbeeld ten gevolge van compressoren, generatoren,

ventilatoren van overstaande treinen) en herhaald voorkomende trillingen gedurende lange tijd

(bijvoorbeeld ten gevolge van rangeerbewegingen).

2.12.2. Bodem ProRail heeft een calamiteitenregeling afgesloten met een deskundig bureau om een optredende

bodemverontreiniging te kunnen beheersen. Daarnaast is een convenant ondertekend met de

verplichting om de bodemsituatie in kaart te brengen en eventueel te saneren. De opgenomen

voorschriften hebben tot doel bodemverontreiniging te voorkomen en de nulsituatie van de

bodem van de inrichting met voorrang vast te leggen.

2.12.3. Lucht Bijzondere emissie van geur of stank vanuit de inrichting naar de lucht valt niet te verwachten,

behalve eventueel vanuit een stilstaande (niet deugdelijk afgesloten) goederentrein. Een

dergelijke trein behoort niet tot de inrichting behoort. Wel komen door remmen en slijtage van

het spoor ijzer- en koperdeeltjes vrij. Door de grootte van de deeltjes blijven deze echter vlakbij

het spoor. De omgevingslucht wordt derhalve niet gecontamineerd en volstaat een algemeen

voorschrift.

2.12.4. Wisselverwarmingsinstallaties op aardgas De wisselverwarming op aardgas is door ProRail omgeven door keurmerken en veiligheids-

maatregelen. In paragraaf 3.2.3 van de aanvraag wordt hier uitgebreid op ingegaan. Het in de

voorschriften stellen van normen waaraan moet worden voldaan en het verplichten tot regelmatig

onderhoud geeft dan ook voldoende waarborg voor het optimaal functioneren van de installatie.

2.12.5. Veiligheid

Naast het gestelde onder 2.11.5 van de aanvraag, besteedt ProRail ruim aandacht aan de

beveiliging van de sporen en de wissels. Mocht er toch een calamiteit optreden, dan is er door

ProRail een “Calamiteitenplan Rail” opgesteld waarin onder andere aandacht wordt besteed aan

een goede samenwerking met de benodigde hulpdiensten. Dit calamiteitenplan is volgens de

regels van de door de overheid opgestelde “Leidraad Voorbereiding Treinincident

Bestrijding”opgesteld. Naast de voorschriften over de elektrische installatie en de

brandblusmiddelen wordt door de Milieudienst in het hoofdstuk Veiligheid aangesloten bij

voornoemd calamiteitenplan. Met het geheel wordt beoogd de veiligheid zo maximaal mogelijk te

laten zijn. Op het emplacement wordt momenteel niet met gevaarlijke stoffen gewerkt of gereden.

In de toekomst wordt misschien een opslagvoorziening gerealiseerd voor schoonmaakmiddelen

die wel als gevaarlijk zijn aangeduid. Die moeten dan worden opgeslagen conform de PGS 15.

2.12.6. Verruimde reikwijdte Wm Verruimde reikwijdte Wm staat voor een doelmatige verwijdering van afvalstoffen, zorg voor een

zuinig gebruik van energie en grondstoffen en voor het beperken van de nadelige gevolgen voor

het milieu als gevolg van het vervoer van goederen en personen van en naar de inrichting.

Per aspect hebben wij de aanvraag beoordeeld en een afweging gemaakt omtrent het opnemen

van voorschriften. Als het betreffende aspect reeds elders in de considerans besproken wordt, is in

die paragraaf een toelichting opgenomen en volstaan wij hier met een verwijzing daarnaar.

− Energie: In de circulaire ‘Energie in de milieuvergunning’ uit 1999 van de ministeries van

VROM en EZ worden normen genoemd waarboven het redelijk wordt geacht om een onderzoek

te verlangen naar de mogelijkheden van energiebesparing. Deze bedragen 25.000 m3 aardgas (of

een equivalente hoeveelheid gasolie of een andere brandstof) en 50.000 kWh elektriciteit. De

Milieudienst heeft als beleid om deze normen te volgen. ProRail blijft met een gebruik van

minder dan 150 m3 gas per jaar ver onder de norm. Het verbruik van elektriciteit voor de

Page 14: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

14

aansturing van de wissels komt voor het overgrote deel (zeker 85 %) ten laste van het doorgaand

treinverkeer en het energieverbruik voor de treinen en de locomotieven wordt op landelijk niveau

geregeld. Hiertoe heeft de Nederlandse Spoorwegen een Meerjarenafspraak (MJA) gemaakt met

de overheid. Deze MJA loopt tot 2010 en is ter informatie aan de aanvraag toegevoegd. Het

elektriciteitsverbruik is verder niet op inrichtingniveau aan te geven. In verband hiermee is geen

aparte onderzoeksverplichting opgenomen.

