Landgoederenboek Hoofdstuk Zoomland

5
34 brabants landschap 304 hectare vrij toegankelijk van een zeeman, ging hij het landgoed Goeree noemen. Omstreeks 1850 kwam het in handen van Gerrit Smelt, een gefortuneerde reder uit Amsterdam, woonachtig aan de Prins Hendrikkade aldaar. Hij zocht een vakan- tiewoning en jachtverblijf ver weg van de hectiek van de hoofdstad. Het bestaande landhuis liet hij grondig ver- bouwen. In de negentiende eeuw was het landgoed nog 100 hectare groot en vermaard om zijn fraaie loofbossen, die omstreeks 1900 werden geveld. Later volgde her- plant met dennen. Verder lagen er in het gebied dat later Zoomland ging heten nog de buitens ’s Heerenplantage, Klein Gemini of Wel-te-Vreden en Groot Gemini. Van deze landgoedjes zijn in het terrein nog veel statige beu- ken- en eikenlanen terug te vinden en als relicten beu- kenhagen en houtwallen. Niks Overflakkee Van het landhuis Goeree resteren nog de omgrachting en de hierover gemetselde brug. Over de latere bewoning van Goeree is recent redelijk wat boven tafel gekomen. Na de opheffing van de rederij in 1891 vestigde de fami- lie Smelt zich blijvend op Goeree. Ze waren niet flauw uitgevallen, blijkens een brief van Hubertus Smelt van 21 oktober 1902 over een ‘akkefietje’ met stropers: Drie weken geleden verjoeg ik enige brutale stroopers met hond uit de Keutelmeer en vannacht om half 3 sprong ik het bed uit, want er vielen op de wei voor het huis drie schoten. Buiten komende zag ik al spoedig 2 stroopers met den lichtbak. Ik kwam er dichtbij en herkende Jongeneele. Mama, die ondertussen om hulp was gaan roepen, liep een vent tegen het lijf en pakte hem bij zijn kraag. Die vent gaf ma een stomp om los te komen, doch mama hield vast en riep om hulp. Ik liet mij niet lang wachten. Wij pakten hem beiden vast en transporteerden hem zonder pardon naar huis. Het licht ontstoken, kwamen we tot de ontdekking dat het de vrouw van Jongeneele was, als man verkleed: broek, jas, vest, slobkousen, pet enz. Toen we haar naar huis joegen, het moet ongeveer 4 uur zijn geweest, zagen we een kerel de laan in lopen. We wachtten hem op en ook hij werd aangehouden en gevisiteerd. Het was Jongeneele zonder geweer – dat had hij weggestopt – maar met een dikke eiken knuppel, zeker met de bedoeling zijn vrouw te ontzetten en ons af te ranselen. Doch mijn spuit hield hem in bedwang. Omdat er as en sintels uit de kolenkachels over werd uitgestrooid, werd de met beukenbomen beplante oprijlaan het Koolpad genoemd. Bijgebouwen waren paardenstallen, hondenhokken, een koetshuis en een bakhuis. De kamers waren hoog, groot en vierkant. In de ‘goede kamer’ werd met de gasten na de jacht gegeten. In het souterrain waren keuken, washok, mangelkamer, wijnkelder en dienstbodenverblijf ondergebracht. Na Zoomland Water, je kunt niet zonder oom-land heeft niets te maken met de ligging op de rand of ‘zoom’ van Brabant, de naamsbe- tekenis moet in een heel andere hoek gezocht worden. Uit het zuiden komende beken botsten op hun weg naar de Schelde op de Brabantse Wal en moesten wel een langere weg afleggen in noordwestelijke richting. Moerassig land of ‘sooma’ (‘soo’ = moeras en ‘ma’ = land) was het gevolg van deze zoektocht. Vanaf de dertiende eeuw startten de wilhelmieten in Huijbergen met de vervening van dit moeras, een eeuw later gevolgd door de markiezen van Bergen op Zoom. Voor de aanvoer van turf liet de stad in 1430 de Zoom graven. Na het weg- graven van het veen bleven grote diepe plassen achter. In de vijftiende en zestiende eeuw breidden deze zich door de overheersende zuidwestenwind nog aanzienlijk uit in noordoostelijke richting. Dit is nog steeds goed te zien aan de Zeezuiper, voorheen een Flacque d’eau of watervlakte die enorme hoeveelheden water kon opne- men oftewel ‘zuipen’. Sindsdien voorzag de Zoom, die met deze plassen verbonden was, de vestingstad Bergen op Zoom van drinkwater. En in tijden van belegering bovendien van een machtig verdedigingswapen: met het aangevoerde water konden de grachten worden gevuld en de directe omgeving onder water gezet. Je mag wel zeggen dat de onneembaarheid van de vesting, ‘La Pucelle’, Frans voor maagd, voor een groot deel te danken was aan de nabijheid van Soom-land. Een andere voormalige turfvaart – eigenlijk niet meer dan een sloot – die de stad van (multifunctioneel) water voorzag, was de Balse Loop, die dwars door de Brabantse Wal heen was gegraven en in verbinding stond met het Hengstmeer. Over de betekenis van deze toponiem is heel wat afge- schreven. De oudste schrijfwijze Ansen Mare is van 1411. De naamkundige Thiadens bracht de naam in verband met een spookpaard, dat nietsvermoedende reizigers ontvoerde en in het water wierp. Dit is een al te romanti- sche voorstelling. De middeleeuwse moeruitbater Hans lijkt meer op zijn plaats: ‘Hans zijn moeras’. In 1529 was de spelling Anxtmeere. In 1540 lagen er al bossen en stond er een hoeve met huis. In 1684 viel het uiteen in twee delen, Hengstmeer van Hugo Cornets de Groot, drossaard van Bergen op Zoom, en Kleijn Angstmeer of Clavere Velden van Gillis Brouwers. Op een kaart uit 1760 van Henri Adan wordt het centrum van het landgoed weer- gegeven door een omgrachte rechthoek met daarbinnen een huis. Het was toen eigendom van Adriaan David van der Gon, vice-admiraal van Holland en West-Friesland. Waarschijnlijk omdat dit beter paste bij de woonplaats Zompig Z