− Water: er is geen waterverbruik in de inrichting.

− Afval: In de ‘Leidraad afvalpreventie’ van InfoMil is een checklist opgenomen waarin

alle afgevoerde hoeveelheden afvalstoffen en het afvalwater worden omgezet naar punten. Boven

een bepaald aantal punten wordt het redelijk geacht een onderzoek te eisen. In de Besluiten op

grond van artikel 8.40 Wm staat geen ondergrens genoemd waarboven een onderzoek redelijk

zou zijn. De Milieudienst heeft als beleid dat bij 20 werknemers of meer, aan de hand van het

puntensysteem uit de ‘Leidraadafvalpreventie’ van InfoMil, beoordeeld wordt in hoeverre nader

onderzoek nodig is.

Bij ProRail is het aantal werknemers dat specifiek kan worden toegeschreven aan de inrichting,

behoudens een machinist, één of enkele toezichthouder(s) en een schoonmaakploeg, moeilijk vast

te stellen. Uitgaande van voornoemde functionarissen blijft het aantal werknemers onder de norm.

Een onderzoeksverplichting is dan ook niet opgenomen. Te wensen valt slechts dat door ProRail

een landelijk of Europees beleid betreffende afvalpreventie wordt gestimuleerd.

Daarnaast heeft de Milieudienst als beleid dat, mits er afvalstoffen vrijkomen, er altijd

voorschriften over afvalscheiding opgenomen worden. ProRail voert in de aanvraag goede

argumenten aan waarom de afvalscheiding vanuit de treinen momenteel niet mogelijk is. Wellicht

dat dit in de toekomst, door bijvoorbeeld te zorgen voor aparte papier- of krantenbakken in de

treinen, verbetering in kan komen.

Betreffende afvalwater: er wordt vanuit de inrichting alleen regenwater geloosd op het

gemeentelijk riool, er zijn dan ook geen afvalwatervoorschriften opgenomen.

− Grondstoffen: naast gas en elektra zijn voor de inrichting slechts schoonmaakmiddelen als

substantiële grondstof aan te merken. Gezien het regionale landelijk karakter van de

schoonmaakactiviteiten is het weinig zinvol om een schatting te maken van wat er exact ten laste

komt van de inrichting, maar zal dat in breder verband moeten worden afgewogen. In verband

hiermee zijn algemene voorschriften gesteld om het grondstofgebruik zo veel mogelijk te

beperken.

− Vervoer: in de handreiking ”Wegen naar preventie bij bedrijven” uit 2005 van InfoMil

zijn als grenzen genoemd: meer dan 100 werknemers en/of meer dan 500 bezoekers per dag en/of

meer dan 2 miljoen transportkilometers per jaar voor verladers of uitbesteed vervoer en/of meer

dan 1 miljoen transportkilometers per jaar voor eigen vervoerders. De Milieudienst heeft als

beleid dat boven deze normen onderzocht moet worden of het aantal vervoersbewegingen beperkt

kan worden. ProRail heeft geen bezoekers, een zeer beperkt aantal transportkilometers voor

vracht en blijft met het aantal werknemers ruim onder deze norm. In verband hiermee is geen

onderzoeksverplichting opgenomen.

− Duurzaam bouwen (Dubo): op de inrichting zijn geen regels of afspraken betreffende

duurzaam bouwen van toepassing of binnen afzienbare tijd te verwachten.

2.13. Rechtsbescherming: zienswijzen en beroep Naar aanleiding van de ontwerpvergunning zijn zienswijzen ingebracht door:

- ProRail, mevrouw L. Smith, Postbus 2625, 3000 CP Rotterdam.

- De heer mr. drs. J.F. Snik, , Laan van Oud Poelgeest 24, 2341 NK Oegstgeest (namens mevrouw

A.D. van der Ploeg);

- De heer en mevrouw F.F.H.J. van der Reijden-Chen, Morsweg 198, 2332 ET Leiden;

- Mevrouw P. Hoogeveen, Morsweg 146a, 2332 ER Leiden;

Page 15: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

15

- Buurtvereniging Transvaal, Morsweg 146a, 2332 ER Leiden.

Hierna worden de zienswijzen verkort cursief weergegeven met daaronder de reactie van de

Milieudienst.

2.13.1. Op bladzijde 9 staat bij de vierde alinea “Dit geluid wordt veroorzaakt … van elkaar te

onderscheiden.” Achter “doorgaande” moeten de woorden “treinen en” worden

toegevoegd.

Naar aanleiding van deze zienswijze is de bedoelde zin aangepast.

2.13.2. Op bladzijde 9 staat bij de vijfde alinea dat er technische maatregelen getroffen gaan

worden (PRIL). Het project industrielawaai (te noemen PRIL) is echter volledig uitgevoerd

met het gevolg dat verdere technische maatregelen in dit verband achterwege blijven.

In de bedoelde alinea wordt de gemeentelijke Geluidnota geciteerd, hetgeen onder andere

blijkt uit de aanhalingstekens. In die zin behoeft de alinea niet te worden aangepast.

2.13.3. In de tweede alinea van bladzijde 11 staat dat naar verwachting halverwege 2007 de

spoorstaafsmeerinstallatie is aangebracht. Dit zou als volgt moeten worden aangepast: De

plaatsing van deze installatie zal naar verwachting in 2007 worden gerealiseerd.

Naar aanleiding van deze zienswijze is de bedoelde alinea aangepast zoals voorgesteld.

2.13.4. In voorschrift 3.1.3 staat dat wissels voegloos moeten worden uitgevoerd. Hieraan zou

de zinsnede “voor zover technisch mogelijk” moeten worden toegevoegd.

Naar aanleiding van deze zienswijze is zoals voorgesteld het bedoelde voorschrift aangepast.

2.13.5. Voorschrift 3.1.4 eist een activiteitenverslag van maximaal de voorgaande zes maanden

dat op verzoek van het bevoegd gezag moet worden overgelegd. Momenteel is er geen

systeem voorhanden, waar de gevraagde gegevens in zijn opgenomen. Het opzetten van een

dergelijk systeem brengt grote kosten met zich. Daarmee is dit voorschrift, afgezet tegen het

daarmee beoogde resultaat, onevenredig zwaar.

Aanvrager is doende een Integraal Capaciteits Managementsysteem (ICM) op te zetten. Dit

ICM levert plannormen op diverse detailniveaus. Het doel is om deze plannormen te

gebruiken bij het toedelen van activiteiten van vervoerders op het emplacement binnen het

kader van de milieuvergunning. In een dergelijk activiteitenplan zijn alle geplande

rangeerbewegingen op het emplacement opgenomen. De Milieudienst meent dat met een

dergelijk plan vergelijkbaar en in voldoende mate aan voorschrift 3.1.4, zoals opgenomen in

de ontwerpvergunning, tegemoet wordt gekomen. Dit voorschrift is als zodanig aangepast.

2.13.6. Voorschrift 3.16 stelt dat er geen sluitfluit mag worden gebruikt. Bij een enkel treintype

is het niet mogelijk de deuren te sluiten zonder daarbij de sluitfluit te laten klinken. Het

voorschrift zou als volgt aangepast moeten worden: “De automatische sluitfluit mag niet

worden gebruikt, tenzij dit technisch onmogelijk is.” Naast deze zienswijze van ProRail

worden door een omwonende ook opmerkingen over de sluitfluit gemaakt.

Momenteel wordt het emplacement alleen aangedaan door het zogenaamde Mat’64

(hondekop). Dit materieel is niet voorzien van een sluitfluit. In de toekomst zou het

emplacement ook gebruikt kunnen worden door ander materieel. Alleen het SGM

(Stadsgewestelijk materieel of sprinter) heeft een sluitfluit die niet is uit te zetten. Er is een

zeer kleine kans dat het SGM in de toekomst op emplacement opgesteld wordt om inwendig

schoongemaakt te worden. Bij het sluiten van de deuren zal dan de sluitfluit klinken. Omdat

het ook niet volledig is uit te sluiten dat ander materieel dan Mat’64 en SGM het

Page 16: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

16

emplacement zal aandoen zal het voorschrift blijven staan en ten behoeve van het SGM

worden aangepast: “ Voor al het materieel, met uitzondering van het Stadsgewestelijk

Materieel, geldt dat een automatische sluitfluit niet mag worden gebruikt, tenzij dit technisch

onmogelijk is”.

2.13.7. Binnen de grens van de inrichting zijn geen ondergrondse of bovengrondse tanks

aanwezig. Evenmin vinden er bodembedreigende processen/activiteiten plaats. Het is dan

ook niet noodzakelijk om een nulsituatie van de bodem vast te leggen. Verzocht wordt de

voorschriften 3.3.3 en 3.3.4 niet op te nemen.

Nu er geen tanks aanwezig zijn en ook geen bodembedreigende processen en/of activiteiten

plaatsvinden is het handhaven van de voorschriften 3.3.3 en 3.3.4 niet zinvol. In de

definitieve vergunning zijn deze voorschriften dan ook niet opgenomen.