description

Landgoederenboek Hoofdstuk Zoomland

Transcript of Landgoederenboek Hoofdstuk Zoomland

Page 1: Landgoederenboek Hoofdstuk Zoomland

34

brab

ants

lan

dsc

hap

• 304

hec

tar

e • v

rij

to

egan

kel

ijk

van een zeeman, ging hij het landgoed Goeree noemen. Omstreeks 1850 kwam het in handen van Gerrit Smelt, een gefortuneerde reder uit Amsterdam, woonachtig aan de Prins Hendrikkade aldaar. Hij zocht een vakan-tiewoning en jachtverblijf ver weg van de hectiek van de hoofdstad. Het bestaande landhuis liet hij grondig ver-bouwen. In de negentiende eeuw was het landgoed nog 100 hectare groot en vermaard om zijn fraaie loofbossen, die omstreeks 1900 werden geveld. Later volgde her-plant met dennen. Verder lagen er in het gebied dat later Zoomland ging heten nog de buitens ’s Heerenplantage, Klein Gemini of Wel-te-Vreden en Groot Gemini. Van deze landgoedjes zijn in het terrein nog veel statige beu-ken- en eikenlanen terug te vinden en als relicten beu-kenhagen en houtwallen.

Niks OverflakkeeVan het landhuis Goeree resteren nog de omgrachting en de hierover gemetselde brug. Over de latere bewoning van Goeree is recent redelijk wat boven tafel gekomen. Na de opheffing van de rederij in 1891 vestigde de fami-lie Smelt zich blijvend op Goeree. Ze waren niet flauw uitgevallen, blijkens een brief van Hubertus Smelt van 21 oktober 1902 over een ‘akkefietje’ met stropers: Drie weken geleden verjoeg ik enige brutale stroopers met hond uit de Keutelmeer en vannacht om half 3 sprong ik het bed uit, want er vielen op de wei voor het huis drie schoten. Buiten komende zag ik al spoedig 2 stroopers met den lichtbak. Ik kwam er dichtbij en herkende Jongeneele. Mama, die ondertussen om hulp was gaan roepen, liep een vent tegen het lijf en pakte hem bij zijn kraag. Die vent gaf ma een stomp om los te komen, doch mama hield vast en riep om hulp. Ik liet mij niet lang wachten. Wij pakten hem beiden vast en transporteerden hem zonder pardon naar huis. Het licht ontstoken, kwamen we tot de ontdekking dat het de vrouw van Jongeneele was, als man verkleed: broek, jas, vest, slobkousen, pet enz. Toen we haar naar huis joegen, het moet ongeveer 4 uur zijn geweest, zagen we een kerel de laan in lopen. We wachtten hem op en ook hij werd aangehouden en gevisiteerd. Het was Jongeneele zonder geweer – dat had hij weggestopt – maar met een dikke eiken knuppel, zeker met de bedoeling zijn vrouw te ontzetten en ons af te ranselen. Doch mijn spuit hield hem in bedwang. Omdat er as en sintels uit de kolenkachels over werd uitgestrooid, werd de met beukenbomen beplante oprijlaan het Koolpad genoemd. Bijgebouwen waren paardenstallen, hondenhokken, een koetshuis en een bakhuis. De kamers waren hoog, groot en vierkant. In de ‘goede kamer’ werd met de gasten na de jacht gegeten. In het souterrain waren keuken, washok, mangelkamer, wijnkelder en dienstbodenverblijf ondergebracht. Na