2.13.8. Uit de ontwerpvergunning is af te leiden dat voor wat betreft het noordoostelijke deel

(immissiepunten 6 tot en met 17, figuur 1 bijlage zienswijzen) van de inrichting geen

milieubelasting vanwege geluid zal optreden. Voorgesteld wordt de begrenzing van de

inrichting te beperken tot de posities als vermeld in de ontwerpvergunning onder punt 3.1.4

of een voorwaarde in de vergunning op te nemen in welk deel van de inrichting uitsluitend

de vergunningplichtige activiteiten mogen plaatsvinden. Dit is van belang nu het akoestisch

onderzoek zich niet uitstrekt tot de omgeving van de Boerhaavelaan.

Het uitgangspunt voor de vergunningverlening is de aanvraag. De Milieudienst zal aan de

hand van de aanvraag moeten bezien of een vergunning in het belang van de bescherming

van het milieu onder beperkingen kan worden verleend. Het is dan ook niet aan de

Milieudienst om de begrenzing van de inrichting te beperken. Voor de aanvrager is een

dergelijke aanpassing niet opportuun.

Hoewel het akoestisch rapport er geen melding van maakt is de gevelbelasting van positie 13

in de Boerhaavelaan wel bepaald. In totaal zijn ruim 40 posities beoordeeld. Van deze

posities zijn de belangrijkste opgenomen. Posities die al worden gedekt door andere posities

zijn niet opgenomen. Zo bieden de geluidnormen op posities 12 en 14 voldoende garantie

voor de te verwachten gevelbelasting op de, verder van het emplacement gelegen, positie 13

aan de Boerhaavelaan. Echter, ten einde te voorkomen dat woningen die nog verder ten

noordoosten van positie 14 liggen niet beschermd worden voor mogelijke activiteiten op het

emplacement worden twee posities aan de vergunning toegevoegd, te weten positie 17 en 20.

Deze posities zijn overigens reeds meegnomen in het akoestisch onderzoek. Op deze posities

wordt een etmaalwaarde van 45 dB(A) opgenomen. Dit niveau is dermate laag dat geen

hinder valt te verwachten. Op grond van deze zienswijze wordt Tabel I van voorschrift 3.1.1

aangepast door toevoeging van positie 17 en 20.

2.13.9. Aangenomen wordt dat sprake is van een milieuvergunning op hoofdlijnen. Het aantal

middel- en controlevoorschriften is in relatie tot de complexiteit van de inrichting uiterst

beperkt. Tenminste de volgende voorwaarden moeten aan de vergunning worden verbonden:

- Aanvrager dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd bedrijfsmilieuplan te hebben;

- Aanvrager dient over een gecertificeerd milieuzorgsysteem te beschikken en

- Aanvrager dient jaarlijks een milieuverslag uit te brengen.

De aanvraag voor de milieuvergunning is niet gericht op een vergunning op hoofdzaken. Dit

is dan ook voor de Milieudienst geen uitgangspunt geweest. Er zijn dan ook zowel middel-

als doelvoorschriften in de vergunning opgenomen. Nu er geen sprake is van een vergunning

op hoofdzaken behoeft aanvrager niet aan de in de zienswijze genoemde vereisten te

voldoen.

Page 17: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

17

2.13.10. De geluidhinder voor de omwonenden van de inrichting treedt met name op in de

nachtperiode als er weinig doorgaande treinen zijn en praktisch geen weg- en vliegverkeer.

De vergunde geluidruimte is voor de nachtperiode hoog en overschrijdt het referentieniveau.

Streefwaarden hoger dan 35 dB(A) moeten als onaanvaardbaar worden geacht, mede gelet

op de aard en de ligging van de akoestisch relevante objecten. Bij een hogere waarde dan 35

dB(A) is geen Lnight van 25 dB(A) in geluidgevoelige ruimten te garanderen. Op basis van

de huidige Vrom-richtlijnen moet zelfs gestreefd worden naar een lagere Lnight-waarde.

Hier is geen onderzoek naar verricht.

De omgeving is aangemerkt als een woonwijk in de stad, waarbij de aanbevolen richtwaarde

40 dB(A) in de nachtperiode bedraagt. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat het

referentieniveau van het omgevingsgeluid hier bovenuit zal komen. Op basis van de eerder

vermelde bestuurlijke afweging wordt een hogere norm als aanvaardbaar gezien.