Zoomland

Water, je kunt niet zonder o o m - l a n d heeft niets te maken met de ligging op de rand of ‘zoom’ van Brabant, de naamsbe- tekenis moet in een heel andere hoek gezocht worden. Uit het zuiden komende beken botsten op hun weg naar de Schelde op de Brabantse Wal en moesten wel een langere weg afleggen in noordwestelijke richting. Moerassig land of ‘sooma’ (‘soo’ = moeras en ‘ma’ = land) was het gevolg van deze zoektocht. Vanaf de dertiende eeuw startten de wilhelmieten in Huijbergen met de vervening van dit moeras, een eeuw later gevolgd door de markiezen van Bergen op Zoom. Voor de aanvoer van turf liet de stad in 1430 de Zoom graven. Na het weg-graven van het veen bleven grote diepe plassen achter. In de vijftiende en zestiende eeuw breidden deze zich door de overheersende zuidwestenwind nog aanzienlijk uit in noordoostelijke richting. Dit is nog steeds goed te zien aan de Zeezuiper, voorheen een Flacque d’eau of watervlakte die enorme hoeveelheden water kon opne-men oftewel ‘zuipen’. Sindsdien voorzag de Zoom, die met deze plassen verbonden was, de vestingstad Bergen op Zoom van drinkwater. En in tijden van belegering bovendien van een machtig verdedigingswapen: met het aangevoerde water konden de grachten worden gevuld en de directe omgeving onder water gezet. Je mag wel zeggen dat de onneembaarheid van de vesting, ‘La Pucelle’, Frans voor maagd, voor een groot deel te danken was aan de nabijheid van Soom-land. Een andere voormalige turfvaart – eigenlijk niet meer dan een sloot – die de stad van (multifunctioneel) water voorzag, was de Balse Loop, die dwars door de Brabantse Wal heen was gegraven en in verbinding stond met het Hengstmeer. Over de betekenis van deze toponiem is heel wat afge-schreven. De oudste schrijfwijze Ansen Mare is van 1411. De naamkundige Thiadens bracht de naam in verband met een spookpaard, dat nietsvermoedende reizigers ontvoerde en in het water wierp. Dit is een al te romanti-sche voorstelling. De middeleeuwse moeruitbater Hans lijkt meer op zijn plaats: ‘Hans zijn moeras’. In 1529 was de spelling Anxtmeere. In 1540 lagen er al bossen en stond er een hoeve met huis. In 1684 viel het uiteen in twee delen, Hengstmeer van Hugo Cornets de Groot, drossaard van Bergen op Zoom, en Kleijn Angstmeer of Clavere Velden van Gillis Brouwers. Op een kaart uit 1760 van Henri Adan wordt het centrum van het landgoed weer-gegeven door een omgrachte rechthoek met daarbinnen een huis. Het was toen eigendom van Adriaan David van der Gon, vice-admiraal van Holland en West-Friesland. Waarschijnlijk omdat dit beter paste bij de woonplaats