Op basis van het Bouwbesluit mag verwacht worden dat een gevel een minimale

geluidreductie van 20 dB(A) oplevert. Voor betreffende woningen, waar in het kader van

Rail21 geluidreducerende maatregelen zijn getroffen op basis van een veel hogere

gevelbelasting dan die vanwege het emplacement, ligt de geluidreductie nog een stuk hoger.

Uitgaande van een geluidreductie van 20 dB(A) wordt een Lnight van 25 dB(A) al

gegarandeerd bij een gevelbelasting van 45 dB(A). Nu deze maximaal 43 dB(A) bedraagt is

een binnenniveau van 25 dB(A) gegarandeerd. Voor een lagere waarde voor Lnight dan 25

dB(A) bestaat geen grondslag.

2.13.11. De toegang tot de spoordijk en het emplacement is niet overal kind-veilig. Zo zijn de

hekken vernield en staan de nooddeuren open.

Vanuit andere belangen dan het milieubelang lijkt het zeker aan te bevelen dat de hekken en

nooddeuren gesloten zijn. Met deze milieuvergunning kan dit echter niet worden

voorgeschreven.

2.13.12. Er zijn geen bepalingen betreffende gevaarlijke stoffen in de vergunning opgenomen.

Daarbij is geen rekening gehouden met het gebruik van de opstel- /wachtsporen, waarbij in

eerste instantie 515 of 511 en in tweede instantie 512 of 516 zijn aangewezen als

calamiteiten-sporen. Verwezen wordt naar een gebeurtenis op 22 maart 2006, waarbij een

trein met een verdacht pakketje op wachtspoor 515 is gezet.

Calamiteiten maken geen deel uit van de bedrijfsvoering zoals omschreven in de

vergunningaanvraag. Voor zover het een calamiteit met milieugevolgen betreft, dient de

vergunninghouder zich te houden aan het onder 2.11 in de vergunning bepaalde. Naar de

mening van de Milieudienst wordt hiermee in voldoende mate rekening gehouden met een

ongewoon voorval.

2.13.13. De doorgaande treinen vallen buiten de reikwijdte van deze vergunning. Een goede

handhaving betreffende het geluid- en trillingniveau is onmogelijk nu zeer moeilijk is vast te

stellen of het al dan niet om doorgaande treinen gaat.

De Milieudienst is van mening dat de treinen die onder de reikwijdte van de vergunning

vallen niet moeilijk zijn te onderscheiden van andere treinen, onder andere door hun

snelheid, hun specifieke sporenloop en de opstellocatie. Bovendien onderscheiden

doorgaande treinen zich doorgaans door het aanwezig zijn in de trein van één of meerdere

passagiers.

2.13.14. De onder 2.12.1.2 aangehaalde jurisprudentie is vanwege nieuwe inzichten irrelevant

geworden, waarbij wordt verwezen naar regels betreffende de veiligheid van spoorwerkers.

Page 18: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

18

Onder 2.12.1.2 wordt met de genoemde jurisprudentie aangegeven wanneer moet worden

aangenomen dat een trein in de dienstregeling is opgenomen en dus onder het Besluit

geluidhinder valt. Regels betreffende de veiligheid van spoorwerkers kunnen van een

zodanige vaststelling geen deel uitmaken.

2.13.15. Onder 2.12.1.5 stap 2 wordt aangegeven dat het zogenaamde Mat.’64 zal worden

vervangen. Het Mat.’64 ondergaat echter momenteel een levensduur verlengende revisie.

Daarnaast kan het voorkomen dat Mat.’64-treinstellen, die nog niet zijn voorzien van

geluidwerende voorzieningen rijden en overstaan op plekken waar dit niet in de vergunning

is geregeld.

Alle compressoren van de Mat’64 treinstellen zijn voorzien van geluidwerende omkastingen

in het kader van Pril 1B. Het emplacement krijgt vergunning voor de aangevraagde

geluidruimte op basis van het uitgevoerde akoestische onderzoek. Overschrijding van de

geluidruimte zal leiden tot handhaving.

2.13.16. Onder 2.12.6 wordt gesteld dat alleen afvalwater wordt geloosd. Dit is onjuist nu

personeel gebruik maakt van de toiletten in de opgestelde treinen.

In de aanvraag is alleen het lozen van regenwater op het gemeentelijk riool genoemd en

alleen deze lozing is op grond van de nu voorliggende vergunning toegestaan. Naar

verwachting is het treffen van sanitaire voorzieningen elders in de regelgeving openomen,

maar kan in die zin geen deel uitmaken van deze vergunningprocedure.

2.13.17. Voorschrift 3.1.5, waarin staat dat de tyfoon alleen in een gevaarsituatie mag worden

gebruikt conflicteert met de spoorwegvoorschriften.

Op basis van voorliggende vergunning mag de tyfoon op het emplacement niet worden

gebruikt, anders dan in een gevaarsituatie. De aanvrager van de vergunning heeft betreffende

dit voorschrift geen zienswijze ingebracht. Hieruit kan worden opgemaakt dat zij in staat

moet worden geacht het voorschrift na te kunnen leven.

Tegen de feitelijke beslissing op de aanvraag, de vergunning, kan beroep worden ingesteld bij de Raad

van State. Nadere informatie over dit onderwerp is opgenomen in onder andere de kennisgeving die bij

de ontwerpvergunning of bij definitieve vergunning is gevoegd.

2.14. Wijziging ten opzichte van de ontwerpvergunning Naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen is de definitieve vergunning op een aantal punten

aangepast. In de reactie van de Milieudienst is opgenomen op welke onderdelen de vergunning is

aangepast.

2.15. Conclusie Gelet op vorenstaande overwegingen kan de gevraagde vergunning worden verleend, mits ter

bescherming van de belangen van het milieu een aantal voorschriften aan de vergunning wordt

verbonden. Bij de naleving van deze aan de vergunning verbonden voorschriften zal bescherming van

het milieu in de zin van artikel 8.10 Wm voldoende plaatsvinden.

2.16. Besluit Gelet op het vorenstaande hebben wij besloten ProRail B.V. Regio Randstad Zuid te Rotterdam

(hierna te noemen: de vergunninghouder) de vergunning te verlenen voor het spoorwegemplacement

te Leiden, gelegen nabij het Stationsplein 1 te Leiden. Aan de vergunning zijn voorschriften

verbonden.

Daarnaast hebben wij besloten dat de aanvraag met de daarbijbehorende bescheiden deel uitmaakt van

de vergunning met uitzondering van bijlage 1, “Akoestisch onderzoek” (rapportnummer FB 17634-1

Page 19: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

19

d.d. 1 maart 2007 van adviesbureau Peutz) en bijlage 3, “Meerjarenafspraak Energie”. De bij de

vergunning behorende bescheiden zijn als zodanig gewaarmerkt.

Aan de vergunning verbinden wij de volgende voorschriften:

3. Voorschriften milieuvergunning

3.1. Geluid en trilling 3.1.1. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT), veroorzaakt door de in de inrichting

aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en

plaatsvindende activiteiten, mag op de in Tabel I genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer

bedragen dan de in die tabel aangegeven waarde.

Tabel I hoogte

(m)

LAr,LT in dB(A)

Positie 07.00 - 19.00 19.00-23.00 23.00-07.00

4, school Vondellaan 14 45 43 -

5, LUMC 20 45 42 38

7*, ROC (geprojecteerd) 10 45 50 -

12, torenflat Bargelaan 20 45 47 43

14, flat Swammerdampad 14 45 40 35

17, Boerhaavelaan 307 t/m 335 14 45 40 35

20, Haarlemmerweg 77 5 45 40 35

28*, torenflat (geprojecteerd) 45 45 43 40

29, stationsflat 20 45 43 39

30, woningen Morssingel 20 45 40 36

31, woningen Transvaalkade 7.5 45 43 39

32, woningen Transvaalkade 7.5 45 45 42

33, woningen Lopsenstraat 7.5 45 41 39

34, woningen Rijnzichtstraat 5 45 40 37

De in Tabel I genoemde posities verwijzen naar de beoordelingspunten als genoemd in de

rapportage van akoestisch onderzoek FB 17634-1 d.d. 1 maart 2007 van adviesbureau Peutz;

dit rapport is als Bijlage I bij de aanvraag gevoegd. Van genoemde tijden verwijst 07.00-

19.00 uur naar de dagperiode, 19.00-23.00 uur naar de avondperiode en 23.00-07.00 uur naar

de nachtperiode.

3.1.2. Indien controle op of berekening van de in Tabel I vastgelegde geluidniveaus plaatsvindt,

moet dit gebeuren overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai" van

1999; ook de beoordeling van de meet- en rekenresultaten moet overeenkomstig deze

handleiding plaatsvinden.

3.1.3. Ter beperking van de geluidgebeurtenissen op het emplacement moeten de spoorstaven

en wissels, die vanwege de activiteiten op het emplacement worden gebruikt, voor zover

technisch mogelijk voegloos zijn uitgevoerd.

3.1.4. Op verzoek van het bevoegd gezag overlegt vergunninghouder een activiteitenplan,

waarin alle geplande rangeerbewegingen op het emplacement zijn opgenomen tot maximaal

de voorgaande zes weken.