Zompig

Z

001-006 Mattemburgh.indd 34 22-07-12 13:36

Page 2: Landgoederenboek Hoofdstuk Zoomland

b r a b a n t s e w a l

35

het kort op elkaar overlijden van hun ouders, besluiten de kinderen in 1909 het goed te verkopen aan buurman en goede jachtvriend dokter Marinus Geluk. De decennia daarna logeren de kinderen met hun gezinnen nog regel-matig voor kortere of langere tijd op Goeree. Een van de kleinkinderen, Anton van 92, haalt hierover in een inter-view in BN De Stem van 26-5-2011 herinneringen op. Hoe hij er speelde en zwom, welke laatste activiteit niet altijd even goed afliep. Zo werd hij in het Keutelmeer – het moet omstreeks 1920 zijn gebeurd – een keer geat-taqueerd door bloedzuigers. Hij wist niet hoe snel hij er uit moest: Meneer, het was vreselijk. In 1929 wordt het huis van een extra etage voorzien, waarna het dienst doet als krankzinnigengesticht. Echter niet voor lang, want na enkele jaren van leegstand brandt het in 1939 af, waarna de resten worden gesloopt. Nadat het landgoed in 1972 uit handen van de familie Geluk-Vermet overging naar Brabants Landschap, hield deze natuurbeschermings-organisatie zich hier vooral bezig met natuurherstel. Cultuurherstel is daar recent aan toegevoegd. Om de her-kenbaarheid van de historische site Goeree te vergroten,

werd eind 2011 de gracht van 500 meter in omtrek uitge-baggerd. En op het inliggende terrein zijn, waar land- en koetshuis hebben gestaan, bomen en struiken gerooid.

De Zeezuiper verzopenVan de Zeezuiper was eind negentiende eeuw na het gra-ven van ontwateringssloten niet veel meer over dan een putje. Daaromheen sloeg een rietmoeras op en daar weer rond een bos van elzen en eiken. Om het gebied iets van zijn oude glorie terug te geven, zijn eind jaren ’90 (pre-cies een eeuw later dus) de sloten, die niet alleen een ont-waterend maar ook vervuilend effect hadden, omgeleid. Door middel van een stuw wordt uittredend kwelwater, afkomstig van de Brabantse Wal, juist in het gebied vast-gehouden. De oppervlakte open water en moeras heeft zich flink uitgebreid. Het centraal gelegen rietmoeras verdween onder water en ook de elzen en eiken konden de abrupte verhoging van het (grond)waterpeil niet aan. Doordat de wortelzone permanent onder water kwam te staan, stikten de bomen en stierven ze op stam, wat niet alleen een lugubere maar ook een grootse aanblik biedt.

De verzopen Zeezuiper.

001-006 Mattemburgh.indd 35 22-07-12 13:36

Page 3: Landgoederenboek Hoofdstuk Zoomland

b r a b a n t s e w a l

36

Zo

om

lan

d

Kaart van de

Zeezuiper uit

1787 van Johannes

Baptiste Adan.

Het landgoed genoot bovenregionale

bekendheid door de helaas verdwenen

jeugdherberg ‘Klavervelden’.

001-006 Mattemburgh.indd 36 22-07-12 13:37

Page 4: Landgoederenboek Hoofdstuk Zoomland

37

b r a b a n t s e w a l

001-006 Mattemburgh.indd 37 22-07-12 13:37

Page 5: Landgoederenboek Hoofdstuk Zoomland