3.1.5. Een tyfoon mag anders dan in een gevaarsituatie niet worden gebruikt.

3.1.6. Voor al het materieel, met uitzondering van het Stadsgewestelijk Materieel, geldt dat een

automatische sluitfluit niet mag worden gebruikt, tenzij dit technisch onmogelijk is.

Page 20: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

20

3.1.7. De streefwaarde A1 en de hoogste streefwaarde A2 voor de maximale trillingssterkte Vmax

en de streefwaarde A3 voor de trillingssterkte over de beoordelingsperiode Vper ten gevolge

van de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting

verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten mogen in de geluidgevoelige

ruimten van de in Tabel II en III genoemde bestemmingen en op genoemde tijdstippen, voor

continue voorkomende trillingen gedurende lange tijd niet meer bedragen dan de in Tabel II

aangegeven waarden en voor herhaald voorkomende trillingen gedurende lange tijd niet

meer bedragen dan de in Tabel III genoemde waarden.

Tabel II, continue voorkomende trillingen

gedurende lange tijd

dag en avond

(07.00-23.00 uur)

nacht

(23.00-07.00 uur)

A1 A2 A3 A1 A2 A3

Woningen 0,1 0,4 0,05 0,1 0,2 0,05

Tabel III, herhaald voorkomende trillingen

gedurende lange tijd

dag en avond

(07.00-23.00 uur)

nacht

(23.00-07.00 uur)

A1 A2 A3 A1 A2 A3

Woningen 0,2 0,8 0,1 0,1 0,2 0,05

Onder woningen wordt verstaan woningen van derden en andere geluidgevoelige

bestemmingen.

3.1.8. Indien controle of berekening van de in Tabel II en III vastgelegde waarden plaatsvindt,

moet dit gebeuren overeenkomstig de meet- en beoordelingsrichtlijn Trillingen van de

Stichting Bouwresearch deel B, "Hinder voor personen in gebouwen" (uitgave augustus

2002).

3.2. Afvalstoffen 3.2.1. Het ontstaan van afvalstoffen moet zoveel mogelijk worden voorkomen of beperkt.

3.2.2. Het is verboden in de inrichting afvalstoffen te storten, te begraven, te laten uitvloeien of

te verbranden.

3.2.3. Het bewaren van alle afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze binnen de inrichting

gebeuren. Afvalstoffen en van afvalstoffen afkomstige geur en stof mogen zich niet buiten

de inrichting kunnen verspreiden.

3.2.4. Het bewaren van afvalstoffen, behalve spooronderdelen, op het onbebouwde terrein van

de inrichting mag alleen in afgesloten containers plaatsvinden.

3.2.5. Alle vrijkomende afvalstoffen die afzonderlijk verwerkt of hergebruikt kunnen worden

zoals glas, kunststof bekers, papier, karton en bedrijfs-KGA zoals tl-buizen en spaarlampen,

moeten gescheiden worden afgegeven. Indien de huidige bedrijfsituatie dit niet mogelijk

maakt moet worden gewerkt aan een oplossing voor de toekomst, in overeenstemming met

BAT.

3.2.6. Alle afvalstoffen moeten regelmatig uit de inrichting worden afgevoerd naar daarvoor

bestemde inrichtingen. Het afvoeren van afvalstoffen moet zo gebeuren dat zich geen afval

kan verspreiden.

3.2.7. Van alle bedrijfsafvalstoffen, die uit de inrichting afgevoerd worden, moet een (centrale)

administratie worden bijgehouden; deze administratie moet gedurende 5 jaar worden

bewaard en op verzoek aan een door de Milieudienst aangewezen ambtenaar worden

getoond.

Page 21: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

21

3.3. Bodem 3.3.1. Stoffen moeten zo worden bewaard, getransporteerd en gebruikt dat geen verontreiniging

van de bodem optreedt; opslag van en werkzaamheden met voor het milieu schadelijke

stoffen mogen alleen in of boven een lekbakconstructie plaatsvinden.

3.3.2. Een bodembeschermende voorziening of maatregel moet voldoen aan

bodemrisicocategorie A zoals gedefinieerd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming

bedrijfsmatige activiteiten (NRB), informatiecentrum Milieuvergunningen, uitgave 2001.

3.4. Lucht 3.4.1. Geuroverlast moet worden voorkomen; indien hiertoe aanleiding is moeten na een

gemotiveerd schriftelijk verzoek van de Milieudienst doeltreffende maatregelen worden

getroffen.

3.5. Wisselverwarmingsinstallaties op aardgas 3.5.1. Een gasinstallatie moet zijn uitgevoerd overeenkomstig de Model Aansluitvoorwaarden

Gas 1996 van EnergieNed.

3.5.2. De gasinstallaties moeten regelmatig en vakkundig worden onderhouden, afgesteld en zo

vaak als nodig is, maar ten minste éénmaal per jaar worden gereinigd, zonder dat roet of

ander vuil zich daarbij buiten de inrichting kan verspreiden.

3.5.3. De branderpijpen van een gasinstallatie moeten voldoen aan de eisen voor gastoestellen

met atmosferische branders zoals gesteld in de EN 297.

3.6. Veiligheid 3.6.1. Elektrische installaties moeten voldoen aan de voorschriften zoals aangegeven in de NEN

1010 voor zover deze hierop van toepassing zijn.

3.6.2. In de inrichting moeten voldoende doelmatig werkende brandblusmiddelen aanwezig zijn

om in geval van een beginnende brand een doelmatige aanpak mogelijk te maken.

3.6.3. Draagbare blustoestellen en slanghaspels moeten op een in het oog lopende plaats of

wijze zijn aangebracht, onbelemmerd bereikt kunnen worden, in goede staat van onderhoud

verkeren en steeds voor direct gebruik beschikbaar zijn.

3.6.4. Draagbare blustoestellen moeten zijn voorzien van een Rijkskeurmerk met rangnummer

en worden onderhouden overeenkomstig de NEN 2559.

3.6.5. Slanghaspels moeten zijn uitgevoerd overeenkomstig de NEN 3211 en worden

onderhouden overeenkomstig NEN-EN 671-3.

3.6.6. Minimaal eenmaal per jaar moet elk brandblusmiddel worden gekeurd door een daartoe

bevoegde instantie. Elk brandblusmiddel moet zijn voorzien van een label of sticker met

daarop de laatste controledatum.

3.6.7. Te allen tijde moet ten minste één verantwoordelijk persoon direct bereikbaar zijn, die:

- goed op de hoogte is van de inhoud van het “Calamiteitenplan Rail” en

- ter zake kundig is om in geval van een milieubedreigende situatie direct de

vereiste maatregelen te treffen.

Het telefoonnummer betreffende genoemde functie moet bekend zijn bij de meldkamer

van de Regionale Brandweer Hollands-Midden.

3.6.8. Schoonmaakmiddelen, die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid, moeten

volgens de regels van hoofdstuk 3 van de PGS 15 worden opgeslagen.

Page 22: Leiden defintieve vergunning Leiden 9nov07 · Gevaarlijke stoffen: stoffen die in de PGS 15 als gevaarlijk worden aangeduid; Infomil: ... website:  ; Inrichting:

ProRail B.V. Regio Randstad Zuid

Leiden, Stationsplein 1

22

3.7. Verruimde reikwijdte Wm 3.7.1. De vergunninghouder is verplicht al datgene te doen dat redelijkerwijs gevergd kan

worden om het verbruik van energie (gas en elektra) en grondstoffen en het ontstaan van

afvalstoffen in de inrichting zo veel mogelijk te beperken; hiertoe moeten de

bedrijfsprocedures regelmatig op hun doelmatigheid worden getoetst en moet de

vergunninghouder zich regelmatig laten informeren over de laatste stand der techniek.

De milieumaatregelen, die zijn of worden getroffen om de milieubelasting terug te dringen,

moeten op verzoek aan een controlerend ambtenaar worden getoond.

3.7.2. De vergunninghouder is verplicht de in de inrichting werkzame personen te instrueren om

te voorkomen dat in strijd met de vergunningvoorschriften wordt gehandeld.

3.8. Diversen 3.8.1. De inrichting moet in goede staat van onderhoud verkeren.

3.8.2. Toegepaste lichtbronnen mogen geen overlast veroorzaken door kleur, lichtsterkte,

verlichtingstijden of aan- en uitschakelfrequentie.

3.8.3. Van de bevindingen van voorgeschreven keuringen, controles en controlemetingen moet

een administratie worden bijgehouden die te allen tijde aan de bevoegde ambtenaren moet

kunnen worden getoond.

3.8.4. Van voorgenomen onderhoudswerkzaamheden die mogelijkerwijs nadelige gevolgen

voor het milieu kunnen veroorzaken, moet vooraf melding worden gedaan aan de

Milieudienst.

3.8.5. Degene die de inrichting drijft moet al datgene doen wat redelijkerwijs gevergd kan

worden om de nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, te

voorkomen of te beperken.

Leiden,

Het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland,

drs. D.W.M. Eskes, directeur.